Plan van aanpak “Uitbraak gastro-enteritis in zorginstelling”
Auteur:
A. Theuws
Titel: Versie:
Plan van aanpak “Uitbraak gastro-enteritis in zorginstelling” 0.8 Aangepaste versie voor buiten de regio.
Datum:
16 januari 2015
© GGD West-Brabant
Decos: 12020131
Inhoudsopgave Pagina Samenvatting / stroomdiagram
4
1. Achtergrondinformatie gastro-enteritis
5
1.1. Wat is het? 1.2. Ziekteverwekkers 1.2.1. Norovirus 1.3. Besmetting en besmettelijkheid
5 5 5 5
1.3.1 Besmetting
5
1.3.2 Besmettelijkheid
6
1.4. Incubatietijd
6
1.5. Immuniteit
6
1.6. Risicopatiënten
6
2. Diagnostiek
3. Wet Publieke Gezondheid: Meldplicht instellingen artikel 26
4. Plan van aanpak uitbraak gastro-enteritis 4.1. Informatieverzameling na diagnose en informeren GGD 4.1.1. Start registratie zieken
7
8
9 9 9
4.2. Samenstellen uitbraakteam
10
4.3. Communicatie in- en extern
10
4.3.1. Afspraken
11
4.3.2. De boodschap
12
4.3.3. Ondersteunende materialen
12
4.4. Hygiëneadviezen en -maatregelen
13
4.4.1. Organisatorische maatregelen
13
4.4.2. Handhygiëne
15
4.4.3. Dienstkleding/beschermende kleding
16
4.4.4. Hygiënisch werken
16
4.4.5. Reiniging en desinfectie
17
4.4.6. Wasinstructie
19
4.5. Opheffen van de maatregelen 4.5.1. Eindronde 4.6. Na de uitbraak
5. Bronvermelding
20 20 20
21
Bijlagen 1. Registratielijst zieken
Stroomdiagram uitbraak braken/diarree Zorginstellingen
Meerdere bewoners of medewerkers met braken en/of diarree
Inventariseer de situatie mbv anamnesevragen (hoofdstuk 4.1)
Meld de uitbraak bij de GGD (hoofdstuk 3)
Informeer medewerkers, bewoners, familie, betrokkenen (hoofdstuk 4.3)
Start registratie van zieken (bijlage 1)
Zet iom arts diagnostiek in (hoofdstuk 2)
Verscherp de hygiene en neem maatregelen (hoofdstuk 4.4)
4
1
Achtergrondinformatie gastro-enteritis
1.1
Wat is het?
Gastro-enteritis oftewel besmettelijke maag- en darmziekte komt in Nederland bij zo’n 4,5 miljoen mensen per jaar voor. In de volksmond wordt het vaak buikgriep genoemd. De meest voorkomende klachten zijn braken en/of diarree, soms in combinatie met misselijkheid, hoofdpijn, buikpijn, koorts. Over het algemeen is het een onschuldige – maar besmettelijke - aandoening die binnen enkele dagen vanzelf over gaat. In zorginstellingen worden vaak uitbraken van gastro-enteritis gezien: er treden vrij plotseling veel ziektegevallen op (meer dan normaal is voor de instelling).
1.2
Ziekteverwekkers
Gastro-enteritis kan veroorzaakt worden door verschillende ziekteverwekkers. Meestal gaat het om virussen, maar ook sommige bacteriën en parasieten kunnen klachten van braken en/of diarree veroorzaken. Veel voorkomende virussen zijn het rotavirus en het norovirus. Bij de bacteriën zijn salmonella en campylobacter vaak verantwoordelijk.
1.2.1.
Norovirus
Het norovirus neemt een bijzondere plaats in: het is een veelvoorkomende veroorzaker van gastro-enteritis, is zeer besmettelijk en onvoldoende gevoelig voor desinfectie met alcohol. Vaak worden explosies van maagdarminfecties gezien waar grote groepen personen met elkaar in contact komen, zoals in verpleeg- en verzorgingshuizen, kinderdagverblijven, restaurants. Doordat het virus erg besmettelijk is kunnen veel ziektegevallen ontstaan onder zowel bewoners, personeelsleden en bezoekers.
1.3 1.3.1
Besmetting en besmettelijkheid Besmetting
Besmetting vindt vooral plaats van mens-op-mens, via een besmette omgeving (denk aan deurklinken, telefoons, lichtknopjes, gezamenlijke snoeppot of koektrommel et cetera) of via voedsel of water. Het wordt vooral overgedragen via de fecaal-orale route. Dat wil zeggen dat ontlasting en braaksel de besmettelijke (virus)deeltjes bevatten, die door besmette handen, via besmet voedsel of water, of via besmette voorwerpen in de mond terecht komen. Bij bijvoorbeeld braken of toilet doorspoelen kan besmetting echter ook via druppeltjes (aerosolen) verlopen. De druppeltjes met virusdeeltjes komen vrij in de lucht en kunnen bij inademing voor besmetting zorgen. Ook een fruitschaal met fruit die in deze ruimte staat raakt besmet!
5
1.3.2
Besmettelijkheid
Gastro-enteritis en met name het norovirus is erg besmettelijk. Er zijn maar weinig virusdeeltjes nodig om ziek te worden. Dit geldt vooral voor braken: mensen en voorwerpen die in dezelfde ruimte verblijven waar gebraakt wordt kunnen makkelijk ziek of besmet worden, zelfs tot op meters afstand. Mensen kunnen al besmettelijk zijn vanaf enkele dagen voor het ontstaan van de klachten, tot circa 3 weken na de ziekteverschijnselen. Mensen kunnen dus nog besmettelijk zijn voor anderen, ondanks dat de klachten over zijn!
1.4
Incubatietijd
Afhankelijk van de verwekker, maar meestal 1 tot 3 dagen.
1.5
Immuniteit
Mensen ontwikkelen na infectie wel enige immuniteit, maar deze is maar kort en werkt alleen voor het specifieke type ziekteverwekker. In de praktijk betekent dit dat een persoon achtereenvolgens door verschillende typen virussen (of andere verwekkers) besmet kan worden.
1.6 Risicopatiënten Bij jonge kinderen, ouderen en mensen met een verzwakte afweer kunnen de klachten ernstiger zijn en langer duren. Ook het risico van uitdroging door braken en/of diarree is bij hen groter.
6
2
Diagnostiek
De meest voorkomende verwekkers van een gastro-enteritis uitbraak zijn: Norovirus, Rotavirus, Salmonella, Shigella, Giardia lamblia en Cryptosporidium. Met de basisbepalingen norovirus, rotavirus, salmonella/shigella en campylobacter zal bij een meerderheid (90%) van de uitbraken de verwekker gevonden worden. Afhankelijk van de anamnese/symptomen kunnen andere verwekkers gezocht worden. Overleg bij voorkeur vooraf met de medisch microbioloog van het laboratorium en/of de GGD over in te zetten diagnostiek, soort test (bij voorkeur PCR), werkwijze en geschatte datum van de uitslag. Voor de praktijk: •
Insturen van 3 tot 5 monsters is meestal voldoende.
•
Doe bij voorkeur bij een voedselgerelateerde en common source uitbraak (uitbraak met ziektegevallen over langere tijd, vermoedelijk veroorzaakt door een gemeenschappelijke bron, bijv drinkwatervoorziening) fecesonderzoek van minimaal 5 zieken en 5 nietzieken.
•
Voor vrijwel alle verwekkers geldt dat monsters afgenomen in de acute fase (tot 3 dagen na begin klachten) de grootste kans op positieve diagnostiek geven. Bij latere monstername is diagnostiek vaak nog wel mogelijk, maar indien negatief minder onderscheidend.
Verpleeghuizen en ziekenhuizen vallen onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen en moeten zelf laboratoriumonderzoek bekostigen. Indien het onderzoek een individueel belang dient komen de kosten normaliter ten laste van de ziektekostenverzekeraar. Voor instellingen zoals kinderdagverblijven en verzorgingshuizen kan de GGD zelf onderzoek laten uitvoeren.
7
3
Wet Publieke Gezondheid art 26 Meldplicht Zorginstellingen
Op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid is het hoofd van een instelling, waar voor infectieziekten kwetsbare groepen verblijven of samenkomen, verplicht om de directeur van de GGD op de hoogte te stellen van het optreden van een ongewoon aantal zieken. Het gaat daarbij om verpleeghuizen, ziekenhuizen, verzorgingshuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, residentiële jeugdinstellingen, semi-residentiële jeugdvoorzieningen, kinderdagverblijven, scholen voor basisonderwijs en aanmeld- en opvangcentra voor asielzoekers, opvang voor dak- en thuislozen.
Per zorginstelling zijn hiervoor criteria geformuleerd: Instelling
Maagdarmproblemen
Verpleeghuizen
Ongewoon hoge incidentie of > 1/5 deel van de unit/week, of > 1/10 deel van de instelling/week
Verzorgingshuizen
Ongewoon hoge incidentie of > 1/5 deel van de afdeling/week
Instellingen voor
> 1/5 deel van de unit/week, of > 1/10 deel van de
verstandelijke
instelling/week
handicap Ziekenhuizen
Ongewoon hoge incidentie of > 1/5 deel van de afdeling / week Bron: LCI/CIb/RIVM draaiboek infectieziektebestrijding
Door de GGD op de hoogte te stellen kan deze in een vroeg stadium onderzoeken om welke ziekte het gaat en de ernst van de situatie beoordelen. Door het treffen van maatregelen op het gebied van hygiëne e.d. kunnen de gevolgen worden beperkt.
8
4
Plan van aanpak uitbraak gastro-enteritis
4.1
Verzamel informatie en stel de GGD op de hoogte
De GGD adviseert u graag over de te treffen maatregelen bij een uitbraak van gastro-enteritis. Hiervoor is het van belang een goed beeld te krijgen van de situatie. Probeer daarom vóór melding aan de GGD alvast de volgende informatie te verzamelen: 1.
Algemene gegevens over de zorginstelling (naam, type instelling, locatie, afdeling, contactpersoon, bereikbaarheid).
2.
Schets van het probleem:
•
op welke afdeling(en)/unit(s) speelt het probleem?
•
aard van de klachten (braken, diarree (bloedbijmenging?), koorts)
•
indien al bekend: ziekteduur, ernst ziektebeeld
•
is het mogelijk voedselgerelateerd (denk aan gemeenschappelijke keuken, bijeenkomsten, feestjes, traktaties e.d.)
3.
•
datum eerste ziektegeval
•
datum laatste ziektegeval
•
totaal aantal zieken
•
aantal zieke personeelsleden (zorg, keuken?)
•
aantal zieke bewoners / patiënten / leerlingen e.d.
•
aantal ziekenhuisopnames
•
aantal overledenen
•
totaal aantal bewoners/cliënten op de afdeling/ in de instelling
•
totaal aantal personeelsleden op de afdeling/ in de instelling
Is er al laboratorium onderzoek ingezet?
-
Zo ja: welke diagnostiek is ingezet (PCR, kweek), wanneer, bij welk laboratorium, wanneer wordt de uitslag verwacht?
4.
Indien uitslag al bekend, gevonden verwekker(s):
Welke (hygiëne)maatregelen zijn er al in gang gezet?
N.B. Schakel de NVWA in bij verdenking van een voedselgerelateerde gastro-enteritis en stel evt. verdachte voedselresten veilig.
4.1.1
Start registratie zieken
Precieze registratie van ziektegevallen geeft overzicht en controle op de effectiviteit van de bestrijding. Door per afdeling daglijsten bij te houden van de personen met klachten (ook medewerkers!), is het moment te bepalen wanneer de maatregelen weer kunnen stoppen. Zie bijlage 1 voor voorbeeld registratielijst.
9
4.2
Samenstellen uitbraakteam
Een uitbraak van gastro-enteritis in een zorginstelling vergt een goede organisatie en participatie van een aantal betrokkenen. Om de uitbraak snel en adequaat aan te pakken, is het van belang om met de juiste personen af te stemmen. Stel een uitbraakteam samen en maak afspraken over ieders taken en verantwoordelijkheden. Mogelijke deelnemers:
Functie Teamleider / manager betreffende afdeling of instelling Arts Facilitair/hoofd huishoudelijke dienst (evt. wasserij) Secretariële/adm-ondersteuning Communicatieadviseur (Praktijk)verpleegkundige / verzorgende van werkvloer Hygiënist /adviseur infectie preventie GGD infectieziektebestrijding Bedrijfsarts / arbodienst
Bespreek en maak afspraken over:
Monitoren en registreren zieke bewoners en personeelsleden. Zie bijlage 1.
Inzetten diagnostiek
Informeren medewerkers, bewoners, familieleden, overige betrokkenen.
Instellen verscherpte hygiënemaatregelen incl. persoonlijke beschermingsmiddelen
Extra schoonmaak en desinfectie (en z.n. extra benodigd personeel hiervoor)
Aanschaf (extra) materialen i.v.m. schoonmaak en hygiëne
Contactpersoon voor GGD
Aanspreekpunt voor medewerkers, bewoners, familieleden en overigen (bv. pers)
Aanwezigheid, bereikbaarheid en waarneming
Communicatie in- en extern (denk aan evt. belangstelling pers). Zie paragraaf 4.3
Structuur van instelling (afdelingen, activiteiten)
Vervolgoverleg: data – en tijden
4.3
Communicatie in- en extern
Communiceren is een doorlopend proces. Informeer zo snel mogelijk betrokkenen over de uitbraak en evt. maatregelen. Houd gedurende de uitbraak de betrokkenen op de hoogte.
10
•
Informeer medewerkers, cliënten, familie en direct betrokkenen zo snel mogelijk over de situatie. Helderheid geeft rust; dat mensen weten wat ze kunnen doen, is een voorwaarde voor effectieve uitbraakbestrijding.
•
Medewerkers op de afdeling met zieken hebben korte, concrete werkinstructies nodig, die op hen toegesneden zijn. Zorg voor specifieke instructies voor de schoonmaakmedewerkers.
•
Draag als management bij aan een positieve sfeer: complimenten en aandacht doen wonderen. Blijf vooral niet weg bij de betreffende afdelling! Juist nu is er behoefte aan sturing en steun door de hoge werkdruk en andersoortige taken. Met goede handhygiëne kan een manager de risico’s voor de rest van het huis inperken en ter plaatse veel betekenen voor effectieve uitbraakbestrijding.
•
Label de afdeling en vraag bezoekers om zich bij medewerkers te melden voor nadere informatie.
•
Markeer de kamers van cliënten met klachten en leg dit aan hen uit.
•
Wees voorbereid op aandacht van pers en andere media.
4.3.1
Afspraken
Maak afspraken over: 1.
het informeren van groepen binnen en buiten de organisatie, wie hiervoor verantwoordelijk is en stel deadlines vast;
2.
activiteiten die al dan niet kunnen doorgaan;
3.
instructie aan bezoekers;
Bespreek gaandeweg het proces of er andere groepen moeten bijkomen.
Doelgroep
Wie
(voorbeeld)
verantwoordelijk
Deadline (datum)
(naam) Directie (koepel)organisatie Medewerkers betreffende afdeling Schoonmaak / wasserij betreffende afdeling Medewerkers andere afdelingen Paramedische diensten in- en extern Avond-/nacht- weekend medewerkers Cliëntenraad Patiënten/bewoners betr. afdeling Familieleden en bezoekers patiënten/bewoners betr. afdeling Patiënten/bewoners op andere afdelingen
11
Familieleden en bezoekers andere afdelingen Uitzendkrachten Vrijwilligers Huisartsen Kapper/pedicure/etc. Inspectie Gezondheidszorg Gemeente Anders nl….
4.3.2
De boodschap
Neem in de informatie die je verstrekt de volgende informatie op: a) Wat is gastro-enteritis, hoe overdraagbaar, mogelijke klachten b) Informeren wat er speelt, onrust vermijden c)
Inventariseren nieuwe gevallen
d) Informeren over maatregelen die genomen worden e) Wat medewerkers zelf kunnen / moeten doen f)
Wie kan waar terecht met vragen en eventuele ziekmeldingen
g) Streef naar positieve sfeer en saamhorigheid. Toon begrip voor het extra werk h) Instructies voor ziekmelding en werkhervatting.
4.3.3 •
Ondersteunende materialen De film ‘Norovirus, je ziet het niet maar het is er wel’ geeft inzicht in de verspreiding van het virus en de maatregelen die genomen kunnen worden. De film is ontwikkeld voor zorgmedewerkers, maar kan ook voor paramedische disciplines, schoonmaakmedewerkers, cliënten en bezoekers ingezet worden. Bekijk hem bijvoorbeeld tijdens de ochtendoverdracht. De film is gratis te downloaden1.
•
Een checklist voor hygiëneadvies binnen zorginstellingen.
•
Een deurbriefje om bezoekers te informeren.
•
Een folder over buikgriep.
•
Een flyer ‘handen wassen’ voor de verpleegpost.
•
Daarnaast kunnen voorlichtingsmaterialen over (hand)hygiëne voor bezoekers en medewerkers gevonden worden bij de toolkit ‘Hygiëne’ van het RIVM.
Voor uitgebreide informatie verwijzen we u naar de website van het RIVM. Hier vindt u ook diverse van de bovengenoemde ondersteunende materialen.
1
Op website GGD Rotterdam-Rijnmond: http://www.ggdrotterdamrijnmond.nl/hygiene-eninfectieziekten/professionals/film-norovirus.html of via Youtube: http://www.youtube.com/watch?v=8dySRd7s0Gs
12
4.4
Hygiëneadviezen en -maatregelen
Bij een uitbraak van gastro-enteritis dient de hygiëne te worden aangescherpt. Daarvoor zal een aantal extra (tijdelijke) hygiënemaatregelen genomen moeten worden, naast de altijd geldende standaard voorzorgsmaatregelen rondom hygiëne. Bij het begin van de uitbraak is vaak (nog) niet bekend om welke ziekteverwekker het gaat. Voor de te treffen preventieve maatregelen is het goed altijd uit te gaan van het norovirus, deze maatregelen zijn ook doeltreffend tegen andere verwekkers. Andersom geldt dit niet.
Ongeacht de verwekker, is een goede handhygiëne essentieel!! De belangrijkste maatregel die mensen kunnen nemen om zichzelf te beschermen en verdere verspreiding te voorkomen is handen wassen. De mate van de overige te adviseren maatregelen moet passen bij de ernst van de situatie, de hardnekkigheid van de uitbraak en de mogelijkheden van de setting. Sommige maatregelen moeten mogelijk worden aangepast aan de situatie. De te nemen maatregelen worden in overleg met de leiding van de zorginstelling vastgesteld.
•
Zorg voor een protocol specifiek voor de eigen zorginstelling, waarin beschreven is welke (beschermende) maatregelen moeten worden uitgevoerd.
•
Raadpleeg de deskundige infectiepreventie over de te nemen maatregelen.
4.4.1 Organisatorische maatregelen De maatregelen worden genomen voor een logisch af te grenzen afdeling of groep, verder te noemen afdeling, waar personen zijn met klachten.
Informeren •
Informeer personeel, bewoners, familie en direct betrokkenen over de situatie. Geef advies over preventieve maatregelen, zoals hand- en toilethygiëne. Dit is één van de belangrijkste maatregelen bij het inperken van de verspreiding van het virus.
Medewerkers en materialen •
Verplegend/verzorgend personeel wordt niet uitgewisseld tussen afdelingen waar zieken en gezonden verblijven. Geen invalkrachten inzetten, die ook op andere afdelingen moeten werken.
•
Medewerkers brengen de pauzes op de afdeling door en verlaten na werktijd de instelling direct.
•
Medewerkers die klachten hebben, melden dat bij de leidinggevende, ook wanneer zij vrij zijn.
•
Medewerkers met klachten van braken of diarree tijdens hun dienst, gaan onmiddellijk naar huis.
13
•
Medewerkers mogen weer werken als de klachten gestopt zijn (niet meer braken/ geen diarree), bij voorkeur op de afdeling waar de norovirusuitbraak heerst. Bij werkhervatting moet de werknemer de persoonlijke hygiënemaatregelen, vooral handhygiëne na toiletgebruik, strikt naleven omdat er nog wel 3 weken virus uitgescheiden kan worden na herstel van de klachten!
•
Maak afspraken over therapieën en activiteiten op de afdeling. Therapeuten/paramedische diensten kunnen aan het eind van de dag naar de afdeling(en) met zieken komen en daarna het pand verlaten, waarbij zij strikte hygiëne toepassen.
•
Materialen zoals schoon linnengoed, eten en post worden bij de ingang van de afdeling afgeleverd en door de medewerkers van de afdeling verder verspreid.
•
Handvatten/contactpunten van karren en materialen die de afdeling verlaten, worden eerst gereinigd en gedesinfecteerd.
Cliënten en bezoekers De maatregelen gelden voor alle cliënten en bezoekers van een afdeling waar zieken zijn, ook als zij zelf geen klachten hebben. •
Cliënten blijven bij voorkeur op de eigen afdeling en doen niet mee aan (groeps)activiteiten buiten deze afdeling tot de klachten gestopt zijn.
•
Cliënten en bezoekers kunnen wel naar buiten, maar bij voorkeur niet naar gemeenschappelijke voorzieningen zoals restaurant, winkeltje, lounge of andere afdelingen. Spreek eventueel een specifieke route af.
•
Wanneer een cliënt of bezoeker toch gebruik maakt van gezamenlijke voorzieningen is strikte handhygiëne en goede instructie noodzakelijk.
•
Personen met klachten blijven voorzover mogelijk op de eigen kamer en maken alleen van eigen sanitair gebruik4.
•
Plaats cliënten niet over naar andere afdelingen of instellingen, tenzij het belang van overplaatsing het besmettingsrisico overstijgt.
•
Overweeg een opnamestop.
•
Beperk bezoek, met name van jonge kinderen (kinderen <6 jaar hebben minder hygiënebesef) en bezoekers met een verzwakte weerstand. Weer bezoekers die zelf klachten hebben van braken en diarree.
•
Bezoekers dienen na het bezoek de handen te wassen - met het oog op infecties thuis.
14
4.4.2 Handhygiëne Om de verspreiding van het norovirus tegen te gaan, is handen wassen met water en zeep de belangrijkste maatregel. Handalcohol werkt onvoldoende tegen (hoge besmettingen met) norovirus.
Wanneer was je je handen? Voor: aanvang van de werkzaamheden en bij werkhervatting na pauzes
het aanraken en bereiden van voedsel
het eten
lichamelijk verzorging van cliënten
schone/steriele zorghandelingen
het verlaten van de unit
Na:
toiletbezoek
contact met vuil textiel, afval of de afvalbak
schoonmaakwerkzaamheden
lichamelijke verzorging van cliënten
contact met diarree of braaksel
het dragen van handschoenen
Was de handen op de volgende wijze:
•
Zorg voor korte, verzorgde nagels en draag geen ringen/sieraden of horloges.
•
Maak de handen eerst goed nat onder de kraan en voorzie ze daarna van een laagje vloeibare zeep uit het zeeppompje (geen handalcohol)
•
Wrijf de handen minstens 10 seconden goed over elkaar. Wrijf hierbij de polsen, de vingertoppen, de duimen en de gebieden tussen de vingers goed in
•
Spoel de handen goed af
•
Sluit de kraan met de elleboog of met behulp van een wegwerpdoekje.
•
Droog de handen goed af met een schone doek of wegwerphanddoeken. Vergeet hierbij niet de polsen en de huid tussen de vingers te drogen
•
Gooi het doekje in de daarvoor bestemde afvalbak
15
Bron: Hygienerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra. LCHV, 2014.
4.4.3 Dienstkleding/ beschermende kleding
•
Draag korte mouwen (dit is praktisch bij het handen wassen, de mouwen kunnen niet nat worden en de polsen kunnen goed gewassen worden).
•
Draag bij werkzaamheden waarbij men in aanraking kan komen met diarree of braaksel (bij de verzorging van zieke personen, bij het opruimen van braaksel of ontlasting én bij het schoonmaken van daarmee bevuilde oppervlakken): o
wegwerphandschoenen (nitril, nauwsluitend). Deze worden na eenmalig gebruik direct weggegooid en vervolgens worden handen en polsen gewassen.
o
wegwerpschort met lange mouwen. De schort is disposable en wordt na eenmalig gebruik direct weggegooid.
o
mondneusmasker (minimaal FFP1) bij werkzaamheden waarbij men in aanraking kan komen met braaksel of diarree en bij het opmaken/afhalen van het bed. Zorg dat er maskers in de directe nabijheid van besmette cliënten zijn.
o
gooi de persoonlijke beschermingsmiddelen direct na gebruik weg in een afsluitbare afvalbak, bij voorkeur met pedaal. Was direct daarna de handen met water en zeep en droog ze af aan een papieren handdoekje.
4.4.4 Hygiënisch werken •
Gebruik afvalbakken en met een deksel met voetbediening. Zijn deze niet aanwezig, haal dan het deksel ervan af zodat deze niet met de handen hoeft te worden aangeraakt.
•
Doe incontinentiemateriaal meteen in de afvalzak/emmer.
16
•
Een po wordt gereinigd en gedesinfecteerd in de pospoeler. Een postoel dient persoonsgebonden te zijn. Als dat niet kan, reinig en desinfecteer de postoel dan na gebruik.
•
Leeg en reinig afvalemmers dagelijks.
•
Knoop afvalzakken en waszakken goed dicht als ze nog niet te vol zijn. Druk geen lucht uit de zakken om te voorkomen dat virusdeeltjes via de uitgedrukte lucht in het gezicht worden geblazen.
•
Vermijd bij het opmaken van het bed het wapperen met gebruikte lakens.
•
Informeer degenen die de was doen. Overweeg bij mogelijk besmet wasgoed speciaal gekleurde (plastic) zakken te gebruiken.
•
Bewaar schoon en vuil textiel niet in dezelfde ruimte. Bewaar het schone textiel in een schone en stofvrije ruimte.
•
Verwijder al het onverpakte voedsel uit gezamenlijke ruimtes (zoals fruitschalen en snoeppotten).
4.4.5 Reiniging en desinfectie Met reiniging wordt een normale schoonmaakbeurt met neutraal schoonmaakmiddel bedoeld (of met vochtig microvezeldoekje). Desinfectie betekent ontsmetting met een speciaal ontsmettingsmiddel, voor norovirus is een chlooroplossing van 1000 ppm het meest effectief. Gebruik voor reiniging wat gangbaar is; sop met een katoenendoek of vochtige microvezeldoek.
Belangrijke principes zijn; •
Werk van schoon naar vuil. Het schoonmaakmateriaal kan besmet raken. Daarom is het belangrijk eerst de ruimtes schoon te maken van de mensen die geen klachten hebben en de ruimtes van de mensen met klachten het laatst schoon te maken. Pak indien mogelijk na iedere ruimte (zeker bij een persoon met klachten) schone materialen; nieuwe sopdoek en schoon sop of nieuwe microvezeldoek. Gebruik bij voorkeur wegwerpmaterialen. Reinig en droog schoonmaakspullen, zoals emmers, dagelijks.
•
Maak onderscheid tussen oppervlakken met hoog risico en laag risico op besmetting met het norovirus. Contactpunten voor de handen – zoals lichtknoppen, handles, handvatten, zeepdispensers, kranen, deurknoppen, bedpapegaaien, armleuningen, etc. vormen hoog risico. Gezamenlijk gebruikte toiletten vormen ook een hoog risico. Vloeren en grotere meubeloppervlakken (kasten, tafels) vormen laag risico.
Op basis van deze principes wordt schoongemaakt en gedesinfecteerd volgens het volgende schema.
17
Reiniging en desinfectie Hoog risico Wat
• • •
•
Hoe
Contactpunten voor handen Werkoppervlakken in de keuken Gezamenlijk gebruikte toiletten (alle oppervlakken) Oppervlakken bevuild met ontlasting/ braaksel
1. Reinigen met een neutraal reinigingsmiddel en water 2. Daarna desinfecteren met chlooroplossing 1000 ppm (zie onderstaand) 3. Alleen werkoppervlakken in de keuken en grote oppervlakken daarna afnemen met schone doek en water
Laag risico • •
Overige oppervlakken Vloeren
Reinigen met sop/ microvezeldoek en water
Bij braaksel en ontlasting (zie onderstaand): • Opnemen met papieren doekjes (schort, mondmasker en handschoenen aan) • Handschoenen vervangen en • Bovenstaande 2- of 3staps procedure uitvoeren
Frequentie
•
•
• •
Persoonlijke kamer binnen de afgebakende afdeling en materialen: 1x daags Gezamenlijke ruimtes (incl. keuken en personeelsruimte); 1x daags Gezamenlijk gebruikte toiletten; 3x daags Extra bij zichtbare verontreiniging van braaksel/diarree.
1x daags
Procedure: desinfectie met chloor 1. Neem persoonlijke beschermingsmaatregelen; schort, handschoenen en masker. 2. Als er risico bestaat op spatten draag dan ook een beschermingsbril. 3. Zorg dat het oppervlak eerst goed gereinigd is. Vervuiling maakt de chloor
18
minder effectief en zorgt voor meer chloordamp. 4. Bij grote oppervlakken; zorg dat er geen cliënten in de ruimte aanwezig zijn. 5. Dosering chloor moet zijn 1000 ppm, dat wil zeggen 1 gram in 1 liter (of 1,5 gram in anderhalve liter). 6. Gebruik koud tot lauw water, warm water geeft meer chloordamp. 7. Gebruik een katoenen doek of disposable microvezeldoekjes. 8. Kleine oppervlakken kunnen drogen aan de lucht. 9. Werkoppervlakken in de keuken en grote oppervlakken na een korte inwerktijd (één minuut is voldoende) vochtig afnemen met schone doek en schoon water. 10. Ventileer zo goed mogelijk. Gebruik alleen een toegelaten chloormiddel - met een N-nummer. Meng chloor nooit met andere middelen zonder uitdrukkelijke vermelding op het etiket. Vernevel of spray een chlooroplossing nooit.
Procedure: opruimen van diarree en braaksel 1. Neem persoonlijke beschermingsmaatregelen; schort, handschoenen en masker 2. Neem diarree en braaksel op met een grote hoeveelheid absorberend materiaal (bv keukenrol) en gooi dit weg in een plastic vuilniszak. Gooi ook direct de handschoenen weg. 3. Trek nieuwe handschoenen aan. 4. Reinig de oppervlakte(n) grondig met reinigingsmiddel of microvezeldoek. 5. Desinfecteer met chlooroplossing 6. Werkoppervlakken in de keuken worden daarna met schone doek en water vochtig afgenomen. 7. Ventileer de ruimte. 8. Als gebraakt is in een ruimte waar etenswaren staan, gooi deze dan weg.
4.4.6 Wasinstructie •
Neem beschermende maatregelen bij het hanteren van vuil wasgoed van een noropatiënt (wegwerphalterschort, handschoenen en mondmasker)
•
Was de kleding en lakens minimaal op 40°C, schoonmaakdoeken/moppen op minimaal 60°C.
•
Sterk verontreinigd textiel bij voorkeur weggooien in afgesloten plastic zak. Als dat niet kan: wassen en spoelen op de hoogst mogelijke temperatuur (minimaal 73˚C).
•
Gebruik een totaalwasmiddel (dus geen fijnwasmiddel of wasmiddelen die bestemd zijn voor speciale kleuren).
•
Was op een volledig wasprogramma met voorwas en centrifugeren. Gebruik geen
•
Gebruik na het wassen bij voorkeur een wasdroger.
verkorte of eco wasprogramma’s met verminderd watergebruik.
19
4.5
Opheffen van de maatregelen
Het advies is om de preventiemaatregelen nog 3 dagen (maximale incubatietijd) na het stoppen van de klachten van het laatste ziektegeval vol te houden. Personeel kan na deze periode weer uitgewisseld worden met andere afdelingen, de gezamenlijke activiteiten/dagbestedingen kunnen weer worden hervat, etc.
4.5.1
Eindronde
Het is aan te bevelen om na deze 3 dagen een eindronde te doen, d.w.z. een afsluitende ronde waarbij alle mogelijk besmette materialen weggegooid of gewassen worden. Dit kan het geval zijn als deze (niet in een afgesloten kast) in ruimtes lagen waar personen met klachten verbleven – speciaal ook sanitaire ruimtes. Denk aan: •
Linnengoed (handdoeken/lakens/douchegordijnen/bedgordijnen)
•
Kleding
•
Beschermende middelen (handschoenen, schorten)
•
Closetrollen
•
Patiëntgebonden materialen
•
Dienstkleding wat hier en daar nog hangt
Ondanks de eindronde moeten de betrokkenen ingelicht worden dat goede standaard toilet- en handhygiëne gehandhaafd blijft omdat het virus nog weken in de ontlasting uitgescheiden kan worden.
4.6
•
Na de uitbraak Informeer alle betrokkenen dat de uitbraak voorbij en is communiceer duidelijk vanaf wanneer de maatregelen opgeheven worden en activiteiten hervat kunnen worden.
•
Denk na over een feestelijke afsluiting na alle inspanningen.
•
Evalueer de uitbraak. Denk hierbij aan zaken als:
o
een chronologische beschrijving van wat er is gebeurd (incl. totaal aantal zieken, start- en einddatum uitbraak)
o
een overzicht van de middelen die zijn ingezet (capaciteit, geld)
o
de behaalde resultaten, de successen die zijn geboekt (bijvoorbeeld inzet en discipline van medewerkers, toepassing van maatregelen, goede communicatie etc.)
o
de knelpunten die zijn geconstateerd
o
aanbevelingen voor veranderingen
20
. Bronvermelding Voor dit plan van aanpak is gebruik gemaakt van de volgende documenten:
•
LCI Draaiboek ‘Uitbraken van gastro-enteritis en voedselvergiftigingen’, 2008
•
LCI Draaiboek ‘Wet Publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen’, 2008
•
LCI richtlijn Calicivirus (norovirus): herziene versie, maart 2014
•
LCHV richtlijn ‘Hygienerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra’, 2014
•
DVD ‘Norovirus, je ziet het niet maar het is er wel’. GGD Rotterdam-Rijnmond, 2011 -
Youtube: http://www.youtube.com/watch?v=8dySRd7s0Gs
-
GGD Rotterdam: http://www.ggdrotterdamrijnmond.nl/hygiene-eninfectieziekten/professionals/film-norovirus.html
21
Bijlage 1
Nr
-
Registratielijst zieken
naam (of initialen of patientnr.) geb.dat. of leeftijd geslacht
(B)e-
Groep /
Datum eerste
Symp-
Temp.
Andere
Uitslag
OPMERKINGEN
woner /
afdeling
ziektedag en
tomen
en
significante
labonder-
Verdacht voedsel gegeten?
uur
(D)iarree
duur
klachten
zoek
Opname ziekenhuis?
(P)ersoneel / (K)ind
(B)raken
(zie voetnoot)
Overleden? Naam huisarts?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Andere klachten: alléén indien opvallend aanwezig: buikpijn (BP), misselijk (MI), bloed in ontlasting (BO), slijm in ontlasting (SO), hoofdpijn (HP), spierpijn (SP), andere. 22
23