POSTGRADUAAT VERANTWOORDELIJKE KINDEROPVANG te Gent Het postgraduaat Verantwoordelijke in de Kinderopvang wordt georganiseerd te Gent door het samenwerkingsverband Vormingscentrum Opvoeding Kinderopvang, Hogeschool Gent en Arteveldehogeschool. Het gaat om een opleiding die loopt over 2 cycli en telt 20 studiepunten en recht geeft op een getuigschrift.
Even situeren waar het begon. Vlaanderen scoort niet goed op Europees vlak als het gaat over de professionalisering van kinderbegeleiders en verantwoordelijken van instellingen voor opvang van jonge kinderen: een groot deel van de kinderbegeleiders die actief zijn binnen opvanggezinnen, buitenschoolse kinderopvang, mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven heeft nu geen of nauwelijks een opleiding de verantwoordelijken van erkende Dienst voor Opvanggezinnen (DOG), Kinderdagverblijven (KDV) en Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang (IBO) hebben geen specifieke opleiding die hen voorbereidt op het werken in de kinderopvang er bestaan in Vlaanderen geen opleiding op het niveau van Bachelor of Master in de Kinderopvang. In de internationale literatuur is er een toenemende aandacht voor competentieprofielen, opleidingstrajecten en opleidingsniveau in de kinderopvang. De consensus groeit om naar betere en hogere opleidingen te streven en verschillende Europese landen hebben de afgelopen jaren dan ook initiatieven in die richting genomen. Ook in Vlaanderen is er een toenemende aandacht van de overheid voor dit probleem. Getuige hiervan zijn de competentieprofielen die door de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) werden ingevuld. Kind en Gezin richtte een “expertengroep opleidingsvereisten voor de kinderopvang” op en besprak een aantal nota’s hierover op haar Raad van Bestuur. Het partnerschap van VCOK, Hogeschool Gent en Arteveldehogeschool besloot tot gezamenlijke organisatie van een posgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang. Het gaat inderdaad om een belangrijke functie die een eigen, specifieke vorming vereist. Met dit initiatief willen we bijdragen tot de professionalisering van de kinderopvang en tegelijkertijd vermijden dat specifieke doelgroepen zouden worden uitgesloten. Daarom streven we naar een toegankelijke opleiding met een goede bereikbaarheid, betaalbaarheid, flexibiliteit, doorstroming, en erkenning van de reeds verworven competenties. De inhoudelijke visie van de opleiding De opleiding steunt op drie pijlers: een visie op kinderopvang, een visie op management en een visie op leren van volwassenen. Verantwoordelijken binnen de kinderopvang moeten zorgen voor goede opvang in een goed werkende organisatie. We onderschrijven het “functieprofiel verantwoordelijke kinderopvang”, uitgewerkt door de SERV, en gebruiken dat profiel als basis voor de inhoud van deze opleiding. Kwaliteitsvolle kinderopvang betekent in de eerste plaats een dienstverlening die het Internationaal Verdrag voor de Rechtten van het Kind respecteert en de veertig doelstellingen voor kwaliteit, zoals die werden opgesteld door het Europees Netwerk Kinderopvang nastreeft. De theorie van de Lerende Organisatie onderbouwt onze visie op wat een goed werkende voorziening is. Het werken met Portfolio tenslotte inspireert de opleidingsvorm.
Postgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang - Visietekst - 1/5
1.
Visie op Kinderopvang
Het aanbod van het postgraduaat VEKO vertrekt vanuit een gemeenschappelijke visie op kinderopvang en op de plaats ervan in onze huidige samenleving. De historische analyse van die functies, zoals beschreven door Michel Vandenbroeck in zijn boek ‘pedagogish management in de kinderopvang, wordt daarbij gebruikt als structurerend denkkader. De lesgevers dragen bij de behandeling vanuit hun persoonlijke invalshoek zorg voor de band met dat kader. De kinderopvang vervult drie maatschappelijke functies: een economische, een educatieve en een sociale functie. De invulling van die functies houdt verband met ruimere aspecten van een visie op mens en maatschappij en evolueert dus in de loop van de geschiedenis. De opleiding gaat ervan uit dat elk van deze functies belangrijk zijn en dat kwalitatieve kinderopvang aandacht heeft voor een goed evenwicht tussen die drie functies. De economische functie Vanuit het standpunt van de werknemers (of de gezinnen) maakt de economische functie van de kinderopvang het combineren van arbeid en gezin mogelijk. Op die manier draagt de kinderopvang bij tot het creëren van gelijke kansen voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Kinderopvang vervult ook een rol voor de werkgevers. Zij garandeert beschikbaarheid en continuïteit van werknemers en draagt bij om zoveel mogelijk mensen beroepsactief te laten zijn. Op die manier rendeert de investering in onderwijs en opleiding beter. Tenslotte is de kinderopvang op zichzelf een economische sector, die zorgt voor tewerkstelling en dus voor sociale bijdragen en belastingsinkomsten. Door de toenemende dominantie van het marktdenken aan het einde van de twintigste eeuw, is de kinderopvang in belangrijke mate geprivatiseerd. Wanneer we een sociaal-economische analyse maken, dan blijkt dat de kinderopvang haar economische functie maar ten dele vervult. De zwakkere groepen in de samenleving dreigen daar de dupe van te zijn. Kinderopvang bevordert de verzoening tussen arbeid en gezin voor hoger geschoolden, maar blijkt minder te functioneren als instrument om lager geschoolden naar de arbeidsmarkt te leiden. Een kinderopvang die voor een groot deel uit private, niet-gesubsidieerde voorzieningen bestaat, en dus duurder is voor de consument, maakt het voor de werkgevers niet makkelijk om laaggeschoolden aan te werven. Voor de kinderopvang is dit nochtans een deel van haar economische functie. Om haar economische functie waar te maken, moet de kinderopvang dus zo uitgebouwd worden dat ook sociaal-zwakkeren voldoende toegang krijgen. De educatieve functie We kunnen pas een eigen educatieve missie voor de kinderopvang uitbouwen als we kinderopvang en de opvoeding thuis als complementair beschouwen.. Binnen onze westerse samenleving is kinderopvang de plek bij uitstek waar kinderen leren socialiseren. Kinderopvang kan een omgeving creëren waarin de groep, eerder dan het individu centraal staat. Veel kinderen worden er voor het eerst geconfronteerd met verschillen: tussen jongens en meisjes, mannen en vrouwen, verschillen in gewoontes, waarden en normen, in fysieke mogelijkheden en beperkingen, verschillen in culturen, talen, enz… Kinderopvang waarin de maatschappelijke diversiteit zichtbaar aanwezig is én benut wordt, heeft altijd een streepje voor. We onderschrijven daarom ook de missie en de doelstellingen die het Europese netwerk DECET opstelde om te komen tot een kinderopvang met respect voor diversiteit. Fysieke en psychische veiligheid zijn basisvoorwaarden zijn voor een goede kinderopvang. Dit moet gepaard gaan met voldoende stabiliteit, sensitieve en responsieve begeleiding en een stimulerende omgeving. De overheid heeft vooralsnog geen uitdrukkelijke verwachtingen geformuleerd over de educatieve functie van kinderopvang, zoals dat voor het kleuteronderwijs wel het geval is (de ontwikkelingsdoelen). We stellen vast dan in ons land opvang en onderwijs sterk gescheiden zijn en dat er een kloof bestaat tussen beide. Dit komt ook tot uiting in het opleidingsniveau en bijhorende salaris van diegenen die instaan voor opvang enerzijds en voor onderwijs anderzijds. De sociale functie Kinderopvang maakt deel uit van de welvaartsstaat. Dit betekent dat ze, hoe bescheiden ook, een bijdrage levert aan het streven naar een sociaal rechtvaardige maatschappij. De sociale functie van de kinderopvang omvat zowel de toegankelijkheid als de participatie.
Postgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang - Visietekst - 2/5
Toegankelijkheid betekent in de eerste plaats dat kinderen niet gediscrimineerd worden op grond van hun afkomst. Het is daarom belangrijk om extra inspanningen te leveren om de meest zwakken in de samenleving te bereiken. Hoewel de wetgever reeds lang aandacht heeft voor de sociale functie van de kinderopvang, blijft de situatie problematisch. We merken in de praktijk dat er sprake is van een mattheüs-effect in de gesubsidieerde kinderopvang (wie veel heeft zal meer krijgen). Bovendien is de niet gesubsidieerde sector de afgelopen jaren sterk uitgebreid. Deze private instellingen moeten leven van de ouderbijdragen, hetgeen de toegankelijkheid voor sociaal zwakkere gezinnen zeker niet bevordert. Veder is er het belang van de participatie. Kinderopvang moet ook werken aan de socialisering van de ouders. Uit heel wat onderzoeken blijkt dat ouders vandaag vrij onzeker zijn. Jonge ouders hebben minder dan vroeger informele netwerken waar men ervaringen over opvoeding uitwisselt. Ook de overdracht tussen de generaties is minder sterk. Kinderopvang is daarom een geschikte plaats voor jonge ouders om op informele manier van gedachten te wisselen over opvoeding. Het beleid moet dus oog hebben voor relaties met en netwerking tussen de ouders. Een kinderopvang die zijn sociale functie ter harte neemt, zal een uitgekiend toegankelijkheidsbeleid voeren én een actief participatiebeleid. Kwalitatieve kinderopvang Tussen deze drie functies (economische, educatieve en sociale) bestaan heel wat spanningen. Een voorbeeld van spanning tussen de economische en de educatieve functie is de flexibele opvang. Enerzijds moet de opvang flexibeler worden om beter tegemoet te komen aan de eisen van de arbeidsmarkt. Het is nu eenmaal zo dat ruim de helft van de werkende moeders arbeidsuren heeft die buiten de traditionele kantooruren vallen. Anderzijds is er de educatieve bezorgdheid dat kinderen nog voldoende continuïteit zouden kennen in de kinderopvang. Een voorbeeld van spanning tussen de educatieve en de sociale functie is de discussie over occasionele en urgente opvang. Vanuit een educatief standpunt wordt meestal gepleit voor een regelmatige opvang, omdat dit de continuïteit en de gehechtheidsrelatie tussen de begeleider en het kind ten goede komt. Daarom vragen de meeste voorzieningen dat een kind minstens de helft van de tijd aanwezig is en liefst op vaste momenten. In de praktijk veroorzaakt dit een ongewild sociale selectie omdat mensen in precaire arbeidsomstandigheden niet aan die regelmaat kunnen beantwoorden. Wordt voor deze doelgroep een afzonderlijke occasionele opvang opzet, is er het gevaar voor een concentratie van discontinuïteit. Ook dat kan bezwaarlijk educatief worden genoemd. Voorbeelden van de spanning tussen de economische en de sociale functie liggen voor de hand. Elke verantwoordelijke heeft er haast dagelijks mee te maken. Door het groot tekort aan plaats in de kinderopvang, is het voortdurende de vraag wie er voorrang krijgt. Om economische redenen zou men voorrang kunnen geven aan werkende ouders, om sociale redenen zou men er net voor kunnen kiezen om dit niet te doen. Kortom, het is makkelijk gezegd dat kwalitatieve kinderopvang de economische, educatieve en sociale functie uitbouwt. In de praktijk blijkt dat een zaak van moeizame compromissen. Toch kunnen we kwaliteit als volgt definiëren: de mate waarin een voorziening er in slaagt om de economische, de educatieve en de sociale functie met elkaar te verzoenen, rekening houdend met de concrete omgeving waar de kinderopvang is gevestigd.
Postgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang - Visietekst - 3/5
2.
Visie op management
Het postgraduaat VEKO vertrekt vanuit een coherente visie op agogisch management binnen kinderopvangdiensten die werken in een bepaalde maatschappelijke context. Mede door de maatschappelijke verschuiving van aanbodgerichte dienstverlening naar vraaggestuurde dienstverlening situeert de kinderopvang zich in een snel veranderende en dus dynamische omgeving. Het toenemend belang van kwaliteitszorgsystemen heeft voor gevolg dat dienstverlening doorzichtig, en dat kwaliteit aantoonbaar moet zijn. Organisaties moeten een effectief, efficiënt en zichtbaar beleid voeren dat voor een deel in procedures wordt beschreven en waarnaar op de werkvloer ook gehandeld wordt. Wij menen dat deze maatschappelijke evoluties bepalend zijn voor de wijze waarop een organisatie moet beheerd worden. De verantwoordelijke moet een weloverwogen beleid voeren dat steunt op een heldere visie die gedragen wordt door alle medewerkers. We zien organisaties als complexe systemen die opereren in een dynamische maatschappelijke context, en die expliciet gestuurd worden door leiderschap. Universeel management bestaat niet. Een leidinggevende kan richting geven aan de organisatie door het ontwikkelen van een eigen visie. Een visie op interne en externe ontwikkelingen; een visie op leiding geven en op de rol van de leidinggevende; een visie op groei en verandering, op consolidatie en stabiliteit. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op de eigenheid en de bestaansreden van de organisatie –de missie – laat toe zich als dienst te profileren, te distantiëren, medewerkers te motiveren en prestaties te evalueren. Een organisatiestructuur is een organisch netwerk van vele losse elementen die tot een samenhangend geheel dienen vervlochten te worden. Een bewuste keuze maken uit een waaier van mogelijke organisatiestructuren is noodzakelijk. Kiezen uit een waaier van zeer sterk hiërarchisch piramidale structuren tot verregaande vormen van zelfsturing. Dit impliceert onder andere kiezen voor sturing die zich vooral richt op de inputkant of de outputkant van een organisatie. In deze opleiding kiezen we voor lerende organisaties die gericht zijn op diverse vormen van zelfsturing, organisaties waarbij strategieën, systemen, structuren en culturen uitgezet worden die flexibel en creatief de ontwikkelingen binnen de sector opvangen. Leren in een organisatie staat voor probleemidentificatie, probleemoplossing, verandering, vernieuwing en experiment. Een organisatie leert mede door haar individuele leden. Om dit proces optimaal te laten verlopen is er een model van management nodig dat staat voor participatie, responsabilisering, pro actief strategisch beleid, afstemming en overleg, vorming en professionaliteit. Dit is het kader dat we in deze opleiding meegeven. De aangereikte modellen in de verschillende modules moeten de cursist in staat stellen zijn organisatie vanuit principes van ontwikkeling, verbetering en vernieuwing richting te geven. We reiken verschillende modellen aan die verantwoordelijken in staat stellen om een eigen visie op leiderschap en management te ontwikkelen en te verfijnen. We reiken instrumenten aan om de spontane spanning tussen mens en organisatie – tussen persoonlijke ambities en organisatiedoeleinden – op een constructieve manier te hanteren. We nemen aan dat gemeenschappelijkheid en creativiteit in grote mate mee bepaald wordt door verschillen. We zien verschil als een uitdaging om tot gemeenschappelijkheid te komen en geven handvatten om de diversiteit, eigen aan elk gedeeld opvoedingsproject te respecteren. Onze organisaties kenmerken zich door betrokkenheid in netwerken, door vlakke en flexibele structuren in een sterk dynamische omgeving, door teamwerk en klantgerichtheid. Dit vraagt communicatie, dynamiek, planning en organisatie; we geven de cursist de mogelijkheid om die vaardigheden te trainen vanuit voorgestelde modellen.
Postgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang - Visietekst - 4/5
3.
Visie op de opleidingsvorm
Leren, leerbegeleiding en evaluatie binnen het postgraduaat. We vertrekken van een constructivistische visie op leren. Daarbij staan volgende uitgangspunten centraal: het leren moet aansluiten bij bestaande competenties en vertrekken van de ervaren noden. De verantwoordelijkheid over de invulling van de cursus is een gedeelde verantwoordelijkheid: de cursist is zelf, samen met de lesgevers en de organisatoren, mede verantwoordelijk voor het eigen leerproces. De competenties waaraan in de opleiding gewerkt wordt, zijn gebaseerd op het beroepsprofiel van de leidinggevende in de kinderopvang (SERV). De organisatoren formuleerden op basis van het SERV-profiel negen competenties waarbinnen meer concrete doelen geformuleerd worden door de lesgevers. Die concretiseringen helpen de cursisten bij het formuleren van hun eigen leerdoelen. De lesgevers geven hun inhoudelijke inbreng helder en op een systematische manier door aan de cursisten, volgens een zelf te kiezen methodiek en ondersteund met tekstmateriaal. De contacturen worden gezien als momenten waarop de cursisten inhoudelijke impulsen krijgen die hun eigen leerproces maximaal vooruit helpen. De lesgevers houden daarbij rekening met de beginsituatie en de leerdoelen van de cursisten, waar ondermeer naar gepeild werd in de intakegesprekken. De lesgevers zorgen voor een invulling waarbij de inhoud maximaal geconcretiseerd wordt met voorbeelden uit het ruime werkterrein van de doelgroep: kinder(dag)verblijven, buitenschoolse kinderopvang en diensten voor onthaalgezinnen. De cursus bevat ook een reeks sessies supervisie, waarbij de leerweg van de cursist op de voorgrond staat. In die supervisie speelt het groepsproces een belangrijke rol. Om het leren van de cursisten te begeleiden en te evalueren wordt gewerkt met een portfolio. Dit is een document dat de cursist tijdens de opleiding bijhoudt om het eigen leerproces te sturen. De formulering van individuele leerdoelen waaraan de cursist werkt staat hierbij centraal. De cursisten gebruiken de beoogde competenties als uitgangspunt voor het formuleren van de eigen leerdoelen. In de evaluatie neemt zelfevaluatie een belangrijke plaats in. De uiteindelijke evaluatie door de opleiding, in functie van het verlenen van het getuigschrift, gebeurt door de lesgevers, op basis van documenten uit het portfolio waarmee aangetoond wordt dat de cursist effectief ook de beoogde competenties verworven heeft. Aan de cursist wordt gevraagd om uit dat portfolio een reeks documenten te selecteren voor een presentatie aan medecursisten en lesgevers. …/…
Postgraduaat Verantwoordelijke Kinderopvang - Visietekst - 5/5