praktijkboek EEN KIJK OP DE GEEST
Paul Baas 1
GIDEON EEN ZOEKTOCHT
PAUL BAAS
2
Met dank aan: Carla Frank Paulien 2005
3
Alleen Een keilsteen springt vier, vijf keer over het gladde wateroppervlak. Golfjes rimpelen het weerspiegelende landschap weg. Even later worden de groene heuvels opnieuw zichtbaar in het water. De in de ochtendmist gehulde bergen wachten op de zon, die de hoogste toppen een roodgroene glans zal geven. Op het kiezelstrand stapelt een jongen stenen. Aan de vochtige plekken in het zand kun je zien waar hij ze heeft weggehaald. Hij rangschikt de platte keien zo dat ze niet weg kunnen rollen. Gruis en kiezel vullen de gaten. De toren heeft een diameter van zeker anderhalve meter. Het bouwwerk is zo’n zestig centimeter hoog. De jongen gooit weer met een keilsteen. Ketsend spat deze over het water. Nog voor het spiegelbeeld in heuveltjes vertroebelt, ziet de jongen dat de zon de hoogste toppen heeft bereikt. Hij verliest de aandacht voor zijn toren. Voorlopig zal hij nog in de schaduw zitten. Ergens in deze bossen staat een klooster. Hij moet het meer over om bij de plek te kunnen komen waar een beek in het meer uitmondt. Stroomopwaarts is van daaruit het klooster te bereiken. Zo heeft zijn vader het hem uitgelegd. Zijn aanwijzingen brachten hem tot hier en klopten dusver. Drie dagen geleden heeft Gideon zijn ouderlijk huis verlaten. Hij wil de last van zijn opvoeding van zich afschudden. De jongen is bijna achttien. Hij heeft moeite met de goede bedoelingen en gewoonten van zijn ouders. Zijn ouders proberen hem te begrijpen, verdraaien zijn woorden in hun woorden en zijn bang dat het niet goed met hem zal aflopen. Wat moet er van hem worden? Hij vindt hun belangstelling lastig, hij ergert zich aan 4
hun steeds terugkerende adviezen en wordt gehinderd door hun ogen, die hem aftasten. Onaangekondigd neemt zijn vader een besluit. De spanningen lopen te hoog op. Hij mag zijn eigen weg gaan. De dagen voor zijn vertrek verandert de sfeer. Het begrip, dat altijd ontbrak, is er nu wel. Zijn vader roept hem bij zich: “Jongen, luister. Ik zie dat je problemen met ons hebt en dat we niet echt tot elkaar kunnen komen. Dat komt ook omdat jij gesloten bent. Je bent een zoeker. Je zoekt naar de zin en betekenis van je leven, naar een houvast, een toevluchtsoord, een doel. Als je daarmee bezig bent, raak je steeds weer het spoor bijster. Je wordt dwars, je verdwijnt en komt thuis als het jou uitkomt. Je houdt je niet aan de huisregels. Je raakt in een roes en zoekt naar liefde. Liefde is leeg als je zelf vol weerstand zit. Het lijkt wel of je het leven als een spel ziet. Lieve jongen, weet dat mijn liefde voor jou nooit kan verdwijnen. Jij moet je eigen weg gaan, je lot tegemoet gaan. Ik geef je een aanwijzing. Op deze kaart staat de weg naar een klooster.” Hij pakt een routebeschrijving uit een envelop. “In dat klooster wonen monniken die je een eerste rustplaats kunnen bieden. Van daaruit kun je je eigen plan bepalen. Jongen, ik ga naar bed en zal deze nacht niet veel slapen. Ik hoop je weer te zien.” Een grimas van ontroering verschijnt op zijn gezicht. Hij buigt voor over naar de jongen en kust hem lang op zijn voorhoofd. “Ach mannetje, wat ben ik toch gehecht aan jou. Vaarwel vriend.” Hij draait zich om en laat zijn zoon alleen achter in zijn kamer. De jongen besluit het advies van zijn vader op te volgen. Drie dagen zijn voorbij. Vandaag kan hij het klooster bereiken. Hij kijkt naar de bijna voltooide toren en bedenkt wat hij zal doen. Hij stopt met het werken aan zijn bouwsel en zoekt zijn
5
slaapplaats op. Het is niet meer dan een leger van plat gedrukt mos, herfstblad en zijn zware jas. Zijn rugtas dient als hoofdkussen. Hij zit bij de vuurplaats, die nog smeult van de vorige avond. Hij probeert het vuur aan te krijgen. Wit stof kringelt omhoog en vonken verschijnen tussen halfverkoolde takken. Zo lang als nu is hij nog nooit alleen geweest. De eenzaamheid vliegt hem aan. Als hij thuis door zo’n gevoel wordt overvallen, vlucht hij en komt meestal bij zijn vrienden terecht. De eenzaamheid verdwijnt dan door het samen zijn. Hij denkt er niet meer aan en raakt zo dat rot gevoel kwijt. Hij moet verder. De eerste stappen in het bos heeft hij huilend afgelegd. Als zijn gedachten naar zijn oude vertrouwde en veilige wereld teruggaan, krijgt hij een brok in zijn keel. Het bos sluit hem op. Hij komt niemand tegen en is alleen. Hij staat op eigen benen. Hij dwingt zich zelf verder te gaan. Gedachten houden hem bezig. Hij raakt in de trance van het wandelen. Hij kan nog terug. Ziet hij niet hoe zinloos hij hier rond loopt? Hoe voelt hij zich nu? Waarom keert hij niet om? Twijfel ontneemt de zin aan wat hij aan het doen is. Diep in zijn hart klinkt het: ‘Ga door, anders zal je nooit meer gaan. Gebruik deze kans!’ Deze woorden houden hem overeind. Hij is zich aan het losscheuren van zijn oude wereld. Hij is op zoek naar een nieuwe werkelijkheid. Hij spreekt niemand, zingt wat en vindt zichzelf belachelijk. Soms scheldt hij om zo de ellende uit zijn lijf te laten ontsnappen. Het duister sluipt het bos in. Na iets te hebben gegeten verstopt hij zich in een uitgedroogde kuil onder zijn lange leren jas. Hij voelt zich beroerd en probeert de gedachte, dat hij in zijn eentje in een groot bos ligt, te verdringen. Hij is moe, naargeestige beelden komen in hem op. Al gauw hebben ze geen vat meer op hem. Hij slaapt. De volgende ochtend lijkt het of de nacht hem - net als de natuur - heeft gezuiverd. Hij opent zijn ogen en voelt zich redelijk fris. 6
Het is windstil. Soms fladdert een vogel op. Hij pakt zijn spullen, bindt ze onder zijn rugtas en zet er stevig de pas in. Hij moet wat hij nu meemaakt als een experiment zien. Wanneer heeft hij de mogelijkheid drie dagen alleen te zijn, te zwijgen en te ervaren wat het met hem doet? Worden zo de vastgeroeste gewoontes, waar hij zo’n hekel aan heeft, doorbroken? Hij beleeft zijn reactie op de werkelijkheid. Zijn dromerijen worden ontmaskerd. De gedachten van de vorige avond werken ’s morgens nog na. Een gevoel van macht door zelfstandigheid ontstaat in hem en maakt zijn keuze om verder te gaan gemakkelijker. Het wordt tijd onderdak te vinden, want zijn mondvoorraad slinkt. Hij bestudeert de op schaal gemaakte kaart. Hij wil weten hoe hij aan de overkant van het meer kan komen. Aan de ene kant van het strandje ziet hij een rotsformatie waar hij niet langs kan en in andere richting loopt het strandje over in hoog gras en rietpluimen. Het pad is tot nu toe gemakkelijk te volgen geweest, maar bij het water is dat afgelopen. Er zijn daar ook geen zijpaden meer te vinden. Er moet ergens een doorgang zijn? Hij doorzoekt het gras, maar vindt nergens een pad. Zelfs geen door dieren uitgezet pad. Het riet staat stevig en onbeschadigd overeind. Het is nergens geknakt. Hoe verder hij zich in het manshoge riet begeeft, hoe drassiger de grond wordt. Hij zoekt ook landinwaarts, maar door het stekelige braamgewas is er geen doorkomen aan. Als hij weer bij zijn toren komt, hurkt hij neer en bedenkt hoever het is naar de overkant. Hij gooit een steen in het water om de afstand te schatten: minstens honderdvijftig meter. Gaat hij zwemmen en maakt hij een vlot voor zijn spullen? Waadt hij door het ondiepe water langs de vegetatie om te kijken of er een rond het meer lopend pad is? Op de kaart wordt geen pad aangegeven. Zijn vader heeft hem ook geen hint gegeven hoe hij naar de overkant moet komen. Hij dooft het vuur door er zand en grint over te gooien. De laatste rook verdwijnt. Hij trekt zijn schoenen uit en loopt op blote voeten over de keien 7
langs het gras. Kiezel verandert in zand. Het zand verandert in blubber. Hij zakt steeds dieper weg. Snel wordt duidelijk, dat hij zo niet verder komt. Hij keert terug naar zijn toren en bekijkt de kaart nog eens. Wat vreemd dat het duidelijk herkenbare en gebruikte pad hier stopt. Hij zal moeten gaan zwemmen. Hij pakt grote stenen om zijn bouwwerk te voltooien. Hij onderdrukt de neiging de toren met stenen te bekogelen. Als hij de laatste steen heeft gelegd, zet hij zijn handen aan zijn mond en schreeuwt over het water. Hij schrikt van het echoënde geluid. Het lijkt of hij een ongeoorloofde daad heeft gepleegd.
8
Paulus Hij wil een vlot gaan maken. Als hij op kijkt ziet hij een roeiboot naderen. Een kaalgeschoren man roeit de boot gestaag in zijn richting. Gideon voelt zich gespannen. Voor het eerst komt er contact. De boot knarst de kant op. Aan de rode jurk te zien is de man een monnik. Hij draait zijn hoofd naar de jongen die hem sprakeloos aanstaart. Hij staat op uit de boot, kijkt een moment naar het stenen bouwwerk en zegt: “Mijn naam is Paulus. Wij zagen gisteren vanuit het klooster een vuur branden. Ik hoop, dat je niet al te lang hebt moeten wachten.” De jongen schraapt zijn keel en zegt aarzelend: “Mijn naam is Gideon. Hoe weet u dat ik naar het klooster wil?” “Vrijwel iedereen die op deze plek belandt, wil naar de overkant. Het is mijn taak de mensen over te zetten. Het gebeurt niet vaak ikzelf heb het nog nooit meegemaakt - dat een reiziger, die door ons wordt overgezet ons klooster voorbij gaat zonder het te bezoeken,” zegt de monnik met een eigenaardige, maar vriendelijke stem. “Kom met me mee, dan breng ik je naar de overkant. Laat je je kunstwerk hier achter?” Beiden kijken er naar en lachen stil naar elkaar. Gideon neemt plaats in de roeiboot en laat zijn bundeltje spullen op de bodem neerploffen. Als hij ziet dat Paulus de boot in zijn eentje in het water probeert te duwen, terwijl hij al zit, schaamt hij zich. Hij wil uit de boot springen om te helpen duwen. De monnik zegt dat hij beter in de boot kan blijven, omdat zijn schoenen anders nat worden. De monnik is op dit werk gekleed. Hij is blootsvoets, trekt zijn pij op en duwt de boot vlot naar dieper water. Gedachten gaan door het hoofd van Gideon. Hij heeft nog helemaal niet over het klooster nagedacht. Wat moet hij daar doen? Wat stelt dat klooster eigenlijk voor? Na enkele slagen met de roeispanen wordt Gideons aandacht getrokken door de rust en 9
de schoonheid van de natuur. Hij kan daar met iemand over praten. “Wat is het hier mooi,” zegt Gideon. “Het verandert hier voortdurend, maar het blijft een oase van rust,” antwoordt de monnik, die gestaag doorroeit. “Wacht tot je bij het klooster bent, dan heb je een wijds uitzicht over de omgeving. Daar kan het zo stil zijn, dat je alleen nog het ruisen van je eigen leven hoort.”
10
Het Ganden klooster Handig legt de monnik aan en trekt de boot de kant op. Gideon is aan de andere kant van het water. Hij ziet het uitgestrekte bos en in de verte op het strandje de opgestapelde stenen. Nu neemt hij pas echt afscheid van het verleden. “Vaarwel vaderland,” mompelt hij en volgt Paulus, die stevige schoenen heeft aangetrokken. Het pad gaat omhoog langs een snel stromende beek. Op de gladde stammen van dikke eikenbomen groeit groen mos. De geuren van schimmels en paddestoelen vermengen zich met de zuivere lucht. Hij probeert na te gaan wat dit voor zwammen zijn, maar ze lopen te snel om details waar te nemen. Gideon kijkt naar de schoenen van de monnik, die ondanks zijn onhandige pij snel vooruit komt. Gideon moet zijn tempo verhogen. De afgelopen dagen heeft hij veel rustiger gelopen. Na een uur wijst Paulus in de richting van de rotswand: “Daar is het klooster!” De beek is hier een zijriviertje van een bredere stroom. Het pad is nu goed begaanbaar. Aan de overkant van de rivier beweegt iets. Mensen in rode pijen werken op het land. Gideon let niet goed op waar hij zijn schoenen neerzet. Regelmatig struikelt hij over of botst hij tegen keien. Soms blijft hij aan overhangende takken haken. Gretig neemt Gideon alles in zich op. Ze steken de rivier over. Op grote granieten keien rustende boomstammen zijn over het water gelegd. Het pad blijft in de richting van de hoge rotswand lopen. Hij ziet blokhutachtige gebouwtjes en lange lijnen met witte vlaggetjes. Er zijn steeds minder bomen. Alleen nog maar naaldbomen. Hij ruikt de geur van hars en passeert tientallen bijenkasten. “We zijn er,” zegt Paulus. “Ik roep een andere monnik, die je de weg zal wijzen.” 11
Gideon is in een vreemde omgeving, voelt zich onhandig en niet op zijn gemak. Hij wordt er onzeker door. Hij bekijkt de op verschillende plateaus gelegen blokhutten. Het ziet er allemaal netje en eenvoudig uit. Gideon gaat op een uitstekende rots zitten en pakt de kaart uit zijn tas. Nauwkeurig bestudeert hij de tekening om te zien of er nog een andere weg naar het klooster loopt. Hij vindt geen ander pad. De boomgaard en de moestuin worden voor zover hij kan zien omsloten door de rivier en de rotswand. Hij ziet alleen de overgang, die hij heeft overgestoken.
12
Pelgrim Als hij zijn kaart opbergt, hoort hij een stem. “Zo, jij heet Gideon. Welkom in onze leefgemeenschap. Noem mij maar Pelgrim.” Gideon knikt en staat op, niet zeker wetend of hij de monnik een hand zal geven. “Heb je enig idee hoe lang je hier wilt blijven? Wat zijn je plannen?” vraagt Pelgrim. “Ja, eh, ik weet nog niet wat ik wil. Ik weet nauwelijks waar ik ben, maar het was wel mijn bedoeling om hier te komen.” “Ik wil je voor je besluit onze gast te zijn wat vertellen over onze gewoonten. Gasten die hier komen, verzoeken we zich aan onze regels te houden. We zijn hier vrijwel zelfvoorzienend. We gebruiken geen voedsel dat afkomstig is van dieren, dus je kunt hier alleen plantaardig voedsel verwachten. Alcohol, sigaretten, drugs en dergelijke worden hier niet gebruikt. We eten eenmaal per dag. Er klinkt dan een gong. Om twaalf uur moet je aanwezig zijn. Er is overdag gelegenheid iets te drinken. Er zijn regelmatig mensen in retraite. Die hebben meestal geen behoefte aan gesprekken. Als zij niks tegen je zeggen betekent dat niet, dat ze je niet aardig vinden. Daar hoef je je geen zorgen over te maken. We staan rond half vijf op en gaan rond tien uur naar bed. Probeer je manier van spreken zoveel mogelijk aan te passen aan je omgeving. Als je geen retraite doet, wordt er van je verwacht dat je meehelpt met huishoudelijke zaken of dat je meehelpt in de tuin onder iemands leiding. Je kunt meedoen aan de meditatiesessies. Er zijn er om vijf uur, negen uur, vier uur en acht uur. Het is ook mogelijk de abt van het klooster te spreken. Zijn naam is Siddhi. Tijdens de sessies zul je hem wel zien. Ik zal je nu de slaapruimte laten zien.” Al deze informatie geeft Gideon een dubbel gevoel, maar hij heeft geen andere keus. Hij wordt naar een gastenverblijf geleid waar
13
acht strozakken op de grond liggen. Sommige bedden zijn bezet. Hij kiest de zak in de hoek en zet er zijn tas neer. “Als je nog vragen hebt, kom dan maar bij mij. Ik zit meestal in de bibliotheek.” “Het toilet?” vraagt Gideon. “Bij de rivier is een gat gegraven bij die stenen schuur. Je kunt de emmer gebruiken om door te spoelen. O ja, we gaan over een uur eten. Het eethuis staat naast de bibliotheek.” Hij zit op zijn rugzak, een gevoel van eenzaamheid overvalt hem. Hij heeft geen grip op zijn sombere gedachten. Een slecht voorteken. Zo’n gevoel blijft meestal wel even. Hij pakt zijn schrijfblok en zet zijn gedachten op papier. Hij weet uit ervaring dat hij zich daarna een stuk beter voelt. De gong luidt. Hij verzamelt moed en gaat met lood in zijn schoenen naar het eethuis. Overal komen mensen vandaan met of zonder monnikengewaad. Er zijn ook vrouwen. Sommigen lopen in groepjes, anderen alleen. Niemand reageert op hem. Dat vindt hij wel prettig als hij zich alleen voelt en moeilijk contact kan maken met anderen. Wat doet hij hier? Hij sluit zich aan bij de eters. Hij pakt bestek en kiest voor een portie linzen. Hij gaat buiten zitten in het zonnetje op een rotsblok tussen een aantal anderen en eet. Hij ziet wat de anderen doen. Hij wil de gedragregels, die hier gelden, beter leren kennen. Het valt hem op dat de mensen zich hier vrij, gemakkelijk en ongedwongen gedragen. Het is hier minder streng dan hij gedacht had. Het gevoel er niet bij te horen blijft. Scepsis steekt de kop op. Zijn oordeel over uiterlijkheden, de anderen en het leven hier is nogal negatief. Hij zet na het eten zijn bord en bestek in een bak en ziet dat hij daarna weg kan lopen. Er hoeft blijkbaar niet geholpen te worden met afwassen. Omdat hij behoefte heeft aan contact, gaat hij naar de bibliotheek op zoek naar Pelgrim. Eindelijk kan hij zijn mond open doen. Tot dan toe heeft hij het niet gedurfd. Uit bescheidenheid, maar vooral uit verlegenheid.
14
“Wat valt hier zo al te doen?” vraagt hij Pelgrim. “Tot een uur of half drie wordt er gerust of gelezen. Er worden huishoudelijke taken gedaan of je helpt in de tuin.” Gideon heeft geen zin in goeddoenerij of geforceerd meehelpen. Hij vraagt Pelgrim waaruit de meditatiesessies bestaan. ”Eerst houdt de leraar een lezing van ongeveer een uur. Dan volgt een meditatie over het zelfde onderwerp van nog eens een uur.” Gideon laat zijn ogen vluchtig langs de boeken gaan. De titels kan hij niet lezen. Hij zegt Pelgrim gedag en zoekt zijn spulletjes op.
15
Yeshie Als Gideon het slaaphuis binnen gaat ziet hij een meisje van een jaar of twintig naast zijn strozak staan. Ze is hoogzwanger en doet oefeningen. Ze stopt als ze hem ziet: “Ik had je al gezien. Wat kom jij hier doen?” “Ik weet het nog niet, maar ik ga hier snel weer weg,” stamelt hij. Hij ziet dat ze haar buik streelt. “Ik ga overmorgen weg,” zegt ze. “Ik ben acht maanden zwanger. Ik heb hier bijna drie maanden gewoond, maar ik wil liever in de bewoonde wereld bevallen.” “Ik ben via het pad gekomen. Ik heb geen andere weg kunnen ontdekken. Is er nog een andere route?” “Langs de rotswand gaat een pad omhoog. Het is een soort trap. Dat pad leidt naar een hoogvlakte en een groot eikenbos. Daarna ben je in twee dagen in Romansdorp. Daar is een busstation.” “Hoe hebben ze dit hier allemaal kunnen bouwen?” “Een paar jaar geleden heeft een sponsor dit oude houthakkerskamp gekocht, uitgebreid en gerenoveerd.” Het meisje vertelt en Gideon luistert aandachtig. Ze vertelt dat er een vergoeding voor het verblijf in het klooster van je wordt verwacht. Ze heet Yeshie en vindt het hier prachtig. Ze is weg van de abt en straalt van enthousiasme. Ze is hier geweldig opgevangen. Een half jaar geleden is ze zwanger geraakt en wilde toen in retraite gaan. Ze wil zich verdiepen en zich zelf leren kennen. Ze wil weten hoe ze op een goede manier met haar kind om kan gaan. Ze heeft een liefdevolle maar moeilijke relatie achter de rug. Ze kon niet goed met haar vriend praten. Hij was steeds het middelpunt. Er waren voortdurend spanningen, omdat zij zich niet kon uiten. Gevoelens naar elkaar uiten ging niet. Ze is toen maar op zichzelf gaan wonen. Ze wil alleen zijn en mensen 16
ontvangen, die echt voor haar komen. Ze vindt een kamer en merkt dan dat ze zwanger is. Dan volgt het bericht dat haar vriend aan een hersenbloeding is overleden. Haar genegenheid voor hem neemt in hevigheid toe. Ze gaat op reis en wil de ingeslagen weg van alleen zijn vervolgen. In het begin is alles duister en angstig. Als ze niet met het leven hoeft te vechten, voelt ze zich heerlijk, maar dat duurt altijd maar even. Toch raakt ze door deze goede momenten weer uit het dal. De lichtpuntjes nemen in aantal toe. In het begin is ze vaak eenzaam. Dat gevoel gaat langzaam over in het besef dat ze alleen is. Dan wil ze naar haar vriend, maar doodgaan is voor haar geen oplossing. Eenmaal in het klooster gaat ze echt op zoek naar zich zelf. Ze voelt en ziet nu in stilte wat er in haar binnenste gebeurt. Tijdens de meditaties komen gedachten, herinneringen en gevoelens naar boven, die haar weer de ellende in sleuren. Bij vrijwel elke meditatie komt de herinnering aan haar vriend naar boven. Ze heeft moeite met de acceptatie van zijn dood. Haar leven verloopt met pieken en dalen. De pieken zijn fantastisch, dan voelt ze zich hemels. Als ze in een dal zit, wil ze het liefst dood. Na een tijdje volgt de acceptatie, de rust en kan er weer van alles gebeuren. Ze staat weer open en gaat op weg om de volgende blokkade te lijf te gaan. In het begin voelt ze in het klooster een zelfde weerstand als Gideon heeft gevoeld. Door haar ontmoetingen met Siddhi verdwijnt die weerstand. Ze kan wegzinken in zijn woorden, in het kijken naar hem. Zijn liefde werkt als een remedie. Ze is benieuwd hoe het is als ze weer op zichzelf is. In een groep kan ze haar angsten camoufleren, kan ze gebruik maken van haar spelletjes. Als ze alleen is hebben die spelletjes geen effect meer. Haar vriend hoort nu tot het verleden. Ze kan het nauwelijks geloven. Voor haar leeft hij voort in haar hart, ook al ziet ze hem lijfelijk niet meer.
17
De tijd vliegt. Yeshie vraagt Gideon mee te gaan naar de meditatieruimte. Voor de lezing begint wordt er gebogen en worden onverstaanbare gebeden gezongen. Gideon ergert zich. Iedereen doet mee en het enige wat hij voelt is weerstand. Hij weet zeker dat hij hier zo snel mogelijk weg wil. Met deze mensen komt hij nooit op een lijn. Hij zal Yeshie vragen of hij met haar mee mag reizen.
18
Siddhi Bijna onverstaanbaar spreekt de abt van zijn hoge troon. Zijn toehoorders zitten roerloos in kleermakerszit op kussentjes. Gideon begint vat te krijgen op zijn manier van spreken. “De moeder is zo vriendelijk …. Ze heeft zoveel voor jou gedaan …..Ze heeft je met zorg gedragen………Ze lette erop dat je zo min mogelijk ongemak had ……Ze leed pijn voor jou tijdens de bevalling…..Ze gaf je zoveel warmte, liefde en aandacht…. Ze wilde absoluut niet dat jou iets zou overkomen……Ze voedde jou en hield je warm…..Ze kocht kleertjes voor je….De moeder is werkelijk vriendelijk.” De abt roemt een uur lang de buitengewone kwaliteiten van de moeder. Met grote zorgvuldigheid kiest hij zijn woorden. Een zinnetje blijft bij Gideon terugkomen: “Wat heb jij voor haar gedaan?” Hij heeft alleen aan zichzelf gedacht en is weggegaan. Hij kijkt naar Yeshie die binnenkort moeder wordt. Ze is in feite nu al moeder. De abt is een vriendelijke man. Hij komt door zijn eenvoudige en verlegen gedrag soms wat lachwekkend over. Hij lacht zelf opvallend en onbeschaamd. Gideon krijgt soms de slappe lach van hem. Als iedereen zijn gedachten over het behandelde onderwerp heeft laten gaan, wordt rond zes uur gestopt. De laatste woorden zijn: “Vanavond verder …. Dat de positieve energie die we nu verzameld hebben niet verloren gaat.” Om acht uur vervolgt hij zijn lezing. Hij gaat verder over de vriendelijkheid van de moeder. 19
“Heb je niet alles aan haar te danken ….. Ze zou je in welke situatie ook beschermen….. Jouw leven heeft ze zo vaak gered.” Hij gaat er aan de hand van voorbeelden gedetailleerder op in. Gideon luistert geduldig en raakt onder de indruk van het oprechte mededogen dat deze abt heeft voor de moeder. Daarna volgt een vraag en antwoordsessie. Gideon begrijpt niet waarom mensen zulke onzinnige vragen stellen. Geeft een vraag verlichting? Geeft de oplossing die een ander je aanreikt meer duidelijkheid? Waarom is die vraag zo belangrijk geworden? Gisteren was die vraag er nog niet eens. Wat schiet je er mee op? Vragen moet je zelf oplossen is zijn motto en hij stelt dus geen vraag. Pelgrim vraagt na de lezing: “Spreekt het je een beetje aan?” “Wisselend,” reageert hij. Hij merkt als hij afgeleid wordt of door de pijn in zijn knieën niet meer kan zitten, dat hij telkens naar Yeshie kijkt. “Yeshie, vind je het goed dat ik morgen met je meega?” Ze reageert enthousiast. “Ik zie er tegenop alleen terug te gaan. Dus graag. Een van de monniken wil mij vergezellen, maar als je toch gaat kan hij hier blijven.” Ze raken in gesprek. Voor zij gaan slapen, zegt ze: “Probeer morgen Siddhi te spreken krijgen.” Het valt hem op dat hij zich beter voelt. Om kwart over vijf gaat het alarm van zijn horloge. Hij ziet in het duister schimmen bewegen. Kleren ruisen als ze worden aangetrokken. Hij voelt zich zwaar. Hij moet te veel: bidden, buigen, vriendelijk zijn, werken. Als hij zich om draait om verder te slapen, geeft Yeshie hem een por in zijn rug: “Ga je niet mee?” 20
Hij laat zich overhalen en loopt na een bezoek aan een smerig toilet ongewassen achter het schijnsel van een zaklantaarn naar de meditatieruimte. Er wordt weer veel gebeden, er worden offerandes gebracht en er wordt gebogen. De afbeeldingen op het altaar storen hem. Vraagt Boeddha daarom? Gideon houdt niet van vereren, buigen, klappen of juichen voor iemand. Gisteren zei Yeshie: “Je kunt beter oprecht bidden dan zo negatief te denken. Door dat negatieve denken sluit je je af en word je vaak alleen maar ongelukkig. Als je duidelijk ziet hoe je bent, brengt dat verandering.” “Waarom moet ik veranderen?” reageerde hij. “Maar Gideon, zie je niet dat je je te veel op verwarring en negatieve gedachten concentreert?” Door het monotone gezang wordt hij rustig, maar al snel doen zijn knieën zeer. Gelukkig begint de begeleide meditatieoefening. Het is dit keer een zuiveringsoefening. Hij moet zich na een aantal bewuste ademhalingen een helder licht voorstellen, dat zich ongeveer op armlengte van hem bevindt. Dat licht neemt de slechte gewoonten, negatieve gedachten en oorzaken in zich op, zodat lichaam, spraak en geest gezuiverd worden. Het licht komt via de ademhaling naar binnen en verspreidt zich door het hele lichaam. Tijdens de uitademing verwijdert het licht de negatieve energie uit het lichaam en brengt het naar de lichtbron die het vervolgens volledig doet oplossen. Eerst moet hij driemaal via het rechter neusgat inademen en door het linker neusgat uitademen. Vervolgens driemaal andersom en ten slotte driemaal inademen en uitademen door beide neusgaten. Hij vindt het een prettige gewaarwording en probeert zich de voorstelling zo scherp mogelijk voor de geest te halen. Deze oefening heeft een positief effect op hem. Hij is blij dat hij niet met een cynisch
21
gevoel weg gaat. Hij heeft iets beleefd dat hij niet snel zal vergeten.
22
Fabian Gideon heeft met Fabian in de tuin gewerkt. Fabian heeft een bijzondere band met de te bewerken grond. Hij zegt dat de grond een huiskamer voor veel dieren is. Hij leert Gideon de grond zo te bewerken, dat er zo min mogelijk schade wordt aangericht. Elke handeling moet liefdevol zijn. Het lijkt wel of Fabian in gesprek is met de wormen en de insecten, met de onzichtbare wezens die zich hier schuilhouden. Gideon vindt zichzelf te grof te werk gaan als hij een berg compost - plantenafval van vorig jaar - over de grond uitspreidt. Hij voelt zijn lijf, zijn zuchten, het buigen en iedere schepbeweging. Hij is zich bewust van zijn ongeduld en het zinloze van zijn handelingen tot hij met zijn schep een muizenhol doorboort dat verborgen zit in de composthoop. Drie muizen schrikken op. Gideon gilt en maakt een panische beweging. Hij wil geen grond meer verplaatsen. Hij voelt afschuw en heeft mededogen met de muizen. Fabian kijkt hem lachend aan. Gideon vindt zich een onwetende goeddoener en zoekt kracht om zijn werk te kunnen voltooien. Het werk lijkt zinloos. Hij heeft last van zijn onhandigheid en onkunde. Als hij bijna klaar is hoort hij een bekende stem: “Zo Fabian, je hebt er een hulp bij.” “Ja, Siddhi,” zegt Fabian, “Hij is jong en sterk en heeft flink wat werk verzet. Hij kan in de tuin blijven werken. Hij heeft er gevoel voor.” Verlegen niet wetend wat te doen buigt Gideon voor Siddhi en wil - onzeker of dat hier wel de gewoonte is - hem de hand schudden. Siddhi pakt zijn hand met zachtheid en warmte. Gideon verwacht zo iets niet van deze man. Voor hem is een handdruk iets vluchtigs, een teken van beleefdheid. Hij wordt verrast door de duur en intensiteit van de handdruk. Siddhi blijft hem vasthouden en de zachtheid van de druk blijft voelbaar. Zo’n handdruk heeft hij nooit gehad. Het lijkt of de energie van die handdruk door zijn 23
hele lichaam gaat. Hij weet niet hoe hij met deze situatie om moet gaan. Hij kijkt afwisselend naar Fabian en naar Siddhi. Uiteindelijk stamelt hij dat hij Gideon heet. “Je verblijf hier is van korte duur hoorde ik zo juist van Yeshie. Je gaat met haar mee.” Wat moet hij hem zeggen of vragen. Een gesprek met Siddhi. Het is alsof de man dwars door hem heen kijkt en zijn gedachten kan lezen. Er komt niets uit Gideons mond. Hij wil zich niet opdringen en is bang onbelangrijke opmerkingen te maken. Vriendelijke ogen kijken hem aan. Siddhi wandelt verder door de tuin. Gideon voelt zich licht en blij. Zo nu en dan kijkt hij op en ziet hoe Fabian aan het werk is. Hij heeft respect voor hem.
24
Op reis ’s Avonds neemt hij afscheid van Pelgrim en betaalt zijn verblijfkosten. Paulus komt naar hem toe en vraagt of hij het naar zijn zin heeft gehad. Hij is altijd welkom. Paulus geeft hem een foto van Siddhi en een mantra. Hij krijgt een aantal ronde pillen, die een positieve uitwerking moeten hebben. De manier waarop Yeshie afscheid neemt, is ontroerend en innig. Gideon hoort een paar keer zijn naam noemen. Waarschijnlijk omdat hij haar zal vergezellen. Hij ziet dat ze een pakketje krijgt. ’s Ochtends vroeg - de nevel hangt nog als een deken over het dal - gaan ze langs de steile wand omhoog op weg. De nevel wordt snel dunner. Ze zien het wolkendek onder zich. Daaronder ligt de hun bekende wereld. Het tempo ligt niet hoog. Gideon wil de last, die Yeshie draagt, overnemen. Als ze stil staan genieten ze van het indrukwekkende landschap. Een witte zee en daar boven zijn alleen de hoogste boomtoppen zichtbaar. De zon verwarmt hun gezicht en stijve ledematen. Tegen het middaguur zijn ze bij het hoogste punt. Het dal is niet meer zichtbaar. Het laatste stuk was erg steil. Er zijn maar weinig mogelijkheden om je vast te houden. Yeshie klaagt over pijn in haar rug en moet regelmatig rusten. Gideon draagt de tassen en ondersteunt haar. Het landschap wordt vriendelijker. De struiken worden talrijker. Bomen zijn er niet in dit ruige gebied. Ze lopen op een hoogvlakte met kleine meertjes, graniet en mos. Het pad is herkenbaar aan rode tekens op grote keien. In het meertje weerspiegelen de wolken. Het weer ziet er betrouwbaar uit. “Herken je deze route nog een beetje?” vraagt Gideon. “Niet echt, maar deze vlakte blijft nog wel een tijdje zo. Aan het eind is een lager gelegen eikenbos. Misschien dat we vanavond bij de rand van dat bos komen. Daar kunnen we een slaapplaats maken.” 25
Het tempo blijft laag. Yeshie heeft behoefte aan een lange rustpauze. Ze nestelt zich tussen een paar rotsen en laat het zonlicht op haar gesloten ogen vallen. Gideon vraagt zich af wat hij zal gaan doen. Hij is naar het klooster gegaan in de hoop daar een doel voor zijn reis te kunnen vinden. Voorlopig gaat hij met Yeshie mee. Hij wil haar vragen wat zij van plan is, maar ziet dat zij slaapt. Gideon heeft ook moeite zijn ogen open te houden. Hij denkt aan zijn stenen toren. Wat is dat lang geleden en wat is het hier heerlijk rustig. Als Yeshie na anderhalf uur wakker schrikt, heeft hij het gevoel dat ze verder hadden moeten zijn. Het rusten heeft haar goed gedaan, maar het lopen gaat minder. Ze voelt zich stijf. Door haar buik lijkt het of ze waggelt. Ze laat herhaaldelijk aan Gideon merken dat ze blij is dat hij bij haar is. Ze steken stroompjes over, maken hun hoofden nat, drinken het heldere water en voelen zich de hemel te rijk. De avond valt, ze halen het bos niet. Er is hier geen hout voor een kampvuur. Het zal een heldere en frisse nacht worden. “Het wordt vannacht kouder dan beneden in het dal,” vermoedt Gideon. “In het dal, bij de rivier, is het vaak kouder dan wat hoger op de berg,” zegt Yeshie. De duisternis is zo goed als ingetreden als ze hun slaapplaatsen inrichten. Ze liggen dicht bij elkaar en hebben beiden hun eigen gedachten. Yeshie voelt haar buik regelmatig hard worden en maakt zich zorgen over een mogelijk te vroege bevalling. Ze heeft het toch wel goed uitgerekend? Het duurt lang voor ze in een onrustige slaap valt. De tocht is zwaarder dan ze dacht. Regelmatig schrikt ze wakker en ziet dan dat de maan weer van plaats veranderd is. Ze probeert te mediteren, maar is daarvoor te onrustig in haar hoofd. Gideon is zich bewust van de nabijheid van een vrouw. Als zij naast hem ligt te woelen, wil hij haar strelen. Elke beweging die zij maakt, valt hem op. Hij vraagt zich
26
af waarom ze zo veel beweegt. Hij schuift ongemerkt dichter naar haar toe. Het contact duurt kort, want zij blijft maar draaien en woelen. Soms gaat ze rechtop zitten. Voorzichtig schuift hij dan weer naar zijn plek. Uiteindelijk valt hij in slaap. Bij het eerste ochtendlicht wordt hij wakker. Ze ligt zwaar en langzaam ademend tegen hem aan. Door de harde grond is hij al gauw helemaal wakker. Hij heeft zin om op te staan. Yeshie wordt ook wakker en gaat zich wassen bij het beekje. “Heb jij het koud gehad?” vraagt hij. “Ik had een onrustige nacht. De baby wil er uit. Mijn buik wordt steeds vaker hard. “Hemel,” denkt Gideon. “Het zal toch niet onderweg geboren worden? “Laten we maar verder gaan. Gaat het wel?” Hij pakt de spullen bij elkaar en ziet in de langzaam lichter wordende ochtend een voor hem bedoelde glimlach. “We redden het wel,” zegt ze bemoedigend. Gideon draagt nu de hele vracht en vraagt zich af of het niet verstandiger is terug te gaan. Als ze op weg gaan geeft hij haar de leiding. Zij omklemt haar buik als ze over een hobbelige pad lopen. Over de heenweg heeft ze twee en een halve dag gedaan. Nu ligt het tempo lager. Ze doen lang over de steile helling. Dit keer gaat het zeker drie dagen duren. Gideon ziet aan haar gezicht dat ze geconcentreerd loopt. Haar ritme is doorbroken. Er zijn geen meditaties meer. Hij hoort haar af en toe een mantra prevelen. Soms mist ze het klooster, maar hoe dichter ze bij de bewoonde wereld komt, des te sterker voelt zij zich. Ze is high. Ondanks de zwaarte van haar lijf heeft ze het gevoel dat haar lichaam zingt. Het lijkt of ze vliegt. Tegen het middaguur beginnen ze af te dalen. Ze gaan vrij plotseling het bos binnen. De uitgestrekte hemel maakt plaats voor een bladerdek. Gideon houdt van dit soort ruimte. Het bos beschut ze tegen de zon. Hij trekt zijn jas 27
aan. Wat een verschil: een jas dragen of een jas tillen. Dat is goed te merken nu hij alle bagage draagt.
28
Yana Elke rustpauze is nu welkom voor Yeshie. Zij komen bij een vennetje. Ineens staat Yeshie stil. Ontzet roept ze: “Ojé, ik ben helemaal nat. Ik heb het in mijn broek gedaan en plaste niet eens. Ik denk dat mijn vliezen gebroken zijn.” Gideon zet zijn spullen neer: “Wat betekent dat?” “Dat het kindje snel komt. Het moet nu binnen vierentwintig uur geboren worden. In mijn tas heb ik een boekje over zwangerschap en bevalling. Even kijken.” Gideon slaat helemaal dicht. Het gaat dus toch hier in het bos gebeuren. Er is geen dokter, niemand met ervaring. Hij zal haar moeten helpen. Hij wordt zenuwachtig en wil van alles gaan doen. Ze bladert in het boekje. Hij ziet dat ze een stevige wee opvangt. “Zo, het begint al op gang te komen” zegt hij. “Oef, dat kun je wel zeggen. Het zijn de weeën die de uitgang moeten uitrekken.” “Hoe lang kan dat duren?” “Het hangt ervan af. Bij de ene vrouw duurt het langer dan bij de ander voor er volledige ontsluiting is. Ik geloof dat er weer een wee komt.” Ze trekt zich terug in zichzelf. Wat kan hij doen? Hij gaat hout zoeken voor een kampvuur. Warmte in de buurt hebben is belangrijk. “Waar wil je bevallen? We zullen hier wel eventjes moeten blijven. Je kunt niet direct weer lopen!” Gideon verlaat het pad en zoekt een plek die hem bevalt. Niet zover van het meertje is een zandstrandje. Dat lijkt een goede plek. Hij brengt er de spullen heen. Yeshie volgt hem. Ze vindt het een mooie open plek. Er is ruimte en beschutting. Ze bidt dat het goed mag gaan. Een volgende wee maakt een eind aan haar 29
gebed. Ze heeft al haar aandacht nodig om de wee op te vangen. Gideon verzamelt hout. Al gauw ligt er een berg sprokkelhout naast het vuur. Hij maakt een provisorische stellage van takken en hangt er het door hem meegenomen pannetje aan. Het water wordt warm. Hij vult er de veldflessen mee. Yeshie vraagt of hij de onderkant van haar rug wil masseren. In het begin drukt hij te hard of op de verkeerde plek. Het duurt even voor hij haar goed masseert. De weeën worden krachtiger en volgen elkaar sneller op. Hij kijkt wat ze bij zich hebben. De baby zal de warmte van de moeder nodig hebben. Ze moeten het kind in de blouse van Yeshie wikkelen en daarna in een handdoek en de warme trui van Gideon. Yeshie heeft tijdens de tocht over haar kindje gesproken. Hij heeft het voelen trappen en is verrast door de kracht van de bewegingen. Gideon dept haar hoofd. De bevalling begint. Er klinkt een oerkreet door het bos. Het kindje ligt warm bij de moeder. Yeshie voelt het besmeurde lijfje op haar borst liggen. Ze is ontzettend blij. “Wat een wonder! Wat een geschenk! Onvoorstelbaar dat dit wezentje in mij is gegroeid. Grotere liefde voor een levend wezen zal ik nooit voelen.” Ze kijkt naar Gideon die de placenta begraaft. Ze ziet dat hij er een klein eikenboompje bij zet. Hij heeft haar geweldig bijgestaan. Hij heeft haar op de hoogte gehouden tijdens de bevalling van wat er allemaal gebeurde. In het begin wist hij niet hoe de samengeperste hersenpan in elkaar zat, maar toen het kopje eruit stak, spoelde ’n golf emoties door hem heen: “Een mens!” Hij weet dat hij het kindje met de schoudertjes moet helpen. Hij raakt als eerste het nieuwe leven aan. Het voelt zacht en warm aan. Bij de volgende perswee glijden de schoudertjes er
30
door. Even later draait en schuift het kind uit Yeshie en houdt hij het in zijn handen. Direct legt hij het kindje bij Yeshie op de buik. Ze is nieuwsgierig en straalt van geluk. Ze ligt met een rood bezweet hoofd op de jas van Gideon. Hoewel het niet koud is, legt Gideon zijn jas beschermend over haar heen. “Het lijkt of alles erop en eraan zit,” zegt hij tegen Yeshie, terwijl hij haar streelt. “Het is een meisje,” zucht Yeshie. “Welkom mijn lieve, lieve meisje.” Ze fluistert de mantra OM MA NI PEME HUNG in haar oor. “Wat is ze groot en mooi en wat ruikt ze lekker”. Gideon is ontdaan en gelukkig. De weeën komen terug en Yeshie vangt ze weer op. “Bind de navelstreng maar af.” Gideon bindt de navelstreng met touwtjes aan twee kanten af en pakt het nagelschaartje. Zou het pijn doen? Met zijn verstand op nul hoort en ziet hij hoe hij de navelstreng doorknipt. Dan volgt de nageboorte. Hij is verrast. Een grote bloederige zak wordt uit gepoept. De placenta. Hij houdt de dunne zak tegen het licht. Het zonlicht kleurt het rode bloed helder. Yeshie wil het goed bekijken en is onder de indruk. Met warm water wast Gideon Yeshie en kijkt goed of er niks afwijkend te zien is. Alles ziet er goed uit. Het is een voorbeeldige bevalling geweest. Samen genieten ze van dit kostbare moment. De duisternis trekt het bos in. Gideon wakkert het vuur aan. Ze eten en drinken wat. Gideon kruipt vervolgens dicht tegen Yeshie aan. Yana zuigt aan haar tepel. Of er melk uit komt weet Yeshie niet, maar het is wel een goed teken.
31
Goran Gideon kruipt uit zijn slaapzak en rent het vennetje in. De opkomende zon schijnt dunnetjes door de dampende lucht. “Heerlijk,” rilt hij. Hij zuigt de zuivere lucht diep zijn longen in. Als hij in zijn broek schiet hoort hij een onbekend fluitje en ziet een Schotse schaapherdershond hun kant op komen. Even later loopt een grote man in ruige wollen kleding het strandje op. Yeshie komt half overeind en wacht af. “Goede morgen, mijn hond kwam mij gisteren waarschuwen dat er iets aan de hand was in het bos. Kan ik jullie ergens mee helpen?” Gideon vertelt in een paar zinnen wat er gebeurd is. De man knielt bij Yeshie neer en buigt zich over Yana. “Het ziet er goed uit,” mompelt hij. “Dat hebben jullie netjes gedaan.” Hij stelt zich voor als Goran. Hij woont met gezin en schapen op de hei, een half uur hier vandaan. Het bos gaat in zuidelijke richting over in een hei. Het gebied ligt iets hoger dan het bos. “Wat zijn jullie plannen voor de komende dagen? Het is nog een flink eind lopen naar de bewoonde wereld. Ik weet niet of Yeshie daartoe al in staat is. Als jullie willen, kunnen jullie bij mij terecht. Dan kan je op krachten komen.” Yeshie slaapt onder een schapenvacht. De ruimte waar zij ligt bestaat uit houten balken, die samen de muren van het huis vormen. Een grote open schouw, een zanderige houten vloer, een eenvoudige keuken en een paar strozakken vullen het donkere huis. Buiten staat een zware tafel met banken. Alles ziet er stevig, solide en onbreekbaar uit. Naast het huis ligt een kleine moestuin.
32
Yeshie is op een soort draagbaar naar het huisje gedragen. Ze zijn welkom geheten door Tess en haar twee jongens. Jonas is vier en Boran een jaar oud. Tijdens een gesprek tussen Yeshie en Gideon vraagt Yeshie of hij een pakketje weg kan brengen. Ze heeft de abt van het klooster beloofd het pakketje zo snel mogelijk te overhandigen aan de leraar van het Atishacentrum in het plaatsje Appelkruis, honderdvijftig kilometer oostelijker. Het schijnt belangrijk te zijn. Ze vraagt het met de nodige tegenzin. Ze weet, dat Gideon langer op deze plek wil blijven. Het bevalt hem hier en bovendien wil hij Yeshie en Yana niet achterlaten. Het verzoek van Yeshie klinkt urgent. Hij laat zich overhalen. Yeshie gaat over een paar dagen naar haar moeder. Hij zal alleen verder gaan, beslist hij als hij in het zonnetje ligt en de kinderen telkens weer met hem komen dollen. Hij omhelst Yeshie, drukt zijn neus tegen haar neus en zegt: “Wanneer zien we elkaar weer? Ik mis jullie nu al.” “Ik weet nog niet wat ik ga doen na het bezoek aan mijn moeder, maar ik houd je op de hoogte. Ik weet niet of ik daar lang blijf. Ik geef haar adres.” Ze zoenen elkaar lang en innig. Beduusd neemt hij afscheid van de anderen en kust de slapende Yana. “Ik ben een beetje je vader.” Goran zal tot Barnmolen met hem meelopen. In hoog tempo gaat het bergafwaarts door het bos. Het is voor Gideon vreemd weer in de bewoonde wereld te zijn. Het gehucht lijkt onbewoond. Het plaatsje is vooral bekend bij toeristen, die hier hun wandeltochten beginnen. Goran zei hem dat zijn huis ook regelmatig bezocht wordt door wandelaars. In de winter kun je hier prachtig langlaufen.
33
Hij loopt de niet geasfalteerde weg op en ziet een soort jeugdherberg en ziet Gideon is de enige gast in de hut. Er is zelfs geen eigenaar. Op een papier staan de huisregels. Daarnaast hangt een busregeling. De volgende ochtend om zeven uur stapt hij de bus in. Het is nog donker. Een aantal wandelaars bepakt met rugzakken komt luidruchtig de bus uit. Zijn stem kraakt vreemd als hij het kaartje koopt. Geleidelijk aan wordt het lichter. Er zitten een aantal medepassagiers in de bus. Ze hebben hem vriendelijk toegeknikt. Hij ruikt de geur van groenten, hoort het gepiep van kippen, opgepakt in kleine kooien. Achter in de bus heeft hij een mooi overzicht. Daar gaat hij zitten. De meeste aandacht heeft hij voor het landschap dat voorbij trekt. Een enkele keer ziet hij zijn spiegelbeeld. Bij elke stop van de bus ziet hij mensen in- en uitstappen. Soms stopt de bus in niemandsland, maar meestal in het centrum van een bedrijvig dorpje. Na twee uur reizen is hij de langst zittende passagier.
34
Hondjes Gideon wordt bij een bushalte afgezet dicht bij het vissersplaatsje Appelkruis. Van daar is het een half uur lopen naar het meditatiecentrum waar Gideon het pakketje van Yeshie moet afgeven. De zon is over haar hoogtepunt heen, maar fel genoeg om zweet op zijn voorhoofd te laten verschijnen. Na een paar honderd meter lopen stopt Gideon om zijn rugtas anders aan te doen. Op dat moment hoort hij een geluid. Het is zacht gekef. Hij ziet bij een pas geplante boom een dichtgeplakte doos staan. Daar komt het geluid vandaan. Langzaam loopt hij op de plek af en trekt voorzichtig het plakband van de doos. Hij is bang dat hij zal worden aangevallen of gebeten. Zover mogelijk van hem af laat hij de inhoud uit de doos glijden. Twee hondjes vallen op de grond en komen overeind. Ze kijken Gideon aan. De een lijkt op een vosje en de ander op een pluizig beestje. Wat zou er met die beestjes aan de hand zijn? Zouden ze ziek, hondsdol of agressief zijn? Wat moet ik met ze doen? Ze kijken hem smekend aan. Hij wil de hondjes op een afstand houden als ze kwispelend met hun staartjes op hem af komen. Het zijn lieve diertjes om te zien. Hij zet zijn rugtas op de grond en zegt: “Ik kan jullie niet meenemen. Jullie moeten een ander baasje zoeken. Hier hebben jullie wat brood.” Hij doopt het brood in wat water en zet het voor ze neer. Ze kruipen naar het brood en eten er gulzig van. Gideon wil weer verder. De hondjes zijn nu vrij en kunnen hun eigen gang gaan. Maar de hondjes schrokken snel het brood naar binnen en rennen dan achter Gideon aan. Hij heeft de neiging hard weg te hollen, maar kan het niet over zijn hart krijgen de hondjes zo achter te laten. “Nou, kom dan maar mee.” Misschien kan hij ze ergens in het dorp achterlaten.
35
De geur van de zee dringt zijn neus binnen. De drang om de zee te zien wordt steeds groter. Wanneer zal hij het eerste stukje zee zien. Hij loopt door een op duinen gebouwd gehucht. Er hangt een geur van geroosterde vis. Plotseling ziet hij de zee. Hij hoort de branding. Op het strand liggen gekleurde vissersboten, netten en er staat een tractor. Hij rent naar de zee. De hondjes rennen mee. Hij trekt zijn kleren uit, loopt de zee in, duikt in de golven en laat zich drijven. Vosje scharrelt wat tussen de vissersboten. Pluisje blijft bij de kleren van Gideon zitten. Als hij naar zijn hondjes kijkt, ziet hij twee andere honden onder een boot vandaan komen. Wat gaat er hier gebeuren? Hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn hondjes en ziet tot zijn opluchting dat de twee honden in iets anders geïnteresseerd zijn. Bij de duinrand zijn zwerfhonden een loopse teef lastig aan het vallen. Ze besnuffelen het vrouwtje en proberen haar te beklimmen. Het teefje bijt voortdurend van zich af en laat haar ontblote tanden zien. Steeds weet ze weg te komen van de hitsige mannetjes. Het is een ongelijke strijd. Gideon heeft medelijden met het beest. Even later verdwijnen de honden in de duinen. Gideon kleedt zich aan. Zijn hondjes blijven in zijn buurt. Ze lopen naar het dorp en komen bij een café genaamd Heavens Door. Het is dicht. Het is hier sowieso uitgestorven. Gideon besluit naar het meditatiecentrum te lopen.
36
Zamora Er loopt een verhard pad door de duinen. Gideon vindt het grappig dat de hondjes achter hem aanlopen. Hij daagt ze uit en de hondjes reageren onmiddellijk. Als hij in de verte het centrum ziet liggen, hoort hij een meisjesstem: “Hé, hallo, wat een leuke hondjes.” Ze zet haar mountainbike neer en loopt op de hondjes af. Ze komen op haar af en beginnen haar te likken. Zij vertroetelt de beestjes. Gideon is geraakt door haar verschijning. Ze ziet er uitdagend uit met haar grote donkere ogen en lieve glimlach. Hij kijkt naar haar blote benen en haar schaarse kleding. “Die hondjes zijn niet van mij. Ze zaten opgesloten in een doos. Ik heb ze eruit gehaald en nu lopen ze me achterna.” “Wat zien ze er leuk uit? Wat een schatjes!” zegt ze. “Ik heb koekjes bij me.” Gulzig eten de hondjes de koekjes op. ”Ik wil ze wel meenemen naar dat meditatiecentrum als je ze kwijt wil,” zegt het meisje. “Daar ga ik ook heen!” zegt Gideon. Hij kijkt het meisje nadrukkelijk aan. Ze heeft een open gezicht. Ze is iets ouder dan hij. Haar gebaren zijn natuurlijk. Hij wil niet laten merken dat hij zijn ogen nauwelijks van haar af kan houden. Ze is aantrekkelijk. Een bezitterig gevoel overvalt hem. “Ik loop wel met je mee.” “Oké, leuk.” Hebben alle mannen dat bij het zien van een aantrekkelijke vrouw? Waarom kijk ik zo graag naar een mooie vrouw? Wil ik iets met haar? Heb ik recht op haar? Ik laat me verleiden door haar schoonheid. Ik wil dat ze contact met mij maakt. Heeft ze dit effect op alle mannen? Dat moet knap vermoeiend voor haar zijn. Ze is nog aardig ook tegen mij. “Ik zal mij even voorstellen,” glimlacht ze: “Zamora.” “Mijn naam is Gideon.... ik bedoel, ik heet Gideon.” 37
Hij houdt er niet van om te zeggen: “Ik ben Gideon.” Veel mensen zeggen het zo, maar je krijgt je naam toch pas bij je geboorte. Wie waren ze dan in de baarmoeder? “Ik heb een tent op het terrein staan dicht bij het strand. Ik heb een intensieve Medicine Buddha retraite gedaan van drie weken. Vandaag is de eerste dag dat ik weer buiten het centrum ben. Ik heb zo juist bij de bushalte afscheid genomen van mensen die ook aan de retraite hebben meegedaan. Ik wil nog een tijdje blijven. Het is hier heerlijk. Wat kom jij hier eigenlijk doen?” “Ik kom van het klooster Ganden in de bergen en kom een pakketje afgeven aan de leraar van dit centrum. Hij herkent de sfeer onmiddellijk als hij door de poort het terrein op loopt. Een monnik komt op hen af. Zamora zegt: “Dat is Tenzin. Oh, ik bedoel: hij heet Tenzin. Ik zie je straks nog wel.” Ze fietst het terrein op.
38
Geshe Döndrub “Goede middag, ik heet Gideon, ik kom van Ganden en heb een pakketje bij me van Abt Siddhi voor de leraar van dit centrum.” De hondjes keffen. De monnik loopt naar de hondjes, aait ze en vertroetelt ze met lieve woorden. De hondjes zijn niet bang voor hem. Gideon vertelt wat er gebeurd is. Tenzin denkt, dat de geshe - als hij Gideons verhaal hoort - de hondjes hier vast zal laten blijven. Als Tenzin dit zegt voelt Gideon dat hij gehecht is geraakt aan de hondjes. Hij haalt ze nu ook aan en vertrouwt ze. We zien wel. Het is in ieder geval een oplossing. Kort daarna komt geshe Döndrub lachend op Gideon af. “Ik had je al zien komen: Welkom!” Hij pakt de hand van Gideon en houdt hem lang vast. Hij herkent het warme gevoel van de handdruk. De geshe buigt voor over naar de hondjes en prevelt onverstaanbare woorden. Hij drukt met opvallende tederheid en aandacht op hun kopjes. “Het zijn bijzondere hondjes. Kom, we gaan naar de keuken. Dan krijgen ze wat te drinken.” “Hij komt van Ganden,” zegt Tenzin. “Ik weet het ….” denkt Gideon te horen. “Fris je op en kom straks bij mij langs.” De geshe knikt naar Tenzin, die Gideon verder zal begeleiden. Gideon geniet van de koekjes, het fruit en de thee die hem voorgeschoteld worden. Toch voelt hij zich onzeker. Hij wil niet begerig overkomen en vraagt zich af wanneer hij het pakketje zal geven. De geshe informeert belangstellend naar Gideons achtergrond. Naar zijn familie, hoe het met zijn ouders is, wat zijn plannen zijn en dergelijke. Gideon antwoordt rustig, maar voelt zich onhandig, grof en stuntelig in het bijzijn van deze vriendelijke man. Als hij het initiatief wil nemen in het gesprek zegt de geshe: 39
“Ik hoor dat je een pakketje hebt meegenomen van het Ganden klooster.” Gideon graait in zijn tas en overhandigt het pakketje. Zijn missie is volbracht. Hij is zijn belofte aan Yeshie nagekomen. De geshe legt het pakketje zonder het te openen op het tafeltje naast het bed waar hij op zit. Gideon wil opstappen als hij het verhaal over Yeshie heeft verteld. Hij wil niet nog meer tijd gebruiken van de geshe. Maar de geshe wil dat hij blijft zitten. Gideon vertelt over zijn ontmoeting met Siddhi. Hij wil graag een advies van de geshe over wat hij nu zou kunnen gaan doen. Hij haalt een doosje tevoorschijn en pakt daar dobbelstenen uit. “Wat is precies je vraag?” Hij weet niet direct een antwoord op die vraag. Hij wil niet zomaar wat verzinnen. Wat is de reden van zijn reis? Hij is zijn ouderlijk huis ontvlucht. Hij wil de wereld verkennen. Hij heeft de boodschap afgeleverd. “Hoe kan ik meer betekenis aan mijn leven geven?” De geshe prevelt onverstaanbare woorden. Het lijkt op het zingen van een gebed. Gideon is opgewonden en rustig tegelijk. “Liefdevolle vriendelijkheid en vrede zijn belangrijk. Als je een vredig en goed persoon bent, heb je een positieve invloed op de wereld. Je kunt mensen ontmoeten die zich hiermee bezig houden. Je kunt deze onderwerpen bestuderen en met anderen bespreken. Je kunt ze je eigen maken door meditaties met elkaar te doen. Het werkt vaak effectiever als je samen mediteert dan alleen. Je kunt anderen van dienst zijn door schoon te maken, boodschappen te doen en dergelijke. Je kunt je voornemen geen dieren meer te doden, dieren te bevrijden, hun levens te redden en het leed van anderen te verlichten. Je kunt respect voor anderen ontwikkelen door je lichaam en je spraak. Er zijn mensen die geloften afleggen. Ze beloven niet meer te doden al is het maar voor een uur. Het maakt verschil. Een belofte werkt krachtiger dan alleen het uiten van de wens zelf. Het is goed na te denken over vergankelijkheid en dood, de fragiliteit en 40
kostbaarheid van het leven dat we hebben. Het gaat erom dat je niet in onbetekenisvolle handelingen terug valt. Het is ook belangrijk te zien hoe afhankelijk je bent van andere levende wezens en wat jij voor die ander kunt doen. Dat is universele verantwoordelijkheid. Het is iets wat we niet alleen verstandelijk moeten weten, maar ook iets wat we in ons hart moeten voelen. Lees over mensen die zo geleefd hebben. Verhalen over deze mensen werken als brandstof. Je krijgt er inspiratie door. Blijf geïnspireerd. Ik denk zo dat het genoeg is.” Hij bukt zich voor over naar Gideon en drukt zijn handen op zijn slapen. Gideon voelt een andere wereld om zich heen. Dat komt door het spanningsveld tussen twee mensen die zich bewust zijn van elkaar. Het is een liefdevol stralingsveld. In zijn hoofd ervaart hij rust, zuivering en overgave. Een zegening. “Dank u.” De geshe bedankt Gideon voor het brengen van het pakket. Even later staat hij buiten en ziet de hondjes, die op hem wachten. Ze komen in beweging zodra ze Gideon zien. Tenzin komt op Gideon af. “De hondjes hebben eten en drinken gehad. Als je nog iets nodig hebt voor ze, moet je naar de keuken gaan. Timothy, de kok, is op de hoogte en houdt er rekening mee. Ik zal je laten zien waar je kunt slapen en waar je je spullen kunt laten.” Gideon vertelt Tenzin over zijn gesprek met de geshe. Tenzin reageert enthousiast: “Wees zuinig op de adviezen van deze man.” Gideon krijgt in een van de bamboehutten bij het hoofdgebouw een eigen ruimte toegewezen. Omdat het de komende maanden rustig blijft kan hij daar voorlopig gebruik van maken. Als hij langer wil blijven kan hij naar de slaapzaal verhuizen. Na een vegetarische maaltijd met couscous en allerlei groente valt hij vroeg in slaap. 41
De volgende ochtend hoort hij in de verte de branding. Hij kan vanuit zijn hut de zee zien. Aan zijn voeteneind liggen zijn hondjes. Ze slapen. Gideon heeft geen zin om aan de ochtendmeditatie mee te doen. Hij geniet van zijn bed en denkt na over de woorden van de geshe en over wat hij kan gaan doen. Hij kan werk gaan zoeken. Dan kan hij blijven en de avondmeditaties blijven volgen. Maar Gideon wil helemaal niet werken. Hij vindt zichzelf daar nog te jong voor. Hij wil nu reizen. Werken komt later wel. De woorden van de geshe houden hem nog steeds bezig. Hij heeft het gevoel dat de geshe dwars door hem heen heeft gekeken en al zijn gedachten en gevoelens kende. De man straalt vrede en vriendelijkheid uit. Gideon vertrouwt hem en voelt dat de geshe hem nooit kwaad zal willen doen.
42
Dierenleed Na een ontbijt van gesmolten kaas op geroosterd brood slentert Gideon naar het strand. Daar duwen ze met een tractor twee vissersboten de branding in. De boten klappen op de golven. Als de schroef van de boot vat krijgt op de golven gaat hij op eigen kracht door de branding. Netten worden in het water gegooid. De boten worden wat later met een lier over boomstammen op het land getrokken. Gideon ziet twee touwen - zo’n vijftig meter van elkaar - in het water liggen. Er komt een tweede tractor aan. De touwen worden met twee lieren binnen gehaald en opgerold door potige in het zwart geklede vrouwen. De touwen zijn ongelooflijk lang. Dan worden boeien het strand opgetrokken. De netten gaan nu binnen gehaald worden. De tractoren staan dicht bij elkaar. Dan komt het net. Het is een vangnet dat over de bodem is getrokken. Het net schuift over het strand. In de buidel aan het eind van het net spartelt vis op zoek naar een uitweg naar zee. Makreel, sardine, tong, inktvis, krab en kleine haaitjes zijn met elkaar in een gevecht om ruimte en tegen de dreigende zuurstof. Ze worstelen tegen een meedogenloze kracht. Gideon is onder de indruk van het ingenieuze vangsysteem. Hij is gefascineerd, geschokt en ontroerd door wat hij ziet gebeuren. Vissers zonder genade, gevoel of mededogen sorteren de vissen in verschillende bakken. De vissen snakken naar zout water. Twee kleine haaitjes en enkele krabbetjes vinden een uitweg dankzij een paar kleine kinderen. Een vrouw vraagt Gideon of hij ook wat vis wil. Gideon bedankt met een vriendelijk maar afwerend gebaar. Met gemengde gevoelens keert hij terug naar het centrum. De hondjes hebben hem voortdurend gezelschap gehouden en worden verwelkomd door Timothy, die een bakje eten voor ze neerzet. 43
“Als je naar de lezing wilt, let ik wel op ze. De geshe begint zo.” Hij had nog niet bedacht wat hij de rest van de middag zou doen. Voor hij het weet, zegt hij ja en bedankt Timothy. In de kleine ruimte staat een zetel, een soort troon. Er naast een tafel met kaarsjes, kommetjes water, een bel en wierook. Langs de wand hangen schilderingen van boeddhistische figuren. Er staan vier monniken en vijf leken achter hun kussentjes. Ze zingen de mantra TA YA TA OM MUNI MUNI MAHA MUNI SOHA. De repeterende klanken klinken aangenaam. Ze hebben iets rustgevends. Gideons gedachten over de afgelopen ochtend verdwijnen. Hij bereidt zich zonder dat hij erg in heeft voor op de lezing. Hij voelt de neiging mee te “chanten”, maar is bang voor zijn stem. Het zingen stopt zodra de geshe binnen komt. Een gevoel van respect gaat door Gideon heen als hij de geshe weer ziet. Hij kan het niet laten ook een buiging voor hem te maken. De geshe kijkt uitgebreid naar de afbeeldingen, geeft een van de monniken op een speelse manier aandacht. Daarna maakt hij drie neerbuigingen in de richting van de zetel. De aandacht die de geshe geeft aan zijn gebaren zijn devoot en gracieus. Met zijn fijngevoelige vingers raakt hij zijn voorhoofd, zijn keel en zijn hart aan. In een vloeiende beweging steunt hij op zijn knieën en ligt daarna met zijn lichaam op de grond. Zijn voorhoofd rust op de grond. Later hoort Gideon dat het boeddhaveld wordt gevisualiseerd. Daarna komt hij in een snelle beweging tot stand. Hij gaat op de troon zitten en geeft een teken aan de aanwezigen. Deze buigen drie keer in zijn richting en gaan op hun kussens zitten. Het onderwerp van de lezing is: dood, vergankelijkheid en andere bestaanswerelden. Na de avonturen van de afgelopen uren wordt Gideon geraakt door wat de abt hierover zegt. “Dat we dood gaan is zeker. Het tijdstip van dood gaan is onzeker, maar komt steeds dichterbij. Hoe we dood gaan is
44
onzeker…..Dingen ontstaan en komen bij elkaar, ze blijven even bij elkaar, gaan weer uiteen en verdwijnen……” In zijn lezing spreekt hij voortdurend over liefde en mededogen voor onze naasten. Hij geeft voorbeelden van mishandeling en het doden van dieren. Hij geeft als voorbeeld een rog die door een visser aan de haak geslagen is. De gevaarlijk slingerende staart wordt van de met zijn vleugels fladderende rog gesneden en in het zand begraven. Met een tang wordt de weerhaak uit het dier getrokken. Nog bewegend wordt het in de grond gestopt. Hij vertelt over inktvissen die met hun tentakels in haken komen vast te zitten en die eenmaal aan land levend gevild worden. De kop van de inktvis wordt binnenste buiten gekeerd. In een beweging worden organen en ingewanden eruit getrokken. Gideon ziet het teefje voor zich. Zijn gevoel voor andere wezens wordt door elkaar geschud. Hij ervaart een dieper gevoel voor die andere wezens. “Hoe prachtig zou het zijn als alle levende wezens bevrijd worden van lijden en in een staat van voortdurende vreugde en geluk kunnen verkeren.” Dit zijn de laatste woorden van de lezing van de geshe.
45
Gideon en Zamora Gideon ligt die avond in zijn hutje en verveelt zich. De mooie gedachten van de geshe zakken weg. Hij denkt aan Zamora. Hij heeft haar de hele dag niet gezien. Hij is het terrein rondgelopen in de hoop haar tegen te komen. In haar tent was ze ook niet. Waarom denkt hij steeds aan haar? Waarom fantaseert hij over haar? Hij wil haar zien, contact met haar hebben. Hij wil haar ruiken en voelen. Hij begint verliefd te worden. Hij vindt het prettig om aan haar te denken. Aan de ene kant wil hij haar dat zeggen, aan de andere kant is hij bang afgewezen te worden. De volgende ochtend ziet hij Zamora in de meditatieruimte. Hij wordt voortdurend door haar afgeleid. Ze zit schuin voor hem en doet aan alle gebedsoefeningen mee. Hij weet niet of zij hem heeft opgemerkt. Gideon, die zich niet naar binnen kan richten kijkt naar haar rug, haar haren en haar bewegingen. Soms raken de woorden van de geshe hem. Hij vertelt over twee hondjes die met hem om de stupa lopen. “Door met de klok mee om de stupa te lopen wordt positieve energie verzameld. Dat geldt ook voor de hondjes die met mij mee lopen en de eventuele insecten die ze bij zich dragen.“ Zamora draait haar hoofd naar Gideon en glimlacht als teken van herkenning. Ze wist waar hij zat. Gideon voelt zich persoonlijk geraakt als de geshe zegt: “Hoe prachtig zou het zijn als alle levende wezens in een staat van gelijkheid verkeren zonder zich tot sommigen aangetrokken te voelen en zich afstandelijk te voelen ten opzichte van anderen. “Ga je mee naar het strand?” vraagt Zamora als hij zijn schoenen aandoet. “Ja,” antwoordt hij onmiddellijk.
46
Het strand is nog geen tien minuten lopen van het Atishacentrum. Gideon voelt tijdens de wandeling dat het speelse gedrag van Zamora ervoor zorgt dat bij hem de spanning toeneemt. Hij is vergeten de hondjes mee te nemen. “Wie het eerst in zee is!” roept Zamora en sprint weg. Gideon stuift achter haar aan. Bijna gelijk duiken ze gillend van het lachen het water in. Zelfs op de lage golven kun je hier nog body-surfen. Zamora weet steeds het goede moment te pakken om op de golven mee te kunnen surfen. Ze heeft elke keer de mooiste golf. “Nu met zijn tweeën,” en ze pakt Gideon beet. Ze duiken samen op een golf. “Heerlijk!” Gideon kan er geen genoeg van krijgen. Als ze uitgedold zijn gaan ze naast elkaar op het strand zitten. Zamora omhelst Gideon. Ze zoent hem en drukt zijn hand op haar borst. Gideon voelt het zachte vlees en kust haar. Ze laat haar hand in zijn broek glijden. Ze wrijft over zijn piemel. Verbluft en opgewonden laat hij haar begaan. Zijn piemel schokt en kotst. Hij ziet sperma uit zijn piemel op haar hand en op zijn broek lopen. Ze kijkt hem lachend aan, kust hem, aait hem door zijn blonde krullen en zegt: “Je bent lief. Kom mee dan gaan we zwemmen.” Hun kleren leggen ze op het strand.
47
Drugs De dokter heeft gevraagd of hij drugs gebruikte. Met een onschuldig gezicht ontkent Gideon en zegt dat hij daar niets mee te maken wil hebben. De dokter heeft een long- en een blaasontsteking bij hem geconstateerd. Als de dokter weg is komt Zamora binnen. “Je bent aardig uit je dak gegaan.” “Het is ook helemaal te gek wat er gebeurde. Dat zo’n klein tabletje zoveel kan veroorzaken. Ik was bij tijden helemaal verdwaald. Het was ook zo mooi. Het enige houvast dat ik had was jij. Te gek dat jij de zelfde driedimensionale wereld zag als ik. We namen het zelfde waar. Normaal zien we een wereld om ons heen zoals we die gewend zijn. We zien de boom, we zien de bladeren, we zien de kleur. Maar mijn gedachten en dromen kan niemand zien. Wij hebben een andere werkelijkheid meegemaakt. Ik ben verbluft.” Gideon kreeg die avond op het strand een tabletje van Zamora. Ze zei tussen neus en lippen door dat hij het maar moest innemen. Ze had er eerst zelf een ingenomen. Voor hem was dat een teken dat hij dat ook kon doen. Het zou geen kwaad kunnen. Vanaf dat moment waren ze vierentwintig uur lang in de weer geweest. Ze hadden op het strand constructies gebouwd van spullen die op het strand lagen. Op een gegeven moment was de knoop van zijn broek gesprongen. Van buigzaam metaaldraad maakte hij een riem met daaraan vast een soort bretels. Als een zombie liep hij over het strand. Hij had geen gevoel van tijd meer. Zamora lag ruggelings op zijn rug terwijl hij voorover boog. Ze voelden zich tussen hemel en aarde. Wat later lag hij op haar rug. Ze lachten tot ze bijna uit elkaar scheurden. Ze hoorden de klanken van de zee als een magisch concert. Ze vreeën en speelden. Een groot deel van de nacht waren ze naakt geweest.
48
Hij had geen last van de kou gehad. Hij voelde niets. Een ander gevoel was sterker. “Mijn vader heeft gebeld,” zegt Zamora. “Ik moet naar huis. Mijn ouders hebben een cursus homeopathie voor mij geregeld en die begint komende week.” Het lijkt of Gideon een klap in zijn gezicht krijgt. Zamora….weg… Hij kent haar nog maar net. Er gaat iets stuk in hem, hij wil haar niet laten gaan. Met een dreun keert hij terug in de werkelijkheid. “Jee, …” zegt Gideon. Ze omhelst hem. “Ik vind het ook niet leuk…..” Gideon antwoordt: “De dokter wil dat ik in bed blijf. Ik wil er ook niet uit komen. Ik voel me waardeloos.” Zamora gaat weg. Hij heeft haar adres. Hij voelt zich leeg. Het hemelse gevoel is in stukken gebroken. Zamora probeert hem te troosten en zegt dat het leven een kwestie is van komen en gaan, van bij elkaar komen en uit elkaar gaan. “We zien elkaar vast nog wel” waren haar woorden bij het afscheid. Gideon ligt drie dagen en nachten als een dood vogeltje in bed. Hij kan niemand om zich heen verdragen. Hij wil rust. Zijn lichaam doet pijn. Elke keer moet hij van positie veranderen. Als hij in slaap valt, schrikt hij wakker door allerlei angstbeelden. Hij kan zich ook niet meer overgeven aan de slaap door deze repeterende angstbeelden. Hij zoekt manieren om te ontspannen en die beelden kwijt te raken. De tijd kruipt voorbij. Soms denkt hij een tijd geslapen te hebben, maar in werkelijkheid is het dan maar een kwartiertje. Hij ergert zich aan de dokter. Hij geeft hem geen medicijnen tegen zijn kwaal. Hij moet het uit zieken. De chaos en de verwarring zullen minder worden en hij zal weer herstellen. Het is een kwestie van geduld.
49
Timothy “Zo Gideon.” Timothy komt binnen met een karaf water. Gideon ligt nu in een bed op de slaapzaal van het meditatiecentrum. Hier moet hij op krachten komen. “Hoe voel je je?” “Waardeloos, maar het is niet meer zo erg als de afgelopen dagen.” “Hier neem nog wat water. Je moet veel water drinken. Water werkt reinigend en heeft goede eigenschappen. Het is zacht voor de keel. Water voelt zich thuis in je lichaam.” Gideon kijkt naar het glas en ziet het zonlicht spiegelen in het water. Hij speelt met het licht op het transparante water. “Timothy, weet je dat de onderkant van het wateroppervlak ook spiegelt?” “Nee, maar ik ben wel blij, dat je je weer wat beter voelt.” “Hoe is het met de hondjes?” “Ze voelen zich hier helemaal thuis.” Timothy was aan het eind van de lente in het centrum gekomen om te koken voor de cursisten. Zijn vrouw, nog maar drieëntwintig jaar oud, was in mei na een korte ziekte overleden. Hij was in overleg met zijn baas twee weken op verlof gegaan. Eerst had hij zijn huis anders ingericht. Zijn slaapkamer had hij veranderd. Veel spullen had hij weggedaan. Toch wilde hij weg uit het huis. Hij wilde niet meer in kamers zijn waar hij voortdurend aan zijn vrouw werd herinnerd. Hij wilde niet langer met mensen omgaan, die hem behandelden als een weduwnaar die het moeilijk heeft. De aandacht van bekenden, familie en vrienden werkte beklemmend. Hij had het gevoel dat hij hen moest troosten. Hij wilde anonimiteit. Een vriend adviseerde hem zijn kookkunst in het meditatiecentrum uit te proberen. 50
Zijn verlof duurt nu al meer dan vijf maanden. Hij heeft de dood van zijn vrouw in deze nieuwe omgeving veel gemakkelijker kunnen accepteren. Na een paar dagen is Gideon weer hersteld. Hij hoort van Timothy, dat de tuinman van het centrum al een paar weken ziek is. Gideon wordt gevraagd de paden te herstellen, die door de tuin van het centrum lopen. Een paar weken geleden is een vracht grint gebracht. “Je krijgt assistentie van Yuan. Ik denk dat je goed met hem kunt opschieten.” Het is een klus die zeker een paar dagen zal duren. Yuan komt aan gefietst. Hij zet zijn fiets in het rek. Hij woont een halfuurtje fietsen van het meditatiecentrum en helpt al jaren bij de werkzaamheden in de tuin. Hij vindt het eigenlijk zijn tuin. Tot een maand geleden werd de tuin onderhouden door hem en Florian.
51
Yuan Gideon groet Yuan hartelijk. Het is een beer van een kerel met handen als kolenschoppen. “Ik ben vast aan het pad begonnen. Ik heb het onkruid uit het ronde pad geharkt. Nu wil ik met het grint beginnen. Er zijn twee kruiwagens. Wat denk je ervan?” “Ik kruiwagens vullen, jij leeggooien.” Yuan wil Gideon uitdagen en begint zo snel als hij kan de kruiwagens te vullen. Gideon leegt de kruiwagens en verbaast zich over de snelheid waarmee Yuan werkt. “Je werkt als een paard. Houd je dat wel vol?” “Natuurlijk. Je kunt me zeker niet bijhouden,” zegt hij trots. “Jij bent de baas, daar kan ik niet tegen op.” Tenzin komt erbij zitten als ze pauzeren. “Er is gebeld door een zekere Yeshie. Ze noemde jouw naam. Ze is van plan om hierheen te komen? “Wanneer? Hoe gaat het met haar?” “Ik weet het niet. Over een paar dagen komt ze.” Gideon denkt vaak aan haar. Het lijkt hem heerlijk om Yeshie en Yana te zien. “We moeten weer aan het werk,” roept Yuan. “Je hebt gelijk.” Elke dag op precies de zelfde tijd komt Yuan de poort binnen rijden. Zijn handelingen zijn voorspelbaar. Vandaag is hij in tranen: “Florian is dood. Mijn vriend is dood. Ik vind het zo erg. Mijn huisvader.”
52
Florian Timothy vertelt Gideon, dat hij de afgelopen weken elke avond met zijn auto naar de weldoener van het Atishaklooster is geweest. Die weldoener is Florian en woont vijftien kilometer van het centrum. Hij leidt een teruggetrokken leven en komt regelmatig op het centrum om de tuin te onderhouden. Veel cursisten hebben hem wel in de tuin zien werken, maar er was geen contact met hem. Omdat Timothy met de auto naar het huis van Florian ging, kon de geshe de stervende begeleiden. De geshe stelde de zieke gerust. Florian was in het begin verward en had last van verschrikkelijke angsten. Hij kon er niet tegen alleen te zijn. Ondanks zijn jarenlange meditaties was de confrontatie met de dood voor hem een zware opgaaf. Timothy zag dat de aanwezigheid van de geshe Florian rustiger maakte. De geshe vertelde Florian, dat hij ongelukkig was door zijn woede. Hij liet hem zien wat hij in zijn leven goed had gedaan. Florian ontspande door de mededogende woorden van de geshe: “Kijk naar je vriendelijk hart. Je zult rustig sterven als je de ander in het vizier hebt. Hoe meer je je vasthoudt aan jezelf, hoe moeilijker het doodsproces zal zijn. Mededogen is de bron van geluk.” De geshe sprak niet veel. Hij luisterde, mediteerde en bad met hem. Hij voelde zijn pols. Florian had een droge huid. De rimpelige plooien hadden hun rekbaarheid verloren. Zijn ogen lagen diep in hun kassen. Zijn magere lichaam lag vrijwel roerloos in bed. De woorden die hij nog kon spreken waren warm en liefdevol. Als om zijn mond een glimlach verscheen kreeg zijn gezicht een stralende glans. Een paar dagen geleden nam de geshe bijzondere pillen mee, die een zuiverende werking hadden. Hij had ze opgelost in kokend water. Voorzichtig liet hij Florian het vocht op drinken en zei voortdurend mantra’s. De geshe zei tegen Timothy, dat de pillen een krachtige werking hadden. Hij had ze 53
via Gideon van abt Siddhi gekregen. Siddhi stond bekend om het maken van krachtige remedies. De ronde pillen waren een combinatie van eigenschappen van kruiden, plantendelen, mineralen en geestelijke kracht. Er konden meer dan vijftig natuurlijke ingrediënten in zitten. “Als je een keer alleen bij Florian bent, wees dan vriendelijk tegen hem. Daar heeft hij het meeste aan,” zei geshe Döndrub tegen Timothy. Vanaf dat moment ging Timothy ook alleen naar hem toe. Het herbeleven van dit sterven maakte diepe indruk op hem. Hij kon zo de dood van zijn vrouw gemakkelijker begrijpen. Het besef dat iedereen dit mee moet maken en dat de stervende je leraar is, degene is die je voor gaat, werd hem steeds duidelijker. Timothy merkte dat Florian ervan genoot als hij hem aanraakte. Hoewel ze elkaar maar een paar keer ontmoet hadden en weinig met elkaar spraken, voelden ze zich toch veilig bij elkaar. “De periode van dood gaan is belangrijk in ieders leven. Het is de voorbereiding op een nieuw leven, het achterlaten van het lichaam dat je zo dierbaar is,” had Timothy tegen Gideon gezegd. Drie dagen later was Florian overleden. Tot op het laatste moment was hij helder geweest. Zijn laatste woorden waren: “Nou, daar ga ik dan.” Vanaf dat moment hield de ademhaling op. Timothy was daarbij aanwezig geweest. De periode na het dood gaan werd begeleid door de geshe. De eerste drie dagen zou het bewustzijn van Florian de gelegenheid krijgen om uit het lichaam te treden en lieten ze hem rustig liggen. Voortdurend waren er mensen gekomen om hem uitgeleide te doen. Gideon was een keer mee geweest. Het was de eerste keer dat hij een dode zag. Hij voelde een bijzondere atmosfeer rond het lichaam. Het gaf hem een aangenaam gevoel. Kwam dat omdat dit zo’n echt moment was? Hij keek lang naar Florian. Hij verwachtte toch een ademhaling
54
of beweging. Het idee dat hij ineens op zou springen en zou zeggen dat het een grap was, deed hem even naar Timothy kijken die in een boek zat te lezen. Gideon is nu op het terrein van Florian. Het is een natuurgebied van enkele hectaren. Het grenst net als het centrum aan de lage duinenrij bij de zee. Over het strand ligt het vijftien kilometer van het centrum. Op het terrein staat een oud koloniaal landhuis. Het is in goede staat. Op het terrein staan onopvallend tussen de eucalyptusbomen een aantal arbeidershuisjes. Ze worden gebruikt door mensen die zich een bepaalde tijd terug willen trekken om te studeren, te schrijven, te mediteren of bij te komen. Gideon weet dat Florian dit hele gebied aan het centrum heeft geschonken. Kort geleden is bekend geworden dat Florian donateur was van veel projecten. De zorg voor gebouw en land ligt nu bij het centrum. Voorwaarde is dat het zijn functie behoudt. De universele waarden van alle tradities moeten op het terrein gerespecteerd worden. De ontwikkeling van het innerlijke leven moet een belangrijke plaats houden. Of zoals Florian het zei: de kennis van het innerlijke leven is even belangrijk als de kennis van het uiterlijke leven. Liefdevolle vriendelijkheid moet de basis zijn. Het moet een plek blijven waar vrede heerst. Op het terrein wordt een brandstapel gebouwd. De mensen van het centrum zijn bijna allemaal aanwezig. Ook van andere centra zijn mensen gekomen. Fabian en Paulus bereiden samen met Tenzin en de geshe de verbranding voor. Het is de wens van Florian om op zijn land verbrand te worden. Hij wil dat alles in stilte gebeurt. Geen dankwoorden of necrologieën. Yuan heeft bij het bouwen van de brandstapel geholpen. Hij loopt er als enige keurig bij in zijn zwarte pak. Zijn gezicht is rood van tranen. Timothy, Paulus, Fabian, Tenzin, Yuan en de dokter dragen de baar van het huis naar de brandstapel. De mantra TA YA TA OM MUNI MUNI MAHA MUNI SOHA klinkt tijdens het lopen. 55
Niet ver van de brandstapel zitten geshe Döndrub en verschillende gasten die al langer op het landgoed aanwezig zijn. Voorzichtig wordt het met olie besprenkelde en in een laken gewikkelde lijk op de brandstapel gelegd. Zorgvuldig worden takken rond het lijk gelegd. Een stille spanning is voelbaar. De geshe loopt een aantal malen om de brandstapel heen. Anderen volgen zijn voorbeeld. Als iedereen weer zit wordt brandstof over de brandstapel gegoten. De geshe krijgt de fakkel overhandigd. Hij geeft hem aan Theresa, een jonge vrouw die al jaren de zaken van Florian regelt. Ze houdt hem bij de brandstapel. De brandstof vat onmiddellijk vlam. Gideon voelt zich vreemd en betrokken bij wat er gebeurt. Hij kan aan niets anders denken. Zijn ogen volgen de vlammen. Zijn aandacht gaat uit naar de plek waar Florian ligt. De zachte zeewind wakkert het vuur aan en al snel loeien de vlammen. Zinderende hitte neemt bezit van de plek. Het geluid is als een laatste levensteken en begeleidt het afscheid. Soms wordt het lijk zo gelegd dat het vuur er beter bij kan. Na een half uur vraagt Timothy hem te helpen bij het rondbrengen van drinken, koekjes en andere lekkernijen. De sfeer is licht en sereen. Veel aanwezigen praten met elkaar. Geshe Döndrub gaat naar het amfitheater aan de andere kant van het huis en spreekt de aanwezigen toe. “Ik bedank jullie voor jullie aandacht, voor de goede sfeer, waarin we afscheid hebben kunnen nemen. In mijn hart voel ik verdriet maar ik ben er zeker van dat Florian een goede uitvaart heeft gehad.” Hij geeft iedereen een ronde pil en noemt die vitamine voor de geest. “Het duurt enige tijd voor het vuur gedoofd is. Dokter Adrian verzamelt de as en eventuele lichaamsresten. De as en de relikwieën zullen verdeeld worden over dit huis, het Ganden klooster en het Atishacentrum.”
56
Florian wil niet dat bekend wordt, dat hij grote bedragen heeft geschonken aan verschillende centra. Zelfs mensen die op zijn landgoed hebben gestudeerd of gemediteerd, weten niet dat hij de eigenaar is. Hij is bescheiden. Bij intiem contact viel me op dat warmte een bijzondere kwaliteit van hem is. Hij is tegen iedereen buitengewoon vriendelijk. Hij maakte van dit gebied een plek van betekenis. Het centrum heet vanaf vandaag het Florian Retraite Centrum en komt onder leiding te staan van Theresa.
57
Yeshie en Yana Yuan is een dag niet komen werken. Hij moet wennen aan de nieuwe situatie. Theresa begeleidt hem daarin. Na korte tijd komt hij weer naar het centrum. Hij voelde zich in de steek gelaten en verveelde zich gruwelijk. Gideon schiet flink op. Zijn spieren worden harder en hij voelt zich voldaan. De twee paden rond het boeddhabeeld zijn klaar. Hij heeft de binnentuin ook een beurt gegeven. Hij leert van Tenzin hoe hij bewuster om kan gaan met de grond. Hij krijgt een mantra die hij op kan zeggen voor hij de aarde openbreekt. Doodt hij dan nog dieren, dan zijn hij en zij beschermd. Het is opvallend hoe Yuan met zijn grote vingers voorzichtig wormen verplaatst. Hij is buitengewoon gevoelig voor het doden van dieren of het beschadigen van de natuur. Hij kan er niet tegen als mensen zomaar bloemen, grashalmen of blaadjes plukken. Hij kan er ook grappen over maken. Plotseling springt hij voor de kruiwagen van Gideon als deze hem net leeg wil gooien. “Kijk uit,” roept hij. Hij valt op de grond. Hij doet net of hij een levend wezen redt. Lachend heft hij zijn handen in de lucht en giechelt: “Gideon gefopt.” En direct heel serieus: “Yuan aan het werk!” Als Yuan naar huis gaat, is hij snel weer terug. “Gideon. Een meisje kent jou. Bij bushalte.” Gideon pakt een fiets uit het rek en ze racen naar de bushalte. Zijn ogen tasten de horizon af. Hij speurt na elke bocht de weg af. Yuan scheurt Gideon voorbij. “Ik eerst.” Bij de plek waar hij de hondjes gevonden heeft, staat Yeshie. Ze draagt een rugzak en op haar borst een draagzak. 58
“Hi, Yeshi, wat fijn dat je er bent.” Hij springt van zijn fiets en omhelst Yeshie. Nieuwsgierig kijkt hij naar Yana. “Wow, wat ziet ze er goed uit. Wat een ogen! Hoe gaat het met jullie? …… Oh, kijk daar heb je Yuan. Hij werkt met mij in de tuin van het centrum.” “Ik gewonnen …..,” “Bedankt Yuan, dat je Gideon gehaald hebt,” zegt Yeshie. Yuan kijkt verlegen naar het kindje en zegt plotseling: “Doei, papa, ik weg.” Ze zwaaien naar Yuan, die terugzwaait tot hij uit het zicht verdwijnt. Gideon neemt de rugzak van Yeshie over. Ze ziet er vermoeid uit. “Ik ben nog anderhalve week bij Goran en zijn familie gebleven. Daarna ben ik naar mijn moeder gegaan, maar het ging niet goed met haar. Ik kon daar niet lang blijven. Ik wilde weg. Ik hoorde dat je ziek geweest bent.” “Gelukkig ben ik weer beter. Ik heb het pakketje afgegeven. Er zaten pillen in voor iemand die op sterven lag. We hebben hem eergisteren verbrand. Erg indrukwekkend.” Yeshie kijkt hem aan: “Dat zou ik ook wel willen als ik dood ben. Verbrand worden in de open lucht. Mag dat eigenlijk wel?” “Dat weet ik niet. Ik geloof dat je er een vergunning voor nodig hebt. De overleden man was sponsor van het Gandenklooster. Hij is degene die van het houthakkerskamp een klooster heeft gemaakt“ “Is hij dat?” “Ben je echt weer helemaal beter?” “Ja, ik ben helemaal opgeknapt. Ik vertel je er later nog wel over.” “Vertel eens hoe het met Yana is gegaan en met jou. Gaat het jullie goed?”
59
Als ze in het hutje van Gideon de zon zien ondergaan, vertelt Yeshie over de ontmoeting met haar moeder: “Toen ik bij het huis van mijn moeder kwam, bleek dat zij was opgenomen in een rusthuis. Dat was niet voor het eerst, maar ik was toch geschokt dat het nu gebeurd was terwijl ik weg was. Ik had de afgelopen maanden bewust geen contact met de buitenwereld. Ik had een afspraak met haar ‘s middags om vier uur. Om half vier was ik bij haar. Ze had al vanaf negen uur op me zitten wachten. Het was een vreemde confrontatie, maar zonder meer een confrontatie. Mijn moeder en ik. En Yana natuurlijk. Mijn moeder weet dat ze gek is en ik weet het ook en dat weet zij ook. Ik vroeg haar niet eens hoe het met haar ging, want ik zag wel dat het niet best met haar gesteld was. Ik kuste haar koude door kalmeringsmiddelen verstijfde wang. “Het is maar een bijverschijnsel,” zei ze. Ze keek mat en toonde geen blijdschap. Haar mond hing scheef, haar haren hingen onverzorgd en plat over haar gezicht. Ze zei met een zachte, vlakke stem: “Wat ben je veranderd? Ik herken je haast niet.” Zij zei het en ik dacht het. Mijn moeder. Ze lustte haar eten niet. Alles plakte in haar mond. Ze had moeite met wakker worden, omdat ze er dan achter kwam dat het allemaal nog niet voorbij was. Dat er weer een dag geleefd zou moeten worden. Ze begreep, dat ik was weggebleven, dat ik niet wilde komen. Ik liet haar Yana zien. Ze gaf geen enkele blijk van verbazing dat ik een kind had. Het raakte haar niet en ze reageerde er niet op. Een andere bewoner had Yana wel gezien en riep voortdurend: “Ze heeft mijn kindje, ze heeft mijn kindje.” Een verzorger troostte haar, maar tot het einde van het bezoek hoorde ik haar zeggen: “Ze heeft mijn kindje.” Ik stond verbaasd over mijn nuchterheid. Ik voelde me rustig en was blij dat ik met haar kon praten. Troosten of opbeuren kon ik 60
haar niet. Mijn medelijden met haar kon ik niet in woorden vatten. Ik wilde haar normaal behandelen alsof er niets aan de hand was. Ik vertelde over mij zelf, over wat ik deed en gedaan had. Soms liet ik voorzichtig merken wat ik in haar geval zou doen. Maar ik was haar niet. Ik was niet gek. Ik praatte wel met haar over haar gek zijn. Ze zei dat ze niet gek was, dat ze alleen maar uitgeput was en dat ze moest uitrusten en bijkomen. Even later vertelde ze mij over haar hallucinaties. Ze vertelde me dat ze nu voor de zevende keer was opgenomen en dat het nu echt fout zat. Het was anders dan andere keren. Ze zou het heerlijk vinden als ze in haar slaap zou sterven. Ik voelde me machteloos. Wat een last zou ze weer moeten dragen als ze uit de inrichting zou komen. Zij die gek was geweest in een wereld die niet gek was. De medelijdende blikken van mensen. Ze zou niet voor vol worden aangezien. Hoeveel mensen was ze tijdens en door haar gekte niet kwijt geraakt? Ik vertelde haar dat ik binnenkort weer weg zou gaan. Ze knikte en begreep het. Ik voelde pijn door mij heen gaan. Ik kon haar niet helpen. Ik bracht haar naar haar kamer en kuste haar. “Wees voorzichtig met oversteken. Gisteren is er iemand aangereden op het terrein…….Je hebt een lief kindje” waren haar laatste woorden. Met gebogen lijf en doffe ogen knikte ze me gedag. Mijn nuchterheid verdween toen ik haar achterliet. Mijn keel werd geknepen. Ik wilde huilen en zocht troost bij mijn kleine Yana. Ik begon te zingen toen ik het terrein af liep. In het Engels riep ik om hulp, om liefde, om kracht. Craziness. Help haar. Ik ben te hard voor haar geweest. Zij is mijn moeilijkste erfenis. Ik onderhoud een ondergrondse liefdesrelatie met haar. Ik kies nu voor de vrucht van mijn eigen schoot. Dat is mijn oplossing. Ze kijkt naar Yana, die in Gideons slaapzak ligt. 61
Gideon ziet, dat Venus de zon achterna gaat. Hij heeft tijdens haar monoloog aan zijn eigen moeder gedacht. De woorden van de abt over de vriendelijkheid van de moeder lijken barsten te maken in het beeld wat hij heeft van zijn moeder. Morgen zal hij zijn ouders schrijven. Hij slaat zijn arm om Yeshie heen. Haar hoofd ligt op zijn schouder. Yeshie en Yana slapen in de hut van Gideon. Yana ligt tussen hen in. Hij heeft de afgelopen uren al gemerkt hoeveel tijd en aandacht Yana vraagt. Ook ‘s nachts hoort hij haar huilen. Dan geeft Yeshie haar te drinken.
62
Storm De oprit en het pad rond het centrum zijn klaar. Van de heuvel grint is niets meer over. Hij voelt zijn spieren. Het is een pittige klus geweest. Yuan maait met de kleine tractor het gras. Dat duurt een paar uur. Gideon en Yeshie vertrekken naar het strand. Ze luisteren liever naar het geluid van de golven. De golven zijn hoger dan anders, maar de wind is niet sterker. Gideon kan niet tegen de branding op. Hoe hij het ook probeert, hij komt er niet door heen. Als hij weer bij Yeshie en Yana is, vertelt hij haar over zijn ontmoeting met Zamora en speelt met de vingertjes van Yana. Yeshie luistert tijdens het zonnen naar zijn verhaal. “Denk je nog veel aan haar?” vraagt zij over de rand van haar zonnebril naar hem kijkend. “Eerst wel maar door de ziekte verdween mijn verlangen naar haar. Ik wilde me liever beter voelen. Ik voelde me ontzettend rot. Nu denk ik soms aan haar. Het is wel een te gekke meid.” Plotseling komt de wind opzetten. Ze proberen een diepe kuil te graven, maar al gauw doet het opstuivende zand zo’n pijn dat ze het strand verlaten. Yana wordt in gepakt in de handdoek van Gideon. Ze lopen van het strand met hun rug naar de wind. Het zand striemt tegen hun kuiten. Ze zien de lucht snel donker worden. Bij de hut aangekomen zien ze de wolken zwart, groen en geel worden. De bliksemstralen komen in zee terecht. Regen en hagel slaan hard tegen de hut. Alles schudt. “We hadden beter naar binnen kunnen gaan,” zegt Gideon. Hij telt de seconden na een bliksemflits. Oorverdovend kraakt de donder. Het doet pijn aan zijn oren. Er slaat iets met een knal tegen hun hutje aan. “Ik ga er nu echt niet uit…. Ik hoop dat het hutje het houdt,” zegt Yeshie.
63
Ze kruipen bij elkaar in de slaapzak en houden elkaar bang vast. Gideon probeert Yeshie en zichzelf gerust te stellen: “Er zijn rond ons hutje een paar hogere heuveltjes met struiken en een paar lage, kromme naaldbomen. Die liggen hoger en zullen eerder door de bliksem getroffen worden dan onze hut.” “…….Yana slaapt gelukkig.” Yana schrok eerst van de felle flitsen en de harde knallen, maar is nu in slaap gevallen. Het geweld van de storm neemt verder toe. De storm loeit rond het onbeschutte krakende bamboehutje. Elke keer denken ze de hevigste windvlaag te hebben gehad, maar dan komt er een die de vorige nog overtreft. Ze zijn geobsedeerd door het aanzwellende lawaai. De storm raast tot even voor middernacht voort. Yeshie valt uitgeput van spanning in slaap. Als Yana die nacht wil drinken, is de rust weer gekeerd. De wolken vliegen nog langs de opklarende hemel. De maan schijnt af en toe scherp zijn licht over de wereld. De volgende ochtend schijnt de zon aan een halfbewolkte hemel. Yeshie en Gideon worden laat wakker. “We maken wel wat mee samen,” glimlacht Yeshie naar Gideon die vlak naast haar ligt. “Ik ben blij dat wij vannacht samen waren.” “Ik ben blij dat jij er was. Jij maakt me rustig.” “Ik ben flink bang geweest. Gelukkig heeft Yana er niet al te veel van gemerkt.” “Ik was ook bang. Je haalt de raarste dingen in je hoofd. Het hutje heeft zich gelukkig goed gehouden. Ik wist niet dat bamboe zo sterk was. Ik ben benieuwd hoe het er in het hoofdgebouw voor staat.” “Lekker uitgeslapen?” vraagt Timothy als hij Gideon ziet binnenkomen. “Ik ben vanmorgen al wezen kijken of jullie de storm hadden overleefd.”
64
“Wat een storm, hé? Hoe is het hier gegaan?” reageert Gideon. “Er ligt allerlei rommel in de tuin. Het heeft enorm gespookt. De pannen roffelden op het dak. Het was een ongelooflijk kabaal.” “Ik zag zelfs zeeschuim in de tuin liggen….. Daar heb je Yeshie en Yana.” Hij stelt ze voor aan elkaar. Timothy begroet ze vriendelijk en is direct in de ban van Yana. Tenzin en Yuan komen ook binnen. “Jullie hebben het overleefd? Dan heb je al beetje kunnen oefenen voor de hellewereld. Grapje. Yuan is gisteren niet meer naar Theresa gegaan. We vonden het te gevaarlijk. Hij heeft hier geslapen. We hebben net een telefoontje van Theresa gehad. Het heeft daar waarschijnlijk nog heftiger gespookt dan hier. Er zijn behoorlijk wat bomen omgewaaid. Gelukkig zijn ze niet op de huisjes terecht gekomen. Er liggen er wel een aantal op de oprijlaan. Gideon, zou jij daar naar toe willen gaan om te helpen? Wij hebben een kettingzaag, die kun je meenemen. Yuan kan je daarbij helpen.” “Prima,” zegt hij direct. Hij kijkt naar Yeshie. “Ik breng jullie wel even met de auto. Ik heb nog even tijd voor ik ga koken,” zegt Timothy. “Dan doen we de fiets achterin.” “Mooi geregeld. Yuan, vind je het oké?” vraagt Tenzin. “Ja. Met de taxi naar huis.” “Yeshie, ik zie je straks.” Ze zwaait met het handje van Yana. Een jerrycan benzine en een grote kettingzaag worden in het busje gezet en ook de fiets van Yuan. De hele middag zijn ze bezig naaldbomen door te zagen. Er liggen er vijf die weggehaald moeten worden. Om beurten zagen ze de boom in stukken. De bomen zijn niet ontworteld, maar geknapt. Ze zagen de bomen af tot een paar decimeter boven de grond. Zo kunnen ze op de stronken zitten. Met bezems vegen ze de weg schoon. Voor het avondeten lopen Yuan, Theresa en 65
Gideon over het terrein. Er zijn gelukkig geen eucalyptusbomen omgevallen. Er zijn wel veel takken afgescheurd. Her en der liggen dennenbomen om. “Die moeten worden opgeruimd,” zegt Gideon. “Wil je dat we dat ook doen?” “Het zou wel mooi uitkomen. Er is maar een gast in de huisjes aanwezig. Die schrijft. Als jullie morgen willen beginnen met zagen, zal ik hem op de hoogte brengen, dat er nog al wat lawaai gemaakt gaat worden.” Gideon hoort ’s avonds dat deze plek dikwijls wordt bezocht door lama’s, die jarenlange retraites hebben ondergaan. Zij geven adviezen, die er toe moeten leiden, dat deze plek zo krachtig mogelijk wordt. De plek wordt regelmatig gezuiverd van negatieve invloeden. De eventueel aanwezige “geesten” of “energieën” worden positief gewaardeerd. In plaats van ze tegen te werken is het goed met ze samen te werken, wordt hem verteld. De plek straalt een enorme rust uit.
66
Theresa Hij hoort dat Theresa al een paar jaar de administratie doet van het centrum. Ze was eerst schoonmaakster. De dokter bracht haar in contact met Florian. Al gauw ging ze ook koken. Voor Timothy kwam, was zij tijdens cursussen de kok van het centrum. Sinds een paar jaar doet ze de administratie, de werving van gasten en de afdeling sponsoring. Florian trok zich steeds meer terug en liet alles aan haar over. Hij gaf haar alleen zo nu en dan adviezen. Ze was fulltime bij hem in dienst en had een kamer in het hoofdgebouw. Yuan was met Theresa meegekomen. Hij had een baantje in de tuin gekregen. Ze was verbaasd hoe Florian met haar oudere broer omging. Binnen een paar maanden was hij veel opener en zelfstandiger geworden. De altijd stille Yuan kon wel praten. Theresa heeft de volledige verantwoordelijkheid voor de stichting gekregen. Nu Florian dood is, krijgt ze geen advies en voelt ze zich alleen. De spirituele aandacht van het Atishacentrum is weliswaar belangrijk, ze moet nu toch zelf het beleid bepalen. Zij moet alle beslissingen zelf nemen. Ze is net vijfentwintig. Ze praat over al deze zaken met Gideon tot diep in de nacht. Gideon heeft die avond Yeshie nog gebeld, maar heeft haar niet kunnen bereiken. Die nacht slaapt hij voor het eerst sinds tijden in een bed. De volgende dag schrijft hij zijn eerste brief aan zijn ouders. De brief is verhalend en beschrijvend. Hij schrijft over de vriendelijkheid van de moeder. Gideon voelt zijn spieren. Het werktempo van Yuan ligt veel hoger dan het zijne. Hij is gebroken door het alsmaar boven zijn 67
krachten werken. Na een dag hard werken laat Theresa Gideon een speciale ruimte in het huis zien. Aan de achterkant van het huis in een serre staan stoelen. Aan de stoelen zitten plastic poncho’s vast. De zitting van de stoelen bestaat uit gaatjes. Yuan stookt in potkacheltjes het vuur op. Als de vlammen doven en de kooltjes gloeien, schuift hij de kacheltjes onder de stoelen. Hij kleedt zich uit. Theresa glimlacht naar Gideon: “Dit is onze sauna. Yuan houdt niet van gesloten sauna’s.” Poedelnaakt staat Yuan in de kamer. Het zonlicht schijnt op zijn gespierde en gebruinde lijf. Hij schaamt zich totaal niet voor zijn naaktheid. Hij pakt twee emmers water en zet die naast de stoelen. Hij gaat op een van de stoelen zitten en trekt de poncho om zich heen. Theresa ritst de poncho dicht tot bij zijn keel. Yuan lacht naar Gideon die hem verbouwereerd aankijkt: “Jij ook!?” Gideon aarzelt. Hij loopt niet zo vaak in zijn nakie. Hij zet zijn verstand op nul, kleedt zich uit en gaat op de andere stoel zitten. Theresa ritst ook zijn poncho dicht. De warmte onder de poncho is weldadig. Druppels zweet lopen over zijn lichaam. Zijn hoofd blijft koel. Theresa pakt een spons uit de emmer en dept zijn hoofd met koel water. Hij sluit zijn ogen en voelt zich in de zevende hemel. Na twintig minuten maakt Theresa de rits van de poncho van Yuan los. Hij pakt de tuinslang, zet de kraan aan en laat een straal water over zijn hoofd en lichaam stromen. Hij ademt zwaar. Kort daarna wordt Gideon bevrijd. “Dat was heerlijk!” “Wacht maar,” zegt Yuan. Theresa legt op een licht hellend vlak doorzichtig plastic. Yuan gaat er op liggen. Theresa wikkelt hem in het plastic. “Ik ben een banaan.”
68
Gideon wordt in het andere stuk plastic gewikkeld. Hij merkt dat de warmte van de al wat lager staande zon effect heeft op zijn lichaam. Het transpireren begint weer en hij valt bijna in slaap. “Het is zoals Yuan zegt. Het plastic werkt als de schil van een banaan. Het beschermt de vrucht. Daardoor kan de vrucht groeien en rijp worden,” zegt Theresa. “Het voelt weldadig aan,” reageert Gideon. Tenslotte spuiten Yuan en Gideon elkaar met koud water lachend nat. Theresa komt binnen met twee badjassen en muntthee. “Dat is nog eens ontspannen,” zegt Gideon. “Wacht maar,” knipoogt Yuan naar Theresa. Na de thee nodigt Yuan Gideon uit om naar het kamertje naast de serre te komen. In een kast staan bruine flesjes. “Wat zit er in die flesjes?” vraagt Gideon. “Bloesemremedies. Soms komen mensen op consult of willen ze deze flesjes kopen. De remedies kunnen je helpen weer in balans te komen. Je gaat er beter door luisteren naar de signalen van je lichaam en je kunt ermee voorkomen dat je over je eigen grenzen heengaat.” Gideon ziet een massagetafel staan. “Ga maar liggen” zegt Yuan. “Oké” mompelt Gideon en wacht af wat er komen gaat. “Doe je badjas uit en doe deze handdoek om. Yuan kleed jij je aan?” Gideon gaat zo lekker en ontspannen mogelijk op zijn buik liggen. Hij voelt, dat hij door twee zachte handen met olie wordt ingewreven. Hij richt al zijn aandacht op dit heerlijke gevoel. Theresa masseert zijn rug stevig maar zacht en met kennis van zaken. Hij geeft zich er helemaal aan over. Hij merkt niet eens dat Yuan de ruimte binnen komt. Na een tijdje heeft hij pas in de gaten dat hij niet door twee maar door vier handen wordt gemasseerd. Even probeert hij de handen te volgen maar het zijn er te veel. Hij kan het alleen maar gelukzalig ondergaan en zijn gedachten zitten hem niet langer in de weg. 69
Na een tijdje moet hij rechtop gaan zitten en krijgt hij een hoofdmassage van Theresa. Een onverwachte beweging doet zijn hoofd opzij schieten. Hij schrikt er van. Hij hoort het kraken. “Maak je maar geen zorgen. Ik maak je nek los. Dat is goed voor je,” zegt ze. Voor hij er erg in heeft schiet zijn hoofd de andere kant op. Hij moet op zijn rug gaan liggen. Met haar duim drukt ze stevig en langdurig op zijn navel. Een onaangenaam gevoel. Het lijkt of ze via zijn navel zijn lichaam leest. Na dit onderzoek volgt een weldadige massage door opnieuw vier handen. Zijn borst, buik en lendenen worden bewerkt. Zijn handen, vingers, benen, voeten en tenen worden ook onder handen genomen. Theresa vertelt dat ze dit geleerd heeft in een Hindoestaans gezondheidscentrum. Ze heeft er een jaar stage gelopen na de massageopleiding die ze op het centrum had gevolgd. Ze heeft daar ook yoga gedaan. “Als je zin hebt en je bent morgenochtend niet te stijf dan kun je meedoen met yoga.” Gideon voelt zich nu zo op zijn gemak, dat hij direct op het aanbod in gaat. Yeshie deed ook aan yoga schiet het door zijn hoofd. Hij moet haar bellen. Hij wil schone kleren aantrekken, maar die liggen in het centrum. Yuan komt binnen met kleren van Florian. “Kleren in de was. Geurtje aan.” Via het strand loopt Gideon terug naar het centrum. Hij is drie dagen weg geweest en blij Yeshie, Yana, de hondjes en de anderen te zien. Yeshie gebruikt zijn hut en ziet er stralend uit. “De geshe heeft Yana gezegend en haar de naam Pema gegeven. We hebben een lang gesprek gehad. Ik heb hem verteld over het Atishacentrum, over mijn moeder en over mijn overleden vriend. Ik voel bij hem de zelfde sfeer als bij Siddhi. Hij is zo zacht voor Yana.” “Heeft hij je nog adviezen gegeven?” vraagt Gideon. 70
“Hij sprak over de vriendelijkheid van de moeder. Ik dacht eerst aan mijn eigen moederschap, maar daarna kwam mijn eigen moeder in beeld. Kun je je moeder haar vriendelijkheid terugbetalen? Door hem beleef ik een oprecht liefdesgevoel voor haar. Dit stopt de strijd die ik altijd met haar heb gevoerd. Nu ervaar ik de liefdevolle intentie die zij voor mij voelt.” Yeshie is even stil. “De geshe zei mij goed na te denken over onderwijs en opvoeding. Hoe helpen we kinderen een vredige geest te ontwikkelen.” Hij sprak over het belang van de eerste jaren.
71
Yeshie en Timothy “Theresa wil je massageoefeningen leren, die je voor Yana kunt gebruiken.” “Wanneer ga je er weer heen?” “Ik weet het niet. Ik wil hier ook in de tuin werken. Misschien dat ik dat een paar dagen in de week doe. Dan blijf ik de andere dagen bij Yuan en Theresa. Ze hebben me gevraagd bij hen te blijven werken. Er is daar genoeg werk te doen. En ik heb in een echt bed geslapen…..en veel aan jullie gedacht.” “Ik heb veel opgetrokken met Timothy. Hij heeft op Yana gepast toen ik naar lezingen was. De hondjes slapen vaak in de buurt van Yana.” Na het eten komt Gideon Timothy tegen. “Ik wil je wat vertellen. Ik kan er met niemand over praten. Ik heb Yeshie beter leren kennen en ben steeds met haar bezig. Ik heb lange gesprekken met haar gevoerd. We hebben elkaar gestreeld en elkaar een kus gegeven. Het kan zo weer gebeuren. Vannacht heb ik naast haar geslapen. Ze heeft de zelfde vragen als ik: Waar sta je? Bij wie hoor je? Bij wie wil je nog horen? De keuzes die je voorheen samen maakte, moet je nu alleen maken. We herkennen die anonimiteit. Er is tussen Yeshie en mij een spannende relatie aan het ontstaan. Misschien een wederzijdse verliefdheid. Mijn vroegere vrouw komt in dit beeld niet voor. Ik heb geen schuldgevoelens. Ik verbaas me over de snelheid waarmee ik van haar los geraakt ben. Naast prettige en spannende ervaringen voel ik me vaak verloren en alleen. Ik wil gekoesterd worden. Ik ben nog niet echt in balans. Als ik vrij heb, wil ik bij Yeshie zijn en genieten van haar aanwezigheid. Onze relatie wordt intiemer en ingrijpender.”
72
Gideon neemt elk woord in zich op. Hij is blij voor Timothy en Yeshie. Hij voelt wel afstand ontstaan tussen hem en Yeshie. Wat betekent dit? Kan hij niet meer bij Yeshie en Yana slapen? “Tjonge, wat een goed nieuws en wat spannend. Gaan Yeshie en Yana nu bij jou slapen?” “Nee, nee het moet niet te snel gaan. Ik wil voorzichtig zijn. Ik ga trouwens vijf dagen weg. Ik heb de huur van mijn huis opgezegd. Ik moet mijn spullen ergens opslaan. Morgen ga ik mijn baas zeggen, dat ik definitief stop met werken. Ik ga grote beslissingen nemen.” Yeshie gaat Theresa helpen in de keuken. Theresa neemt zolang de taken over van Timothy. “Je hebt Timothy gesproken? Ik kon het je nog niet vertellen. Ik voel me nog te zwevend en los. Maar ik denk aan Yana. Ik vind het zo spannend wat er gebeurt.” Yeshie gaat ervan uit dat ze de nacht doorbrengt met Gideon. Ze vindt het heerlijk haar geheim met Gideon te delen. Gideon vindt dat een bijzondere ervaring. Hij ruikt Yana en beseft als hij haar lijfje voelt dat hun band dieper is dan hij had vermoed. “Theresa leert me hoe ik Yana kan masseren,” zegt Yeshie.
73
Gideon en Zamora Midden in de nacht voelt Gideon dat er iemand voorzichtig naast hem in zijn slaapzak kruipt. Hij weet onmiddellijk dat het Zamora is. Hij voelt haar zachte lijf. Het luik in zijn hersenen, waarachter Zamora was verborgen, opent zich direct. Onrustig makende gevoelens en gedachten nemen bezit van hem. Hij reageert nauwelijks op haar aanwezigheid, maar geniet. Hij laat haar haar plek vinden. Hij is gek op haar lichaam. Zachtjes mompelt hij: “Je bent terug.” Hij streelt haar door haar sluike haar. De volgende ochtend vlak voor Yana wakker wordt, sluipen Gideon en Zamora het hutje uit en gaan naar het strand. Zamora heeft een aantal weken een cursus homeopathie gevolgd maar is vlak voor het einde gestopt. Ze lopen over het strand naar de kroeg, Heavens Door. Gideon praat aan een stuk. In de kroeg vertelt Zamora dat ze zich eenzaam heeft gevoeld. Ze had last van negatieve stemmingen. Er waren bij de cursus genoeg mensen die met haar om wilden gaan, maar ze was afhoudend gebleven. Ze voelde zich net een automatisch opererende machine. De dagen vloeiden betekenisloos in elkaar over. Ze kon niet mediteren of lezen. Ze had nergens zin in. Ze had geen drugs meer gebruikt, maar wel een paar keer stevig gedronken. Alleen op haar kamer. Ze kwam niet toe aan studeren. Het ging nu iets beter, maar ze voelde zich nog steeds op de vlucht. Ze was op zoek naar bevrediging, die haar tot rust zou brengen. Ze vond geen plek waar ze langer wilde blijven. Bij iedereen kreeg ze na een tijdje het gevoel, dat het wel weer genoeg was. Dan wilde ze weg. Ze had een hekel aan haar onbetrouwbaarheid. Ze genoot van de aandacht die ze kreeg en reageerde daar gretig op. Ze baalde er van dat ze alles als een 74
spelletje zag en bewust aan dat spelletje mee deed. Ze wist wat voor effect haar gedrag op mensen had. Hij kijkt intens naar haar en zoekt naar de onbevangen, energieke Zamora. Hij gaat met zijn ogen over haar gezicht en probeert het vertrouwde beeld terug te vinden. Bij vlagen ziet hij haar glimlach. Zijn genegenheid voor haar groeit. Gideon voelt compassie en wil zijn gevoel met haar delen. Ze reageert afstandelijk. Hij schrikt en vraagt zich af hoe hij haar moet bereiken. Gideon denkt aan de verplichtingen die hij heeft. Hij is bezig met Yuan een gevlochten hekwerk te maken bij de ingang van de oprijlaan naar de villa. Alle takken die op het terrein lagen hebben ze de afgelopen dagen verzameld. Vandaag gaan ze takken in de grond stoppen om het vlechtwerk er dan om heen te wikkelen. “Ga met me mee naar het andere centrum. Het is een flink stuk lopen. Ik denk een uur of vier.” In het begin zeggen ze niet veel tegen elkaar. Ze zitten beiden gevangen in hun eigen wereldje. Zamora baalt en Gideon weet niet wat hij moet doen. Geleidelijk komt er een gesprek op gang. Zamora vertelt over een ontmoeting die ze heeft gehad met een beer van een vent. Hij heeft haar een paar dagen gevolgd. Hij wil persé dat ze bij hem komt slapen. Ze is onder de indruk van zijn uitstraling en heftigheid. Ze vindt hem spannend. Ze hebben beiden een uitgesproken verschijning. Hoewel ze tegen hem protesteert en tekeer gaat, lukt het hem haar voor zich te winnen. Ze geniet van zijn directheid. Ze wil sterker dan hem zijn en is er op een gegeven moment van door gegaan. Gideon geeft zijn kijk op de zaak, maar daar is ze niet in geïnteresseerd. Gideon krijgt er van langs.
75
“Jij relativeert. Jij denkt. Jij past je aan. Je wilt het anderen naar de zin maken. Je luistert niet naar wat ik zeg. Jij voelt niet wat ik voel. Jij ondersteunt me niet.” “Jij ziet de dingen door jouw ogen. Jij geeft jouw interpretaties aan wat je ziet. Als jij je zo wilt voelen dan is dat jouw keuze,” zegt Gideon. Zamora ontploft en valt Gideon aan. Ze vechten als bezetenen. Eerst schrikt Gideon. Van haar manier van vechten krijgt hij de slappe lach. Zamora wordt nog kwader. “Je bent een lul!” schreeuwt ze. Hij grijpt haar en drukt haar tegen de grond. Hij probeert haar te kalmeren. Ze geeft te kennen niet gediend te zijn van zijn gedrag. Ze geeft hem een knietje en weet zich te bevrijden. Gideon spurt achter haar aan. Hij is nu ook kwaad. Hij grijpt haar beet en sleurt haar naar het water. Vlak voor hij haar onder dompelt in de branding zegt hij met tranen in zijn ogen: “Je kunt kiezen…..er in of niet…….Bekijk het maar,” zegt hij als zij hem vlak aan kijkt en niet reageert. Hij laat haar los en gaat op zijn buik op het strand liggen. Een kwartier later lopen ze over het strand en is de rust een beetje teruggekeerd. Nog steeds voelt hij zich opgelaten en trillerig. Het is lang geleden dat hij zo uit zijn dak is gegaan. “Dit gebeurt dus niet meer. Het mag niet. Mijn kwaadheid kan zoveel vernielen. Ik ben er bang voor.” Geëmotioneerd uit hij zijn gevoelens. Zamora kijkt hem verslagen aan: “Ik wil het ook niet.” De kilometers gaan in hun benen en gedachten zitten. Zamora voelt zich rustiger en is blij met de wandeling. Ze probeert het contact te herstellen. Ze drukt zich tegen Gideon aan. Hij voelt haar aandacht voor hem en haar wens om hem lief te hebben. Hij aarzelt als hij haar omhelst. Hij wil haar net zo benaderen, maar hij weet niet hoe hij dat moet doen. Zij fluistert in zijn oor. Haar geur is verrukkelijk. 76
Begin van de middag arriveren ze op het terrein van Theresa en Yuan. “Yuan, dit is Zamora,” “Wij kennen elkaar,” zegt ze. “Gideon, kan ik ergens gaan liggen. Ik ben doodop.” “Je kunt mijn bed wel gebruiken.” Zamora slaapt de hele middag. Gideon werkt met Yuan aan het hekwerk. Er is al meer dan vijfentwintig meter klaar. Het hele aanzicht van de voortuin wordt door het hek afgesloten.Yuan wil er allerlei klimplanten door heen laten groeien. Hij heeft er al geplant. Theresa blijft de hele middag op het meditatiecentrum.
77
Ramon Gideon ziet een volkswagenbusje bij de oprijlaan staan. Yuan loopt er naar toe en wenkt Gideon. Achter het stuur zit een man met een hoekig, gebruind gezicht en lichtblauwe ogen. Zijn haar golft naar achteren. Hij vraagt met buitenlands accent of Zamora hier is. Gideon antwoordt niet direct. Het is alsof hij een dreun onder de gordel krijgt. In een fractie van een seconde vliegen gedachten door zijn hoofd: hoe kom ik van hem af, ik stuur hem weg. Yuan kijkt naar Gideon en doet of hij niks in de gaten heeft. “Ze slaapt,” zegt Gideon. “Dan wacht ik hier tot zij wakker is.” Hij parkeert het busje. Vanaf dat moment is het werk onplezierig. Yuan zegt dat hij thee gaat drinken. Na de thee komt Zamora met een slaperig gezicht naar beneden. Haar haar hangt ongekamd voor haar gezicht. Ze glimlacht naar Gideon. Met tegenzin zegt hij: “Buiten bij de ingang wacht iemand op je in een volkswagenbusje.” “Ramon!!” roept ze. Ze kijkt door het raam en loopt door de openslaande deuren naar het busje. Gideon ziet de man uit de auto komen. Zij omhelst hem en omklemt hem met haar benen. Gideon pakt een tijdschrift en na een tijdje lukt het hem te lezen: ‘de beste oplossing bij irritatie is het ontwikkelen van mededogen.’ Hij is de controle over zijn gedachten kwijt. Hij voelt zich gekwetst. Hij weet ook wel dat hij geen alleenrecht heeft op haar. Maar hij voelt het wel zo. Hij kan op dit moment niets positiefs bedenken. Hij voelt weerzin en baalt ervan dat hij niet weet hoe hij met deze situatie om moet gaan. Even later komt Zamora terug. Ze komt lachend op Gideon af en zegt: “Ga je mee Gideon? Ramon wil ons naar een driedaags beachpopfestival brengen zo’n honderd kilometer hier vandaan. Ik 78
vind het leuk als je meegaat.” De gedachte dat hij met Ramon de liefde van Zamora moet delen vindt hij walgelijk. “Gaan jullie maar. Ik blijf liever hier.” Ze probeert hem nog over te halen. Hij wil Zamora voor zich zelf hebben. Hij mag haar weliswaar niet bezitten, maar wil het wel. “Ik wil wel gaan. Ga je echt niet mee. Je bent lief.” Hij voelt kou en afstand en wil dat ze zo snel mogelijk vertrekt. Zijn woede en verdriet worden hem te veel. “Oké, lieve Gideon, ik zie je wel weer.” En weg is Zamora. Hij trekt zich terug in zijn slaapkamer. Zijn hoofd ligt op het kussen waarop Zamora net nog gelegen heeft. Regelmatig slikt hij een brok in zijn keel weg. Hij staat op en kijkt uit het raam. Het busje is weg. “Gelukkig,” mompelt hij. “Die zijn weg.” Theresa, Yeshie en Yana komen terug van het centrum. Ze zien dat Zamora haar spullen heeft gepakt en vermoeden dat Gideon niet blij zal zijn. Ze zien hem bij Yuan staan. “Morgen weer een dag,” zegt Yuan. “Groot verschil zijn verliefd zijn of niet. Ik niet.” Yeshie troost Gideon. “Ze is een schat, maar ze heeft het moeilijk met zichzelf. Ze is als de dood om afgewezen te worden. Ze wil de touwtjes in handen hebben. Ze kan niet alleen zijn. Ze wil altijd iemand om zich heen hebben. Als ze even alleen is, denkt ze dat ze de meest zielige persoon ter wereld is. Vooral als ze zich depressief voelt, lijkt het haar of niemand om haar geeft. Ze is verslaafd aan aandacht. Ze heeft als probleem dat ze zich niet kan en wil binden. Ik denk dat ze snel wel weer iets van zich zal laten horen. Ze heeft zoveel talenten. De geshe heeft haar aangeraden arts te worden. Ze is zo’n prachtige verschijning. Wat ze draagt maakt haar aantrekkelijk. Maar ze ziet zichzelf niet zo. Ze vindt dat haar uiterlijk haar innerlijk verbloemt.”
79
Gideon luistert naar de woorden van Yeshie en raakt iets van zijn onzekerheid kwijt. Zijn zelfvertrouwen komt weer terug. Dat komt omdat hij mededogen met Zamora voelt. Yeshie is lief voor Gideon. Theresa kleedt Yana uit en bestrijkt haar met voorverwarmde massageolie. Het strijken gaat langzaam over in een massage. De handen van Theresa gaan elegant, teder en zorgvuldig over het kinderlijfje. Ze zingt tijdens het masseren met haar rustige stem. Gideon en Yeshie kijken geboeid toe. Yuan neuriet bij de open haard.
80
Sterrenhemel ‘s Avonds kijken ze met zijn vieren naar de sterrenhemel. Gideon vertelt: “Ik begrijp niet dat wij zoveel sterren kunnen zien. Naarmate je meer afstand van een object of van een lichtbron hebt, moet een object kleiner en de lichtkracht minder worden. De zon heeft een bepaalde afstand tot de aarde. Vanaf Pluto is de afstand ongeveer veertig keer zo ver. De zon lijkt vanaf Pluto op een speldenknop. De afstand naar de dichtstbijzijnde ster is veertigduizend keer zo ver. Je moet aannemen dat het licht van de zon vanaf die plek niet meer te zien is. De zon wordt gezien als een gemiddeld grote ster. Er zijn sterren die wel honderd keer zo groot zijn als de zon. Het onbegrijpelijke van het waarnemen van sterren is, is dat ze te ver weg liggen voor ons gezichtsvermogen en we er toch tienduizenden zien.” Ze luisteren. “Misschien heeft het te maken met het steeds verder uitdijende heelal. De afstanden tussen de sterren moeten lichtjaren groot zijn.” zegt Yeshie, die weer eens beseft hoe groot het heelal is. Gideon knikt. Yuan die hem aandachtig volgt, zegt: “Er zitten allemaal gaatjes in de koepel. Daarachter zit het licht.” “Dat is mooi,” reageert Gideon. “Kan het niet te maken hebben met de snelheid van het licht van de sterren. We zien het licht pas veel later. Sommige sterren schijnen zelfs al niet meer te bestaan,” zegt Theresa. Ze zien een prachtige vallende ster. Er worden in stilte wensen gedaan.
81
Yuan gaat naar bed en groet iedereen: “Morgen is er weer een dag.” Die nacht slapen Yeshie, Yana en Gideon als vanouds bij elkaar. De matrassen liggen op de grond. Yeshie zegt tegen Gideon: “Ga weer eens naar de lezingen van de geshe.” “Dat is een goed idee.” Gideons pijnlijkste verdriet is voorbij. Nachtrust is een goede remedie in een veranderend leven. Zijn laatste gedachte voor het slapen is: Het is een wereld van verschil of je verliefd bent of niet.
82
Remedies Gideon ligt op zijn zij naar Yana en Yeshie te kijken. Hij is blij met hun aanwezigheid. Het is een feest om samen wakker te worden. Midden in de nacht heeft hij een tijdje met Yana rondgelopen. Ze had last van krampjes. Ze is nu rustig. Hij verlaat het warme bed en sluipt met zijn kleren de kamer uit. Na het douchen komt hij Theresa tegen die een rugtas om haar schouders doet. “Hoi Gideon. Het wordt een schitterende dag. Er is geen wolkje aan de hemel. Ga je met me mee? Ik ga mijn laatste bloesemremedie van het jaar maken.” Hij schiet zijn schoenen aan en vult een flesje met water. Tijdens het wandelen zegt Theresa: “De remedies kunnen je helpen het negatieve in jezelf op te lossen. Er ontstaat ruimte voor het positieve. Als je bang bent raak je energie kwijt aan het bang zijn. Het bepaalt je handelen en het tast je levensvreugde aan. Door het gebruik van bloesemremedies krijg je inzicht en je balans wordt hersteld. Je angst verdwijnt en je energie kan weer vrij stromen. Spanningen en ziektes hebben minder grip op je.” Gideon luistert graag naar de nasale stem van Theresa, maar heeft moeite haar technische verhaal te volgen. Ze gaat verder: “Ik vind het fijn om het wezen van de bloem te leren kennen. Ik wil weten wat een bloem mij te vertellen heeft. Daarom probeer ik verbinding met ze te maken.” Nu is zijn interesse echt gewekt: “Goh, met tekenen probeer ik ook het wezen van een plant te vangen.” Na een kwartiertje wandelen zijn ze op een plek waar tussen het dorre gras teunisbloemen als lantaarntjes staan te schijnen. De
83
bloemen zien er wat slordig uit, maar een gele, zonnige glans doet ze glimmen. “Deze zijn gisterenavond open gegaan. Ze zien er ‘s morgens fris, helder en teer uit. Het zijn nachtbloeiers. De bloem verzamelt maanlicht. De maan staat voor het vrouwelijke. De bloem neemt de vrouwelijke energie op. Er is een verband tussen de maanstand en de cyclus van een vrouw. De bloemen verwelken door licht en de warmte van de zon.” Ze loopt naar een onopvallend tussen het gras staand glazen bakje. “Gisterenavond ben ik hier geweest en heb toen de teunisbloem zien open gaan. Ik heb de bloemen gevraagd of ik ze mag gebruiken om remedies van ze te maken. Ik heb naar de bewegingen van de bloem gekeken en heb met mijn handen de bloem gevoeld. Ik heb mijn motivatie gecontroleerd en geluisterd naar mijn innerlijke stem. Mantra’s uitsprekend heb ik ze met respect geplukt en in het water gelegd. Er mogen geen wolken voor het licht komen anders kan de energie niet vrij stromen.” De aandacht die Theresa aan de bloemen geeft, spreekt Gideon aan. “Ik ga er vanuit dat stenen, planten, dieren en mensen een eigen energieveld hebben. Die velden zijn onderling afhankelijk. Ze bezitten onzichtbare trillingsenergie, die je kunt vergelijken met de energie, die bestaat tussen verliefde mensen.” Mee kijkend in de intieme wereld van Theresa voelt hij zich een beetje een gluurder. “Het licht van de volle maan heeft de hele nacht op de in het water liggende bloemen geschenen. De helende eigenschappen van de bloemen zijn nu door het water opgenomen.” Ze giet het water in een flesje dat voor de helft gevuld is met cognac. “De alcohol fixeert het absorptievermogen van het water.” De natte bloemen legt ze zorgvuldig weg. Ze geeft ze weer terug aan de natuur en de elementen. Ze omsluit met haar handen het
84
flesje en probeert de trillingen te voelen, die door het glas stromen. Gideon probeert die trillingen ook te voelen. Hij voelt wel iets, maar weet niet of dat de trillingen zijn, die zij bedoelt. “Ik wil nu kijken of de kracht van de ochtendzon sterk genoeg is om de energie van de teunisbloemen op te doen nemen in het water. Het is namelijk ook een ochtendplant.” Ze pakt een schoon glazen bakje en doet er water in. Ze gaat weer aan het werk. Gideon pakt zijn tekenspullen. Met zachte arceerstrepen zet hij een teunisbloem op papier. Gideon vraagt: “Heb je een bloesemremedie voor een gebroken hartje?” “Ja hoor,” glimlacht ze. “We zullen straks kijken welke remedie bij jou past.” Gideon krijgt na een korte consultatie een remedie van de akelei. “Deze plant heeft als eigenschap, zich te willen laten zien en staat bekend om zijn schoonheid. Ze kunnen allerlei kleuren hebben en ze kijken op hun lange stelen sierlijk over de andere planten uit. Uitnodigend kijken de trechtertjes de wereld in. Plant en bladeren groeien in drietallen, dat duidt op harmonie. De plant heeft weinig ruimte nodig en vindt altijd wel een plek tussen de andere. De akelei geeft andere planten ruimte om te groeien. De naam akelei heeft met het verzamelen van water te maken.” Ze raadt Gideon aan de druppels driemaal daags onder zijn tong te laten vallen. De druppels zullen hem helpen zich zekerder te voelen. Gideon voelt zich niet onzeker, maar bij wijze van experiment laat hij druppels op zijn tong vallen. De aandacht die Theresa aan hem geeft werkt al als een remedie. Hij voelt dat hij haar kan vertrouwen en dat zij hem waardeert. Theresa vindt het contact dat Gideon met Yuan heeft bijzonder. Florian was de eerste die iets los kon maken bij Yuan. Ze ziet Gideon als zijn opvolger. Ook Yuan laat merken gesteld te zijn 85
op zijn band met Gideon. Het feit dat hij nu grappen maakt en zoveel spreekt is voor Theresa een openbaring.
86
Lezingen ‘s Middags is Gideon bij de lezing van de geshe. De geshe zit op zijn troon en kijkt de twaalf op hun kussentjes zittende mensen vriendelijk aan. “Heeft er nog iemand een vraag?” Een van de jongere monniken vraagt de geshe hoe hij het beste met zijn irritatie en kwaadheid om kan gaan. De geshe vraagt hem: “Wie doet jou pijn als je met een stok geslagen wordt? Degene die je slaat of de stok?” “De stok, geshe.” “Waarom word je dan niet kwaad op de stok?” “Iemand heeft de stok vast en is er de oorzaak van dat de stok mij pijn doet.” “Wie voelt de pijn?” “Ik voel de pijn, geshe.” “Dan ben jij eigenlijk de schuldige. Hoe komt het dat jij pijn voelt? Er zijn oorzaken voor te vinden. Je hebt ze zelf veroorzaakt of denk je dat iemand anders dat doet?” “Ik denk dat ik dat zelf heb veroorzaakt, geshe.” “Dat komt dan door jouw vroegere handelingen. Jij wordt kwaad op die ander. Hij zit net als jij gevangen in verwarring en onwetendheid. Jij weet wie de veroorzaker is; de ander weet dat niet. Jij kunt de ander als een leraar zien, waardoor je geduld kunt beoefenen. Hij leert je omgaan met kwaadheid. Je veroorzaakt zo geen gevolgen, die je later weer op je bordje krijgt.” “Dank u, geshe.” Tijdens een vorige lezing sprak de geshe over de kostbaarheid van ons bestaan. Dat het buitengewoon is dat we dit lichaam
87
hebben met al zijn mogelijkheden. Vandaag spreekt hij op een andere manier over het lichaam. “Je bent verliefd op een mooi meisje of op een stoere vent. Je kunt de geliefde maar niet uit je hoofd zetten. Je wilt en kunt alleen maar aan die persoon denken. Het voelt aangenaam. Je wilt in de buurt van die persoon zijn. Maar als je nauwkeuriger naar die persoon kijkt, zie je dat die persoon niet altijd blij kijkt, niet altijd aardig is. Je merkt dat die persoon niet altijd lekker ruikt, dat die persoon ook naar de wc moet om te plassen, om zijn ontlasting kwijt te raken. Die persoon kan ook onaangenaam uit mond, neus en oren ruiken. De huid van die persoon omvat sterk ruikende organen. Als je die persoon open snijdt, dan komen er onaantrekkelijke dampen te voorschijn. Je ziet darmen, bloed, pus en organen. Als die persoon dood voor je ligt voel je al snel weerzin tegen het lijk. Je bent verliefd op een zak met onsmakelijke lichaamsdelen. Hoe kun je daar zo gehecht aan raken? Het lichaam wordt ouder, taaier en het verdroogt.” Terwijl de geshe uitwijdt over het kostbare menselijke lichaam moet Gideon regelmatig glimlachen. Hij herkent zijn liefdesverdriet en ziet de betrekkelijkheid ervan in. De volgende dagen werkt Gideon in de tuin en volgt hij middagmeditaties en lezingen. ‘s Avonds doet hij met Theresa, Yuan en Yeshie yogaoefeningen. Hij maakt ook nog etiketten voor de flesjes van Theresa en neemt zijn druppels in. Yuan gaat tijdens het tekenen bij hem zitten en tekent met hem mee. Gideon herkent zijn eigen eenvoudige stijl en dat ontroert hem. De mensen hebben ovale hoofden zonder zintuigen. De hoofden zijn vaak licht van kleur en rond de hoofden is licht te zien. Meestal hebben de lange, ovale lijven lange melancholieke
88
ledematen. De ledematen hebben soms een elleboog of kniegewricht. Hij vindt het leuk om groepen mensen te tekenen. Meestal staan ze bij elkaar, ze hebben verschillende leeftijden en er gebeurt iets tussen die mensen. Ze lopen in een rij of staan tegenover elkaar. De achtergrond en de omgeving worden summier en in zachte kleuren aangeduid. Timothy is terug. In plaats van zijn spullen op te slaan heeft hij al zijn bezittingen verkocht of weggegeven. Hij heeft alleen een rugzak met kleren en de meest noodzakelijke spullen. Hij is blij dat hij er van af is. Alles is weg. Die ballast is hij kwijt. Hij hoeft zich er geen zorgen meer over te maken. Hij heeft het allemaal niet meer nodig. Gideon kijkt naar zijn eigen rugtas en schudt hem de hand. “Ik heb er een collega bij.”
89
Lama Wang Chen Timothy hoort van Tenzin dat eind van de week een driedaagse retraite wordt gehouden in de stad, die hij net verlaten heeft. De meeste mensen van het centrum en zeker de geshe gaan er heen. De initiatiefnemer van een aantal centra - een zeer gerespecteerde lama - zal de retraite leiden. Yeshie vraagt Gideon: “Ga je ook mee?” “Ik weet het niet. Gaan Theresa en Yuan er ook heen?” “Nee, wij blijven hier. Ik pas op onze twee centra. Er is veel te regelen.” antwoordt Theresa. “Heb je geen hulp nodig, Theresa?” reageert Gideon. “Als ik jou was zou ik meegaan. Het is een buitengewone ervaring om lama Wang Chen mee te maken.” zegt Theresa. Tenzin vertelt over Lama Wang Chen. Hij maakte hem mee toen Lama Wang Chen voor het eerst probeerde te fietsen. De bewoners van het streng christelijke dorp kwamen naar buiten om te zien hoe deze volwassen man met een rode jurk en een kaal hoofd zijn evenwicht probeerde te bewaren op een fiets. De onbevangenheid en het plezier van de lama werkte aanstekelijk en zorgde voor hilariteit. Er werd gelachen en geapplaudisseerd toen hij slingerend enkele meters aflegde. Kinderen pakten hun fietsen en gaven hem aanwijzingen. Binnen twee dagen kon hij fietsen. Hij had de dorpelingen voor zich gewonnen. Vóór deze gebeurtenis hadden ze steeds nogal argwanend naar het vreemde meditatiecentrum gekeken.
90
Mist Yeshie omhelst Gideon als hij beslist mee te gaan. “Ik neem Yana ook mee. Ik verheug me erop. We kunnen bij vrienden van Timothy slapen.” Al voor zonsopgang lopen Theresa en Gideon door het duinlandschap naar een plek waar vennetjes te vinden zijn. Het is een wandeling van ongeveer een uur. Theresa wil de eigenschappen van een aantal moerasplanten vastleggen. Ze zegt tegen Gideon dat ze misschien wild tegen zullen komen. De roodpaarse lucht boven het vasteland neemt in kleur toe om voor zonsopkomst weer aan kracht af te nemen. Gideon is vaak vroeg wakker. Hij pakt dan zijn slaapzak en gaat op het balkon liggen. Een ree staat roerloos tussen de bomen. Gideon ziet het dier niet. Plotseling hoort hij gekraak en ziet hij de ranke gestalte het bos in vluchten. Op een veilige afstand kijkt het dier naar de twee mensen. Dan verdwijnt het uit het zicht. Theresa verlaat het pad en loopt door duinen die tegen de bosrand steeds hoger worden. Geleidelijk gaan ze in de richting van de zee. Ze ontwijken het lage struikgewas, de bramenstruiken en de distels. Dan zien ze het eerste vennetje liggen. De zomer loopt op zijn eind. Dat is duidelijk aan de vegetatie te zien. Zonder geluid te maken komen ze dichtbij een poel. Bij de poel zien ze twee reeën. Overal in het zand en op de veengrond zijn afdrukken van dieren te zien. Gideon wil gaan liggen. Lekker lui tegen een licht glooiende helling. Hij ziet in de verte tussen de bomen de zon boven de horizon verschijnen. Hij geniet van dit idyllische plekje. Theresa gaat planten observeren. Als ze ze gevonden heeft, gaat Gideon bij haar in de buurt zitten. Gideon voelt een koele windvlaag en ziet een flard mist voorbij komen. “Wat krijgen we nou?” roept hij. 91
Hij staat op. Hij loopt naar het hoogste heuveltje in de buurt. Uit zee ziet hij een laaghangend wolkendek op hen afkomen. “Er komt nevel op ons af” Theresa staat op en kijkt in het rond: “In deze tijd van het jaar komt zeemist bijna niet voor. Dit gebeurt meestal in de lente. In de lente kan zeemist hardnekkig zijn. Een paar honderd meter verder is het dan vaak mooi weer.” Binnen enkele minuten zijn ze opgeslokt door de mist. De zon is weg en de temperatuur daalt snel. De mist wordt steeds dichter. Ze staan bij elkaar en zien geen enkel herkenningpunt. Alles is grijs en een pad is niet meer te vinden. “Geen planten vandaag,” zegt Theresa. “Wat zullen we doen? Blijven we hier wachten tot de mist weg trekt. Misschien is het zo weer voorbij.” “Dat lijkt mij het beste. Ik heb geen idee welke kant we op moeten.” Theresa glimlacht naar Gideon: “Daar zitten we dan. Het gebeurt wel vaker dat de mist me overvalt, maar dan ben ik meestal in het centrum. Hoor jij de zee?” Ze luisteren of ze iets horen. Ze denken het geruis van de zee te horen, maar de geluiden worden beïnvloed door de mist. De geluiden lijken doffer. “Ik denk dat het nu een uur of zeven is,” zegt Gideon. “Ik heb in ieder geval een flesje water bij me.” “Ik ook,” zegt Theresa. “En nog wat koeken…. Ik begin het behoorlijk koud te krijgen. Misschien kunnen we beter gaan lopen. Dan blijven we warm.” “Oké, ik denk dat het zicht een meter of vijftig is. Welke kant zullen we opgaan? Het meertje is hier in de buurt. Ik denk dat we uit die richting kwamen,” zegt Gideon. “We kunnen kiezen of we gaan richting zee of we op zoek naar een hoge duintop. Soms ligt zo’n top boven de mist en kun je de omgeving zien. Misschien kun je daar in de zon zitten en de 92
bomen zien,” merkt Theresa op. “Als we bij het strand komen, kunnen we via de strandpalen de weg terug vinden. Als we er dan maar niet langs lopen. Ons huis ligt bij paal drieëndertig.” Ze luisteren nog een keer of ze de zee horen. Ze weten niet of het het ruisen van de bomen in de verte is of iets anders. Gideon probeert de windrichting te bepalen, maar weet niet zeker of de mist recht uit zee of iets uit het noorden komt. Ze zijn het er tenslotte over eens, dat het beetje wind dat er is uit een richting komt, die ze nu gaan volgen. Ze moeten onderweg steeds bepalen of ze wel in de goede richting lopen. Soms gaat het licht omhoog dan weer omlaag. Ze kiezen het gemakkelijkst begaanbare traject. Maar al snel moeten ze keuzes maken, omdat het pad wordt versperd door grote struiken met harde, scherpe takken. Ze komen in doodlopende gangen terecht en vinden dan met moeite de weg weer terug. Telkens lopen ze vast. Ze hebben krassen op armen en benen. Ze gaan dwars door struikgewas en komen terecht in een wirwar van takken. “Dit is niks. Dit is helemaal niet leuk. We hadden beter bij het vennetje kunnen blijven zitten,” zegt Theresa met bezorgde stem. Gideon weet uit het struikgewas te komen en vindt een stuk zand. Hij is behoorlijk geschrokken. Het duurt lang om er uit te komen. Hij helpt Theresa uit haar benarde situatie. “Wat we nu doen is niet ongevaarlijk,” vindt Gideon. “Zullen we hier maar gaan zitten en wachten tot de mist optrekt. Hier heb je tenminste nog wat zacht zand.” Theresa maakt zich zorgen over Yuan en is blij dat Yeshie thuis is gebleven. Gelukkig weet Yeshie dat ze weggegaan zijn. “Ik hoop dat we de weg terug kunnen vinden en uit dit struikgewas kunnen komen als de mist optrekt” zegt Gideon. “Ik ben blij dat ik hier niet alleen naar toe ben gegaan. Ik vind het ongelooflijk, dat ik me hier door heb laten verrassen.” De eerste tijd zitten ze stil en verkleumd naast elkaar. Ze bedenken spelletjes, vertellen elkaar verhalen en doen oefeningen om wat warmer te worden. 93
Rond elf uur trekt de mist binnen een paar minuten weg. Opgelucht kijken ze in het rond. Ze zien overal struikgewas. Ze ontdekken nieuwe doorgangen. Ze zien sporen van dieren op de grond. “Er hebben hier koeien gelopen,” zegt Theresa. Ze komen tenslotte bij een hoge duintop. “Ik zie de bossen. We zijn er bijna uit. Daar is een doorgang.” Ze zijn vlak bij een van de vennetjes. “Yes,” roept Gideon. Hij heeft behoorlijk in de piepzak gezeten. Theresa omhelst Gideon. “Dank je wel.” Ze ploffen neer in het zand en maken hun schrammen schoon en trekken de dorens uit hun lijf. Yeshie en Yana lunchen met Yuan als Theresa en Gideon terugkomen. “Is alles goed gegaan?” vraagt Theresa. “Yuan heeft geholpen Yana in bad te doen. Hij heeft goed voor haar gezorgd” “Te veel mist om in de tuin te werken,” zegt Yuan met een vreemde grimas. “We waren verdwaald. Daarom bleven we zo lang weg,” zegt Gideon. “Weet je wie er gebeld heeft, Gideon?” vraagt Yeshie. “Zamora?” “Ja. Ze vraagt of je naar Lama Wang Chen gaat. Je kunt bij haar logeren. Ze moet katten en planten van vrienden van haar verzorgen. Ramon is er vandoor. Die zit nu in een religieuze commune in Noorwegen. Ik heb het adres en telefoonnummer van Zamora opgeschreven.” Het wordt even stil. ”Gaat Gideon weg?” vraagt Yuan aan Theresa. Ze kijken Gideon aan. 94
“Ik kom snel terug,” zegt Gideon. In een fractie van een seconde heeft hij besloten. Hij gaat met de bus en de trein naar de stad. Hij is blij dat ze wil dat hij komt. “Fijn dat je gaat,” zegt Theresa. Ze steekt haar duim omhoog. Yuan kijkt stuurs voor zich uit. Hij ziet deze verandering niet erg zitten. “Ik kom echt snel terug, Yuan. We hebben nog zo veel te doen. Ik laat mijn tekenspullen hier dan kun jij verder tekenen.” “Yana en ik gaan met Timothy en de anderen mee,” zegt Yeshie. Ze kust Yana op haar hoofd.
95
Gasten “Waarom gaan jullie eigenlijk niet mee?” vraagt Gideon. “Er komen dit weekend twee nieuwe gasten. Twee Italiaanse schakers: Pignatelli en Revalenta. Ze komen hier anderhalve maand werken aan een schaakboek. Ik geloof dat ze een geprogrammeerde instructie willen maken voor kinderen.” “Hoe is het met de andere gast? Je ziet hem nooit. Weet je wat hij doet?” vraagt Gideon. “Hij leest boeken. Hij is schrijver. Hij heeft een paar Amerikaanse boeken geschreven. De recensies waren niet zo positief. Ze vinden zijn werk gekunsteld en onbegrijpelijk, maar zijn taalgebruik is vernieuwend en zorgvuldig. Vooral de zelfbedachte woorden worden gewaardeerd. Voor de liefhebbers van Bob Dylan kan het inspirerend zijn. Hij verwijst vaak naar Dylan. Hij heeft al een tijd geen inspiratie. Door boeken te lezen probeert hij in de gedachtewereld van anderen te komen. Het enige wat hij doet is lezen. De luiken van zijn huisje zijn altijd dicht. Hij heeft zich opgesloten. Een keer in de week breng ik hem zijn boodschappen, vooral boeken.” “Een zonderling heerschap. Ik ben benieuwd hoe het er daar binnen uit ziet,” zegt Gideon. “Als hij tegen mij praat, spreekt hij met een zware schorre stem. Meestal geeft hij mij zonder iets te zeggen zijn boodschappenbriefje. Voorlopig hoeft hij niet te schrijven. Hij heeft de rollen omgedraaid. Hij is nu lezer geworden. Hij zegt van zichzelf dat als hij iets doet, hij het ook helemaal doet tot hij genezen is.”
96
Yuan en Gideon Yuan wil dat Gideon met hem mee gaat. Ze klauteren de zoldertrap in het huis op. Gideon is hier nog nooit geweest. Ze komen in een donkere, grote rechthoekige ruimte met brede planken. Avondlicht, dat door twee tegenover elkaar liggende ronde ramen naar binnen valt verlicht de ruimte. Yuan schijnt met zijn zaklantaarn op een van die ramen. Het raam is gevat in een stralencirkel van rode bakstenen. De muur is van beton. Gideon schuifelt voorzichtig over de opgeruimde, kale vloer naar het raam. De zon verlicht nog net de wolken. Yuan fluistert: “Zie je wat er gebeurt. De zon staat steeds verder van ons af en de westenwind blaast de wolken hierheen.” “De kleine stukjes blauw in de verte worden almaar groter,” antwoordt Gideon. Even later wordt Venus zichtbaar. “Gideon?” Yuan schijnt met zijn zaklantaarn in de richting van Gideon. Hij seint korte en lange lichtsignalen in de onverlichte ruimte. ”S.O.S.,” zegt Yuan. Hij blijft onzichtbaar achter de lamp en blijft dat als hij de lamp uit doet. Op de tast gaat hij in de richting van Gideon. Als hij de lamp weer aanknipt verschijnt een lichtplek op de houten vloer. Die lichtplek beweegt. Gideon volgt de lichtvlek. Na paar meter gaat het licht iets omhoog. Naast het andere raam wordt een donkere kast zichtbaar. “Maak maar open.” De kast is dicht. Er is geen sleutel. Hij kan ook geen knop vinden. Er is wel een deurtje. Op borsthoogte voelt hij de bovenkant van de kast en merkt dat er een deksel op zit. Hij haalt het deksel eraf. Yuan schijnt in de kast. Er ligt iets in en het is in een doek verpakt. Gideon denkt aan het pakketje dat hij aan de geshe moest geven. Het heeft dezelfde vorm en grootte. 97
“Pak maar,” moedigt Yuan hem aan. Hij pakt het pakketje. Een moment later zitten ze naast elkaar onder het raampje. Yuan schijnt op een bundel papieren. ‘Een handleiding voor Yuan’ staat er met potlood op het eerste vel geschreven. Gideon bladert door de bundel en vraagt zich af wat hij er mee moet. Er staan oefeningen in beschreven. Er worden thema’s in behandeld. En er staan verhalen in. “Het is voor jou,” zegt Yuan. “Maar Yuan, je hebt dit van Florian gekregen.” “Hij heeft met mij deze oefeningen gedaan. Hij heeft mij deze verhalen verteld. Hij heeft mij er blij mee gemaakt. Theresa vindt het goed. Ik wil dat jij het krijgt.” Theresa ziet dat Gideon het boek van Florian in zijn hand heeft. “Yuan wil het graag aan jou geven, Gideon. Het is een bijzonder boek, dat Florian heeft gebruikt om tot Yuan door te dringen. De oefeningen vond Yuan erg leuk. Ik heb trouwens de meeste oefeningen ook met hem gedaan. Florian zei dat het boek niet af was, dat het voortdurend aangevuld kon worden. Yuan heeft de verhalen zo vaak gehoord dat hij ze uit zijn hoofd kent. Het is ongelooflijk hoe gemakkelijk hij de dingen onthoudt. Vroeger kon je honderd keer iets simpels tegen hem zeggen. Het leek alsof alles op hem afketste. Nu is het alsof hij het naar binnen drinkt.” De verschillende thema’s gebruikte Florian als meditatieonderwerpen. Ze zaten vaak samen te mediteren of bespraken de onderwerpen met elkaar.
98
Rachid De trein rijdt rond tien uur ’s avonds de stad binnen. Het laatste deel van de reis heeft Gideon een gesprek gehad met mensen van Arabische afkomst. Ze waren een stuk ouder dan hij. Ze woonden in de stad en kwamen terug van hun werk. Gideon heeft kennissen die moslim zijn. Hij waardeert ze om hun gastvrijheid en vriendelijkheid. Hij vertelt over zijn plannen. Als ze op het station afscheid willen nemen geeft Rachid hem het advies even te bellen met degene waar hij langs zal gaan. Gideon mag zijn telefoonkaart gebruiken. Hij krijgt geen gehoor bij Zamora. Gideon is even in paniek. Moet hij de hele nacht opblijven of moet hij naar een hotel gaan? Had hij het telefoonnummer en adres van Timothy’s kennissen maar. Rachid zegt: “Is ze er niet? Je kunt wel met mij mee? Dat bespaart je de kosten van een hotel.” Gideon wil eerst nog Theresa bellen, maar dit aanbod komt hem goed uit. “Wat een geweldig aanbod,” zegt Gideon. “Kom maar mee, dan nemen we de ondergrondse.” Via trappen en gangen komen ze op een perron. Een trein stopt. Gideon is moe, maar kijkt zijn ogen uit. Hij is veilig bij Rachid. Hij heeft er geen idee van waar hij heen gaat. Uitgeleefde treinen en bekladde perrons schuiven voorbij. Er hangt een knoflookgeur in de trein. Mensen staren ongeïnteresseerd naar buiten. De leegheid geeft hem een beklemd gevoel. Hij is blij dat hij hier niet alleen is. Na een tijdje stappen ze uit. “Nog tien minuten lopen!” De hoge huizen langs de stille straten zijn verveloos. De luiken van de ramen zijn gesloten. De buurt ziet er armoedig en saai uit. Rachid stopt bij een groot pand:
99
“Wacht even. Ik kijk of de conciërge er is en of we er langs kunnen.” Gideon kijkt door de open deur naar binnen en ziet in de gang een aantal mensen van zuidelijke afkomst staan. Rachid wenkt hem en gebaart met een vinger voor zijn mond dat hij stil moet zijn. Gideon gaat naar binnen en begrijpt dat hij iets stiekems doet. Achter een raampje ziet hij een dikke man onderuit gezakt op een stoel zitten. Hij kijkt televisie. Een grote herdershond ligt naast hem. “Het mag eigenlijk niet. Dit is een pension voor gastarbeiders.” Gideon voelt zich niet op zijn gemak. Hij blijft Rachid toch maar volgen. Soms komen ze iemand tegen die hem van top tot teen bekijkt. Hoog in het gebouw doet Rachid een deur open. “Hier kun je slapen,” zegt hij. “Dank je wel.” Het is een klein kamertje met een bed, een tafeltje en een stoel. Op de grond ligt een gerafeld vloerkleedje. Het behang aan de muur is groezelig. Nu pas begrijpt Gideon de situatie. Hij is in een kamertje in een huis met allemaal buitenlanders en weet niet eens waar hij is. Hij rolt zijn slaapzak uit, trekt behalve zijn onderbroek zijn kleren uit en wil gaan slapen. Een paar minuten later gaat het licht aan. Rachid komt in pyjama binnen. “Schuif eens een stukje op dan kan ik er ook bij.” “Ik wil wel op de grond gaan liggen.” “Nee, dat is niet nodig.” Hij voelt het lichaam van Rachid naast zich en vraagt zich af of hij zo wel zal kunnen slapen. Dan voelt hij een hand over zijn rug gaan. Vingers verkennen zijn lichaam. Hij laat het even toe, maar geeft dan te kennen dat hij dit niet wil. Rachid stopt, maar na een tijdje begint het weer. “Stop er nu mee. Ik wil het niet.” Het duurt niet lang voor Rachid nog nadrukkelijker met zijn lichaam tegen dat van Gideon wrijft. Hij vraagt:
100
“Mag ik je piemel zien? Ik wil weten of je besneden bent?” “Ik ben niet besneden.” Er glijdt een hand in zijn onderbroek. Gideon kruipt uit zijn slaapzak. Geïrriteerd laat hij zijn piemel zien: “Gezien??! Nu wil ik slapen.” Hij gaat op het vloerkleedje liggen ondanks protesten van Rachid. Hij gebruikt zijn rugtas als hoofdkussen. Gespannen ligt hij op de vloer met zijn rug naar Rachid. Laat het alsjeblieft ophouden, denkt hij voortdurend. Rachid komt zijn bed uit en zegt: “Je moet echt in bed gaan liggen. Ik ga wel op de grond liggen.” “Nee, ik blijf hier liggen.” Hij trekt zijn slaapzak tot aan zijn kin.” Rachid doet nog een poging. Gideon pakt zijn mala en gaat in kleermakerszit zitten. Hij reciteert de mantra OM MANI PE ME HUM en laat de malakralen tussen zijn vingers glijden. Eindelijk geeft Rachid het op. Gideon is onrustig. Hij durft niet te gaan slapen. Toch slaapt hij even in. Het is al zes uur als hij op zijn horloge kijkt. Hij kleedt zich snel aan en pakt zijn spullen. Voorzichtig doet hij de deur open en zoekt zijn weg door een doolhof van gangen en trappen. Er gaat plotseling een deur open. Een man die naar zijn werk gaat. Gideon volgt hem tot het glazen hok van de conciërge. Hij loopt langs het hok of het de gewoonste zaak van de wereld is. Hij kijkt niet op of om. Hij duwt de voordeur open. Hij is er uit, weg uit die gevangenis, die hel. Buiten is het heerlijk, hij voelt zich bevrijd. “Ik was gewoon thuis.” Gideon belde haar uit bed. Hij omhelst haar, voelt haar lichaam en geniet van haar heerlijke lijf. Zamora is heel ontspannen. In bed vertelt Gideon zijn verhaal. Hij drukt zich tegen haar aan. Hij is verbaasd dat hij zo’n afkeer heeft van de aanraking door een mannelijk lijf en dat hij zo geniet van een vrouwenlichaam. 101
Zamora geeft bij dit lichamelijke contact wel haar grens aan. Hij merkt het op en past zich aan.
102
Dharma ‘s Middags gaan ze naar het meditatiecentrum. Zamora ziet er aantrekkelijk uit. Mensen draaien zich om en kijken schijnbaar achteloos maar meestal te lang naar haar. Gideon is zich er van bewust dat hij naast haar loopt, dat hij bij haar hoort. Zamora weet dat er naar haar gekeken wordt, maar doet alsof het haar niets doet. Ze kijkt de voorbijgangers niet aan. Het kost Gideon moeite niet naar de passerende mensen te kijken. Wat verwacht hij te zien? Hij verliest zijn aandacht voor de omgeving als hij met Zamora in gesprek raakt. Ze komen Timothy, Yeshie en Yana tegen, sluiten zich bij hen aan en lopen als groep verder. Voor het eerst wordt Gideon van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in dharma ondergedompeld. “De oorzaak van geluk zit in ons ……Het kennen van de geest is de sleutel tot geluk ….. Leer de geest kennen …. De geest is het gedeelte dat weet, dat ervaart, dat voelt …. We hebben de mogelijkheid om onze eigen geest te zien ….. Waar komt de geest vandaan ….. ….. Door te mediteren wordt de geest zuiverder en helderder….. De geest komt tot rust en daardoor wordt de geest zichtbaar en kenbaar … De geest is een mentaal continuüm …. Meditatie is de natuur van openheid ….. Meditatie is dynamisch en geeft kracht …..Door meditatie vinden we vrede in onszelf …… Door de geest te kennen krijg je controle over de geest……. Eigen plezier na streven brandt innerlijke wijsheid weg ….. We zijn er vierentwintig uur mee bezig ……… vierentwintig uur zijn we bezig om plezier te ervaren ……plezier is vaak schijnplezier ……We maken geen lange termijn plan…….Ieder leeft in zijn eigen wereld …. In zijn eigen droom …….Ieder vindt zijn wereld het allerbelangrijkste ……Anderen helpen ……. Constructieve handelingen verrichten
103
….Mededogen is gericht op de hele persoon in tegenstelling tot medelijden.” De leraar spreekt zorgvuldig. Hij neemt er alle tijd voor. Er zijn pauzes tussen de lezingen en meditaties. Gideon is blij als hij er even tussenuit kan. Hij vindt het vaak heerlijk om alleen te zijn maar nu voelt hij zich eenzaam. Zamora heeft zich teruggetrokken. Yeshie, Yana en Timothy zijn nergens te vinden. Hij bevindt zich tussen honderden mensen en voelt zich alleen. Al die mensen hebben een welwillende intentie. Hij kijkt rond en voelt zich verloren. In een winkel hoopt hij wat vrolijker te worden door boeken door te bladeren en afbeeldingen te bekijken. Hij drinkt in zijn eentje een kopje thee. Als hij naar de meditatieruimte loopt krijgt hij commentaar van iemand die zegt dat hij de verkeerde richting op loopt. Dat kan hij helemaal niet gebruiken. Er komt afkeer in hem op. Zijn handelingen lijken zinloos. Hij probeert zich te vermannen, maar na elke poging gaat het weer mis. Hij denkt aan de woorden van de geshe: “Als je je alleen en eenzaam voelt, heb je het idee dat jij er het slechtst aan toe bent van iedereen. Dat jij je het ellendigst voelt van allemaal.” Hij probeert te schrijven, maar wat hij schrijft vindt hij onbeduidend. Wat is er toch? Dit gevoel had hij thuis ook wel eens. Dit gevoel van eenzaamheid heeft hij de laatste anderhalve maand niet meer gehad. Een gedachte helpt hem overeind: “Gewoon wachten tot het voorbij is. Alleen zijn overvalt je, beklemt je en houdt je gevangen. Maar dat gevoel kan zo weer verdwijnen. De gedachte die zo’n gevoel begeleidt maakt dat het definitief lijkt. Alleen zijn is een kans, een bevoorrecht moment om tot jezelf te komen.” Deze gedachte doet hem het alleen zijn waarderen. Hij komt geleidelijk meer in zijn eigen centrum.
104
Hij probeert opgewekter te worden door de aantekeningen te lezen, die hij tijdens de lezing heeft gemaakt. ……..Voel je je vervelend en kun je niet uit de depressieve stemming komen, bedenk dan dat anderen veel meer ongemak ervaren dan jij. Neem het lijden van de ander in gedachten op je. Dat relativeert je eigen gevoel. Schenk hen liefde en genezing. Stel je voor dat de wensen die de anderen hebben uitkomen. Verheug je dat zij sneller genezen dan jij. Dat zij sneller geluk ervaren dan jij………. ……..Je kunt je afvragen hoe het komt dat je dit ongemak ervaart. Er is er maar een die daar de oorzaak van is. Dat ben jezelf. In feite rijpt op dit moment negatieve energie die je in het verleden hebt gecreëerd. Wees blij dat je het nu kunt uitwerken. Je wilt je zo graag gelukkig voelen en je ervaart dat nu niet. Daar word je ongelukkig door. Het komt door je hebzuchtige verlangen om je gelukkig te willen voelen dat je je nu ongelukkig voelt…... Het is het ik dat je daar toe aan zet. Het ik is de oorzaak van je negatieve gevoel. Geef daarom het gevoel dat je ervaart terug aan het hebzuchtige ik. Het ik wordt door het gevoel onzichtbaar en verdwijnt. Laat het ongelukkige gevoel als zwarte rook via je je ademhaling naar binnenkomen en laat op die manier het hebzuchtige ik verdwijnen. Hij concentreert zich op zijn ademhaling, maar na een paar keer wordt hij afgeleid. Als hij als een van de eersten weer teug is op de plek waar de volgende lezing zal worden gehouden, wordt hij door een stel gevraagd wat de bedoeling is van een plank die op de grond ligt. Gideon vertelt dat daar neerbuigingen op gemaakt worden. Er zijn korte neerbuigingen en lange neerbuigingen. De plank is geschikt voor lange neerbuigingen omdat je handen ondersteunend over de plank glijden tot je op je buik ligt. Je buigt neer in het boeddhaveld en komt dan weer snel op terwijl je je voorstelt dat je uit samsara opstaat. Samsara houd je aan het 105
lijden vast. Gideon heeft zich altijd verzet om een neerbuiging te maken, maar zegt tegen de mensen dat hij het wel wil laten zien. Hij gaat voor de plank staan, doet zijn handen tegen elkaar, zet ze op zijn hoofd, daarna tegen zijn voorhoofd, zijn keel en zijn hart. Vervolgens zet hij zijn knieën op de plank en glijdt hij over de plank tot hij op zijn buik ligt, zijn voorhoofd op de plank, zijn handen op zijn fontanel en dan komt hij in tegengestelde richting omhoog. Hij voelt zich opgelaten als hij de neerbuiging gedaan heeft. Een opgelucht gevoel gaat door hem heen. Hij heeft een neerbuiging gedaan. Hij doet gelijk nog twee neerbuigingen. De drie plekken die ik aanraak staan voor lichaam, spraak en geest. Neerbuigingen maken is een goede remedie om trots kwijt te raken. Het stel bedankt Gideon en gaat weer verder. “Wij kunnen zoveel bereiken met ons intellect…. We kunnen zo veel doen als we op de juiste manier denken en onderzoeken….. We kunnen bergen werk verzetten….. We kunnen als mens ook destructieve doeleinden nastreven…. We kunnen ons intellect beter gebruiken om spirituele doelen te bereiken…… Voor onszelf en voor anderen…… We moeten elkaar helpen. We moeten ons afvragen hoe we anderen kunnen helpen…….. Hoe kunnen we anderen van dienst zijn? Wat is het beste? Wat is niet goed?....... Moge onze activiteiten zaden zijn die het welzijn van anderen bevorderen. Laat onze eigen geest zich zo kunnen ontwikkelen dat we liefdevol en geduldig met elkaar om kunnen gaan……Je hebt zoveel informatie gekregen hoe je met problemen, emoties om kunt gaan …. En dan heb je een probleem ….. Je vergeet de remedie toe te passen ……Het is de eigen geest die de eigen problemen heelt …..Door mededogen, de wens om anderen te helpen, zuiver gedrag, een ruimere blik, concentratie, wijsheid en meditatie……Meditatie betekent dat je voor jezelf zorgt…..Door te mediteren ga je de deur door om jezelf en anderen gelukkiger te maken…..”
106
Gideon biedt na de middaglezing een kata aan aan Lama Wang Chen. Vriendelijk neemt de lama de zijden doek aan en legt hem over Gideons hoofd en strijkt zachtjes langs zijn wangen. Hij volgt de monnik een tijdje. Lama Wang Chen neemt voor iedereen tijd. Tijdens de laatste lezing ziet Gideon de leraar als een spiegel. Zijn geweten spreekt en hij is zich van zijn handelingen bewust. Hij herkent zijn begerige, leugenachtige aanleg, zijn ongeconcentreerdheid en onverschilligheid, zijn beperkte gevoel van mededogen voor anderen. Hij voelt zich beschaamd en onzeker als het contact met Lama Wang Chen dichterbij komt. Het zweet loopt over zijn lijf. Zijn blouse is op zijn borst en zijn rug nat. Hij maakt zich zorgen over de geur die hij mogelijk verspreidt. Tijdens het contact is hij sprakeloos. Met zijn hoofd is hij daarna in de wolken. Hij is zich er helemaal niet van bewust wat hij doet. Het mooiste van alles is dat hij zich - als hij weer op aarde is - de hele dag vriendelijk voelt. Hij let niet op zijn negatieve aanleg of op zijn verwarde emoties en maakt zich geen zorgen meer. Hij is best een vriendelijke, behulpzame jongen. Hij voelt zich lichter, zorgeloos, vrij en gezond. Hij interpreteert alles wat hij tegenkomt als liefdevol. Hij is in een wereld die liefde geeft. ”Dit gebeurt allemaal in mijn geest…..,” zingt hij zachtjes voor zich uit. “Dat die man zo’n invloed op je kan hebben. Dat je door een ontmoeting met hem zo intensief met je innerlijk bezig gaat,” hoort hij een meisje naast hem zeggen. “De levende wezens zijn een bron van geluk. Je krijgt alles van hen,” zijn de woorden die het meeste indruk op Gideon hadden gemaakt.
107
Afscheid Zamora neemt een slokje witte wijn en kijkt met haar donkere ogen blij in het rond. Timothy schudt met zijn voet het wipstoeltje waarop Yana ligt. Hij ruikt aan de knoflooksalade en keurt hem goed. Yana probeert of in slaap te vallen of de slaap tegen te houden. Yeshie staart over de lunchtafel, geniet van het uitzicht en voelt de warmte van de zon op haar gezicht. Gideon is een beetje weemoedig en volgt met zijn voeten het ritme van de muziek. Hij hoort dat Zamora met de groep van Lama Wang Chen meegaat naar het centrum in Italië. Waarschijnlijk gaat ze daarna naar India om de Tibetaanse geneeskunst te bestuderen. Gideon is niet jaloers en ook niet meer kwaad op haar. Hij laat zijn verwachtingen los. Hij geniet van haar aanwezigheid en wil haar ruimte geven. Yeshie en Timothy gaan met Yana naar Yeshies moeder en daarna naar het Atishacentrum. Timothy gaat daar de keuken beheren. Yeshie wil zich bezig houden met het vertalen en redigeren van boeddhistische teksten. Gideon gaat terug naar Yuan en Theresa, want zijn hart ligt daar. Hij mist ze. De middag staat in het teken van openheid. Uitgebreid wordt ingegaan op ieders verleden. Ze bespreken hun relaties met ouders en andere gezinsleden. Ze spreken openlijk over hun angsten en hun gevoelens, over eenzaamheid en dood gaan. Yeshie zegt bij het afscheid tegen Gideon: “Ik draag je mee in mijn hart. We zullen elkaar snel weerzien.” “Ik kom jullie opzoeken,” zegt hij tegen Timothy. Ze omhelzen elkaar. “Dag Gideon,” zegt Zamora. Ze legt haar hand op zijn hart. Haar blik doorboort hem. “Ik wens je geluk en succes.” Hij aait haar door haar haar, voelt haar wang en grijpt haar bij de schouders. “Dag lief lijf van me, adieu en vaarwel.” 108
Thuis Gideon heeft weer zin om terug te gaan. Gideon fietst over het pad naar het huis van Theresa en Yuan. Hij heeft het boek in zijn handen. Hij heeft het de afgelopen dagen doorgelezen. Hij krijgt zin om de oefeningen met iemand te doen. Theresa en Yuan zijn niet thuis. Hij gooit zijn spullen op zijn bed en springt meteen weer op zijn fiets richting het meditatiecentrum. Hij kan niet wachten om hen weer te zien. Als hij het grindpad op slipt, ziet hij zijn twee hondjes in de schaduw liggen. Ze reageren direct op zijn aanwezigheid. Gideon knuffelt de beestjes: Yuan zal jullie wel verschrikkelijk verwend hebben. Plotseling merkt hij dat Yuan, in zijn tuinmansbroek, en Theresa met een glimlach op hem af lopen. Een rilling gaat door hem heen. Hij ziet hun stralende gezichten die hem welkom heten. “Hallo, heerlijk om weer terug te zijn,” roept hij uit. Ze omhelzen elkaar gedrieën en blijven gearmd staan. Yuan zegt: “Gideon moet blijven.” Theresa kust Gideon op zijn voorhoofd en zegt: “Ja graag.” Gideon voelt een brok in zijn keel en zijn stem kraakt: “Ik wil ook bij jullie blijven.” Terwijl ze aan de thee zitten zegt Gideon tegen Yuan en Theresa: “Ik wil samen met jullie het boek doornemen. Ik ken een oefening die misschien ook in het boek kan staan.” Hij staat op, zet zijn ene voet op de grond en begint met de andere een stapbeweging te maken. Zijn ene voet staat stil en de andere laat hem ronddraaien. Zijn ogen kijken recht voor zich uit. Al snel ziet hij het landschap 360 graden om zich heen draaien. Zijn armen gaan geleidelijk aan omhoog, de handen geopend naar het universum. Minuten gaat hij door. Als hij vaart mindert, blijft het 109
draaien van het landschap met dezelfde snelheid doorgaan. Zelfs als hij bijna stilstaat, draait het voor zijn ogen met dezelfde snelheid door. Tenslotte zet hij zijn handen op zijn bovenbenen en kijkt hij naar de grond. Het bewegen houdt op. Yuan wil het ook proberen. Even later staan ze alle drie te draaien en voelen ze zich in een andere wereld.
110
Betekenis woorden * Dharma De leer van de Boeddha * Boeddha Een titel die aan een verlicht wezen wordt gegeven * Mantra Krachtig gebed – beschermt de geest * Om Mani Padme Hum (mantra) Om Staat voor lichaam, spraak en geest Mani Betekent juweel en staat voor liefde en mededogen Padme Is de Lotus, de bloem die groeit vanuit de modder en staat voor wijsheid Hum Vertegenwoordigt de geest Deze mantra behoort bij Chenrezig (Sanskriet: Avalokiteshvara) de boeddha van mededogen * Siddhi betekent vervulling en realisatie * Geshe Geleerde – doctorsgraad in religieuze studie * Lama Spirituele leraar (Tibetaans) * Kata Witte zijden sjaal die vaak als welkomstgroet geschonken wordt * Tayata Om Muni Muni Maha Muni Soha (mantra) TA YA TA: Het is zoals het Is OM: Al de kennis van de boeddha’s lichaam, spraak en geest. De kennis van de twee paden: wijsheid en methode en twee waarheden: de absolute en relatieve waarheid. MUNI: De diepere betekenis van MUNI is controle. Controle over lijden, over de 2 lagere bestaanswerelden en over het verkeerde begrip van de uit zichzelf bestaande ik. MUNI: Controle over al het lijden van samsara en over de zelfkoesterende gedachten
111
MAHA MUNI: Is de grote controle over het lijden van subtiele illusie en over de dualistische geest, waar door bevrijding van karma en misvattingen ontstaat. SOHA: Mag mijn geest de zegeningen van de mantra ontvangen, absorberen en vasthouden en mag deze wortel schieten * Thubten de lessen van de Boeddha * Döndrub Hij die zal slagen in al het werk * Yana Voertuig * Samsara De kringloop van levens; de wereld waarin levende wezens gevangen zitten * Karma De wet van oorzaak en gevolg – oorzaken hebben altijd een gevolg – kleine oorzaken hebben grote gevolgen – positieve oorzaken hebben positieve gevolgen – negatieve oorzaken hebben negatieve gevolgen
Opgedragen aan mijn kinderen
112
113
Schrijver
Titel
114
115
Bookprinting-on-demand: Koopman & Kraaijenbrink Publishing http://www.DEuitgeverij.nl
ISBN
© 2009, Gideon, een zoektocht Paul Baas
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
116
117