Plan van aanpak gecoördineerde verwerving subsidies 15 ‘beroepen van morgen’ Doel: €50 miljoen ESF- en EFRO-middelen voor project arrangementen (2014-2020) Totstandkoming van dit plan, stand van zaken en vervolgstappen Eind 2011 heeft het Platform Subsidies geconstateerd dat de mbo-sector haar krachten moet bundelen om effectief subsidies te kunnen verwerven. Nieuwe bronnen kunnen worden gevonden in gedecentraliseerde EU-subsidies (ESF en EFRO). In de ALV van maart 2012 is een Koersdocument gepresenteerd, waarin is vastgelegd dat gecoördineerd en pro-actief moet worden gehandeld om additionele financiering te verkrijgen voor het realiseren van de strategische mbo-agenda. Het Platform heeft een cijfermatige en kwalitatieve onderbouwing gemaakt van een claim op €50 miljoen subsidie. Een stuurgroep bestaande uit Luc Verburgh, René van Schalkwijk, Ben Geerdink en Fred van der Westerlaken zal samen met Jan van Zijl deze boodschap onder de aandacht brengen van beslissers op de departementen en het relevante maatschappelijke middenveld. In de tweede helft van 2012 worden de subsidieagenda’s voor de periode 2014-2020 opgesteld, dus het is nu de tijd om hier invloed op uit te oefenen. De volgende stappen moeten worden gezet: Activiteit
Sep
Gezamenlijke voorbereiding Gesprek OCW Gesprek EL&I en SZW Gesprekken Topsectoren (9) Gesprek MKB-NL en VNONCW Gesprek IPO en VNG Gesprek MA Landsdelen (EFRO) Gesprek EP
EWO/216714/2012
2013
2012 Okt
Nov
Dec
Jan
Feb
Mar
Apr
Inleiding: ‘beroep van morgen’ Het (demissionair) kabinet heeft in de context van een kennisintensieve en technologisch georiënteerde economie strategische ambities geformuleerd in het Topsectorenbeleid (Human Capital Agenda’s) en het Actieplan mbo Focus op vakmanschap 2011-2015. Centraal staat ‘het beroep van morgen’, in samenhang met nauwe aansluiting van het mbo op de vraag van de arbeidsmarkt. Van zowel de mbo-sector als het bedrijfsleven worden extra inspanningen gevraagd voor visieontwikkeling en uitvoering (zie ook het bijgesloten Koersdocument van de MBO Raad) voor positionering van het ‘beroep van morgen’ dat moet bijdragen aan de verdere economische ontwikkeling van de topsectoren. Het mbo pakt deze uitdaging op door 15 ‘beroepen van morgen’ te benoemen. De ontwikkeling van arrangementen voor deze beroepen moet in 2020 leiden tot volwaardige opleidingen. Om deze arrangementen tot opleidingen te kunnen ontwikkelen is geld nodig. Bekostiging is deels mogelijk uit reguliere financiering en deels uit cofinanciering. De overige gelden dienen te komen uit subsidies. Vanwege de ombuigingsoperaties zijn er vanuit de Rijksoverheid echter minder subsidiemogelijkheden. Europese subsidiefondsen kunnen uitkomst bieden. In dit plan van aanpak werken we de gecoördineerde verwerving van een Europese subsidie ter grootte van €50 miljoen euro verder uit. Arrangementen: wat en waarom? Het streven is opleidingen voor beroepen van morgen in het reguliere landelijke opleidingsaanbod op te nemen. Daarvoor dienen eerst nieuwe arrangementen te worden ontwikkeld. Deze dragen uiteindelijk als opleiding niet alleen bij aan verdere ontwikkeling van de topsectoren, tegelijkertijd gaat er een wervende kracht van uit waardoor jongeren eerder zullen kiezen voor deze nieuwe beroepen. De ontwikkeling van het beroep van morgen gebeurt in nauw overleg met vertegenwoordigers van de topsectoren. Ook wordt daarvoor een extra beroep gedaan op de docenten: zij gaan gericht de te verwachten ontwikkelingen in het bedrijfsleven samen met het bedrijfsleven omzetten in nieuwe lesinhouden. In de ontwikkeling van nieuwe arrangementen staan valorisatie en disseminatie voor de gehele mbosector centraal: instellingen, die in een bepaalde branche een erkend trackrecord hebben, ontwikkelen rond een sector/branche of beroepenveld een arrangement en zorgen voor inbedding in de gehele mbo-sector. De arrangementen moeten aansluiten bij de strategische agenda van het mbo.
EWO/216714/2012
2/7
Werkwijze rond nieuwe arrangementen • de projecten worden volgens vastgestelde criteria uitgevoerd; • er worden geen lokale experimenten uitgevoerd; • in werkateliers brengen vertegenwoordigers van bedrijven uit de verschillende topsectoren en roc’s de vragen/behoeftes/mogelijkheden etc. van bedrijfsleven en mbo in kaart; • in de werkateliers worden de schetsen van het beroep van morgen gedefinieerd en het fundament van het nieuwe opleidingscurriculum gelegd; • via peer groups uit roc’s en bedrijfsleven worden de nieuwe arrangementen geborgd in de praktijk; • de nieuwe opleidingsarrangementen worden doorontwikkeld tot hanteerbare arrangementen die door docenten in leseenheden kunnen worden omgezet; • deze instrumenten worden via pilots geïmplementeerd en wanneer nodig op basis van opgedane ervaringen bijgesteld; • het valoriseren en dissemineren van de (opgedane) kennis: per topsector zullen de krachtigste roc’s gezamenlijk arrangementen ontwikkelen en nationaal laten ‘landen’. Uitvoering projecten arrangementen MBO Diensten zal als administratief centrum de uitvoering van de financiering van dit project op zich nemen en de benodigde subsidies aanvragen/verwerken. Deze aanpak zorgt voor een professionele uitvoering en coördinatie. Het uitvoeringskader (inclusief toetsing) vindt plaats in overleg tussen MBO Diensten en Rijksoverheid. Tegelijk waakt MBO Diensten over het proces. Op basis van eerdere ervaringen met het projectmatig verwerven van subsidies wordt bewust gekozen voor een bundeling van de expertise uit verschillende roc’s door landelijke inzet van de beste projectleiders, valorisatie als kern van de aanpak (gewaarborgd door de cofinanciering) en de inzet van een landelijk team van experts verenigd in MBO Diensten. Zo kan optimaal aan de administratieve vereisten worden voldaan. Benodigd budget Het totale budget voor het ontwikkelen en implementeren van de 15 nieuwe arrangementen in de periode tot en met 2020 is begroot op €106 miljoen (zie bijlage). De benodigde bijdrage vanuit de cohesiefondsen ESF en EFRO bedraagt 40%, zijnde €43 miljoen. De overige 60% (€63 miljoen) moet worden bijgedragen door de mbo-sector zelf en in belangrijke mate door de Topsectoren die ook een direct belang hebben bij dit project. Project
Totaal budget over ESF de periode van 7 EFRO
en Topsectoren
Cofinanciering MBO
jaar 9 Topsectoren €106 miljoen en 5 cross-sectorale
€43 miljoen €31,5 miljoen
thema’s
EWO/216714/2012
3/7
€31,5 miljoen
Europa als alternatieve subsidiebron Een alternatieve bron van inkomsten kan worden gevonden in subsidies op Europees niveau, waar men zich richt op slimme, groene en inclusieve groei. Met name twee Cohesiefondsen zijn interessant: • ESF: houdt zich vooral bezig met het vergroten van de werkgelegenheid, het bevorderen van scholing en onderwijs en het verminderen van welvaartsverschillen; • EFRO: richt zich hoofdzakelijk op het versterken van de regionale concurrentiekracht en het vergroten van de werkgelegenheid. Met middelen van deze twee subsidie-instrumenten kunnen ook nationale onderwijsambities worden gerealiseerd. Momenteel werkt men op Europees niveau aan de invulling van de periode 2014–2020. De kern van de programma’s is bekend; de nationale overheden kunnen nog wijzigingen aanbrengen in de prioriteiten en de accenten die zij wensen te leggen. Het is de bedoeling in 2012 de programma’s vorm te geven, zodat het jaar 2013 gebruikt kan worden om de uitvoering ervan voor te bereiden. Dat betekent dat we nu, in 2012, invloed kunnen uitoefenen op de inhoudelijke vormgeving. Mogelijkheden ESF Een belangrijke en voor de mbo-sector relevante actie die door het ESF zeker zal worden gesteund, is: “Enhancing access to lifelong learning, upgrading the skills and competences of the workforce and increasing the labour market relevance of education and training systems”. Subsidiabele activiteiten binnen deze actie zijn onder andere de volgende: • het in samenwerking met de sociale partners implementeren van ‘life-long learning’-strategieën; • het aanpassen van het mbo-onderwijs aan de vraag vanuit de arbeidsmarkt; • het verbeteren van het initiële onderwijs aan en continue training van docenten; • het promoten van partnerships/netwerken tussen sociale partners, bedrijfsleven en onderwijs, teneinde de uitwisseling van kennis over arbeidsmarktvraag te faciliteren. Mogelijkheden EFRO Vanuit het EFRO zal er steun zijn voor investeringen in onderwijsinfrastructuur. Daarbij is het van belang dat deze investeringen onderdeel zijn van onderwijsstrategieën op regionaal, nationaal en Europees niveau of noodzakelijk zijn voor de realisatie van ESF-projecten op het onderwijsvlak. Ontwikkelingen moeten sterk verbonden zijn aan de behoeften van het bedrijfsleven, gericht zijn op alle sectoren, op het verwerven van kerncompetenties die vereist zijn voor de beroepen van morgen en op het verbeteren van de afstemming tussen de arbeidsmarktvraag enerzijds en het opleidingenaanbod anderzijds: “Emphasis should be on strengthening the links between education and the world of work”. Ondernemerschap, creativiteit en de transitie naar een duurzame economie moeten daarbij worden gestimuleerd.
EWO/216714/2012
4/7
Stappenplan en timing Stap 1: instemming OCW Belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van de subsidiewerving is instemming van het ministerie van OC&W. Daarom zal de eerste stap overleg met het ministerie zijn, bij voorkeur gevoerd met de staatssecretaris, de voorzitter van de MBO Raad en de voorzitter van het Platform Subsidies. Dit dient op zo kort mogelijke termijn in 2012 te gebeuren. Stap 2: overleg met de ministeries van EL&I en SZW Vervolgens zal gezien de planning van het EFRO (na de zomer is de plenaire stemming in het Europees Parlement) allereerst gesproken moeten worden met het ministerie van EL&I. Sleutelfiguur op ambtelijk niveau bij EL&I is André Perik, programmamanager Partnerschapscontract. Tegelijk moet met SZW worden gesproken (aanspreekpunt voor het ESF). Stap 3: overleg met topteams topsectoren Andere belangrijke actoren zijn de topteams voor de topsectoren, VNO NCW en MKB NL als maatschappelijke partners. Hier zou de voorzitter van de MBO Raad met CvB-ers naar toe moeten gaan. De VNG is met name gesprekspartner voor de participatie van de “onderkant”, het IPO als belangrijke vertegenwoordiger voor het opstellen van operationele EFRO-programma’s. Het Europees Parlement: gesproken kan worden met Lambert van Nistelrooy en gezamenlijke NL-EP-ers. Stap 4: voorbereiding en actorenanalyse Onderdeel van de aanpak vormt de voorbereiding: het bestuderen van de concept-verordeningen van de EC, van de nationale programma’s en operationele programma’s, het onderzoeken van initiatieven tot de vorming van regionale smart specialisation strategies en de additionele inspanning die deze vragen van de mbo-sector, de relatie leggen met de HCA’s per topsector en het in kaart brengen van de actoren en sleutelfiguren. Stap 5: instellen Lobbygroep en voorbereiding gesprekken De lobby wordt voorbereid door de Lobbygroep. Deze groep bestaat uit Fred van de Westerlaken (leiding), Wilfrie Koekkoek, Rene Savelsberg (beiden lid van de kerngroep Platform Subsidies) en Mark Strootman (adviseur van het Platform Subsidies). Mark Strootman neemt de complete coördinatie van de uitvoering op zich. Hij zorgt tevens voor contact met beleidsadviseurs van de MBO Raad en, indien gewenst, de Stuurgroep Internationalisering. De lobby zelf wordt uitgevoerd door bestuurders van roc’s, daarin ondersteund door de Lobbygroep. De Lobbygroep: • organiseert voeding met feiten, kennis en strategie van de lobbyende bestuurders; • onderbouwt de geplande uitgaven; • zet de projectorganisatie van de lobby op; • verzorgt en coördineert de communicatie en
EWO/216714/2012
5/7
• ontwikkelt de uitwerking van het gehele project (op welke manier worden de geoogde middelen ingezet, plan van eisen etc.). De doelstelling is voor het eind van het jaar 2012 duidelijkheid te verkrijgen over de kans op de claim. Voor de kerst van 2012 wordt door de Stuurgroep Subsidies een beslissing genomen over het eventuele vervolg. Globale planning wie
periode
delegatie
Voorbereidingsbijeenkomst(en)
OCW: Hans Schutte
Augustus
Jan van Zijl en Fred van der Westerlaken
September
SZW (ESF):
September
Stuurgroep
september
- staatssecretaris Paul de Krom, minister Kamp -
ambtelijk:
EL&I (EFRO en topsectoren)
September oktober
-
Stuurgroep
september
September oktober
-
Stuurgroep
september
Oktober december
-
Stuurgroep
Begin oktober
Oktober december
-
Stuurgroep
Begin oktober
-
Stuurgroep
Begin oktober
Ralph Pans voorzitter directieraad
Oktober december
Provincie’s
Oktober
-
Per
-ambtelijk: Andre Perik, verant-woordelijk voor Partnerschapscontract Arjan Uwland (en Pieter Waasdorp en Nico Geelhoed), Topsectoren MKB Nederland: Hans Biesheuvel (vz.), Leendert Jan Visser (dir.) VNO – NCW: Bernard Wientjes (vz.), Niek Jan van Kesteren (dir.) Topteams topsectoren / HCA: Via Pia verkrijgen
Devenijns
contactpersonen
IPO: Johan Remkes (voorzitter), Gerard Beukema - algemeen directeur (070) 888 1223 VNG: Annemarie Jorritsma (voorzitter),
EP (Lambert van Nistelrooy, rapporteur
december
samenstellen (let op de grenzen. voorbeeld: ROC Nijmegen zit ook in Brabants overleg).
September
Jan van Zijl en Fred van der Westerlaken
regionaal beleid: tel. + 32 2 284 5434, http://www.cda.nl/Nistelrooij
EWO/216714/2012
provincie
6/7
Begin oktober
september
Datum afspraak
Datum: 30-8-2012 Wilfrie Koekkoek Rene Savelsberg Mark Strootman Fred van der Westerlaken
Bijlagen: • Koersdocument • Onderbouwing claim
EWO/216714/2012
7/7