PRAKTIJKBESCHRIJVINGEN INFORMEEL – FORMEEL in de wijk
Februari 2013
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 2 Zorg in eigen kring ................................................................................................................................... 3 De ‘community aanpak eenzaamheid’ .................................................................................................... 8 Burgerinitiatief ‘ons Huukske’ ................................................................................................................ 12 Samenwerking met vrijwilligers in de administratieve ondersteuning ................................................... 17 Twee ideeën, één plan .......................................................................................................................... 23 Anderstalige vrijwilligers in zorginstellingen .......................................................................................... 26
1
Inleiding Voor u liggen praktijkbeschrijvingen in het kader van het project Informeel – Formeel in de wijk (Op de tweede plaats), dat onderdeel uitmaakt van het vierjarige programma Sociaal Werken in de Wijk. Samenwerking met vrijwilligers vindt plaats in zwaardere en minder zware hulpverleningstrajecten. Soms gekoppeld aan een bepaald gebied, zoals bijvoorbeeld buurthulp, soms rondom een werksoort, bijvoorbeeld schulphulpverlening. En soms gaat het om ervaren en geschoolde vrijwilligers, soms om zogenaamde ‘geleide’ vrijwilligers, actief vanuit uitkering of als cliënt. Maar hoe ga je om met die diversiteit aan vrijwilligers? Hoe zet je hen op verantwoorde wijze in bij hulpverlening? De beschrijvingen in deze publicatie geven het antwoord op deze vraag. Ze bieden inzicht in de werkwijze van de diverse hulpverleningsprojecten in de buurt of rondom een bepaald thema. Een kijkje in elkaars keuken om inspiratie op te doen en van elkaar te leren. Welke dilemma’s en knelpunten kom je tegen bij de inzet van vrijwilligers in de hulpverlening en welke oplossingen worden daarvoor gevonden? Wat is de meerwaarde van de nieuwe manier van werken en denken en wat vraagt dat van de professionals? Deze publicatie is een ontwikkeldocument. In deze tweede versie vindt u drie nieuwe voorbeelden, waarvan er bij twee sprake is van inzet van geleide vrijwilligers. Op een na zijn het voorbeelden die echt gaan om zorg en/ of hulpverlening. Graag vullen we het aan met meer ervaringen. We nodigen u daarom uit interessante praktijkvoorbeelden waar professionals vergaand samenwerken met vrijwilligers te melden aan het projectteam. Wilt u meer weten over het deelproject Informeel – Formeel in de wijk? Kijk dan op www.sociaalwerkindewijk.nl. Of neem ook hiervoor contact op met het projectteam: Anita Peters: Wilco Kruijswijk: Annette van den Bosch: Jan Willem van de Maat:
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
2
Zorg in eigen kring in het Amsterdamse stadsdeel West – CentraM, PuntP – Eerste werkbezoek, januari 2012 Voor migranten mantelzorgers
De start van ‘Zorg in eigen kring’ Wat is Zorg in eigen kring? Bij Zorg in eigen kring worden ervaringsdeskundigen ingezet om allochtone mantelzorgers te helpen. Doel van het project is een brug te slaan tussen allochtone mantelzorgers die geïsoleerd leven en hen de weg te wijzen naar voorzieningen en ondersteuning. Dit wordt bereikt door de inzet van ervaringsdeskundigen die zelf te maken hebben (gehad) met mantelzorg, en zelf uit allochtone kring komen. Aanleiding 1 De basis van het project Zorg in eigen kring ligt in een onderzoek uit 2007 , uitgevoerd door het Amsterdams Patiënten/Consumenten Platform (APCP) in opdracht van het stadsdeel. Het was een activerend onderzoek, wat betekent dat het onderzoek onder bewoners is uitgevoerd door bewoners, wat uiteindelijk leidt tot participatie van deze bewoners. Het doel van het onderzoek was tweeledig: 1. Te weten komen welke knelpunten allochtone mantelzorgers ervaren en wat hun behoeften zijn. 2. Allochtone mantelzorgers trainen om zelf onderzoek te doen en zelf hun belangen bij het stadsdeel te behartigen. Het Amsterdams Wmo-beleid zet sterk in op informele zorg, met wel de realiteit dat er vanuit de Wmo een sterker beroep wordt gedaan op mantelzorgers. Het samenvallen van deze beide facetten: geïsoleerde allochtone mantelzorgers en een groter beroep op mantelzorgers maakte de noodzaak duidelijk van inzet en actie voor deze doelgroep. Als vervolg op dit onderzoek heeft de afdeling preventie van Arkin het initiatief genomen om een project te ontwikkelen gericht op allochtone mantelzorgers in de GGZ. Arkin constateerde dat er een taboe onder allochtonen rust op psychische problemen. Juist familieleden die mantelzorger zijn van een familielid met een psychische/ psychiatrische aandoening verkeren in een isolement en soms in een lastig parket. Er is samenwerking gezocht met CentraM maatschappelijke dienstverlening om inbedding in de wijk te bewerkstelligen. Het project Zorg in eigen kring (ZIEK) was het resultaat. Uitgangspunten Zorg in eigen kring gaat uit van de inzet van ervaringsdeskundigen. De ervaringsdeskundige vrijwilligers in het project geven voorlichting bij welzijns- en zelforganisaties in de wijk. Als voorlichter hebben zij zelf een bewustwordingsproces doorlopen en het taboe rond de belasting als mantelzorger doorbroken. Door de persoonlijke groei die de voorlichters doormaken en door hen de voorlichting te laten geven, zien anderen dat je eigen machtig kunt worden van de situatie, dat het geen schande is om je uit te spreken en dat je met hulp je situatie als mantelzorger kunt verbeteren. Tijdens een inloopspreekuur kunnen mantelzorgers praten met de ervaringsdeskundigen. De ervaringsdeskundige vrijwilligers hebben nauw contact met het Loket Zorg en Samenleven. Indien mogelijk worden vragen of diensten direct doorgespeeld naar het loket. De vrijwilligers bezoeken mantelzorgers ook thuis.
1
Vink, M. (2007) Er is geen vluchtweg. Allochtone mantelzorgers in Bos en Lommer. Amsterdam: AP/CP.
3
“Ik heb 4 jaar voor mijn zieke moeder gezorgd. Daarbij was ik moeder van twee kleine kinderen en had een baan. Mijn moeder wilde door niemand anders verzorgd worden. Vanuit mijn Turksislamitische achtergrond voelde ik me daar ook toe verplicht. Ik vroeg geen hulp, want dat was een schande. Ik wilde goed voor mijn moeder zorgen. Toen ik er zelf aan onder door dreigde te gaan, heeft mijn man gezegd dat er iets veranderd moest worden. Toevallig kwam ik in 2007 in contact met de werkgroep van het APCP via een medestudent. Vandaar uit ben ik me bewust geworden van mijn rol en wist ik mijn schande te doorbreken en hulp te vragen. In de werkgroep kon ik mijn ervaringen delen en heb ik mij in het project verder ontwikkeld.” Ervaringsdeskundige vrijwilliger Financiering Het project wordt in samenwerking met CentraM en Arkin Preventie (PuntP) uitgevoerd. Het project is sinds 2011 opgenomen als reguliere dienst binnen CentraM en wordt gefinancierd door stadsdeel West (voorheen de stadsdelen Bos en Lommer en de Baarsjes). Er wordt samengewerkt met het Loket Zorg en Samenleven. Er is sinds juni 2011 structureel € 40.000,- per jaar begroot. Daarin zijn de uren van de projectleider niet opgenomen.
De werkwijze van Zorg in eigen kring Groep ervaringsdeskundigen CentraM en Punt P hebben een doorstart met het project gemaakt door de deelnemende ervaringsdeskundigen uit het onderzoek te vragen deel te nemen in een tweede werkgroep. Meer allochtone mantelzorgers zijn geworven door bij allerlei welzijns- en zelforganisaties in de twee stadsdelen voorlichting te geven over het project. In eerste instantie zijn zes, later uiteindelijk veertien ervaringsdeskundigen getraind door de Vrijwilligersacademie Amsterdam. De groep bestond uit twee mannen en twaalf vrouwen van verschillende culturele achtergronden. Anno 2012 bestaat de groep uit tien personen. Activiteiten binnen het project Het project bestaat uit verschillende onderdelen: voorlichtingsbijeenkomsten waarbij ervaringsdeskundigen hun verhaal doen; inloopspreekuur, die regelmatig leiden tot individuele ondersteuningstrajecten; huiskamerbijeenkomsten; steungroep voor allochtone mantelzorgers; cursus omgaan met mensen met een psychiatrische ziekte. De voorlichtingsbijeenkomsten hebben een vaste opzet: inleiding in wat mantelzorg is; de ervaringsdeskundige vertelt zijn of haar verhaal; gevraagd wordt naar ervaringen bij de aanwezigen; de aanwezigen worden uitgenodigd om met de ervaringsdeskundige te praten, na afloop of bij het inloopspreekuur. Individuele gesprekken Elk contact verloopt anders en is afhankelijk van de vraag en het proces van de cliënt. In principe is het contact met de cliënt onbeperkt. Als de vraag van de cliënt is beantwoord, dan houdt het contact meestal op. De bijeenkomsten leiden vaak tot individuele trajecten. Tijdens zo’n traject wordt de vraag van de mantelzorger naar boven gehaald en waar nodig voorgelegd aan het zorgloket. “Het is net een puzzel, en bij elk contact ben je weer nieuwsgierig wat er uit komt.” 4
Ervaringsdeskundige vrijwilliger Naast de voorlichting en het inloopspreekuur biedt het project huiskamerbijeenkomsten, waarbij kleine groepen informatie en ervaringen uitwisselen. In een lotgenotensteungroep deelt een vaste groep mensen ervaringen met elkaar.
Eigenschappen en deskundigheid van de ervaringsdeskundige Wat voor alle ervaringsdeskundigen geldt, is dat zij voldoende levenservaring en voldoende afstand moeten hebben van hun eigen verhaal. Ze moeten hun eigen geschiedenis en ervaring kunnen overbrengen op anderen. Van even groot belang is dat de ervaringsdeskundigen een allochtone achtergrond hebben. Dit maakt hen voor andere allochtone mantelzorgers bijzonder toegankelijk. De kloof naar de Nederlandse professional is voor veel allochtone stadsbewoners gewoonweg te groot. Wat doet de ervaringsdeskundige? De ervaringsdeskundigen zijn getraind om: hun eigen verhaal te kunnen vertellen; voor een groep te kunnen staan, informatie geven aan een grote groep; actief te luisteren; tactische gesprekstechnieken in te zetten. Door deze training weten de ervaringsdeskundigen: hoe zij de juiste vragen moeten stellen; vertrouwen te winnen; met geduld te reageren; mee te bewegen; maar wel door te sturen; te kijken en te anticiperen. Verder kent de ervaringsdeskundige vrijwilliger: de weg binnen het Loket Zorg en Samenleven; directe ingangen naar de meest gebruikte diensten en hulporganisaties; de basis van relevante regel- en wetgeving. In het opgestelde profiel wordt ook genoemd: behoorlijke beheersing van de Nederlandse taal; bereid zijn deel te nemen aan de training; 2 uur per week inzetbaar zijn; de doelstelling van het project onderschrijven. Verder moet de ervaringsdeskundige: affiniteit hebben met de doelgroep; inlevingsvermogen hebben; betrokken zijn; betrouwbaar zijn; open staan voor anderen.
5
De kracht van het project Het project is effectief door de inzet van ervaringsdeskundigen. Door die inzet lukt het heel goed om allochtone mantelzorgers te bereiken en hen de weg te wijzen naar hulp en voorzieningen. Het verschil tussen een professionele hulpverlener en een vrijwilliger is dat een vrijwilliger op een vooruitgeschoven post zit. Een vrijwilliger wint veel sneller het vertrouwen. Geïsoleerde mantelzorgers verbergen informatie, want het is een schande en een taboe om over je situatie te praten. Omdat de vrijwilligers eenzelfde culturele achtergrond hebben, weten zij welke informatie zij wel en niet kunnen doorspelen aan instanties. Dit kan ook onderwerp van gesprek zijn met de allochtone cliënt. “Wij zijn de frontoffice, de hulpverleners zijn de backoffice.” Ervaringsdeskundige vrijwilliger
Effecten van Zorg in eigen kring Van het project in het algemeen: het taboe op mantelzorg in etnische groepen wordt doorbroken; regelmatig aandacht geven aan mantelzorg binnen culturele groepen werkt; de deelnemers zijn sterker geworden en zijn een levend voorbeeld voor allochtone mantelzorgers. Voor de bereikte allochtone mantelzorgers: ze zijn wijzer geworden; ze zijn zich bewuster van hun positie; ze kunnen hun grenzen beter stellen; ze durven meer te zeggen; ze zijn geen verborgen en geïsoleerde mantelzorgers meer.
Aandachtspunten en dilemma’s Monitoring vervolghulp voor de mantelzorgers De mantelzorgers worden geholpen met hun concrete vragen. Vaak eindigt het contact zodra de mantelzorger is doorverwezen. Niet bekend is of de mantelzorger daadwerkelijk verder geholpen wordt. Dit kan nog een verbeterpunt zijn voor de manier van werken. De meeste mantelzorgers komen niet opnieuw naar het inloopspreekuur. Of dit betekent dat zij voldoende zijn geholpen, is niet bekend. Samenwerking met vrijwillige ervaringsdeskundigen en hulpverleners Zoals in veel projecten roept het werken tussen ervaringsdeskundigen en hulpverleners spanningen op. De professionele hulpverlener kan zich bedreigd voelen. Wat een ervaringsdeskundige doet verschilt soms weinig van wat een professional doet. Sterker nog, in bepaalde situaties kan een professional niet voor elkaar krijgen wat een ervaringsdeskundige wel lukt. Dit maakt dat zij elkaar prima aanvullen. Dit wordt echter niet altijd zo gezien door de betrokkenen. Andersom kan de ervaringsdeskundige zich onvoldoende gewaardeerd voelen. Dit kan zowel intrinsiek zijn (niet voor vol aangezien) als extrinsiek zijn (niet betaald worden). Continuïteit van de ervaringsdeskundigen De groep draait vanaf het begin met dezelfde mensen. Als zij stoppen is er kans dat meer deelnemers stoppen. Dan ontstaat er een gat, temeer omdat er geen geld beschikbaar is voor het opleiden van nieuwe ervaringsdeskundigen.
6
Doordat een aantal ervaringsdeskundigen nog steeds met een mantelzorgtaak zitten, zijn zij soms overbelast.
Bronnen Interview 10 januari 2012 met: - Özlem Bayar - Ineke Smeulers Ham, N. van en Smeulers, I. (2011). Project Zorg in Eigen Kring: Rapportage 2010. Amsterdam: Centram/ Punt P. Vink, M. (2007) Er is geen vluchtweg. Allochtone mantelzorgers in Bos en Lommer. Amsterdam: AP/CP.
7
De ‘community aanpak eenzaamheid’ in de Maastrichtse wijk Caberg-Malpertuis – Stichting Trajekt – “Als we geen contact hebben, gaan we dood…”
De start van de ‘community aanpak eenzaamheid’ Wat is de ‘community aanpak eenzaamheid’? De ‘community aanpak eenzaamheid’ richt zich op eenzame ouderen in de wijk. Doel van het project is: eenzamen in hun omgeving op te sporen; zorgen dat eenzamen in hun omgeving weer door de informele, sociale structuur in de buurt worden opgenomen, dus weer een verbinding krijgen met buurtbewoners en buurtvrijwilligers; eenzamen indien nodig toe te leiden naar voor hen passende professionele interventies. Het versterken van het zelf oplossend vermogen van een buurt staat in dit project centraal. Aanleiding Het project ‘community aanpak eenzaamheid’ is in 2009 gestart. Eerder uitgevoerde buurtanalyses van de woon- en leefsituatie in de naoorlogse wijken van Maastricht zijn bepalend geweest voor de focus van het project en de aanpak. De cijfers over eenzaamheid waren leidend voor de keuze van de wijken. In deze beschrijving staat de aanpak in de wijk Caberg-Malpertuis centraal. De wijk Caberg-Malpertuis kent een mix van oorspronkelijke bewoners en een nieuwe instroom van vooral economisch zwakkere burgers, soms ook van allochtone afkomst. Door deze verandering in samenstelling voelen veel oudere, oorspronkelijke bewoners zich niet meer thuis in de wijk. De ouderen gaan voor hun activiteiten en verenigingen soms dan ook naar omliggende wijken, maar meestal helemaal niet meer. Zij verliezen daarmee hun binding met de wijk en andere bewoners. Daarnaast is er in de wijk een herstructureringsproces gaande. Dit proces legt een zware druk op de sociale cohesie in de buurt en kan daarmee eenzaamheidsgevoelens vergroten. “Het was dan ook een uitdaging om ouderen een plaats terug te geven in de buurt.” Opbouwwerker Stichting Trajekt Uitgangspunten De community aanpak wordt uitgevoerd door opbouwwerkers, ouderen en volwassenenwerkers en ouderenadviseurs van stichting Trajekt. Zij zetten zich in om bewoners te activeren om medebewoners te helpen. Informele contacten worden benaderd en versterkt. Daarbij zoeken de opbouwwerker en de ouderen- en volwassenenwerker aansluiting bij al bestaande communities zoals buurtcomités, wijkteams en sleutelfiguren in de wijk. De ouderenadviseur zoekt aansluiting bij individuele ouderen in de buurt. Buurtbewoners en vrijwilligers(organisaties) hebben dus een centrale positie in de aanpak. Het professionele netwerk sluit zoveel mogelijk aan bij dit informele netwerk in de wijk. De community aanpak is geen strak uitgewerkte manier van werken. De aanpak bevat goede bestanddelen, die tijdens de uitvoering worden aangepast aan de omstandigheden en elementen die werkers tegenkomen. Deze aanpak is daarom geen methodiek die één op één in een andere stad of regio is in te zetten.
8
Financiering en vervolg Het project maakt op dit moment integraal onderdeel uit van het programma ‘Innovatie in de zorg Maastricht en Mergelland’. Vanuit deze kaders is dit project gefinancierd. Per jaar kost het project rond de € 35.000,-. In het vervolg zal het project worden geïntegreerd in de aanpak die de gemeente Maastricht voorstaat ten aanzien van de ontwikkeling van insluitende wijken in het kader van de transitie AWBZ. In Maastricht heten deze experimenten levensloopbestendige buurten / superbuurten.
De werkwijze in de wijk Caberg-Malpertuis Samenwerking met buurtbewoners en vrijwilligers(organisaties) 2 Om eenzame ouderen te bereiken, heeft de werker ingangen in de wijk nodig. De werker vindt deze ingangen door een open gesprek aan te gaan met bewoners, sleutelfiguren en leden van het buurtcomité of wijkteam. Tijdens deze gesprekken spreekt hij of zij bewoners op een enthousiaste en overtuigende manier aan en vertelt wat ze met de community aanpak beoogt. De aanpak is er op gericht de bewoners in hun kracht te zetten en een netwerk van contacten te realiseren tussen weerbare en kwetsbare bewoners. Zo heeft de werker oudere bewoners van seniorencomplexen en flatgebouwen benaderd, waarvan duidelijk was dat zij zich bekommeren om hun buurman of buurvrouw. Met deze bewoners is de werker in gesprek gegaan en heeft hen de vraag voorgelegd of zij nog meer ouderen in hun complex of flat kennen die sociaal geïsoleerd zijn. En of zij ook wat kunnen betekenen voor deze ouderen. Op deze manier wordt gewerkt aan de sociale cohesie en verbinding tussen ouderen en de versterking van het informele netwerk. Zo zijn er momenteel in het seniorencomplex een zestal ouderen die zich bekommeren om het welzijn van hun medebewoners. De zorg voor elkaar kan heel concreet zijn, zoals het indraaien van een lamp, tot het zorgzaam zijn om dementerenden. Bewoners in de wijk worden door de werker rechtstreeks benaderd, uitgenodigd en gestimuleerd iets voor de ander te betekenen. Wat dat ‘iets’ is kan voor iedereen verschillend zijn, afhankelijk van iemands mogelijkheden, bezigheden en kwaliteiten. De een is goed in praktische klusjes in en om het huis, de ander kan bewoners leren hoe zelf een bloemstukje te maken en weer een ander kan de koffie verzorgen bij een buurtfeest. Maar ook een bezoekje brengen aan iemand, het opvangen van een buurkindje, boodschappen doen voor een zieke oudere of helpen met de belastingformulieren zijn mogelijkheden. Op die manier ontstaan soms nieuwe initiatieven en groepen, die een keer in de week of maand bij elkaar komen om samen iets te doen of te leren. Collectieve betrokkenheid verzelfstandigen De community aanpak is niet bedoeld om deze initiatieven blijvend te ondersteunen. Nieuwe initiatieven worden zo mogelijk ondergebracht bij bestaande initiatieven, bijvoorbeeld in een buurtcentrum of wijkraad. Op die manier wordt een nieuw netwerk geïntegreerd in het bestaande. Het loslaten van initiatieven gaat vooral goed op die plekken waar weerbare ouderen zijn, die zorg (kunnen) dragen voor andere ouderen. Initiatieven loslaten is onder meer afhankelijk van de samenstelling van straten, de stabiliteit van de buurt en de omgeving, en van de aanwezigheid gelijkgestemden. Het is ook afhankelijk van de zwaarte van de problematiek. Hoe zwaarder de problematiek, hoe moeilijker het voor een buurt is het zelf op te lossen. Maar door de community aanpak blijven de sleutelfiguren signalen afgeven, waardoor het opbouwwerk snel kan ingrijpen. Ook in de buurten met zwaardere problematiek is het
2
We spreken over werker en bedoelen daarmee zowel de opbouwwerker, de ouderenadviseur en de maatschappelijk werker.
9
signalerend vermogen vergroot. Op andere plekken is de informele hulp opgerekt en worden kwetsbare burgers toch geholpen en in de gaten gehouden. “Het mooie is dat je altijd mensen tegenkomt die zorg willen hebben voor anderen. Die een warm hart hebben en betrokken zijn en die zorg laten blijken.” Opbouwwerker Stichting Trajekt Vraag- en handelingsverlegenheid Buurtbewoners hebben niet snel vragen, en hoe krijg je buurtbewoners in beweging? Dit moet je in gang weten te zetten. Buurtbewoners moeten persoonlijk gevraagd worden, ze reageren niet op een artikel of flyer. Wat werkt is wanneer je zegt: “We hebben je nodig”. Vooral kwetsbare bewoners kun je ook benaderen vanuit wat ze zelf kunnen betekenen. Je betrekt hen dan bij een bestaande activiteit. Van daaruit kun je een breder gesprek aangaan. Bij anderen begin je met het gesprek en probeer je ze van daaruit te activeren om te participeren in de buurt.
Eigenschappen en deskundigheid van de opbouwwerker Wat voor type professional moet je zijn om dit te kunnen doen? Als professional moet je: Affiniteit met de buurt hebben, kennen en gekend worden; Gewoon de straat opgaan, outreachend, met een open vizier en met mensen gaan praten; De kracht van mensen naar boven halen, niet focussen op het negatieve, maar op het positieve en de ontwikkeling daarin; Gericht op mensen die het tij willen keren, dus niet alleen naar probleemgevallen stappen, maar juist ingang zoeken bij weerbare bewoners; Niet meer voor de ander invullen wat goed is. Dus niet denken en handelen vanuit een aanbod gerichte wereld, maar vanuit de vraag en de beleving van de bewoners; Op een gelijkwaardige manier openstaan voor mensen of groepen in kwetsbare posities; De aanpak verbinden in de buurt en op die manier verduurzamen; Activerend werken met groepen en individuen, hen enthousiasmeren en stimuleren. Begrip vol zijn, maar wel weten waar je naar toe wilt en daarop sturen; Een flinke dosis creativiteit hebben. “Je moet zelf niet oordelen, iedereen accepteren, verdraagzaam zijn en verdraagzaamheid uitdragen. Dat maakt dat bewoners iets terug kunnen doen voor de buurt en dat zij zich betrokken voelen bij de buurt. Verder dien je als professional een voorbeeld te zijn. Als opbouwwerker draag je uit dat je om anderen geeft en dat iedereen erbij hoort.” Opbouwwerker Stichting Trajekt
Aandachtspunten en dilemma’s Veel eigen mogelijkheden, maar soms niet helemaal zelfstandig De professionele begeleiding wordt steeds minder. Mensen regelen het zelf, helpen elkaar en verzinnen een manier van samenwerken. Als professional kijk je naar wat de krachten van mensen zijn, en wie je bij elkaar zet. Dit past bij het kader van Welzijn Nieuwe Stijl (WNS), waarin werkers inzetten op het stimuleren van zorg voor elkaar. In de praktijk blijkt dat die zorg voor elkaar ook redelijk zelfstandig wordt georganiseerd. Alleen zijn in bepaalde wijken de problemen te zwaar voor de wijk om zelf op te lossen. Professionele bemoeienis blijft dan nodig. Wel hebben werkers binnen het project ervaren dat er altijd weer kracht te vinden is in een buurt. Dit betekent dat je moet investeren en geen genoegen moet nemen met wat er is. 10
Aansluiting zorg en welzijn moet beter In de omslag naar Welzijn Nieuwe Stijl wordt de aansluiting tussen zorg en welzijn gemist. Zorg en welzijn moeten een overlappende opdracht in de wijk krijgen. Door de huidige financieringsstromen weten de werkers en organisaties elkaar moeilijk te vinden. Binnen het welzijnswerk hebben werkers een relatieve ruimte en kunnen hun uren wegschrijven. Maar binnen de zorg is die ruimte er veel minder. Wanneer zorg en welzijn een gezamenlijke opdracht in de buurt krijgen, wordt er meer handelingsruimte gecreëerd. Vraaggericht ondersteunen en stimuleren, niet uitvoeren Professionals staan voor een omslag van aanbodgericht naar vraaggericht werken. De opdracht is niet dat zij activiteiten uitvoeren, maar dat zij mensen en bewoners in beweging krijgen om het zelf te doen. De activiteiten die bewoners bedenken en de manier waarop de bewoners aan de slag gaan, zal de professional moeten loslaten. Het zijn de activiteiten van de bewoners. De professional ondersteunt en stimuleert, maar organiseert of voert niet uit. De professional moet wel tegenwicht geven en sturen; activiteiten moeten ook aantrekkelijk en toegankelijk zijn voor bijvoorbeeld allochtone bewoners. “Dit is een lastige omslag voor werkers die tot voor kort zelf activiteiten ontwikkelden en uitvoerden. En dat waren ook activiteiten waar mensen graag naar toe kwamen en waar de werkers hun beroepstrots aan af lazen.“ Stafmedewerker Stichting Trajekt Generalistische opdracht Het welzijnswerk is in de afgelopen decennia te ver doorgespecialiseerd; je bent opbouwwerker, ouderenadviseur, cultureel werker of vrijwilligersondersteuner. Er is verschuiving gaande naar een meer generalistische insteek, waarbij een sociaal werker samenlevingsopbouw en een maatschappelijk werker, als generalisten in de buurt aan de slag gaan. De één vanuit een individuele invalshoek, de ander vanuit een collectieve invalshoek. Soms komen beide invalshoeken bij één persoon samen, zoals in een kleine buurt. Bij deze verschuiving past ook een meer generalistische opdracht voor de werkers en hun organisatie. Dit betekent: bijvoorbeeld met een gebiedsgerichte opdracht werken; niet gedetailleerd ingaan op wat er speelt in de buurt en wat er in die buurt nodig is; werken met een integrale kostprijs. Hoe je bij een dergelijke generalistische opdracht tot resultaatafspraken en een passende financieringssystematiek komt, is een belangrijk punt van aandacht.
Bronnen Interview met - Mimi Hilven, opbouwwerker Stichting Trajekt en projectmedewerker Community aanpak eenzaamheid - Petra Maas, hoofd afdeling onderzoek en innovatie van Stichting Trajekt Projectplan community aanpak eenzaamheid 2009 Methodiekbeschrijving community aanpak eenzaamheid 2011 Stand van zaken plan van aanpak september 2011 De Buurtbrök. Ja tegen ‘t leven! Traject 2010
11
Burgerinitiatief ‘ons Huukske’ in Eindhoven “Burgers in actie, een wijk in beweging”
Geschiedenis en context Bennekel Oost is een deel van de wijk Bennekel (een Vogelaarwijk), dat bestaat uit 110 koopwoningen en zeven huurwoningen, verdeeld over zes straten. Er wonen maar liefst achttien nationaliteiten, waaronder ook veel MOElanders (Midden en Oost Europeanen). Tien jaar geleden was de sociaal economische situatie in dit deel van de wijk erg slecht. Er werden veel huizen gebruikt voor kamerbewoning; 20 mensen in een huis was geen uitzondering. Er was veel verloop, mede door het aanbieden van ‘schifthuur’, wat betekent dat kamers voor twaalf uur werden verhuurd. Mensen konden slapen en douchen en moesten dan weer weg zodat een volgende groep gebruik kon maken van de ruimte. De overlast voor omwonenden was enorm. Er was veel prostitutie en handel in drugs. Overlast van huisvuil en geluid regeerden het straatbeeld en bewoners voelden zich onveilig op straat. Het bijzondere aan dit deel van Bennekel Oost is dat de wijk vooral bestaat uit koopwoningen. De bewoners hebben dus echt het gevoel dat het hun wijk en grond is en willen daar woonplezier hebben. De huiseigenaren wilden weer veiligheid en rust in de wijk en ’s avonds over straat kunnen om hun hond uit te laten. Daarom kwamen bewoners zelf in beweging. Waardoor kwamen mensen in actie? Eén van de actieve wijkbewoners speelde hierin een belangrijke rol. Hij was een sleutelfiguur in de wijk. Hij zocht contact met de burgemeester, wethouders en de gemeenteraad. Hij zocht in de stadsgids alle organisaties die iets zouden kunnen doen voor de wijk en stuurde hen een brief. Hij stuurde elke week de politiek van Eindhoven e-mails waarin hij hen een update gaf over wat er die week was gebeurd in de wijk, wat ze als buurtbewoners hadden gedaan en bereikt. Zijn bereik via deze acties was groot en dat zorgde voor beweging. De gemeente zag dat hij op een structurele en constructieve manier bezig was. De burgemeester kwam zelf kijken naar de situatie en schrok van wat hij daar aantrof. De urgentie van het probleem en het politieke draagvlak begon te groeien, mede ook omdat deze wijk op de Vogelaarlijst stond. De timing was goed. De gemeente moest dus wel aan de slag. Er werd constructief ingezet op het verbeteren van de veiligheid in de wijk. De actieve bewoners en de professionals gingen met een gezamenlijk plan aan de slag om de wijk weer leefbaar te maken. De wijk, de politiek en sociale professionals komen in actie In 2009 vond een eerste bewonersvergadering in de wijk plaats naar aanleiding van een landelijk onderzoek naar MOElanders. Het initiatief van de bewonersavond lag bij de gemeente en welzijn. Eerst was het vooral gemopper van buurtbewoners dat de boventoon voerde, maar een aantal actieve bewoners was de overlast en onveiligheid meer dan zat. Het gemopper ging langzaam over in actie, eigen verantwoordelijkheid en het zoeken naar goede samenwerking met professionals. De betrokkenheid van de bewoners speelde in die omslag een grote rol. Er waren immers veel mensen met een eigen koopwoning die graag weer prettig wilde kunnen wonen. Het ging dan ook letterlijk over eigenaarschap van het probleem. Eerste acties: kamerverhuur stopzetten en achterpoorten realiseren Een van de eerste stappen was het overzicht krijgen op de praktijken die zich afspeelden in de verhuurde woningen. Er werd een Bijzonder Interventie Team Eindhoven (BITE) opgezet. Zij had de taak om inzichtelijk te maken wie de huisjesmelkers waren, wie er in de panden woonden en in welke situatie. Dit was een belangrijke stap waardoor er nu veel beter zicht en controle is. Om het illegaal
12
onderverhuren te stoppen besloot het college geen omzettingsvergunningen meer af te geven. Hiermee werd de kamerverhuur (tijdelijk) stop gezet. Een groep actieve buurtbewoners kreeg ondersteuning van de wijkcoördinator van de gemeente en een opbouwwerker van de Lumens Groep. Zij organiseerden samen met de actieve bewoners een aantal bewonersavonden. Aan de bewoners werd de vraag gesteld wat er volgens hen moet gebeuren om de veiligheid in de wijk te verbeteren. De bewoners vertelden daar hun zorgen en wat volgens hen aangepakt moest worden in de wijk. De politie, het BITE team en het welzijnswerk hebben de signalen van de bewoners snel en adequaat opgepakt. Hiermee groeide het vertrouwen van de bewoners in de professionals. Dit was een essentiële stap in het proces waarna er ruimte ontstond om ook fysiek een aantal problemen aan te pakken. Een breed gedragen wens van de bewoners was om poorten te plaatsen om de paden achter de huizen te sluiten. Daar was ’s avonds veel overlast door prostitutie en drugshandel. Gezien het politieke draagvlak om de problemen in de wijk aan te pakken, de actieve bewoners en de scherpe offertes die zij hadden verkregen om de poorten te plaatsen, ontving de bewonersgroep een subsidie van 50.000 euro om de poorten te realiseren. Deze subsidie kwam vanuit de landelijke overheid speciaal voor bewonersinitiatieven uit Krachtwijken. Doordat de wijkcoördinator en de opbouwwerker direct actie en resultaat lieten zien ontstond er al snel onderling vertrouwen en respect tussen bewoners en professionals. Hiermee werd de basis gelegd voor een goede samenwerking.
Samenwerken centraal Bewoners onderling De communicatie tussen bewoners onderling is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Vanuit onvrede zijn bewoners met elkaar gaan samenwerken en meedenken om de buurt veiliger te maken; een groot deel van de bewoners denkt mee op straat. Bewoners worden niet aangesproken op hun nationaliteit, maar op het feit dat ze allemaal medebewoners zijn. Daarmee veranderde de aanspreekcultuur en werden alle wijkbewoners verantwoordelijk voor wat er zich in de wijk afspeelde. De jaarlijkse opschoondag heeft daar ook sterk aan bijgedragen. Iedereen, ongeacht welke nationaliteit, hielp elkaar om de troep in de wijk, in de tuinen op te ruimen. Het verantwoordelijkheidsgevoel groeide ook toen bewoners zich bewust werden dat de poorten die ze kregen van hen waren en zij daar dus zelf voor moeten zorgen. Het onderlinge contact tussen bewoners is gegroeid en bewoners kunnen elkaar steeds beter aanspreken zonder dat zaken escaleren. Er is een wij-gevoel ontstaan omdat ze een gezamenlijk doel hebben, namelijk het verbeteren van de wijk. De rol van de opbouwwerker en de wijkcoördinator De ondersteunende rol van de opbouwwerker en de wijkcoördinator waren essentieel. Zij kennen de sociale kaart en weten de weg naar de gemeente en relevante maatschappelijke organisaties. Ze bieden advies, begeleiding, kennis en zorgen ervoor dat wijkbewoners ook elders serieus genomen worden. Ze organiseren de bewonersavonden en stemmen af met partijen zoals de politie, het BITE team en een aantal gemeentelijke juristen. Daarnaast zorgen ze ervoor dat de mensen die iets kunnen betekenen voor de wijk ook bij de bewonersavonden zijn. Door het snel en praktisch oppakken van signalen en hun rol bij het realiseren van de poorten is het vertrouwen gegroeid. Door de intensieve samenwerking is het vertrouwen alleen maar groter geworden. “Er spelen momenteel problemen met een buurtbewoner die tijd nodig hebben om opgelost te worden. De opbouwwerker is hier nu mee bezig als neutrale bemiddelaar. Dat werkt soms beter dan wanneer we er als bewoners op af gaan. Regelmatig vragen bewoners ons of er nog wat gebeurt. We leggen dan uit dat we er mee bezig zijn en kunnen dus de situatie sussen maar we moeten dan ook echt kunnen rekenen op de professional. Er is 100% vertrouwen omdat de 13
opbouwwerker en wijkcoördinator dit in het verleden met ons hebben opgebouwd door afspraken snel na te komen.” De bewonerscommissie Met partijen zoals politie, gemeente en hulpverlening De relatie tussen wijkbewoners en politie was slecht, maar zij hebben in de afgelopen jaren een goede samenwerking met elkaar opgebouwd. De bewoners bellen de politie en de politie belt bewoners. De politie vraagt bewoners om alert te zijn, zeker zij die regelmatig met hun hond door de wijk lopen. Ook bellen bewoners regelmatig mensen van de actieve bewonersgroep als er iets aan de hand is. Zij gaan dan meestal een kijkje nemen, soms ook op verzoek van de wijkagent. Ook met de gemeente is regelmatig overleg en de ondersteuning die nodig is wordt geleverd. Buurtbewoners voelen zich gehoord en serieus genomen. Het professionele netwerk om de wijk heen is door de structurele ondersteuning van de wijkcoördinator en de opbouwwerker verstevigd. Belangrijk hierbij is dat er door alle partijen snel wordt gehandeld. Op het moment dat er bijvoorbeeld maatschappelijk werk nodig is wordt deze via hen ingeschakeld. De maatschappelijk werker in de wijk krijgt dan signalen van de opbouwwerker en/of de bewonersgroep en gaat er op af. De maatschappelijk werker maakt deel uit van het krachtteam van Lumens Groep wat een nauwe samenwerking is tussen het opbouwwerk en het maatschappelijk werk, specifiek gericht op probleemgezinnen en de omgeving. De samenwerking tussen hulpverlener en buurtbewoners is waardevol in de signalering, maar ook in de ondersteuning en begeleiding van een buurtbewoner. Samen zoeken ze naar oplossingen in de wijk, maar een buurtbewoner kan een andere buurtbewoner ook op een laagdrempelige manier aanspreken over het nut van de begeleiding wanneer de motivatie een probleem is. “We sturen de politie nu zelfs een kaartje met kerst om ze te bedanken”, lacht een van de wijkbewoners. “Dit geeft wel aan hoe de verhoudingen zijn verbeterd.”
Meer sociale cohesie door activiteiten Door de acties zoals de opschoondag en het traject met de poorten is de sociale cohesie in de wijk enorm toegenomen. Op de jaarlijkse opschoondag steken de buurtbewoners gezamenlijk de handen uit de mouwen. Ze helpen elkaar waar ze kunnen. Deze onderlinge bereidwilligheid zorgt voor samenhang en saamhorigheid in de buurt. Het eerste jaar was met de politie afgesproken dat ze door de vingers zouden zien wat er uit de huizen zou komen. Dit had als resultaat dat bewoners soms zelfs kratten met wapens inleverden. Een ander project dat voor meer onderling contact zorgt, is het vraag en aanbod project dat door het opbouwwerk is opgezet. Na het traject met de poorten is de urgentie om met en voor elkaar in actie te komen langzaam minder geworden; grote problemen zijn immers aangepakt. Dan is een vraag en aanbod project een goede aanvulling om in de buurt verder te gaan. In dit project voeren buurtbewoners klusjes voor elkaar uit. Het is ook een project waarmee mensen die in een sociaal isolement verkeren bereikt worden. “Ik ben met die man een praatje gaan maken. Hij was eenzaam, sociaal geïsoleerd, maar wat was zijn kracht? Hij bleek goed thuis te zijn in elektra en kon zaken repareren. Zelf heeft hij een hernia en had dus iemand nodig die spullen voor hem naar boven kon brengen. En zo was er een match van vraag en aanbod gemaakt.” Een actieve wijkbewoner
14
Hoe is het burgerinitiatief georganiseerd? Na het plaatsen van de poorten in december 2011 hebben vijf actieve buurtbewoners zich verenigd in de bewonerscommissie ‘Ons Huukske’. Deze commissie valt organisatorisch onder het Buurtplatform Bennekels Belang. Zij kan van de faciliteiten van dit platform gebruik maken, maar de commissie heeft ook zelf een klein potje opgebouwd. Ook is er een wijkbudget dat zij voor activiteiten kan aanspreken en maakt het feit dat Bennekel een aandachtswijk is verder dat er financiële middelen beschikbaar zijn. De leden van de bewonerscommissie zijn dagelijks zichtbaar en ‘aanklampbaar’ in de wijk. Samen met de wijkcoördinator van de gemeente en de opbouwwerker van de Lumens Groep hebben zij een keer in de zes weken overleg en organiseren bewonersavonden (wel minder frequent dan voorheen). Ook is er een centraal e-mail adres waar bewoners signalen, verhalen, zorgen of andere zaken naar kunnen mailen. Een van de actieve wijkbewoners houdt dit bij en zorgt altijd voor een snelle reactie. Vaak wordt er meteen actie ondernomen ook al is het iets klein. Samen met de Lumens Groep is onlangs een straatonderzoek gedaan. Hierbij heeft een aantal mensen aangegeven iets voor de wijk te willen betekenen. Op die manier breidt de bewonerscommissie de actieve kern verder uit. Er zijn zeker nog problemen in de buurt, maar de infrastructuur voor ondersteuning ligt er en wordt gezamenlijk opgepakt. Er is bijvoorbeeld nog steeds sprake van kamerverhuur, het is in beeld, het wordt gecontroleerd en mensen houden zich aan de regels, maar toch sluipen de problemen er weer in als je het als bewoners en welzijn loslaat.
Wat maakt dit tot een succesvol burgerinitiatief? De rol van een aantal actieve bewoners is groot. Zij nemen zelf veel initiatief en nemen hun verantwoordelijkheid. Dit leidt ook tot groot respect bij de ondersteunende professionals. De actieve bewoners voelen de spanning in de wijk aan en weten deze goed te vertalen in plaats van er alleen maar lawaai over te maken. Ze hebben goede contacten met de gemeente, maar kennen ook hun plaats tijdens officiële overleggen en bijeenkomsten met burgemeester en wethouders en dat wordt gewaardeerd. De aard van het probleem en het moment waarop het zich manifesteerde was precies goed. De urgentie was er om het aan te pakken gezien de landelijke aandacht voor veiligheid in de wijk en de huisvestingsproblematiek van MOElanders. De aanwezigheid van sleutelpersonen in de wijk. Ze bewegen zich op het grensvlak van de buurt en de maatschappelijke organisaties daaromheen en kennen de buurtbewoners van binnen uit. Ze hebben een bepaalde positie in de buurt en spreken met alle partijen van mens-tot-mens. Ze hebben in contact met buurtbewoners geen last van een rol als hulpverlener. Wel moeten ze kunnen vertrouwen op de acties van professionals, anders verliezen ze hun betrouwbaarheid. De rol van professionals is van wezenlijk belang. Bewoners vinden het bijzonder om te zien hoe de wijkcoördinator en de opbouwwerker zich voor meer dan 100% inzetten, ook buiten de reguliere werktijden om. Dit leidt tot veel respect en vertrouwen tussen de actieve bewoners en de ondersteunende professionals. De samenwerking tussen bewoners, welzijn en gemeente kent korte lijnen en ze kunnen elkaar snel inschakelen. De aanspreekcultuur. Er heerst een groot ‘wij-gevoel’. Er wordt niet gesproken over bepaalde groepen of nationaliteiten, maar mensen worden aangesproken omdat ze medebewoners zijn en een gemeenschappelijk doel hebben. Verder is humor de sleutel om elkaar op een laagdrempelige manier aan te spreken.
15
Continuering Nu de urgentie van de problematiek in de buurt er vanaf gaat is het belangrijk om te voorkomen dat het burgerinitiatief en de zelfwerkzaamheid in de wijk gaan inzakken. Actieve bewoners moeten zich laten zien in de wijk, elkaar blijven aanspreken en mensen serieus blijven nemen door te zorgen dat er wat met hun problemen gedaan wordt. Maar hen ook blijven aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Als er bijvoorbeeld iets aan de poort kapot is, kunnen ze het zelf ook repareren in plaats van iemand in te schakelen. Niet al het gedoe en sores moet bij de sleutelfiguur in de buurt terecht komen, dan wordt hij of zij kwetsbaar. De problemen moet je samen als buurt en samen met professionals blijven oppakken en oplossen.
Bronnen Gesprek (20 juni 2012) met: o William Maas, bewoner Bennekel Oost o Siebrand de Boer, bewoner Bennekel Oost o Mieke Greefhorst, bewoner Bennekel Oost o Wil Vugts, opbouwwerker o Geert Albers, wijkcoördinator
16
Samenwerking met vrijwilligers in de administratieve ondersteuning – Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Alexander – “Ik heb bewondering, vrijwilligers vinden het leuk, zijn leergierig, serieus en toegewijd aan de cliënten”
Maatschappelijke Dienstverlening Alexander De stichting Maatschappelijke Dienstverlening Alexander (MDA) in Rotterdam is een brede instelling die gratis haar diensten biedt aan alle inwoners van de deelgemeente Prins Alexander. Bewoners kunnen hier terecht voor hulpverlening, ondersteuning, informatie en advies op het gebied van wonen, welzijn, zorg en inkomen. De diensten die MDA biedt zijn: algemeen en outreachend maatschappelijk werk, school maatschappelijk werk, Vraagwijzer (frontoffice maatschappelijk werk), sociaal raadslieden, administratieve thuisondersteuning en informele zorg. MDA werkt jaarlijks samen met zo’n 120 vrijwilligers die op tal van plekken in de organisatie zitten. Bij de administratieve thuisondersteuning heeft het werken met vrijwilligers vaste vormen aangenomen. Daar werken de professionals nauw samen met vrijwilligers om de ondersteuning vorm te geven.
Een omslag in het werken Zo’n drie jaar geleden besloot MDA haar activiteiten op het gebied van schuldhulpverlening uit te breiden. Aanleiding daarvoor was een toename van het aantal cliënten dat schulden had. Medewerkers van de Vraagwijzer en het maatschappelijk werk waren steeds meer tijd kwijt met administratief en financieel werk voor cliënten en kwamen minder toe aan psychosociale hulpverlening. Er werden twee projecten opgezet: Postwijzer en Administratieve Thuis Ondersteuning (ATO), waarbij vrijwilligers en stagiairs werden ingezet om cliënten bij hun administratieve en financiële vragen te ondersteunen. Dat was een behoorlijke cultuuromslag binnen MDA, maar het enthousiasme groeide al snel en breidde zich als een olievlek door de organisatie. Postwijzer Postwijzer is gevestigd in het kantoor van MDA, naast de receptie en is opgezet om het Vraagwijzerloket en het maatschappelijk werk te ontlasten. Medewerkers beantwoorden korte eenvoudige vragen op administratief gebied en ondersteunen cliënten bij hun administratie door iets op te zoeken op internet, een brief te beantwoorden, te bellen naar instanties, etc. Postwijzer wordt nu volledig uitgevoerd door vier vrijwilligers en zes stagiairs. Postwijzer is vijf ochtenden en een middag open. Administratieve Thuis Ondersteuning (ATO) ATO betreft vaak wat langere contacten en vindt plaats bij de mensen thuis. In het begin komen vrijwilligers in principe wekelijks een dagdeel. Het heeft verschillende doelen. Allereerst mensen ondersteunen bij het op orde brengen van hun administratie, zodat zij eventueel een beroep kunnen doen op schuldhulpverlening. Daarnaast mensen de vaardigheden aanleren om hun administratie (weer) zelfstandig bij te houden. De derde doelstelling is een interne doelstelling: met de inzet van vrijwilligers en stagiairs bij ATO wil MDA de werkdruk van Vraagwijzer en het maatschappelijk werk verminderen. Bij ATO werken op dit moment zes vrijwilligers, negen stagiaires en twee maatschappelijk werkers (1,4 fte).
17
Werkwijze: hoe krijgt samenwerking vorm Cliënten komen binnen via het Vraagwijzerloket. Als ze worden doorverwezen via de Kredietbank dan wordt er via de receptionist een intakeafspraak ingepland bij een maatschappelijk werker van MDA. Op basis hiervan kijkt de maatschappelijk werker waar een cliënt het beste geholpen kan worden en maakt afspraken over taakverdeling, wat de cliënt van MDA kan verwachten en wat wordt verwacht van de cliënt. Vervolgens wordt doorverwezen naar Postwijzer of ATO. Dat er altijd een intake plaatsvindt door het maatschappelijk werk heeft een dubbele functie: de cliënt wordt goed geholpen en de veiligheid van de vrijwilligers wordt hiermee gewaarborgd. Starten bij Postwijzer Postwijzer wordt aangestuurd door een professional van MDA. Zij is coördinator van de vrijwilligers. Samen met een collega coördineert zij ook ATO. Vrijwilligers starten altijd bij Postwijzer. Op deze manier leert MDA haar vrijwilligers kennen, bouwt ze vertrouwen op en leert de vrijwilliger de organisatie kennen. Belangrijk, want wanneer vrijwilligers voor ATO werken, komen ze bij de mensen thuis en heeft MDA minder zicht op wat er gebeurt. Zoals gezegd zit Postwijzer naast de receptie van MDA. Hierdoor is er veel contact tussen vrijwilligers en medewerkers van MDA. Men ziet elkaar vaak en ziet ook hoe er wordt gewerkt. De lijnen zijn kort en als het nodig is ondersteunt een maatschappelijk werker de vrijwilliger in zijn of haar gesprek. Selectie Selectie van vrijwilligers is redelijk streng. Mensen die zelf cliënt zijn bij MDA of zelf in de problemen zitten kunnen geen vrijwilliger worden. Ervaringsdeskundigheid wordt wel gewaardeerd, maar alleen als er ondertussen een gezonde afstand bestaat. Vrijwilligers moeten makkelijk contact kunnen maken en op vaste tijden willen werken. Daarnaast moet er een duidelijke motivatie zijn voor het werk; MDA gaat er van uit dat het de vrijwilliger zelf iets moet opleveren, zoals voldoening, nieuwe contacten, kennis, etc. Inwerken Voor het inwerken worden vrijwilligers gekoppeld aan een al langer zittende vrijwilliger. Ze krijgen een digitale informatiemap. Vrijwilligers worden zo snel mogelijk zelfstandig aan het werk gezet en de coördinator is gedurende de eerste weken altijd (op de achtergrond) aanwezig als er cliënten komen en is beschikbaar voor vragen. Elk gesprek wordt nabesproken. Afhankelijk van de vrijwilliger duurt de inwerkperiode korter of langer. Doorstroming naar ATO Wanneer vrijwilligers goed functioneren binnen Postwijzer, kunnen ze doorstromen naar ATO. Van deze vrijwilligers wordt een grote mate van zelfstandigheid verwacht. Ze maken zelf afspraken met cliënten en moeten in de contacten zelf goed hun grenzen bewaken. Een maatschappelijk werker blijft bij ATO altijd achterwacht en houdt de verantwoordelijkheid. Wanneer cliënten ook een hulpverleningstraject hebben, krijgt samenwerking met de maatschappelijk werker een heldere vorm. Dit koppel stemt regelmatig af en de maatschappelijk werker houdt de vinger aan de pols over hoe het contact tussen vrijwilliger en cliënt verloopt. Bij de keuze welke vrijwilliger of stagiair naar de cliënt wordt gestuurd, is de cliënt het uitgangpunt. Er wordt gekeken wie er het beste zou passen, naar de complexiteit van de situatie en de ervaring van de vrijwillige medewerker. Registratie Vrijwilligers voor zowel Postwijzer als ATO en de professionals houden in het registratiesysteem Regas bij hoe de contacten met de cliënt verlopen. Zo kan iedereen zien wie met welke cliënt contact
18
heeft. Vrijwilligers van ATO zitten voor de registratie op het kantoor van MDA, hun werkplekken zijn op dezelfde afdeling als die van de maatschappelijk werkers. Scholing Alle vrijwilligers volgen de vrijwilligersacademie. Dat is een training met een aantal modules over vrijwilligerswerk voor cliënten in de hulp- en dienstverlening. Het betreft algemene informatie over maatschappelijk werk, de werkwijze en diensten van MDA, de verschillende typen klanten, goed luisteren, doorverwijzen indien nodig en het bewaken van de eigen grenzen. Daarnaast volgen vrijwilligers verplicht één keer per vier weken intervisie. Naast het verplichte programma kunnen vrijwilligers deelnemen aan de scholing die aan de betaalde medewerkers en stagiairs wordt aangeboden. Afstemming en overleg Eén keer per week vindt binnen MDA integraal overleg plaats waaraan één persoon per team deelneemt. De coördinator van de vrijwilligers zit hier als afgevaardigde van het Postwijzer- en ATOteam. Er is voor gekozen om geen structureel overleg met de vrijwilligers te voeren. Een deel van de vrijwilligers zit hier ook niet op te wachten. Bovendien zijn de lijnen kort genoeg, en de aantallen niet te groot, om het op deze wijze goed te laten functioneren.
Een heldere taakverdeling Grofweg valt te zeggen dat in de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers bij MDA de professionals de hulpverlening doen en de vrijwilligers de dienstverlening aan cliënten. Wanneer we inzoomen, zien we dat de samenwerking juist in de dienstverlening en tussen hulpverlening en dienstverlening vorm krijgt. Vrijwilligers verlenen niet alleen sec de diensten, maar proberen ook de zelfredzaamheid van cliënten te vergroten door ze uit te dagen activiteiten zelf op te pakken. Zo ondersteunen ze cliënten bijvoorbeeld bij het zelf voeren van telefoongesprekken en bieden ATOvrijwilligers ondersteuning om te leren omgaan met minder geld. Taken professionals De taken van de professional zijn: diagnose stellen; plan opstellen met cliënt; signalering, doorverwijzing, hulpverlening. Afhankelijk van de cliënt worden taken met betrekking tot dienstverlening uit handen gegeven aan vrijwilligers. De coördinator van de vrijwilligers heeft als taken: selectie en aannemen van vrijwilligers en stagiaires; coördineren van vrijwilligers; roosterplanning, administratieve ondersteuning, werkbegeleiding (inwerken, beoordelen, uitvoering); informeel contact met vrijwilligers; terugkoppeling aan leidinggevende. Taken vrijwilligers De taken van de vrijwilligers zijn: hulpvraag van de cliënt beantwoorden op administratief gebied (indien mogelijk zelfstandig, indien nodig met hulp); 19
de cliënt begeleiden, informeren, stimuleren en activeren; brieven opstellen, bellen, overzichten opvragen; signalering; overleg/afstemming met werkbegeleider; contact met hulpverlener. Ook biedt de vrijwilliger een extra luisterend oor .
Meerwaarde van het werken met vrijwilligers De medewerkers van MDA ervaren een duidelijke meerwaarde in het werken met de vrijwilligers van Postwijzer en ATO. Door de inzet van vrijwilligers op de dienstverlening aan cliënten, kunnen de maatschappelijk werkers zich echt op de hulpverleningsvragen richten. Het verlicht duidelijk het werk. Daarnaast, en niet minder belangrijk, zien ze dat vrijwilligers langer bij cliënten kunnen blijven en meer tijd en aandacht kunnen geven. Bovendien ervaren cliënten het soms als laagdrempeliger en gelijkwaardiger. Vrijwilligers kunnen aansluiten bij het tempo van de cliënt en problematiseren niet. Hoewel de vrijwilligers zich als verantwoordelijke, zelfstandige medewerkers opstellen, zijn de verwachtingen van de werkgever van de professionals duidelijk anders dan die van de vrijwilliger. Professionals kunnen het zich simpelweg niet veroorloven om (te) veel tijd aan cliënten te besteden. Cliënten geven aan dat zij blij zijn met de inzet van vrijwilligers en de extra tijd die zij voor hen hebben. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat vrijwilligers vaak extra koekjes of chocolade krijgen. Feit is ook dat veel cliënten in de loop van de tijd ook weer vergeten dat ze met een vrijwilliger hebben te maken.
Succesfactoren in de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers Vrijwilligers en de professionals zitten bij elkaar op kantoor en weten elkaar makkelijk te vinden. Men komt elkaar ‘in de wandelgangen tegen’. Hierdoor zijn de lijnen zeer kort. De vrijwilliger is volwaardige partner van de professional. Er heerst een gevoel van ‘er samen zijn voor de cliënt’. Vrijwilligers geven aan dat zij hierin gelijkwaardigheid ervaren. Een goede afstemming van taken: de vrijwilliger is er voor de dienstverlening, de professional richt zich op de hulpverlening. Selectie van vrijwilligers is vrij streng. De vrijwilligers moeten de taken aankunnen en passen binnen de organisatie. Waardering van vrijwilligers is voelbaar binnen de organisatie. Ze worden gezien als volwaardige medewerkers. Het komt tot uitdrukking in het herkennen en welkom heten van nieuwe vrijwilligers door (de meeste) medewerkers, uitnodigingen voor taart, een gezamenlijk MDA-uitje, deelname van vrijwilligers aan scholing voor professionals en stagiairs, etc.. De organisatorische verankering wordt steeds beter: het werken met een rooster, een duidelijk aanspreekpunt (de coördinator of, als de vrijwilliger bij een cliënt is, een maatschappelijk werker), inwerkboekje met informatie, etc.
Aandachtspunten en dilemma’s Een blijvend aandachtspunt is dat vrijwilligers beschermd moeten worden om niet méér te gaan doen dan waarvoor zij zijn aangenomen. Ze worden er in ieder geval op getraind, maar het blijft een punt van aandacht.
20
In de startfase van het project is het voorgekomen dat de betaalde medewerkers bij drukte activiteiten teveel ‘over de schutting’ wierpen. Dit is als casus besproken in het integraal overleg en er zijn duidelijke afspraken over gemaakt. Sindsdien is het niet meer voorgekomen. De andere kant van bovenstaande moet ook goed worden geregeld: er moet voldoende werk zijn voor vrijwilligers die Postwijzer bemensen. De betaalde krachten moeten er dus alert op zijn om op het moment dat ze zelf tijd hebben, diensten toch door te verwijzen naar Postwijzer. Dit is een balans die continu in de gaten moet worden gehouden.
Bronnen Interviews 1 november 2012, gehouden met: Ewoud Pouwer, maatschappelijk werker Daphne Lobe, outreachend maatschappelijk werker Annelies Kool: coördinator vrijwilligers én stagiair Documentatie Alders, G. (2012). Burgerkracht op de welzijnsvloer. Onderzoek naar het vergroten van cliëntzelfredzaamheid door de inzet van vrijwilligers bij stichting MDA te Rotterdam. Afstudeeropdracht, Social Work Inholland Rotterdam.
21
De volgende twee voorbeeld zijn beschreven vanuit een project waarin geleide vrijwilligers centraal staan.
Geleide vrijwilligers Steeds meer vrijwilligersorganisaties krijgen te maken met ‘geleide’ vrijwilligers. De bovenstaande beschrijving is daar een voorbeeld van. Geleide vrijwilligers zijn mensen die een tijd niet hebben geparticipeerd en via vrijwilligerswerk hun plek weer willen vinden. Zij worden begeleid naar en bij hun vrijwilligerswerk. Dat levert de samenleving meer vrijwilligers op én de vrijwilligers sociale contacten, waardering en de kans om te leren. Een deel van de geleide vrijwilligers zet daarna nog een stap verder, naar een opleiding of betaald werk. Samenwerking over grenzen heen Bij projecten met geleide vrijwilligers komen verschillende werelden bij elkaar: de wereld van participatie/werk/sociale zaken en de wereld van vrijwilligersorganisaties en -centrales. Dit vraagt dus wat van de samenwerking. Hoe kan ondanks bezuinigingen en verschillende belangen toch een goede samenwerking gerealiseerd worden? Intensieve begeleiding Vrijwilligers die vanuit een situatie van weinig tot niet participeren worden begeleid naar vrijwilligerswerk, hebben vaak een complex verhaal, een rugzak. Dit vraagt om intensieve begeleiding op maat. Zonder die begeleiding vallen ze vaak snel uit.
Meer weten over de inzet van geleide vrijwilligers? Neem contact op met Jolanda Elferink,
[email protected], Cora Brink,
[email protected], Ilse de Bruijn,
[email protected] of met het projectteam SWW.
22
Twee ideeën, één plan - Gemeente Spijkenisse – Inzet ‘geleide vrijwilligers’
Aanleiding “Als gemeente zagen we de behoefte aan ondersteuning voor mantelzorgers. Daarnaast wilden we uitkeringsgerechtigden aan het werk krijgen, want iedereen die iets kan, moet iets doen”, aldus Marianne Trustfull, beleidsmedewerker van de gemeente Spijkenisse. Vanuit deze twee ideeën ontstond het plan om uitkeringsgerechtigden op te leiden voor vrijwillige respijtzorg.
Werk waar altijd vraag naar is De gemeente Spijkenisse had al eerder met re-integratievrijwilligers gewerkt. Daaruit bleek dat deze doelgroep het beste iets kan doen waar altijd vraag naar is. Anders bestaat het risico dat het lastig is om werk te vinden na afloop van de training. Mantelzorgers ondersteunen kan echter altijd en is daardoor goed geschikt voor deze doelgroep. Naast de continuïteit van het werk, zorgt ook de duur van het traject voor borging. Marianne: “Een traject van zes maanden is echt te kort. Dan heb je mensen net geleerd hoe je zorgt dat je op tijd op je werk komt, maar nog niet eens wat van hen wordt verlangd en laat staan wat hen te doen staat in de vrijwillige respijtzorg”. Je moet deze doelgroep dus langdurig en intensief begeleiden, aansluitend bij hun niveau en actuele vragen.
De start van het project Marianne werkte haar plannen uit in een conceptversie. Om voldoende kennis van mantelzorg in huis te halen heeft de gemeente organisaties op dit vlak betrokken en een uitnodiging met haar conceptplan gestuurd naar het Steunpunt Mantelzorg van de Stichting Welzijn Ouderen (SWO), Stichting MEE (ondersteunt mensen met een beperking), Gemiva SVG Groep (ondersteunt mensen in Zuid-Holland met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap of met een nietaangeboren hersenletsel) en Careyn (een maatschappelijke onderneming die zich inzet voor de gezondheid en het welzijn van jong en oud, gezond of kwetsbaar). Argos Zorggroep (Argos Zorggroep (thuiszorg, zorgcentra, verpleegcentra, revalidatiezorg) heeft zich later aangesloten bij dit project. Aanvankelijk was er scepsis bij deze organisatie omdat ze ‘weer iets moesten met de gemeente’. Respijtzorg kun je leren De gemeente heeft vervolgens contact gezocht met MOVISIE voor het ontwikkelen en uitvoeren van een training voor vrijwilligers. Vervolgens is Leon Schouten, destijds projectleider van de 3 vrijwilligerscentrale , betrokken bij het project gezien zijn ervaring met de doelgroep en het feit dat de vrijwilligers via de vrijwilligerscentrale binnen kwamen. MOVISIE heeft hierna tien trainingsbijeenkomsten georganiseerd. De vrijwilligers leerden eerst in groepsverband respijtzorg verlenen - bijvoorbeeld in een dagactiviteitencentrum - en mogelijk daarna in de thuissituatie. Onderwerpen die aan bod kwamen waren bijvoorbeeld bejegening, privacy, motiverende gespreksvoering, vitaliteit en verschillende typen zorgvragen.
3
Inmiddels Klantmanager bij de gemeente Spijkenisse
23
Wens om vaker af te spreken De deelnemers kwamen in het begin van het traject eens per twee maanden een middag samen. Dit bleek niet frequent genoeg. Samen met de deelnemers is toen besloten om eens per maand twee uur af te spreken. Naast de frequentie is ook de inhoud van de training veranderd; deze is cliëntgerichter geworden. Inmiddels is er meer aandacht voor de dagelijkse behoefte van mensen die mantelzorg krijgen. Ook het niveau is in de loop der tijd aangepast op de deelnemers, omdat bijvoorbeeld niet iedereen kon lezen. De deelnemers vinden begeleiding in deze bijeenkomsten. Daarnaast krijgen ze begeleiding van de contactpersoon van de instelling, de klantmanager van de gemeente en de projectleider die het overzicht houdt. Ook het niveau is in de loop der tijd aangepast op de deelnemers, omdat bijvoorbeeld niet iedereen kon lezen.
Samenwerking Aanvankelijk waren er wat drempels die voor een goede samenwerking overwonnen moesten worden. De scepsis bij genoemde samenwerkingsorganisaties werd weggenomen door hen mee te laten denken in het plan, de mogelijkheid te geven mee te lopen met een training en een vergoeding te geven per begeleide deelnemer. Naast genoemde organisaties was ook het College van B&W aanvankelijk wat terughoudend als financier zijnde. Dit verdween echter omdat de wethouder meteen enthousiast was over het feit dat meerdere zaken gecombineerd werden: uitkeringsgerechtigden die kunnen re-integreren én betere ondersteuning van mantelzorgers. De wethouder bracht dit enthousiasme over aan het college. De wethouder bracht zijn enthousiasme over aan het College van B&W. Een andere drempel in de samenwerking was de moeizame aanlevering van potentiële deelnemers door de klantmanagers. Daarom is in het bestand van de sociale dienst gezocht naar mensen met een Wwb uitkering, trede 3. De mensen die hieruit werden geselecteerd kregen vervolgens een gesprek met één van de organisaties. De projectleider had vooraf deelnemers aan organisaties gekoppeld waarna de organisaties konden bepalen of ze iemand geschikt achtten. Uiteindelijk is het traject gestart met zeventien deelnemers. “Je moet niet afhaken op scepsis bij samenwerkende organisaties, maar vragen wat mensen willen.” projectleider vrijwilligerscentrale Spijkenisse Uitval voorkomen Betrokkenheid kan uitval voorkomen. Door altijd de vinger aan de pols te houden door zowel de klantmanager, de contactpersoon voor de vrijwilligers binnen genoemde samenwerkingsorganisaties, als de projectleider houd je mensen binnen: “Als iemand dan nog afhaakt, is diegene niet geschikt”, aldus Leon. Naast de trainingen voert de projectleider individuele coaching gesprekken met de deelnemers waar nodig. Daarnaast is het belangrijk dat deelnemers het gevoel hebben dat ze meer komen halen dan brengen, dat ze door dit project mogelijk een betaalde baan krijgen. Ook het feit dat de deelnemers een hechte groep zijn geworden, zorgt voor minder uitval. “Maar hiernaast is een beetje geluk ook belangrijk”, aldus de projectleider.
24
Succesfactoren
Een rotsvast vertrouwen van de projectleider: “Iemand die enthousiast is, moet beginnen” Betrokken organisaties invloed geven op het project. Organisaties kunnen elkaar onderling makkelijk bereiken. Zo kunnen deelnemers tussentijds wisselen van zorgorganisatie. Goede trainingen die aansluiten bij het niveau van deelnemers. Interactie tussen deelnemers onderling. Er ontstond een veilige en hechte groep waardoor deelnemers elkaar steunden, zelfs buiten de trainingen om. Durf mensen af te wijzen als je voelt/ziet dat het niet gaat werken als vrijwilliger. Een langdurig traject. “Durf hierbij ook mensen af te wijzen als je voelt/ziet dat het niet gaat werken.” Projectleider
Door: Ilse de Bruijn
25
Anderstalige vrijwilligers in zorginstellingen Met Hart en Handen voor Zorg - Dock Haarlem, Vrijwilligerscentrum Haarlem, zorginstellingen -
Dock Haarlem en Vrijwilligerscentrale Haarlem werken samen met zorginstellingen aan het binden van anderstalige vrijwilligers. Twaalf medewerkers van zorginstellingen zijn getraind om de vrijwilligers te coachen. De coaches begeleiden de vrijwilligers op de werkvloer om ze langdurig als vrijwilliger aan de organisatie te binden en uitval te voorkomen.
Doel: vrijwilligersplekken gezocht! Via onder meer brede welzijnsorganisaties en moedercentra zijn veel anderstalige vrouwen in beeld die graag vrijwilligerswerk in de zorg willen doen. Dat willen ze bijvoorbeeld om de Nederlandse taal beter te leren, om meer mee te doen in de samenleving of om zich te oriënteren op betaald werk in de zorg. Het blijkt lastig om voor deze vrouwen vrijwilligersplekken te vinden. Dit was de eerste aanleiding van het project Met Hart en Handen voor Zorg (HHZ). Doel: anderstalige vrijwilligers welkom! Zorgorganisaties zijn en worden steeds meer afhankelijk van vrijwilligers voor het bieden van zorg en welzijn aan hun cliënten. Vrijwilligers maken het mogelijk meer persoonlijke aandacht en meer activiteiten aan te bieden. Zorgorganisaties hebben er dan ook belang bij vrijwilligers te werven en aan zich te binden. Dit was de tweede aanleiding voor HHZ: langdurige binding van anderstalige vrijwilligers aan de organisatie voor een groter en meer divers aanbod van vrijwilligers.
Aanleiding: enthousiasme en toch uitval De ervaring met anderstalige en ook andere geleide vrijwilligers, zoals re-integranten, was dat ze snel uitvallen, ondanks dat ze vaak met veel enthousiasme beginnen. Dit heeft veelal te maken met allerlei problemen en omstandigheden die hun leven ingewikkeld hebben gemaakt en wat dat met hun zelfvertrouwen heeft gedaan. Deze uitval is frustrerend voor de begeleiders die tijd en energie in de begeleiding hebben gestopt, maar ook voor de vrijwilligers zelf. Dit leidde tot de vraag wat er nodig is om anderstalige vrijwilligers beter te binden.
Context: Duizend en één Kracht HHZ is gestart als deelproject van het programma Duizend en één Kracht in Haarlem. Doel van dit programma is het vergroten van de participatiemogelijkheden van anderstalige vrouwen. Uit de ervaringen in Duizend en één Kracht bleek dat er onder deze doelgroep veel belangstelling is voor werken in zorginstellingen, welzijnswerk en kinderopvang. Het gaat dan niet alleen om zorgfuncties, maar ook om werk bij de ondersteunende diensten, zoals de schoonmaak, de keuken, en in de activiteitenbegeleiding. Looptijd Start voorbereidingen: 2010 Start uitvoering: juni 2011 Training coaches: najaar 2011 Afronding: juni 2012 Organisatie overdracht en borging: najaar 2012 26
Samenwerking In HHZ werken verschillende partijen samen: Dock Haarlem, de welzijnsorganisatie, leidt het project; De Vrijwilligerscentrale Haarlem werft en selecteert de vrijwilligers; Zes zorginstellingen in Haarlem leveren coaches en vrijwilligersplekken; MOVISIE, landelijk kennisinstituut, verzorgt de training van de coaches; Gemeente Haarlem financiert de projectleider, de trainingen en de extra uren van de coaches voor deelname aan het project. De samenwerking tussen gemeente, vrijwilligerscentrale en Dock ging vanaf het begin heel soepel. Er was een gezamenlijk belang: het halen van de doelstelling van Duizend en één Kracht, die bestond uit het realiseren van vrijwilligersplekken voor een bepaald aantal vrouwen. Daarnaast kenden ze elkaar al goed uit andere samenwerkingsprojecten. Toen de zorginstellingen gemotiveerd waren om mee te doen, ging ook die samenwerking heel soepel, omdat ook zij belang hadden bij een succesvolle begeleiding van de vrijwilligers bij hun vrijwilligerswerk. Gezocht: zorginstellingen met vrijwilligersplekken Nadat zorginstellingen niet reageerden op een brief over het project, heeft de projectleider via haar eigen netwerk en het netwerk van een enthousiast persoon in één van de instellingen bewust gezocht naar een persoonlijke ingang bij elke organisatie. Doordat er zo veel projecten tegelijk lopen, maakt het voor een organisatie lastig om overal aan mee te kunnen doen. Door de persoonlijke benadering lukte het om mensen te motiveren voor het project. Uiteindelijk deden er vijf zorginstellingen mee, waarmee alle vier grote zorgorganisaties in Haarlem vertegenwoordigd waren. Gezocht: coaches Binnen de zorginstellingen die meededen en ook binnen andere organisaties, werden medewerkers gezocht die opgeleid wilden worden tot coach. De coaches moeten werken in zorg of welzijn, bij voorkeur zelf ook allochtoon zijn, gemotiveerd zijn om mee te doen en affiniteit hebben met anderstalige vrijwilligers. Het vinden van de coaches ging niet zo snel. De projectleider heeft met heel veel mensen moeten praten, onder meer leidinggevenden, om het project zo echt persoonlijk moeten verkopen. De coaches waren bang dat het te veel tijd zou kosten. Daarnaast was er onbekendheid met het project en met de doelgroep een belemmering. Coaches deden uiteindelijk toch mee uit nieuwsgierigheid en hadden zin om te gaan begeleiden. Uiteindelijk hebben er twaalf coaches meegedraaid in het project. Training van de coaches De twaalf coaches kregen een training van vier dagdelen. Drie thema’s stonden centraal: Coaching Interculturele communicatie Gesprekstechnieken In de trainingen hebben de coaches gereflecteerd op hun eigen rol en hun eigen manier van communiceren. Ze zijn zich veel bewuster geworden van hun eigen handelen en van hoe hun handelen en manier van communiceren invloed heeft op de vrijwilligers. Ook hebben ze geleerd meer vanuit een open houding naar de vrijwilligers te kijken, onder meer door meer kennis van hoe verschillend mensen uit andere culturen naar bijvoorbeeld werk en afspraken kijken. Iedereen wil respect, maar de manier waarop je respect toont en vraagt kan sterk verschillen. De projectleider: “De eerlijkheid van de coaches heeft me echt verrast. We zijn vier keer bij elkaar geweest, er is enorm veel besproken en de coaches waren heel open.” Een aantal coaches wilde door eerdere problemen in de begeleiding van anderstalige vrijwilligers eigenlijk niet te veel anderstaligen begeleiden. Dat durfden
27
ze eigenlijk pas toe te geven in het project. Eén van de coaches uit het project is zo enthousiast geraakt door het project dat ze nu een vervolgopleiding rond coaching is gaan doen. Profiel van de vrijwilligers Het project is bedoeld voor zowel bestaande als nieuwe anderstalige vrijwilligers met interesse in vrijwilligerswerk in de zorg. Belangrijk is dat het gaat om vrijwilligers met een wens om zich te ontwikkelen: de Nederlandse taal beter leren, iets betekenen in de maatschappij, oriënteren op betaald werk in de zorg, of een directe ambitie richting betaald werk in de zorg. Hen werd gevraagd minimaal een half jaar lang minimaal vier uur in de week beschikbaar te zijn. In de praktijk ging het vaak om vrouwen met een zwaar verleden. Hoe vind je anderstalige vrijwilligers? De meeste van de 25 vrijwilligers die meededen zijn binnengekomen via de moedercentra van Dock en taalcursussen. Daarnaast is geworven via bijvoorbeeld intermediairs inburgering, sleutelfiguren van migrantenorganisaties, vrijwillige taalmaatjes en bij Vluchtelingenwerk. Daarnaast hebben de zorginstellingen zichzelf gepresenteerd tijdens de Kansenbeurs die oktober 2011 vanuit Duizend en één Kracht is georganiseerd. Ook via mond-tot-mond reclame tussen vrijwilligers onderling zijn vrijwilligers binnen gekomen.
Aan het werk! De vrijwilligers krijgen na aanmelding een gesprek met een trajectbegeleider van de vrijwilligerscentrale. Daarin worden achtergrond, wensen en talenten van de vrijwilliger besproken. Op basis daarvan wordt gekeken bij welke zorginstelling de vrijwilliger het beste past. Als de zorginstelling denkt een passende plek te hebben, volgt een kennismakingsgesprek tussen de coach en/of vrijwilligerscoördinator en de vrijwilliger. In het kennismakingsgesprek worden de inhoud van het werk, startdatum, inwerkperiode, precieze taken besproken. Ook worden er leerdoelen vastgesteld. Na vier dagdelen vrijwilligerswerk wordt er geëvalueerd. De leerdoelen worden eventueel bijgesteld of aangevuld. Als blijkt dat de vrijwilliger niet goed bij de organisatie past, wordt zij weer terug gemeld bij de vrijwilligerscentrale. De rol van de coach Belangrijkste rol van de coaches is dat ze zorgen dat de vrijwilligers zichzelf welkom en gewaardeerd voelen, dat ze de vrijwilligers een veilige omgeving bieden en toewerken naar wederzijds vertrouwen. Daarnaast zorgt de coach voor een takenpakket dat aansluit bij de wensen, mogelijkheden én doelen van de vrijwilliger. De coaches zijn enthousiast, maar het kost wel energie en het ontmoedigt als er toch een vrijwilliger afhaakt. Aandachtspunt voor de coaches is dat ze er op letten dat ze in de begeleiding niet over hun eigen grenzen gaan, zowel emotioneel als qua tijd. Begeleiding op maat De anderstalige vrijwilligers hebben elk hun eigen verhaal. Voor veel van hen geldt dat ze nogal wat hebben meegemaakt en nog steeds meemaken. Veel van hen hebben ook weinig steun van het thuisfront. Mede daardoor hebben ze lange tijd niet gewerkt en waardering gekregen. Ook is hun zelfvertrouwen vaak minimaal. Dit vraagt nogal wat extra van de begeleiding: Waardering, met name persoonlijk, is erg belangrijk. Belangrijker dan bij reguliere vrijwilligers, omdat het zelfvertrouwen beperkt is. Persoonlijke complimentjes en aandacht voor dingen in het persoonlijk leven van de vrijwilligers maakt dat ze zich echt als persoon gezien en gewaardeerd voelen. Een deel van de vrijwilligers is niet gewend zich aan afspraken te houden; dat is iets wat in gesprekken regelmatig aan de orde komt. 28
Verrassend en inspirerend Simonne van der Hout van zorgcentrum Schalkweide is verrast door een aantal vrouwen, die ondanks de indrukwekkende levensverhalen enorme stappen hebben gezet. Ze komt meteen met voorbeelden van enthousiaste vrouwen die echt een toegevoegde rol voor de bewoners zijn gaan spelen: één vrijwilliger heeft een eigen ‘winkeltje’ met handverzorging, een andere damt regelmatig met een groep bewoners en er is een heel creatieve Japanse vrijwilliger die het dagcentrum verlevendigt. Het inspireert haar en het kleurt de organisatie.
Resultaten
Extra vrijwilligers voor de zorginstellingen die in deze tijd van bezuinigen hard nodig zijn. Enthousiaste, getrainde coaches binnen de zorginstellingen, die ook bij de coaching van andere vrijwilligers ingezet kunnen worden. Meer openheid over de begeleiding van anderstalige vrijwilligers en besef dat dat niet altijd vanzelf gaat. Daardoor is het mogelijk om te verkennen hoe het beter kan. Bij zorgcentrum Schalkwijk zijn, vanuit verschillende projecten, inmiddels 22 vrijwilligers begeleid door de opgeleide coaches. Veertien daarvan zijn trouw en functioneren goed. Ze hebben een band met de bewoners, hun vrijwilligerswerk en de organisatie opgebouwd. Daarnaast is er één vrijwilliger inmiddels doorgestroomd naar betaald werk in de zorg en zijn er twee die nog vrijwilligerswerk doen, maar willen doorstromen naar een opleiding. Eén vrijwilliger is uitgevallen en vier vrijwilligers lukt het nog niet om zich aan de afspraken te houden. Voor dat zorgcentrum Schalkwijk aan het project begon, lukte het helemaal niet om anderstalige vrijwilligers te behouden.
Borging Per 1 juli 2012 is het project en daarmee ook de financiering afgelopen. De samenwerkende organisaties willen graag verder. De rol van de projectleider, vooral het werven van de vrijwilligers, zal waarschijnlijk overgenomen worden door de drie moedercentra.
Succesfactoren
De persoonlijke manier van benaderen en motiveren van zorginstellingen om mee te doen aan het project. De al bestaande goede samenwerkingsrelatie tussen Dock, vrijwilligerscentrale en gemeente. De beschikbaarheid van geld om eventueel de coaches in het project te vervangen tijdens de uren die ze in training en begeleiding staken. Het breder inzetten van de coaches: niet alleen de anderstalige vrijwilligers die via het project kwamen, maar ook degenen die via andere routes binnenkwamen werden door hen begeleid. Een jaarlijkse bijeenkomst bij de zorginstellingen om geïnteresseerden de organisatie te laten zien. Zowel voor vrijwilligers zelf als voor mensen die vrijwilligers begeleiden of werven. Eén van de deelnemende zorginstellingen, Schalkweide, is een leerorganisatie (veel verzorgenden-in-opleiding) en een lerende organisatie staat open voor vernieuwing. HHZ sluit daar qua filosofie naadloos bij aan en dat maakte het gemakkelijker om medewerkers enthousiast te krijgen voor het project.
29
Werken met geleide vrijwilligers als zorginstelling vraagt ook om een investering in organisaties die vrijwilligers plaatsen, bijvoorbeeld met een jaarlijkse rondleiding in je organisatie. Pas als de plaatsende organisaties je organisatie kennen, weten ze wie er past.
Gouden tips
Zoek de juiste mensen om ingang te krijgen, mensen die enthousiast worden! Stap blanco in het contact, zodat je je kunt laten inspireren door anderen. Laat je niet alleen leiden door aanvankelijk enthousiasme, maar blijf alert op de motivatie, zodat je daarbij aan kunt blijven sluiten.
Dit voorbeeld is beschreven vanuit een project waarin geleide vrijwilligers centraal staan. Omdat het inhoudelijk past binnen de praktijkbeschrijvingen over de inzet van informele zorg en actieve burgers in de wijk, zijn ze opgenomen in deze publicatie. Geleide vrijwilligers Steeds meer vrijwilligersorganisaties krijgen te maken met ‘geleide’ vrijwilligers. De bovenstaande beschrijving is daar een voorbeeld van. Geleide vrijwilligers zijn mensen die een tijd niet hebben geparticipeerd en via vrijwilligerswerk hun plek weer willen vinden. Zij worden begeleid naar en bij hun vrijwilligerswerk. Dat levert de samenleving meer vrijwilligers op én de vrijwilligers sociale contacten, waardering en de kans om te leren. Een deel van de geleide vrijwilligers zet daarna nog een stap verder, naar een opleiding of betaald werk. Samenwerking over grenzen heen Bij projecten met geleide vrijwilligers komen verschillende werelden bij elkaar: de wereld van participatie/werk/sociale zaken en de wereld van vrijwilligersorganisaties en -centrales. Dit vraagt dus wat van de samenwerking. Hoe kan ondanks bezuinigingen en verschillende belangen toch een goede samenwerking gerealiseerd worden? Intensieve begeleiding Vrijwilligers die vanuit een situatie van weinig tot niet participeren worden begeleid naar vrijwilligerswerk, hebben vaak een complex verhaal, een rugzak. Dit vraagt om intensieve begeleiding op maat. Zonder die begeleiding vallen ze vaak snel uit. Door: Cora Brink
30