1
vzw K.S.O. van de Zusters van de Voorzienigheid Rijksweg 168 3650 Dilsen-Stokkem
Bijlage bij het schoolreglement
PIJLERS VOOR EEN ONDERWIJS- EN OPVOEDINGSPROJECT
Een begeleidende school Een lerende school
Een sociale school Een stimulerende school
Een christelijke school Een correcte school
maart 2011 IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
2
INLEIDING De domeinen ‘onderwijs’ en ‘opvoeding’ zijn vanzelfsprekende constanten in het project van elke school. Zo’n project is voortdurend in evolutie, samen met de hele samenleving. Het onderwijs wordt door de samenleving voortdurend voor nieuwe uitdagingen en opdrachten geplaatst, die opgenomen moeten worden in een onderwijskundig en pedagogisch kader. Voor het secundair onderwijs is het onderwijskundige doel duidelijk, nl. aan de jongeren volgens hun interesses en mogelijkheden bagage mee te geven voor het ‘latere leven’, c.q. hogere studies of arbeidsmarkt. Het gaat hierbij al lang niet meer alleen om kennisoverdracht maar evenzeer om het verwerven van vaardigheden en competenties. Elke school voert deze onderwijsopdracht uit met een bepaald studieaanbod en binnen een bepaalde regio. Dit aanbod en deze regio bepalen
natuurlijk in grote mate het bereikte publiek, dat op zijn beurt het onderwijs- en opvoedingsproject van de school mee bepaalt. Het opvoedkundige aspect richt zich op de vorming van de totale persoon. Dit aspect heeft aan maatschappelijk belang gewonnen maar is ook bijzonder complex. Opvoeding heeft te maken met het aanreiken van verwachtingen (normen en waarden) en het aanleren van interesses en attitudes die in het verlengde daarvan liggen.
Het pedagogische aspect is enigszins delicaat. De voornaamste opvoeders van de leerling blijven immers de ouders zelf: het is niet de taak van de school om in de plaats van de ouders te treden. Anderzijds kan het onderwijs niet voorbij aan de brede verwachtingen die vanuit de samenleving en het beleid uitgesproken worden. Wellicht komt het erop aan om een opvoedkundig project te ontwikkelen en aan te bieden, dat een ‘toegevoegde waarde’ kan hebben voor het ‘opvoedingsproject’ van de ouders en van de samenleving. Het onderwijs- en opvoedingsproject van een school kan op velerlei wijzen ontwikkeld en verwoord worden. Elk project wil accenten leggen die bijdragen tot het profiel en de identiteit van de school. Het lerarenkorps van IMK heeft de prioritaire accenten in hun opvoedingsproject als volgt omschreven.
IMK wil een lerende school zijn, waar aan leerlingen een inspanning gevraagd wordt om zich de aangeboden kennis, vaardigheden, competenties en attitudes eigen te maken, een begeleidende school zijn, waar jongeren terecht kunnen voor ondersteuning en begeleiding op socio-emotioneel vlak en op studiegebied.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
3 een stimulerende school zijn, waarin jongeren aangemoedigd zijn om binnen hun mogelijkheden en interesses hun schoolloopbaan actief te ontwikkelen, een sociale school zijn, die aandacht heeft voor en kansen biedt aan elke persoon ongeacht zijn socio-economische of etnisch-culturele achtergrond, een correcte school zijn, waar jongeren op een positieve wijze gestuurd worden om bepaalde normen, waarden en grenzen te leren respecteren, een christelijke school zijn, waarin ‘goed zijn’ en ‘goed doen’ beschouwd worden als wezenlijke opdrachten voor iedere mens. In de volgende bladzijden worden de betekenis en het belang van deze items verder toegelicht en geconcretiseerd met voorbeelden uit onze schoolwerking. Dit document is complementair aan het schoolreglement, dat helaas sterk is moeten evolueren naar een juridisch document. Veel deelaspecten van dit reglement krijgen nu hun plaats in een omvattende didactische en pedagogische visie. Deze visie is geleidelijk gegroeid in overleg met het lerarenkorps en werd ontwikkeld tijdens personeelsvergaderingen, directieraden, klassenraden, vakgroepen, bijeenkomsten van het GOKteam, besprekingen op de Cel leerlingenbegeleiding, pedagogische studiedagen, interne en externe bijscholingen… Zij wil aansluiten bij de christelijke en sociale betrachtingen, waarmee IMK in 1959 werd opgericht door de Congregatie van de Zusters van de Voorzienigheid. Tegelijk moeten deze betrachtingen, die in een ander tijdperk werden verwoord, worden vertaald naar en gekaderd in een eigentijds onderwijs- en opvoedingsproject.
Gert Persoons 21 maart 2011
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
4
1. EEN LERENDE SCHOOL 1.1.
Studierichtingen en vakgebonden eindtermen
De onderwijskundige doelen van het secundair onderwijs zijn gericht op integratie in de samenleving, in het bijzonder de verdere studies en de tewerkstelling. Het aanreiken en aanleren van kennis, vaardigheden, competenties en attitudes binnen bepaalde studierichtingen staan hierin centraal. IMK heeft een lange traditie van sociaalgericht studieaanbod met de studierichtingen Sociale en technische wetenschappen, Jeugd- en gehandicaptenzorg, Verzorging-voeding, Verzorging met de specialisatiejaren Kinderzorg en Thuis- en bejaardenzorg/zorgkundige. De studierichting Techniek-wetenschappen heeft dit sociale studieaanbod aangevuld. Aan deze studierichtingen zijn door de wetgever vakgebonden eindtermen, leerplannen en lessentabellen gekoppeld. Traditioneel worden studierichtingen geplaatst binnen de onderwijsvormen ASO-KSO-TSOBSO. We sluiten echter aan bij een recente tendens om de schotten tussen deze onderwijsvormen af te bouwen. Daarom geven we onze studierichtingen een plaats binnen een geheel van nieuwe clusters die we belangstellingsgebieden noemen.
EERSTE GRAAD TWEEDE EN DERDE GRAAD Belangstellingsgebied ‘Welzijn en sociale wetenschappen’ theoretisch-technisch
SOCIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN
theoretisch-praktisch
JEUGD- EN GEHANDICAPTENZORG
praktisch
VERZORGING-VOEDING
praktisch
VERZORGING met specialisaties KINDERZORG THUIS- EN BEJAARDENZORG/ZORGKUNDIGE
Belangstellingsgebied ‘Wetenschappen’ abstract-theoretisch
TECHNIEK-WETENSCHAPPEN
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
5 1.2.
Persoonlijkheidsvorming en vakoverschrijdende eindtermen
In het onderwijs staat ook de vorming van de totale persoon centraal. Vorming is niet waardevrij en past in een visie van de onderwijsverstrekker, d.i. het onderwijskundig en opvoedkundig project. Het is vooral hier dat de link wordt gelegd met de vakoverschrijdende eindtermen (VOET). Het lerarenkorps heeft het belang onderzocht van de vakoverschrijdende eind-
termen die in september 2010 in voege zijn getreden. Deze reflectie werd gemaakt op drie niveaus: het algemene schoolprofiel (= opvoedingsproject), het profiel van de studierichtingen en het profiel van de vakken. Voor het overkoepelende schoolprofiel werden de volgende vakoverschrijdende eindtermen van groot tot zeer groot belang geacht.
GEMEENSCHAPPELIJKE STAM Communicatief vermogen √ Belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk brengen Empathie √ Rekening houden met de situatie, opvattingen en emoties van anderen Flexibiliteit √ Bekwaam zijn om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken Respect √ Zich respectvol gedragen Samenwerken √ Actief bijdragen tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen Verantwoordelijkheid √ Verantwoordelijkheid opnemen voor het eigen handelen in relaties met anderen Zelfbeeld √ Een eigen identiteit ontwikkelen als authentiek individu, behorend tot verschillende groepen Zorgvuldigheid √ Omgaan met verscheidenheid Zorgzaamheid √ Zorg dragen voor de toekomst van zichzelf en de ander CONTEXTEN Context ‘Lichamelijke gezondheid en veiligheid’ √ Zich hygiënisch verzorgen en gedragen √ De risico's en gevolgen inschatten bij gebruik van genotsmiddelen en medicijnen √ Voorzorgsmaatregelen nemen tegen risicovol lichamelijk contact √ Het verkeersreglement toepassen √ Eigen en openbaar vervoer op een veilige manier gebruiken
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
6 Context ‘Mentale gezondheid’ √ Zich kunnen uiten over en respectvol omgaan met vriendschap, verliefdheid, seksuele, identiteit en geaardheid seksuele gevoelens en gedrag √ Zich weerbaar opstellen Context ‘Socio-relationele ontwikkeling’ √ Een relatie kunnen opbouwen, onderhouden en beëindigen √ Gezagsverhoudingen en afspraken en regels erkennen in relaties √ Verschillen accepteren en belang hechten aan respect en zorgzaamheid binnen een relatie √ Ongelijk kunnen toegeven en zich kunnen verontschuldigen √ Doorprikken van vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik √ Constructief uiten van wensen en gevoelens binnen relaties en grenzen stellen en aanvaarden √ Zoeken naar constructieve oplossingen voor conflicten Context ‘Omgeving en duurzame ontwikkeling’ √ Participeren aan milieubeleid en -zorg op school Context ‘Politiek-juridische samenleving’ √ Inspraak, participatie en besluitvorming toepassen in reële schoolse situaties √ Zich actief en opbouwend inzetten voor de eigen rechten en die van anderen Context ‘Socio-culturele samenleving’ √ Constructief omgaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen √ Lessen trekken uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie De vakoverschrijdende eindtermen worden deels geconcretiseerd via les-, klas- en schooloverstijgende activiteiten zoals: de tweedaagse voor de eerstejaars, de Mundiale Dag, de Vredesweek, de SID-in, theatervoorstellingen, bedrijfsbezoeken, relationele en seksuele vorming, laatstejaarsreizen, het project ‘Rijbewijs op school’, externe sprekers … Zij zijn tegelijk ook aanwezig als aandachtspunten binnen het algemene schoolbeleid en de schoolwerking, zoals in het huishoudelijk reglement, de leerlingenbegeleiding, het inschrijvingsbeleid, het GOK-beleid, het evaluatiesysteem, de deliberatiecriteria, de leerlingenraad …
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
7
2. EEN BEGELEIDENDE SCHOOL De leerlingenbegeleiding wordt als een van de sterke punten en prioriteiten van IMK beschouwd, zowel op het vlak van socio-emotionele kwesties als op studiegebied. De leerlingenbegeleiding vindt plaats op verschillende niveaus, met in een centrale rol: de leerlingenbegeleiders en de Cel Leerlingenbegeleiding, de klastitularissen, de klassenraden, het secretariaat… Deze aandacht voor leerlingenbegeleiding sluit aan bij de traditie en de kleinschaligheid van onze school, maar ook bij ruimere onderwijskundige en maatschappelijke ontwikkelingen en verwachtingen.
2.1.
Onderwijskundige begeleiding
De onderwijskundige ontwikkelingen zijn sinds verscheidene jaren sterk gefocust op het creëren van gelijke kansen voor zoveel mogelijk jongeren. Dit sluit aan bij een sterke emancipatorische en egaliserende tendens in onze samenleving: iedereen heeft het recht om zich maximaal te ontwikkelen volgens de eigen interesses en mogelijkheden. In onderwijskundige termen is het doel om het negatieve effect te verminderen en zelfs doen verdwijnen van -
socio-emotionele, etnisch-culturele en economische achtergronden, leerproblemen en –stoornissen.
Hierdoor is haast elke school actief op domeinen zoals Leren Leren, GelijkeOnderwijskansen, handelingsplannen dyslexie, dyscalculie, ADHD, GON-begeleiding… Beleidsmatig wordt ook sterk de nadruk gelegd op inclusieve werking, d.w.z.
dat leerlingen met een bepaald probleem of stoornis toch hun plaats moeten krijgen in het gewoon onderwijs en in gewone klassen. Het gaat om didactische en pedagogische diversiteit. Vanuit hun dagelijkse ervaring ontdekken scholen dat de theorie niet altijd gemakkelijk wordt omgezet in praktijk. Zij ontdekken de grenzen van diversiteit, zij waarschuwen voor een onwenselijke neerwaartse nivellering en wijzen op de beperkte pedagogisch-didactische draagkracht van leerkrachten en (mede)leerlingen. Dergelijke bedenkingen weerkaatsen soms op een muur van ‘politieke correctheid’, maar zij hebben een plaats in elke pedagogisch beleid. Deze bedenkingen veranderen echter niets aan de betrachting van IMK om aan elke jongere, binnen de grenzen van het haalbare en het redelijke, maximale studie- en ontplooiingskansen te geven.
Voor een concrete benadering, zie: 5. Een sociale school: Gelijke Onderwijskansen (GOK).
2.2.
Socio-emotionele begeleiding
De maatschappelijke verwachtingen hebben betrekking op een toename van sociale en emotionele zorgen die bij jongeren en volwassenen worden vastgesteld. De vele sociale hulpverleningsorganisaties kunnen de vraag op opvang en begeleiding nauwelijks meer volgen. Op dit domein heeft de samenleving meer en meer opdrachten en verantwoordelijkheden doorgeschoven naar het onderwijs, onder termen als ‘socio-emotionele begeleiding’, ‘zorgbeleid’, ‘zorgverbreding’, ‘zorgcoördinatie’, ‘vertrouwenspersoon’, ‘groene leerkracht’…
In een eigentijds opvoedingsproject ontbreekt dan ook zeker aandacht voor zorg niet, zeker in scholen die een kwetsbaar en/of gekwetst publiek bereiken. De meeste scholen zoeken dan ook intens naar een gepaste invulling van hun zorgbeleid. Ook IMK investeert via zijn leerlingenbegeleiders sterk in socio-emotionele begeleiding, binnen de grenzen van haar expertise en haar verantwoordelijkheden.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
8 De leerlingenbegeleiders proberen aan de leerlingen ondersteuning te bieden bij problemen die hun emotioneel en sociaal welbevinden en/of functioneren verminderen. Deze problemen kunnen van allerlei aard zijn: gepest worden, pesten, ruzie in de klas, faalangst, schoolmoe zijn, sterke verlegenheid, gebrek aan zelfvertrouwen, gebrek aan zelfstandigheid, opstandigheid, grensoverschrijdend gedrag, sociaal isolement, negatieve invloed op de klas, familiale problemen, rouwproces…
Een centraal begrip in het zorgbeleid kan misschien ‘zorgzaamheid’ zijn in de zin van zorgen voor, verzorgen, bezorgd zijn. Authentieke zorgzaamheid geeft aan de leerlingen het gevoel dat zij als persoon welkom zijn en ‘gezien’ en ‘gehoord’ worden. Een goede school is meer dan een school waar men goed lesgeeft. Een goede school wil ook gewoon goed zijn voor haar kinderen en jongeren. Dit is trouwens wezenlijk christelijk…
Bij de inspanningen op het vlak van socio-emotionele begeleiding dienen enkele belangrijke randbemerkingen gemaakt te worden. Scholen zijn op de eerste plaats onderwijscentra en leerkrachten zijn op de eerste plaats onderwijsmensen. Hun taak is om jongeren maximaal te begeleiden doorheen hun schooltraject en niet om de rol van ‘therapeut’ op zich te nemen. Jongeren die het echt moeilijk hebben, hebben nood aan en recht op gepaste deskundigheid, die van onderwijsmensen niet verwacht kan worden. Het moet duidelijk zijn dat de rol van de ouders in geen geval overgenomen kan worden door de school. Zij worden niet alleen betrokken bij overleg in geval van socio-emotionele problemen bij hun kind, maar moeten ook een actieve bijdrage leveren om gemaakte afspraken te helpen uitvoeren. Sturing en afgrenzing zijn complementair aan zorgzaamheid. Meer nog, zij kunnen vormen van zorgzaamheid zijn. Het item ‘socio-emotionele begeleiding’ kan dan ook niet losgekoppeld worden van het item ‘5. Een correcte school’.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
9
3.
EEN STIMULERENDE SCHOOL
Vele scholen worden geconfronteerd met een afnemende studiementaliteit. Zonder deze kwestie te willen veralgemenen naar alle leerlingen, kan een verminderde studiemotivatie en naschoolse studie-inzet niet ontkend worden. Verklaringen hiervoor zijn niet eenvoudig en vormen ook geen onderwerp van deze tekst. Feit is dat het onderwijs voor een grote uitdaging staat om de motivatie en actieve betrokkenheid van vele jongeren te verhogen. Deze uitdaging situeert zich op verschillende niveaus, waarvan we enkele toelichten. Werken aan boeiende
leerprogramma’s en leerplannen
Bijvoorbeeld De leerprogramma’s van STW en VV zijn al lang niet meer te vergelijken met de huishoudkundige opleidingen die ze ooit waren. Zij zijn sterk gericht op de ontwikkeling van competenties en/of het werken in projectvorm en focussen vrij sterk op hogere studies of tewerkstelling. Organiseren van
studiebegeleiding
Bijvoorbeeld o
Begeleide naschoolse studie in de 1ste graad Leerlingen uit de 1ste graad kunnen op maandag en dinsdag deelnemen aan een begeleide studie. Dit betekent dat hulp wordt geboden bij het toepassen van de schoolagenda, studieplanning, studietiming… Daarnaast wordt de nadruk gelegd op studeren en werken in rust en stilte. Ook daaraan hebben vele leerlingen nood.
o
Leren Leren in de 2de en 3de graad Leerlingen die problemen ondervinden op het vlak van studiemethode en – planning, kunnen naschoolse begeleiding aanvragen.
Streven naar een juiste
studieoriëntering in functie van interesses en talenten
Het is van groot belang dat leerlingen juist georiënteerd worden en dat daarbij een evenwicht gevonden wordt tussen hun interesses en talenten. Deze liggen immers niet altijd in elkaars verlengde. Bijvoorbeeld o
Keuzepakketjes TW/STV in het eerste leerjaar A, zodat de leerlingen snel kennis kunnen maken met het profiel van de studierichtingen TW en STW.
o
Intakegesprekken Het is van groot belang om bij intakegesprekken vast stellen of de gewenste studierichting een realistische optie is. Zo heeft het weinig zin om iemand met problemen in wiskunde, door te verwijzen naar TW. Tocht ligt bij twijfelsituaties of bij aandringen van leerling en ouders de nadruk op het creëren van kansen om met een bepaalde studierichting kennis te maken. Een heroriëntering blijft immers altijd mogelijk.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
10 o
Studiekeuze-informatie voor leerlingen en ouders Onze school heeft een uitgebreid programma ontwikkeld, waarmee zij doorheen het schooljaar leerlingen en ouders informeert over studiekeuzemogelijkheden: studiekeuze-informatie voor leerlingen en ouders van de 1ste graad, deelname aan SID-in voor de laatstejaars, Versus voor de laatstejaars, een initiatief van de scholengemeenschap i.s.m. het hoger onderwijs, samenwerking met het CLB voor onderzoeken naar interesses en motivaties, …
o
Advies van de klassenraad Bij elk rapport probeert de begeleidende klassenraad zinvolle adviezen te geven over de behaalde resultaten, remediëring en – indien wenselijk – over de studiekeuze.
Aandacht geven aan het
welbevinden van leerlingen
Bijvoorbeeld o
Socio-emotionele begeleiding: zie punt 2.2.
o
Verfraaiing van de schoolomgeving Onze school geeft intens aandacht aan een fraaie en aangename schoolomgeving, zowel binnen als buiten.
o
Tweedaagse voor de eerstejaars Half september nemen de leerlingen van het 1ste jaar deel aan een buitenschoolse tweedaagse. Deze tweedaagse vormt het sluitstuk van een verwelkomings- en kennismakingsprogramma dat de nieuwe leerlingen helpt bij hun instap in IMK.
Hanteren van aangepaste
evaluatiemethoden
Bijvoorbeeld o
We hanteren een variërende verhouding tussen het dagelijks werk en de synthesetoetsen in de A-stroom, TW, STW en JGZ In de A-stroom van de eerste graad wordt meer nadruk gelegd op de dagelijkse inzet en resultaten. Zo kunnen vooral nieuwe leerlingen wennen aan het examensysteem. Ook leren zij het belang van dagelijkse studie. In de 3 de graad ligt de nadruk op de verwerking van grote(re) leerstofhoeveelheden. We willen onze leerlingen immers voorbereiden op hogere studies. In de 2 de graad volgen we de middenweg. Dit betekent concreet:
o
eerste graad: DW 50/100 examens 50/100, tweede graad: DW 40/100 examens 60/100, derde graad: DW 30/100 examens 70/100.
Gepreide evaluatie in de B-stroom, VV, VZ, KZ en TBZZ In het BSO ligt de nadruk niet zozeer op het leren van omvangrijke leerinhouden maar eerder op de regelmaat in het leren. Deze regelmaat moet je helpen om te groeien in kennis en inzichten, vaardigheden en competenties. Via gespreide IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
11 evaluatie worden de vorderingen en resultaten doorheen het schooljaar opgevolgd en beoordeeld. Dit kan gebeuren via taken en opdrachten maar ook via kleine en grote toetsen. Voor sommige vakken kunnen de leerkrachten op het einde van een trimester een synthesetoets houden over de leerstof van verschillende periodes. Dit is van belang voor theoretische inzichten en kennis die de leerlingen moeten instuderen voor de volgende periode of het volgende leerjaar. o
Aandacht voor attitudes Studieattitudes worden opgevolgd in de studierichtingen TW, STV en JGZ. Zij zijn van belang in het hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt en moeten daarom al in het secundair onderwijs ontwikkeld worden. Concreet gaat het om: motivatie en interesse, inzet en doorzettingsvermogen, regelmaat in inspanningen, studiemethode, afspraken en datums naleven, openstaan voor opmerkingen en adviezen, eigen verantwoordelijkheid willen opnemen... Deze studieattitudes worden door de leerkrachten opgevolgd en becommentarieerd op de rapporten. Op het einde van het jaar vormen deze attitudes een element in het totaalbeeld dat leidt tot een beslissing over het oriënteringsattest. In VV, VBZ, KZ en TBZZ leggen we sterk de nadruk op attitudes die bij horen bij het beroep dat in het verlengde ligt van de studierichting. We spreken over professionele attitudes of beroepsattitudes. De resultaten in deze attitudes kunnen van belang zijn om over een gepaste studieoriëntering te beslissen tijdens de deliberaties. De attitudes maken immers deel uit van het totaalbeeld van de leerling waarop de delibererende klassenraad zich baseert. De waardering van de attitudes wordt uitgedrukt in punten. Deze worden opgenomen in het puntentotaal en zijn belangrijk bij de deliberaties.
Anti-spijbelbeleid Bijvoorbeeld o
Spijbelen is onze school nauwelijks bestaande. Dit is in grote mate te danken aan de snelheid waarmee het secretariaat reageert op onverklaarde en/of onwettige afwezigheden. Ouders worden bijna onmiddellijk gecontacteerd.
o
De school beschikt over een duidelijk reglement op het vlak van aanwezigheden en afwezigheden. Naast de (te) uitgebreide tekst in het schoolreglement, wordt in de schoolagenda een ‘Top tien’ opgenomen met de voornaamste bepalingen. Daardoor worden discussies vermeden met leerlingen of ouders die verklaren niet op de hoogte te zijn van de richtlijnen.
Investeren in
moderne infrastructuur en leermiddelen
De school investeert elk jaar in de modernisering van infrastructuur en leermiddelen. De nadruk ligt daarbij sterk op de vaklokalen, die afgestemd moeten worden op de logistieke verwachtingen van de leerplannen. De modernisering beperkt zich echter niet tot bepaalde vakken. Eigentijdse schoolomgeving, lokaalinrichting en lesmaterialen kunnen immers bijdragen tot een aangenamer lesklimaat. Vanzelfsprekend is deze modernisering een doorlopend proces dat nooit tot voltooiing komt. Ondersteunen van de
thuisbegeleiding
De begeleiding, ondersteuning en verwachtingen die een leerling van thuis mee krijgt, hebben natuurlijk een grote invloed op zijn/haar schoolloopbaan. Het moet duidelijk zijn dat de verantwoordelijkheid van de ouders niet zo maar naar de school doorgeschoven kan worden. Wel investeert de school veel tijd en energie in communicatie naar en overleg met de ouders, zodat dezen goed ingelicht zijn over het schoolleven van hun zoon/dochter. Deze communicatie kan mondeling of schriftelijk zijn, formeel of informeel. In elk geval probeert de school ouders zo snel mogelijk te informeren bij eventuele problemen, en hen te betrekken bij oplossingsgerichte strategieën. IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
12 Alle begeleidende en stimulerende maatregelen van school en ouders ten spijt, moet de voornaamste motivatie vanuit de leerling zelf komen. Indien dit niet lukt, dan ontstaat een moeilijke situatie waarin de delibererende klassenraad haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Niet voor niets werd het item ‘een lerende school’ bovenaan geplaatst.
Deliberatiecriteria Of een leerling een leerjaar “met vrucht" beëindigt, wordt in hoofdzaak bepaald door de kansen die hij/zij volgens de delibererende klassenraad heeft om in het volgende leerjaar (al dan niet van dezelfde onderwijsvorm en/of studierichting) te slagen. De delibererende klassenraad zal zich op de eerste plaats richten op de onderwijsvorm en/of onderverdeling die volgens de curriculumopbouw logisch voortbouwt op het leerjaar in kwestie. In de finaliteitsjaren, die toegang geven tot de arbeidsmarkt, probeert de delibererende klassenraad te oordelen of de leerling bekwaam is om in te treden in het beroepsleven op een niveau zoals bepaald in het studierichtingsprofiel en de leerplandoelstellingen. In officiële termen betekent dit dat de leerling voldaan moet hebben aan het geheel van de vorming. Onze finaliteitsjaren zijn 6 JGZ, 6 VZ, 7 TBZZ en 7 KZ. Ook in de doorstromingsjaren naar het hoger onderwijs, met name ons 6de jaar TW en STW, beantwoordt de delibererende klassenraad de vraag of de leerling voldaan heeft voor het geheel van de vorming. Het doel daarvan is om te oordelen of hij/zij bekwaam geacht kan worden om zijn/haar studies voort te zetten in het hoger onderwijs. Om deze vragen te beantwoorden steunt de delibererende klassenraad op een ruime en brede verzameling van gegevens: -
de resultaten van proeven, toetsen of examens, die in de loop van het schooljaar door de leraren van de leerling werden afgenomen; de resultaten van de stages; de evoluties en resultaten in de attitudes; de beslissingen, vaststellingen en adviezen van de begeleidende klassenraad; in het 6de en 7de jaar: de resultaten van de geïntegreerde proef.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
13
4.
EEN SOCIALE SCHOOL: GELIJKE ONDERWIJSKANSEN (GOK)
4.1.
Algemene doelstellingen van het GOK-beleid
De algemene doelstelling van het GelijkeOnderwijskansenbeleid is om àlle leerlingen kansen te bieden voor een optimale schoolloopbaan waarbij een evenwicht bestaat tussen hun interesses en hun mogelijkheden. Binnen GOK wordt expliciete aandacht gevraagd voor leerlingen bij wie mogelijke achterstellingsmechanismen bestaan en bij wie de kansen enigszins belemmerd kunnen worden door familiale, socio-culturele, etnisch-culturele of financiële omstandigheden. Via registratie van bepaalde leerlingenkenmerken wordt een listing van GOKleerlingen opgesteld. Hun schoolloop-
4.2.
baan wordt in het bijzonder opgevolgd door de klassenraden, de leerlingenbegeleiders en de Cel Leerlingenbegeleiding. Tegelijkertijd moeten inhoudelijke prioriteiten gesteld worden binnen de GOKdomeinen: taalvaardigheid, preven-tie en remediëring, socio-emotionele begeleiding (1ste graad), leerling- en ouderparticipatie, doorstroming en oriëntering, diversiteitsonderwijs. Deze prioritaire doelstellingen worden vertaald naar concrete acties, om te verhinderen dat een GOK-beleidsplan dode letter blijft.
Prioritaire doelstellingen
Het lerarenkorps van IMK heeft per onderwijsvorm en per graad overlegd welke domeinen en doelstellingen prioritair zijn binnen het GOK-beleid van IMK. Binnen deze prioritaire domeinen ontwikkelt de school initiatieven en acties op drie niveaus:het schoolbeleid/het GOK-team – de leraren – de leerlingen.
GOK-prioriteiten - samenvatting 1. taalvaardigheid; 2. preventie & remediëring, met een differentiatie tussen o o
de 1ste graad enerzijds met nadruk op leer- en ontwikkelingsachterstanden, en anderzijds de 2de en 3de graad TSO en BSO waar nadruk wordt gelegd op
werken aan inzet…)
studieproblemen
(methoden,
planning,
en doorstroming en oriëntering met de nadruk op een gepaste studiekeuze waardoor veel problemen in de hogere graden kunnen worden voorkomen.
Hierbij wordt opgemerkt dat preventie & remediëring sterk verbonden is met VOET – Leren Leren en met de socio-emotionele begeleiding.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
14 4.3.
GOK-acties Domein ‘Preventie & remediëring’ √ Begeleide naschoolse studie in de 1ste graad √ Screening en remediëring wiskunde in de eerste graad √ Naschoolse begeleiding Leren Leren in de 2de en 3de graad TSO en BSO √ Werken aan leerproblemen aan de hand van individuele handelingsplannen (dyslexie, dyscalculie, ADHD…), √ Studiekeuzebegeleiding Domein ‘Taalvaardigheidsbeleid’ √ Screening van leerproblemen en -stoornissen op het vlak van taalvaardigheid √ Remediëring op het vlak van taalvaardigheid √ Ontwikkelen en/of aanschaffen van aangepaste materialen voor taalvaardigheidsondersteuning √ Taalvaardigheidsoefeningen via Smartschool √ Naschoolse begeleiding Taalvaardigheid in de 2de en 3de graad BSO √ Afspraken op schoolniveau i.v.m. verminderen van taalfouten in testen en toetsen √ Begeleiding van (nieuwe) collega’s bij vraagstelling in testen en toetsen. Effectmeting √ Registratie van GOK-leerlingen √ Opvolging in samenwerking met de Cel Leerlingenbegeleiding en de klassenraden √ Effectmeting Bewaking van de draagkracht van het GOK-beleid √ √ √ √ √
Betrokkenheid schoolraad Betrokkenheid van personeelkorps GOK-teamoverleg Betrokkenheid van de leerlingen Inclusiviteitsgedachte…
Inschrijvingsbeleid √ Deelname aan het Lokaal Overlegplatform √ Opvolgen van de inschrijvingswetgeving Materieel beleid √ ICT-lokaal ter beschikking stellen tijdens pauzes √ Aankopen van materialen in functie van Preventie en remediëring en Taalvaardigheidsondersteuning. Financieel beleid √ Spaaractie voor de laatstejaarsreizen √ Project ‘Rijbewijs op school’
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
15 4.4.
Een inclusief GOK-beleid
In elk opvoedingsproject en schoolbeleid moeten principes ingeschreven zijn die bijdragen tot een optimale en kansrijke schoolloopbaanontwikkeling, die past bij de interesse en mogelijkheden van elke leerling. De school draagt immers een basale verantwoordelijkheid voor het creëren van een leeromgeving en studieklimaat waarin de leerlingen maximale kansen krijgen. In het opvoedingsproject van IMK staat zorg voor de kwetsbare en zwakkere leerlingen uitdrukkelijk ingeschreven. Deze betrachting wordt ook geïmpliceerd in het overkoepelende schoolprofiel dat in 2007 met het personeelskorps werd opgesteld.
Binnen deze ruime pedagogische en didactische context willen we het GOKbeleid inclusief ontwikkelen, d.w.z. dat de school probeert om de GOK-initiatieven een geïntegreerde en integrale plaats te geven in het algemene schoolbeleid en dus binnen tal van initiatieven die buiten het specifieke GOK-kader werden ontwikkeld. Het is inderdaad wenselijk dat de aandachtspunten en initiatieven die voor het GOK-publiek ontwikkeld worden, ook maximaal kunnen ‘renderen’ voor leerlingen die niet beantwoorden aan de GOK-criteria. Zo’n inclusieve benadering biedt enkele voordelen.
We bereiken een verhoogd ‘rendement’ omdat meer leerlingen bereikt worden dan alleen de GOK-leerlingen. In een school met een sociale identiteit zoals IMK is dit trouwens meer dan verantwoord. Studieproblemen worden immers ook vastgesteld bij vele leerlingen die beantwoorden aan de specifieke GOKcriteria. De GOK-werking vormt een onlosmakelijk geheel met andere, al bestaande vormen van leerlingenbegeleiding die de school met eigen BPT-middelen inricht. De GOK-werking kan naadloos aansluiten bij bepaalde vakoverschrijdende eindtermen (VOET), zoals ‘leren leren’; We streven naar een sterke reflex voor het GOK-beleid binnen het personeelskorps. Dit vraagt om een overzichtelijk en structureel actieprogramma dat door de personeelsleden verwerkt en geïntegreerd kan worden in hun eigen werking.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
16
5. EEN CORRECTE SCHOOL 5.1.
Afspraken die ruimte creëren
De jaren ‘60 zinderen nog na in de vorm van doorgedreven zelfbeschikking, waarbij de persoon zichzelf moet kunnen zijn, vrij en onbelemmerd, expressief, zonder schuld- en schaamtegevoelens opgroeiend in warmte en liefde, zonder dwang of onderdrukking door hiërarchie of opgelegde codes. Het zou intellectueel oneerlijk zijn om de positieve kanten van deze ontwikkeling te willen ontkennen. Emancipatorische en postmodernistische tendensen hebben geleid tot
rechten van en respect voor het individu, dat in vroeger tijden ontbrak. Tegelijk ervaart onze samenleving een schaduwzijde in deze evolutie. Een indivuerend ‘ik kies wat ik wil’ kan immers ontsporen in een individualistisch ‘ik zeg wat ik wil en ik doe wat ik wil’, een houding die door vele mensen als respectloos wordt ervaren.
Een opvoedingsproject wordt dan ook best verwoord in een duidelijk school- en huishoudelijk reglement, dat grenzen legt tussen wat kan en niet kan, verantwoordelijkheden aanleert die bij de leeftijd en ontwikkeling van jongeren passen, positieve sturing biedt. Een huishoudelijk reglement dat in positieve verwoordingen wordt uitgeschreven, wordt door vele leerlingen en ouders gewaardeerd en kan tegelijk heel duidelijke grenzen aanreiken. Hierbij wordt echter niet alleen het ‘verboden terrein’ afgegrensd maar ook het terrein waarbinnen dingen ‘geboden worden, m.a.w. mogelijk zijn. Een reglement hoeft inderdaad geen verzameling te zijn van allerlei verbiedende regels en bijbehorende sancties die ‘vooroorlogse’ tucht en gehoorzaamheid willen afdwingen. Het reglement wordt dan een bron van machtsstrijd en conflict, een (breekbare) stok achter de deur waarmee elk ongewenst gedrag hopelijk onderdrukt kan worden. Ervaring leert dat dit vaak een averechts effect heeft, zeker in een tijd waarin autoriteit en hiërarchie vaak stuiten op maatschappelijke allergie. Dit geldt des te meer voor opgroeiende jongeren voor wie puberale opstandigheid een tijdelijke tweede natuur is.
5.2.
Bewaking van afspraken en grenzen
De felheid waarmee jongeren zich soms afzetten tegen autoriteit & hiërarchie en codes & regels, hoeft zeker niet kritiekloos aanvaard te worden, integendeel. Meer en meer pedagogen en psychologen waarschuwen voor een te verregaande mentaliteit van ‘laissez faire, laissez passer’. Zij dringen erop aan dat kinderen en jongeren voldoende gestuurd worden en voldoende vertrouwd raken met hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van afspraken en grenzen die in elke samenlevingsvorm noodzakelijk zijn.
Er bestaat immers nog zoiets als een en positief begrepen hiërarchie als een noodzakelijk en ordenend principe, waarbij posities, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk aangegeven worden. Deze ordening dient fundamenteel aanvaard én gerespecteerd worden te worden door ouders en leerlingen. Kandidaat-leerlingen en hun ouders verklaren zich bij de inschrijving schriftelijk akkoord met het schoolreglement en het opvoedingsproject, omdat dit nu eenmaal een wettelijke voorwaarde is om ingeschreven te kunnen worden.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
17 Daarna moet blijken of deze formele aanvaarding ook geconcretiseerd wordt in daadwerkelijk respect voor en uitvoering van het opvoedingsproject. Niet zonder redenen leiden wij ons huishoudelijk reglement als volgt in: “Waar mensen samenleven of samenwerken zijn duidelijke regels en afspraken nodig. We moeten ruimte en respect scheppen voor elkaar. Alleen zo kunnen we orde, rust en regelmaat bewaren in onze school. Met sommige regels ben je misschien niet heel gelukkig. Toch verwachten we dat je het reglement naleeft, als je voor onze school kiest. Dat is de afspraak die jij met ons maakt, als je je in onze school inschrijft”. We moeten in deze kwestie echter niet naïef zijn. Bij voorschriften en regels ‘horen’ natuurlijk overtredingen, zeker als men met een jong publiek werkt. Uit onderzoeken
5.3.
De naleving van het opvoedkundig project en het schoolreglement moet dan ook bewaakt worden. Dit houdt in dat men toekijkt op respect voor en naleving van de voorschriften en afspraken die in het opvoedkundig project worden opgenomen. Deze bewaking is niet allen noodzakelijk voor een ‘ordentelijke onderwijsverstrekking’ zoals dat heet, maar komt de geloofwaardigheid van de school trouwens ook ten goede. Dit is trouwens in het rechtvaardige belang van de overgrote meerderheid van leerlingen en ouders, voor wie het opvoedingsproject wel zin, betekenis en belang heeft.
Van sancties naar verantwoordelijkheden
Het is van opvoedkundig belang dat kinderen en jongeren àlle regels van het spel leren kennen en aanvaarden. Tot het ‘spel’ behoren ook de gevolgen – wat een veel geschikter woord is dan sancties – indien zij de grenzen van het opvoedkundig project overschrijden. De nadruk ligt hierbij niet zozeer op straffen maar op het aanvaarden van verantwoordelijkheid en gevolgen.
5.4.
blijkt dat deze overtredingen vooral bestaan uit: opzettelijk de les storen, spijbelen, brutaliteiten tegen de leerkrachten en secretariaatsmedewerkers, hinderen en pesten van medeleerlingen, vandalisme op school.
De meeste jongeren aanvaarden dit trouwens, tenminste als zij voldoende rechtvaardigheid ervaren: concreet betekent dit dat de gevolgen in verhouding moeten zijn tot de feiten en dat er niet met verschillende maten en gewichten wordt gewogen.
Indien nodig: van orde naar tucht
Bijna elke school wordt geconfronteerd met aanhoudende en/of ernstige situaties waarin correctie niet wordt aanvaard door leerlingen en/of ouders. Het beschermen van het opvoedingsproject kan moeilijk zijn, soms
conflictueus. Het opnemen een tuchtbeleid kan onmogelijk ontbreken in een schoolproject. Het schoolreglement geeft daarover de nodige informatie.
Het logo van IMK probeert iets van ons pedagogisch project te visualiseren. We willen werken binnen een duidelijk omlijnd kader, dat tegelijk gematigd flexibel wil zijn. Binnen deze grenzen willen we ruimte aanbieden die aangenaam is voor jongeren. De letter ‘k’ die een beetje uitsteekt boven het kader, symboliseert dat we af en toe, bij individuele leerlingenproblemen, aangepaste begeleidingsmogelijkheden zoeken buiten het traditionele kader. De blauwe kleur van de letter IMK legt de link met de blauwwitte kleurcombinatie van de Congregatie van de Zusters van de Voorzienigheid. De speelse groene punt boven de ‘i’ verwijst naar de groene zone in Lanklaar en de groene ligging in Rotem.
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011
18
6. EEN CHRISTELIJKE SCHOOL In een tijd waarin niet alleen de traditionele kerkcultuur maar ook het geloof zelf sterk zijn afgenomen, is de vraag niet vanzelfsprekend welke meerwaarde een christelijke school heeft. Toch geven godsdienstleerkrachten regelmatig aan dat zij bepaalde religieuze en spirituele thema’s gemakkelijker bespreekbaar kunnen maken dan enkele jaren geleden. Jongeren geven soms wel degelijk aan dat zij geïnteresseerd zijn in vragen over zingeving, innerlijk geluk en spiritualiteit. Deze vraagstelling behoort trouwens tot het wezen van de mens. In deze context kan de christelijke spiritualiteit een waardevolle plaats krijgen. Er zijn voldoende verstandelijke en gevoelsmatige redenen om kinderen en jongeren daarmee te laten kennismaken, zodat zij daar in vrijheid op kunnen reageren. Wat het christendom nog even actueel maakt als 2000 jaar geleden is dat haar spiritualiteit niet alleen gericht is naar ‘boven’, maar evenzeer op intermenselijke relaties en onszelf. Deze verticale en horizontale spiritualiteit zijn in het christendom in wezen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onze West-Europese samenleving focust echter vooral op de horizontale dimensie en lijkt het geloof op zich in een taboesfeer te willen plaatsen. Christelijk wordt dan christelijk-humanistisch of gewoon humanistisch.
In ons opvoedingsproject willen we daarentegen de verticale verbondenheid niet loslaten. In een samenleving die vaak wordt aangeklaagd als verruwd en verzuurd, kan dit grote betekenis hebben, niet alleen voor jongeren trouwens. Kinderen en jongeren groeien op in een samenleving die harde omgangsvormen en commentaren heeft genormaliseerd. Wie zich daardoor onzeker of gekwetst voelt, doet er vaak het zwijgen toe om niet geridiculiseerd te worden. Dit is een kwalijke ontwikkeling, omdat deze normalisering de verzuring en verruwing juist doet toenemen. In de boodschap van Jezus willen we een spirituele oproep horen, die méér is dan bijzonder menselijk én die tegelijk gericht is op de waardigheid, het geluk en de verantwoordelijkheid van de mens. Deze intermenselijke spiritualiteit is in grote mate die van goedheid, hartelijkheid, mildheid en geweldloosheid maar ook van respect, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid. Het gaat hier om de intentie om wezenlijk goed te zijn en goed te doen voor zichzelf en de anderen, en om de vicieuze moraal te doorbreken van ‘oog om oog, tand om tand’. Vanuit deze intermenselijke oproep biedt het christendom leeftips en -sleutels aan die het overwegen waard zijn. Vanuit deze christelijke bewogenheid zijn de eerdere items in ons onderwijs- en opvoedingsproject geschreven.
Leren ‘goed zijn’ en ‘goed doen’… Ligt voor een christelijke school op dit domein geen actuele en zinvolle opdracht, naast de pedagogie van het kennen en het kunnen?
IMK Dilsen-Stokkem, Pijlers voor een onderwijs- en opvoedingsproject, 2011