Praktijkverhalen havo – vwo loopbaanorëntatie en -begeleiding
project Stimulering LOB
In deze brochure vindt u acht praktijkverhalen van havo – vwo scholen die gericht werken aan Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding (LOB). Schoolleiders, decanen en teamleiders vertellen over hùn aanpak om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op een goede vervolgkeuze. Het is ook mogelijk zelf uw praktijkverhaal op de site te zetten en uw ervaring kennis te delen op de site. De praktijkverhalen maken deel uit van de ondersteuning die het Project Stimulering LOB van de VO-raad aan scholen biedt. Op de website van het project, www.lob-vo.nl, vindt u naast praktijkverhalen onderzoek, instrumenten, tips en de LOB-scan. De LOB-scan is een belangrijk instrument bij het maken van een kwaliteitsslag op het LOB-beleid in uw school. De scan is onderverdeeld in vier peilers: ‘Visie & Beleid’, ‘Oriëntatie & Begeleiding’, ‘Organisatie’ en ‘Samenwerking’.
Deze publicatie is gemaakt in opdracht van Project Stimulering LOB van de VO-raad. Meer informatie vindt u op www.lob-vo.nl. Tekst Martijn Laman Poughkeepsie Producties Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht Fotografie VO-raad Druk Fennema Drukkers Utrecht, 2011
Kamerlingh Onnes College Groningen ‘Elke docent is bij het oriëntatietraject betrokken’ R 2 Bogerman College Sneek Een studie moet niet alleen inhoudelijk passen R 4 Candea College Duiven Kiezen voor competenties R 6 KSG De Breul Zeist Betere aansluiting; betere keuze R 8 Jac. P. Thijsse College Castricum Een proces zonder onderbrekingen R 10 Markland College Oudenbosch Met het ‘Marklanduur’ wordt LOB een vak apart R 12 Christelijk College Nassau Veluwe Ongedwongen kiezen vanaf klas één R 14 Zwijsen College Veghel ‘We zien geen beren op de weg’ R 16
Kamerlingh Onnes College R Groningen
‘Elke docent is bij het oriëntatietraject betrokken’ Als conrector Onderwijs van het Groningse Kamerlingh Onnes College kan Els Zaalberg alle aandacht aan LOB geven. “Voor het beste zicht op het effect van onze theorie op de praktijk heb ik ook les gegeven en ben ik mentor geweest.” Inhoudelijke basis van het LOB-programma voor havo/atheneum vormt de praktische profiel oriëntatie in de onderbouw. De bovenbouw borduurt daar op voort.
Het nut van PPO
Waar in het vmbo LOB wordt mede gevormd door praktische sector oriëntatie, heeft het Kamerlingh Onnes voor 3-havo/atheneum de praktische profieloriëntatie (PPO) ingevoerd, vertelt Zaalberg: “Voor serieuze oriëntatie is een projectweek onvoldoende. PPO geeft alle leerlingen een beeld van elk profiel, en van de vaardigheden die daarbij horen. Het is echt een vak.” Een vak, bovendien, dat met projecten de praktijk simuleert. Havo/atheneum-leerlingen ervaren zo waarmee ze te maken krijgen, als hun loopbaan een bepaalde richting op gaat. Na een cultuur- en een natuurproject kiezen leerlingen een voorlopig profiel en volgt een verdiepingsmodule. “Dat is hard werken, niet alle leerlingen vinden dat vooraf leuk, maar ons doel is dat het nut heeft. En dát horen we na afloop vaak van hen terug.” Met PPO oriënteren de leerlingen van het Kamerlingh Onnes zich stapsgewijs. “Niet alleen op de profielkeuze,
2
Reflectievragen
R Hoe belangrijk vindt u het, dat al uw leerlingen een goed beeld krijgen van alle keuzeprofielen? R In hoeverre kunt u de basis voor uw LOB-beleid verwoorden? R Hoe kijkt u aan tegen het idee dat elke docent een loopbaangesprek moet kunnen voeren?
ook op hun persoonlijkheid, op wat bij hen past, en wat ze daarvoor nodig hebben. Er zijn dan ook leerlingen die vooraf zéker weten dat ze het EM-profiel zullen kiezen, maar op basis van de praktische profieloriëntatie ‘switchen’ naar een NT-profiel.” De praktijk simulaties zijn niet direct aan vakken gekoppeld, net zoals een bepaalde studie niet altijd leidt tot een bepaald beroep. Zaalberg: “We hopen dat leerlingen al doende ontdekken dat ze met, bijvoorbeeld, het CM-profiel meer kanten op kunnen dan ze vooraf dachten.”
Kernvragen
Drie kernvragen vormen voor het Kamerling Onnes de basis om leer lingen zelfbewust en zelfstandig te begeleiden naar een loopbaan keuze: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik? Het zijn vragen die voor een belangrijk deel expliciet worden gemaakt in reflectiegesprekken met mentoren. (Zowel individueel als in kleine groepjes, omdat leerlingen ook over elkaar veel zinnigs kunnen zeggen.) “Wil je met een kind een gesprek kunnen voeren over zijn toekomst, dan moet je het kind kennen. Daarom is juist de mentor daarvoor de eerst aan gewezen persoon.” Om die gesprekken ook effectief te kunnen voeren, hebben alle mentoren een training bij APS gevolgd. Het liefst ziet Zaalberg dat uitendelijk alle docenten zo’n training
krijgen: “Wie nu geen mentor is, kan dat volgend jaar tenslotte wel zijn.”
Verdieping op één aspect
Zaalberg: “Sinds twee jaar borduren we in de bovenbouw voort op het PPO-proces in de derde klas, met de focus op vervolgstudies en beroepen. Vierdeklassers vragen we om mensen in hun omgeving te interviewen over hun beroep, hun studie, en de loopbaanafwegingen die ze hebben gemaakt. Zo ontdekken ze op een leuke manier dat je het één kan studeren en toch iets heel anders kunt worden.” Soms interviewen leerlingen degene die in hun omgeving het meeste geld verdient, vertelt Zaalberg: “Het interessante is dat ze soms ont dekken dat het bijbehorende werk hen helemaal niet past.” Het oriëntatieprogramma in de bovenbouw eindigt met een meeloopdag met een student aan een specifieke vervolgopleiding. Na afloop krijgt elke leerling een certificaat waarin staat wat ze aan LOB gedaan hebben. “Dat helpt hen om tijdens een intakegesprek met een vervolgstudie te onderbouwen waarom ze zichzelf geschikt vinden. De zelfkennis en vaardigheden om dat te doen, hebben ze tijdens het oriëntatieproces eveneens opgedaan.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 3
Bogerman College R Sneek
Een studie moet niet alleen inhoudelijk passen “Het gaat mij erom dat leerlingen ontdekken wat ze met school en hun keuzes willen bereiken”, vertelt Wiesje Kuijer, tweedelijns decaan van de afdeling havo/vwo van het Bogerman College in Sneek. En een studiekeuze houdt voor Kuijer veel meer in dan de keuze voor een studierichting. Oók op het vwo. LOB is ook op het Bogerman een belangrijk onderdeel in het werk programma van mentoren. Kuijer: “We gaan er kort gezegd van uit dat je meer zin krijgt in school als je een doel in het vooruitzicht hebt. Daarom zoeken we voortdurend naar wat bij havo- en vwoleerlingen past en proberen we veel uit. Als je met leerlingen de dialoog aangaat over persoonlijke onderwerpen, zoals loopbaan keuzes, en ze wilt motiveren om met hun toekomst bezig te gaan, kom je verder als je een persoonlijke band met hen hebt en je naast een algemeen programma ook een individuele benadering hanteert. Daarom zetten we op LOB-vlak behoorlijk in op de ondersteuning van mentoren. Ze kennen leerlingen beter, hebben vaker contact. Zij zijn dus de eerste gesprekspartners van leerlingen.” Het Bogerman begeleidt leerlingen zoveel mogelijk op de manier die hen persoonlijk het beste ligt. “Van mij hebben mentoren daarom verschillende mogelijkheden nodig om onderwerpen aan te snijden en ervoor te zorgen dat leerlingen hun eigen weg kunnen vinden”, vertelt Kuijer.
4
Reflectievragen
R Hoe verhoudt het schoolbrede LOB-beleid van uw school zich tot de invulling daarvan door individuele mentoren? R Hoe ziet u de relatie tussen het vwo en de uiteindelijke beroepskeuze van vwo’ers? R Hoe gaat u om met de drempels die leerlingen ervaren om – tijdens het oriëntatieproces – de stap naar Universiteit of hogeschool te zetten?
“Toegepast lesmateriaal ontwikkelen we in samenspraak. Ik doe de voorzet, de mentoren geven aan in hoeverre ze het bruikbaar vinden. Voor hen is het lesmateriaal een raamwerk waaraan ze zelf invulling geven.” Wel organiseert Kuijer tussentijds meerdere bijeenkomsten om gezamenlijk te evalueren hoe LOB loopt.
Belang LOB in vwo
Vooral vwo-leerlingen hebben nog weinig rechtstreeks te maken met een beroepskeuze, zegt Kuijer: “Natuurlijk hebben sommige vwoleerlingen behoefte aan een beroepsbeeld. En als ze erg geïnteres seerd zijn in geneeskunde kunnen ze zeker een dag meelopen met een arts. Maar naar mijn mening is voor de meeste vwo-leerlingen de studiekeuze urgenter. We richten onze activiteiten dus meer op universiteiten.” Kuijer vindt het belangrijk dat leerlingen niet alleen inhoudelijk een passende studie kiezen: “Er zijn vwo-leerlingen die liever op een praktische dan theoretische manier bezig zijn. Dan kan zo iemand vastlopen in een wetenschappelijke studie. Dan stimuleren we zeker de afweging tussen hbo of universiteit. Daarnaast is het belangrijk dat je kijkt welke instelling het beste past bij je ambities. Elke universiteit heeft een eigen karakter. Steeds meer universiteiten bieden bijvoorbeeld onderzoeksprogramma’s aan waarmee ambitieuze studenten zich kunnen onderscheiden. Wij willen
leerlingen de kans geven om al op onze school af te wegen of ze met zo’n programma mee willen doen, of dat ze liever een ‘reguliere’ student willen zijn. Ook dat is een deel van onze taak.”
Universiteiten op afstand
Het Bogerman College staat in de relatief dunbevolkte provincie Friesland. Kuijer: “Voor ons LOB-programma is de fysieke afstand tot vooral het wetenschappelijk onderwijs lastig. Leerlingen zijn sneller geneigd om naar de Rijksuniversiteit Groningen te kijken: die is bereikbaar met de bus. Oriëntatieactiviteiten op andere universiteiten zijn vaak niet haalbaar omdat de reis zo lang is. Daarom zoeken we doorlopend mogelijkheden om onze leerlingen een wijdere blik te gunnen. Op dat punt spelen vakdocenten een rol. Zij bezoeken soms met een groepje leerlingen naar een universiteit of faculteit.” En door de digitalisering van universitaire aan sluitingsprogramma’s kunnen leerlingen zich gelukkig steeds beter verdiepen in verafgelegen universiteiten. Kuijer: “We denken nog aan een activiteit waarbij leerlingen groepsgewijs universiteiten bezoeken en de opgedane kennis klassikaal presenteren. Dat levert hopelijk een beter beeld op van de mogelijkheden in Nederland.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 5
Candea College R Duiven
Kiezen voor competenties Afdelingsdirecteur havo-bovenbouw Gerard Roemaat is zeer betrokken bij het LOB-beleid van het Candea College in Duiven: “Als de schoolleiding geen enthousiasme etaleert voor LOB, hoe moet een docent dat dan kunnen?” Roemaat is ervan overtuigd dat het keuzeproces van havo-leerlingen verbetert als het Candea hen beter voorbereidt op het hbo.
Competente havisten
Een achttal jaren terug besloot Candea College het havo-onderwijs een praktischer gezicht te geven: “Om leerlingen meer voor het onderwijs te pakken, hun motivatie te verhogen en het onderwijs meer te laten aansluiten op het hbo”, zegt Roemaat. “We hoorden namelijk van oud-leerlingen dat het hbo hen enorm tegenviel. Ze waren niet voorbereid op wat hen te wachten stond. Dat kon niet, vonden we.” Daarop stapte Candea in bij Havisten Competent (Haco), een landelijk project om de aansluiting met hogere beroepsopleidingen te verbeteren door havo-leerlingen de hbo-manier van werken bij te brengen. Dit gebeurt onder meer via ‘webquests’; digitale opdrachten waarin de belangrijkste competenties voor het hbo een rol spelen: zelfstandig leren, samenwerken, plannen, informatie verzamelen en daarop kunnen reflecteren, et cetera. Roemaat: “Loopbaanoriëntatie en -begeleiding wordt met name vorm gegeven binnen Haco. Alleen
6
Reflectievragen
R Hoe legt uw school de verbinding tussen LOB-activiteiten en (andere) vakken? R In hoeverre dragen volgens u studievaardigheden bij aan de loopbaanoriëntatie van uw leerlingen? R Wat is voor u ‘bewust’ kiezen?
al omdat de opgedane kennis en vaardigheden uiteindelijk moeten resulteren in een goede keuze en overgang.”
Traject
Het Haco-traject loopt van havo-3 naar havo-5, vertelt Roemaat: “In havo drie richt ons keuzebegeleidingsproces zich op wie je bent en wat je wilt. Via activiteiten waarin al voorzichtig hbo-competenties zijn verwerkt, maken leerlingen kennis met beroepen en opleidingen.” Met name tijdens persoonlijke gesprekken met hun mentor kijken ze terug op hun ervaringen en trekken ze conclusies: “We blijven investeren in de kwaliteit van dat gesprek. Leerlingen vinden het belangrijk dat zo’n gesprek niet alleen gaat over studievaardigheden, maar ook over persoonlijke vragen. Wat wil ik, wat niet, en wat heb ik in me? Meerwaarde is dat ze bewuster leren kiezen, doordat ze bewuster met kiezen bezig zijn. De mentor heeft daarin een coachende rol.” Na de profielkeuze werken leerlingen in vier havo gericht toe naar een stageweek bij een instelling of bedrijf. “Eerst schrijf je een sollicitatiebrief, vervolgens ga je op gesprek”, vertelt Roemaat. “Het gaat om het proces, om de ervaring en de feedback. Leerlingen worden nauwelijks afgewezen. Doordat de sollicitatiebrief ook wordt
beoordeeld bij Nederlands, geven we meerwaarde aan ‘brieven schrijven’ als lesactiviteit: leerlingen ervaren aan den lijve het effect van hun werk.” Uiteindelijk wil Roemaat de competenties die bij Haco aan bod komen, op een natuurlijke manier onderdeel laten zijn van elk vak: “We vragen leerlingen echt niet om over elk lesuur na te praten, maar als we reflectie goed aanpakken heeft het in elk vak meerwaarde.” Aan het eind van havo-4 ontwikkelen leerlingen in twee ‘Hacodagen’ alvast een idee voor het profielwerkstuk in havo 5. Roemaat: “Zo leggen we in versneld tempo de link naar de verschillende fases die je daar tegenkomt. Het profielwerkstuk zelf maken leerlingen zoals je in het hbo werkstukken maakt. Je werkt met minimaal vier mensen samen, je bepaalt samen het onderwerp, en uiteindelijk presenteer je het.”
Wereld van verschil
De eerste resultaten van onderzoek naar het effect op leerlingen zijn hoopvol voor Roemaat. “Een aantal competenties, waaronder reflectievaardigheden, bleek duidelijk verbeterd in het hbo. Binnen de school merken we het verschil eveneens. In het verleden was de decaan de motor en de bedenker van de voorlichting over bovenbouw profielen in havo 3 en wist de mentor niet hoe hij zich door een saai boekje moest worstelen. Nu presenteren groepjes leerlingen die profielen zelf aan klasgenoten en ouders en is de profielkeuze het ding van de leerlingen. Dat is een wereld van verschil.” Praktijkverhalen havo – vwo R 7
KSG De Breul R Zeist
Betere aansluiting; betere keuze Op pad gaan ze, de leerlingen van katholieke scholengemeenschap De Breul in Zeist. Op zoek naar een goede studiekeuze. Havo-decaan André van der Wekke legt uit hoe de ‘quests’ van aansluitingsproject ‘Havisten Competent’ (Haco) leerlingen helpt om het keuzeproces bewust en stapsgewijs te doorlopen.
Veldwerk
“De Breul neemt deel aan het Haco-project, waarmee we proberen de algehele aansluiting van onze havo met het hoger onderwijs te verbeteren”, vertelt Van der Wekke. Wekelijks is in havo-4 een uur Haco-les ingeroosterd. Leerlingen werken in die lessen aan twee ‘Haco-quests’ die, gemonitord door de mentor, hun keuzeproces op gang brengen. “De eerste quest begint met een sectorkeuzetest. Met de uitslag in handen gaan ze op zoek naar een bedrijf of instelling voor het veldwerk: in de herfst krijgen ze twee dagen vrij om mee te lopen met een beroepsbeoefenaar. Deze quest eindigt met een reflectiegesprek over de ervaringen tussen de mentor en een klein groepje leerlingen.” De tweede quest, in het voorjaar, draait om de kennismaking met het hbo, zegt Van der Wekke: “Scholieren inter viewen een student en regelen een meeloopdag bij een opleiding. Die student mag best iemand uit hun omgeving zijn, maar voorop staat hun interesse in de opleiding van die student.” In de Haco-lessen leren
8
Reflectievragen
R Over welke ‘stapstenen’ loopt de route van uw leerlingen naar een gerichte loopbaankeuze? R Hoe verhouden de begeleiding en zelfstandigheid van leerlingen zich in uw LOB-programma tot elkaar? R Hoe gaat u om met leerlingen die maar niet kunnen kiezen?
ze hun interview voor te bereiden, zodat het ze verder brengt in het keuzeproces: “De precieze gespreksinhoud is daarom afhankelijk van hun individuele behoeften. De een wil weten hoe je op kamers gaat, de ander wil tips over wat je in havo-5 wel of niet moet doen.”
in het examenjaar nog niet weten.” Daarmee wordt meer individueel aandacht besteedt aan de vaardigheden die ze nodig hebben om alsnog een goede studiekeuze te maken, gefundeerd op wat ze zelf willen en kunnen.
Begeleide zelfstandigheid
De link met LOB
Het LOB-programma van De Breul moet leerlingen stapsgewijs naar een zelfbewuste studiekeuze brengen, vertelt Van der Wekke: “Het proces naar de profielkeuze leiden we nog strak, aan de hand van voorlichtingsactiviteiten binnen school. Zodat leerlingen zich er veilig en begeleid bij voelen.” Het proces naar de studiekeuze begint voor vierdeklassers havo en vwo in november, met een avond waarop oud-leerlingen studievoorlichting geven. Van der Wekke: “In anderhalf uur tijd krijgen leerlingen zo praktische informatie over drie opleidingen. Daarnaast bezoeken we gezamenlijk studie voorlichtingsdagen. Na verloop van tijd nemen we wat meer afstand van de leerlingen, zodat ze enerzijds begeleid en anderzijds zelf standig LOB-activiteiten buiten school kunnen ondernemen. We proberen leerlingen te prikkelen om al vroeg zelf op pad te gaan en te ontdekken wat er te koop is. Late kiezers zijn immers vaker vroege uitvallers. Om dat zoveel mogelijk te voorkomen organiseren we sinds vorig jaar een workshop speciaal voor leerlingen die het laat
“Haco is breder dan LOB, en LOB is breder dan Haco”, legt Van der Wekke uit. “Beide ‘vakken’ versterken elkaar bij de ondersteuning van leerlingen op weg naar hun vervolgopleiding: weten wat je wilt studeren, komt samen met een goede voorbereiding op je keuze.” Loopbaanoriëntatie is dan ook geïntegreerd in Haco: “Alle competenties waar leerlingen binnen Haco aan werken, dragen bij aan hun loopbaanoriëntatie, maar vooral het ontwikkelen van een beroepshouding en een realistisch beroepsbeeld is gekoppeld aan LOB.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 9
Jac. P. Thijsse College R Castricum
Een proces zonder onderbrekingen Voor Sandra Derksen, decaan van het Jac. P. Thijsse College, biedt het vierde leerjaar zeker voor vwo-leerlingen alle ruimte om zichzelf en hun wensen beter te leren kennen: “Het gevaar dreigt dat die leerlingen na hun profielkeuze een jaar stilstaan on hun loopbaanoriëntatie.” Het keuzeproces begint op het Jac. P. Thijsse op weg naar de profiel keuze in de derde klas. Derksen: “Voor het vwo willen we ervoor zorgen dat leerlingen daarna, in de vierde klas, de noodzaak van verdere loopbaanoriëntatie blijven inzien. Dat stimuleren we door opdrachten waarmee ze aandacht aan zichzelf besteden en leren nadenken over hoe ze in het leven staan - en hoe ze keuzes maken. Zijn ze impulsief of verzamelen ze juist veel informatie voordat ze een beslissing nemen? Door welke talenten en informatie laten ze zich sturen? De intentie is dat ze op weg naar hun studiekeuze even goed kijken naar hun leven als scholier, als naar buitenschoolse interesses.” Veel leerlingen hebben echter de angst dat ze een opleiding wel leuk zullen vinden, maar wat ze ermee kunnen uit eindelijk niet. “Daarom maken ze zowel kennis met de praktijk van opleidingen als van relevante beroepen”, vertelt Derksen. “Zelf meedraaien tijdens een stage geeft een duidelijker beeld. Welke
10
Reflectievragen
R Hoe waarborgt uw school de loopbaanoriëntatie van leerlingen als doorlopend proces? R Op welke manier(en) evalueert uw school of de doelen van LOB worden gerealiseerd? R In welke zin is er op uw school aandacht voor de verschillende manieren waarop leerlingen keuzes maken?
LOB-activiteit een leerling onderneemt is soms afhankelijk van waar ze in hun keuzeproces staan.”
Drempelloos decanaat
De decanen sturen het LOB-programma steeds meer aan, in overleg met mentoren, en op basis van regelmatige evaluaties. We zoeken nog naar het juiste evenwicht voor de overdracht van verantwoorde lijkheden aan mentoren. We zijn er uiteindelijk voor de leerlingen die hulp het meest nodig hebben, maar willen de drempel om ons tijdens het keuzeproces te benaderen voor iedereen zo laag mogelijk houden. Voor het draagvlak is het belangrijk dat de hele school het nut van LOB inziet en het omarmt. Inhoudelijk staan we op een kruispunt. We willen ons programma meer aansluiten bij de rapportages die we van het hoger onderwijs ontvangen en nauwer samenwerken met het hoger onderwijs. Vooral om de vraag te beantwoorden in hoeverre bovenbouw havo en het beginjaar in het hbo op elkaar moeten lijken. Dit jaar evalueert het decanaat het LOB-programma voor het eerst via een tevredenheidsonderzoek onder leerlingen. Derksen: “Onze LOB-doelen horen ook thuis op de agenda van de Leerlingenraad. We willen nog meetbaarder en zichtbaarder maken wat ze willen.”
LOB-dossier
De havisten en vwo’ers van het Jac. P. Thijsse bundelen hun opdrachten in een LOB-dossier. Het geeft leerlingen een overzicht van wat ze gedaan en gezien hebben en kan als hulpmiddel dienen om de dialoog over hun loopbaankeuzes aan te gaan. Derksen: “Scholieren denken nog vooral na over de korte termijn. Ze overzien de consequenties niet van de keuzes die ze maken, en zeker niet de financiële gevolgen die tegenwoordig aan een verkeerde studiekeuze kleven. Zelfs vwo-leerlingen denken veelal in termen van beroepen, terwijl het handiger is je eerst goed op je opleiding te richten. Met de academische vaardigheden die je daar opdoet, kun je je nog beter oriënteren op mogelijke beroepen.” Hoofddoel van het dossier is dat het bij leerlingen zelfreflectie op gang brengt. Het heeft echter meer functies: “Als naslagwerk aan het eind van elk jaar, als startsituatie voor het nieuwe jaar, en als geheugensteun en informatiebron voor mentoren.” Derksen merkt voorts dat het hoger onderwijs steeds vaker (bijvoorbeeld) proefstudeerprogramma’s wil toewijzen op basis van wat leerlingen op school al hebben laten zien. “Dat kan met dit dossier bij uitstek.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 11
Markland College R Oudenbosch
Met het ‘Marklanduur’ wordt LOB een vak apart Het LOB-programma van het Markland College in Oudenbosch verschilt per afdeling. Doordat het wordt afgestemd op de leerling – niet andersom. “We willen geen programma afdraaien dat leerlingen braaf moeten volgen”, zo verwoordt vwo/havo-decaan Fenna Schrauwen een van de uitgangspunten. De LOB-activiteiten van het Markland zijn volledig geïntegreerd in de leerlingbegeleiding. En de leerlingbegeleiding is weer verankerd in de afdelingsteams, vertelt Schrauwen: “Die teams stellen de invulling vast: wat vinden we belangrijk, wat geven we leerlingen mee?” Omdat de afspraken worden afgestemd op de leerjaren, geeft het havo-4-team daar andere antwoorden op dan het vwo-5-team: “Een havist is praktischer ingesteld. Die wil weten wat een opleiding inhoudt, of hij vrij krijgt voor een open dag. We leren hem in stapjes en meer onder begeleiding reflecteren. Vwo-leerlingen laten we bewust meer vrij. Zij zijn onderzoekender, reflecteren uit zichzelf. Het havo-programma is dus meer ingesteld op ‘doen’, in het vwoprogramma ligt meer nadruk op ‘bedenken’.”
12
Reflectievragen
R Hoe gaat uw school om met de behoefte van leerlingen aan een individuele benadering waar het gaat om de oriëntatie op hun toekomst? R Wie zijn er betrokken bij de totstandkoming en evaluatie van het LOB-beleid en het LOB-programma? R Wanneer voldoet de LOB van uw school aan uw verwachtingen?
Marklanduur
Schrauwen: “Een paar jaar geleden hebben we in de derde klassen het ‘Marklanduur’ ingeroosterd. Dat is een mentoruur, maar omdat het wekelijks terugkeert, voelt het als een vak. Havisten leren er samenwerken, plannen, en keuzes maken. De eerste weken draait het om kennismaken met elkaar én jezelf, daarna op het bewust maken van je profielkeuze en vanaf februari staat de voorbereiding op de tweede fase centraal.” Schrauwen vindt LOB een vaste les meer dan waard: “Die betaalt zich in alle vakken uit. Mijn rol is hoofdzakelijk ondersteunend, de mentoren dragen die lessen. Aan de hand van de afspraken in hun team, maken ze daarbij gebruik van het werkplan dat ik in samenspraak met hen heb ontwikkeld. Daarin staat wat je kunt doen bij een les over planning, of welk spel je kunt gebruiken als het gaat over LOB-begrippen.”
‘Leuk’ zegt te weinig
Schrauwen is ervan overtuigd dat leerlingen bewuster naar hun diploma toegroeien, als ze meer weten dan alleen wat ze leuk vinden: “‘Leuk’ zegt te weinig. Als we hen beter voorbereiden op wat ze hierna gaan doen, hoe ze dat kunnen bepalen, en weten wat straks hun verantwoordelijkheden zijn, beïnvloedt dat hun motivatie en resultaten. Leerlingen hebben in vergelijking met vroeger veel meer
te kiezen, dat merk ik vooral in gesprek met ouders. En de druk om meteen goed te kiezen, komt daar nog bij. Want doe je dat niet, dan kost dat je veel geld. Het betekent dat je meer en bewuster afwegingen moet maken en de selectiecriteria moet kennen die je in ‘keuzeland’ kunt gebruiken.”
Liever een bewuste keuze
“Veel leerlingen zien hun leven als iets van na schooltijd. Ze missen nog een ‘helikopterview’ die alles samenbrengt”, zegt Schrauwen. Daarom vindt ze aandacht voor wat school betekent en wie zijzelf zijn, zo belangrijk. “Om daarvoor draagvlak te creëren proberen we met ons programma aan te sluiten bij de belevingswereld en nieuws gierigheid van de leerling. Als ik er verbeteringen in wil aanbrengen, wissel ik daarom eerst met leerlingen van gedachten over het nut ervan. We hebben leerlingen bijvoorbeeld bereid gevonden een nieuwe methode uit te proberen. Ik kan wel vinden dat die logisch in elkaar steekt, maar het gaat erom wat zij ervaren. Ik wil daarmee vooral bereiken dat leerlingen een bewuste keuze maken. Dat ze een goede keuze maken, kan ik namelijk nooit garanderen. Dus kan een leerling zijn keuze voor een opleiding aan zichzelf en aan anderen goed uitleggen, dan doe ik als decaan mijn werk goed.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 13
Christelijk College Nassau R Harderwijk
Ongedwongen kiezen vanaf klas één Gerie ten Brinke is sectorleider onderbouw op het Harderwijkse Christelijk College Nassau-Veluwe (havo/vwo). “We zijn een traject gestart waarin keuzemodules en reflectievragen vanaf de brugklas integraal onderdeel van de leerlijn zijn. Doel is dat leerlingen staps gewijs leren bepalen wat bij hen past, zonder dat die kennis direct hun toekomst beïnvloedt.” In 2010/2011 is dat programma voor het eerst gestart.
Venstervakken: uitzicht op de toekomst
“Het traject krijgt vorm in de mentorlessen, waarin scholieren leren reflecteren, en met ‘venstervakken’ die onderbouwleerlingen twee uur per week een blik bieden op de bovenbouw en de buitenwereld. De venstervakken zijn onderverdeeld in zes arbeidsgebieden: Ondernemen, Samenleven, Kunst & Theater, Sport &Gezondheid, Wetenschap &Techniek, en Filosofie. Met de keuzemodules die onder de venstervakken vallen, kunnen leerlingen hun eigen programma bepalen en zowel binnen als buiten klassenverband hun eigenheid ontwikkelen. Onder Wetenschap & Techniek valt bijvoorbeeld een module over sterrenkunde en bij Ondernemen kun je denken aan de organisatie van een excursie: uitvinden wat het vergt als je met een groep op pad gaat. In de eerste van de vier periodes geven we de
14
Reflectievragen
R Wanneer kennen uw leerlingen zichzelf goed genoeg om een goede loopbaankeuze te kunnen maken? R Op welke manieren geeft uw school leerlingen zicht op de mogelijkheden voor hun toekomst? R Wat zijn voor mentoren (op uw school) de voorwaarden om hun rol in LOB optimaal in te vullen?
brugklassers de gelegenheid om te wennen. Daarna kiezen de leerlingen elke periode een andere module.”
Gewoon maar beginnen
Ten Brinke wil óók de persoonlijkheid van leerlingen helpen ontwikkelen: “Toen ik in het hbo werkte, merkte ik dat veel studenten hun studie ‘gewoon maar beginnen’. Om gerichter te kiezen, moeten ze weten wat scholing voor henzelf betekent, hoe ze keuzes koppelen aan interesses en mogelijkheden.” Daarom geeft Nassau-Veluwe vanaf het begin al studie- en loopbaanbegeleiding: “Het is voor derdeklassers al moeilijk genoeg om zelfstandig een profiel te kiezen, terwijl dat je carrière meebepaalt. Ik ben ervan overtuigd dat leer lingen meer verantwoordelijkheid nemen op het moment dat ze bewust keuzes moeten maken. Dan zie je ze naar het puntje van hun stoel schuiven en zich vanzelf met toekomstvragen bezighouden.”
Omkaderen / afstemmen
De keuzemodules werden ontwikkeld binnen kaders: geen huiswerk of toetsing, maar een nadruk op het projectmatige en het contact met de buitenwereld, met mensen die buiten de belevingswereld van leerlingen staan. “Daarnaast blijft het belangrijk om tussendoor gezamenlijk af te stemmen en te evalueren”, zegt Ten Brinke.
“Bij een project als dit bestaat soms de neiging teveel afstand te nemen, vanuit de gedachte dat leerlingen zich wel redden. Dat is zonde, want brugklassers vinden het erg moeilijk een project weken vooruit te plannen. Dat vergt zelfstandigheid, begeleiding én regel matige reflectie.” Aan het eind van elke periode staan leerlingen een mentorles stil bij hun bezigheden en hun volgende keuze: “Dan vertellen ze elkaar bijvoorbeeld wat hun keuzemodule precies inhoudt. Die uitwisseling van ervaringen en meningen in klassen verband is heel belangrijk. En niet alleen via de mentor: met een ‘speeddate’ kun je leerlingen met elkaar in gesprek brengen, met vragen op kaartjes: Wat vond je leuk aan de module? Waarom zou een ander die kiezen?”
Patroon
Ten Brinke hoopt dat leerlingen met de opgedane kennis beter inzoomen op arbeidsgebieden: “Maar dat is voor brugklassers nog zó ver weg. Wel leggen we de link tussen vakgebieden en boven bouwvakken. Na twee jaar komt er wellicht een patroon naar voren. Sowieso krijgen ze via hun portfolio een beter beeld van hun ont wikkeling. Ik ben benieuwd of die factoren minder uitval en switchen opleveren, als de huidige eerstejaarsleerlingen gaan studeren.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 15
Zwijsen College R Veghel
‘We zien geen beren op de weg’ De verhuizing naar een nieuw gebouw was voor het Zwijsen College, havo/vwo school in Veghel, een mooi moment om LOB op de kaart te zetten. Door er de S van studie aan toe te voegen en van SLOB een traject te maken dat van leerjaar één naar het eindexamenjaar loopt. “Wij zien geen beren op de weg”, zegt tweedelijnsdecaan Lotte van den Anker. “De eerstelijnsdecanen zijn onze mentoren. Zij voeren het SLOB-programma uit naast hun reguliere programma en begeleiden leerlingen tijdens hun loopbaantraject. Om de belasting zo laag mogelijk te houden, bereidt de decaan de lessen en activiteiten voor en is de mentor vooral uitvoerder. Leerlingen geven vooral presentaties, maken filmpjes, enzovoort. Komt er specifieke expertise bij kijken, dan sta ik om de hoek. SLOB-coördinatoren vertalen mijn werk naar de praktijk en de praktijk weer naar mij.”
Drie speerpunten
Met het traject wil het Zwijsen voor leerlingen samenhang creëren en aan mentoren duidelijkheid en structuur bieden. Het belangrijkste doel is de drempel tussen voortgezet en hoger onderwijs te verkleinen. “Tegelijk willen we iedereen laten zien waar we met SLOB voor staan,” vertelt Van den Anker. “Daarom kent ons beleid drie speer punten.” Het eerste, ‘Samenwerken aan de toekomst’, houdt in dat
16
Reflectievragen
R Wat is de (ideale) rol van de directie bij het LOB-beleid van uw school? R In hoeverre heeft uw school de speerpunten van het LOB-programma vastgelegd? R Welke rol spelen de resultaten van LOB-activiteiten bij de evaluatie van het LOB-beleid van uw school?
iedereen achter hetzelfde concept van SLOB staat en weet wat zijn eigen rol is: “De directie bewaakt bijvoorbeeld het overzicht en moet ervoor zorgen dat SLOB op de kaart blijft staan. Hogescholen en bedrijven kunnen de loopbaan van leerlingen richting geven met stages of meeloopdagen. Zo ontdekken ze of ze een werkveld werkelijk interessant vinden.” Oud-leerlingen willen ze evenmin uit het oog verliezen: “Juist zij kunnen leerlingen helpen die zich in een bepaalde opleiding willen verdiepen.” “‘Brede ontwikkeling’, ons tweede speerpunt, staat in het teken van ontdekken en ervaren. Door verdieping in het vervolgonderwijs en het opdoen van kennis, ook over het ‘waarom’ van werken. En door de ontwikkeling van studievaardigheden. Vandaar de S in SLOB.” Het derde speerpunt is ‘Ouders en peer-support’: “Peer-support, omdat leerlingen moeten leren samenwerken, in verschillende rollen, en leren omgaan met kritiek van en feedback aan anderen. Het is toch prachtig als ze van elkáár leren hoe een opleiding in elkaar zit?” Begeleiding door ouders vindt Van den Anker heel belangrijk. “We organiseren speciaal een oudercongres rond SLOB. Zij staan in principe het dichtst bij hun kind. Hun rol kan heel veelzijdig zijn: vragen naar interesses, meedenken in het loopbaanproces, helpen reflecteren. En kinderen zouden een dagje kunnen meelopen op hun werk.”
Het belang van onderzoek
Van den Anker hecht in haar werk bijzondere waarde aan onderzoek: “Daar kun je op bouwen. Ik heb bijvoorbeeld onderzocht welke competenties studenten in hun propedeusejaar moeten beheersen. Die hebben we verwerkt in opdrachten waardoor bovenbouwleerlingen er alvast op een indirecte manier mee leren omgaan. Verder zoeken we gericht naar creatieve manieren van reflectie; een poster maken, een presentatie geven. Uit onderzoek blijkt namelijk dat jongeren vaak rond hun 23e pas goed kunnen reflecteren.” Het totaalconcept van SLOB is ook voor het Zwijsen nieuw. Van den Anker wil dan ook zeker onderzoek doen naar de resultaten van dat concept: “Dat kan pas over vijf, zes jaar. Wel hoorden we afgelopen jaar al duidelijk minder vaak dat leerlingen totaal niet weten wat ze willen.”
Praktijkverhalen havo – vwo R 17
Project Stimulering LOB Postbus 8282 / 3503 RG Utrecht / T 030 232 48 00 / F 030 232 48 48
[email protected] / www.vo-raad.nl/stimulering-lob / www.lob-vo.nl
project Stimulering LOB