Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
16 april 2013
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord Moerdijk, Vlasweg 4-6
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Verantwoording Titel
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Opdrachtgever Projectleider Auteurs Co-auteur(s)
Projectnummer Aantal pagina's Datum Handtekening
Provincie Noord-Brabant Roland Somers (V&S Milieu Adviseurs) Lars Birkholz en Willemien Bras (Tauw) Roland Somers (V&S Milieu Adviseurs), Felix Buijs (V&S Milieu Adviseurs), Marc van Bemmel (Bioclear), Jean Pierre Ghijsens (Omgevingsdienst Middenen West-Brabant, Hannie Boudewijns (Boudewijns bodembreed) 1215072 52 (exclusief bijlagen) 16 april 2013 Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon Tauw bv BU Ruimtelijke Kwaliteit Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
5\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5
6\52
1
Inleiding.......................................................................................................................... 9
2
Achtergrondinformatie en opzet ................................................................................ 11
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5
Terreininformatie ........................................................................................................... 11 Verontreinigingssituatie ................................................................................................. 13 Achtergrondwaarden ..................................................................................................... 13 Algemene verontreinigingsituatie plangebied ‘Chemie-Pack’ en omgeving .................. 14 Verontreinigingssituatie plangebied Noord.................................................................... 15 Deelgebied 1 ................................................................................................................. 16 Deelgebied 2 ................................................................................................................. 17 Deelgebied 3 ................................................................................................................. 18 Noordelijke strook (‘vrachtverlies noordelijk gedeelte’) ................................................. 19 Geohydrologie ............................................................................................................... 19 Regionale geohydrologie............................................................................................... 19 Locale grondwaterstroming ........................................................................................... 20 Saneringskader en positionering onderhavige maatregelen ......................................... 21
3
Variantafweging vrachtverlies noordelijk deel ......................................................... 23
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding ......................................................................................................................... 23 Basisontwerp - grindsleuf met beheers- en saneringsdrain .......................................... 24 Variant 1 - Basisontwerp + verlenging foliescherm OBM .............................................. 24 Variant 2 - Basisontwerp met drains + drain op noordelijk deel MvO............................ 25 Beknopte afweging ........................................................................................................ 26
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4
Te verrichten werkzaamheden: grondwerk .............................................................. 27 Systeem onder en naast loods ATM ............................................................................. 27 Interceptiesleuf op terreingrens MvO met ATM............................................................. 28 Foliescherm grens Wärtsilä (Vlasweg 6) en ATM ......................................................... 31 Maatregelen vrachtverlies noordelijk deel ..................................................................... 32 Bovengrondsanering deelgebied 1 en 2 en afronding aanleg systeem ........................ 34 Fasering grondsanering in relatie tot aanlegwerkzaamheden....................................... 35 Infiltratiebassin .............................................................................................................. 35 Uitgangspunten grondsanering deelgebied 1 en 2........................................................ 36 Afrondende werkzaamheden aanleg systeem .............................................................. 36
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
4.6
Grondverzet en hergebruik............................................................................................ 37
4.7
Uitvoeringsduur en planning.......................................................................................... 38
5
Te verrichten werkzaamheden: installatie onttrekkingssysteem ........................... 39
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Aanpassing waterzuiveringsinstallatie........................................................................... 39 Systeem onder en naast loods ATM ............................................................................. 39 Interceptie(grind)sleuf grens MvO-ATM ........................................................................ 40 Maatregelen vrachtverlies noordelijk deel ..................................................................... 40 Uitvoeringsduur en planning.......................................................................................... 41 Instandhouden systeem ................................................................................................ 41
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Uitvoeringswerkzaamheden en -aspecten ................................................................ 42 Algemeen ...................................................................................................................... 42 Voorbereidende werkzaamheden grondwerk................................................................ 42 Vergunningen en meldingen ......................................................................................... 43 Milieukundige begeleiding ............................................................................................. 43
6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.5 6.6
Milieukundige processturing (MKP)............................................................................... 44 Milieukundige verificatie (MKV) ..................................................................................... 44 Metingen........................................................................................................................ 45 Verzekeringen ............................................................................................................... 46 Eisen aan de aannemers .............................................................................................. 46
7 7.1
Veiligheid en gezondheid ........................................................................................... 47 Algemene veiligheidsaspecten werken ......................................................................... 47
7.2
Veiligheidsaspecten bodemverontreiniging ................................................................... 47
8 8.1
Organisatie en communicatie .................................................................................... 49 Organisatie .................................................................................................................... 49
8.2
Communicatie omgeving ............................................................................................... 50
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
7\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Bijlage(n) 1 Kadastrale tekening 2 Gegevens en tekeningen bodemverontreiniging 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
8\52
Toelichting geohydrologisch model en gegevens Specificaties ligging systeem onder en nabij loods ATM Tekeningen uit te voeren grondwerk Bemalingsberekening Technische specificatie pomp ‘Compatta 3T’ van Dreno Indeling werkterrein Ecologisch werkprotocol Notitie ‘Milieukundige begeleiding Chemie-Pack (Vlasweg 4-6 e.o. Moerdijk)’ d.d. 17 april 2013 V&G-plan ontwerpfase Inschrijfstaten werkzaamheden (A: grondwerk en aanleg en B: installatie en instandhouding)
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
1 Inleiding Op 5 januari 2011 heeft een brand gewoed binnen de inrichting van Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: Chemie-Pack), gelegen aan de Vlasweg 4 (4782 PW) te Moerdijk. Het betrof een grote brand als gevolg waarvan grote hoeveelheden chemicaliën en bluswater, verontreinigd met chemicaliën, verspreid zijn op en in de omgeving van Chemie-Pack. Als gevolg van dit ongewone voorval is de bodem verontreinigd geraakt met diverse stoffen. Het betreft een cocktail van chemicaliën met onder andere hoge concentraties tolueen, ethylbenzeen, m-,p-xyleen, o-xyleen, naftaleen en tetrachlooretheen. Kenmerkend voor deze cocktail is dat er stoffen in voorkomen met verschillende (bodem)chemische, fysische en toxicologische eigenschappen. De provincie Noord-Brabant is momenteel (2013) bezig met de voorbereiding van de totale bodemsanering. In de tussentijd zijn verscheidene maatregelen genomen, enerzijds vanwege de noodzaak voor beheersing van de grondwaterverontreiniging (milieuhygiënische noodzaak), anderzijds vanuit de bedrijfsdynamiek op en rond de locatie. De grondwaterverontreiniging wordt sinds maart 2012 beheerst middels een tijdelijke beveiligingsmaatregel welke is gesitueerd parallel aan de Vlasweg en op de terreingrens van Chemie-Pack en Wärtsilä. Gedurende deze beveiligingsperiode is gebleken dat de verontreiniging in noord en noordwestelijke richting onvoldoende wordt beheerst door dit beveiligingssysteem. Dit vraagt om een uitbreiding van het grondwaterbeveiligingssysteem. Daarnaast worden een aantal saneringsmaatregelen op het noordelijk getroffen, zodanig dat de gebruiksbeperkingen op deze terreinen worden beperkt. Ter plaatse van de bedrijfslocatie van ATM zijn eind 2012 en begin 2013 een tweetal drains versneld aangelegd vanwege de bedrijfsdynamiek, te weten de bouw van een grote loods. Dit systeem wordt geïntegreerd in het voorliggende plan van aanpak. Het systeem van plan noord kan in de toekomst tevens worden ingezet als saneringssysteem. Doelstelling van de maatregelen zoals voorgesteld in voorliggend Plan van Aanpak is tweeledig: Het tegengaan van verdere verspreiding van de verontreiniging in het grondwater in noorden noordwestelijke richting. Operationeel wordt dit onderdeel opgenomen in het bestaande beheers- en waterzuiveringssysteem Het verwijderen van sterk verontreinigde (boven)grond op de bedrijfsterreinen van Martens & Van Oord (MvO) en ATM. Middels deze maatregelen kunnen deze terreindelen voor de gebruiksfunctie industrieterrein worden vrijgegeven
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
9\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Voorliggend Plan van Aanpak is opgesteld in opdracht van de provincie Noord-Brabant en is bedoeld om professioneel betrokkenen te informeren over de opzet en aanpak en om overeenstemming te verkrijgen met de eigenaar, gebruikers en bevoegd gezag. In verband met organisatorische, veiligheidskundige en technische overwegingen is in dit plan onderscheid gemaakt in uit te voeren grondwerkzaamheden en installatiewerkzaamheden. Op basis van dit plan van aanpak zullen een tweetal realisatieovereenkomsten worden overeengekomen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt in eerste instantie ingegaan op relevante locatiespecifieke achtergrondinformatie en de verontreinigingsituatie, waarna in hoofdstuk 3 een korte variantafweging betreffende het ‘vrachtverlies noordelijk deel’ is opgenomen. Hoofdstukken 4 en 5 gaan in op respectievelijk de grondwerkzaamheden en de te verrichten installatiewerkzaamheden. De uitvoerings- en V&G-aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken 6 en 7, hoofdstuk 8 beschrijft de projectorganisatie en wijze van communiceren.
10\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
2 Achtergrondinformatie en opzet 2.1
Terreininformatie
De (sanerings)werkzaamheden in het kader van ‘Plan Noord’ zullen worden gerealiseerd in de zuidwesthoek van het terrein van Martens & Van Oord. Het plangebied Noord is weergegeven op de tekening in bijlage 1 en onderstaand figuur (figuur 2.1).
Figuur 2.1 Overzichtstekening plangebied
In tabel 2.1 overzicht zijn de locatiespecifieke projectgegevens opgenomen.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
11\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Tabel 2.1 Projectgegevens
Onderdeel
Gegevens
Projectnaam
Chemie-Pack Moerdijk, plan van aanpak ‘Plan Noord’
Adresgegevens
Straatnaam
Oostelijke Randweg 5, Vlasweg 4, 6 en 12
Gemeente
Moerdijk Zie eveneens de kadastrale kaart in bijlage 1
Kadastrale gegevens
Kadastrale gemeente
Klundert
Kadastrale sectie
C
Perceelnummer
2140, 2141, 2143, 1461, 1291, 1604, 1603 (depotruimte) Zie kadastrale gegevens in bijlage 1
Geografische ligging
Ligging
Zie figuur 2.1 en bijlage 1
locatie
Belendende percelen zuid
Wärtsilä (gedeeltelijk) en ATM (gedeeltelijk)
Belendende percelen west
ATM
Belendende percelen noord
Martens & Van Oord (MvO)
Belendende percelen oost
Martens & Van Oord (MvO)
Verharding
Gedeeltelijk onverhard, gedeeltelijk verhard met klinkers en
Inrichting locatie
stelconplaten. Daarnaast bevindt zich thermisch gereinigde grond op de locatie van ATM. Bebouwing / bovengrondse
Wanden betonnen stapelblokken:
obstakels
Oost en zuidzijde begrenzing asfaltverharding
Westelijke terreingrens MvO en ATM
Greppel (zuidwesthoek van plangebied), waarlangs bluswater is afgestroomd. Op oostelijk deel heeft ook bluswater gestaan. Kabels en leidingen
Effluentleiding (zie bijlage 5.1), riolering MvO (op te vragen bij MvO)
Gebruik locatie
Terrein Chemie-Pack
Niet in gebruik, braakliggend
Terrein MvO
Opslag toutvenant (onbewerkte delfstof die wordt opgebaggerd uit zand- en grindwinningsplassen) en zand
Terrein ATM Terreinhoogte
Bouw nieuwe loods Wisselend binnen plangebied (maaiveldhoogte rond 2,7 tot 3,2 +NAP). Meetgegevens d.d. 8 november 2012 en 6 maart 2013 zijn opgenomen in bijlagen 2.6 en 2.7 en 3
Grondwaterstanden
Variërend tussen ca. 0,7 en 1,0 m -mv (2,08 en 2,69 m + NAP), zie bijlage 2.1 en bijlage 3
12\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Bodemopbouw De bodem in het plangebied bestaat tot circa 3 m -mv uit matig fijn tot matig grof zand. Daaronder bevindt zich een kleilaag; dit betreft het oorspronkelijke maaiveld. Het gebied is vanaf de zeventiger jaren opgehoogd met diverse materialen. Ter plaatse van het plangebied is het industrieterrein ongeveer 3 meter opgehoogd met zand afkomstig van zandwinputten in de Biesbosch, het Hollands Diep, de Merwede en de Oosterschelde.
2.2
Verontreinigingssituatie
Op de saneringslocatie/plangebied zijn diverse bodemonderzoeken verricht. Een deel daarvan dateert van voor de brand, een deel van daarna. Opgemerkt wordt dat een volledige beschrijving van de verontreinigingssituatie in diverse andere rapporten is opgenomen. Onderhavig Plan van Aanpak gaat in op de hoofdlijnen en de situatie in plangebied Noord. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op: Achtergrondwaarden Toetsingskader (Gebiedspecifieke Richtwaarden Herstel) Algehele verontreinigingssituatie plangebied ‘Chemie-Pack’ Verontreinigingssituatie plangebied ‘Noord’ Conclusies uitkeuringen Nadere detailinformatie is te vinden in bijlage 2 en de afzonderlijke onderzoeksrapportages (zie verwijzingen in de tekst). 2.2.1 Achtergrondwaarden Tussen 1989 en 1995 zijn op het gehele industrieterrein Moerdijk circa 50 bodemonderzoeken uitgevoerd. Daaruit blijkt dat plaatselijk in de boven- en ondergrond en het grondwater verontreinigingen met zware metalen en arseen tot boven de interventiewaarde zijn aangetroffen (bron: Onderzoek verontreinigingssituatie grond en grondwater industrieterrein Moerdijk, Heidemij advies, rapport 632/ZF95/1247/34943, 14 maart 1996). Bij onderzoeken die voor de brand specifiek op het terrein van Martens & Van Oord hebben plaatsgevonden, zijn eveneens diverse metalen, arseen alsook PAK in verhoogde gehalten aangetoond, echter allen binnen de normen voor de klasse Industrie. Toetsingkader Als gevolg van de brand/calamiteit op de saneringslocatie zijn zowel in de grond als het grondwater stoffen aangetroffen, waarvoor geen beleidsmatige of wettige normen zijn vastgesteld. Voor deze niet-genormeerde stoffen zijn voor dit specifieke geval herstelwaarden vastgesteld.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
13\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
De herstel- of terugsaneerniveaus zoals in deze notitie vastgesteld gelden specifiek voor het terrein van Chemie-Pack en omgeving en worden aangeduid als Gebiedspecifieke Richtwaarden voor Herstel (hierna: GRH) (zie notitie Gebiedspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie-Pack e.o., september 2012). De GRH is van toepassing voor zowel niet-genormeerde als genormeerde stoffen. De GRH voor grond is gelijk(waardig) aan de waarde voor klasse industrie of de interventiewaarde. De laagste waarde van die twee wordt gehanteerd als GRH. Dit betekent dat in enkele voorkomende gevallen de GRH (en dus terugsaneerwaarde) lager is dan de interventiewaarde. Voor het grondwater is de GRH gelijk(waardig) aan de interventiewaarde voor die stoffen waarvoor een interventiewaarde is opgesteld. 2.2.2
Algemene verontreinigingsituatie plangebied ‘Chemie-Pack’ en omgeving
Gidsparameters bodemverontreiniging Bij het in kaart brengen van de bodemverontreiniging in het gebied is bij de uitgevoerde bodemonderzoeken een uitgebreid analysepakket gehanteerd, onder het motto ‘grof naar fijn om niets te missen’. Het hanteren van uitgebreide analysepakketten is daarnaast tijdrovend en brengt hoge kosten met zich mee. Het analysepakket is op basis van voortschrijdend inzicht tussentijds aangepast. Ten behoeve van de saneringsmaatregelen is per fase of onderdeel kritisch gekeken naar milieuhygiënische relevante (te saneren) stoffen en is een gericht pakket met gidsparameters vastgesteld. De vastgestelde gidsparameters geven een representatief beeld van de verontreiniging, kunnen als en voor processturing dienen. Naast de gidsparameters zijn én blijven ook andere stoffen relevant, maar deze zijn te duur om te analyseren en kennen een lange analysetermijn, in ieder geval voor een adequate processturing. Deze stoffen worden ter verificatie in een lagere frequentie en in minder monsters geanalyseerd (zie ook notitie Stoffen Chemie-Pack, januari 2013 en Onderzoek gidsparameters Chemie-Pack analysetermijnen en kostenbesparing, augustus 2012). Contaminanten Uit de bodemonderzoeken die op en rondom het terrein van Chemie-Pack zijn verricht, blijkt dat de aangetroffen verontreiniging in de grond en het grondwater overwegend bestaat uit alifatische en aromatische koolstofverbindingen: Vluchtige aromaten (TEXN)
14\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
C8-C10 aromaten (trimethyl-, tetramethyl- en diethylbenzenen, ethyltoluenen, methylstyreen,
indaan, (iso-)propylbenzeen) VOCl (vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen)
Minerale olie
Ethylhexanol, ethylhexylnitraat en ethylhexanal (EHN-verbindingen) Aldehydes Nonylfenolen Fenolen, cresolen en t-butylfenolen Amines/toluidines
Verontreinigingssituatie grond Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is naar voren gekomen dat zich in de bovengrond (tot maximaal 0,5 m -mv) verontreinigingen in gehalten boven de GRH bevinden. In bijlage 2.5 van dit plan van aanpak is de verontreinigingscontour in de bovengrond (tot 0,5 m -mv) gepresenteerd. Verontreinigingssituatie grondwater Ter plaatse van de saneringslocatie zijn in het grondwater meerdere stoffen in sterk verhoogde gehalten als zodanig boven de GRH aanwezig. Soms is er sprake van locale overschrijding, maar de stoffen cis- en transdichlooretheen, meta-/paraxyleen, naftaleen, tetrachlooretheen, tolueen, xylenen en 2-ethyl-1-hexanol zijn nagenoeg overal aangetoond in gehalten boven de GRH. Daarnaast is er sprake van een groot scala aan niet genormeerde en onbekende stoffen. In het diepere grondwater (onder de kleilaag) zijn vooralsnog geen verontreinigingen aangetoond. Op de tekening in figuur 2.1 (zie pagina 13) is de verontreinigingscontour in het grondwater gepresenteerd.
2.3
Verontreinigingssituatie plangebied Noord
Ten behoeve van de werkzaamheden in plangebied Noord, zoals beschreven in voorliggend Plan van Aanpak, is de actuele verontreinigingssituatie in dit plangebied in kaart gebracht. Een detaillistische beschrijving van de verontreinigingssituatie in zowel de grond als het grondwater in plangebied Noord is opgenomen in de bijlagen 2.2 en 2.3 van voorliggend rapport. Een tekening met de verontreinigingscontour in de grond is opgenomen in bijlage 2.5, een tekening met boringen en peilbuizen is opgenomen in bijlage 2.4. In plangebied Noord zijn een viertal deelgebieden gedefinieerd: dit betreft gebieden waar verontreinigingen zijn aangetroffen én waar saneringswerkzaamheden zijn voorzien. De ligging van de deelgebieden 1, 2, 3 en de noordelijke strook zijn weergegeven in de figuur 2.2.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
15\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Figuur 2.2 Overzichtstekening deelgebieden 1, 2, 3 en noordelijke strook (schetsmatige weergave)
Uit de beoordeling van beschikbare (en aanvullend verkregen) analysegegevens is de volgende verontreinigingssituatie in de grond af te leiden. Hierbij is onderscheid gemaakt in een drietal deelgebieden. 2.3.1 Deelgebied 1 In deelgebied 1, de zuidwesthoek van plan Noord, zijn op basis van eerder verrichte bodemonderzoeken (daterend voor 2013) geen verontreinigingen in gehalten > GRH aangetroffen. In dit deelgebied zal een interceptiesleuf, voorzien van drains, langs de zuidelijke en westelijke terreingrens worden aangelegd en zullen drie putten worden aangebracht (zie hoofdstuk 3 en 4). Derhalve is besloten om de grond uit dit deelgebied tot aan de kleilaag (circa 3 m -mv) in situ uit te keuren, met als doel: Bevestiging van afwezigheid gehalten > GRH Partij classificeren voor hergebruik Aan de zuidzijde van deelgebied 1 is een greppel gelegen. Alhoewel ter plaatse van deze greppel geen gehalten > GRH zijn aangetoond, is – met de kennis dat er bluswater in de greppel heeft gestaan en de greppel visueel afwijkt van de omgeving –, besloten de bovenste halve meter van de greppel zekerheidshalve te ontgraven. De hierbij vrijkomende grond maakt deel uit van de vrijkomende partij grond uit deelgebied 2 (zie paragraaf 2.3.2).
16\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
De diepere ondergrond (dieper dan 0,5 meter onder de bodem van de greppel) maakt wel deel uit van de gekeurde partij in deelgebied 1. Deelgebied 1 is uitgekeurd op een breed analysepakket, waarin niet alleen de analyses uit het standaard AP04 pakket zijn meegenomen, maar is daarnaast onderzocht op zowel vluchtige als niet-vluchtige parameters die in de bodem bij Chemie-Pack en omgeving zijn aangetroffen. De volgende analyses zijn verricht: Standaardpakket (metalen Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Ni, Zn, minerale olie, PAK, PCB’s) Vluchtige stoffen (vluchtige aromaten, C8-C10 aromaten, VOCl, vluchtige chloorbenzenen, aldehydes). Niet-vluchtige stoffen (nonylfenolen, fenolen, cresolen, t-butylfenolen, 1 en 2 naftylamines, EHN verbindingen) De definitieve resultaten van in situ uitkeuring van de partij vrijkomende grond in deelgebied 1 worden medio april 2013 verwacht. Uit de reeds beschikbaar gekomen resultaten blijkt dat in deelgebied 1 nonylfenolen in één van de twee samengestelde deelmonsters licht verhoogd is ten opzichte van de GHR. Voor de overige parameters wordt gesteld dat de gehalten aan nikkel, zink en PCB’s de norm voor klasse wonen overschrijden, en de partij met uitzondering van nonylfenol derhalve (voorlopig) als klasse industrie zou worden aangemerkt. Deze overschrijdende contaminanten zijn overigens te relateren aan de verhoogde achtergrondwaarden in het ophoogmateriaal, dus niet met de calamiteit op het Chemie-Pack terrein. Met betrekking tot de verhoging van nonylfenol wordt vooruitlopend op de uitvoering een herkeuring ingezet, mede omdat de verhoging, gezien de resultaten van alle andere deelmonsters in de verschillende deelgebieden, niet verklaarbaar is. Een verhoging van nonylfenol in de boven- en/of ondergrond in een later is niet van invloed op de besluitvorming voor de aanleg van de drains en is met het huidige uitvoeringsconcept goed inpasbaar. 2.3.2 Deelgebied 2 Het noordelijk terreindeel van Wärtsilä en het daaraan grenzende terreindeel van Martens & Van Oord is aangemerkt als deelgebied 2. In de grond zijn ter plaatse van diverse boringen (A4, B1, 221 (MvO) en B1, B2 (Wärtsilä)) verontreinigingen in gehalten > GRH aangetroffen, waarbij de verontreiniging zich plaatselijk doorzet tot 1 m -mv. Op basis hiervan is besloten dit terreindeel niet nader in situ uit te keuren, maar het zekerheidshalve tot de grondwaterstand te ontgraven, om hiermee alle verontreinigde (boven)grond te verwijderen. Ook de in paragraaf 2.3.1 genoemde greppel zal als onderdeel van deze deelsanering tot 0,5 m -mv worden ontgraven.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
17\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
2.3.3
Deelgebied 3
Deelgebied 3 betreft het terrein van Martens & Van Oord, ten noorden van Wärtsilä. Bij de brand is bluswater vanaf het terrein van Wärtsilä in noordelijke richting afgestroomd naar het terrein van Martens & Van Oord. Na de brand is de hierbij ontstane slurry op dit terreindeel verwijderd. Tijdens bodemonderzoek, dat vrij kort na de brand is uitgevoerd, zijn in enkele boringen verontreinigingen in gehalten > GRH aangetroffen. Tijdens later uitgevoerd (eind 2011) actualiserend bodemonderzoek is ter plaatse van slechts twee boringen een overschrijding van de GRH in de grond geconstateerd. Ter plaatse van deelgebied 3 wordt geen verontreiniging in de grond in gehalten > GRH verwacht, omdat: De tijdens eerder onderzoek (direct na de brand en eind 2011) slechts enkele incidentele overschrijdingen van GRH betreft Het feit dat het terrein onverhard is en eventuele verontreiniging goed kan uitspoelen naar het grondwater De stand van het grondwater heeft zich ter plaatse van het betreffende terreindeel regelmatig op nagenoeg het maaiveld heeft bevonden De grond in deelgebied 3 is tot 0,5 m -mv in situ uitgekeurd. Omdat ten tijde van de keuring deelgebied 3 deels was bedekt met zanddepots, is niet het gehele gebied uitgekeurd, maar zover dit praktisch mogelijk was. Deelgebied 3 is uitgekeurd op een breed analysepakket, waarin niet alleen de analyses uit het standaard AP04 pakket zijn meegenomen, maar is daarnaast onderzocht op zowel vluchtige als niet-vluchtige parameters die in de bodem bij Chemie-Pack en omgeving zijn aangetroffen. De volgende analyses zijn verricht: Standaardpakket (metalen Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Ni, Zn, minerale olie, PAK, PCB’s) Vluchtige stoffen (vluchtige aromaten, C8-C10 aromaten, VOCl, vluchtige chloorbenzenen, aldehydes). Niet-vluchtige stoffen (nonylfenolen, fenolen, cresolen, t-butylfenolen, 1 en 2 naftylamines, EHN verbindingen) De definitieve resultaten van in situ uitkeuring van de partij vrijkomende grond in deelgebied 3 worden medio april 2013 verwacht. Uit de reeds beschikbaar gekomen resultaten blijkt dat de in situ gekeurde partij in deelgebied 3 wordt geclassificeerd als achtergrondwaarde. Deelgebied 3 zal dus niet aanvullend gesaneerd worden.
18\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
2.3.4
Noordelijke strook (‘vrachtverlies noordelijk gedeelte’)
Aan de noordzijde van het plangebied zal ten opzichte van het basisontwerp een extra drain (zie paragraaf 3.4) worden aangebracht, deze bevindt zich tussen de deelgebieden 1 en 3. In deze strook zijn bij eerder verricht bodemonderzoek geen verontreinigingen in gehalten > GRH aangetroffen. Ook heeft zich hier geen bluswater bevonden. Er is dus geen aanleiding om te veronderstellen dat in deze strook Chemie-Pack gerelateerde stoffen zullen worden aangetroffen. De verwachting is dat de kwaliteit van de grond gelijk is aan de kwaliteit van de oorspronkelijke ophooggrond, er dient derhalve rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van metalen en PAK in verhoogde gehalten. Deze verontreinigingen zijn niet gerelateerd aan de brand bij Chemie-Pack. Ter plaatse van de noordelijke strook waar drainage zal worden aangelegd is geen in situ keuring verricht. Wel zijn enkele boringen geplaatst nabij de boringen uitgevoerd in oktober 2011 (rapport 2011-0228-B-H). In de grond ter plaatse van de boringen 219 en 227 zijn echter geen stoffen met gehalten > GRH aangetoond. Dat geldt ook voor de boringen 211, 213, 214 en 215 die in de nabijheid van de strook zijn geplaatst.
Gezien de resultaten van het eerder verrichte bodemonderzoeken, het feit dat er ter plaatste van de noordelijk strook geen bluswater heeft gestaan én het feit dat de grond van de deelgebieden 1 en 3 op basis van de thans beschikbare analyseresultaten als klasse Industrie(deelgebied 1) en Achtergrondwaarde (deelgebied 3) wordt aangemerkt, is het aannemelijk dat de grond ter plaatse van de noordelijke strook van gelijkwaardige kwaliteit zal zijn (maximaal klasse Industrie). Bij de aanleg van de drain en de put aan de noordzijde komt naar verwachting 150 m3 grond vrij.
2.4
Geohydrologie
2.4.1 Regionale geohydrologie Gegevens over de bodemopbouw en grondwaterstroming zijn ontleend aan de Dienst Grondwaterverkenning TNO te Delft (Grondwaterkaart van Nederland, inventarisatierapport West Brabant, kaartbladen 43 oost en 44 west, 1976). Geohydrologisch kan de bodem als volgt worden ingedeeld: Deklaag (dikte circa 10 meter), bestaande uit klei c.q. zandige klei met plaatselijk veen (Westland Formatie) Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket bestaande uit zanden, voornamelijk behorend tot de Formatie van Kreyftenheye en Twente (dikte laag circa 25 meter) Onder het eerste watervoerende pakket wordt een scheidende laag aangetroffen voornamelijk behorende tot de Formaties van Kedichem en Tegelen
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
19\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
De lokale bodem bestaat globaal uit een pakket opgebracht matig fijn tot matig grof zand, met daaronder een kleilaag (het oorspronkelijke maaiveld). De diepte van de kleilaag varieert en bevindt zich ter plaatse van de onderzoekslocatie op een diepte van circa 2,3 tot circa 3 meter minus maaiveld (m -mv). De regionale grondwaterstromingsrichting van het eerste watervoerend pakket is overwegend noordelijk. De stromingsrichting van het freatische grondwater kan door lokale invloeden sterk variëren. 2.4.2 Locale grondwaterstroming De grondwaterstroming van het ondiepe, verontreinigde grondwater in de bovenste zandlaag wordt vooral bepaald door de neerslag, de afvoer van deze neerslag door omringende sloten en de neerwaartse verspreiding van het grondwater door de kleilaag, die zich op circa 3 meter beneden maaiveld bevindt. Deze neerwaartse verspreiding van het grondwater is veel kleiner dan de horizontale verspreiding richting de sloten. Vanwege de verspreiding in de richting van de sloten is het beveiligingssysteem van het grondwater in 2012 aangelegd, zodat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het nog schone omliggende grondwaterpakket beschermd wordt. Voor de verspreiding van het verontreinigde grondwater speelt de kleilaag een belangrijke rol. De kleilaag is in alle boringen die door bureau Milieumetingen zijn gedaan aangetroffen. Daarom is aangenomen dat deze kleilaag overal rond de locatie van Chemie-Pack aanwezig is. Kritisch aspect is echter dat de kleilaag in noordelijke richting, weliswaar buiten de contour van de verontreiniging, dunner wordt of zelfs ontbreekt. Tijdens de toegepaste bemaling bij de bouwwerkzaamheden van de loods op het terrein van ATM zijn plaatselijk sterk variërende onttrekkingsdebieten gemeten; hetgeen duidt op groter heterogeniteit in de bodemopbouw en mogelijk een niet aaneengesloten kleilaag. De doorlatendheid van de bovenste zandlaag kan op en rond de locatie Chemie-Pack sterk variëren, zoals is vastgesteld op basis van korrelgrootteverdelingen. Bij het uitwerken van de beveiligingsmaatregelen moet hiermee rekening worden gehouden. Er zijn aanwijzingen dat de doorlatendheid van de bodem verlaagd kan zijn als gevolg van de verontreiniging van Chemie-Pack (optreden van polymerisatiereacties waardoor de bodem verstopt). Dit effect speelt waarschijnlijk een minder grote rol in het terreingedeelte bij ‘Plan Noord’, aangezien de verontreinigingsgraad hier lager is. Gedetailleerde geohydrologische informatie en informatie betreffende het gehanteerde grondwatermodel is opgenomen in bijlage 3 van dit Plan van Aanpak.
20\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
2.5
Saneringskader en positionering onderhavige maatregelen
De huidige getroffen beveiligingsmaatregelen voor het verontreinigde grondwater zijn onvoldoende: gebleken is dat de verontreiniging in het noordelijke deel zich in noord en noordwestelijke richting verspreidt. In deze rapportage is het ontwerp van deze aanvullende beveiligingsmaatregelen weergegeven. Het systeem zal naar verwachting gedurende 1 jaar (tot 1 juli 2014) als beheerssysteem in bedrijf zijn, en zal later als full-scale saneringssysteem (kunnen) worden ingezet. Ontwerp In het kort bestaan de maatregelen in het basisontwerp uit (zie ook figuur 2.3): 1. Drainage, mantelbuizen en putten onder en naast de loods van ATM 2. Interceptiesleuven op terreingrens MvO met ATM, op het noordelijk terreindeel van MvO en op het zuidelijk terreindeel van MvO 3. Foliescherm tussen Vlasweg 6 en terrein ATM
Figuur 2.3 Basisontwerp uitbreding beveiligingsmaatregelen grondwater
Onderdeel 1 is als onderdeel van het bouwproces bij ATM uitgevoerd, met dien verstande dat het installatietechnisch deel met onderdeel 2 wordt meegenomen (zie hoofdstuk 5 van dit Plan van Aanpak). Onderdeel 2 en 3 worden zowel voor het grondwerk als het installatiewerk in voorliggend Plan van Aanpak uitgewerkt.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
21\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Deelsanering terreindeel Martens & Van Oord In verband met de dynamiek en ontwikkeling in/van het gebied zal een (deel)sanering van de sterk verontreinigde bovengrond binnen plan Noord worden uitgevoerd. Middels deze maatregelen kunnen de terreindelen van Martens & Van Oord en ATM voor de gebruiksfunctie industrie worden vrijgegeven. Hierbij zal de bovengrond van de deelgebieden 1 en 2 (zie paragraaf 2.3) worden ontgraven. Deelgebied 1 betreft het gedeelte ter plaatse van de interceptiesleuf. Het ontgraven deelgebied 2 zal als tijdelijke waterbuffer worden gebruikt tijdens de realisatie van de saneringsmaatregelen uit het basisontwerp.
Figuur 2.4 Deelsanering deelgebied 1 en 2
22\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
3 Variantafweging vrachtverlies noordelijk deel 3.1
Inleiding
Onder de nieuwe loods van ATM (momenteel in aanbouw) zijn twee saneringsdrains geplaatst, om de hier aanwezige grondwaterverontreiniging in een later stadium te kunnen beheersen of saneren. Deze maakten onderdeel uit van het basisontwerp. Uit modelberekeningen blijkt dat met alleen dit basisontwerp niet de gehele noordelijke grondwaterpluim kan worden ingetrokken. Dit leidt tot vrachtverlies (verdere verspreiding van de verontreiniging) in de richting van insteekhaven. Om dit ongewenste effect tegen te gaan, is tijdig ingrijpen benodigd. In onderstaande paragrafen zijn drie varianten uitgewerkt waarmee het vrachtverlies kan worden opgeheven (zie ook figuur 3.1): 1. Basisontwerp: grindsleuf met beheers- en saneringsdrains op de terreingrens tussen ATM en MvO en op het zuidelijk terreindeel van MvO, inclusief drains en foliescherm op het ATM-terrein 2. Variant 1: Basisontwerp + verlenging foliescherm OBM in westelijke richting 3. Variant 2: Basisontwerp met drains + drain op het noordelijk terreindeel van MvO
Figuur 3.1 Overzicht varianten ‘vrachtverlies noord’
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
23\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
In de laatste paragraaf is een beknopte afweging gegeven van de drie varianten, op basis waarvan een voorkeursvariant is gekozen.
3.2
Basisontwerp - grindsleuf met beheers- en saneringsdrain
Het eerste idee voor het oplossen van de grondwaterproblematiek aan de noordzijde bestaat uit het graven van een grindsleuf op de terreingrens van ATM en Martens en Van Oord en op het zuidelijk terreindeel van Martens en Van Oord. De grindsleuf wordt voorzien van twee hoogwaardige RVS-drains, op verschillende dieptes in de grindsleuf. De diepe drain heeft als doel om het verontreinigde grondwater te beheersen. Ook is het mogelijk om de drains te gebruiken voor infiltratie van toeslagstoffen (nutriënten of elektronacceptoren). In dat geval moet de ondiepe drain gebruikt worden voor infiltratie en kan de diepe drain niet worden gebuikt voor beheersing. Ook is het mogelijk om op beide drains gelijktijdig te infiltreren. Het voordeel van de RVS-drains is dat deze onder hoge druk kunnen worden gereinigd en geregenereerd. Indien verstopping optreedt kunnen de drains dus weer gereinigd worden. Dit leidt tot een hoge bedrijfszekerheid over een lange periode (vele jaren). Het nadeel van de RVS-drains is dat deze niet met een drainmachine vanaf een rol kunnen worden geplaatst. Dit betekent dat de sleuf met een bekisting moet worden aangelegd en dat bemaling moet worden toegepast om de sleuf droog te krijgen. Omdat de sleuf in principe tot aan de kleilaag met grind gevuld moet worden zal bij de bemaling een (zeer) grote hoeveelheid verontreinigd water vrijkomen (schatting enkele honderden kuubs per uur op basis van ervaring bij ATM, aanleg onderdeel 1). Dit kan met de huidige waterzuivering niet verwerkt worden. Vanwege de Chemie-Pack specifieke stoffen en hoge eisen aan het zuiveringsrendement is zuivering van dit bemalingswater erg kostbaar. Naast het graven van twee grindsleuven met RWS-drains bestaat het basisontwerp uit: Twee drains op het terrein van ATM (reeds aangelegd) Foliescherm op de terreingrens tussen ATM en Wärtsila Foliescherm op de terreingrens met OBM, aan de noordzijde van het plangebied (reeds aangelegd)
3.3
Variant 1 - Basisontwerp + verlenging foliescherm OBM
Op het terrein van OBM is, ten behoeve van de bouw van een nieuwe loods, in 2012 een foliewand aangelegd om toestroming van verontreinigd grondwater bij de bouwputbemaling te voorkomen. In variant 1 wordt deze foliewand verlengd over het terrein van Martens en Van Oord tot aan de terreingrens met ATM. Op deze manier kan het grondwater niet langer in noordelijke richting stromen en wordt het verontreinigde grondwater gedwongen in de richting van de drains bij ATM.
24\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Deze variant geeft een eenvoudige oplossing om het vrachtverlies te stoppen of sterk te verminderen. Het aanbrengen van een foliescherm is technisch gezien relatief eenvoudig en de kosten zijn laag. Echter, er zijn enkele nadelen aan deze variant verbonden. Geohydrologisch gezien is de oplossing niet optimaal. Als gevolg van de foliewand neemt de stijghoogte aan de binnenzijde van de wand toe. Dit kan in natte periodes mogelijk zelfs leiden tot (verontreinigd) grondwater aan de oppervlakte, wat zeer ongewenst is. Verder neemt als gevolg van de toegenomen grondwaterstand het potentiaalverschil over de kleilaag toe, waardoor de neerwaartse stroming van verontreinigd grondwater door de kleilaag evenredig toeneemt. Ook dit is ongewenst. Voor het geplande foliescherm op de terreingrens tussen ATM en Wärtsilä wordt dit effect niet/beperkt verwacht, aangezien in de nabijheid van dit foliescherm actieve onttrekking van het grondwater plaatsvindt. Daarnaast is het verlengen van het foliescherm op het terrein van Martens en Van Oord ook technisch moeilijk gezien ondergrondse obstakels (bijvoorbeeld de effluentleiding naar de insteekhaven) waardoor deze niet met zekerheid helemaal waterdicht kan worden aangebracht.
3.4
Variant 2 - Basisontwerp met drains + drain op noordelijk deel MvO
In variant 2 wordt ten opzichte van het basisontwerp (zie paragraaf 2.5) een extra drain aan de noordzijde van het plangebied geplaatst. De drain kruist hierbij de bestaande effluentleiding. Deze noordelijke drain wordt aangelegd met behulp van een drainmachine. De drain wordt gekozen in een grote diameter en met de best mogelijke kwaliteit. In totaal worden met deze variant én het basisontwerp vijf nieuwe drains aangelegd: één drain aan de noordelijke zijde (in o-w richting), drie drains in de interceptiesleuf op de terreingrens van ATM en MvO (in n-z richting) en één drain op het zuidelijke gedeelte van het terrein van MvO (in o-w richting). Daarnaast bevinden zich op het ATM-terrein reeds twee drains, zodat hiermee het gehele beveiligingssysteem voor het noordelijk gebied bestaat uit zeven drains (zie figuur 3.1). De drains komen uit in verschillende pompputten. In deze pompputten dient het instelniveau regelbaar te zijn. Dit wordt uitgevoerd de vlotter waarop de pomp aan- en uitsluit op verschillende hoogtes te kunnen afstellen, evenals de hoogte van de pomp in de pompput. De pompput fungeert als buffer en wordt periodiek leeggepompt met een inhangende pomp met vlotter. Daarbij is het van belang dat de pomp niet te vaak aan- en uitslaat, met andere woorden, de pompput moet groot genoeg zijn om een redelijke buffer te hebben. De drains dienen toegankelijk te zijn voor schoonspuiten. Middels het recent gekalibreerde grondwatermodel is gerekend aan de opbrengst van de drains en het instelniveau. Daaruit komen de volgende resultaten (zie ook bijlage 3): Drains ATM: instelniveau 1,2 m +NAP, opbrengst circa 9 m3/dag Drains terreingrens ATM/MvO en zuidelijke terrein MvO: instelniveau 1,0 m+NAP, opbrengst circa 13 m3/dag Noordelijke drain MvO: instelniveau 0,8 m+NAP, opbrengst circa 16 m3/dag
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
25\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
De totale opbrengst van dit systeem is daarmee circa 38 m3/dag, ofwel 1,6 m3/uur. Bij deze instellingen wordt volgens de resultaten van de modelberekeningen de gehele noordelijke vlek beheerst (zie bijlage 3 met de resultaten van de modelberekeningen). Hierbij wordt opgemerkt dat het grondwatermodel uitgaat van een gemiddelde doorlatendheid voor de bovenste zandlaag van 4 m/dag. Bekend is dat de doorlatendheid van deze laag echter sterk kan variëren. Daarom kan de uiteindelijke opbrengst afwijken van de berekende waardes. De instelniveaus moeten na de aanleg van het systeem op basis van de gerealiseerde opbrengst en de resultaten van grondwatermonitoring (stijghoogtes) in het veld worden ingesteld. Omdat de grondwaterstand sterk wordt beïnvloed door de regenval zal er een hogere opbrengst zijn in natte periodes en een lagere opbrengst in droge periodes.
3.5
Beknopte afweging
In onderstaande tabel is de afweging op de belangrijkste afwegingsaspecten weergegeven.
Tabel 3.1 Samenvatting afweging ‘vrachtverlies noord’
--
Opmerking
++
Kosten
++
Flexibiliteit
Mogelijkheden
-
voor regeneratie
Technische
++
uitvoerbaarheid
Stoppen
Basisvariant:
vrachtverlies
Variant
Groot waterbezwaar van sterk
Grindsleuf met
verontreinigd grondwater tijdens
RVS-drain
aanleggen (bemaling)
Variant 1: basis
+/-
+/-
N.v.t.
-
++
+ foliescherm
Toename stijghoogte binnenwand, verontreinigd grondwater op maaiveld
Variant 2: basis + drains
++
++
+(+)
++
+
Extra drain t.o.v. RVS-drain als terugvalscenario bij verstopping toekomst
Zoals blijkt uit tabel 3.1 heeft het engineeringsteam gekozen voor variant 3, vanuit zowel de technische haalbaarheid als de kosten. Met name door het direct infrezen van een reserve drain wordt het mogelijke nadeel van verstopping van de drains opgeheven. Deze variant is in dit Plan van Aanpak nader uitgewerkt.
26\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
4 Te verrichten werkzaamheden: grondwerk De te verrichten werkzaamheden in het kader van de uitbreiding van de beveiligingsmaatregelen en de deelsaneringen van de bovengrond zijn om organisatorische en technische redenen opgesplitst in grondwerk (dit hoofdstuk) en installatiewerkzaamheden en instandhouding van het systeem (hoofdstuk 5). Een deel van het installatiewerk, namelijk aanleggen kabels en leidingen, is om veiligheidskundige redenen toegevoegd aan het grondwerk. Dit vanwege aanvullende eisen met betrekking tot werken in verontreinigde grond en specifiek met aanvullende Chemie-Pack eisen. In voorliggend hoofdstuk, het grondwerk, worden de te verrichten (grond)werkzaamheden voor de volgende onderdelen beschreven: 1. Drainage, mantelbuizen en putten onder en naast de loods van ATM 2. Interceptiesleuf op de terreingrens MvO met ATM 3. Foliescherm tussen Vlasweg 6 (Wärtsila) en terrein ATM 4. Maatregelen vrachtverlies noordelijk deel 5. Bovengrondsanering deelgebied 1 en 2 (terreindelen ATM en MvO) In bijlage 5 van dit Plan van Aanpak zijn detailtekeningen opgenomen, met daarop de situering van de uit te voeren grondwerkzaamheden opgenomen. Daarnaast is in de figuren 2.3, 2.4 en 3.1 (hoofdstuk 2 en 3) de situering van de onderdelen beschreven.
4.1
Systeem onder en naast loods ATM
De grondwerkzaamheden in het kader van het aanbrengen van het systeem onder en naast de loods van ATM is als onderdeel van het bouwproces bij ATM uitgevoerd en maakt geen deel uit van de scope van voorliggende rapportage. De uitgangspunten, de uitgevoerde werkzaamheden en specificaties van de geïnstalleerde drains zijn beschreven in respectievelijk een memo (d.d. 29 november 2012), de as-built tekening inclusief specificaties, opgenomen in bijlage 4 van voorliggend Plan van Aanpak. Op het terrein van ATM is een pompput (N1) geplaatst met twee horizontale drains (Ø100 mm, lengte circa 100 m voor beide drains) Vanaf de pompput op het ATM terrein is een mantelbuis gelegd tot op het terrein van MvO (Ø160 mm, lengte circa 100 m) De ligging van de drains is gepresenteerd op tekening in bijlage 4.2 en 5.1, alsmede (schetsmatig) in figuur 2.3 en 3.1
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
27\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Tabel 4.1 Kenmerken drains ATM
Onderdeel
Kenmerk
Hoeveelheid
Drains bestaand
Materiaal
PP, Ø100 mm, geribbeld, omhulling PP450
Effluentleiding
Grondkabel
Stuurkabel
Werkomschrijving
Lengte
100 m (elk)
Aantal
2
Instelniveau
1,2 m +NAP (circa 9 m³/dag)
Materiaal
HDPE Ø50 mm, PN10
Lengte
250 m
Materiaal
YMVK-AS 4x1,5 mm²
Lengte
250 m
Materiaal
YMVK-as 6x2x0,8
Lengte
250 m
Graafwerkzaamheden sleuf voor kabels en leidingen zie paragraaf 4.5.4
Effluentleiding HDPE Ø50 mm aanbrengen in de bestaande mantelbuis en naar de WZI leiden
Grondkabel YMVK-AS 4x1,5 mm² aanbrengen in de bestaande mantelbuis en naar WZI leiden
Stuurkabel YMVK-as 6x2x0,8 aanbrengen in de bestaande mantelbuis en naar WZI leiden
Leidingwerk deugdelijk labellen met kunststof labels en ponstang
Afpersen effluentleiding met leidingwater, afpersdruk 2 bar, meetmethode waterdichtheid conform Standaard RAW 2010, artikel 25.17.04
Ter plaatse van de pompput 2 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel en ter plaatse van de WZI 5 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel t.b.v. aansluiten
Het installatietechnisch deel wordt in hoofdstuk 5 van dit rapport uitgewerkt.
4.2
Interceptiesleuf op terreingrens MvO met ATM
Op de terreingrens tussen MvO en ATM (zuidelijke richting) en op het terrein van MvO (westelijke richting) dienen interceptiesleuven te worden gerealiseerd om verspreiding van verontreinigd grondwater tegen te gaan. De interceptiesleuf op de terreingrens tussen MvO en ATM bestaat uit drie horizontale drains, 2x 0,2 tot 0,6 m +NAP en 1x 1,6 m +NAP, gelegd in een grindkoffer. De interceptiesleuf op het terrein van MvO (westelijke richting) bestaat uit één drain op 0,4 m +NAP, eveneens gelegd in een grindkoffer. Voorafgaand aan uitvoering dient de aannemer dient bij ATM en MvO de ligging van de bestaande kabels en leidingen in het werkgebied op te vragen en te controleren. De pompputten N2 en N3 en de doorspuitput N5 worden in den droge aangebracht, hiertoe dient bemaling te worden toegepast. Het is niet toegestaan de hiertoe benodigde filters te spuiten/spoelboren.
28\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
In bijlage 6 van voorliggend rapport zijn de ontwerpkenmerken en -grondslagen van de toe te passen bemaling opgenomen. De drains worden gelegd met een kettinggraver en aangesloten op de pompputten. Voor de toekomstige sanering worden de diepe drain in de interceptiesleuf dubbel uitgevoerd maar niet aangesloten op de pomp. De drain wordt wel aangesloten op de pompput maar vervolgens afgedopt. De dubbele diepe drain dient als terugvalscenario ten opzichte van basisvariant met RVS-materiaal. In de onderstaande tabellen zijn de ontwerpkenmerken van de beide interceptiesleuven weergegeven. Daarnaast is in bijlage 5.1 de ligging van interceptiesleuf (deelgebied 1), de situering van de pompputten en drains, evenals een detailtekening van de interceptiesleuven opgenomen.
Tabel 4.2 Kenmerken interceptiesleuven
Hoeveelheid Onderdeel
Kenmerk
Terreingrens ATM-MvO (N-Z)
Terrein MvO (O-W)
Interceptiesleuf /
Lengte
2x 100 m
70 m
grindkoffer ATM en Breedte
2x 0,3 m
0,3 m
MvO (N-Z)
0,0 m +NAP (tot op kleilaag,
0,4 m +NAP (tot op kleilaag,
ca. 3 m -mv)
ca. 3 m -mv)
Pompput (N2)
Diepte
3
63 m
3
Omvang
180 m
Materiaal
Grind 4/16 mm (onderste 2 meter), aanvulgrond (bovenste meter)
Materiaal
Gewapend beton Voorzien van sparingen (4) Ø 100 mm voor drains: 2x op 0,1 m boven putbodem (richting N5) 1x op 1,5 meter – bovenkant put (richting N5) 1x op 0,5 m bovenkant put (richting N4) Betonschacht en betonnen stelringen Voorzien van beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
Afmetingen: l x b inw. 1,00 x 1,00 m Pompput (N3)
h inw.
Ca. 2,5 m
Materiaal
Gewapend beton Voorzien van sparing (1) Ø 100 mm voor drain op circa 0,1 m boven putbodem (richting N5) Betonschacht en betonnen stelringen Voorzien van beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
29\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Hoeveelheid Onderdeel
Kenmerk
Terreingrens ATM-MvO (N-Z)
Terrein MvO (O-W)
Afmetingen: l x b inw. 1,00 x 1,00 m Doorspuitput (N5)
h inw.
Ca. 2,5 m
Materiaal
Gewapend beton Afdekplaat 900x900 mm, dik 200 mm, voorzien van een opening Ø 635 mm Voorzien van beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
Drains
Materiaal
PP, Ø100 mm, geribbeld, omhulling PP450
Lengte
100 m
70 m
Aantal
3*
1
Diepte
1x op 1,6 en 2x op
Enkel op 0,6 m +NAP (ca. 3 m -mv)
0,2-0,6 m NAP (ca. 1,5 en 3 m -mv)
Effluentleiding
Grondkabel
Stuurkabel
Werkomschrijving
Instelniveau
1,0 m +NAP (circa 13 m³/dag)
Materiaal
HDPE Ø50 mm, PN10
Lengte
325 + 125 m
Materiaal
YMVK-AS 4x1,5 mm²
Lengte
325 + 125 m
Materiaal
YMVK-as 6x2x0,8
Lengte
325 + 125 m
1,0 m +NAP (circa 13 m³/dag)
Uitvoering en fasering graafwerkzaamheden t.b.v. sleuf en pompputten, zie paragraaf 4.5.4 Plaatsen gewapende beton put (N2), onder toepassing van bemaling Op de klei eerst 10 cm zand aanbrengen voordat de put geplaatst wordt Put (N2) voorzien van sparingen Ø 100 mm voor drains, 2x op 0,1 m boven putbodem en 1x op circa 1,5 m – bovenkant put. Aan de zijkant nogmaals een sparing aanbrengen op 0,5 m – bovenkant put: de drain afkomstig van put N4 wordt hierop aangesloten waardoor N2 eveneens als doorspuitpunt fungeert Aanleggen drains door kettinggraver. Vooraf drains afsluiten om vollopen van de pompput tijdens aanleggen te voorkomen Drains (3) conform bovenstaande specificaties Drains rechtstreeks aansluiten in de pompput 1x diep en 1x ondiepe drain afdoppen Plaatsen gewapende beton put (N3), onder toepassing van bemaling Put (N3) voorzien van sparing Ø 100 mm voor drain, 1x op 0,1 m boven putbodem Op de klei eerst 10 cm zand aanbrengen voordat de put geplaatst wordt Aanleggen drain door kettinggraver. Vooraf drains afsluiten om vollopen van de pompput tijdens aanleggen te voorkomen Drains (1x) conform bovenstaande specificaties Drain rechtstreeks aansluiten in de pompput Plaatsen doorspuitput,(N5) bestaande uit gewapende betonnen afdekplaat en voorzien van beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
30\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Hoeveelheid Onderdeel
Kenmerk
Terreingrens ATM-MvO (N-Z)
Terrein MvO (O-W)
Drains (4x) aanbrengen in doorspuitput Grind, sortering 4/16 aanbrengen tot gemiddeld 2, m +NAP Op het grindbed 50 cm vrijgekomen zand terugplaatsen Aanbrengen effluentleiding HDPE Ø50 mm van elke afzonderlijke pompput aanbrengen en naar de WZI leiden Aanbrengen grondkabel YMVK-AS 4x1,5 mm² aanbrengen en naar WZI leiden Aanbrengen stuurkabel YMVK-as 6x2x0,8 aanbrengen en naar WZI leiden Leidingwerk deugdelijk labellen met kunststof labels en ponstang en voorzien van signaleringslint Afpersen effluentleiding met leidingwater, afpersdruk 2 bar, meetmethode waterdichtheid conform Standaard RAW 2010, artikel 25.17.04 Ter plaatse van de pompputten N2 en N3 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel en ter plaatse van de WZI 5 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel t.b.v. aansluiten Sleuven verder aanvullen met circa 0,5 m met vrijgekomen grond en verdichten Vrijkomende
Interceptiesleuf N2-N5
180 m
3
hoeveelheid grond
Klasse industrie
(zie ook
60 m³ grond terug in de sleuf (op het gind)
paragraaf 4.6)
120 m³ grond ter aanvulling deelgebied 2 Interceptiesleuf N3-N5
63 m
3
Klasse industrie 21 m³ grond terug in de sleuf (op het gind) 42 m³ grond ter aanvulling deelgebied 2 Pomputten (N2 en N3)
14 m
3
Klasse industrie Grond ter aanvulling deelgebied 2 * De ondiepe en de extra diepe drain in de interceptiesleuf op de terreingrens ATM en MvO worden dubbel uitgevoerd, in verband met respectievelijk mogelijk toekomstig gebruik tijdens de full-scale sanering en in geval van verstopping en dergelijke. Echter de ondiepe en de reserve drain worden wel aangesloten op de putten maar niet op de pompen.
4.3
Foliescherm grens Wärtsilä (Vlasweg 6) en ATM
Op het terrein van Wärtsilä (Vlasweg 6) dient op de terreingrens met ATM een foliescherm aangebracht te worden. Het foliescherm dient te worden aangebracht tot in de kleilaag op 3 m -mv (circa 0,2 m NAP). De situering van het foliescherm is weergegeven op de tekening in bijlage 5.1. Het foliescherm dient zo dicht mogelijk bij de waterzuivering en tot aan de terreingrens met ATM te worden aangebracht. Haaks op het foliescherm wordt op het terrein van MvO de interceptiesleuf gerealiseerd (zie paragraaf 4.2).
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
31\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Voor het plaatsen van het foliescherm dient de aanwezige effluentleiding op een vijftal plaatsen opgezocht te worden zodat het foliescherm parallel aan de effluentleiding wordt aangebracht. De vrijkomende grond bij de aanleg van het foliescherm wordt direct weer bij het scherm teruggeplaatst. In de onderstaande tabel zijn de ontwerpkenmerken van het foliescherm weergegeven.
Tabel 4.3 Kenmerken foliescherm Wärtsilä en ATM
Onderdeel
Kenmerk
Hoeveelheid
Folie
Lengte
105,0 m
Breedte
0,5
Onderkant folie
Circa 0,2m +NAP
Maaiveld
Circa 3,0 m +NAP
Materiaal
PP- of PE-folie, minimale dikte van 0,5 mm
Omvang
157 m³ direct retour in de sleuf
Werkinstructie
4.4
Aanbrengen met behulp van een kettinggraver
Maatregelen vrachtverlies noordelijk deel
Om het vrachtverlies in het noordelijk gedeelte tegen te gaan zal, in aanvulling op het basisontwerp, aan de noordzijde op het terrein van Martens en Van Oord een aanvullende drain worden aangebracht (zie hoofdstuk 3). In bijlage 5.1 is een tekening opgenomen, waarop de situering van de drain is weergegeven (zie ook figuur 3.1 in hoofdstuk 3). De pompput (N4) wordt in den droge aangebracht, hiertoe dient bemaling te worden toegepast. In bijlage 6 van voorliggend rapport zijn de ontwerpkenmerken en -grondslagen van de toe te passen bemaling opgenomen. Pompput N4 wordt direct ten westen van de bestaande effluentleiding geplaatst. Hiertoe dient de effluentleiding (handmatig) te worden opgezocht. Wanneer de effluentleiding is gedetecteerd, kan de drain ten oosten van put N4 machinaal worden aangebracht. In de onderstaande tabel zijn de ontwerpkenmerken van de drain en interceptiesleuf weergegeven.
32\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Tabel 4.4 Kenmerken maatregelen vrachtverlies noordelijk deel
Onderdeel
Kenmerk
Hoeveelheid
Interceptiesleuf
Lengte
150 m
vrachtverlies
Breedte
0,3 m
Diepte
0 m +NAP (tot op kleilaag, ca. 3 m -mv)
Omvang
135 m
Materiaal
Grind 4/16 mm (onderste 2 meter), aanvulgrond (bovenste
3
meter) Pompput (N4)
Materiaal
Gewapend beton
Voorzien van sparingen (2x) Ø 100 mm voor drains, 2x op 0,1 m boven putbodem aan beide zijden van de put
Betonschacht en betonnen stelringen
Voorzien van beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
Drain N4 N2
Afmetingen: l x b inw.
1,00 x 1,00 m
h inw.
3,0 m
Materiaal
PP, Ø100 mm, geribbeld, omhulling PP450
Diepte
0,2 m +NAP
Lengte
150 m
Aantal
1
Instelniveau
1,0 m +NAP (circa 13 m³/dag)
Drain ten oosten van N4 Diepte
Effluentleiding
0,2 m +NAP
Lengte
20 m
Aantal
1
Instelniveau
1,0 m +NAP
Materiaal
HDPE Ø65 mm, PN10
Lengte
500 m
Materiaal
YMVK-AS 4x1,5 mm²
Lengte
500 m
Stuurkabel
Materiaal
YMVK-as 6x2x0,8
Lengte
500 m
Werkomschrijving
Grondkabel
Uitvoering en fasering graafwerkzaamheden t.b.v. sleuf en pompputten, zie paragraaf 4.5.4
Plaatsen één gewapende betonnen put (N4) onder toepassing van bemaling De put wordt direct ten westen van de effluentleiding geplaatst. Deze dient voorafgaand aan de werkzaamheden opgezocht/gedetecteerd te worden. In de klei mag niet gegraven worden, maar kan middels prikken de leiding gedetecteerd worden
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
33\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Onderdeel
Kenmerk
Hoeveelheid
Put compleet met betonschacht, betonnen stelringen en beton/gietijzeren putafdekking en deksel geschikt voor zwaar verkeer
Put voorzien van sparingen Ø 100 mm aan beide zijden voor drains, 2x op 0,1 m boven putbodem
Op de klei eerst 10 cm zand aanbrengen voordat de put geplaatst wordt
Doorspuitput is de te plaatsen put N2
Drains aanleggen door kettinggraver
Drains conform bovenstaande specificaties
De drain ten oosten van de pompput (t.p.v. de effluentleiding WZI) wordt machinaal aangebracht nadat de effluentleiding is gedetecteerd. Dit betreft circa 20 meter, er dient aansluiting bij het bestaande foliescherm OBM te worden gerealiseerd
Grind, sortering 4/16 aanbrengen tot circa 2,0 m +NAP
Op het grindbed 50 cm vrijgekomen zand terugplaatsen
Aanbrengen effluentleiding HDPE Ø65 mm van elke afzonderlijke pompput aanbrengen en naar de WZI leiden
Aanbrengen grondkabel YMVK-AS 4x1,5 mm² aanbrengen en naar WZI leiden
Aanbrengen stuurkabel YMVK-as 6x2x0,8 aanbrengen en naar WZI leiden
Afpersen effluentleiding met leidingwater, afpersdruk 2 bar, meetmethode waterdichtheid conform Standaard RAW 2010, artikel 25.17.04
Leidingwerk deugdelijk labellen met kunststof labels en ponstang en voorzien van signaleringslint
Ter plaatse van de pompput N4 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel en ter plaatse van de WZI 5 m overlengte aanbrengen in de stuur- en grondkabel t.b.v. aansluiten
Vrijkomende
Sleuf verder aanvullen met circa 0,5 m met vrijgekomen grond en verdichten
Interceptiesleuf vrachtverlies
135m
3
hoeveelheid grond (zie
Klasse industrie
ook paragraaf 4.6)
45 m³ grond terug in de sleuf (op het gind) 3
90 m grond ter aanvulling deelgebied 2 Pompput
7m
3
Klasse industrie Grond ter aanvulling deelgebied 2
4.5
Bovengrondsanering deelgebied 1 en 2 en afronding aanleg systeem
In samenloop met de aanlegwerkzaamheden van de aanvullende beveiligingsmaatregelen (deelgebied 1), wordt in plangebied Noord tevens de sanering van de bovengrond in deelgebied 2 uitgevoerd (zie figuur 2.4 voor de situering van de deelgebieden en bijlage 5.2 voor de ontgravingstekening).
34\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Het ontgraven deelgebied 2 wordt gedurende de aanleg van het saneringssysteem als infiltratiebekken gebruikt. Het vrijkomende bemalingswater zal hierin geloosd worden. Hierop wordt in paragraaf 4.5.2 nader ingegaan. 4.5.1 Fasering grondsanering in relatie tot aanlegwerkzaamheden Tijdens de grondsanering van deelgebied 2 en de aanlegwerkzaamheden van het beveiligingssysteem wordt de volgende fasering aangebracht: 1. Ontgraving deelgebied 2 tot grondwaterstand (circa 0,6 m -mv), inclusief bovenste halve meter greppel aan zuidzijde deelgebied 1 (in totaal circa 1.200 m3 (vaste kuubs)) 2. Vrijkomende grond wordt in het depot ‘niet toepasbaar’ geplaatst (zie hoofdstuk 6 en bijlage 8) 3. Vervolgens zullen de putten N4, N2 en doorspuitput N5 worden gerealiseerd, inclusief inbrengen van drains, zoals beschreven in paragrafen 4.2 en 4.4. Het hierbij vrijkomende bemalingswater zal worden geloosd op het ontgraven deelgebied 2 (zie ook paragraaf 4.5.2) 4. Ten behoeve van het aanbrengen van pompput N3 (inclusief drain) dient een gedeeltelijke aanvulling van deelgebied 2 met de grond uit het reeds bestaande depot op locatie plaats te vinden (hoeveelheid 120 m3, kwaliteit klasse industrie) 5. Na afronding van de bemalingswerkzaamheden wordt deelgebied 2 aangevuld met de vrijkomende grond uit deelgebied 1 (klasse Industrie) 6. Voor het volledig aanvullen van deelgebied 2 dient grond aangevoerd te worden van buiten de locatie. Het te leveren ophoogzand is van minimaal kwaliteitsklasse Industrie of schoner. Thermisch gereinigde grond is niet toegestaan. De te leveren grond dient te zijn voorzien van een geldig certificaat 4.5.2 Infiltratiebassin De ontgraving van deelgebied 2 wordt gedurende de aanlegfase van het systeem gebruikt als infiltratiebekken binnen de verontreinigingscontour. De te verwachte debieten tijdens het plaatsen van de onttrekkingsputten zijn dusdanig dat deze niet via de huidige waterzuivering verwerkt kunnen worden. Het vrijkomende bemalingswater wordt in deelgebied 2 geloosd, via brandweerslangen. Na afloop van de bemalingswerkzaamheden zullen deze brandweerslangen worden afgevoerd. In verband met mogelijke (stank)overlast of in geval van onvoldoende capaciteit wordt een backup voorziening op de huidige zuivering aangelegd. Deze voorziening bestaat uit: De influentbuffer van de WZI wordt zover als mogelijk leeggemaakt, hierdoor is een buffercapaciteit van 500 à 600 m³ aanwezig Bij het infiltratiebassin (deelgebied 2) wordt een zandvang en een pomp met voldoende capaciteit (opvoerhoogte minimaal 3 meter) geplaatst Vanaf de pomp worden tijdelijke leidingen gelegd naar het influentbassin van de WZI. De te leggen leidingen betreffen de effluentleidingen die later ingegraven worden vanaf de pompputten naar de WZI
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
35\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
4.5.3
Uitgangspunten grondsanering deelgebied 1 en 2
In bijlage 5.2 zijn de ontgravingstekeningen opgenomen. Een grondbalans is in paragraaf 4.6 opgenomen. In tabel 4.5 zijn de uitgangspunten weergegeven die van toepassing zijn voor de grondsanering.
Tabel 4.5 Uitgangspunten grondsanering
Onderdeel
Kenmerk
Hoeveelheid
Greppel ten zuiden
Oppervlakte
100 x 3 = 300 m²
Ontgravingsdiepte
Tot 2,0 - 2,3 m +NAP (50 cm ontgravingsdiepte)
Omvang (vaste kuubs)
150 m
Kwaliteit
Niet toepasbaar, in depot plaatsen (partij 2)
Oppervlakte
1.775 m
Ontgravingsdiepte
2,4 m +NAP (tot grondwaterniveau, ca. 60 cm ontgravingsdiepte)
Omvang (vaste kuubs)
1.065 m
Kwaliteit
Niet toepasbaar, in depot plaatsen (partij 2)
van deelgebied 1, bovengrond
Deelgebied 2
Werkomschrijving
3
2
3
Opnemen klinkerverharding, 8 x 22 m, 176 m²
Opnemen betonplatenverharding (afm. 2 x 2 m), 8 x 22 m, 176 m² (deelgebied 2)
Verharding opslaan in tijdelijk depot
De uitkomende grond wordt in depot geplaatst en degelijk afgedekt
Kwaliteit grond deelgebied 1 (interceptiesleuf) is: klasse Industrie
Kwaliteit grond deelgebied 2 is: klasse niet toepasbaar
Deelgebied 2 wordt aangevuld met de vrijgekomen grond uit deelgebied 1 en de grond in het depot dat aanwezig is op het terrein
Tekortkomende grond voor deelgebied 2 leveren, ophoogzand, minimale kwaliteit klasse industrie, voorzien van certificaat. Dit mag geen thermisch gereinigde grond zijn
Verharding wordt niet hersteld
4.5.4 Afrondende werkzaamheden aanleg systeem De vrijkomende grond bij de aanleg van het foliescherm wordt direct weer bij het scherm teruggeplaatst (zie paragraaf 4.3). De aan te brengen effluentleidingen, stuur- en elektrakabels van het onttrekkingssysteem worden waar mogelijk aangelegd in de sleuf van de drainage. Bovenop het grind, op circa 2 m NAP, wordt circa 50 cm zand aangebracht, waarna de kabels en leidingen worden aangebracht. Hierna wordt de sleuf aangevuld met uitkomende grond.
36\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Vanaf het systeem tot aan de zuivering wordt een sleuf gegraven (zie bijlage 5.1), tot het grondwater op een diepte van circa 50 cm -mv. Hierbij dient in totaal circa 500 meter sleuf gegraven te worden. Na het aanbrengen van de kabels en leidingen wordt de sleuf weer aangevuld met de uitkomende grond. De op te nemen klinkers en betonplaten (deelgebied 2) worden in depot gezet (betonplaten opstapelen).
4.6
Grondverzet en hergebruik
In de tabellen 4.6 en 4.7 is een overzicht gegeven van de per deellocatie vrijkomende grondstromen (afgeronde hoeveelheden) en materialen.
Tabel 4.6 Grondbalans
Deelgebied
Kwaliteit
Vrijkomende 3
hoeveelheid (m )
Interceptiesleuf
Hergebruik in Hergebruik in Aanvullen met Aanvullen met deelgebied 1
deelgebied 2
locatie-eigen
extern te leveren
grond
materiaal
243
Industrie
81
162
Grind 162 m
135
Industrie
45
90
Grind 90 m
Pompputten (3x) 21
Industrie
-
21
-
Deelgebied 2 +
Niet toepasbaar -
-
273 m uit
3
(deelgebied 1) Sleuf nrd.
3
vrachtverlies
1.215
greppel
(depot)
-
3
Ophoogzand 842 m³
deelgebied 1 3
100 m uit depot Depot reeds
100
Industrie (?)
-
100
-
-
Oppervlakte
Dikte (cm)
Hoeveelheid
Bestemming
Aanvullen
bestaand
Tabel 4.7 Materialenbalans
Deelgebied
Type
(m²)
(m³)
2
Klinkerverhading
176
8
14
In depot
-
2
Betonplaten
176
15
26
In depot
-
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
37\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
4.7
Uitvoeringsduur en planning
De voorbereidings- en uitvoeringsfase van de grondwerkzaamheden zijn ingeschat op drie respectievelijk vier weken.
38\52
Aanbesteding en opdrachtverlening grondwerkzaamheden week 17-20 (22 april-17 mei 2013) Voorbereiding week 21 (20-31 mei 2013) Grondsanering deelgebied 2 week 23 (3-7 juni 2013) Plaatsen put N4 + aansluitende drains 8 juni 2013 (zaterdag) Plaatsen put N2 + aansluitende drains 15 juni 2013 (zaterdag) Aanleg foliescherm en overige drains, putten week 24+25 (10-21 juni 2013) Aanvullen en opruimen week 26 (24-28 juni 2013)
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
5 Te verrichten werkzaamheden: installatie onttrekkingssysteem Dit hoofdstuk betreft het installeren van het onttrekkingssysteem en aansluiten op de waterzuiveringsinstallatie (WZI). Door de opdrachtnemer, verantwoordelijk voor het grondwerk, zijn werkzaamheden zoals beschreven in hoofdstuk 4 uitgevoerd. Vanaf de WZI tot aan elke pompput is een elektra- en stuurkabel met voldoende overlengte aangebracht om aansluitingen te realiseren en is een effluentleiding aangelegd. De doorvoeringen in de pompputten dienen aangebracht te worden en maken deel uit van de installatiewerkzaamheden.
5.1
Aanpassing waterzuiveringsinstallatie
Ten behoeve van de aanvullende beveiligingsmaatregelen dient de bestaande waterzuiveringsinstallatie (WZI) te worden aangepast. Werkomschrijving: De influentleidingen komen binnen in de hal, in de noordwesthoek. De overige werkzaamheden aan het leidingwerk in de zuivering zelf worden door Triqua (leverancier van de zuivering) verricht. Het merendeel van dit leidingwerk is reeds aanwezig Bij binnenkomst in de hal, dient in elke influentleiding 4x een elektronische watermeter worden aangebracht. Merk: Endress en Hauser type Promaq 10, voeding 230 V De aansluitingen en schakelingen van stroom, sturingen, en dergelijke worden door Triqua verzorgd. Deze worden gerealiseerd bij de bestaande besturingskast
5.2
Systeem onder en naast loods ATM
In samenloop met de bouw van de nieuwe loods op het terrein van ATM zijn een pompput (N1), drains en een mantelbuis aangebracht (zie paragraaf 4.1). In de aanwezige pompput dient een pomp, voorzien van een vlotter, gehangen te worden. In de put dient een bevestigingspunt aangebracht te worden voor het ophangen van de pomp. Het reeds bestaande beveiligingssysteem is uitgerust met de ‘Compatta 3T’ van Dreno. Gezien de goed ervaringen met deze pomp in de kern van de verontreiniging, dient deze ook te worden toegepast. In bijlage 7 van dit Plan van Aanpak zijn technische specificaties van deze pomp opgenomen. Werkomschrijving: Aanpassen pompput: aanbrengen bevestigingspunt (ketting) voor de pomp en doorvoering realiseren voor elektrakabel Leveren, aansluiten en inhangen pomp in put (merk Dreno, type Compatta 3T)
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
39\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
5.3
Effluentleiding in de WZI voorzien van:
Monsternamekraantje Handafsluiter (spindel)
Debietmeter, elektronisch, fabrikant Endress+Hauser en aansluiten op telemetrie van
WZI In stand houden pomp tot 1 juli 2014, tijdens het in stand houden dient preventief en curatief onderhoud plaats te vinden
Interceptie(grind)sleuf grens MvO-ATM
In de aanwezige pompputten (N2 en N3) dienen pompen, voorzien van een kogelvlotter, gehangen te worden. Werkomschrijving: Aanpassen pompput: aanbrengen bevestigingspunt (ketting) voor de pomp en doorvoering realiseren voor elektrakabel Leveren, aansluiten en inhangen pomp in put (merk Dreno, type Compatta 3T) Effluentleiding in de WZI voorzien van: Monsternamekraantje Handafsluiter (spindel) Debietmeter, elektronisch, fabrikant Endress+Hauser en aansluiten op telemetrie van WZI In stand houden pomp tot 1 juli 2014, tijdens het in stand houden dient preventief en curatief onderhoud plaats te vinden
5.4
Maatregelen vrachtverlies noordelijk deel
In de aanwezige pompput (N4) dient een pomp, voorzien van een vlotter, gehangen te worden. Werkomschrijving: Aanpassen pompput: aanbrengen bevestigingspunt (ketting) voor de pomp en doorvoering realiseren voor elektrakabel Leveren, aansluiten en inhangen pomp in put (merk Dreno, type Compatta 3T) Effluentleiding in de WZI voorzien van: Monsternamekraantje Handafsluiter (spindel) Debietmeter, elektronisch, fabrikant Endress+Hauser en aansluiten op telemetrie van WZI In stand houden pomp tot 1 juli 2014, tijdens het in stand houden dient preventief en curatief onderhoud plaats te vinden
40\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
5.5
Uitvoeringsduur en planning
De aanlegfase, inclusief voorbereiding, wordt ingeschat op 2 weken. Het inwerking stellen, afregelen en testen van de pompinstallatie wordt ingeschat op 2 weken. Direct na afronding van de grondwerkzaamheden, in week 26, kan gestart worden met de installatiewerkzaamheden.
Aanbesteding Voorbereiding en uitvoering (inclusief aanpassen zuivering door Triqua) Inwerking stellen en testen
5.6
week 24 week 26 + 27 week 28 + 29
Instandhouden systeem
Met de aannemer wordt een instandhoudingsverplichting overeengekomen tot 1 juli 2014, waarin de beoogde werking van de pompen en het systeem als verantwoordelijkheid bij de aannemer ligt. Gedurende deze periode verricht de aannemer preventief en curatief onderhoud. Aan het einde van de instandhoudingsperiode wordt het systeem als een levering aan de opdrachtgever overgedragen.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
41\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
6 Uitvoeringswerkzaamheden en -aspecten In dit hoofdstuk worden de algemene werkzaamheden die van belang zijn voor de uitvoering beknopt beschreven. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt dient door de opdrachtnemer een gedetailleerd werkplan opgesteld in combinatie met het KVGM-plan uitvoeringsfase.
6.1
Algemeen
Alle werkzaamheden met betrekking tot grondwerk, zoals beschreven in hoofdstuk 4, dienen te worden uitgevoerd door een vaste ploeg. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt een aparte startinstructie gehouden door de Hogere Veiligheidskundige (zie ook hoofdstuk 7). De installatiewerkzaamheden, zoals beschreven in hoofdstuk 5, vallen eveneens onder het geldende veiligheidsregime zoals beschreven in hoofdstuk 7. Hiervoor zijn al een tweetal specifieke V&G-plannen water opgesteld (in te zien bij de HVK’er namens opdrachtgever). Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt een aparte startinstructie gehouden door de Hogere Veiligheidskundige.
6.2
Voorbereidende werkzaamheden grondwerk
Voorafgaand aan de sanering dienen de volgende werkzaamheden door de aannemer verantwoordelijk voor het grondwerk uitgevoerd te worden: Opstellen V&G-plan uitvoeringsfase (zie paragraaf 7.2) Opstellen detailplanning Inrichten ketenpark en werkgebied (conform CROW P132) Inrichten gronddepot, voorzien van bovenafdichting, ten behoeve van opslag ‘niet toepasbare grond’. Op de tekening opgenomen in bijlage 8 is de inrichting van het werkterrein en de ligging van de gronddepots aangegeven Inrichting materialendepots, hierin zullen de vrijkomende verhardingen (al dan niet verontreinigd) worden opgeslagen Startinstructie en inkeuring personeel Het gehele terrein is omheind dus is een extra hekwerk niet noodzakelijk. Het aanwezige tijdelijke hek ter plaatse van MvO en Wärtsilä wordt verplaatst tijdens de saneringswerkzaamheden van deelgebied 2. Het hek wordt aangebracht op het terrein van MvO zodat het personeel van MvO het deelgebied 2 niet kan betreden. Ter plaatse van de werkzaamheden dient wel een visuele scheiding (lint) aangebracht te worden op het terrein van Wärtsilä en dient de deco-unit geplaatst te worden (zie bijlage 8).
42\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Ter plaatse van werkzaamheden (graven gaten voor de putten, aanleg drainage, et cetera) op het terrein van MvO dient een visuele scheiding (lint) aangebracht te worden zodat het personeel van MvO niet het werkgebied betreedt. Het infiltratiebekken (ontgraving deelgebied 2) zal eveneens worden afgezet met linten.
6.3
Vergunningen en meldingen
Ten behoeve van de uitvoering van de grondsanering en uitbreiding van het beveiligingssysteem zijn de volgende vergunningen en meldingen noodzakelijk (zie onderstaande tabel).
Tabel 6.1 Vergunningen en meldingen
Vergunning /melding
Instantie
Opmerking
Beschikking Wbb
Provincie Noord-Brabant
Niet van toepassing, het betreft een
Ontheffing Flora en Faunawet
Provincie Noord-Brabant
handhavingssituatie Reeds aangevraagd. Zie bijlage 10 voor het ‘Ecologisch werkprotocol Flora- en faunawet ondergrondse sanering Chemie-Pack 2013’ en de aanvraag Onttrekkingsvergunning Waterwet Melding Activiteitenbesluit
Aangevraagd in verband met toepassen van bemaling en het aanvullend debiet voor beveiligingsmaatregelen van plan Noord. De notities in bijlage 3 en 6 dienen hierbij als uitgangspunt
Infiltratievergunning
Melding Activiteitenbesluit
Vrijkomend bemalingswater wordt geïnfiltreerd in het ontgravingsvak in deelgebied 2. De notities in bijlage 3 dient hierbij als uitgangspunt. Indien dit leidt tot onacceptabele overlast zal worden overgegaan op lozing op de zuivering. Hiertoe zal uit voorzorg het influentbuffer van de zuivering voldoende worden geleegd
6.4
Milieukundige begeleiding
De grondsanering, het aanleggen van het grondwater beveiligingssysteem en de installatie van het onttrekkingssysteem worden begeleid door een erkend milieukundige begeleider, conform BRL SIKB 6000, inclusief de van toepassing zijnde onderliggende protocollen (VKB-protocol 6001).
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
43\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Ten grondslag aan de hier beschreven taken en werkzaamheden ligt de notitie ‘Milieukundige begeleiding Chemie-Pack (Vlasweg 4-6 e.o. Moerdijk’ d.d. 17 april 2013. Deze is opgenomen in bijlage 10. Onderstaande beschrijving van taken is globaal omdat een en ander wordt vastgelegd in een plan milieukundige processturing en verificatie. Gewaarborgd wordt dat de kritische functie door het toepassen van externe- of interne functiescheiding onafhankelijk van de opdrachtgever wordt uitgevoerd. De milieukundige begeleiding is opgedeeld in milieukundige processturing (zie §6.4.1) en in milieukundige verificatie (zie §6.4.2) van het saneringsresultaat. Het veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt uitgevoerd volgens BRL SIKB 2000 inclusief de van toepassing zijnde onderliggende protocollen. De namen van de milieukundige begeleider (MKP’er en/of MKV’er) en uitvoerende aannemer waren ten tijde van het opstellen van voorliggend plan van aanpak nog niet bekend. 6.4.1 Milieukundige processturing (MKP) De MKP zal door/namens de opdrachtgever worden uitgevoerd. De werkzaamheden van de MKP vallen onder de verantwoordelijkheid van de directievoering. De MKP’er verzorgt tijdens de kritische momenten de milieukundige begeleiding. Dit houdt in dat hij alle saneringswerkzaamheden controleert die van invloed kunnen zijn op het saneringsresultaat. Daarnaast houdt hij toezicht op de activiteiten die van invloed (kunnen) zijn op de verwerking van eventueel te verwijderen materiaal. De volgende taken worden door de MKP’er verzorgd: Toezicht op de aanleg van het beveiligings-/saneringssysteem
Sturen van de bodemsaneringswerkzaamheden in deelgebied 2, zoals het aangeven van de ontgravingsgrenzen Vastleggen van de uitgevoerde werkzaamheden en vastleggen van de eventuele afwijkingen ten behoeve van het evaluatieverslag Verzorgen van monsterneming putbodem, -wanden en depots
De wijze van uitkeuren van de ontgravingsvakken geschiedt conform paragraaf 7.2 van het VKB-protocol 6001. 6.4.2
Milieukundige verificatie (MKV)
De MKV zal door/namens de opdrachtgever worden uitgevoerd. Het saneringsresultaat wordt conform het VKB-protocol 6001 vastgelegd en gerapporteerd door de MKV’er. De volgende taken worden door de MKV’er verzorgd: Controleren of de saneringsmaatregelen en de aanleg van het beveiligings-/saneringssysteem conform plan van aanpak is uitgevoerd Vastleggen van kritische momenten en aspecten waarop verificatie dient plaats te vinden
44\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Verzorgen/begeleiden van monstername ten behoeve van verificatie
Opstellen evaluatieverslag verificatie conform de eisen van het bevoegd gezag
In de praktijk kunnen de MKP- en MKV-taken door dezelfde persoon worden uitgevoerd. 6.4.3
Metingen
Gedurende de aanlegfase/uitvoeringsfase dienen de volgende metingen/monsternames worden verricht (zie tabel 6.2)
Tabel 6.2 Overzicht metingen, monsternames en analyses tijdens aanlegfase
Fase
Onderdeel
Meting/Monstername
Parameters
Bovengrondsanering
MKP
Uitkeuring putbodem en
Gidsparameters Chemie-Pack
deelgebied 2
-wanden conform paragraaf 7.2 VKB protocol 6001 MKV
Resultaten MKP dienen als
-
eindkeuring Bemaling bij aanbrengen
Debietmeting
pompputten
Dagelijks, middels (digitale)
-
debietmeters Stijghoogtes in 1
Per bemaling 1 filter,
bronneringsfilters
dagelijks
Influent
Per bemaling/pompput
-
Gidsparameters Chemie-Pack
eenmalig Depot ‘niet toepasbaar’
Wordt gekeurd en separaat VKB protocol 1001
Gidsparameters Chemie-Pack
aanbesteed/verwerkt Depot ‘verhardingen’
Wordt separaat gekeurd en -
-
verwerkt
Monitoringsplan Tijdens de instandhoudingsfase zal door de opdrachtgever de effectiviteit van het beveiligingssysteem worden gemonitoord. Deze monitoring vindt met name plaats op enerzijds geohydrologische parameters (zoals grondwaterstijghoogtes e.d.) en debietgegevens. Het reeds bestaande monitoringsplan, dat wordt uitgevoerd in het kader van lopende beveiligingsmaatregelen, wordt hiertoe uitgebreid. Dit meetplan wordt op aangeven van de geohydrologisch adviseur door het engineeringsteam in een later stadium vastgesteld.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
45\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
6.5
Verzekeringen
Ten behoeve van de werkzaamheden wordt door de aannemer grondwerkzaamheden een CAR-verzekering afgesloten. Eventuele eisen volgend uit de voorwaarden van deze verzekering zullen in de uitvoering moeten worden meegenomen.
6.6
Eisen aan de aannemers
De aannemer dient aan de volgende eisen te voldoen: De aannemer dient in het bezit is van een veiligheidbeheerssysteem (VCA-certifcaat) De aannemer dient voor het vervoer van afvalstoffen vermeld te staan op de VIHB-lijst van het NWO/VROM De aannemer dient in het bezit te zijn van het certificaat BRL SIKB 7000, VKB 7001
46\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
7 Veiligheid en gezondheid 7.1
Algemene veiligheidsaspecten werken
Werkzaamheden in verontreinigde grond vallen onder werkzaamheden die ingedeeld zijn in categorie B van het Arbobesluit (hoofdstuk 2, afdeling 5). Daarom zijn er diverse zaken die geregeld moeten worden ten aanzien van veiligheid en gezondheid van de medewerkers, bezoekers en direct betrokkenen. Zo worden diverse plannen gemaakt, zoals een veiligheids- en gezondheidsplan – hierna V&G-plan genoemd – en een omgevingsplan. Daarnaast wordt een V&G-coördinator aangesteld en worden de werkzaamheden, indien zij voldoen aan bepaalde criteria, gemeld aan de inspectie van het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid (ISZW is de voormalige Arbeidsinspectie). Ten aanzien van het werken in of met verontreinigde grond en grondwater wordt de CROW publicatie 132; uitgifte december 2008, als richtlijn gehanteerd. Deze richtlijn omschrijft de werkwijze over hoe dient te worden omgegaan met verontreinigde grond / grondwater. Naast de CROW 132 is ook andere wet- en regelgeving van kracht, zoals de afvalstoffen wetgeving, milieuwetgeving. Die punten zijn niet in dit hoofdstuk beschreven. Ook de overige punten uit de ARBO-wetgeving worden niet (uitputtend) beschreven.
7.2
Veiligheidsaspecten bodemverontreiniging
Op basis van de uitgevoerde (bodem)onderzoeken wordt gesteld dat de grond en het grondwater verontreinigd zijn en dat blootstelling mogelijk is aan een aantal bekende stoffen, maar mogelijk ook aan een aantal onbekende en niet-genormeerde stoffen. Tevens zijn een aantal CMR-stoffen (Carcinogeen, Mutageen en Reprotoxisch) aanwezig. Voor het uitvoeren van de risicobeoordeling wordt gebruik gemaakt van de systematiek van de CROW publicatie 132: ‘Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water’, uitgifte december 2008. Op grond van de aanwezigheid van CMR-stoffen (en overige onbekende stoffen) worden de werkzaamheden ingedeeld in klasse 3T. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van stoffen met een laag vlampunt worden de werkzaamheden ingedeeld in klasse 1F. Vanwege de aanwezige verontreinigingen en de uit te voeren werkzaamheden zijn onder andere eisen gesteld aan: De terreinindeling De bewaking van de luchtkwaliteit De te gebruiken materieel- en materiaalstukken
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
47\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Het gebruik van arbeidshygiënische voorzieningen
Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
Vanwege de aangetroffen verontreinigingen en de voorgenomen werkzaamheden dient een V&G-plan te worden opgesteld voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden. In bijlage 11 van dit document is het V&G-plan ontwerpfase opgenomen.
48\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
8 Organisatie en communicatie 8.1
Organisatie
Bij de voorbereiding en uitvoering is een groot aantal (professionele) partijen betrokken waarvan onderstaand een eerste overzicht is weergegeven. Ten aanzien van de direct betrokken uitvoeringsorganisatie is deels al ingezoomd op taken en functies. De volgende instanties zijn bij de uitvoering van de bodemsanering betrokken: Opdrachtgever Provincie Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch
Projectmanagement/directievoering V&S Milieu Adviseurs J.F. Vlekkeweg 10-14 5026 RJ Tilburg
Veiligheidscoördinatie en terreinbeheer Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant Spoorlaan 181 5038 CB Tilburg
Gezondheid en Veiligheid omgeving : GGD, Bureau Gezondheid, Veiligheid en Milieu Ringbaan West 227 5037 PC Tilburg
Milieukundige begeleiding BRL 6001/6002: Nader te bepalen met onderscheid naar aanleg- en feitelijke beheersfase van het systeem
Aannemer aanleg- en beheerfase: Nader te bepalen
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
49\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Bevoegd gezag bodemsanering: Provincie Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch
Bevoegd gezag Waterwet: Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520 4801 DZ Breda
Eigenaren gebied (erfpachter Vlasweg 12 en Oostelijk Randweg 5) Havenschap Moerdijk Plaza 3 4782 SL Moerdijk Mevrouw C.M.B. Roobol (verhuurder Vlasweg 6) p/a Oostpoort De heer S.B. van Noorloos Haagsemarkt 23 4813 BB Breda
Gebruikers gebied Martens & Van Oord (pachter Oostelijk Randweg 5) Rederijweg 6 4906 CX Oosterhout (N-Br.) ATM (pachter Vlasweg 12) Vlasweg 10 4782 PW Moerdijk
8.2
Provincie Noord-Brabant (huurder Vlasweg 6) Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch,
Communicatie omgeving
Bij de beoogde werkzaamheden is het van belang om (direct) omliggende bedrijven en professioneel betrokkenen vooraf en proactief optimaal te informeren over de activiteiten die uitgevoerd moeten worden. Hierbij zal met name gesproken worden over de te verwachte overlast (waaronder geuroverlast) die de werkzaamheden kunnen opleveren evenals de noodzakelijke maatregelen die genomen kunnen worden.
50\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
Hiervoor wordt een omgevingsplan opgesteld in overleg met de GGD. Dit deels technische document over de blootstellingsrisico’s op omstandersniveau wordt persoonlijk toegelicht aan de direct aanpalende bedrijven hoe te handelen bij voorziene en onvoorziene omstandigheden die een effect hebben buiten de terreingrenzen. Ten aanzien van risicocommunicatie naar de omgeving is het enerzijds van belang dat er een wederzijds vertrouwen is, men op de hoogte is van wat er gaat gebeuren en men weet wat te doen bij onvoorziene omstandigheden. Hiervoor is een website en een webbased communicatiesystematiek omgezet (twitter, website en eventueel SMS bij onvoorziene omstandigheden) om de omgeving pro-actief voor gevaar en/of hinder vooraf te informeren. Concreet betekent dit dat tijdens de uitvoering de risicoklasse waaronder gewerkt wordt, concreet vertaald wordt eventuele overlast naar de omgeving. De weeromstandigheden zoals windrichting en –snelheid, spelen hierbij eveneens een rol. Dit wordt met een korte toelichting middels één van de mediakanalen door de veiligheidscoördinator in overleg met projectmanager verspreid. In het geval van onvoorziene omstandigheden wordt middels SMS, tweets en/of RSS-feed een zogenaamd ‘risicobericht’ verzonden. Op deze wijze worden naast de (professioneel) betrokkenen bijvoorbeeld ook personeelsleden rechtstreeks bereikt die werkzaam zijn op de veelal omvangrijke bedrijfsterreinen.
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
51\52
Kenmerk R001-1215072LBK-nij-V01-NL
52\52
Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack ‘gebied Noord’ en deelsanering Martens & Van Oord
Bijlage
1
Kadastrale tekening
Uittreksel Kadastrale Kaart 1553 1552
2196 2164
46
1295
44
2163
2142
2140
2141
Oos k telij
2165
w and
eR eg
1461
2143
2014
1291 2039
1606 42
3 197
1776
1559 3
19
1602
1292
1558
2153
2040
2154 2155
1857 we
g
Vlasw
1473
1410
1618
4
1471
1408
eg
1470
9
2190
1474
2
1610
161
5
3
7
2
1617 Vlasw eg Oos
2191
Apoll oweg
1858
6
40
12
Vl as
1966
1604
1859
1929
42A
19
1603
weg
1860 1784
Vlas
1796
2011
1972
1
1540
and ke R
telij
1612
1539
weg
11
1541
4
1954
1427 1611
oweg
1953
Apoll
1615 15
1542
10
2110 1845 1843
1839
1543
11
eg
1844
1748
1812
1685
Kom eetw
1813
2111
1544
13
1619 2156
1838 0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 2 mei 2012 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
45 m
225 m
Schaal 1:4500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
KLUNDERT C 2040
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Apoll
oweg
Bijlage
2
Gegevens en tekeningen bodemverontreiniging
2.1 Grondwaterdata en diepte kleilaag
2.2 Verontreinigingssituatie grond 2.3 Verontreinigingssituatie grondwater
2.4 Tekening situering boorpunten
2.5 Tekening met verontreinigingscontour grond 2.6 NAP-hoogtes 8 november 2012
2.7 NAP-hoogtes 6 maart 2013
2.1 Grondwaterdata en diepte kleilaag Op en rondom het terrein van Chemie-Pack wordt de grondwaterstand in meerdere peilbuizen periodiek gemonitoord. In onderstaande tabel zijn de meetwaarden weergegeven van de peilbuizen die binnen of nabij het plangebied Noord worden gemonitoord. Daaruit blijkt dat de grondwaterspiegel in de zuidwesthoek van het terrein van Martens & Van Oord/het terrein van Wärtsilä (pb 04A/B en P4-2) varieert tussen circa 0,7 en 1,0 m -mv (2,08 tot 2,69 m + NAP).
Tabel B2.1 Grondwaterdata plangebied
Peilbuis 04A
Peilbuis 04B
Peilbuis 4-2
Filterstelling in m -mv
1,03-2,03
1,90-2,90
0,29-2,29
Maaiveldhoogte in m t.o.v. NAP
3,18
3,18
3,07
21-10-2011
2,47
2,47
2,69
28-3-2012
2,41
2,41
Niet gemeten
11-4-2012
2,47
2,48
Niet gemeten
22-5-2012
2,31
2,31
2,28
Grondwaterstand t.o.v. NAP
3-7-2012
2,36
2,35
2,23
31-7-2012
2,38
2,39
2,20
20-8-2012
2,08
2,09
2,19
25-9-2012
2,32
2,33
2,12
21-10-2011
2,47
2,47
2,69
28-3-2012
2,41
2,41
Niet gemeten
11-4-2012
2,47
2,48
Niet gemeten
23-10-2012
2,31
2,31
2,17
13-11-2012
2,36
2,37
2,22
23-01-2013
2,28
2,28
2,16
Diepte kleilaag In het plangebied zijn enkele boringen tot op de kleilaag gezet en is tevens de maaiveldhoogte ten opzichte van NAP gemeten. In onderstaande tabel is de hoogte van de kleilaag ten opzichte van NAP bij diverse boringen aangegeven. De boringen 804, 805 en 806 zijn weergegeven op tekening in bijlage 2.4.
Tabel B2.2 Diepte kleilaag
Boringnummer
Maaiveld t.o.v. NAP
Kleilaag t.o.v. mv
Kleilaag t.o.v. NAP
804
3,04
3,0
0,04 m +NAP
805
2,99
3,0
0,01 m -NAP
806
3,04
2,7
0,34 m +NAP
2.2 Verontreinigingssituatie grond Navolgend wordt beschreven welke stoffen in de grond en het grondwater op het terrein van Martens en van Oord en OBM, ook wel aangeduid als ‘plangebied Noord’ in de periode na de brand zijn aangetoond in gehalten boven deze Gebiedspecifieke Richtwaarden voor Herstel (GRH). Omdat bij de uitvoering van Plan Noord ook een grondsanering zal plaatsvinden op het noordelijke deel van het terrein van Wärtsilä, zijn de relevante onderzoeksresultaten daarvan in onderstaande beschrijving meegenomen. Met het noordelijke terreindeel van Wärtsilä wordt het terreindeel bedoeld dat zich ten noorden van de voormalige bebouwing en over de gehele terreinbreedte van het terrein van Wärtsilä bevindt. Na de brand bij Chemie-Pack op 5 januari 2011 zijn tijdens diverse onderzoeken op het terrein van Martens en van Oord en OBM in de grond totaal 51 boringen geplaatst, waarvan grondmonsters zijn geanalyseerd. Bij slechts 13 grondmonsters, afkomstig van 10 verschillende boringen zijn stoffen, die te relateren zijn aan Chemie-Pack, aangetoond in gehalten boven de GRH. Deze 10 boringen bevinden zich binnen het ‘plangebied Noord’, waarop deze rapportage betrekking heeft. Buiten het aangegeven plangebied zijn in de grond op het terrein van MvO/OBM dus geen gehalten > GRH aan Chemie-Pack gerelateerde stoffen aangetoond. Op het terrein van Wärtsilä zijn bij diverse onderzoeken op het noordelijke terreindeel 6 boringen geplaatst, waarvan grondmonsters zijn geanalyseerd. Bij 3 boringen zijn in de grond gehalten > GRH vastgesteld. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2.4. De verontreingingscontour van de grond is opgenomen in bijlage 2.5. De betreffende 10 boringen/13 monsters van het terrein van MvO en de 3 boringen/6 monsters van het noordelijke terreindeel van het terrein van Wärtsilä zijn in onderstaande tabel opgenomen, waarbij is vermeld welke stof met het bijbehorende gemeten gehalte boven de GRH is aangetoond. Tevens is de interventiewaarde van de stof vermeld, hetgeen relevant is ten behoeve van het opstellen van het V&G-plan.
Tabel B2.3 Overzicht grondmonsters met gehalten > GRH op terrein Martens & Van Oord en noordelijk terreindeel Wärtsilä
Boring
Diepte
Stof(groep)
in m-mv
Gemeten gehalte in GRH in
Interventiewaarde
mg/kg ds
(mg/kg ds)
mg/kg ds.
Terrein Martens en van Oord A4
0-0,2
Somgroep C8-C10
0,2-0,4
11,2
6
3,256
Ethylbenzeen
0,35
0,25
Tolueen
A4
25,53
Ethylhexanol
14
22
0,25
6,4
Xylenen
1,7
0,25
3,4
Tolueen
1,7
0,25
6,4
Boring
Diepte
Stof(groep)
in m-mv B1
0-0,2
Aanv. Ethylhexanol* Ethylhexanol Somgroep C8-C10
Gemeten gehalte in GRH in
Interventiewaarde
mg/kg ds
(mg/kg ds)
1.200
mg/kg ds. 3,256 voor ethylhexanol
8
3,256
19
11,2
-
Xylenen
1,1
0,25
3,4
Tolueen
1,3
0,25
6,4
3,256
-
B1
0,2-0,4
Ethylhexanol
B2
0,2-0,4
Somgroep C8-C10
15
4
B3
0,2-0,4
Aanv. Ethylhexanol*
10
11,2 3,256 voor ethylhexanol
-
Ethylhexanol
7
3,256
-
MEK
0,5
0,4
0,4
Tolueen
0,26
0,25
6,4
B4
0-0,2
Aanv. Ethylhexanol*
15
3,256 voor ethylhexanol
B5
0-0,2
Tolueen
0,62
C2
0,2-0,4
Aanv. Ethylhexanol*
5
Xylenen
0,45
0,25
3,4
0,25 3,256 voor ethylhexanol
6,4 -
02B
0-0,2
Nonylfenolen
0,6
0,21
-
201
0,2-0,4
Nonylfenolen
1,1
0,21
-
221
0,2-0,4
Nonylfenolen
3,5
0,21
-
221
0,4-0,6
Nonylfenolen
2,5
0,21
-
0,25
6,4
Terrein Wärtsilä 04B
1,5-1,7
Tolueen
B1
0,1-0,3
Somgroep C8-C10
118
Aanv. Ethylhexanol*
190
Ethylhexanol
0,3-0,5
0,8-1,0
B2
0,65
11,2 3,256 voor ethylhexanol
4,8
3,256
Tolueen
0,68
0,25
6,4
Xylenen
2
0,25
3,4
Tetrachlooretheen
2,9
0,8
1,76
Somgroep C8-C10
42,18
Aanv. Ethylhexanol*
55
11,2 3,256 voor ethylhexanol
Tolueen
3
0,25
6,4
Xylenen
0,99
0,25
3,4
Aanv. Ethylhexanol*
7,1
Tolueen
0,86
3,256 voor ethylhexanol 0,25
0,3-0,5
Nonylfenolen
3,7
0,21
0,8-1,0
Nonylfenolen
3,7
0,21
6,4
*Met behulp van een kwalitatieve GCMS-screening is indicatief bepaald dat een stof aanwezig is die aanverwant is aan ethylhexanol. Zowel het type stof als het gehalte zijn echter indicatief.
2.3 Verontreinigingssituatie grondwater Bij de aanleg van de putten zal grondwater worden onttrokken. De analyseresultaten van het grondwater uit de peilbuizen 04A, 04B, 14D, P1, P2 (terrein Wärtsilä), 03B, W03, 114 (1+2+3+4), (terrein ATM) en de peilbuizen 101 (1+2+3+4) en 102 (2+3+4), 306, 308, 309 (MvO) zijn hiervoor relevant. Voor zover de gehalten de GRH overschrijden, zijn ze opgenomen in onderstaande tabel.
Tabel B2.4 Overzicht grondwatermonsters met gehalten > GRH op en nabij plangebied Noord
Peilbuis
Filterdiepte
Stof(groep)
in m-mv
Hoogst gemeten
GRH in µg/l
gehalte in µg/l
Noordelijke terreindeel Wärtsilä 04A
1,03-2,03
Somgroep C8-C10
16.180
640
Ethylhexanol
52.200
3.030
Alifatische kws/min. Olie
30.000
600
380
150
Tolueen
11.000
1.000
Xylenen
1.800
70
900
40
Ethylbenzeen
Tetrachlooretheen Somgroep PCB’s Nataleen
4,4
0,5
4
0,05
Benzo(b)fluorantheen
3,9
0,17
Benzo(g,h,i)peryleen
1,8
0,05
4,8
0,2
1
Pyreen
6,6
4,2
Styreen Somgroep C8-C10 Xylenen Nonylfenolen
P1
1,09-2,09
5
4,4
Somgroep ftalaten
1,81-2,81
10
Fluorantheen
gPFOS
14D
70
Benzo(a)antraceen
Chryseen
1,90-2,90
610
0,01
Benzo(a)pyreen
Fenanthreen
04B
1,2
7,3
4,7
16
5
540
300
2.669
640
140
70
83
3,3
Somgroep ftalaten
6
5
Somgroep C8-C10
884
640
Xylenen
170
70
Tetrachlooretheen
70
40
gPFOS
14
4,7
Somgroep C8-C10
805
640
Xylenen
164
70
Naftaleen
100
70
Cis- entransdichlooretheen
110
20
Peilbuis
Filterdiepte
Stof(groep)
in m-mv
P2
1,10-2,10
Hoogst gemeten
GRH in µg/l
gehalte in µg/l Nonylfenolen
75
Nonylfenolen
20
o/m/p/-Toluidine
3,4
3,3 3,3 0,05 indicatieve norm
Zuidwesthoek terrein Martens en van Oord 101-2
1,07-2,07
-
101-2
2,03-3,03
Somgroep C8-C10
101-3
5,97-6,97
-
101-4
8,85-9,85
102-2
2,02-3,02
Somgroep C8-C10 Ethylhexanol
640 3.030
Ethylbenzeen
160
150
Xylenen
480
70
Naftaleen
280
70
Tetrachlooretheen
130
40
Cis- en transdichlooretheen
120
20
Vinylchloride
80
5
Nonylfenolen
860
102-3
5,90-6,90
-
102-4
8,92-9,92
-
306
1,2-2,2
Somgroep C8-C10 Xylenen
7,2
3.527
3,3 5
640
102,4
70
Naftaleen
71
70
Vinylchloride
12
5
850
600
1.038
640
51
20
Minerale olie/alif. kws
309
6.456,9
640
26.000
Somgroep ftalaten
308
919,1
0,75-1,75
Somgroep C8-C10 Cis- en transdichlooretheen Nonylfenolen
250
3,3
Oostelijk terreindeel ATM W03
Somgroep C8-C10
03B
2,19-3,19
114-1
1,08-2,08
3.518
640
Cis- en transdichlooretheen
24
20
Naftaleen
73
70
Nonylfenolen
40
Ethylhexanol Somgroep PCB’s
114-2
2,38-3,38
3,3
Ethylhexanol Methylethylketon
114-3
6,07-7,07
-
114-4
8,93-9,83
-
-: Geen gehalten >GRH aangetoond
11.000 0,04
3030 0,01
11.000
3.030
8.500
6.000
Resumerend kan worden gesteld dat de volgende stoffen in concentraties > GRH in het grondwater zijn aangetroffen: C8-C10 aromaten
VOCl
Vluchtige aromaten Minerale olie
Nonylfenolen
EHN-verbindingen (ethylhexanol) diverse PAK
somgroep ftalaten: gPFOS somgroep PCB’s Methylethylketon
De hoogste gehalten van de aangetroffen stoffen zijn hoofdzakelijk in de peilbuizen 04A en peilbuis102-2 aangetoond. Opvallend is het verschil in resultaten tussen de naast elkaar staande peilbuizen 04A en 04B. Beiden hebben een peilfilter dat niet snijdend met de grondwaterspiegel staat. Het filter van peilbuis 04A staat echter wel iets hoger. Peilbuis 102-2 bevindt zich in het gebied waar bluswater heeft gestaan. Het bluswater is vanaf de groenstrook tussen het terrein van Wärtsilä en het terrein van Chemie-Pack in noordelijke richting afgestroomd. In de grondwatermonsters afkomstig van onder de kleilaag, zijn geen aan Chemie-Pack gerelateerde stoffen aangetroffen in concentraties > GRH aangetroffen.
Bijlage 2.4 Tekening situering boorpunten
te Oos lijke g dwe Ran
Bodemonderzoek Chemie-Pack Moerdijk Locaties boringen en peilbuizen
104 (2+3+4) ?
Provincie Noord-Brabant ?
303 302 ?
?
a orba Spo
400 (1+2+3)
n
105 (2+3+4) ?
208
307 (1+2)
!
!
?
01 (A+B) ?
210 211
?
207
301
!
!
212
!
209
!
205
204
!
!
102 (2+3+4)
G.T.T.M.
310-1
401 (1+2+3+4+5)
213 ! ? 306
?
? G.T.T.M.
C3
? !
!
B3
!
B4
219
227
!
!
B9 203
!
226 !
214
! !
!
B10
?
103 (3+4)
!
220 B8
B5
!
C2 313 (1+2)
!
!
!
218
!
202
408 (1+2+3)
?
201
?
!
?
200
204
205
?
!?
225
208
!
207 !
702
?
201 19
Vlasw eg
705
w03
?
113 (1+2+3+4)
701 03 (B+C) ?
!
210
?
?
217 !
!
706 ?
P103
101 (1+2+3+4)
!
?
707
?
19
! ?
?
708
!
216
309
803
!
!
A4
!
?
223
!
!
224
? !
116 (3+4)
?
?!
203 ?
704
115 (1+2)
? ?
518
?
703
!
?
Spoor b
111 (1+2+3+4)
Legenda ! boring
0
B18
!
1B 1C 40
60
80
P10
?
eg sw Vl a
2A 502 P12
315
!
!
eg
524
!
!
514
511 ?
?!
07 (B+C)
815
521 !
613
311 (1+2)
? !
?
821
618 !
107 (3+4)
?
?
602
627 !
?
818
B28
617
614 !
?
601
?
?
? Arcadis ?
520
411-3
!
616 CP001
n aa rb oo Sp
3-03
!
530
?
10 (B+C)
4B 4C
516
531 !? ?
CP003 ! ?
505
?
5A
!
513
!
!
!
08 (B+C)
!
!
512
09 (B+C)
317
615
4
?
?
12D 626
! ! 820 CP1 ! ? ? ! ! 3A 819 ! 504 525 ! P102 CP002 ! ! ! 3B ! 526 ? ? ? 108 (3+4) 503 528 508 ! 4A 527! Aveco 21 ! ! 515 ? ! 3C ! ?529 ! 312
316
11D
?
!
P101
109 (3+4)
Enviroplan 31
13D
625
P11 (1+2) !
! ? !
612
! ?
?
816 !
510
318
!
2
5B
5C
Spoo rb
aan
!
532 ?
aa n
Bureau Millieumetingen Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving Brabantlaan 1 5216 TV s-Hertogenbosch Telefoon (073) 680 8252 E-mail:
[email protected]
!
?
2C
Schaal 1:2.000 formaat A3
HJP
! ?
B27 !
619 !
632
814
314 (1+2)
Sp oo rb
Arcadis 1-01 Vlasw eg
5 7
PV:
±
9
Bijlage:
!
B26
?
611
624
628
?
!
?
06 (B+C)
! !
620
610 !
B21
B22 6
!
817 !
?
Projectnr:
?
?
B23
B24
629
623 ! 603
811 ! ?
! 533 ! ! 501 ! ? ? 2B 110 (3+4) ! ! 522 ! 509 Aveco 20 Vlasw 523
Arcadis 5-03
100 Meters
!
!
1A
Mc1
!!
!
P9 (1+2) ?
!
!
B20
!
810
!
!
! !
!
!
B25
506 507
peilbuis 20
aan
608 ?
! ?
B19
P8
CP004
812
630
? ?
?
631 ! ? ?
P5 (1+2)
!
P7
05 (A+B)
605
!
606
!
!
!
!
B17
12
809
P6
B16
!
604
B11
B12
B13
?
!
!
607
621
609
!
112 (1+2+3+4)
?
P3 ?
!
! ?
! ? !
P4 (1+2)
B7
622
!
B10
!
808
B15 517
!
B9 B8
B14
202
106 (1+2+3+4)
813 !?
14D
B6
!
P104
412 (2+3) B1
! ?
B3
?!
!!
? ?
?
!
!
B2
!
!
A2
!
A3
04 (A+B)! P1 ! 805 ? ! B4 519 B5 P2 (1+2)
A1
? !
!
804
221 807!
806
222
C1
02 (B+C) Wematech 1 B7 ? ! ? ! B6
B1
3
?
114 (1+2+3+4)
206
eg
pb ATM
42
308
!
B2
215 209 !?
206 !
?
Bijlage 2.5 Tekening met verontreinigingscontour grond
Legenda Verontreinigingscontour grond maart 2013
213 213
227 227 226 226
216 216 225 225
804 804 803 803 03B 03B 224 224
223 223 519 519 A1 A1
532 532 5C 5C
Verontreinigingscontour grond Verontreinigingscontour grond, versie 25 maart 2013
Datum: maart 2013 Nummer: Moerdijk/Chemie-Pack/2013-013 tek 1 Schaal: 1 : 2.000 Formaat: A3 Status: Concept
Bijlage 2.6 NAP-hoogtes 8 november 2012
te Oos lijke d Ran
Bodemonderzoek Chemie-Pack Moerdijk hoogtemeting maaiveld d.d. 8 november 2012
weg
Provincie Noord-Brabant OBM
o Spo
400-1 bkpb
r ba a n
3,113 m+NAP M15 2,714 m+NAP
M14 M2, asfaltweg
G.T.T.M.
M3, asfaltweg
2,803 m+NAP
3,185 m+NAP
3,183 m+NAP G.T.T.M.
M4, zand
M13
2,851 m+NAP
2,777 m+NAP M10, zand 3,307 m+NAP
Martens en Van Oord
M11, zand 2,983 m+NAP M5, zand 2,935 m+NAP
M6, zand
M9, zand
M12
2,752 m+NAP
4,062 m+NAP 3
3,026 m+NAP
M7, zand 2,882 m+NAP
M8, klinkers Wärtsilä ATM
2,851 m+NAP
weg Vlas
Chemie-Pack
Legenda Wärtsilä
! 0
hoogtemeting 15
Projectnr:
30
45
60
75 Meters
2012-0255-B-H
Bijlage: PV:
HJP
Bureau Millieumetingen Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving Brabantlaan 1 5216 TV s-Hertogenbosch Telefoon (073) 680 8252 E-mail:
[email protected]
±
ATM
Schaal 1:1.500 formaat A3 12
Spoo rb
6
a an
1A
Bijlage 2.7 NAP-hoogtes 6 maart 2013
Bodemonderzoek Chemie-Pack Moerdijk waterpassing 6 maart 2013 Provincie Noord-Brabant
OBM
G.T.T.M.
2,641 m+NAP (asfaltdoorgang MvO) !
MvO
!
2,341 m+NAP
2,907 m+NAP !
!
ATM
!
2,98 m+NAP
2,181 m+NAP
!
3,111 m+NAP 3,043 m+NAP
@ ?
!
!
3,247 m+NAP (bovenzijde greppel) !
2,731 m+NAP
bovenkant peilfilter 412-2 3,285 m+NAP
!
Legenda
2,233 m+NAP (bovenkant fundering)
!
!
2,553 m+NAP (greppel)
partij 1 (circa 3400 m3, 5440 ton) 2,919 m+NAP ! (asfalt ATM)
partij 3 (circa 1200 m3, 1920 ton) 0
10
Projectnr:
20
30
40
! 2,831 m+NAP
50 Meters
2013-0059-B-H
Bijlage: PV:
3,021 m+NAP
HJP
Bureau Millieumetingen Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving Brabantlaan 1 5216 TV s-Hertogenbosch Telefoon (073) 680 8252 E-mail:
[email protected]
Chemie-Pack Wärtsilä
±
Schaal 1:1.000 formaat A3
ATM
Bijlage
3
Toelichting geohydrologisch model en gegevens
Bijlage Bodemopbouw en Geohydrologie 1
Locatie-informatie
In deze bijlage is de relevante informatie over de bodemopbouw en geohydrologie weergegeven. Deze informatie is afkomstig uit de rapportage “Beschrijving grondwatermodel Chemie-Pack, Bioclear, d.d. 15 maart 2013). Voor de achterliggende detailinformatie wordt verwezen naar deze rapportage. In
1.1.
Bodemopbouw
Gegevens over de regionale bodemopbouw zijn ontleend aan de Dienst Grondwaterverkenning TNO te Delft (Grondwaterkaart van Nederland, inventarisatierapport West Brabant, kaartbladen 43 oost en 44 west, 1976). De regionale bodemopbouw kan als volgt worden ingedeeld: •
Deklaag (dikte circa 10 meter), bestaande uit klei c.q. zandige klei met plaatselijk veen (Westland Formatie).
•
Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerend pakket bestaande uit zanden, voornamelijk behorend tot de Formatie van Kreyftenheye en Twente (dikte laag circa 25 meter).
•
Onder het eerste watervoerend pakket wordt een scheidende laag aangetroffen voornamelijk behorende tot de Formaties van Kedichem en Tegelen.
De lokale bodemopbouw op de locatie bestaat globaal uit een pakket opgebracht matig fijn zand, met daaronder een kleilaag (het oorspronkelijke maaiveld). De diepte van de kleilaag varieert en bevindt zich ter plaatse van Chemie-Pack op een diepte van circa 2,3 tot circa 3 meter minus maaiveld (m-mv). In paragraaf 2 van deze is de lokale bodemopbouw en geohydrologie uitvoerig beschreven.
1.2.
Geohydrologie
De grondwaterstroming van het ondiepe, verontreinigde grondwater in de bovenste zandlaag wordt vooral bepaald door de neerslag, door de afvoer van deze neerslag door omringende sloten en door de neerwaartse verspreiding van het grondwater door de kleilaag (op circa 3 m-mv). Deze neerwaartse verspreiding van het grondwater is veel kleiner dan de horizontale verspreiding richting de sloten. Voor de verspreiding van het verontreinigde grondwater speelt de kleilaag een belangrijke rol. Als deze kleilaag zou ontbreken, dan zou het verontreinigde grondwater zich verder naar de diepte toe kunnen verspreiden. Daarom is er veel aandacht besteedt aan het in kaart brengen van de verbreiding, diepte, dikte en kwaliteit van deze kleilaag. Een beschrijving is opgenomen in paragraaf 2. Daarnaast is een nadere beschrijving van de geohydrologische situatie opgenomen. 1
2.
Opbouw kleilaag
Het terrein waarop Chemie-Pack is gelegen is omsloten door havens (west- en oostzijde) en het Hollands Diep (noordzijde) en vormt daarmee in feite een schiereiland. Het terrein is omstreeks 1970 aangelegd op het toenmalige oude maaiveld, middels het opspuiten van zand afkomstig uit de Biesbosch. Het oude maaiveld was vroeger buitendijks gebied, behorend bij het Hollands Diep en bestond uit slikken die bij hoog water overstroomden. Op oude kaarten is te zien dat in het gebied waar Chemie-Pack nu ligt vroeger kreken aanwezig waren, die de slikken doorsneden. Zie hiervoor figuur 1a en 1b.
Figuur 1a. Voormalige slikken (kaart 1957 bron www.watwaswaar,nl), de coördinaten van de twee kruispunten zijn X:100.000 Y:412.000 en X:101.000 en Y:412.000. De cirkel geeft de ligging van Chemie-Pack aan (zie ook figuur 1b)
2
412500
412000
411500
100000
100500
101000
101500
Figuur 1b. Voormalige slikken (kaart 1957), met ondergrond huidige situatie
Hierbij moet worden opgemerkt dat de kaart uit 1957 niet maatgevend hoeft te zijn voor de situatie omstreeks 1970, toen het industrieterrein Moerdijk werd aangelegd. Het was een dynamisch gebied met waarschijnlijk steeds wisselende kreken en geulen. Ook heeft er kleiwinning plaatsgevonden (mondelinge mededeling van omwonenden). Door deze dynamiek is de kleilaag waar we nu mee te maken hebben variabel in dikte en in kwaliteit. Er kunnen geulen in voorkomen (momenteel weer opgevuld met zand) en met name in noordelijke richting (richting het huidige Hollands Diep) kan de kleilaag ook ontbreken of dun zijn. In alle boringen die op en rond de locatie Chemie-Pack zijn uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar de verontreiniging is de kleilaag echter aangetoond. Op basis van de uitgevoerde boringen is een reconstructie gemaakt van de kleilaag (bovenen onderkant ten opzichte van NAP). Met behulp van de beschikbare gegevens is een interpolatie gemaakt van de diepteligging van de boven- en de onderzijde van de kleilaag. De resultaten hiervan zijn weergegeven in figuur 2 en figuur 3.
3
412500
0.8 0.6 0.4 0.2 0 -0.2 -0.4
412000
-0.6 -0.8 -1 -1.2 -1.4 -1.6 -1.8 -2
411500
100000
100500
101000
101500
Figuur 2. Interpolatie diepteligging bovenzijde kleilaag (ten opzichte van NAP) 412500
0.8 0.6 0.4 0.2 0 -0.2 -0.4
412000
-0.6 -0.8 -1 -1.2 -1.4 -1.6 -1.8 -2 -2.2 -2.4
411500
100000
100500
101000
101500
Figuur 3. Interpolatie diepteligging onderzijde kleilaag (ten opzichte van NAP)
4
Zoals blijkt uit figuur 3 is de diepteligging van de bovenkant van de kleilaag variabel in het gebied. Op de locatie van Chemie-Pack bevindt de kleilaag zich op circa 0,6 m+NAP, direct daaromheen ligt de kleilaag iets dieper, tussen de 0,2 en 0,4 m+NAP. Verder naar het noorden, vanaf de 0,2 m+NAP hoogtelijn, duikt de kleilaag naar de diepte, tot circa 2 m+NAP. Dit houdt verband met het feit dat hier vroeger het Hollands Diep begon (zie ook figuur 1b waar de oude waterlijn is weergegeven). De kleilaag komt zuidoostelijk van Chemie-Pack steeds verder omhoog. De dikte van de kleilaag neemt daarbij ook toe. Opgemerkt moet worden dat de interpolatiekaarten slechts een beeld geven, dat op een beperkt aantal waarnemingen is gebaseerd. In het gebied tussen de Vlasweg en de Oostelijke Randweg zijn vrij veel gegevens beschikbaar, maar daarbuiten veel minder. De plaatselijke diepteligging van de kleilaag kan dan ook afwijken.
3.
Doorlatendheid
Één van de belangrijkste eigenschappen van de bodem voor wat betreft de grondwaterstroming is de doorlatendheid. De doorlatendheid van de bodem is de weerstand van de bodem voor grondwaterstroming. Een lage doorlatendheid betekent een hoge weerstand voor stroming, een hoge doorlatendheid betekent een lage weerstand voor stroming. In tabel 1 is de bodemopbouw en de doorlatendheid van het gecalibreerde grondwatermodel (zie rapportage Bioclear, d.d. 15 maart 2013) weergegeven. De bodemopbouw is afgeleid op basis van de beschikbare boorbeschrijvingen van de locatie (rapporten bureau milieumetingen) aangevuld met regionale gegevens (DINO-loket TNO). De geohydrologische basis (klei) is aanwezig vanaf circa 60 m-NAP. Deze slecht doorlatende laag is als onderzijde van het model gekozen. De doorlatendheden van de modellagen 1 en 2 zijn afgeleid op basis van de resultaten van de uitgevoerde korrelgrootteverdelingen en doorlatendheidstesten en zijn bijgesteld aan de hand van calibratie op stijghoogtemetingen. Voor de overige modellagen is de doorlatendheid overgenomen van de REGIS II bestanden en indien nodig bijgesteld op basis van calibratie op stijghoogtemetingen. Modellaag 6 betreft een veen/kleilaag die in de REGIS bestanden niet aanwezig is. Uit diepere boringen van Bureau Milieumetingen blijkt echter dat er in het traject van circa 8 tot circa 9 m-mv veen- of kleilagen kunnen voorkomen. Er zijn echter ook boringen waarin geen veen of klei is aangetroffen (ondermeer boringen 102, 104 en 106 en 107). In de boorstaten worden in het betreffende boortraject echter wel laagjes klei of kleiresten opgemerkt. Het is daarmee aannemelijk dat er in het traject tussen 8 en 9 m-mv aanzienlijke weerstand is voor grondwaterstroming. Dit is in het model gesimuleerd door het aannemen van een slecht doorlatende laag (modellaag 4). Van de diepere bodem (> 20 m-mv) zijn weinig boorgegevens ter plaatse van Chemie-Pack voorhanden en de bodemopbouw in het model is daarom voornamelijk gebaseerd op de REGIS bestanden. Uit door het Havenschap Moerdijk ter beschikking gestelde sondeergegevens ter plaatse van de nieuwe insteekhaven 5
aan de noordzijde van Chemie-Pack blijkt dat de bodemopbouw ter plaatse tot tenminste circa 20 m-NAP zeer heterogeen is, met veel weerstandslagen (slibhoudend zand en kleilagen). Tabel 1. Model laag
1
Laagopbouw van het model Diepte
Geohydrologisch
Horizontale
Verticale
Horizontale
Verticale
(m-mv)1
pakket
doorlatendheid
doorlatendheid
doorlatendheid
doorlatendheid
Kx, Ky (m/dag)
Kz (m/dag)
Kx, Ky (m/dag)
Kz (m/dag)
Oude model
Oude model
Na calibratie
Na calibratie
0 tot 2,8
Opgebrachte
15
1,5
4
0,04
0,001
0,001
0,001
0,0005
Eerste WVP
18
3,6
0,5
0,005
Slecht doorlatende
0,001
0,0002
0,01
0,001
Deklaag, matig fijn tot matig grof zand 2
2,8 tot 4,3
2
Deklaag (klei, oorspronkelijk maaiveld)
3, 4, 5
4,3 tot 8,5
6
8,5 tot 9,5
laag, veen en/of klei 7,8
9,5 tot 12,9
Eerste WVP
18
3,6
0,5
0,005
9
12,9 tot
Slechter doorlatende
0,1
0,01
0,001
0,0005
22,5
laag
22,5 tot
Eerste WVP
17
3,4
17
1,7
39,3 tot
Slechter doorlatende
0,08
0,08
0,08
0,001
50,3
laag
50,3 tot
Eerste WVP
19
3,8
19
3,8
58,3 tot
Eerste WVP,
16 (0,13)
3,2 (0,13)
16 (0,13)
3,2 (0,13)
59,6
plaatselijk klei
59,6 tot
Eerste WVP
16
3,2
16
3,2
10,11
39,3 12
13
58,3 14
15
61,3 1: Betreft de diepteligging van de modellagen ter hoogte van de locatie; over het hele modelgebied varieert de diepteligging van de lagen (zie figuur 7) 2: De diepteligging en dikte van de kleilaag is variabel
In tabel 1 zijn zowel de doorlatendheden van het oorspronkelijke model weergegeven, als de doorlatendheden na calibratie op de stijghoogtemetingen van 2012. Daaruit blijkt dat bij de calibratie met nam de verticale doorlatendheden van de eerste negen modellagen sterk omlaag moesten worden gebracht om een goed calibratieresultaat te verkrijgen. De doorlatendheid van het eerste watervoerend pakket moest ten opzichte van REGIS gegevens sterk worden verlaagd. Het gaat om sterk slibhoudend zand, soms met kleilagen/laagjes, met een lage verticale doorlatendheid. De doorlatendheid van de kleilaag is middels een drietal doorlatendheidsmetingen met Akkerman steekbussen in het laboratorium onderzocht (zie bijlage 4). De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. 6
Tabel 1. Resultaten doorlatendheidsmetingen kleilaag (zie rapportage Fugro, bijlage 4) Monster
Diepte
Doorlatendheid (m/sec)
Doorlatendheid (m/dag)
(m-mv)
1
3,05
9,5*10exp-9
0,00082
2
3,25
2,1*10exp-9
0,00018
3
2,60
4,3*10exp-8
0,0037
Gemiddelde
1,8*10exp-8
0,0016
Mediaan
9,5*10exp-9
0,0008
De verticale doorlatendheid van de kleilaag in het grondwatermodel is uiteindelijk gesteld op 0,0005 m/dag. Deze aanname valt binnen de bandbreedte van de uitgevoerde metingen en lijkt zeker realistisch voor de locatie. In werkelijkheid zal de doorlatendheid van de kleilaag over de locatie kunnen variëren. De doorlatendheid van de opgebrachte zandlaag is middels 26 korrelgrootteverdelingen bepaald door berekening met de methodes van Seelheim en Hazen. De resultaten van de doorlatendheidsbepalingen van de kleilaag en de korrelgrootteverdelingen van de zandlaag zijn opgenomen in bijlage 2. De resultaten zijn samengevat in tabel 5. Tabel 2. Resultaten korrelgrootteverdelingen (samengevat)
Methode
Doorlatendheid
Doorlatendheid (m/dag)
(m/dag)
Gemiddeld
Range Seelheim
5,2 tot 40
22,5
Hazen
0,1 tot 31,2
15,9
Naast deze bepalingen op basis van de korrelgrootteverdelingen zijn enkele doorlatendheidstests uitgevoerd door Bureau Milieumetingen. De resultaten van acht metingen met de omgekeerde boorgatmethode (onverzadigde zone) waren in de range van 9 tot 27 m/dag. Deze resultaten komen goed overeen met de resultaten van de berekeningen op basis van de korrelgrootteverdeling. Daarnaast zijn door Bureau Milieumetingen vier falling head tests uitgevoerd op filters met verschillende dieptes, waarvan twee in de zandlaag boven de kleilaag (filters 102-2 en 106-2). Deze laten een lagere doorlatendheid zien van respectievelijk 2,2 en 0,3 m/dag. Uit deze gegevens blijkt, dat de doorlatendheid van de zandlaag op de locatie sterk kan variëren. Overigens wordt hierbij nog vermeld dat de methode van Seelheim vaak een overschatting van de doorlatendheid laat zien. Tijdens de calibratie is de doorlatendheid van de zandlaag naar beneden bijgesteld tot 4 m/dag. Er zijn aanwijzingen dat de doorlatendheid van de bodem in de directe omgeving van Chemie-Pack lager is dan op andere delen van het schiereiland. Dit kan een gevolg zijn van de brand (vermindering van de doorlatendheid als gevolg van de sterke verontreiniging door polymerisatiereacties). Het lijkt erop dat dit inderdaad het geval is. In ieder geval verdiend het aanbeveling om bij de sanering rekening 7
te houden met het feit dat de doorlatendheid van de bovenste zandlaag sterk kan variëren en ter plaatse van Chemie-Pack verlaagd kan zijn.
4.
Kwantitatieve gegevens
In het model zijn het Hollands Diep, havens en omringende sloten ingevoerd. Het peil van het Hollands Diep is gemiddeld 0,4 m+NAP. Dit is de jaargemiddelde waterstand van 2010 op basis van meetresultaten afkomstig van www.waterbase.nl. Het peil in de sloten is ingevoerd op basis van de metingen die vanaf voorjaar 2012 maandelijks zijn uitgevoerd. Aangezien de sloten direct na de brand zijn geschoond, is ten behoeve van de modelberekeningen aangenomen dat de weerstand van de slootbodem relatief gering is (verticale doorlatendheid: 1 m/dag, dikte sliblaag 0,1 m, breedte sloot 1 meter). De gemodelleerde neerslag in het model bedraagt 360 mm/jaar voor het onverharde deel van de locatie. Voor het verharde deel is de neerslag op 75 mm/jaar gesteld, aangezien een groot deel van het hemelwater via de riolering wordt afgevoerd. In figuur 4 is de verdeling van de neerslag in het model weergegeven.
Figuur 4. Verdeling van de neerslag in het grondwatermodel, donkerblauw: 360 mm/jaar, wit: 75 mm/jaar
5.
Resultaten modelberekeningen Plan Noord
Met behulp van het in bovenstaande paragrafen beschreven grondwatermodel zijn modelberekeningen uitgevoerd aan de drains voor `Plan Noord`. In figuur 5 zijn de resultaten weergegeven van het definitieve ontwerp.
8
Figuur 5. Isohypsen en stroomlijnen definitieve ontwerp `Plan Noord` zoals berekend met het grondwatermodel
In figuur 5 zijn de aan de drains bij ATM in grijs en de aan te leggen drains in blauw weergegeven. De drains bij ATM hebben een instelniveau van 1,2 m+NAP. De drains op de grens met Martens en Van Oord en ATM hebben een instelniveau van 1,0 m+NAP. De noordelijke drain op het terrein van Martens en Van Oord heeft een instelniveau van 0,8 m+NAP. De opbrengsten per sectie zijn als volgt: 3
Drains ATM: 9 m /dag 3
Drains MVO/ATM: 13,4 m /dag 3
Noordelijke drains MVO: 15,9 m /dag 3
Totaal: 38,3 m /dag Dit zijn de debieten bij een gemiddelde situatie (steady-state model). In een natte periode kunnen de drains meer water opleveren; in een droge periode minder. Verder zullen de drains bij opstart meer water leveren, totdat het steady-state niveau is bereikt. Als de gemiddelde doorlatendheid van de bodem groter is dan de aangenomen 4 m/dag is het mogelijk dat de drains meer water geven en er dus meer water gereinigd moet worden. Op voorhand is dit moeilijk in te schatten gezien de variabiliteit in doorlatendheid die op de locatie kan voorkomen.
9
Verder blijkt uit figuur 5 dat de grondwaterstand afneemt tot circa 1 m+NAP bij de noordelijke drain. Waterdeeltjes vanaf de buitenste verontreinigingscontour worden alle ingevangen in het beveiligingssysteem. Het is van belang dat niet alleen de opbrengsten per drain worden gemonitoord, maar tevens de stijghoogtes in het gebied, om daarmee vast te stellen dat de verontreiniging in het gebied inderdaad effectief wordt beheerst.
10
Bijlage
4
Specificaties ligging systeem onder en nabij loods ATM
4.1 Memo: aanleg drains en putten onder nieuwe loods ATM (memo 29-11-2012) 4.2 As built tekening
Memo: aanleg drains en putten onder nieuwe loods ATM Doel Opsteller Datum Bijlagen
: Informeren betrokkenen en vastleggen werkafspraken : Roland Somers : 29-11-2012 : tekeningen en kaarten
Inleiding ATM is thans een loods aan het bouwen waaronder ook sprake is van grondwaterverontreiniging van Chemie-Pack (zie luchtfoto en contourkaart grondwaterverontreiniging in bijlage). Het is vereist dat er een onttrekkingssysteem onder de loods wordt aangelegd voordat de funderingen en vloeren zijn gestort. Omdat sprake is van een dynamische bouwproces, vindt frequent overleg plaats. Het aanleggen van de drains maakt onderdeel uit van een groter plan om de noordwesthoek van de verontreiniging in het grondwater te beheersen. In de modellering wordt daar rekening mee gehouden onder andere door de aanleg van een interceptiesleuf (grindsleuf) op het terrein van MVO en een foliescherm langs de westgrens met ATM. Zie ook de schets in bijlage met “Situering systeem beveiliging verspreiding noord-westelijke deel pluim” De drains onder de nieuwe loods dienen vooruit lopend op het totale plan op korte termijn en als onderdeel van een bouwplanning te worden aangelegd. Grondwatermodellering Ter plaatse van de loods is een aantal boringen geplaatst en zijn sonderingen beoordeeld waaruit blijkt dat er sprake is van een kleilaag ter plaatse van de verontreiniging. Soms ligt deze laag dieper maar hij is aanwezig. Het grondwater heeft ter plaatse een noordwestelijke stromingsrichting. De contour van de grondwaterverontreiniging is weergegeven in de bijlage. Bioclear heeft met een tweetal drains geprojecteerd onder de loods die op het einde van de pluim liggen. Te samen met een meer stroomopwaarts later aan te leggen grindsleuf, wordt het noordwestelijk deel van de verontreiniging beveiligt en kan hier later worden gesaneerd. Het “ontwerp drains, interceptiesleuf (grindsleuf) en foliewand” voor ATM is doorgerekend m.b.v. het geohydrologisch model. Er zijn twee situaties doorgerekend: één waarin de kleilaag onder ATM deels ontbreekt (plaatje 1) en één waarin de kleilaag aanwezig is (plaatje 2). Voor beide situaties is uitgegaan van een instelniveau (waterpeil) in de drains onder ATM van 1,2 m+NAP (peil is nu 1,75 m+NAP) en een peil van de interceptiesleuf van 1,0 m+NAP. In beide situaties is de verontreiniging goed beheerst (zie plaatjes). De beheersdebieten zijn bij de twee berekende scenarios als volgt: - zonder kleilaag: uit de drains tezamen 11,1 m3/dag; uit de interceptiesleuf 26,4 m3/dag - met kleilaag: uit de drains tezamen 9,6 m3/dag; uit de interceptiesleuf 26,8 m3/dag Vooralsnog wordt er met redelijke zekerheid vanuit gegaan dat de kleilaag aanwezig is.
Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 1 van 6
29-11-2012
Aanlegeisen drains loods ATM Voor de aanleg kan worden uitgegaan van het eerder gecommuniceerde ontwerp (diepteligging drains onder ATM op 0,5 m+NAP) en verder van standaard drainmateriaal (rond 90 mm, HDPE), indien mogelijk met wat grotere spleetwijdte dan standaard. De drains moet sterk genoeg zijn (hoge drukklasse) om de toekomstige aan te kunnen. Er blijft een bepaald risico dat de drains onder ATM verstopt raken, mede daarom liggen er zekerheidshalve twee. Dit pleit er tevens ook voor om de interceptiesleuf zo solide mogelijk aan te leggen, zodat daaruit in ieder geval en ten allen tijde voldoende water kan worden onttrokken. Voor de interceptiesleuf is uitgegaan van een RVS drain met in- en uittrede punt, omstort met grof zand (grind). Uitvoeringsaspecten loods ATM Voor de aanleg van het totale systeem dienen naast de drains ook put(ten) te worden geplaatst en mantelbuizen (onder fundering en voor persleiding/signaalkabels) te worden aangelegd. Voor de situering van de putten en de mantelbuizen wordt verwezen naar een overzichttekening en de bouwtekening van de loods met daarop een schets van het systeem. Tevens is i.v.m. de situering van de put(ten) een artist impression opgenomen van de toekomstige loods aan de zuidzijde van de thans te bouwen loods. Hierin is ook de globale ligging van de put en de persleiding geprojecteerd. De verzamel- en persput zal met een zwaar verkeersdeksel afgewerkt moeten worden op het bouwpeil. Voor de aanleg van de drainage wordt thans, gezien het waterbezwaar bij leggen in een sleuf, uitgegaan van de inzet van een drainagemachine. Voor het aansluiten van de drainage op de blinde buis en voor de de doorvoer door de mantelbuis onder de fundering, zal een bouwputbemaling noodzakelijk zijn. Het laatste geldt ook voor het plaatsen van de put(ten). De persleiding, electra en signaalkabels worden in een mantelbuis aangelegd. Deze mantelbuis kan worden gerealiseerd middels een gestuurde boring of een in het werk gelegde buis en dan langs de fundering. Het laatste is beduidend eenvoudiger en goedkoper alleen dient gefaseerd met de bouw te worden aangelegd. Het laatste deel op het terrein van ATM kruist de weg en dient in een korte actie in een sleuf (asfalt zagen en graafwerk) te worden aangelegd. Planning De planning van ATM is in eerste instantie leidend weliswaar met realistische uitvoeringstermijnen en in goed overleg voor de aanleg van drainage en mantelbuizen. Drie bouwfasen a) Fundering 7 (week 50, 2012) - mantelbuis langs fundering (nog geen persleiding of kabels) b) Fundering 8 (week 51 of anders 2-3, 2013) - mantelbuizen drainage onder fundering - mantelbuis persleiding langs fundering (tevens persleiding of kabels doortrekken met mantelbuis fundering 7)) c) Vloer ter plaatse van drains(week 8, 2013) - Leggen drainage, bouwputbemaling doorsteek blinde buis mantelbuizen en voor plaatsen putten Niet bouw gerelateerd d) Doorsteek rijweg asfalt (week i.o.m. ATM, 2013) - mantelbuis persleiding richting MVO, tevens persleiding of kabels doortrekken met mantelbuis fundering 7 en 8)
Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 2 van 6
29-11-2012
Organisatie en kosten Contactpersonen namens: - ATM: Lauran Willemsen - Provincie: Felix Buijs - MVO: Kees Mulders De uitvoering vindt plaats in opdracht en op kosten van de provincie onder toezicht van genoemde contactpersonen. Het is nog niet vastgelegd of ATM of de provincie rechtstreeks opdrachtgever is van de uitvoerend aannemer.
Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 3 van 6
29-11-2012
Bijlagen: tekeningen, plaatjes en schetsen
Luchtfoto met contouren grondwaterverontreiniging
Contourenkaart grondwater met fasering nieuwe loods
Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 4 van 6
29-11-2012
Schets situering systeem beveiliging verspreiding noord-westelijke deel pluim
Plaatje 1: grondwatermodellering, deels afwezige kleilaag
Plaatje 2: grondwatermodellering met kleilaag Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 5 van 6
29-11-2012
Bouwtekening loods met globale aanduiding drains, put(ten) en persleiding (in mantelbuis)
Artist impression toekomstige loods zuidzijde thans te bouwen loods met globale aanduiding put en persleiding (in mantelbuis) Memo: drains nieuwe loods ATM
pagina 6 van 6
29-11-2012
Bijlage
5
Tekeningen uit te voeren grondwerk
5.1 Aan te leggen systeem, inclusief detailuitsnede met opbouw interceptiesleuf 5.2 Ontgravingstekening
Bijlage
6
Bemalingsberekening
Betreft
Bemaling Chemie-Pack Plan Noord
Opdrachtgever
Provincie Noord-Brabant
Projectcode
20134453
Auteur
Marc van Bemmel
Datum
11 april 2013
1.
Bemaling
Ten behoeve van de realisatie van de drains bij “Plan Noord” worden vier pompputten aangelegd. Een schets van de drains en de pompputten is weergegeven in figuur 1.
N4
A:
N2
N3 N5
Figuur 1. Schets van de te realiseren drains met de ligging van de drie pompputten
In deze notitie zijn de resultaten weergegeven van modelberekeningen aan de bemalingen ten behoeve van het plaatsen van de pompputten. Voor het plaatsen van de drains is geen bemaling benodigd.
2.
Resultaten modelberekeningen
Ten behoeve van de bemalingsberekeningen is het modelgrid verfijnd tot 1,25 bij 1,25 meter per cel. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de noordoostelijke put (blauw weergegeven in figuur 1). Voor de andere putten is een vergelijkbare bemaling benodigd.
1
Het grondwatermodel is uitgebreid beschreven in de rapportage van Bioclear (“Beschrijving grondwatermodel Chemie-Pack Moerdijk”, d.d. 15 maart 2013). Hieronder volgt nog de laagopbouw van het model. Tabel 1. Model laag
1
Laagopbouw van het model Diepte
Geohydrologisch
Horizontale
Verticale
Horizontale
Verticale
(m-mv)1
pakket
doorlatendheid
doorlatendheid
doorlatendheid
doorlatendheid
Kx, Ky (m/dag)
Kz (m/dag)
Kx, Ky (m/dag)
Kz (m/dag)
Oude model
Oude model
Na calibratie
Na calibratie
0 tot 2,8
Opgebrachte
15
1,5
4
0,04
0,001
0,001
0,001
0,0005
Eerste WVP
18
3,6
0,5
0,005
Slecht doorlatende
0,001
0,0002
0,01
0,001
Deklaag, matig fijn tot matig grof zand 2
2,8 tot 4,3
2
Deklaag (klei, oorspronkelijk maaiveld)
3, 4, 5
4,3 tot 8,5
6
8,5 tot 9,5
laag, veen en/of klei 7,8
9,5 tot 12,9
Eerste WVP
18
3,6
0,5
0,005
9
12,9 tot
Slechter doorlatende
0,1
0,01
0,001
0,0005
22,5
laag
22,5 tot
Eerste WVP
17
3,4
17
1,7
39,3 tot
Slechter doorlatende
0,08
0,08
0,08
0,001
50,3
laag
50,3 tot
Eerste WVP
19
3,8
19
3,8
58,3 tot
Eerste WVP,
16 (0,13)
3,2 (0,13)
16 (0,13)
3,2 (0,13)
59,6
plaatselijk klei
59,6 tot
Eerste WVP
16
3,2
16
3,2
10,11
39,3 12
13
58,3 14
15
61,3 1: Betreft de diepteligging van de modellagen ter hoogte van de locatie; over het hele modelgebied varieert de diepteligging van de lagen 2: De diepteligging en dikte van de kleilaag is variabel
De bemaling vindt plaats in de bovenste zandlaag; dit komt overeen met modellaag 1. Bij de bemalingsberekeningen is uitgegaan van een te bemalen oppervlakte van vijf bij vijf cellen (6,25 bij 6,25 meter). De bemaling wordt op klassieke wijze uitgevoerd met een ring van bemalingsfilters rondom te aan te leggen pompput. Uit de modelresultaten blijkt dat voor verlaging tot circa 0,3 m+NAP (vlak boven de kleilaag) 3
in steady-state een debiet benodigd is van circa 0,5 m /uur (zie bijlage 1). Omdat de doorlatendheid op de locatie sterk kan variëren zijn de berekeningen herhaald bij een vijf
2
maal hogere doorlatendheid van de bovenste zandlaag (K = 20 m/dag, worstcase scenario). 3
Bij deze doorlatendheid is in steady-state een bemalingsdebiet van circa 1,4 m /uur benodigd. Om het steady-state niveau te bereiken wordt tijdelijk een hoger debiet gebruikt. Daarvoor moet naar schatting enkele honderden kuubs grondwater worden weggepompt, afhankelijk 3
van de doorlatendheid (range 100 – 500 m ). Dit kan worden bereikt door de bemaling te 3
starten met circa 10 m /uur en de stijghoogtes in de put en de omgeving goed te monitoren. Als de grondwaterstand niet snel genoeg zakt, dan kan het debiet worden verhoogd naar 20 3
m /uur. Ervan uitgaande dat voor het plaatsen van de put twee dagen nodig is (1 dag voor het droogpompen van de put, en 1 dag voor het plaatsen van de put) dan wordt in totaal circa 3
100 tot 600 m grondwater per te plaatsen pompput opgepompt. Het bemalingswater wordt geherinfiltreerd in de ontgravingskuip van deelgebied 2. Indien het herinfiltreren leidt tot stankoverlast als gevolg van te hoge concentraties verontreinigingen in het grondwater, dan wordt de infiltratie in de ontgravingskuip gestaakt en wordt het bemalingswater getransporteerd naar het opslagbassin bij de waterzuivering aan de Vlasweg. Hiertoe wordt –uit voorzorg- het infiltratiebassin voor zover als mogelijk leeg te 3
maken, waaroor een buffercapaciteit van 500 à 600 m wordt gecreëerd. Het water wordt dan niet meer geherinfiltreerd, maar na zuivering met de aanwezige waterzuivering geloosd op het Hollands Diep. Het bemalingswater wordt per pompput eenmalig bemonsterd en geanalyseerd op de gidsparameters Chemie-Pack. Daarnaast worden de stijghoogtes twee maal per dag gecontroleerd ter plaatse van één peilbuis nabij de bemaling.
3.
Kwaliteit van het bemalingswater
In de periode van direct na de brand tot heden is de grondwaterkwaliteit vastgesteld door middel van analyses, onder andere in de nabijheid van de locaties van de pompputten die bij uitvoering van plan Noord zullen worden geplaatst. Om een inschatting te kunnen maken van de kwaliteit van het opgepompte grondwater per pompput, is per pompput gekeken welke peilbuizen hiervoor relevant zijn. In onderstaande tabel is per pompput aangegeven van welke peilbuizen de analyseresultaten kunnen worden gebruikt. Tabel Overzicht relevante peilbuizen per pompput Pompput
Noordoostelijke (N4)
Relevante
Filterstelling
peilbuis
mv)
pompput102-2
2,02-3,02
(m- Onderzoek
Analysepakket
2011-0119
1, 2
2012-0068
1
Grondwaterkarakterisatie
6
3
Pompput
Noordwestelijke pompput
Relevante
Filterstelling
peilbuis
mv)
102-3
2,07-7,07
(m- Onderzoek
Analysepakket
2011-0119
1, 2
2012-0068
1
102-4
8,92-9,92
2011-0019
1,2
306
1,20-2,20
2012-0068
1
Grondwaterkarakterisatie
6
114-1
1,08-2,08
2011-0019
1, 2
114-2
2,38-3,38
2011-0019
1, 2
114-3
6,07-7,07
2011-0019
1, 2
114-4
8,93-9,93
2011-0019
1, 2
306
1,20-2,20
2012-0068
1
Grondwaterkarakterisatie
6
(N2)
308
0,47-1,47
2012-006
1
Zuidwestelijke pompput (N5) 03B
2,19-3,19
2011-0042
1, 3
W03
1,5-2,50
2012-0068
1
309
0,75-1,75
2012-0068
1
Grondwaterkarakterisatie Zuidoostelijke pompput (N3) 04A
04B
1,03-2,03
1,90-2,90
2011-0042
1,3
2011-0254
7
2011-0042
1,3
2012-0068
1
2012-0118
5
14D
1,81-2,81
2011-0042
1,3
P1
1,09-2,09
2011-0207
4
P2
1,10-2,10
2011-0207
4
101-1
1,07-2,07
2011-0019
1, 2
101-2
2,03-3,03
2011-0019
1, 2
2012-0068
1
2012-0068 (fase 3) 102-3
5,97-6,97
2011-0019
1, 2
102-4
8,85-9,85
2011-0019
1, 2
Pakket 1: GCMS-screening vluchtige en niet vluchtige verbindingen Pakket 2: Zware metalen, pFOS, Amines Pakket 3: Zware metalen, pFOS, Dioxinen/dibenzofuranen Pakket 4: Amines, PAK, Vluchtige aromaten, VOCl, oplosmiddelen, minerale olie, PCB’s, OCB’s, Ftalaten, Chloorbenzenen, organo-fosforpesticiden, HCH, HCB, overige onderzoek Pakket 5: breed analysepakket ter vaststelling van gidsparameters (zie rapport 2012-0118) Pakket 6: C8-C10 aromaten, VOCl, vluchtige aromaten Pakket 7: Ethylhexylnitraat en aanverwante verbindingen
Per pompput zijn vervolgens de analyseresultaten van de relevante peilbuizen uit de database geselecteerd en beoordeeld. Zoals in aangegeven in bijlage 2 van het “Plan van Aanpak uitbreiding grondwater beveiligingssysteem Chemie-Pack gebied Noord" zijn in diverse grondwatermonsters gehalten boven de Gebiedspecifieke Richtwaarden voor Herstel
4
aangetoond. Het water dat bij de pompputten zal worden onttrokken, kan zijn samengesteld uit water met verontreinigingen > GRH in combinatie met niet of minder verontreinigd grondwater, daar het water bij de onttrekking alzijdig wordt aangezogen. Daarom is het van belang om niet alleen te weten welke stoffen in gehalten > GRH zijn onderzocht, maar ook welke stoffen wel zijn onderzocht, maar in gehalten kleiner dan de GRH of detectielimiet zijn aangetoond. In bovenstaande tabel is te zien op welke analysepakketten het grondwater uit de peilbuizen is onderzocht. Gezien de grote hoeveelheid data is het vrijwel ondoenlijk om de analyseresultaten per onderzochte stof overzichtelijk te presenteren. De analyseresultaten/meetgegevens zijn in analysecertificaten verwerkt, maar deze certificaten bevatten tevens resultaten van andere grondwatermonsters die in dit kader niet van belang zijn. Indien men toch de analysecertificaten wil raadplegen, wordt verwezen naar de rapportages van de desbetreffende onderzoeken. In die rapportages zijn de analyseresultaten getoetst aan de normen uit de Circulaire Bodemsanering. Daarnaast wordt verwezen naar het Toetsingsdocument dat door de Provincie Noord- Brabant in april 2013 wordt opgesteld en waarin alle verkregen analyseresultaten van grond en grondwater worden getoetst aan de GRH. Vanwege de grote hoeveelheid data, die moeilijk overzichtelijk te presenteren valt, is hieronder de te verwachten kwaliteit van het grondwater per pompput kort beschreven. Noordoostelijke pompput (N4) In het grondwater uit peilbuis 306 en peilbuis 102-2, nabij de noordoostelijke pompput, zijn meerdere stoffen in gehalten >GRH aangetoond (zie ook bijlage 2 PvA Noord). Het grondwater uit peilbuis 102-2 is tweemaal m.b.v. GCMS gescreend op vluchtige en niet vluchtige verbindingen, waarbij veel van de onderzochte stoffen in gehalten kleiner dan de GRH of (verhoogde) detectielimiet zijn vastgesteld. In het grondwater uit de peilfilters 102-3 en 102-4 onder de kleilaag zijn geen gehalten >GRH aangetoond. De gemeten gehalten zijn voor het overgrote deel kleiner dan de detectiegrens. Bij het onttrokken water uit de noordoostelijke pompput wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van vluchtige aromaten, C8-C10 aromaten, ethylhexanol, VOCl, nonylfenolen en minerale olie/alifatische koolwaterstoffen in gehalten >GRH. Noordwestelijke pompput (N2) In het grondwater uit peilbuis 114-1 zijn de somgroep PCB’s en ethylhexanol in gehalten >GRH gemeten en in het water uit peilbuis 114-2 zijn de stoffen ethylhexanol en methylethylketon (MEK) in gehalten >GRH aangetoond. In het grondwater uit peilbuis 308 geen stoffen in gehalten >GRH vastgesteld. In het grondwater uit peilbuis 306 overschrijden de gehalten aan alifatische koowaterstoffen (minerale olie), C8-C10 aromaten, naftaleen, xylenen en vinylchloride de GRH.
5
In het grondwater uit de peilfilters 114-3 en 114-4 onder de kleilaag zijn geen gehalten >GRH aangetoond. De gemeten gehalten zijn voor het overgrote deel kleiner dan de detectiegrens. Bij het ontrokken water uit de noordoostelijke pompput wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van gehalten >GRH aan PCB’s, ethylhexanol, MEK, alifatische koolwaterstoffen (minerale olie), C8-C10 aromaten, vluchtige aromaten, VOCl. Zuidwestelijke pompput (N5) In het grondwater uit peilbuis 03B zijn geen gehalten >GRH aangetoond. In het grondwater uit peilbuis W03 en peilbuis 309 zijn de gehalten aan cis-1,2 dichlooretheen, naftaleen, nonylfenolen en C8-C10 aromaten >GRH.
Bij het ontrokken water uit de zuidwestelijke pompput wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van gehalten >GRH aan C8-C10 aromaten, vluchtige aromaten, VOCl en nonylfenolen. Zuidoostelijke pompput (N3) In het grondwater uit peilbuis 04A zijn kort na de brand veel stoffen in gehalten >GRH aangetoond. In het grondwater uit peilbuis 04B zijn bij de verschillende onderzoeken ftalaten, C8-C10 aromaten, vluchtige aromaten en nonylfenolen >GRH aangetroffen. Ook in het grondwater uit de peilbuizen 14D, P1, P2 en 101-2 overschrijden de gehalten aan diverse stoffen de GRH. Bij het ontrokken water uit de zuidoostelijke pompput wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van PCB’s, alifatische koolwaterstoffen, vluchtige aromaten, ethylhexanol, PAK, C8-C10 aromaten, ftalaten, pFOS in gehalten >GRH. Uitgangspunt kwaliteit van het onttrekkingswater bij pompputten De eerder gemeten gehalten aan diverse stoffen in het grondwater, waarvan de gehalten zijn vermeld in bijlage 2 van het PvA Noord, kunnen als ‘worst-case’ worden aangehouden, maar zullen naar verwachting in werkelijkheid lager zijn door beroering van het te onttrekken water (vervluchtiging) en het feit dat ook minder verontreinigd grondwater kan worden aangezogen.
6
Bijlage 1
Isohypsen bemaling bij doorlatendheid = 4 m/dag
1
Bijlage 2
Isohypsen bemaling bij doorlatendheid = 20 m/dag
2
Bijlage
7
Technische specificatie pomp ‘Compatta 3T’ van Dreno
COMPATTA 2-3 ELETTROPOMPE SOMMERGIBILI SUBMERSIBLE ELECTROPUMPS
10
20
19
1
8
18
16
17
6 2
4
Compatta 2 0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
2
0
4
6
8
10
12
14
16
13
18
21
Compatta 3
0,8
Applications Universal portable submersible electric motor pump. For pumping of raw and waste waters, stirred sludge, raw sludge, rotten sludge, mixed waters.
Seals Seal type applied to the motor side: Lip seal Seal type applied to the wet end side: Silicon-Carbide+Viton Ø14
Tipo - Type
COMPATTA 2 M/T COMPATTA 3 M/T
Dn2 - G 1” /2 1
Statore - Stator
9
Rotore - Rotor
10
Albero motore - Motor shaft
11
Tenuta a labbro - Lip seal
12
Tenuta meccanica inf. - Lower mech. seal
13
Acciaio inox Aisi 420 - Stainless steel Aisi 420 Gomma nitrilica - Nitrilic rubber
Ghisa G20 - Cast iron G20
16 17
Passacavo - (Cable) Grommet
18
Pressacavo - Cable clamp
19
Cavo alimentazione - Net supply cable
20
Manico - Handle
21
Chiavetta - Key
Acciaio inox Aisi 304 - Stainless steel Aisi 304
Viteria - Bolts
Acciaio inox Aisi 304 - Stainless steel Aisi 304
Gomma nitrilica - Nitrilic rubber Nylon
Gomma nitrilica - Nitrilic rubber Acciaio inox Aisi 416 - Stainless steel Aisi 416
Punto inferiore d’arresto nel caso di funzionamento automatico Lowest shut-off point for automatic operation
1.5 90 5,4
2 120 7,2
2.5 150 9,0
3 180 10,8
3.5 210 12,6
7,5 9,5
6,8 8,9
5,8 8,0
4,5 7,0
3,5 5,8
2,2 4,5
1,0 3,2
R.p.m.
Poli Poles
Hz
2 2
50 50
Hp P2
0,77 0,95
0,56 0,75
1/min 0,75 1
16
2850 2850
95
59
1 60 3,6
P1
H07RN8F Nylon caricato - Hard nylon
DN2
Directives, Norms, Tolerances Curves as per ISO 9906, Grade 2
0.5 30 1,8
kW
Carburo di silicio + viton - Silicon carbide + viton
Girante - Impeller Passacavo separatore Separator cable entry gland Rondella passacavo Washer cable entry gland Condensatore - Capacitor
DN3
Dati Tecnici - Specifications
Mandata Delivery
Cuscinetto inferiore - Lower ball bearing
8
Ghisa G20 Cast iron G20
1”1/4
82
Hm
Cuscinetto superiore - Upper ball bearing
7
135
Direttive, Normative, Tolleranze Curve secondo ISO 9906 livello 2
COMPATTA 2 M/T COMPATTA 3 M/T
Corpo pompa - Pump casing
6
285
Tenute Tenuta lato motore: Tenuta a labbro Tenuta lato girante: Carburo di silicio+Viton Ø14
l/s l/m m3/h
5
hp
Motor Asynchronous electric 2 poles motor with squirrel-cage rotor. Stator Insulation: F = 155 °C Protection class: IP 68
Q
Flangia intermedia - Intermediate flange
0,4
0,3
Applicazioni Elettropompa sommergibile portatile per impieghi universali. Per il convogliamento di acque reflue e grezze, fanghi ravvivati, fanghi grezzi e fanghi putridi, miscugli di acque.
Tipo - Type
Cassa motore - Motor casing
4
55
Compatta 2
0,5
Motore Motore asincrono a 2 poli con rotore a gabbia di scoiattolo. Isolamento Statore: Classe F = 155°C Grado Protezione: IP 68
5
Ghisa G20 - Cast iron G20 Gomma nitrilica - Nitrilic rubber
170
kW
4
1,2
0,7
P2
10
12
m3/h
3
15
11
5
O’ Ring - O’ Ring
368
l/s
Coperchio motore - Motor cover
2
14
9
7
Compatta 3
0,9
Passaggio corpi solidi Free passage Ø 40 mm
8
1
Ø 18
Q
14
6
0
Girante - Impeller VORTEX
15
3
2
Materiali Materials
Descrizione Description
4 240 14,4
2,0
4.25 255 15,3
1,0
TIPO - TYPE
191
82
DN2
DN3
CAVO - CABLE 1 ~ 230 V
COMPATTA 2 M/T COMPATTA 3 M/T
G 1”1/2
(1) 3x1 Ø 9
2”
Schuko-plug
3 ~ 400 V (1) 4x1 Ø 10
con terminali liberi with free terminals
OPTIONAL
1~ µf
3~ 400 V
3,2 4
16 18
1,7 1,8
TIPO - TYPE
X
Y
Z
COMPATTA 2 M/T
200
380
230
15
COMPATTA 3 M/T
200
380
230
15,5
TENUTE - SEALS
CUSCINETTI - BEARINGS
MT
10 Tipo: B2 Type: B2
A 230 V
95
12
Hm
COMPATTA 2 - 3
DN G 1” 1/2 - 2850 1/min
SUP./UPPER
INF./LOWER
SUP./UPPER
INF./LOWER
SC 15-24-5
MG1S2/14-G1
6201 2Z
6202 2Z
Kg DRENO POMPE SI RISERVA DI CAMBIARE SENZA PREAVVISO I DATI RIPORTATI IN QUESTO CATALOGO DRENO POMPE can alter without notifications the data mentioned in this catalogue
17
Doc_Rev.0 Date_01/05/08
Bijlage
8
Indeling werkterrein
Bijlage
9
Ecologisch werkprotocol
Ecologisch werkprotocol Flora- en faunawet ondergrondse sanering ChemiePack 2013 Projectnummer 130603 11 maart 2013
Auteur Ing. R.J. Buijs Opdrachtgever Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 5216 TV ‘s-Hertogenbosch
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING ..................................................................................................................... 3 1.1 1.2 1.3 1.4
2.
HUIDIGE GEBIEDSKENMERKEN ................................................................................. 5 2.1 2.2
3.
ONTWIKKELING POPULATIE MEEUWEN OP CHEMIEPACK TERREIN ................................ 7 PROBLEEMSTELLING ................................................................................................ 7 PREVENTIEVE MAATREGELEN ................................................................................... 7
DE GEDRAGSCODE ..................................................................................................... 8 4.1 4.2 4.3
5.
SANERINGSLOCATIES 2013 ...................................................................................... 5 BROEDVOGELS ........................................................................................................ 6
MEEUWENPROBLEMATIEK ......................................................................................... 7 3.1 3.2 3.2
4.
AANLEIDING ............................................................................................................ 3 WETTELIJK KADER ................................................................................................... 4 DOEL RAPPORT ....................................................................................................... 4 LEESWIJZER ............................................................................................................ 4
UITWERKING GEDRAGSCODE .................................................................................... 8 ECOLOGISCHE BEGELEIDING .................................................................................... 8 RISICO’S ................................................................................................................. 9
WERKWIJZE BROEDVRIJ HOUDEN .......................................................................... 10 5.1 5.2.
WERKPROTOCOL BROEDVRIJ HOUDEN .................................................................... 10 INTERNE ORGANISATIE EN COMMUNICATIE ............................................................... 11
LITERATUUR ...................................................................................................................... 12
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Wettelijk kader Format dagelijkse registratieformulier toezicht broedvrij houden Format registratieformulier incidenten Flora- en faunawet Gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
2
Projectnummer 130603 11 maart 2012
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
De Provincie Noord-Brabant is momenteel bezig met de ondergrondse sanering van de van ChemiePack op industrieterrein Moerdijk. Deze werkzaamheden vinden plaats op het voormalig Wärtsilä-terrein (aan Vlasweg) en het aangrenzende terrein van Martens en Van Oord (Oostelijke Randweg). Op deze terrein broeden jaarlijks enkele paren zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw. Omdat broedsels van vogels zijn beschermd door de Flora- en faunwet en mogen ze niet worden vernietigd. Om de ruimtelijke ingrepen (ondergrondse saneringen) doorgang te laten hebben is gekozen de werkzaamheden te laten plaatsvinden onder een goedgekeurde gedragscode Flora- en faunawet. In dit geval is gekozen voor de gedragscode van het Havenbedrijf Rotterdam. Deze gedragscode meld dat broedende vogels niet mogen worden verstoord maar dat er wel preventieve maatregelen getroffen mogen worden om broeden te voorkomen. Dit rapport (Ecologisch werkprotocol) beschrijft de werkwijze om het broeden van meeuwen proberen te voorkomen. Daarnaast zal er een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor het verwijderen van eventueel ontstane nesten.
Afbeelding 1.1
Nest zilvermeeuw
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
3
Projectnummer 130603 11 maart 2012
1.2
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Wettelijk kader
Vanuit de Flora- en faunawet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Voor een uitgebreide toelichting op de Flora- en faunawet wordt verwezen naar bijlage 1.
1.3
Doel rapport
De behoefte van de opdrachtgever is het voorkomen van een conflict met de wetsbepalingen gesteld in de Flora- en faunawet. Zij willen voorkomen dat nesten van vogels onnodig vernietigd worden en welke middelen ingezet kunnen worden om vestiging van vogels op sommige plaatsen te voorkomen.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige gebiedskenmerken en voorkomende vogelsoorten op de saneringslocatie. In hoofdstuk 3 wordt de meeuwenproblematiek beschreven en de voorgestelde werkwijze. In hoofdstuk 4 worden de gedragscode en aanpak besproken. Hoofdstuk 5 bespreekt ten slotte de werkwijze en de interne communicatie. .
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
4
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
2.
Huidige gebiedskenmerken
2.1
Saneringslocaties 2013
Op de saneringslocatie (zie onderstaande afbeelding) wordt in 2013 op bepaalde plaatsen gewerkt ten behoeve van de ondergrondse sanering. Op deze locaties zijn vestigingen van meeuwen niet wenselijk. Deze terreinen hebben een zandige ondergrond en vormen een ideaal broedbiotoop voor meeuwen die hier al jaren broeden.
afbeelding 2.1
Locaties met beoogde werkzaamheden
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
5
Projectnummer 130603 11 maart 2012
2.2
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Broedvogels
Op de saneringslocatie komen vooral de hieronder afgebeelde broedvogelsoorten voor
Afbeelding 2.2
Zilvermeeuw Larus argentatus
Afbeelding 2.3
Kleine mantelmeeuw Larus fuscus
Afbeelding 2.4
Stormmeeuw Larus canus
Deze meeuwensoorten zijn behoorlijk plaatstrouw en keren jaarlijks terug naar de locaties waar ze in het verleden een of meerdere malen succesvol gebroed hebben. Ondanks het veranderen van deze leefomgeving zullen zij zich proberen te vestigen.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
6
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
3.
Meeuwenproblematiek
3.1
Ontwikkeling populatie meeuwen op ChemiePack terrein
Op en rondom het (voormalige) ChemiePack terrein broeden al jaren meeuwen, in eerste instantie op de daken van het ChemiePack en na de brand tussen de afgebrande opstallen op de grond. In totaal broeden er zo’n 10-15 paar zilvermeeuwen en 8-10 paar kleine mantelmeeuwen verspreid over het terrein. De stormmeeuw komt voor met 1-2 paar. In 2011 en 2012 zijn nesten preventief geruimd tijdens de bovengrondse sanering van het ChemiePack terrein (met ontheffing art. 75C Flora- en faunawet). Ondanks deze niet reproductieve jaren blijven veel meeuwen de saneringslocatie trouw om zich proberen te vestigen. 3.2
Probleemstelling
De uitvoerende mensen op de saneringslocatie ondervinden hinder van de broedende meeuwen bij peilbuizen, ontsluiters, meetpunten en locaties waar dagelijks gewerkt wordt. Er is niet zo zeer sprake van schade door uitwerpselen, maar vooral de angst die door werknemers wordt ervaren als gevolg van de agressiviteit van de meeuwen. Ondanks dat deze angst door vogeldeskundigen als ongegrond wordt gezien, is het reëel omdat het feitelijk zo wordt ervaren. Door deze angsten voelen werknemers zich onbehaaglijk, kunnen fouten maken en anderszins onzorgvuldig werken. Daarnaast kan een nest ter plaatse van een ruimtelijke ingreep een belemmering vormen gezien de juridisch beschermde status. Hierdoor kan een deel van de sanering worden stilgelegd, hetgeen erg onwenselijk is. 3.2
Preventieve maatregelen
Vorig jaar is het gebruik van een propaangaskanon deels effectief gebleken in het verjagen van meeuwen op het ChemiePack terrein. In 2013 wordt door de inzet van twee propaangaskanonnen geprobeerd de meeuwen te ontmoedigen om zich ter plaatse van de ondergrondse sanering te vestigen. Het is niet bezwaarlijk als de vogels zich vestigen buiten deze saneringslocatie. Hier zullen de meeuwen in 2013 dan ook worden gedoogd en niet actief worden verjaagd.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
7
Projectnummer 130603 11 maart 2012
4.
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
De gedragscode
Voor vogels wordt voor bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing verleend in het kader van de Flora- en faunawet. Werkzaamheden zijn mogelijk buiten de kwetsbare periode (buiten broedseizoen) of dienen te worden uitgevoerd volgens een goedgekeurde gedragscode. Doordat werken buiten de broedperiode door planning onmogelijk is, is er door de Provincie Noord-Brabant in overleg met Buijs Eco Consult gekozen om de werkzaamheden te laten plaatsvinden volgens de gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam N.V. Deze is goedgekeurd door het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (voormalig LNV) op 2 december 2009. Deze gedragscode is opgenomen als bijlage 4 in dit plan van aanpak. 4.1
Uitwerking gedragscode
Op de saneringslocatie moeten maatregelen worden getroffen om het terrein broedvrij te houden. In overleg met Buijs Eco Consult is gekozen om het plangebied zo onaantrekkelijk mogelijk te houden voor broedvogels. Zo worden gronddepots zoveel mogelijk afgewerkt met een talud dat flauwer is dan 1 op 1. Om vestiging van vogels te voorkomen worden eveneens een propaangaskanonnen ingezet. Door intensieve monitoring (twee keer per week gedurende de looptijd van het project) wordt door de ecologisch adviseurs van Buijs Eco Consult gekeken of de werkzaamheden afdoende werken en of aanvullende vogelwerende methoden nodig zijn.
4.2
Ecologische begeleiding
De betrokken projectleiding en uitvoerder van de ondergrondse sanering wordt door de adviseurs van Buijs Eco Consult persoonlijk geïnstrueerd over de inhoud van het ecologisch werkprotocol en de te volgen werkwijze en de toe te passen maatregelen. Buijs Eco Consult instrueert eventuele uitvoerders (van onderaannemers) persoonlijk over de te volgen werkwijze van het broedvrij houden (door Toolboxmeeting). Door frequent (tweewekelijks) het werkterrein te bezoeken wordt door Buijs Eco Consult geïnspecteerd en geregistreerd of de maatregelen effectief zijn en/of er bijsturing nodig is (bv. een andere werkterreinindeling, of andere methoden toepassen om broedvrij houden te garanderen). De resultaten van deze inspectierondes worden geregistreerd door Buijs Eco Consult (zie bijlage 2 format dagelijkse registratie toezicht broedvrij houden). In deze verslagen staat ook informatie over het gedrag van de vogels, het voorkomen, eventuele aanpassingen in werkwijze etc.. De verslagen worden centraal gearchiveerd door Buijs Eco Consult. Een map met daarin de gevolgde procedure(s) en afgetekende registratieformulieren ligt ter inzage voor bevoegd gezag in het directiekantoor op de saneringslocatie. Door deze werkwijze en manier van rapportage voorkomt men discussie of verschil van inzicht achteraf bij controle van het bevoegd gezag.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
8
Projectnummer 130603 11 maart 2012
4.3
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Risico’s
De gehele bouwlocatie is gevoelig voor vestiging van de beschreven meeuwen. Hiertoe zal het werkterrein op moeten worden ingericht. Indien door onvoorziene omstandigheden toch nesten ontstaan worden deze voorzien van markeringen en wordt er door de adviseurs van Buijs Eco Consult een speciale beschermingszone ingesteld. Hierdoor kunnen de werkzaamheden buiten deze beschermingszone doorgang hebben. Van deze calamiteiten wordt verslag gemaakt (zie bijlage 3 registratieformulier incidenten Flora- en faunawet).
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
9
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
5.
Werkwijze broedvrij houden
5.1
Werkprotocol broedvrij houden
Hieronder staat het werkprotocol waarin onder andere de voorzorgsmaatregelen staan beschreven die moeten voorkomen dat de vogels zich vestigen in het plangebied ten tijde van de werkzaamheden (aanvullend op paragraaf 4.2). 1
Buijs Eco Consult plaatst de propaangaskanonnen en voorziet deze van tijdklok. De propaangaskanonnen zullen actief zijn tussen 08.00 en 22.00
2
Na opdracht wordt het plangebied tweewekelijks geïnspecteerd op de aanwezigheid van vogels. Indien er meer nestdruk is wordt overgegaan tot aanvullende preventieve acties (bv. tijdelijk spannen netten/zeil)
3
Door intensieve ecologische begeleiding kunnen werkzaamheden om vogels te weren op zeer korte termijn worden bijgesteld of aangepast worden.
4
Om de vestiging van oeverzwaluwen tegen te gaan mogen er bij voorkeur geen zanddepots/voorbelastingen van zandige grond met een talud van 1 op 1 of steiler aanwezig zijn op de bouwlocatie. Indien die wel aanwezig zijn zullen deze nauwlettend worden gemonitord of worden afgedekt met zeil.
5
Bij een eventuele vestiging van een vogel op de bouwlocatie zal het nest worden gemarkeerd en een speciale beschermingszone ingesteld worden. Afhankelijk van de locatie wordt fasering toegepast in de uitvoering of wordt ter plekke een andere werktechniek toegepast om verstoring van het nest te voorkomen/beperken.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
10
Projectnummer 130603 11 maart 2012
5.2.
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Interne organisatie en communicatie
Om naleving van de gedragscode te waarborgen is het nodig de rolverdeling duidelijk te beschrijven. Hieronder is vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe communicatielijnen lopen. •
De projectleiding van de ondergrondse sanering en overige betrokkenen zorgen voor het naleven van het ecologisch werkprotocol in hun planvoorbereiding, bespreken dit document tijdens het werkoverleg/bouwvergadering en wijst hierbij alle uitvoerende mensen op dit ecologisch werkprotocol
•
De deskundige adviseurs van Buijs Eco Consult controleren periodiek of de maatregelen nog effectief zijn, bijsturing behoeven en/of er geen vestigingen plaatsvinden, en bespreken dit met de projectleiding van de ondergrondse sanering.
•
Op de planlocatie wordt een logboek bijgehouden (zie bijlage 2) waarin de werkzaamheden ten aanzien van broedvrij houden worden beschreven en notities worden gemaakt van bijzonderheden ten aanzien van flora en fauna in het werkterrein, waarbij in dit geval de nadruk op meeuwen liggen.
Belangrijk! Ten tijde van de uitvoering is een projectarchief aanwezig op de planlocatie, met hierin opgenomen dit ecologisch werkprotocol, toolboxmeetings, de projectbesprekingen, handtekenlijsten, logboekverslagen en eventueel ingevulde incidentmeldingen. Al deze zaken vormen de gezamenlijke bewijslast dat er daadwerkelijk gewerkt wordt volgens de gedragscode. Een eventuele handhaver Groene wetgeving (B.O.A. of N.V.W.A.) zal dit ter plaatse moeten kunnen inkijken en beoordelen.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
11
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Literatuur Gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam NV, projectnummer 237366, revisie D2, januari 2009, Grontmij http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/eleni
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
12
Bijlagen
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Bijlage 1 Wettelijk kader Hieronder volgt een algemene beschrijving van de Flora- en faunawet. De Nederlandse natuurwetgeving De Nederlandse natuurwetgeving valt uiteen in gebiedbescherming en soortbescherming. De gebiedbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingsweg 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000 gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten evenals de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied (Voorheen Speciale Beschermings Zones, SBZ’s) opgenomen. Globaal kan worden gesteld dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedsspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied. De soortbescherming is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000-gebieden. Deze bescherming geldt overal in Nederland , ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. Conform deze wet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit deze kennis dienen plannen e projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Flora- en faunawet Onder de werking van de Flora- en faunawet vallen circa 1.000 dier- en plantensoorten. Alle inheemse zoogdieren (m.u.v. de huismuis en zwarte en bruine rat), vogels, amfibieën, en reptielen zijn beschermd. Tevens hebben een aantal planten, vissen, insecten en ongewervelden een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (art. 2). Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rust of verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. De verbodsbepalingen van de wet staan vernoemd in onderstaand kader.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten Artikel 8: Artikel 13:
Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten
Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren Artikel 9: Artikel 10: Artikel 11: Artikel 13:
Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren Het opzettelijk verontrusten van dieren Het beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren
De werkingsfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. artikel 75 van de Flora- en faunawet1 in werking getreden. Middels deze AMvB wordt onder bepaalde voorwaarden een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Deze vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud voor bepaalde (algemeen voorkomende) soorten. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het plangebied. In de AMvB worden hiertoe verschillende beschermingsregimes onderscheiden. Soorten van tabel 1 – algemene soorten – lichtste beschermingsregime AMvB: Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Voor deze soorten is daarom geen ontheffing nodig. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de zorgplicht, die eveneens van de Flora- en faunawet uitgaat. Soorten die vallen onder de vrijstelling betreft onder andere algemene zoogdiersoorten, zoals algemene muizen- en spitsmuizen, de egel, konijn en mol, reen en vos, algemene amfibiesoorten, waaronder de bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander en plantensoorten als grasklokje en gewone dotterbloem. Soorten van tabel 2 – overige soorten – middelste beschermingsregime AMvB: Voor de soorten van tabel 2 van AMvB is bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling mogelijk van de ontheffingsplicht, indien gewerkt wordt volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt een dergelijke gedragscode, dan dient ontheffing aangevraagd te worden, welke wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’ (lichte toets). Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 2 de algemene zorgplicht. 1. Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijzigingen van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Soorten van tabel 3 – genoemd in bijlage IV van de habitatrichtlijn en bijalge 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime AMvB: Voor soorten van tabel 3 geldt het zwaarste beschermingsregime en is bij ruimtelijke ontwikkeling geen vrijstelling mogelijk van de ontheffingsplicht, ook niet met een gedragscode. Voor deze soorten dient een ontheffing te worden aangevraagd, welke aan drie criteria wordt getoetst (zware toets): er is sprake van een in of bij wet genoemd belang, er is geen alternatief en ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’. Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 3 de algemene zorgplicht. Tot dit beschermingsregime horen o.a. alle vleermuissoorten, de das, verschillende amfibiesoorten waaronder rugstreeppad en kamsalamander en vissoorten waaronder de grote modderkruiper. Vogels Vogels zijn niet opgenomen in tabel 1 t/m 3; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. T.a.v. vogels geldt, dat werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord verboden zijn. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt een dergelijke gedragscode dan dient formeel een ontheffing te worden aangevraagd. Voor broedvogels wordt echter geen ontheffing verleend waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat broedvogels niet verstoord mogen worden tijdens het kwetsbare broedseizoen; dit mede in het kader van de algemene zorgplicht die ook voor vogels geldt. Zorgplicht Voor alle beschermde soorten, dus ook voor soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht geldt de ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat initiatiefnemer passende maatregelen moet nemen om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en diersoorten als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een locatie in die periode bouwrijp wordt gemaakt, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar probleemloos worden gewerkt. Indien vooraf bekend is dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, zodat er geen vogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren of amfibieën die in winterslaap gaan. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen genomen te worden om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen of terreindelen af te zetten en het werk ter plaatse stil te leggen). Ecologische begeleiding kan hierin voorzien.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Bijlage 2
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Format dagelijks registratieformulier toezicht broedvrij houden
Beschrijving werkzaamheden broedvrij houden:
Datum:
Bijzonderheden ten aanzien van flora en fauna: Opmerkingen:
Uitvoerder:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Ecologisch adviseur:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Beschrijving werkzaamheden broedvrij houden:
Datum:
Bijzonderheden ten aanzien van flora en fauna: Opmerkingen:
Uitvoerder:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Ecologisch adviseur:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Bijlage 3
Format registratieformulier incidenten Flora- en faunawet
Beschrijving incident:
Betrokken soort(en): Is het gelukt een oplossing te vinden voor het probleem? Ja / Nee Zo ja, beschrijf hieronder de genomen oplossing.
Oplossing incident:
Uitvoerder:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Ecologisch adviseur:
Datum:
Tijdstip:
Handtekening:
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 130603 11 maart 2012
Bijlage 4
Provincie Noord-Brabant Ecologisch werkprotocol FFwet ondergrondse sanering ChemiePack 2013
Gedragscode Flora- en faunawet Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Projectnummer 110703 7 maart 2011
Martens en Van Oord Groep BV Ecologisch werkprotocol F&F-wet en bestrijding meeuwenoverlast
Buijs Eco Consult B.V., adviseurs ecologie
Aanvraag Verzoek ontheffing Flora en Faunawet - Ruimtelijke ingrepen .................................................................................................................................................
Dienst Regelingen Team Vergunningen en
Formuliernummer Invuldatum
5190000000000 13-3-2013
Ontheffingen Uitvoering Postbus 19530 2500 CM Den Haag
.................................................................................................................................................
www.drloket.nl
0800 - 22 333 22
Formuliergegevens Algemene gegevens KvK-nummer Naam organisatie Naam aanvrager Functie aanvrager Postadres Postcode en plaats Vast telefoonnummer E-mailadres Zijn het bezoek- en postadres gelijk? Gegevens contactpersoon
17278718 Provincie Noord-Brabant Dr. Ir. J. Bovendeur Projectmanager Bodemsanering ChemiePack Moerdijk Postbus 90151 5200MC 's-Hertogenbosch 073-6812812
[email protected] Ja
Zijn de gegevens van de contactpersoon Nee hetzelfde als die van de aanvrager? Naam contactpersoon Dhr. Ing. R.J. Buijs Naam organisatie Buijs Eco Consult BV Adres Philips van Dorpstraat 49 Postcode en plaats 4698RV Oud-Vossemeer E-mailadres
[email protected] Telefoonnummer 0166617370 Mobiel telefoonnummer 0618672392 Wil de contactpersoon een kopie van de Ja verleende ontheffing ontvangen? Ontheffing ruimtelijke ontwikkeling en ingrepen Naam van uw project
Sanering Chemie-Pack en omgeving
Geplande startdatum project Einddatum ontheffing Gemeente waar werkzaamheden worden uitgevoerd 1 Provincie waarin het project wordt uitgevoerd 1 Coördinaten onderzoeksgebied 1 Uit te voeren werkzaamheden
6-5-2013 6-10-2015 Moerdijk Noord-Brabant Lengte (X): 100 ; breedte (Y): 411 Anders, vermeld in de volgende stap deze werkzaamheden
Andere uit te voeren werkzaamheden Over de ontheffing
bodemsanering zwaar vervuilde grond
Waarvoor vraagt u ontheffing aan? Vogels Vogelsoort(en) waarvoor ontheffing is aangevraagd Kleine Mantelmeeuw (Larus fuscus) Opzettelijk verontrusten, Beschadigen en vernielen van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren zilvermeeuw (Larus argentatus) Opzettelijk verontrusten, Beschadigen en vernielen van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren stormmeeuw (Larus canus) Opzettelijk verontrusten, Beschadigen en vernielen van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren Wettelijk belang Wettelijk belang van uw project
Volksgezondheid of openbare veiligheid
Betaalgegevens Totaalbedrag voor de aangevraagde ontheffing Betaalwijze U ontvangt van ons een aparte factuur voor de leges. U heeft vervolgens 14 dagen de tijd om dat bedrag aan ons over te maken. Bijlagen
€ 100,-
Verplichte bijlagen Ik stuur de volgende bijlagen mee Omschrijving van de 'Overige' bijlage
Activiteitenplan Overige bijlage(n) Bijlage 2 Ontheffing FFwet C2071767/3010625 & Bijlage 3 Ecologisch werkprotocol FFwet
Na ontvangst van de factuur
Ondertekening Ik heb dit formulier volledig en naar waarheid ingevuld. Ik verklaar dat ik bekend ben met de bepalingen uit de Flora- en faunawet. Datum ondertekening Datum
14-3-2013
Ondertekening aanvrager Naam aanvrager
Dr. Ir. J. Bovendeur
Handtekening aanvrager
Ondertekening gemachtigde > Stuur een machtigingsformulier mee als u wel ondertekent, maar niet de aanvrager bent. > Is de aanvrager een overheidsinstantie? Dan hoeft u geen machtigingsformulier in te sturen. Naam gemachtigde
Handtekening gemachtigde
Stuur dit formulier samen met de benodigde bijlagen naar: Dienst Regelingen Team Vergunningen en Ontheffingen Uitvoering Postbus 19530 2500 CM Den Haag
Bijlage
10
Notitie ‘Milieukundige begeleiding Chemie-Pack (Vlasweg 4-6 e.o. Moerdijk)’ d.d. 17 april 2013
Notitie: milieukundige begeleiding Chemie-Pack (Vlasweg 4-6 e.o. Moerdijk) Opstellers V&S Milieu Adviseurs Opdrachtgever Datum notitie
: dhr. R. Somers /G. Mentink : Provincie Noord-Brabant : 17 april 2013
1. INLEIDING Op 5 januari 2011 ontstaat een brand bij Chemie-Pack aan de Vlasweg 4 op het industrieterrein te Moerdijk. Als gevolg van deze brand en de noodzakelijke bluswerkzaamheden zijn grote hoeveelheden chemicaliën en met chemicaliën verontreinigd bluswater in de bodem terecht gekomen. Zowel de provincie Noord-Brabant als de gemeente Moerdijk hebben met de inzet van (onder meer) het bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium getracht om de veroorzakers c.q. eigenaars ertoe te bewegen de verontreiniging ongedaan te maken. Geen van deze partijen heeft maatregelen getroffen om de bodemverontreiniging ongedaan te maken. Nu de aangesproken partijen dit hebben nagelaten, is de overheid genoodzaakt de bodemverontreiniging ongedaan te maken. In november 2011 is in overleg met gemeente Moerdijk en ministerie van I&M ervoor gekozen om op basis van artikel 30 Wet bodembescherming (Wbb) verder te gaan met de bodemsanering als onderdeel van het bodemsaneringsprogramma van de provincie NoordBrabant. In afwachting van de daadwerkelijke sanering wordt de verontreiniging momenteel beheerst middels het oppompen van grondwater. In het kader van de beheersmaatregel vinden werkzaamheden in of met grond en grondwater plaats zoals het bijplaatsen van filters/kisten voor de lopende beheersing en het bemonsteren van de huidige waterzuivering. Buiten de feitelijke saneringsmaatregelen zullen op de projectlocatie van Chemie-Pack ook overige werkzaamheden in of met grond en/of grondwater plaatsvinden vanuit de dynamiek van het gebied. Voorbeelden (niet uitputtend) hiervan zijn graaf- en bemalingswerkzaamheden in het kader van de aanleg van kabels en leidingen, bouwwerken en dergelijke. Het doel van deze notitie is tweeledig. Enerzijds dient te worden geborgd dat bij werkzaamheden in het gebied die deel uitmaken van de feitelijke beheersing en sanering wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving inzake bodemsanering (Kwalibo). Anderzijds dient de kwaliteit te worden gewaarborgd (voorkomen van oneigenlijke, onomkeerbare verplaatsing van verontreinigde grond en grondwater). Hiertoe wordt in deze notitie beschreven in welke gevallen milieukundige begeleiding (MKB) conform of ‘in de geest van’ de BRL SIKB 6000 noodzakelijk of gewenst is. Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze notitie wordt eerst het wettelijk kader samengevat (‘wat moeten we’). Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het kwalitatieve projectkader geschetst (‘wat willen we’ c.q. ‘waar en wanneer’), om tenslotte in hoofdstuk 4 op operationeel niveau vast te stellen hoe, waar en wanneer milieukundige begeleiding in te zetten.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 1 van 7
17 april 2013
2. WETTELIJK KADER Voor de beschrijving van het wettelijk kader omtrent milieukundige begeleiding van bodemsanering wordt verwezen naar de bijlage. Hieruit volgt dat milieukundige begeleiding conform BRL SIKB 6000 verplicht is bij maatregelen die erop zijn gericht ‘de verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken’. Vanuit kwalitatief oogpunt streeft de provincie ernaar om werkzaamheden op en met name in de bodem binnen de projectlocatie die wettelijk gezien niet onder de BRL vallen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beschouwen en/of uit te voeren in overeenstemming met de richtlijnen van de BRL SIKB 6000 (zie hoofdstuk 3, Projectkader). Alle werkzaamheden die in het kader van de bodemsanering als kritisch worden beschouwd moeten onder fysiek toezicht van een gecertificeerd milieukundig begeleider van een erkend bedrijf worden uitgevoerd. Kritische werkzaamheden zijn alle werkzaamheden in de bodem die het saneringsresultaat (kunnen) beïnvloeden en alle werkzaamheden die van invloed (kunnen) zijn op de verwerking van te verwijderen grond/bagger en verontreinigingen. Veldwerkzaamheden in het kader van milieukundige begeleiding die vallen onder de protocollen 2001, 2002, 2003 of 2018 mogen worden uitgevoerd door een geregistreerde veldwerker (BRL SIKB 2000) van een erkend bedrijf. Werkzaamheden in het kader van de milieukundige begeleiding die niet door de milieukundig begeleider zelf worden uitgevoerd blijven te allen tijde onder verantwoordelijkheid van de milieukundige begeleiding vallen.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 2 van 7
17 april 2013
3. PROJECTKADER Naast bovenstaand wettelijk kader wordt de inzet van milieukundige begeleiding ook bepaald door het ‘projectkader’. In dit kader zijn de volgende documenten relevant: 1. Plan van aanpak beveiligingssysteem grondwaterverontreiniging Chemie-Pack e.o., versie 1.1, 19 december 2011; 2. Projectplan “Noord”: aanleg grondwater beveiligingssysteem ATM-MVO-terrein en deelsanering MVO, concept, 15 april 2013; 3. Notitie saneringsprogramma Chemie-Pack, versie 1.3, 28 maart 2013. 4. Notitie randvoorwaarden gebruik terreinen voor, tijdens en na bodemsanering ChemiePack, versie 1.2, 8 april 2013. Ad 1 (Plan van aanpak beveiligingssysteem) In dit plan van aanpak worden de variantkeuze/-uitwerking alsmede de uitvoering en organisatie van de beheersmaatregelen beschreven. Conform dit plan van aanpak wordt zowel de aanleg van het systeem als de feitelijke grondwaterbeheersing uitgevoerd in de geest van BRL SIKB 6000. Ad 2 (Projectplan “Noord”) Dit projectplan beschrijft op hoofdlijnen de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de uitbreiding van het grondwaterbeveiligingssysteem in noordelijke en noordwestelijke richting om verspreiding in deze richting tegen te gaan. De uitbreiding omvat de aanleg van beheersen saneringsdrains, een interceptie(grind)sleuf en een foliescherm. Tevens voorziet het projectplan in een beperkte grondsanering teneinde een tweetal bedrijfsterreinen van ATM en MVO, met betrekking tot grondverontreiniging, vrij te kunnen geven. Conform het projectplan worden de werkzaamheden uitgevoerd onder milieukundige begeleiding conform BRL SIKB 6000 (protocol 6001) (‘intensief’ bij grondsanering en ‘extensief’ bij aanleg sleuf). Ad 3 (Notitie saneringsprogramma) In de notitie saneringsprogramma worden het saneringskader, de randvoorwaarden en de te onderscheiden risico’s weergegeven van de nog uit te voeren bodemsanering in het verlengde van de huidige beheersfase. Onder andere is aangegeven dat Provincie NoordBrabant de verontreiniging op basis van artikel 30 lid 1 Wbb zal saneren. Voor het saneringsgeval Chemie-Pack e.o. wordt uitgegaan van de volgende doelstellingen: − Wegnemen van humane risico’s; − Geschikt maken voor gebruik als industrieterrein; − Bereiken stabiele eindsituatie in het grondwater. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft ad-hoc interventie-waarden en mogelijke herstelwaarden afgeleid voor een groot aantal niet-genormeerde stoffen die bij Chemie-Pack werden aangetroffen in grond en grondwater. Deze waarden zijn gebiedsspecifiek en alleen van toepassing voor de bodemsanering bij Chemie-Pack (Gebiedsspecifieke Richtwaarden voor Herstel (hierna: GRH)). De GRH voor grond en grondwater, behorend bij gebruik als industrieterrein, zijn als bijlage opgenomen in de ‘Notitie saneringsprogramma’.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 3 van 7
17 april 2013
Ad 4 (Notitie randvoorwaarden gebruik) Deze notitie beschrijft de randvoorwaarden voor gebruik van de terreinen binnen het saneringsgeval ‘Chemie-Pack’, zoals dat met de eigenaren en gebruikers is vastgelegd. Binnen de grenzen van het ‘saneringsgeval’ worden de deelgebieden ‘bluswatergebied’ en ‘saneringswerkgebied’ onderscheiden. Verder wordt onderscheid gemaakt in bouw- en sloopwerkzaamheden en werkzaamheden in of met (verontreinigde) grond dan wel grondwater. Voor de aldus onderscheiden deelgebieden en gebruiksaspecten zijn de randvoorwaarden voor gebruik geschetst voor de periode ‘voor en tijdens de sanering’ c.q. de periode ‘na de sanering’. In onderhavige notitie is in de bijlage alleen de tabel ‘voor én tijdens de sanering’ opgenomen, alsmede de tekening met daarop de deelgebieden. Het Saneringsgeval betreft het door GS aangewezen gebied in het kader van de Wet bodembescherming: − Waarbinnen hergebruik van gebiedseigen grond mogelijk is. − Waarbinnen voorwaarden gesteld (kunnen) worden aan onttrekking van grondwater (bemaling en sanering). − Waarbinnen voorwaarden gesteld (kunnen) worden aan de kleilaag als scheidende laag naar het watervoerende pakket. − Dat kan dienen als reactorvat bij totstandkoming van de stabiele eindsituatie binnen 20-30 jaar. Het Bluswatergebied betreft het gebied waar sprake is geweest van verontreinigde slurry op het maaiveld en waar verontreinigd bluswater in de bodem is gezakt. Voor dit gebied gelden dezelfde voorwaarden als het saneringsgeval aangevuld met: - Vrijkomende grond moet gekeurd zijn alvorens deze kan worden toegepast buiten het bluswatergebied en saneringswerkgebied. Het Saneringswerkgebied betreft het gebied waar op basis van onderzoek de grond en/of het grondwater is verontreinigd met concentraties groter dan GRH (zie notitie Gebiedsspecifieke richtwaarden voor herstel (GRH)). Voor dit gebied gelden dezelfde voorwaarden als voor het saneringsgeval en bluswatergebied én: - Bodemsanering van grond en/of grondwater vindt plaats door de provincie. - Vrijkomende grond, na te zijn gekeurd en/of gereinigd, wordt bij voorkeur binnen het saneringswerkgebied of bluswatergebied toegepast. - Aan het gebruik van het terrein én bouw- en graafwerkzaamheden in de bodem worden door de provincie voorwaarden gesteld.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 4 van 7
17 april 2013
4. MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING Het bovenstaande wettelijk kader en projectkader vormen samen de basis voor de afweging wanneer werkzaamheden onder milieukundige begeleiding dienen te worden verricht en in welke gevallen (fulltime) fysiek toezicht door een milieukundig begeleider noodzakelijk is. Ten behoeve van een kwalitatief goede en eenduidige uitvoering van de werkzaamheden dienen de taken en verantwoordelijkheden van de milieukundige begeleiding vooraf te worden vastgelegd in een werkplan, plan van aanpak of project(kwaliteits)plan. Voor de inhoudelijke eisen wordt verwezen naar de bijlage ‘Wettelijk kader’, onder het kopje ‘Kwaliteitsplan’. Voor de afweging of, en zo ja, onder welk regime (extensief, maatwerk of intensief) de milieukundige begeleiding (MKB) noodzakelijk is, kan onderstaand stroomschema worden gehanteerd:
Figuur: stroomschema inzet MKB
In deMKB-inzetmatrix op de volgende pagina is de benodigde inzet van een milieukundig begeleider (MKB-er) voor een aantal specifieke situaties (niet uitputtend) geconcretiseerd.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 5 van 7
17 april 2013
MKB-inzetmatrix Activiteit
Deelgebied Saneringsgeval
Slopen/bouwen: doorboren kleilaag palen trekken kabels/leidingen
MKB = maatwerk MKB = maatwerk MKB = n.v.t.
slopen vloeren
MKB = n.v.t.
verharding leggen
MKB = n.v.t.
grondverbetering
MKB = n.v.t.
bouwputbemaling
afstemming/overleg provincie
MKB = n.v.t. >50-100 m GRH-contour grondwater, anders MKB extensief soms ivm kleilaag of bemaling
Grond: graven in kleilaag graven
MKB = maatwerk MKB = n.v.t.
graven >GRH toepassen
GRH grondonderzoek aanpassen beheerssysteem afstemming/overleg provincie registratie bodemkwaliteitskaart Grondwater: onttrekking grondwater
infiltratie grondwater
grondwateronderzoek aanleggen/aanpassen beheerssysteem bemonstering waterzuivering afstemming/overleg provincie registratie bodemkwaliteitskaart
1
n.v.t. MKB = n.v.t. niet toegestaan MKB = n.v.t. MKB = fulltime soms ivm kleilaag of toepassen alleen vanuit andere gebieden
MKB = n.v.t. >50-100 m GRH-contour grondwater, anders MKB extensief 1 MKB = n.v.t. >50 m GRH-contour grondwater, anders MKB extensief MKB = n.v.t. MKB = fulltime
1
Bluswatergebied (
Saneringswerkgebied (>GRH)
MKB = maatwerk MKB = maatwerk MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond elders) MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond elders) MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond elders) MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond elders) MKB = maatwerk
niet toegestaan niet toegestaan MKB = maatwerk
vereist
vereist
MKB = maatwerk MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond buiten deelgebied) n.v.t. MKB = n.v.t. niet toegestaan MKB = n.v.t. MKB = fulltime
niet toegestaan MKB = n.v.t. (keuring bij toepassing grond buiten deelgebied) MKB = fulltime MKB = maatwerk niet toegestaan MKB = n.v.t. MKB = fulltime
vereist
vereist
vereist
vereist
MKB = maatwerk
MKB = maatwerk
1
MKB = maatwerk MKB = maatwerk niet toegestaan MKB = maatwerk
MKB = n.v.t. >50 m GRH-contour grondwater, anders MKB extensief MKB = n.v.t. MKB = fulltime
MKB = maatwerk
n.v.t.
n.v.t.
MKB = fulltime
soms indien binnen afstand contour n.v.t.
soms indien binnen afstand contour vereist
vereist
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
MKB = n.v.t. MKB = fulltime
vereist
pagina 6 van 7
17 april 2013
MKB = n.v.t.: De activiteit mag, in het betreffende deelgebied, worden uitgevoerd zonder de inzet of raadpleging van een milieukundig begeleider. MKB = extensief (onder voorwaarden): De activiteit mag, in het betreffende deelgebied, in beginsel worden uitgevoerd zonder de inzet maar wel met informatie aan of raadpleging van een milieukundig begeleider. In sommige specifieke gevallen is afstemming vanuit kwaliteitsoogpunt gewenst (zie tabel), zoals verplaatsing van potentieel (licht) verontreinigde grond en/of de onttrekking en infiltratie van grondwater binnen respectievelijk 50-100 m1 en 50 m1 van de GRH-grondwatercontour. MKB = maatwerk, parttime De werkzaamheden vallen onder het MKB-regime vande BRL SIKB 6000. De daadwerkelijke invulling en tijdsbesteding van de werkzaamheden van de MKB betreft maatwerk en is afhankelijk van de aard, locatie en duur van de werkzaamheden. De taken en verantwoordelijkheden van de MKB-er dienen nader te worden omschreven in een van tevoren op te stellen werkplan, project(kwaliteits)plan of plan van aanpak. In de praktijk zal de fysieke aanwezigheid van een MKB-er tijdens de werkzaamheden veelal niet of slechts parttime vereist zijn. MKB = fulltime: De werkzaamheden vallen onder het MKB-regime van de BRL SIKB 6000. Het betreft hier zogenaamde ‘kritische werkzaamheden’ met het oog op het saneringsresultaat dan wel de verwerking van vrijkomende grond/bagger en/of verontreinigingen. Tijdens deze werkzaamheden is de fulltime aanwezigheid van een MKB-er vereist. Ook hier geldt dat de taken en verantwoordelijkheden van de MKB-er vooraf dienen te worden vastgelegd in een werkplan, project(kwaliteits)plan of plan van aanpak. Niet toegestaan De activiteit is (in het betreffende deelgebied) niet toegestaan. De vraag of milieukundige begeleiding nodig is, is derhalve niet aan de orde.
BIJLAGEN: - Wettelijk kader. - Tabel randvoorwaarden voor gebruik gebieden Chemie-Pack e.o. voor én tijdens de sanering.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
pagina 7 van 7
17 april 2013
BIJLAGE WETTELIJK KADER Wet Bodembescherming (Wbb) Zoals vermeld wordt de bodemsanering uitgevoerd op basis van artikel 30 Wbb. Lid 1 van dit artikel luidt als volgt: Indien ten gevolge van een ongewoon voorval een geval van ernstige verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast, nemen gedeputeerde staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen ten einde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
De oorzaak van de verontreiniging is inmiddels weggenomen. Derhalve zijn de nog te nemen maatregelen erop gericht ‘de verontreiniging en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken’. Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en Regeling bodemkwaliteit (Rbk) (Kwalibo) De te nemen maatregelen vallen onder de werkingssfeer van het Bbk/Rbk; In artikel 2.1, eerste lid, onder h en k van de Rbk, wordt zowel de uitvoering als de milieukundige begeleiding van sanering van de bodem aangewezen als werkzaamheid als bedoeld in het Bbk. ‘Sanering van de bodem’ is in de Rbk (artikel 1.1) als volgt gedefinieerd: Beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem, alsmede de nazorg daarvan.
Middels artikel 2.1, vierde lid, juncto artikel 2.7 / bijlage C van de Rbk is de BRL SIKB 6000 (versie 3.1, 10 februari 2011), inclusief bijbehorende VKB-protocollen 6001 t/m 6004 aangewezen als normdocument voor milieukundige begeleiding van bodemsanering. BRL SIKB 6000 (Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg) Onder deze beoordelingsrichtlijn (BRL) valt de milieukundige begeleiding en evaluatie van alle soorten bodemsanering in het kader van de Wbb en de Wet milieubeheer (Wm), ingrepen in de waterbodem in het kader van de Waterwet en nazorg in het kader van de Wbb en Wm. Deze zijn nader gespecificeerd in de beschrijving van het toepassingsgebied van deze BRL. De activiteiten die voorafgaan aan de uitvoering van een bodemsanering of ingreep in de waterbodem vallen buiten de werkingssfeer van deze beoordelingsrichtlijn. Het toepassingsgebied van de BRL SIKB 6000,in geval van saneringen in het kader van de Wbb, wordt in paragraaf 1.2 van de BRL omschreven als: − Sanering van oude verontreinigingen (ongeacht de ernst); − Sanering van oude gevallen van ernstige verontreinigingen; − Sanering van nieuwe verontreinigingen (ongeacht de ernst) op grond van de Wbb: − Op basis van de meldplicht van art. 27 lid 1 Wbb; − Op basis van een beschikking naar aanleiding van een melding ex art. 27 lid 1 Wbb, waarin het bevoegd gezag maatregelen oplegt op grond van art. 30 lid 1 Wbb (= ongewoon voorval waardoor een geval van ernstige bodemverontreiniging is veroorzaakt). Omdat de bodemsanering wordt uitgevoerd op grond van artikel 30 Wbb is, gelet op bovenstaande, de BRL SIKB 6000 van toepassing op werkzaamheden die in het kader van de sanering worden uitgevoerd.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
Bijlagen
De BRL SIKB 6000 beschrijft de algemene eisen, waaraan de organisaties en de personen moeten voldoen, die onder het certificaat van deze beoordelingsrichtlijn werken. De volgende bij deze beoordelingsrichtlijn horende protocollen beschrijven de specifieke eisen waaraan de organisaties en de personen moeten voldoen, die onder het certificaat van deze beoordelingsrichtlijn activiteiten uitvoeren binnen de reikwijdte van het betreffende protocol: − Milieukundige begeleiding landbodemsaneringen met conventionele methoden, protocol 6001; − Milieukundige begeleiding landbodemsaneringen met in-situ methoden, protocol 6002; − Milieukundige begeleiding ingrepen in de waterbodem, protocol 6003; − Milieukundige begeleiding van nazorg, protocol 6004. Op basis van paragraaf 2.2 van protocol 6001 valt de huidige beheerssituatieonder de reikwijdte van protocol 6001 (landbodemsanering met conventionele methoden).Protocol 6002 (in-situ sanering) is vooralsnog niet van toepassing, mogelijk wel in een later stadium. Hierna volgt een toelichting op beide protocollen. Protocol 6003 (waterbodemsanering) is vooralsnog niet van toepassing op de projectlocatie van Chemie-Pack, mogelijk wel als de waterbodems uit de sloten wordt gesaneerd. Protocol 6004 (nazorg) is van toepassing bij de nazorg die – naar alle waarschijnlijkheid – na de sanering zal moeten plaatsvinden. Momenteel is echter een aanpassing van de protocollen 6001 en 6002 in voorbereiding (publieke kritiekronde op ontwerp-aanpassing gesloten per 13 september 2012).Doel van de aanpassing is vereenvoudiging en verduidelijking. Die vindt plaats door intrekking van protocol 6004, waarbij relevante eisen uit dat protocol worden opgenomen in protocol 6001 en 6002. De verwachting is dat protocol 6004 reeds zal zijn ingetrokken voordat het nazorgstadium wordt bereikt. Toelichting VKB-protocollen 6001/6002 (MKB conventionele en in-situ landbodemsaneringen) Bij de milieukundige begeleiding van bodemsaneringen wordt onderscheid gemaakt tussen milieukundige processturing en milieukundige verificatie. In alle gevallen moet milieukundige processturing en milieukundige verificatie onder certificaat worden uitgevoerd. De VKBprotocollen 6001 en 6002 schrijven voor dat een geregistreerde milieukundig begeleider (MKBer) van een erkend bedrijf aanwezig is bij voor de milieukundige processturing dan wel milieukundige verificatie kritische werkzaamheden. Overige (niet kritische) werkzaamheden in het kader van milieukundige processturing (met uitzondering van veldwerk), mogen worden uitgevoerd door niet geregistreerde personen, mits onder verantwoordelijkheid van de geregistreerde milieukundig begeleider. Bij milieukundige verificatie moeten alle werkzaamheden uitsluitend en alleen door de geregistreerde milieukundig begeleider worden uitgevoerd met uitzondering van veldwerk. Veldwerk (werkzaamheden die vallen onder de protocollen 2001, 2002, 2003 of 2018) in het kader van milieukundige begeleiding (zowel processturing als verificatie) mag worden uitgevoerd door een geregistreerde veldwerker (BRL SIKB 2000) van een erkend bedrijf. Deze veldwerkzaamheden mogen zelfstandig (zonder direct toezicht) door een geregistreerde veldwerker worden uitgevoerd maar blijven in alle gevallen onder verantwoordelijkheid van de geregistreerde milieukundig begeleider. Onder kritische werkzaamheden wordt verstaan: alle werkzaamheden in de bodem die het saneringsresultaat (kunnen) beïnvloeden en alle werkzaamheden die van invloed (kunnen) zijn op de verwerking van te verwijderen grond/bagger en verontreinigingen. Als voorbeelden van werkzaamheden die als tenminste kritisch kunnen worden beschouwd, kunnen worden genoemd: − het vaststellen van de uit de bodem te verwijderen verontreinigingen in het veld (land- en waterbodem); − het aanbrengen van het saneringssysteem door de aannemer voor de sanering van grond en grondwater; Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
Bijlagen
− het scheiden van grond/baggerstromen, het in depot brengen en/of afvoeren van gescheiden deelstromen grond of bagger. Onder niet-kritische werkzaamheden wordt verstaan: alle werkzaamheden in de bodem die niet het saneringsresultaat (kunnen) beïnvloeden en alle werkzaamheden die niet van invloed (kunnen) zijn op de verwerking van te verwijderen grond/bagger en verontreinigingen. Als voorbeelden van niet-kritische werkzaamheden, waarbij niet de (continue) aanwezigheid van de geregistreerde milieukundig begeleider is vereist, kunnen worden genoemd: − het inrichten van het werkterrein; − het aanbrengen van een leeflaag of verhardingslaag als isolerende maatregel; − het aanvullen van de saneringsput nadat eindkeuring heeft plaats gevonden; het ontgraven van een grond- of baggerdepot waarbij de kwaliteit en einddiepte op basis van inmeten van tevoren bekend is; − het ontgraven van grond uit een homogeen verontreinigde bodem waarbij de ontgravingscontour is bepaald door de in de bodem te realiseren functie zoals bijvoorbeeld een aan te leggen kelder of parkeergarage. Kwaliteitsplan Ten behoeve van een kwalitatief goede en eenduidige uitvoering, is het van belang dattaken, verantwoordelijkheden (mandaat), verplichtingen, te volgen werkwijze e.d. formeel zijn vastgelegd.In het geval dat hetcontract of andere documenten zoals het saneringsplan, plan van aanpak, verificatieplan e.d.hierin niet of onvoldoende voorzien,dient eenkwaliteitsplan te worden opgesteld. In het kwaliteitsplan moeten conform bijlage 3 van VKB-protocollen 6001 en 6002 minimaal (mits van toepassing) de volgende aspecten worden verwerkt: − de beschikbare gegevens (rapporten) die relevant zijn voor de sanering: onderzoeken, saneringsplan, beschikkingen, vergunningen, relevante geachte contracten; − bevestiging van de milieukundige processtuurder dat deze kennis genomen heeft van de vermelde relevante gegevens en deze heeft begrepen; − onzekerheden en faalkansen van de saneringsaanpak; − stappenplan hoe met bovenstaande wordt omgegaan; − verplichtingen die in het saneringsplan, in de vergunningen en in de beschikking op het saneringsplan zijn opgenomen; − ontgravingsplan en grondstromenbalans; − bemalings- en zuiveringsplan; − planning van de uit te voeren werkzaamheden met: - overzicht van stop- controle- en toetsmomenten - overzicht van de bijbehorende acties − welke partij aanspreekpunt is voor het bevoegd gezag en afwijkingen aan deze meldt; − welke partij verantwoordelijk is voor de melding aan vergunningverleners; − welke partij verantwoordelijk is voor contact met derden; − hoe wordt gehandeld in conflictsituaties; − hoe de functiescheiding is geborgd van de milieukundige verificatie.
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
Bijlagen
BIJLAGE TABEL RANDVOORWAARDEN VOOR GEBRUIK GEBIEDEN CHEMIE-PACK E.O. Voor én tijdens de sanering Definitie deelgebieden: • Saneringsgeval, aangewezen gebied door GS in het kader van de Wet Bodembescherming (laagste voorwaardenregime bodemverontreiniging Chemie-Pack) • Bluswatergebied waar sprake is geweest van verontreinigde slurry op het maaiveld en verontreinigd bluswater in de bodem is gezakt. (middelste voorwaardenregime) • Saneringswerkgebied waar op basis van onderzoek de grond en/of het grondwater is verontreinigd met concentraties groter dan GRH (zwaarste voorwaarden, saneringsregime)
Deelgebieden / gebruiksaspecten
Saneringsgeval
Bluswatergebied (
Saneringswerkgebied (>GRH)
Slopen/bouwen: doorboren kleilaag palen trekken kabels/leidingen
voorwaarden provincie voorwaarden provincie toegestaan
niet toegestaan niet toegestaan voorwaarden
slopen vloeren
toegestaan
verharding leggen
toegestaan
grondverbetering
toegestaan
bouwputbemaling
afstemming/overleg provincie
>50-100 m GRHcontour grondwater, anders voorwaarden soms ivm kleilaag of bemaling
voorwaarden provincie voorwaarden provincie keuring bij toepassing grond elders keuring bij toepassing grond elders keuring bij toepassing grond elders keuring bij toepassing grond elders voorwaarden provincie
vereist
vereist
Grond: graven in kleilaag graven
voorwaarden provincie n.v.t.
graven >GRH
n.v.t.
voorwaarden provincie keuring bij toepassing grond buiten deelgebied n.v.t.
toepassen GRH
voorwaarde Stand-Still niet toegestaan
voorwaarde Stand-Still niet toegestaan
niet toegestaan keuring bij toepassing grond buiten deelgebied niet toegestaan of voorwaarden provincie voorwaarden provincie niet toegestaan
afstemming/overleg provincie registratie bodemkwaliteitskaart
soms ivm kleilaag of toepassen alleen vanuit andere gebieden
vereist
vereist
vereist
vereist
voorwaarden provincie
voorwaarden provincie
Grondwater: onttrekking grondwater
infiltratie grondwater
afstemming/overleg provincie registratie bodemkwaliteitskaart
1
1
voorwaarden voorwaarden niet toegestaan voorwaarden provincie
>50-100 m GRHcontour grondwater, anders voorwaarden 1 >50 m GRH-contour, grondwater anders voorwaarden
>50 m GRH-contour, grondwater anders voorwaarden
voorwaarden provincie
soms indien binnen afstand contour n.v.t.
soms indien binnen afstand contour vereist
vereist
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
1
vereist
Bijlagen
Notitie milieukundige begeleiding Chemie-Pack
Bijlagen
Bijlage
11
V&G-plan ontwerpfase
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
Inhoudsopgave
1.
Inleiding .............................................................................. 2
2. 2.1 2.2 2.3
Algemene gegevens ............................................................. 3 Locatiegegevens ..................................................................... 3 Risicoklasse ............................................................................ 4 Uit te voeren werkzaamheden................................................... 4
3.1 3.2
Betrokken partijen ............................................................... 5 Betrokken partijen .................................................................. 5 Overige instanties ................................................................... 5
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12
Veiligheidsmaatregelen ........................................................ 7 Aanwezig stoffen ..................................................................... 7 Maatregelen per deelgebied ...................................................... 9 Begeleiding uitvoeringsfase ...................................................... 9 Taak Risico Analyse (TRA) ....................................................... 10 Voorlichting en instructie ......................................................... 10 Stofvorming .......................................................................... 10 Personen die de locatie niet mogen betreden. ............................ 10 Luchtkwaliteitsmetingen.......................................................... 10 Arbeidshygiënische voorzieningen ............................................ 10 Materieel in de verontreinigde zone .......................................... 11 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) ................................ 11 Maatregelen .......................................................................... 11
3.
4.
Bijlagen 1 Tekening met verontreinigingscontour 2 Lijst met verontreinigende stoffen 3 Taak Risico Analyse
1
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
1. Inleiding In opdracht van de Provincie Noord-Brabant is door de Omgevingsdienst Middenen West Brabant een veiligheids- en gezondheidsplan (hierna te noemen V&G-plan) opgesteld, voor de voorgenomen bodemsaneringswerkzaamheden ter plaatse van “ Plan Noord “ op het terrein Vlasweg 6 (voormalig terrein van Wärtsilä, een deel van het terrein van Marten en van Oord en ATM. Deze terreindelen zijn verontreinigd geraakt door de brand die in januari 2011 heeft gewoed bij Chemie-Pack. In de ontwerpfase heeft de opdrachtgever, in dit geval Provincie Noord-Brabant, de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor de arbeidsomstandigheden. Dit is een voortvloeisel uit het Arbo-besluit (artikelen 2.26, 2.28 en 2.30). Dit V&G-plan heeft als doel de betrokken partijen te informeren over de arborisico’s die voortvloeien uit de uit te voeren werkzaamheden, zoals verwoord in paragraaf 2.3, waarbij contactmogelijkheden zijn met sterk verontreinigde grond. Bij projecten waarbij meer dan 500 mensdagen zijn gemoeid of als de duur van het project meer dan 30 werkdagen bedraagt en gedurende die 30 wekdagen meer dan 20 medewerkers werkzaam zijn dient het project te worden gemeld bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is voor onderhavig geval niet van toepassing. Dit document is opgesteld op basis van de vigerende Arbo-wetgeving, de vigerende versie van de CROW Publicatie 132 - Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water- evenals de huidig bekende onderzoeksgegevens.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 zijn de locatiegegevens en verontreinigingssituatie beschreven evenals de risicoklasse. Hoofdstuk 3 gaat in op de bij de werkzaamheden betrokken partijen. Hoofdstuk 4 beschrijft de te nemen veiligheidsmaatregelen. Als bijlage 1 is de tekening met verontreinigingscontour opgenomen. Bijlage 2 betreft de een overzicht waarin de verontreinigende stoffen zijn weergegeven. Bijlage 3 geeft de Taak Risico Analyse weer.
2
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
2. Algemene gegevens
2.1
Locatiegegevens
De locatie is gelegen op Industrieterrein Moerdijk (zie tekening 1). Het betreft het voormalige terrein van Wärtsilä (Vlasweg 6) een deel van het terrein van Martens en Van Oord (Oostelijke Randweg 5) en een deel van het terrein van ATM Moerdijk (Vlasweg 12). Tekening 1; ligging onderzoekslocatie (Bron: www.routenet.nl)
De locatie staat bekend onder vermelding: gemeente: Moerdijk Straat Vlasweg 6, Vlasweg 12 en Oostelijke Randweg 5 Oppervlakte: circa 1 hectare
2.1.1 Uitgevoerde (bodem)onderzoeken Op basis van de uitgevoerde (bodem)onderzoeken en uitgewerkte lijst met aanwezige stoffen (stoffen data opgesteld door Karel Verschueren) kan worden gesteld dat de grond en het grondwater verontreinigd zijn en dat blootstelling mogelijk is aan een aantal bekende stoffen, maar mogelijk ook aan een aantal onbekende en niet-genormeerde stoffen. Tevens zijn een aantal CMR-stoffen (Carcinogeen, Mutageen en Reprotoxisch) aanwezig. Vanwege deze reden is het onderhavige V&G plan opgesteld voor de voorgenomen werkzaamheden van Plan Noord. Op de kaart in bijlage 1 is de verontreinigingscontour weergegeven zoals die op 5 april 2013 bekend is.
3
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
2.2
Risicoklasse
Voor het uitvoeren van de risicobeoordeling is gebruik gemaakt van de systematiek van de CROW publicatie 132: “Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”, uitgifte december 2008. Op grond van de aanwezigheid van CMR-stoffen (en onbekende stoffen) worden de werkzaamheden ingedeeld in klasse 3T. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van stoffen met een laag vlampunt worden de werkzaamheden ingedeeld in klasse 1F.
2.3
Uit te voeren werkzaamheden
De werkzaamheden zijn divers en zijn globaal te verdelen in: Het aanbrengen (verlengen) van het foliescherm op het terrein van Martens en van Oord; Het aanbrengen van drainage en pompputten op het terrein van Martens en van Oord; Het aanbrengen van een interceptiesleuf op de grens ATM en Martens en van Oord; Het aanbrengen van een foliescherm tussen Vlasweg 6 en ATM; Het aansluiten van de drains die reeds zijn aangebracht onder de nieuwe grondloods van ATM; Het saneren van het deel van het terrein van Vlasweg 6 dat onverhard is, of verhard is met klinkers of stelconplaten (dus niet onder de aanwezige betonvloer). Voor een deel van de werkzaamheden zal noodzakelijk zijn om de grondwaterstand te verlagen. Deze werkzaamheden zijn niet separaat vernoemd daar ze onderdeel uitmaken van de bovengenoemde werkzaamheden.
4
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
3. Betrokken partijen
3.1
Betrokken partijen
●
Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode/plaats Telefoon Fax E-mail
: : : : : : :
Provincie Noord-Brabant Mevrouw P. de Paauw Postbus 90151 5200 MC ‘s-Hertogenbosch 073 – 681 28 12 (algemeen) [email protected]
●
Projectmanagement Contactpersoon Adres Postcode/plaats Telefoon Fax E-mail
: : : : : : :
V&S Milieuadviseurs De heer R. Somers J.F. Vlekkeweg 10-14 5026 RJ Tilburg 06 - 51 83 65 91 [email protected]
●
Directievoering Contactpersoon Adres Postcode/plaats Telefoon Fax E-mail
: : : : : : :
V&S Milieuadviseurs De heer F. Buijs J.F. Vlekkeweg 10-14 5026 RJ Tilburg
●
Veiligheidskundige (HVK) Contactpersoon Adres Postcode/plaats Telefoon Fax E-mail
: : : : : : :
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant De heer JP Ghijsens Postbus 75 5000 AB Tilburg 06 – 52 85 73 71 [email protected]
●
Milieukundig arts Contactpersoon Adres Postcode/plaats Telefoon Fax E-mail
: : : : : : :
GGD, Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid De heer H. Jans Postbus 3024 5003 DA Tilburg 06 - 30 01 06 30 [email protected]
●
Aannemer
:
Nader te bepalen,
●
Milieukundig begeleider
3.2
Overige instanties
06 - 51 82 36 14 [email protected]
Nader te bepalen
●
Alarmnummer
:
112
●
Politie Adres Postcode/plaats Telefoon
: : : :
Team Moerdijk Pastoor van Kessellaan 1 4761 BH Zevenbergen 0900-8844
5
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
●
Brandweer Adres Postcode/plaats Telefoon
: : : :
M-W Brabant; Cluster Moerdijk Wilhelminaplein 11c 4782 AB Moerdijk 0168-412877
●
Huisarts Adres Postcode/plaats Telefoon
: : : :
Huisartsenpraktijk Slort en Tan Neerhofstraat 5 4761 BM Zevenbergen 0168 - 32 41 62
●
Ziekenhuis Adres Postcode/plaats Telefoon
: : : :
Franciscus Ziekenhuis Roosendaal Boerhaavelaan 25 4708 AE Roosendaal 0165–588000
●
Inspectie SZW Adres Postcode/plaats Telefoon
: : : :
Regio Zuid-west; Kantoor Rotterdam Stadionweg 43c 3077 AS Rotterdam 010 – 479 83 00
●
NUTS-bedrijven
:
Zie KLIC-melding
6
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
4.
Veiligheidsmaatregelen
De in dit hoofdstuk beschreven activiteiten zijn opgesteld aan de hand van de huidig bekende (onderzoeks)gegevens en gebruik makend van de 4e editie van de CROWpublicatie 132 “Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”. Hierbij is uitgegaan van de risicoklasse 3T/1F. De verontreiniging behoort tot de CMR-stoffen (Carcinogeen, Mutageen en Reprotoxisch).
4.1
Aanwezig stoffen
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden gesteld dat de stoffen in de onderstaande tabel in de grond en/of grondwater aanwezig zijn. De vernoemde stoffen hebben een concentratie die hoger is dan de vastgestelde GRH-waarde. De GRH-waarde (Gebiedspecifieke Richtwaarden voor Herstel) is de waarde die gesteld is als terugsaneerwaarde en is veelal gekoppeld aan de waarde van Industrie van het Besluit Bodemkwaliteit of interventiewaarde zoals vernoemd in de circulaire bodemsanering. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de: Notitie Gebiedspecifieke richtwaarden voor herstel Chemie Pack e.o., september 2012. Opgemerkt moet worden dat enkele onderzoeken reeds twee jaar oud zijn en dat ervaring geleerd heeft dat een groot deel van de verontreinigingen uit de grond zijn “gespoeld” en in het grondwater terecht zijn gekomen. Tabel met aangetoonde stoffen > GRH-waarde
stofnaam Ethylbenzeen Tolueen Xylenen Ethylhexanol Nonylfenolen MEK Somgroep C8-C10 aromaten
aanwezig in grond grondwater X X X X X X X X X X X X X
1,3,5-Trimethylbenzeen (Mesityleen)
X
Naftaleen
X X
Propylbenzeen Tetrachlooretheen (Per) Indaan α-Methylstyreen
Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(b)fluorantheen Benzo(g,h,i)peryleen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen
7
opmerkingen
Zie omschrijving van de somgroep onder de tabel
X X X X X X X X X X
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant Vervolg tabel met aangetoonde stoffen > GRH-waarde
stofnaam
gPFOS iso-Propylbenzeen (Cumeen)
aanwezig in grond grondwater X
Pyreen
Styreen (Vinylbenzeen) Somgroep 10 PCB's
X X X X
Somgroep 9 ftalaten
X
cis-1,2-Dichlooretheen trans-1,2-Dichlooretheen o/m/p-Toluidine (som)
X
Vinylchloride
X X
1,2,4-Trimethylbenzeen 3+4-Ethyltolueen (som)
opmerkingen
Zie omschrijving van de somgroep onder de tabel Zie omschrijving van de somgroep onder de tabel
X X
X
Tot de somgroep C8-C10 aromaten worden de volgende stoffen gerekend: − − − − − − − − − − −
1,2,4-trimethylbenzeen 1,3,5-trimethylbenzeen (mesityleen) 1,2,4,5-tetramethylbenzeen 1,3-diethylbenzeen 1,4-diethylbenzeen 2-ethyltolueen Som 3,4-ethyltolueen Alfa –methylstyreen Indaan Propylbenzeen Iso-propylbenzeen (cumeen)
Tot de somgroep PCB’s worden de volgende stoffen gerekend: − − − − − − −
PCB PCB PCB PCB PCB PCB PCB
101 138 153 180 28 52 118
Tot de somgroep ftalaten worden de volgende stoffen gerekend: − − − − −
Benzylbutylftalaat Dibutylftalaat Diethylftalaat Di-isobutylftalaat Dimethylftalaat
Op basis van de stoffendata opgesteld door Karel Verschueren is een samenvatting gemaakt van de belangrijkste stofeigenschappen. De MSDS’en zijn niet toegevoegd. Deze lijst is toegevoegd als bijlage 2.
8
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
4.2
Maatregelen per deelgebied
Het werkgebied is sterk verontreinigd met diverse stoffen in grond en grondwater. De gemeten concentraties liggen (ver) boven de GRH-waarde. Vanwege de aanwezige cocktail van verontreinigingen is het volgende maatregelen pakket vastgesteld, dat minimaal gevolgd dient te worden: • •
• • •
Medische geschiktheid, type A+B (omgevingslucht afhankelijke adembescherming). Bij het gebruik van omgevingslucht onafhankelijke adembescherming is type C en aanvullende opleiding verplicht. Gebruik van de PID meter; o bij 0,5 PPM moet adembescherming gedragen worden; Omgevingslucht afhankelijke motorondersteunde adembescherming met een AB-P3 filter (combinatiefilter van actief kool bestemd voor organische en zure dampen en gassen, halogeenverbindingen en nitreuze gassen aangevuld met een fijnstof filter). De adembescherming dient te worden gedragen indien er meer dan 0,5 PPM PID gemeten wordt en/of onbekende geuren worden waargenomen. De meting uitvoeren in de ademzone. o bij meetwaardes van > 50 PPM moet omgevingslucht onafhankelijke adembescherming gedragen worden; (persluchtflessen of perslucht met slangen van de flessenbatterij naar het masker) Meetwaardes (indien >0,5 PPM) dienen op de veldwerkformulieren te worden vermeld. De blootstelling dient door de werkgever te worden opgenomen in het personeelsdossier. Persoonlijke beschermingsmiddelen: Veiligheidslaarzen (S5), wegwerpoverall categorie 3, type 4,5,6. en handschoenen met lange schacht, volledig gecoat / gedompeld bestemd voor deze verontreinigingen. Het gebruik van een drie traps sanitairunit zoals omschreven in de vigerende versie van de CROW 132 (of deco-unit zonder gebruik te maken van de onderdrukmachine in de vuile ruimte).
Werktijden De werkzaamheden worden in dagdienst en bij daglicht uitgevoerd. Hierbij wordt de arbeidstijdenwet gehanteerd. Bij extreme weersomstandigheden of extra zwaar werk dienen de werktijden te worden aangepast aan de omstandigheden. Aan het einde van de werkdag wordt de werklocatie veilig achter gelaten.
4.3
Begeleiding uitvoeringsfase
Als deskundige is door de opdrachtgever een Hoger Veiligheidskundige aangewezen. Deze werkt (indien noodzakelijk) samen met de milieukundig arts. Dagelijkse begeleiding van de werkzaamheden op locatie wordt door hem uitgevoerd. Alle werkzaamheden worden 2 werkdagen van te voren besproken met de Hoger Veiligheidskundige, dit in verband met het bepalen van de risico’s door de samenloop van de werkzaamheden. Het afstemmingsoverleg wordt dagelijks op een vast tijdstip gehouden. Hierbij zijn minimaal aanwezig de uitvoerde van de aannemer of zijn DLPer, de directievoerder en de Hoger Veiligheidskundige van de opdrachtgever. Bij overschrijding van de PID meetwaarde van 0,5 PPM dient terstond contact te worden opgenomen met de Hoger Veiligheidskundige van de opdrachtgever. Samen wordt het vervolg van de werkzaamheden bepaald.
9
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
4.4
Taak Risico Analyse (TRA)
Bij de voorbereiding van de werkzaamheden wordt door de (uitvoerder / DLP-er van de) aannemer een TRA opgesteld, voor de door hen uit te voeren werkzaamheden. De Hoger Veiligheidskundige van de opdrachtgever is op de hoogte van de overige uit te voeren werkzaamheden en de samenloop hiervan met de sanerende werkzaamheden van de aannemer. De Hoger Veiligheidskundige spreekt deze door met de (sanerings)aannemer. De te gebruiken TRA is aan dit V&G plan toegevoegd als bijlage 3. Het is een standaard TRA, deze kan mogelijk niet volledig zijn. De uitvoerder / DLP-er van de aannemer is verantwoordelijke voor het vervolmaken van de TRA. De ingevulde en getekende TRA wordt door de Hoger Veiligheidskundige opgeborgen in de daarvoor bestemde dossiermap.
4.5
Voorlichting en instructie
Door de Hoger Veiligheidskundige van de aannemer zal een startwerkoverleg worden voorbereid en gehouden. Hierin wordt onder andere toelichting gegeven op de veiligheidsklasse, arbeidshygiënische risico’s, zonering, veiligheidsvoorschriften en te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen (waaronder mogelijk de te gebruiken adembescherming) evenals de metingen die dienen te worden uitgevoerd. De daarop volgende dagelijkse startinstructie of de eerste instructie voor bezoekers zal door de DLP van de aannemer (eventueel in combinatie met de Hoger Veiligheidskundige) worden verzorgd.
4.6
Stofvorming
Stofvorming dient te worden voorkomen! Dit is essentieel om blootstelling aan vaste stoffen op de werkplek en emissies naar de omgeving zoveel mogelijk tegen te gaan. Het benevelen van de bodem kan helpen de stofvorming te voorkomen.
4.7
Personen die de locatie niet mogen betreden.
Het betreden van de locatie is verboden voor: personen jonger dan 18 jaar, zwangeren en vrouwen in de lactatieperiode en personen die niet beschikken over een medische geschiktheidverklaring.
4.8
Luchtkwaliteitsmetingen
Bij het aantreffen van ongebruikelijke geuren en geuren die niet worden gemeten met de PID meter dient minimaal 2x per werkdag (bij aanvang van het werk) de luchtkwaliteit te worden gemeten. Gemeten kan worden met specifieke gasdetectie. Indien bekende geuren worden waargenomen dient stofspecifiek te worden gemeten, indien 1/5 van de grenswaarde wordt overschreden bij metingen met de PID meter. De Hoger Veiligheidskundige en zo mogelijk de milieukundig arts dient/dienen betrokken te worden bij de uitvoering van de luchtmetingen. Zij ontvangen ook een afschrift van de meetresultaten en worden betrokken bij de interpretatie van de meetgegevens.
4.9
Arbeidshygiënische voorzieningen
Op het project is aanwezig: een schaftruimte, een toilet en sanitairunit. Hieronder wordt verstaan een 3-traps sanitairunit zoals die omschreven is in de CROW 132, die – in principe - geplaatst is op de grens van de schone en vuile zone. Tevens is een spoelgelegenheid voor de laarzen aanwezig voor de vuile zone van de sanitairunit. Eten, drinken en roken binnen de verontreinigde zone is verboden.
10
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Omgevingsdienst Midden- en West Brabant
4.10 Materieel in de verontreinigde zone Het werk (in de verontreinigde zone) zal worden uitgevoerd door diverse materieelstukken zoals hydraulische graafmachines, een draineermachine en machines die het foliescherm aanbrengen. De maatregelen waaraan regulier machines, die worden ingezet in de verontreinigde zone, moeten voldoen zijn beschreven in de CROW 132. Draineermachines en machines die het foliescherm aanbrengen zijn niet expliciet uitgerust voor het werken in verontreinigde grond. Het is van belang dat in samenspraak met de hoger veiligheidskundige de te nemen acties worden bepaald en ingezet. Denk daarbij aan het medisch keuren van de medewerkers, het opleiden van de medewerkers voor wat betreft het gebruik van PBM en sanitairunit. Voordat de machines de verontreinigde zone verlaten – of indien onderhoud of modificaties aan de machines dienen te worden utgevoerd – dienen de machines grondig te worden gereinigd, zodat de verontreiniging niet wordt verspreid en medewerkers niet worden blootgesteld aan de verontreiniging.
4.11 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) Gebruikte PBM dienen in de vuile zone van de sanitairunit te blijven. Wegwerpartikelen afvoeren als gevaarlijk afval, herbruikbare artikelen (zoals maskers) wekelijks laten reinigen. Het spreekt voor zich dat gebruikte PBM niet (ongereinigd) mee naar huis mogen worden genomen.
4.12 Maatregelen De vrijkomende deelstromen / materialen worden in verschillende depots opgeslagen. Denk daarbij aan verontreinigde grond (in diverse gradaties), bouw- en sloopafval en afval water. Depots met verontreinigde grond dienen bij het beëindigen van de werkzaamheden, voorzien te zijn van onder- en bovenafdichting. Dit om contactmogelijkheden, verwaaiing en stofvorming tegen te gaan. Dit geldt ook voor het bouw- en sloopafval. Het afvalwater gaat in een gesloten leiding naar de waterzuivering aan de vlasweg 6 (voormalig terrein van Wärtsilä). Om de (afwezigheid van de) emissie van gassen en dampen naar de omgeving aan te tonen zullen luchtmetingen worden uitgevoerd. Deze metingen worden uitgevoerd door Bureau Milieumetingen van de Provincie Noord-Brabant. De onderzoeksopzet wordt door hen nader bepaald en is derhalve niet in dit V&G-plan opgenomen.
11
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Bijlage 1
Tekening met verontreinigingscontour
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Bijlage 2
Lijst met bekende bodemverontreinigingen Op basis van stoffendata opgesteld door Karel Verschueren
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
Bijlage 3
Taak Risico Analyse
V&G-plan ontwerpfase Chemie-Pack “Plan Noord” Industrieterrein Moerdijk 8 april 2013
aanwezig in stofnaam grond grondwater Aromatische koolwaterstoffen X X tolueen X X o-xyleen X X m-xyleen X X p-xyleen X X ethylbenzeen X X styreen X X X X
CAS
Formula
108-88-3 95-47-6 108-38-3 106-42-3 100-41-4 100-42-5
mol gewicht
dampsp mm Hg 20°C
indaan a-methylstyreen 1,2,4-trimethylbenzeen 1,3,5-trimethylbenzeen
496-11-7 98-83-9 95-63-6 108-67-8
C7H8 C8H10 C8H10 C8H10 C8H10 C8H8 C9H10 C9H10 C9H12 C9H12
n-propylbenzeen iso-propylbenzeen (cumeen) Koolwaterstoffen naftaleen
103-65-1 98-82-8
C9H12 C9H12
120,2 120,2 120,2
2 2,5 3,2
91-20-3
C10H8
128,2
X X X X X X X
fenanthreen fluorantheen pyreen chryseen B(a)antraceen B(a)pyreen benzo(b)fluorantheen
85-01-8 206-44-0 129-00-0 218-01-9 56-55-3 50-32-8 205-99-2
C14H10 C16H10 C16H10 C18H12 C18H12 C20H12 C20H12
178,2 202,3 202,3 228,2 228,2 252,3 252,3
0,095 6.8 x 10-4 4.5 x 10-6 6.8 x 10-7 6 x 10-7
X
benzo(ghi)peryleen
191-24-2
C22H12
X
nonylphenols
104-40-5
X
2-ethylhexanol
X
methylethylketon (2-butanon)
X X X X
X X X X
X X X X Polycyclysche Aromatische X
dampsp hPa 20°C
water oplosb. mg/L, 20°C 20-25°C
H const. dimensieloos
reukgrens lucht 50% mg/m3
reukgrens water 50% µg/L
Kow
Koc
Retardatie factor Rf* bij 2% o.c.
aquat Tox mg/L
92,1
22
515
0,21
10
50
500
35
5
106,2 106,2 106,2 106,2 104,1 118,2 118,2 120,2
5 6 6,5 7 5
175 180 198 152 300
0,16 0,19 0,19 0,26 0,094
1 1 1 2 1
6 5 5 8 10
630 1.600 1.600 1.600
43 108 108 108
5 5 1 1 10
2.000 6.300
135 423
1 10
724
175 269 309
10 1
95
1
3 57 20 60 (2)
0,23 0.27 (2)
5,3
50
0,41
30
0,019
0,2
0,5
10
2
2.340 2.9 x 104 2.0 x 105 2.0 x 105 4.1 x 105
2.600 4.000 4.600 700
5 x 10-9 5 x 10-7 5 x 10-7
0,82 0,26 0,16 0,006 0,01 0,003 0,00055
276,3
1 x 10-10
0,00026
5.7 x 10-6
C15H24O
220,3
<0.0075
<0.01
11
104-76-7
C8H18O
130,2
0,05
1,1
1.000
78-93-3
C4H8O
72,1
77
101
125.000
3.9 x 10-4
1,8
1,1
2.000
dimethylftalaat diethylftalaat dipropylftalaat di-n-butylftalaat
131-11-3 84-66-2 131-16-8 84-74-2
194,2 222,2 250,3 278,3
<0.01
0,0089 0,005
4.300 910 150 11
<2.4 x 10-5
35 500 1.860 37.000
3 35 126 2.480
10 5 1 1
X X X X
di-isobutylftalaat butylbenzylftalaat di(2-ethylhexyl)ftalaat di-n-octylftalaat
84-69-5 85-68-7 117-81-7 117-84-0
C10H10O4 C12H14O4 C14H18O4 C16H22O4 C16H22O4
20 3 0,3 3
5.7 x 10-4 (2) 4.8 x 10-5
129.000 63.000 79.000.000
8.644 4.222 5.293.001
0,5
X
o-toluidine
15.000 12.000
3.9 x 10 1.1 x 10-4
1 5
26.000 45.000
20 26
2 3
7.400
7.7 x 10-4
0,5
650
0,00019 4.6 x 10-5 0,0012 0,0001 0,0022
fenolen
4.1 x 105 1.1 x 106 6.9 x 106
49.000 68.000 357.000 1.000.000
1.7 x 107 <8.1 x 10-3
3.446 10.866 17.657 470.834 282.501 941.668 5.136.365
0,05 1 0,01
10.865.386 2.000
135
0,5
Alcoholen Ketonen ftalaten
C19H20O4 C24H38O4 C24H38O4
278,3 312,4 390,6 390,6
0,00023 0.001 (2) -6
8.6 x 10
8.7 x 10-5
10
stikstofverbinding X m-toluidine X p-toluidine Vluchtige organo chloorverbindingen X monochloorethaan (vinylchloride)
95-53-4 108-44-1 106-49-0
C7H9N C7H9N C7H9N
107,2 107,2
0,1 0,3 1.3 (2)
107,2
-5
2,2
258
37
5.100
0,1
1.500 1,000 (2)
680
96,5
2.660 200 (1)
1.100
156-59-2
C2H3Cl C2H2Cl2
62,5
cis,1,2-dichlooretheen
10.000
320
46
X
tetrachlooretheen
127-18-4
C2Cl4
165,8
14
150
0,6
30
50
982
138
X
Perfluor octa sulfonzuur(PFOS)
2795-39-3
C8F17SO3K
538,2
3.3 x 10-4
519
2 x 10-6
Overigen
400
5 1 40
X
75-01-4
5 0,5
10
Taak risico analyse Uitvoeringsdatum
Chemie-Pack; 2013
Uit te voeren werkzaamheden Uitvoerende partij
In opdracht van
Opdrachtgever
Contactpersoon
Aannemer
Telefoonnummer
Triqua
weersverwachting Risico’s
Meerdere (onder) aannemers Waarschijnlijkheid / hoeveelheid
Nee / Ja, (naam)
Genomen maatregelen
Vrijkomen gassen en dampen Stofvorming Emissie naar omgeving en/of milieu Val / struikelgevaar Aanrijdgevaar Inkalven / beknelling Besloten ruimte Fysieke / mentale belasting Weersinvloeden
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Opgesteld door:
o o o o o
Wegwerpoverall cat 3 klasse 4,5,6 Handschoenen, aanpassen aan werkzaamheden Veiligheidslaarzen Helm Ademhalingsbescherming - afhankelijk met A2B2P3 filter - onafhankelijke adembescherming Gecontroleerd door:
JP Ghijsens Hoger Veiligheidskundige namens opdrachtgever
Datum
Op de voorzijde beschreven TRA is gegeven door: Naam:
Functie:
Datum:
En ontvangen door: Naam
Geboortedatum
BSN
Keuring tot
geldig
Paraaf voor ontvangen en begrepen
Bijlage
12
Inschrijfstaten werkzaamheden (A: grondwerk en aanleg en B: installatie en instandhouding)
Inschrijfstaat Chemiepack Plan Noord (grond werkzaamheden) werkzaamheden hoofdstuk 4 van het plan van aanpak N/V
post omschrijving
eenheid
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Voorbereidende werkzaamheden Verplaatsen tijdelijk hekwerkvt.p.v. deelgebied 2 Toepassen afzetting lint Toepassen deco unit, incl evt. verplaatsen Toepassen borstelplaats Inrichten en onderhouden depot voor circa 1.200 m3 niet toepasbare grond Depot voorzien van bovenafdichting, incl. vastleggen folie
EUR EUR EUR EUR EUR
1N 1N 1N 1N 1N
1.6 1.7
Controle ligging kabels en leidingen van MVO en ATM Graven proefsleuf opzoeken effluentleiding 5x t.p.v. kabels en leidingen sleuf
EUR EUR
1N 1N
m2 m2 EUR
176 V 176 V 1N
1.8 Opnemen klinkerverharding en deponeren in depot 1.9 Opnemen betonplaten en opstapelen in depot 1.10 Verzorgen en bijwonen Kick-off door de Hogere veiligheidskundige 2 2.1
2.2
2.3
2.4
3 3.1 3.2 3.3
Bemalingswerkzaamheden EUR Bemaling voor plaatsen pompputten en doorspuitput betreft 3x pompputten en 1x doorspuitput Per put een extra filter t.b.v. stijghoogtemeting incl. zandvang en debietmeter st Leveren brandslangen brandslangen voor verpompen bemalingswater naar infiltratiebassin, maximale lengte 170 m dag Leveren en instandhouden opvoerpomp en zandvang Pomp en zandvang nabij infiltratiebassin plaatsen Voldoende capaciteit voor verpompen in het effleuntbassin van de WZI EUR Leveren en instandhouden afvoerleiding vanaf infiltratiebassin naar WZI afvoerleiding aanleggen met leidingen die geleverd worden conform 4.10 en 4.11 Incl. voorzieningen leidingen aansluiten op de opvoerpomp en in het effleuntbassin Grondwerk (deelgebeid 2) Ontgraven deelgebied 2 + greppel Ontgraven, laden, vervoeren en verwerken in tijdelijk depot Laden, vervoeren en verwerken vrijkomende grond in deelgebied 2 betreft grond vrijgekomen bij post 4, incl. verdichten Leveren en verwerken ophoogzand minimaal klasse industrie betreft tekortkomende grond in deelgebied 2, incl. verdichten
m3
842 V
m1 st
105 V 2N
4.5
Leveren en aanleg drain machinaal (diam. 100 mm, PP450) m1 incl. stukken blind voor doorspuitvoorziening en (tijdelijke) afdichting Leveren en aanbrengen grind (sortering 4/16) in de sleuf m3 Leveren en plaatsen doorspuitpunt, incl. putafdekking en deksel st m1 Sleuf graven voor kabels en leidingen diepte 0,5 m en min. breedte 0,50 m, grond naast sleuf deponeren en na aanleg systeem weer aanvullen Verdichten tijdens aanvullen Doorvoeren kabels en leidingen door mantelbuis ATM EUR Leveren en leggen effleuntleiding (HDPE 65 mm, PN10) m1 Leveren en leggen effleuntleiding (HDPE 50 mm, PN10) m1 Leveren en leggen grondkabel (YMVK-as 4x1,5) m1 Leveren en leggen sturingskabel (YMVK-as 6x2x0,8) m1 EUR Afpersen effluentleiding afpersdruk 2 bar, meetmethode waterdichtheid conform Standaard RAW 2010, artikel 25.17.04
5.5 5.6 5.7 5.8
Eenmalige kosten Inrichten werkterrein Opstellen detailplanning en V&G-plan uitvoeringsfase Schoonmaakploeg, incl. PBM en onafhankelijke adembescherming conform 3T/1F Maken revisie tekening Plan Noord Compleet aangelegde beveiligingssysteem, ATM, foliewand OBM en systeem aangelegd door MvO Voorzieiningen conform 3T/1F Uitvoeringskosten Algemene kosten Winst en risico
6 6.1 6.2
Stelpost Schoonmaken materiaal Afvoeren zandvang
5.4
Aannemingssom, de omzetbelasting niet in begrepen
Gedaan te __________________ de ____________________2013 De inschrijver(s)
1N
373 V
Leveren en plaatsen pompput1,0 x 1,0 x 3,0 m, incl betonnen stelringen, putafdekking en deksel incl. benodigde sparingen diam. 100 mm voor drains
5 5.1 5.2 5.3
21 V
1.215 V
4.4
4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14
2V
m3
Aanleg systeem Leveren en aanleggen foliescherm Leveren en plaatsen pompput1,0 x 1,0 x 2,5 m, incl betonnen stelringen, putafdekking en deksel incl. benodigde sparingen diam. 100 mm voor drains
prijs per eenheid ( in EUR)
1N
m3
4 4.1 4.3
4.6 4.7 4.8
hoeveelheid resultaatsverplichting
1N 540 V 252 V 1N 500 V
1N 500 V 700 V 1.200 V 1.200 V 1N
EUR EUR dag
1N 1N 1V
EUR
1N
EUR EUR EUR EUR
1 1 1 1
EUR EUR
p.m.
N N N N
5.000 N N
EUR
totaalbedrag (in EUR)
Inschrijfstaat Chemiepack Plan Noord (installatietechnisch deel) werkzaamheden hoofdstuk 5 van het plan van aanpak N/V
post omschrijving
eenheid
1 1.1 1.2
Voorbereidende werkzaamheden Toepassen deco unit, incl evt. verplaatsen Verzoren en bijwonen Kick-off door de Hogere veiligheidskundige
EUR EUR
1N 1N
2 2.1 2.2
Pompen Leveren pompen (Compatta 3T) Installeren pompen in bestaande pompput incl. aanpassen put; doorvoering, ketting, pomp aansluiten Instandhouden pompen (4 stuks) tot 1 juli 2014 incl. preventief onderhoud en klein materiaal
st st
4N 4N
2.3
3 3.1
Aanpassen WZI Leveren watermeter Endress en Hauser, type Promaq 10, vooding 230 V 3.2 Leveren handafsluiter (spindel) diameter leiding 50 mm 3.3. Leveren handafsluiter (spindel) diameter leiding 65 mm 3.4 Leveren monsterkraan diameter leiding 50 mm 3.5 Leveren monsterkraan diameter leiding 65 mm 3.6 Doorvoer maken in de hal incl. afdichten en inkomend leidingwerk vorstvrij d.m.v. tracing 3.7 Aansluiten effluent leidingen, incl. te leveren appendages en electra kabels aansluiten in de WZI 3.8 Inregelen gehele systeem op de bestruing van de WZI Rekenen met 15x inregelen 3.9 Aanbrengen leidingwerk vanaf de WZI naar de influentbuffer 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Eenmalige kosten Inrichten werkterrein Opstellen detailplanning en V&G-plan uitvoeringsfase Voorzieiningen conform 3T/1F Uitvoeringskosten Algemene kosten Winst en risico
Aannemingssom, de omzetbelasting niet in begrepen
Gedaan te __________________ de ____________________2013 De inschrijver(s)
maand
hoeveelheid resultaatsverplichting
prijs per eenheid ( in EUR)
12 V
st
4N
st
3N
st
1N
st
3N
st
1N
EUR
1N
EUR
1N
EUR
1N
EUR
1N
EUR EUR EUR EUR EUR EUR
1 1 1 1 1 1
N N N N N N
EUR
totaalbedrag (in EUR)