Plan van aanpak Energiebesparing en Warmtenetten Den Haag Samenvatting Het aanleggen van grootschalige warmtenetten in combinatie met restwarmte en geothermie is de enige optie om op lange termijn de Haagse duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Van belang is om (breder dan het Energieakkoord nu doet) de aandacht behalve op energiebesparing ook te richten op duurzame productie en levering van energie. Er is een onmiddellijke samenhang tussen de investeringen in energiebesparing en warmteproductie. Onderzoek wijst uit dat met een investering van gemiddeld € 8.000,- per woning de eerste 30% energiebesparing kan worden gerealiseerd. De volgende 30% kost echter een veelvoud daarvan en is voor een groot deel van de woningvoorraad daarom niet rendabel. De combinatie met een duurzaam warmte-aanbod is daarom de enige oplossing om de duurzaamheidsdoelstellingen (ook voor bewoners) betaalbaar te realiseren. Daarbij geldt dat de warmtevraag in het gebouw, de afstand tussen warmtebron en klant, de investering in bijvoorbeeld lage temperatuur systemen in de woningen/gebouwen en het karakter van het warmtenet gezamenlijk bepalen wat de meest economische keuzes zullen zijn. Met de eigenaren van de woningen en het overige vastgoed zullen we betere afspraken kunnen maken als die in het perspectief kunnen worden geplaatst van een uitrol van duurzame warmtenetten. In de hoofdconclusies van het rapport “Naar een duurzamere warmtevoorziening van de gebouwde omgeving in 2050” van het Planbureau voor de Leefomgeving wordt geconcludeerd, dat rendabele gebouw- en gebiedsmaatregelen gezamenlijk 15 tot 30 procent van de CO2 – uitstoot van de gebouwde omgeving in 2050 zullen voorkomen. Bij de gebiedsmaatregelen gaat het om lokale warmtebronnen, zoals restwarmte van elektriciteitscentrales en industriële bedrijven, en warmte-koudeopslagsystemen in de ondiepe ondergrond. Geothermie wordt beschouwd als een van de belangrijkste schone warmtebronnen. In een denktank onder leiding van TNO hebben een aantal deskundigen argumenten verzameld voor en tegen het oprichten van een eigen Lokaal Duurzaam Energie Bedrijf door de gemeente Den Haag. (zie bijlage 8). Voor Den Haag zouden wij de situatie in Denemarken (“district heating companies”) als voorbeeld (of “stip op de horizon”) kunnen nemen: lokale wijkgebonden warmtenetten met een bijna landelijke dekking met aansluitingen, waarbij de (grotendeels duurzame) warmteproductie collectief in eigendom is van de wijk (zie: www.danskfjernvarme.dk). Het is zaak om voor Den Haag een beleid te ontwikkelen waarbij duurzame warmtelevering in verhouding tot de benodigde investeringen staat. De situatie rond de Eon centrales, ADH en andere warmtenetprojecten heeft duidelijk gemaakt dat zonder gemeentelijke regie een groot Haags warmtenet niet tot stand zal komen. Daarom is een grootschalige aanpak voor de lange termijn nodig, waarin een lokaal duurzaam energiebedrijf (LDEB) een belangrijke rol kan spelen. Het voorstel is om er naar te streven een Haags Warmtebedrijf (HWB) op te richten, dat tot doel heeft om voor 2030 minimaal 100.000 aansluitingen te realiseren op een klimaatneutraal warmtenet.
1
Inleiding In de brief naar aanleiding van het tot stand komen van de backcastingstudie (RIS 258292) van 16 april jl. heeft het College van B&W aangegeven dat er nu in de gemeente Den Haag aanleiding is om maatregelen te nemen om de ambitie gestand te doen in 2040 een klimaat neutrale stad te zijn. De gemeente Den Haag zal haar aandeel en potentie zoveel mogelijk moeten benutten. Het is duidelijk dat een groot aantal maatregelen in dit kader liggen op het vlak van enerzijds het beperken van de warmtevraag in de bestaande voorraad van gebouwen en woningen, en anderzijds in het optimaliseren en verduurzamen van het warmte-aanbod in deze gebouwenvoorraad. In de afgelopen maanden is in de discussie over het “Energieakkoord voor duurzame groei” onder leiding van de SER uiteindelijk de basis gelegd voor een landelijk beleid voor investeringen in en innovatie van de verduurzaming van ons land. Ook voor Den Haag wordt de geformuleerde uitgangspunten uitgewerkt en toegepast. Aan de slag is ook hier het motto! Er is inmiddels een Energiebespaar Fonds opgericht door het Rijk en enkele banken (Rabo en ASN) ter grootte van €300 mln, waarbij particulieren tegen een aantrekkelijke rente (3-3,5%) tussen de 2,5 K en 250 K kunnen lenen ten behoeve van isolatie, zonneboilers en energiezuinige beglazing en kozijnen. Daarnaast heeft het kabinet overeenstemming met de corporaties over de verhuurdersheffing en het vrijmaken van € 400 mln ten behoeve van woningisolatie. Tenslotte is niet onbelangrijk dat met pensioenfondsen de basis is gelegd voor het oprichten van een Nationale Investering Instelling, waarin kapitaal wordt bijeengebracht ten behoeve van investeringen in de woningvoorraad, ook ten behoeve van energiepakketten. Er is al met al een stevig fundament voor een strategische aanpak van de bestaande voorraad van gebouwen (woningen, kantoren, maatschappelijk vastgoed, etc.). Het gaat er om voor Den Haag zo snel mogelijk een uitwerking te maken en aan de slag te gaan. Er is nog een tweede aanleiding voor dit plan van aanpak. Die is gelegen in de actuele situatie van de warmtenetten in Den Haag. Er is sprake van een faillissement van het aardwarmteproject en er wordt door de curatoren onderzocht of doorstart mogelijk is. Daarnaast heeft Eon aangekondigd energiecentrales te willen sluiten in Den Haag en Leiden, waardoor de levering van warmte aan het warmtenet op termijn in gevaar kan komen. In de Haagse gemeenteraad wacht men op een voorstel van het College over het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf in relatie tot de verdere uitbouw van de Haagse warmtenetten. Deze aanpak voorkomt contraproductieve ontwikkelingen binnen de stad. Zoals vaker gezegd is: de essentie van duurzaam ontwikkelen is, dat we vandaag keuzes maken, die de keuzes voor duurzame ontwikkelingen in de toekomst niet in de weg staan. Daarnaast zijn de activiteiten rondom woningverbetering, ontwikkeling van lokale energiebronnen en uitbreiding van het warmtenet een sterke economische impuls voor Den Haag. De economische spin-off, onder andere door bevordering van de werkgelegenheid, is een bijzonder belangrijke bijdrage in het economische beleid van de gemeente Den Haag. Bij de volgende stappen in het ontwikkelen van een Haags Warmtebedrijf zullen kosten-baten analyses ook deze economische component in ogenschouw nemen. 2
Hierna zijn in kort bestek de huidige situatie, de duurzaamheidsopgave voor Den Haag en het potentieel van warmtenetten beschreven. Op basis daarvan zijn vervolgens de uitgangspunten, ambitie en aanpak beschreven. Tot slot zijn enkele financiële kaders en het vervolgtraject beschreven.
3
Huidige situatie De Haagse warmtenetten werden ooit het schoolvoorbeeld voor duurzame warmtevoorziening genoemd. Er zijn op dit moment 16.277 aansluitingen gerealiseerd in de Gemeente Den Haag. In het oorspronkelijke hoofdnet zijn dat er 3.675, waarvan een groot aantal grootverbruikers, in Ypenburg zijn er 10.052 aansluitingen gerealiseerd, en in Wateringse Veld zijn er 2.550 aansluitingen. ( zie ook bijlage 3) Een belangrijk kenmerk van het Haagse hoofdwarmtenet is dat het door de aansluiting van een aantal grootverbruikers goed rendabel kan zijn. Den Haag kent daarom in essentie een positieve vertreksituatie, die stap voor stap kan worden uitgebouwd. Het Haagse stadsverwarmingsnet is financieel waarschijnlijk nog steeds het beste warmtenet van ons land met een hoog rendement . Eneco heeft voor al haar warmtenetten tariefharmonisatie doorgevoerd. De lage Haagse warmtetarieven zijn geharmoniseerd naar het hogere algemene Eneco tarief. Door specifiek lokale omstandigheden bestaan er grote verschillen tussen de verschillende stadsverwarmingsnetten in Nederland. De rendementen van 6 door de Rekenkamer onderzochte projecten liepen sterk uiteen. Niet voor niets is de gemeente Den Haag met het Rijk het project ‘EnergieRijk’ gestart, dat als doelstelling heeft om in 2020 de energievoorziening in het centrumgebied van Den Haag geheel te optimaliseren en te verduurzamen. De Rijksoverheid heeft bij de Haagse stadsverwarming altijd een belangrijke rol gespeeld. Niet alleen door financiële ondersteuning maar vooral ook door het besluit om in principe alle Rijksgebouwen in Den Haag op de stadsverwarming aan te sluiten. De Rijksoverheid is daarmee uitgegroeid tot de grootste klant van de Haagse stadsverwarming. Het Rijk heeft net als de gemeente een voorbeeldfunctie in de overgang naar een duurzame en CO2 neutrale energievoorziening. Toch is rond de Haagse warmtenetten een lastige situatie ontstaan: Dreigende sluiting Eon centrales: Energieproducent Eon wil binnen enkele jaren de energiecentrales in Leiden en Den Haag sluiten als de situatie op de energiemarkt niet verandert. Deze gasgestookte centrales zijn door de hoge gasprijzen en lage elektriciteitsprijzen verliesgevend geworden. Eon en Eneco zijn primair winst gedreven, de gemeente zal het maatschappelijk belang moeten behartigen. Daarvoor ontbreekt het nu echter aan instrumenten. De Haagse stadsverwarming is een lokaal monopolie waarbij twee marktpartijen (Eon en Eneco) een commercieel rendement willen halen op een collectieve voorziening. Openheid over de financiële en milieuprestaties ontbreekt, maar duidelijk is wel dat warmtelevering voor Eneco een belangrijk deel van de winst uitmaakt. Als de centrales worden gesloten, zullen in totaal 38.000 aansluitingen (in Den Haag en Leiden) op een andere manier van warmte moeten worden voorzien. Mogelijke oplossingen zijn: - Met publieke middelen de verliezen compenseren van de centrales - Woningen voorzien van gasaansluiting en CV-ketel - Alternatieve warmtebronnen aansluiten en woningen aanpassen voor lagere watertemperaturen (isolatie en grotere radiatoren) Op dit moment onderhandelen Eon en Eneco over een oplossing (contract in Den Haag voor warmtelevering loopt tot 2023). De gemeente speelt (nog) een beperkte rol, doordat deze geen formele zeggenschap over het warmtenet heeft. Het tot stand brengen van een andere beheersstructuur met zeggenschap voor de gemeente is noodzakelijk om het publieke belang te kunnen waarborgen. 4
Neerwaartse spiraal warmtenetten: De Haagse stadsverwarming is na de eeuwwisseling in een neerwaartse spiraal terechtgekomen. Onder andere door het uitblijven van industriële restwarmte uit de Rotterdamse haven moesten noodmaatregelen worden genomen om het tekort aan Haagse restwarmte te compenseren. In de regio Rotterdam heeft Eneco fors geïnvesteerd in verdere uitbouw van het Warmtebedrijf, maar niet in Den Haag. Er is tot op heden geen visie voor de verdere ontwikkeling van het Haagse warmtenet. Daardoor stagneerde de verdere groei van de Haagse warmtenetten en blijft de potentie onbenut. Grote klanten, zoals het Haga-ziekenhuis, haken af en Steadion haalt woningen in Kortenbos van het warmtenet. Stokkende projecten: De grote potentie van het Haagse warmtenet blijft aantrekkelijk. In de afgelopen jaren zijn voor allerlei projecten business cases ontwikkeld. Zo is de aansluiting van de subwarmtenetten in Ypenburg en Wateringseveld op het hoofdwarmtenet nog steeds kansrijk. Uitblijven van eenduidig landelijk beleid en wetgeving was tot nu tot een belangrijke belemmering voor investeringen. Het gelijkwaardigheidsprincipe (i.p.v. verplichte aansluiting op warmtenet wordt gelijkwaardig alternatief toegestaan) dat is opgenomen in het bouwbesluit 2012, maakt investeringen in een warmtenet onzeker. De Warmtewet is recent door de Eerste Kamer aangenomen en zal per 1 januari 2014 in werking treden (zie bijlage). Daarmee is na 10 jaar een wettelijk kader voor warmtenetten ontstaan. De economische crisis en met name de malaise in de bouw, het vastgoed en vooral de corporatiesector hebben de laatste tijd grootschalige investeringen in warmtenetten lastig gemaakt. Negatief imago stadsverwarming: Afnemers van warmtenetten kunnen niet kiezen voor een andere leverancier. Dat is een in een geliberaliseerde energiemarkt nadelig voor beeldvorming over warmtenetten. Dat geldt vooral in de Haagse situatie, waarin de productie en levering in handen is van private ondernemingen die baat hebben bij een gebrek aan transparantie over kosten en prijsvorming. De huidige gedwongen winkelnering zal anders moeten vormgegeven om eindgebruikers enthousiast te krijgen voor een overstap van CV-ketel naar stadsverwarming. Het negatieve imago van stadsverwarming is tot nu onderbelicht gebleven en zal alleen veranderen als voor eindgebruikers daadwerkelijk voordelen ontstaan. Goedkoper, makkelijker en beter zijn dan de uitgangspunten. Deze huidige combinatie van problemen maakt ingrijpen door de gemeente onvermijdelijk. Het Energieakkoord, het akkoord met corporaties en andere rijksmaatregelen in combinatie met de duurzaamheidsambities en het potentieel van warmtenetten, vormt een goede argumentatie voor grootschalig ingrijpen voor de lange termijn.
5
Haalbaarheid duurzame warmtevoorziening Ongeveer 40% van de reductie in CO2 uitstoot die nodig is om klimaatneutraal te worden in 2040, komt voor rekening van de 250.000 Haagse woningen. Het grootste deel van de energievraag van woningen bestaat uit warmte. Het realiseren van een duurzame warmtevoorziening voor woningen is daarmee een essentiële opgave om de klimaatdoelstellingen te halen. In feite blijkt de ‘trias energetica’ nog steeds van toepassing (energiebehoefte verminderen, duurzame bronnen inzetten en fossiele bronnen zo schoon mogelijk gebruiken). Daarbij is de opgave om de woonlasten voor de economisch kwetsbare groepen in de stad zoveel mogelijk beheersbaar te houden. Uit onderzoek (met name van Planbureau voor de Leefomgeving) is gebleken dat alleen de volgende combinatie van maatregelen dat haalbaar kan maken: -
-
-
Verdichten en uitbreiden van warmtenetten: De kansen voor nieuw aan te leggen warmtenetten liggen met name in de bestaande bouw, in specifieke delen van de stad. Dit dient stap voor stap te gebeuren, op basis van business cases voor de stad als geheel en de aan te sluiten gebruikers. Alle bestande initiatieven burgers en instellingen, van bedrijven en woningcorporaties zijn hierbij leidend. Omschakelen naar duurzame energiebronnen voor de warmtenetten: De uitdaging is om van verwarmen op aardgas naar een goede combinatie van duurzame bronnen te komen. Binnen Den Haag is een gebrek aan restwarmte, waardoor regionale samenwerking buiten de gemeentegrenzen en gebruik van geothermie noodzakelijk is. Met het Warmtebedrijf Rotterdam ligt samenwerking voor de hand (zie bijlage 7). De ‘samenwerkingsovereenkomst duurzame warmte en koude Zuid Holland’ is een kader voor toekomstige samenwerking op regionaal niveau. We zullen in ieder geval blijven zoeken naar de wijze waarop verduurzaming van het warmte-aanbod in het net gerealiseerd kan worden (WKO, stoken van biomassa, geothermie, groen gas, gebruik restwarmte uit industrie en tuinbouw) Vergaande isolatie van bestaande en nieuwe woningbouw: Door isolatie neemt de warmtebehoefte af en kan een warmtenet op lagere temperaturen werken.
Op termijn is de omschakeling van aardgas naar een andere vorm van verwarming onvermijdelijk. De betrouwbare en betaalbare beschikbaarheid van aardgas is inherent eindig. Nederland wordt al in 2023 netto-importeur van aardgas en daarmee in toenemende mate afhankelijk van buitenlandse leveranciers. Ook vanuit dat perspectief is het van belang om de transitie naar duurzame warmtevoorziening nu te starten. In de afgelopen jaren zijn meerdere haalbaarheidsonderzoeken gedaan en business cases voor warmtenetten op wijkniveau ontwikkeld1. Uit die onderzoeken blijkt dat stand-alone projecten op basis van een beperkt aantal woningen niet overal rendabel zijn te maken. De diversiteit van de Haagse woningvoorraad zal ertoe leiden dat een warmtenet in het ene deel van de stad meer rendabel zal zijn dan in het andere deel. Daarnaast kan een beperkt aantal aansluitingen de investering in de infrastructuur niet dragen. Met name de combinatie van grootverbruikers en kleinverbruikers in een grootschalig gekoppeld net kan rendabel worden ontwikkeld. Daarom is 1
Waaronder: Haalbaarheidsstudie Warmtenet Den Haag (PAM Energieconsult, 2013), Business case warmtenet bestaande woningbouw rondom WFCC-gebied (Builddesk, 2012), Begroting aardwarmtenet ZKD Den Haag (Greenvis, 2013)
6
een conceptuele visie nodig om grootschalige uitbreiding van warmtenetten in de bestaande stad mogelijk te maken. Deze visie bestaat uit de volgende hoofdlijnen: -
-
-
-
Sluit eerst de wijken aan waarin een warmtenet het meest rendabel kan zijn: Uit de eerder uitgevoerde studies blijkt dat met name oude wijken met veel vervangingsvraag en een groot besparingspotentieel interessant zijn om aan te sluiten. Dit betreft vooral na-oorlogse wijken met veel coöperatie bezit, die dicht bij de bestaande toeleidende hoofdinfrastructuur liggen. Daarbij is ook verdichten van belang, waarbij in bestaande warmtenet gebieden het aansluitgehalte wordt vergroot. Combineer aansluiting met investeringen in isolatie: Door de aansluiting op het warmtenet te combineren met isolatiemaatregelen, kan de warmtebehoefte sterk worden gereduceerd, waardoor de warmtelevering met een lage temperatuur warmtenet kan worden georganiseerd. Faciliteer alternatieve warmtebronnen: Door aansluiting van restwarmtebronnen, geothermie of andere duurzame bronnen flexibel in het ontwerp in te passen, kan ook op lange termijn in de warmtevraag worden voorzien. Dit wordt bij voorkeur regionaal opgepakt. Maak projecten in combinatie rendabel: Door de ontwikkeling van het warmtenet op het niveau van de stad als geheel (en bij voorkeur over de gemeentegrenzen heen) vorm te geven, kan de investering in de toeleidende infrastructuur rendabel worden gemaakt. Daardoor kunnen op termijn ook aanvankelijk niet rendabele wijken toch worden aangesloten.
De gemeente Den Haag wil voor alle locaties in Den Haag inzicht hebben in de mogelijkheden om gebouwen duurzaam te verwarmen en koelen. De gemeente ontwikkelt daarom een digitale “warmte-koudekaart”. Deze omvat voor heel Den Haag informatie over bodemgesteldheid (relevant voor warmte-koudeopslag), gebouwtype en de bijbehorende mogelijkheden voor meest geschikte warmtevoorziening in een straat, buurt of wijk. Dat komt van pas om er voor te zorgen dat verduurzamingsprojecten van inwoners en bedrijven aansluiten op andere initiatieven. Ook geeft de kaart een indruk van de logische wijken waar het wenselijk is dat een warmtebedrijf het stadsverwarmingsnet uitbreidt. Met de warmte-koudekaart wordt het abstracte beeld “duurzame warmtevoorziening “ een stap concreter gemaakt. Tegen het eind van dit jaar zal de informatie deels op kaarten beschikbaar zijn. Voor de financiële haalbaarheid van een warmtenet zijn de volgende variabelen essentieel: -
-
-
Warmtebehoefte woningen: Na isolatie zal de gemiddelde warmtebehoefte per woning afnemen met ongeveer 25 tot 40% (Van 35 tot 40 GJ naar 25 tot 30 GJ). Deze lagere warmtebehoefte moet het uitgangspunt zijn voor de berekening van de opbrengst per woning in de exploitatie van het warmtenet. Ontwikkeling prijs gas: De relatieve aantrekkelijkheid van een warmtenet is mede afhankelijk van de ontwikkeling van de prijs van aardgas. Uitgangspunt voor de rekenmodellen is dat deze met 2% per jaar stijgt. Aansluitkosten per woning: Eenmalig residueel bepaald op € 2.805,- per woning. Vraagpunt is welke bijdrage in de aansluitkosten van bewoners (BAK) kan worden gevraagd. Uitgangspunt is dat bewoners hun investering binnen de gemiddelde bewoningstermijn moeten kunnen terugverdienen. Investering isolatie en aanpassingen: De gemiddelde investering per (bestaande) woning wordt geraamd op € 8.000,- om de warmtebehoefte met 25 tot 40% te verminderen. Benodigde investering toeleidende infrastructuur: Deze kosten moeten nader in beeld worden gebracht op basis van een technische visie en marktconsultatie. De 7
-
-
scenariostudie zal hier meer inzicht in geven. Uitgangspunt hierbij is dat eventuele risico’s voor de gemeente moeten worden uitgesloten. Inkoopprijs warmte: Afhankelijk van de (combinatie van) bronnen, gerekend wordt nu met € 4,00 per Gj. Gebruikerstarieven: € 21,57 per Gj en € 311,89 vastrecht (bij een afname van 25 Gj jaarlijks dus € 851,14 voor verwarming en warm water per aansluiting) Realisatie tempo: Bepalend voor de exploitatie is een hoog aansluittempo na aanleggen van toeleidende infrastructuur en warmtebronnen. Stapsgewijs zullen bij het aansluiten van 100.000 woningen in 15 jaar (2030) gemiddeld 6.500 woningen per jaar moeten worden aangesloten. Rendementeis: Een rendement van 6% is het uitgangspunt voor de business cases.
Deze variabelen zijn van toepassing voor het bepalen van de haalbaarheid van een Haags warmtenet op basis van een horizon van 30 jaar.
8
Ambitie en uitgangspunten De centrale vraag is nu hoe deze transitie voor Den Haag optimaal in gang kan worden gezet. Daarvoor is een heldere strategie van de gemeente noodzakelijk met duidelijke uitgangspunten en ambitie. De uitgangspunten voor stadsverwarming moeten zijn: -
Betaalbaar: Het NMDA (niet meer dan anders) is niet voldoende om tot groei van warmtenetten te komen. Voor bewoners zal een aansluiting op een warmtenet pas aantrekkelijk zijn als dit op lange termijn voordeliger is. Betrouwbaar: Warmte is een primaire levensbehoefte. Niet alleen een betrouwbaar net, maar vooral ook de leveringszekerheid van de voedende warmtebronnen op lange termijn zijn essentieel. Duurzaam: Streven naar een warmtenet op Haags niveau heeft alleen zin als dat duurzaam en op termijn klimaatneutraal kan worden. Transparant: Wie eenmaal afnemer is van een warmtenet, is voor lange tijd gebonden aan een leverancier. Transparantie van totstandkoming van tarieven en publieke invloed daarop is daarom essentieel. Flexibel: Het toekomstige warmtenet is bij voorkeur in staat om vanuit installaties van allerlei technieken, locaties en schaal te worden gevoed. Omvattend: Het warmtenet moet dermate aantrekkelijk zijn, dat het ook lonend is om zeer zuinige nieuwbouw woningen aan te sluiten.
Gekoppeld aan deze uitgangspunten is de volgende centrale ambitie voor een Haags warmtenet te formuleren: In 2030 zijn er minimaal 100.000 aansluitingen op een betaalbaar, betrouwbaar, duurzaam en transparant beheerd warmtenet. Om de opgave van 100.000 aansluitingen in 2030 te halen is een Haagse Warmtebedrijf (HWB) als vorm van een lokaal duurzaam energiebedrijf onontbeerlijk. Dit bedrijf zou als een nutsbedrijf in publieke handen kunnen zijn en door de gebruikers worden meebestuurd (energie coöperatie). Duurzame energie voorziening is immers van oudsher een collectief belang waar we marktpartijen met een winstoogmerk niet primair verantwoordelijk voor kunnen houden. Een tweede mogelijkheid is natuurlijk het bevorderen van een privaat bedrijf met vergelijkbare doelstellingen. Uit het verslag van recent door TNO geleidde sessies komen duidelijke argumenten naar voren die de toegevoegde waarde van een lokaal duurzaam energiebedrijf onderstrepen in deze specifieke situatie. Het meest essentiële argument is dat de gemeente de enige partij is die de regie kan voeren op samenhang en het voorkomen van contraproductieve activiteiten en daaruit resulterende maatschappelijke desinvesteringen. Er zijn in het verslag van deze bijeenkomst ook een aantal nadelen en risico’s genoemd voor een dergelijke aanpak. Al deze aspecten zullen in het vervolgonderzoek aan de orde moeten komen.
9
Hoofdlijn aanpak De realisatie van deze ambitie start met de gemeentelijke voorbereiding. Bundeling van kennis en kunde en het verbeteren van de informatiepositie van de gemeente kan het beste door te streven naar de oprichting van een Haags Warmtebedrijf. Daarvoor wordt een regisseur de opdracht gegeven om de oprichting van een HWB voor te bereiden. Daarbij is uiteraard de inzet van de huidige partners in de Haagse warmtenetten noodzakelijk. Samenwerking met huidige partners is uitgangspunt, het samenwerkingsmodel is onderwerp van studie. De rol van de gemeente is niet op voorhand benoemd. Er zijn meerdere opties en er worden dus een aantal scenario’s ontwikkeld. Onderdeel van die opdracht is dan om op basis van aan beknopte open proces en vooronderzoeken tot een Haags warmteplan te komen, waarin de business case voor het warmtenet wordt gekoppeld aan de opgave voor energiebesparing door isolatie van bestaande woningen. Voor de realisatie van duurzame bronnen uit restwarmte of geothermie dient de regisseur overleg te voeren met Rotterdam (ook in het verband van de Metropoolregio) , de regio Haaglanden en deel te nemen in het proces voor de Green Deal op provinciaal niveau. De hoofdlijn van de aanpak van de regisseur dient te zijn: 1. Ronde tafel bijeenkomsten belanghebbenden: In november/december kan de regisseur met alle betrokken en belanghebbende partijen enkele ronde tafel bijeenkomsten organiseren om de visie en ambitie te bespreken en verder uit te werken. Bij voorkeur zijn daarbij betrokken: Rijk, Eneco, Eon, bouwbedrijven, woningcorporaties, Warmtenetwerk, financiële instellingen, Haagse Milieucentrale, Universiteit en Hogeschool, bewoners en raadsleden. Deze ronde tafel bijeenkomsten zullen worden gefaciliteerd door Duurzaam Den Haag. Op basis van de ronde tafel gesprekken kan de visie en ambitie verder worden uitgewerkt tot een stellingname, die na besluitvorming in het College begin 2014 naar buiten kan worden gebracht. Deze stellingname “energiebesparing + warmtenetten” zou de basis moeten zijn voor een gemeenschappelijk gedragen visie van (co)producenten en (co)consumenten, en voor een investeringsprogramma voor het HWB. In het coalitieakkoord van 2014 kan deze visie en het investeringsprogramma dan worden opgenomen. 2. Afspraken over de bestaande warmtenetten. Openen van het overleg met Eneco (en eventueel Stedin) om de zeggenschap over en daarmee het eigendom van de bestaande warmtenetten onder te brengen in het HWB of niet. Onderhandelingen daarover kunnen worden gebaseerd op de noodzakelijke toekomstige investeringen in het net, de aangesloten woningen en de warmtebron. Het is ook mogelijk een duidelijk onderscheid te maken tussen het transportnet en het distributienet vergelijkbaar met de structuur in het Warmtebedrijf Rotterdam. Op basis van een heldere onderhandelingspositie2 kan eventueel zelfs worden toegewerkt naar een ruil met gesloten beurs uit de aandelenportefeuille van de gemeente in beide bedrijven. Hierbij is de uitspraak van de Europese Commissie over de splitsing van de energiebedrijven (van 22 oktober jl) een belangrijke bepalende variabele.
2
De gemeente Den Haag heeft een aandeel van 16,55% in Eneco Holding, het moederbedrijf van Eneco en Stedin en is daarmee na Rotterdam (31,69%) de grootste aandeelhouder. In combinatie met bijvoorbeeld Leidschendam-Voorburg (3,44%) of een andere gemeente uit de regio ontstaat zeggenschap uit absolute meerderheid.
10
3. Herbevestigen van het Eon contract tot 2023. Eon maakt als warmteproducent een terugtrekkende beweging en wil onder het huidige contract uit. Dit loopt tot 2023 en dient herbevestigd te worden. Daarmee ontstaat voldoende tijd om alternatieve warmtebronnen te ontwikkelen indien de Eon centrale wordt gesloten. 4. Ontwikkeling visie en schets van toekomstig ontwerp van het warmtenet. Op basis van kennis en ervaringen in binnenland (metname Rotterdam, zie bijlage) en het buitenland (Denemarken) en marktconsultaties kan een voorlopig hoofdontwerp van het toekomstige warmtenet worden gemaakt. Dit betreft een technisch ontwerp op hoofdlijnen, dat kan dienen als basis voor een programma van eisen en verdere uitwerking van de kosten en opbrengsten. 5. Uitwerken van de financiële kaders van het ontwikkelen van het toekomstige warmtenet tot het warmteplan (zie bijlage). De volgende zaken moeten daarvoor uitgezocht worden: - Benodigde investeringen in het bestaande net en het nieuw aan te leggen net - Benodigde investeringen in het ontwikkelen van toekomstige warmtebronnen - Benodigde investeringen in bestaande woningen in isolatie en installatie - Mogelijke Europese en landelijke bijdragen op basis van Energie akkoord, rijksafspraken met corporaties over verhuurdersheffing en Nationale Investerings Instelling - Exploitatie voor het HWB en afnemers - Fasering groei en ontwikkeling 6. Formaliseren samenwerkingsverbanden, investeringen in contracten en feitelijk oprichten HWB. Projecten als EnergieRijk, WFCC, Mariahoeve, herstart aardwarmte en aansluiting Ypenburg op het hoofdnet kunnen in deze fase van plan naar realisatie worden gebracht en geformaliseerd. Voor ieder van deze projecten wordt een afzonderlijke business case en afweging gemaakt.
11
Organisatie en budget Het Haags Warmtebedrijf zal een samenwerkingsmodel zijn tussen private ondernemingen met een mogelijke betrokkenheid van de de gemeente Den Haag. In het voorafgaande is betoogd dat de gemeente wel initiatiefnemer kan zijn en de regiefunctie moet opnemen. Voorgesteld wordt dat het Gemeentelijk Management Team opdrachtgever is, en namens deze de plaatsvervangend Gemeentesecretaris als opdrachtgever optreedt. Opdrachtnemer Duurzaamheid.
en
daarmee
gemeentelijk
Regisseur
wordt
de
Programmadirecteur
Als voorbereidingsbudget voor het HWB is onderzoeks- en uitbestedingsbudget van in totaal € 200.000,- nodig (zie bijlage).Dekking is beschikbaar binnen het Impulsbudget Duurzaamheid. Aanvullend wordt geraamd dat inzet van 2 fte gedurende een jaar nodig is. Deze inzet wordt gewaarborgd binnen bestaande apparaatsbudgetten.
12
Bijlage1 : Vooronderzoeken Voor de oprichting van het HWB bestaat de onderzoeksagenda van de kwartiermaker uit de volgende vier thema’s: 1. Vooronderzoek gesprekken Eneco en Eon In het vervolgtraject zullen hoe dan ook gesprekken met Eneco en Eon moeten worden gevoerd. Daarvoor is de eigen informatiepositie essentieel. De gemeente weet nu onvoldoende van (de verhoudingen in) de energiemarkt, de strategie van de betrokken ondernemingen en de marges die worden gemaakt op warmtenetten in het algemeen en in Den Haag in het bijzonder. In dit vooronderzoek wordt deze informatie in beeld gebracht. Daarvoor worden gesprekken gevoerd met onafhankelijke experts en marktkenners en met specialisten in eigen huis. Met hen wordt naar een antwoord gezocht op de volgende vragen: -
Wat zijn de financiële resultaten van het Haagse warmtenet over de afgelopen vijf jaar? - Wat zijn de belangen, positie en strategie van de belangrijkste spelers? - In hoeverre zijn de centrales van Eon daadwerkelijk verlieslijdend en wat is de verwachting voor de toekomst? - Welke juridische verplichtingen bestaan er tussen Eneco en Eon? - Welke zeggenschap en invloed heeft de gemeente als aandeelhouder (formeel en informeel)? - In hoeverre kan Den Haag met andere gemeenten samenwerken in dit dossier? Het resultaat van dit onderzoek is een (vertrouwelijke) notitie van maximaal 10 bladzijden, waarin duidelijk de positie van de gemeente is uitgewerkt in verschillende scenario’s, op basis van de verkregen informatie. 2. Technische visie toekomstig warmtenet en investering Op basis van gesprekken met experts wordt een voorlopige toekomstvisie ontwikkeld voor een toekomstig warmtenet. De hoofdvraag is hoe het toekomstig warmtenet binnen de uitgangspunten technisch is te realiseren. Daarvoor worden de volgende vragen beantwoord: - Hoe zal zich de energiebehoefte van aan te sluiten woningen en gebouwen ontwikkelen? - Kan daarin lokaal worden voorzien met een combinatie van restwarmte en duurzame bronnen? - Wat kan in hoofdlijn het ontwerp zijn van dit warmtenet? Wat zijn de belangrijkste specificaties van dit net (zoals temperatuur)? - Of en zo ja op welke wijze en onder welke voorwaarden kan de Haagse stadsverwarming overschakelen naar lagere temperatuurniveaus? - Wat zijn de benodigde investeringen in het (huidige en aan te leggen) net, in de (duurzame en rest-)warmtebronnen en per woning in de aansluiting? - Wat zijn relevante best practices en voorbeelden elders (bijvoorbeeld Denemarken)? De bij marktpartijen ingewonnen kennis en informatie wordt gebundeld en voorzien van een contra-expertise door een in te huren specialist op het gebied van warmtenetten. Het resultaat van dit vooronderzoek is een notitie van maximaal 10 bladzijden met een schets van het net op hoofdlijnen en kengetallen voor kostenramingen.
13
3. Consequenties voor energiebesparing vastgoed Het tweede vooronderzoek richt zich op de consequenties van het aansluiten van de bestaande en nieuw te bouwen woningvoorraad in de komende decennia. De hoofdvraag is wat de aansluiting op een warmtenet betekent voor de energiebesparingsopgave in het vastgoed. Daarvoor worden de volgende vragen beantwoord: -
In hoeverre kan de duurzaamheidsopgave voor de sector wonen door een groot Haags warmtenet worden gerealiseerd? - Wat betekent aansluiten op een warmtenet voor de isolatiebehoefte van bestaande woningen? - Wat betekent omschakelen naar een lagere temperatuur voor de isolatiebehoefte en aanpassing van de warmte installatie voor al aangesloten woningen? - Tot welke investeringen per woning (categorie) leidt aansluiten op het net en welke investeringen kunnen daarmee worden vermeden? - Voor welk deel van de woningvoorraad is de combinatie van aansluiten en isoleren niet rendabel? Dit vooronderzoek wordt uitgevoerd door voorgesprekken met gespecialiseerde marktpartijen, woningcorporaties en specialisten binnen de gemeente. Het resultaat is een notitie van maximaal 10 bladzijden met een analyse van de Haagse woningvoorraad op hoofdlijnen en een afwegingskader voor de aantrekkelijkheid van aansluiting van woningen. 4. Business case voor bewoners/gebruikers Het warmtenet kan alleen succesvol worden gerealiseerd als dit voor bewoners/gebruikers voordelen heeft. In dit vooronderzoek wordt verkend wat de betekenis en potentiele meerwaarde van een warmtenet voor de individuele bewoner/gebruiker er uit ziet. De hoofdvraag is wat de bewoner heeft te winnen met aansluiting. Daarvoor worden de volgende vragen beantwoord: - Wat zijn de kosten en het ongemak voor een bewoner van het aansluiten (bij een bestaande woning)? - Wat is de potentiele besparing voor een bewoner (in directe maandelijke kosten en vermeden investeringen en onderhoud)? - In hoeverre willen bewoners zeggenschap en transparantie over hun energie/warmtevoorziening? - In hoeverre zijn werkgelegenheid en lokale betrokkenheid voor bewoners relevante argumenten? - Hoe ziet op geaggregeerd niveau de maatschappelijke kosten baten analyse afweging eruit? Voor dit voorzonderzoek wordt een onafhankelijk bureau ingehuurd om de MKBA en business case voor de bewoner op te stellen. Vanuit de gemeente worden gesprekken gevoerd met corporaties en bewonersorganisaties. Het resultaat van dit vooronderzoek is een notitie van maximaal 10 bladzijden waarin vanuit bewonersperspectief de meerwaarde van een Haags warmtenet duidelijk wordt.
14
Bijlage 2: Stappenplan 2013/2014 De hoofdlijn voor de aanpak zoals in de notitie beschreven, leidt tot het volgende stappen plan voor het eerstkomende jaar: Stap 1. Besluitvorming college 2. Ronde tafel bijeenkomsten 3. Vooronderzoek onderhandelingen Eneco 4. Bekrachtigen aanpak in nieuw college akkoord 5. Vooronderzoek technische visie 6. Onderhandelingen Eneco 7. vooronderzoek energiebesparing vastgoed 8. Uitwerken financiële kaders 9. Opstellen concept warmte plan 10. Besluitvorming warmteplan 11. Oprichten HWB 12. Start executie
Resultaat - Aanstelling gemeentelijk regisseur - Vrijmaken middelen voorfase en onderzoeken - Betrokkenheid belangrijkste partners - Aangescherpte aanpak - Stellingname college extern - Kennisbasis gemeente op orde - Sterke onderhandelingspositie - Keuze scenario’s gemeente - Opname voorkeursscenario HWB in collegeprogramma - Investeringsruimte voor warmteplan - Voortzetting ontwikkeling voorkeursscenario HWB - Beeld technische haalbaarheid - Visie hoofdleidingnet - Visie toekomstige bronnen - Haalbaarheid huidige projecten - Bestaande net onderbrengen in HWB - Tegen gunstige condities - Beeld gecombineerde effecten warmtenet en isolatie - Raming investeringen in aansluiting en isolatie bestaande woningvoorraad - Business case voor bewoners - Business case voor HWB - Financiering projecten - 30-jaren plan Concept warmteplan (waarin voorgaande bij elkaar komt) College besluit scenario HWB Instemming raad Samenwerkingsovereenkomst Rechtspersoon HWB uitgewerkt Uitgewerkte organisatie en governance Ondernemingsplan en meerjarenplanning Eerste warmtenet projecten in uitvoering
Gereed November 2013 December 2013 Dec 2013 Jan 2014 April 2014
Jan – maart 2014 Feb 2013 – juni 2014 Feb – april 2014 Mei – sept 2014 Aug – sept 2014 Sept – dec 2014 nov – dec 2014 Januari 2015
15
Bijlage 3: Huidige situatie warmtenet Den Haag De Haagse stadsverwarming is een gevolg van de oliecrisis van 1972. Na Utrecht (1923) en Rotterdam (1949) wordt Den Haag de derde stad met stadswarmte. In 1975 besluit de Haagse raad tot centrale warmtelevering en het aanleggen van "dubbele leidingcircuits voor warm- en heetwater" naar de nieuwbouw van het Westeinde ziekenhuis en de wijk Kortenbos (1200 woningen). De warmte wordt geleverd door een eenheid van de Elektriciteitscentrale aan het De Constant Rebecueplein ( CR-plein) en de naast gelegen Vuilverbrandingsinstallatie (VVI) aan de Gaslaan. In 1978 wordt, met steun van het Rijk, besloten tot een ambitieuze uitbreiding van het project naar het centrum van Den Haag en de nieuwbouwwijk Bezuidenhout-West. Alle gebouwen van het Rijk in Den Haag zullen worden aangesloten op de stadsverwarming. Te beginnen met het nieuwe Algemeen Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek bij het Centraal Station. Deze gebouwen worden tijdelijk van warmte voorzien uit een hulpwarmtecentrale in Bezuidenhout. Bij de opening van de hulpcentrale noemt EZ de Haagse stadsverwarming een “lichtend voorbeeld” voor andere warmteprojecten. Door de Grote Marktstraat in de binnenstad wordt een warmtetransportleiding gelegd naar het centrum en het Centraal Station. In 1983 wordt in de centrale een moderne gecombineerde Warmte-Kracht Centrale met STEG (SToom En Gas) turbines (Rolls Royce), de GV 15, in bedrijf genomen. In diezelfde periode valt het besluit het stadsverwarmingsnet , gecombineerd met de aanleg van een nieuwe trambaan, uit te leggen richting Leyenburg. Het ziekenhuis speelt een cruciale rol als ‘trekker’. De ketels van het Leyenburg ziekenhuis gaan tevens dienst doen als hulpcentrale voor de stadsverwarming die, uniek voor Den Haag, ook benut gaat worden voor het leveren van ‘absorptiekoeling’ aan het ziekenhuis. De totale keten van de Haagse stadsverwarming, de warmteproductie, de hulpketels, het net en de levering aan klanten is in handen van het Gemeentelijke Energiebedrijf . De sterk dalende olie-en gasprijzen zorgen met de ingezakte woningmarkt voor grote tekorten bij de stadverwarming. Vanaf de jaren negentig krijgt stadsverwarming weer nieuw perspectief vanwege de toenemende zorg voor de CO2 uitstoot. De productiebedrijven garanderen een stabiele warmteprijs en de distributiebedrijven stimuleren en financieren de groei van de warmte afzet. In 1993 sluit de gemeente met EZH (productiebedrijf) en GEB (distributiebedrijf) een intentieovereenkomst tot verdubbeling van de stadsverwarming. Deze overeenkomst, en een 2e STEG (GV 16), is nodig omdat de VVI gaat sluiten waarmee ca 30% van de warmteproductie voor het Haagse net wegvalt. Stadsverwarming wordt het belangrijkste instrument voor CO2 reductie in Den Haag. Het net wordt verder uitgebreid naar de nieuwe Haagse Hogeschool, het Provinciehuis, het Monchyplein en het Vredespaleis. De laatste grote uitbreiding is de Binckhorst waar de KPN Campus en het kantorencomplex Haagse Veste worden aangesloten. In 1994 neemt de gemeente de geactiveerde verliezen stadsverwarming voor haar rekening. Het Haagse GEB fuseert een jaar later met het GEB Rotterdam en RED Dordrecht tot Eneco. Bij deze fusie word afgesproken om binnen 5 jaar de verschillende tarieven van de drie bedrijven te 16
harmoniseren, met uitzondering van de stadsverwarmingstarieven in Den Haag en Rotterdam. Het Haagse tarief ligt beduidend lager dan het Rotterdamse. De warmteprojecten van Den Haag en Rotterdam verschillen zodanig van elkaar dat beide projecten, ook na de fusie hun eigen tarief behouden. Harmonisatie is pas aan de orde als de beide warmtenetten fysiek aan elkaar gekoppeld zouden zijn. Na de fusie verschuift binnen Eneco de prioriteit naar het Rotterdamse havengebied. Eneco ontwikkelt samen met EZH en Energie Delfland plannen om de industriële restwarmte uit Rotterdam te benutten voor warmtelevering aan de nieuwe VINEX wijken bij Pijnacker en Ypenburg. Een daarop volgende stap is het doortrekken van deze warmteleiding naar de Haagse stadsverwarming. Een 2e STEG voor de Haagse centrale is dan niet meer nodig en de Haagse centrale kan sluiten. Eind 1999 wordt de EZH, met de centrale in Den Haag, verkocht aan een Duits energieconcern, het latere E..On. Eneco kiest voor een commerciële koers en financieel rendement. Plannen voor de koppeling van industriële restwarmte uit Rotterdam worden geschrapt. De Vinexwijk Ypenburg waar al eerder besloten was geen gasnet aan te leggen krijgt een Eneco wijkwarmtenet, net als Wateringse Veld. In 2004 neemt E.On bij de Haagse centrale een warmtebuffer in gebruik. Kort daarna begint de vervanging en modernisering van de GV 15 met nieuwe General Electric gasturbines (Boeing 747). Eind 2008 word de vernieuwde Haagse centrale officieel geopend. De vernieuwde GV 15 heeft een hoger elektrisch rendement en kan 10% meer warmte produceren met minder lozing op het Verversingskanaal. Producent E.On sluit met leverancier Eneco een nieuw 15 jarig warmtecontract tot 2023. In de Haagse E.On centrale is een besturingssysteem actief voor de Haagse stadsverwarming waarmee de lokale warmteproductie van E.On (warmtebuffer centrale, hulpketels e.d.) wordt afgestemd op de lokale warmtevraag die door Eneco geleverd wordt. In de Gemeente Den Haag zijn momenteel in totaal 16.277 aansluitingen (groot- en kleinverbruikers). In het oorspronkelijke centrale stadsverwarmingsnet zijn 3.675 aansluitingen en 400 afleverstations. In Ypenburg zijn er 10.052 individuele aansluitingen en 10 afleverstations. In Wateringse Veld zijn er 2.550 aansluitingen en 3 afleverstations.
17
Bijlage 4: Toekomstbeeld warme-infrastructuur Den Haag
18
Bijlage 5: Warmteprojecten in Den Haag Het ICC krijgt unieke duurzame energie-installatie Voor de verwarming en koeling van het nieuwe gebouw krijgt het ICC een van de grootste warmte- en koudesystemen in Nederland. Uniek aan het project is dat de vier ondergrondse bronnen voor de opslag van het koude en warme water meer dan een kilometer van het gebouw liggen. Eneco gaat de installatie realiseren. De gemeente heeft bijgedragen aan de kosten voor de overbrugging van de afstand tussen de bronnen en het gebouw. De WKO bespaart per jaar 430 ton CO2. Dat komt neer op een reductie van 45% t.o.v. een conventionele installatie met gasketels voor verwarming en compressie koelmachines. Door het tijdelijk opslaan van warmte- of koude-energie (afhankelijk van het seizoen) kun je vraag en aanbod op elkaar afstemmen. Vier bronnen Omdat het ICC in een beschermd waterwingebied ligt, is het niet toegestaan om de opslag onder het gebouw zelf te hebben. Daarom worden globaal tussen de Oostduinlaan en de Utenbroekestraat op een afstand van 1,1 km van het ICC vier bronnen aangelegd. Het is voor het eerst in NL dat voor een WKO zo’n afstand wordt overbrugd. Het leidingtracé wordt grotendeels ondergronds geboord, zodat er zo min mogelijk graafwerkzaamheden hoeven plaats te vinden. Ook hoeft er niets gesloopt te worden. Begin 2014 beginnen de werkzaamheden. De bronnen zijn circa 240 meter diep. ICC internationaal duurzaam Het ICC wil gaan voor een internationaal duurzaam gebouwcertificaat. De ambitie is om een BREEAM “Good” certificaat binnen te slepen. Daarvoor is de WKO installatie belangrijk. Ook andere duurzame kenmerken van het gebouw dragen bij aan dit certificaat. Hiermee versterkt Den Haag haar internationale duurzame profiel. Mogelijk meer gebouwen De gemeente heeft met Eneco afgesproken dat andere gebouwen de kans krijgen ook aan te sluiten voor zover dat technisch mogelijk is. Daarover is overleg met betrokkenen in Benoordenhout. Daarmee kan de CO2 reductie nog groter worden.
Het World Forum gebied in Den Haag krijgt warmteaansluiting September 2013 hebben Eneco en het World Forum Convention Center (WFCC) in Den Haag een overeenkomst getekend voor de aansluiting van WFCC op het Haagse warmtenet. Met deze overeenkomst levert Eneco de komende 15 jaar duurzame warmte, is de uitbreiding van het tracé naar dit deel van de internationale zone een feit en kan Eneco de gemeente Den Haag ondersteunen met het realiseren van haar duurzaamheidsambities. Het World Forum gebied wordt met het Haagse warmtenet verbonden aan het Carnegieplein via een nieuw tracé van ruim één kilometer lengte. Hiermee komt een einde aan de conventionele manier van warmtelevering en zijn de aangesloten partijen weer verzekerd van warmtelevering. Gebiedsgerichte aanpak en duurzaam resultaat In 2012 had Eneco al Museon, het Gemeentemuseum Den Haag en de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW, een organisatie van de Verenigde Naties tegen proliferatie chemische wapens) gecontracteerd voor stadsverwarming. In nauwe samenwerking met de gemeente Den Haag is de gebiedsgerichte aanpak tot stand gekomen. Deze oplossing levert al 18% CO2 reductie in vergelijking met de conventionele verwarming en kan hoger 19
worden als duurzame bronnen stadverwarming gaan verwarmingskosten voor de gebruikers met 40 % gedaald.
voeden.
Bovendien
zijn
de
Intensieve samenwerking met de gemeente Dat de aanleg al is gestart heeft alles te maken met goede samenwerking met de gemeente Den Haag. “Gebiedsuitbreidingen zijn vaak lange trajecten. In deze situatie was er nog eens sprake van een faillissement van een van de sleutelpartijen. Omdat de gemeente garant stond waren wij toch in staat het traject te vervolgen,” aldus Herman Exalto, directeur Warmte & Koude bij Eneco. “In 2040 wil gemeente Den Haag een klimaat neutrale stad zijn. Eneco kan een essentiële bijdrage leveren door het verder verduurzamen van onder meer het warmtenet. Deze uitbreiding is een eerste stap in die richting.” De werkzaamheden rondom de internationale zone vinden plaats tot januari 2014. Dan beginnen de voorbereidingen van de gemeente voor de nucleaire top in maart. Na de internationale bijeenkomst en voor de bouwvak 2014 rondt Eneco de uitbreiding af.
20
EnergieRijk Den Haag In het ondertekende energieakkoord dat op 6 september door alle partijen is ondertekend is een paragraaf opgenomen die rechtstreeks te maken heeft met het project EnergieRijk Den Haag Die inzet is verwoord in paragraaf 3.2.5 over energiebesparing in de vastgoedsector. “Rijk en gemeenten jagen projecten voor verduurzamen van de energievoorziening in het maatschappelijk vastgoed aan, bundelen die naar gebied- en/of functieniveau en gebouwtype. Zij ontwikkelen een repeteerbare (aanbestedings-)aanpak, die aangevuld kan worden met nietmaatschappelijk vastgoed en betrokkenheid van andere (private) partijen. Met deze gebiedsgeoriënteerde aanpak creëren Rijk en gemeenten ankerpunten voor de ontwikkeling van lokale, duurzame en kosteneffectieve energievoorzieningen. De VNG neemt hierin het initiatief en stimuleert daarbij een grootschalige introductie van deze aanpak in 2015.” In het project ‘EnergieRijk Den Haag’ brengen Rijk en Gemeente Den Haag dit in praktijk. Het is mooi dat de VNG deze inzet ondersteunt, daar voor zichzelf een belangrijke rol ziet en dit in het akkoord heeft bevestigd. In de contacten met marktpartijen in de marktconsultatie voor ‘EnergieRijk Den Haag’ is gebleken dat ook zij kansen zien en hieraan wil bijdragen. Stand van zaken EnergieRijk Den Haag Het project heeft eind september de derde ronde in de marktconsultatie afgerond. De eerste ronde betrof een schriftelijke vraagstelling aan de hand waarvan in de tweede ronde een rondetafel conferentie met een aantal geselecteerde marktpartijen is uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan zijn een partijen individueel uitgenodigd voor 1-op-1 gesprekken in de derde ronde. De marktconsultatie heeft zeer veel respons van marktpartijen opgeleverd, en de resultaten daarvan zijn zowel bemoedigend voor het project als informatief voor het vervolg van de werkzaamheden van het projectteam. Zonder hier definitieve conclusies aan te verbinden (dat is een taak die in overleg met de Stuurgroep van het project wordt uitgevoerd) zijn de belangrijkste bevindingen vooralsnog als volgt. 1. De missie van het project is ambitieus, maar haalbaar met een goed geformuleerde uitvraag en voldoende betrokkenheid van andere stakeholders in het gebied van EnergieRijk Den Haag. 2. Marktpartijen hechten veel belang aan ruime mogelijkheden voor creativiteit van de markt in alle fases van het project. 3. Rijk en Gemeente Den Haag moeten samen een betrouwbare opdrachtgever zijn. 4. De markt stelt prijs op vormen van dialoog tussen opdrachtgever en (potentiële) opdrachtnemers tijdens het aanbestedingsproces van het project. Het projectteam gaat nu, mede op basis van de bevindingen in de marktconsultatie, verder met de voorbereiding van een besluit om tot aanbesteding van het project over te gaan. Naar verwachting zal de Stuurgroep hierover eind dit jaar uitsluitsel geven. Begin volgend jaar start dan de aanbesteding van het project in verband met het innovatieve karakter van het project zal dat na verwachting een concurrentie gerichte dialoog aanbesteding worden die ca 1 jaar duurt. Uitgangspunt is en blijft dat in 2020 het kerngebied met ministeries en gemeentelijke gebouwen volledig duurzame energie afnemen.
21
Laakhaven West. Voor de nieuwbouwprogramma’s in Laakhaven-West onderzoekt Eneco momenteel of een aansluiting op stadverwarming in Laakhaven Centrum haalbaar is. Daar maakt een onderdoorgang van de Calandstraat deel uit. Er zijn vele (tientallen) duurzame wijkinitiatieven waarvan ook enkele ambitie hebben om vormen van collectieve warmtenetten te onderzoeken zoals DuurSaam Benoordenhout, Vogelwijk Energiek, Buurt Energie Statenkwartier, Archipelbuurt, 070Energiek (Centrum-west), Biesland, Duinoord, e.a.
22
Bijlage 6: Warmteplannen verplicht Uiterlijk 31 december 2015 moeten de lidstaten van de EU een uitgebreide beoordeling gereed hebben van het potentieel voor warmtekrachtkoppeling en stadsverwarming en -koeling. Deze eis staat in de nieuwe EED (Energy Efficiency Directive) die door het Europees Parlement is aangenomen. Op basis van de EED kunnen lidstaten niet alleen aan centrales eisen stellen voor het nuttig gebruiken van restwarmte, maar ook aan de industrie bij nieuwbouw en renovatie. Verder moeten de lidstaten met hun eigen gebouwen een voorbeeld geven bij het realiseren van energiebesparende maatregelen. Ook aansluiting op een warmte- en/of koudenet valt hier onder. AMvB Bodemenergie is van kracht per 1 juli 2013 Het Besluit Bodemenergiesystemen geldt vanaf 1 juli 2013 en is van toepassing op opslag van warmte en koude in de bodem met zowel gesloten als open systemen. Voor open systemen blijft de provincie vergunningverlener en toezichthouder. Voor gesloten bodemwarmtewisselaars is vanaf 1 juli 2013 ook vergunning nodig. Het bevoegd gezag voor een gesloten systeem ligt dan bij de gemeente. Met de bestuursmaatregel voor bodemenergiesystemen wil de overheid interferentie tussen systemen voorkomen. Daarnaast wordt de kwaliteit van een systeem straks bewaakt door invoering van certificaten voor bedrijven die de systemen aanleggen. Er geldt een overgangstermijn van één jaar voor deze bedrijven. Vanaf 1 juli 2014 mogen alleen gecertificeerde bedrijven werkzaamheden uitvoeren. Verschillende gemeenten kenden al een aansluitplicht op warmtenetten. Per 1 april 2012 is deze aansluitplicht generiek overgenomen in het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit kent een gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit houdt in dat in plaats van aansluiting op een warmtenet ook een gelijkwaardige oplossing mag worden toegepast. Deze gelijkwaardigheid geldt alleen voor nieuwe netten. Om in aanmerking te komen voor gelijkwaardigheid moet een alternatieve oplossing zonder aansluiting op het warmtenet tenminste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu bieden als aansluiting op het warmtenet. Om dit te kunnen vergelijken stelt de gemeente een zogeheten Warmteplan vast. In dit Warmteplan is aangegeven: het gebied waarvoor het geldt; het maximaal aantal vereiste aansluitingen voor een gezonde exploitatie van het warmtenet en de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu die wordt bereikt met het warmtenet. Het Warmteplan geldt voor maximaal tien jaar. Het ministerie van BZK wil met pilots volgen hoe de nadere invulling van de aansluitplicht in de praktijk werkt.
23
Bijlage 7: Warmtebedrijf Rotterdam De gemeente Rotterdam heeft in samenwerking met E.ON-Benelux, Provincie Zuid-Holland en Woonbron het Warmtebedrijf Rotterdam (WBR) opgericht. Deze partijen zijn eveneens de aandeelhouders. WBR heeft tot doel om industriële restwarmte die geloosd wordt op het oppervlakte water of via schoorstenen wordt geëmitteerd naar de atmosfeer nuttig in te zetten. Deze restwarmte wordt hiertoe vrij gemaakt uit het industriële proces en via een warmtetransportinfrastructuur geleverd aan partijen die een warmtevraag hebben. Het resultaat hiervan is een toename van de CO2-reductie bij de afnemer van deze warmte, een verhoging van de energie-efficiency bij de leverancier van de restwarmte en een verbetering van de lokale luchtkwaliteit door verlaging van de uitstoot van stikstofoxiden die vrijkomen bij het verbranden van aardgas. Inmiddels is een warmtetransportleiding gerealiseerd tussen de afvalverbrandingsinstallatie van AVR- in Rozenburg en de warmtedistributienetten van Eneco en Nuon in Rotterdam. Door deze koppeling worden 50.000 woningequivalenten vanaf 2013 verwarmd met industriële restwarmte (hierdoor daalt de CO2-uitstoot met 71-81 kton per jaar, de NOx emissiereductie bedraagt 105 ton per jaar). (Nabije) toekomst De aanwezigheid van deze warmtetransportleiding door het havengebied heeft geleid tot interesse van aanpalende bedrijven om aan te sluiten op deze leiding. Bedrijven willen zowel restwarmte afnemen als leveren. Aan de aanbodzijde ontstaat een portfolio aan warmtebronnen. Door de toename van het aantal bronnen zal de robuustheid en de leveringszekerheid van de levering van warmte toenemen. Daarnaast zal door de diversiteit aan bronnen de prijsontwikkeling minder afhankelijk worden van de olieprijs, hetgeen leidt tot een stabiliserend effect op de prijsontwikkeling van de restwarmte. WBR voorziet de volgende ontwikkelrichtingen: · Inbreiding van warmtevraag en –aanbod in het Botlekgebied; · Doorontwikkelen van het tracé van het Botlekgebied naar het Europoortgebied; · Ontsluiten van de Maasvlakte; · Warmtetransportnet naar het Westland (glastuinbouw) en Den Haag; · Warmtetransportnet naar Leiden. Toekomstbestendig en klimaatneutraal Het hebben van warmte-infrastructuur is voor de lange termijn een belangrijke asset voor het borgen van de verduurzamingsstrategie. De strategie ziet er als volgt uit: 1. Realiseren van warmtenetten in combinatie met collectieve warmteopwekking (WKK’s of STEG’s) om lokaal verbruik van aardgas te minimaliseren. Het effect lokaal is reductie CO2-uistoot en verbetering van de luchtkwaliteit; 2. Het verduurzamen/vergroenen van de warmtebronnen. Hierbij kan worden gedacht aan het vervangen van de WKK’s of STEG’s door restwarmtebronnen; 3. De warmtenetten zullen uiteindelijk de verbinding zijn van diverse typen warmtebronnen en warmte-afnemers. Vraag en aanbod zullen ecologisch en economisch optimaal worden ingeregeld op basis van de smart grid gedachte.
24
Conclusie De basis om deze verduurzamingstrategie te volbrengen is een warmtenet. Water is de energiedrager. Op welke wijze het water wordt opgewarmd kan in de tijd wijzigen, de keuze voor een warmtenet is dus een no regret maatregel. Koppeling naar Den Haag In het havengebied van Rotterdam is voldoende restwarmte beschikbaar om te voorzien in de warmtevraag van Den Haag. Als restwarmtebron valt te denken aan elektriciteitscentrales, raffinaderijen en procesindustrie. Het verbinden van Den Haag levert circa 40% van de klimaatdoelstelling van de gemeente op en is een zeer kosteneffectieve maatregel voor het verbeteren van de luchtkwaliteit. Ervaring in Rotterdam In Rotterdam is specifiek voor het benutten van de industriële restwarmte WBR opgericht. WBR heeft vorm gekregen na een intensieve samenwerking met logische partners. Het resultaat van deze samenwerking was het splitsen van de exploitatie- en de beheer activiteiten en deze onder te brengen in 2 NV’s. Om tot de finale vormgeving te komen is parallel aan de ontwikkeling van WBR veel aandacht besteed aan het besluitvormingsproces zowel binnen gemeente alsmede bij de overige aandeelhouders en financiers.
25
Bijlage 8: TNO Rapport
26