Drs. van der Horst, J .A .J. & van Kessel, B. (2009).
Resultaat door verbinden. Samenwerking als voorwaarde voor passend onderwijs voor leerlingen met gedragsproblemen. Een handreiking voor voortrekkers, doorzetters en bruggenbouwers. Nr. 52 Praktijkserie basisschoolmanagement Mechelen: Kluwer.
Peter Satijn
Een van de belangrijkste thema´s momenteel in het Nederlandse onderwijs is de introductie van de zorgplicht. De plicht om voor elke leerling, voor ieder kind het onderwijs zodanig in te richten dat het ondersteund en uitgedaagd wordt het beste uit zichzelf te laten zien. Onderwijs dat kinderen daartoe in staat stelt wordt ‘Passend Onderwijs’ genoemd. Alle kinderen en zeker degene met moeilijkheden hebben daar recht op. De publicatie van van der Horst en van Kessel geeft handvatten voor een ethische onderwijspraktijk, waarin zorg en samenwerking centraal staan. Het boek opent met de vraag: ‘Wat is er voor nodig om in uw school de samenwerking van de grond te krijgen die noodzakelijk is om passend onderwijs te realiseren voor leerlingen met gedragsproblemen?’ De auteurs beantwoorden deze vraag met behulp van diverse verhalen, ervaringen en ideeën van professionals en andere betrokkenen. Zij geven ook verschillende concepten. De concepten en ingangen typeren zij als een gereedschapskist.
* personalia boeken
De schrijvers hebben díe gereedschappen geselecteerd die onderwijsprofessionals in hun ogen nodig hebben om in de school de samenwerking van de grond te krijgen om passend onderwijs te realiseren voor leerlingen met gedragsproblemen. Zij verwijzen daarbij naar de ervaringen met het project Gedragswerk (www.gedragswerk.nl). Het boek bestaat uit korte hoofdstukken waarin nader toelichting wordt gegeven bij een van de gereedschappen uit de kist. Dit wordt afgewisseld met fragmenten waarin een professional uit de praktijk van het onderwijs aan het woord komt. Deze afwisseling maakt het boek zeer leesbaar en laat een voortdurende pendelbeweging zien tussen de meer theoretisch-methodische inzichten en wat de mensen in de praktijk daarmee kunnen en doen. Ik besteed eerst aandacht aan de professionals, die elk iets verwoorden van wat zij belangrijk vinden in de zorg en het onderwijs voor kinderen met gedragsproblemen. Vervolgens ga ik uitgebreider in op de methodische gereedschappen die de auteurs aanreiken.
Professionals en betrokkenen aan het woord Achtereenvolgens komen we Ida (psychiatrisch verpleegkundige), Els (dierenarts), Jaap (zelfstandig adviseur), Carla (coördinator van het samenwerkingsverband), Irene (ouder), Jan (coördinator van het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs), Nico (zorgcoördinator voortgezet onderwijs) en Patricia (beleidsmedewerker van de gemeente) tegen. Els en Ida vinden een boerderij voor kinderen met gedragsproblemen ‘een passende omgeving’. ‘Een boerderij biedt… een gestructureerde manier van werken, zichtbaar effect van je werk en vooral de onvoorwaardelijke en eerlijke feedback die dieren kunnen geven’ (p. 13). Het uiteindelijke doel is dat het kind, met behulp van deze omgeving, tot zichzelf zou kunnen komen en zich weer tot leren uitgedaagd gaat voelen. Ida en Els benadrukken dat het succes in belangrijke mate afhangt van het gegeven of school en thuis ook ‘mee bewegen’. Zij zien kansen en mogelijkheden van het kind en proberen deze met hun initiatief en inzet aan te boren. Jaap en Carla nemen de lezer mee op hun weg in onderwijsland. Zij richten een zorgvangnet op en nemen steeds nieuwe initiatieven om het vangnet
JG29 / 2011 / SB2 / boeken
fijnmaziger te laten functioneren. Het vangnet verbindt onderwijs, justitie, jeugdzorg, overheid en gezondheidszorg tot één samenhangend geheel. Kinderen met gedragsproblemen hebben baat bij mensen die ondanks alle belemmeringen de noodzakelijke samenwerking organiseren waardoor de kinderen de hulp krijgen die ze nodig hebben. Jaap en Carla zien het omgaan met de bureaucratie als een uitdaging. Het verhaal van Irene geeft een goed zicht op het perspectief van een ouder van een jongen die lastige vragen stelt aan het onderwijs. Zij beschrijft haar eigen schooltijd en hoe haar moeder voor haar heeft gevochten. Irene heeft drie zoons en haar jongste heeft ook een moeder nodig die voor hem vecht. Irene vertelt wat het met een ouder doet die geen voet aan de grond krijgt bij een klachtencommissie en een reactie krijgt vol met rancune en zelfs persoonlijke aantijgingen (p. 42). Ondanks dat schrijft Irene dat het ‘veel zinniger [is] om alle energie die boosheid kost te gebruiken voor iets constructiefs’ (p. 43). Zij ondersteunt andere ouders via haar website www.onderwijsklachten.nl. Jan constateert dat kinderen vastlopen in omstandigheden waar ze vaak nauwelijks invloed op hebben. Het gevolg is dat deze kinderen thuis zitten, er is geen school die ze wil ‘hebben’. In Nederland zitten op elk gegeven moment minimaal achthonderd leerlingen thuis (Dijksma, 2008). Jan hanteert voor zijn werk als coördinator het uitgangspunt van pedagogisch optimisme: ‘Elke leerling heeft ontwikkelingskracht, elke leerling heeft niet alleen belemmerende maar ook compenserende factoren’ (p. 51). Jan zoekt naar die compenserende factoren en verbindt daar directe praktische oplossingen aan. In het verhaal van Nico wordt aandacht besteed aan de sterk veranderde maatschappij. Nico betwijfelt of de kinderen gelukkiger zijn dan vroeger. Hij ziet tegenwoordig in z’n werk als zorgcoördinator op een VMBO school méér kinderen die het niet meer zien zitten, die eenzaam, depressief zijn, of gedragsstoornissen hebben. Begrip voor de situatie waarin kinderen opgroeien doet hem de mouwen opstropen. De zin: ‘Ik zou graag zien dat de nieuwe cohort van leraren weer trots wordt. Ons vak is prachtig en als je de juiste tools hebt kun je zo vreselijk veel bereiken. Maar het staat of
boeken
valt er allemaal mee of je het hart op de juiste plaats hebt’ (p. 62), is ook mij uit het hart gegrepen. Tot slot het verhaal van Patricia. Zij schetst haar strategie die het vinden van passend onderwijs voor iedereen tot doel heeft. Stap één is het op orde brengen van de zorg op de scholen. Als de zorg op de scholen optimaal georganiseerd is ontstaat er minder snel handelingsverlegenheid. Stap twee is het oprichten van een zorgloket dat het dossier van de zorgleerlingen onderzoekt en doorverwijzing regelt. Een zorgloket met een grote plaatsingsbevoegdheid en een bindend advies. Ten slotte stap 3 waarin bepaald wordt waar een kind het beste af zou zijn, in het regulier of speciaal onderwijs.
Enkele gereedschappen voor passend onderwijs Achtereenvolgens komen aan de orde de lessen van gedragswerk, ondernemende voortrekkers, voortdurende turbulentie, de peilers van samenwerking, werken aan het fundament, met wie heb ik te maken, commitment vanuit noodzaak, de ijsberg, macht en kracht, vertrouwen, vriend en vijand en regisseren. De kern van het project gedragswerk is het ontwikkelen van de regionale samenwerking rondom leerlingen met gedragsproblemen. In het ontwikkelen van die samenwerking spelen sparringpartners een belangrijke rol omdat zij in staat zijn met objectieve afstand te kijken naar de situatie in de regio, omdat zij ervoor zorgen dat het proces niet stagneert, omdat zij het kind centraal blijven stellen en omdat zij helpen bij het vinden van creatieve oplossingen. Met Ondernemende voortrekkers wordt gedoeld op maatschappelijke ondernemers die in staat zijn knelpunten in de maatschappij te herkennen en oplossingsrichtingen aan te dragen. Zij laten het er niet bij zitten dat veel leerlingen met gedragsproblemen verstoken blijven van onderwijs (thuiszitters) of niet het onderwijs krijgen dat aansluit bij hun behoeften (passend onderwijs). De voortrekkers blijken te beschikken over een aan-
JG29 / 2011 / SB2 / boeken
sprekende visie gecombineerd met kennis van het werkterrein. Zij maken verbindingen met mensen en instellingen die van belang zijn bij het realiseren van hun oplossingen. De schrijvers werken het begrip maatschappelijk ondernemen uit met de metafoor van de buurtwinkel, de winkelstraat en de winkeliersvereniging. De passage wordt afgerond met een helder en bruikbaar model over het organiseren van netwerken. Voortdurende turbulentie slaat op hetgeen de Nederlandse overheid veroorzaakt in het onderwijsveld door voortdurend nieuwe beleidsinitiatieven, overwegend topdown, over de professionals in onderwijs uit te storten. Het rapport van de commissie-Dijsselbloem (2008) maakt duidelijk waar het voornamelijk aan schort. De overheid zou zich bezig moeten houden met het ‘wat’ – de onderwijsinhoud, de examens en het toezicht – en zich niet moeten bemoeien met het ‘hoe’ – de inrichting van het onderwijs. Juist die ‘hoe-vraag’ behoort aan de werkers in het onderwijsveld te worden gegund. Zij zijn daartoe immers aangesteld, opgeleid, competent en verantwoordelijk. In De pijlers van de samenwerking wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Wat is er voor nodig om de samenwerking van de grond te krijgen en succesvol te laten zijn?’. De auteurs noemen achtereenvolgens: een gezamenlijk gevoel van noodzakelijkheid, verschillende partijen, de factor macht en vervolgens nabijheid, het vertrouwen of de partners gezamenlijk de klus kunnen klaren en ten slotte de persoonskenmerken van de betrokkenen. Uit onderzoek wordt daar vervolgens nog aan toegevoegd: een heldere, expliciete gezamenlijke visie, overeenstemming over de te bereiken resultaten en het creëren van een realistisch verwachtingspatroon. In Werken aan het fundament pleiten de auteurs voor een systeemgerichte benadering. Het gaat om het realiseren van duurzame oplossingen, werkwijzen die niet alleen hier en nu effectief zijn, maar ook later hun waarde behouden en op andere plekken bruikbaar zijn. Effectieve onderwijszorg voor alle leerlingen en zeker voor de leerlingen met gedragsproblemen, vereist beweging in alle onderdelen van het systeem. Daarbij wordt gedoeld op de actoren, de structuren, de processen, de informatie, de strategie en de relaties tussen de verschillende onderdelen. De paragraaf Met wie heb
boeken
ik te maken geeft een concrete handleiding en methodiek waarmee je geschikte partners kunt identificeren. Het hoofdstuk Verbinden laat zien hoe je in een aantal stappen kunt werken aan de bekendheid en het imago van je organisatie. In Commitment vanuit noodzaak wordt het begrip ‘adviserend verkopen’ geïntroduceerd. De auteurs betogen hier dat het van belang is de aandacht te verplaatsen van intern naar extern (leren van de omgeving). In de laatste hoofdstukken worden nog meer bruikbare concepten en gereedschappen aangestipt zoals de ijsberg (niveaus van samenwerking en communicatie), macht en kracht, de Rationele Effectiviteits Training (RET), het concept van de kernwaarden (Ofman, 1996) en de impact van werken in en regisseren van ketens.
Tot slot In het boek vindt de lezer een barometer die zicht geeft op de mate waarin er op de werkplek of instelling van de lezer al een antwoord geformuleerd is op de vraag: ‘Wat is er voor nodig om in uw school de samenwerking van de grond te krijgen die noodzakelijk is om passend onderwijs te realiseren voor leerlingen met gedragsproblemen?’. Aan de hand van een achttal beweringen, die met een cijfer gewaardeerd kunnen worden, neemt de lezer zichzelf de maat. De conclusie wordt geformuleerd in een advies hoe om te gaan met deze publicatie, bijvoorbeeld: ‘U hebt een gemiddelde score van 10? Gefeliciteerd! Geeft u dit boekje vooral door aan een collega die het wel nodig heeft!’. Een paar kanttekeningen dienen nog vermeld te worden. Jammer dat de uitgever niet wat meer tijd heeft genomen om de spelling te controleren, jammer dat de auteurs geen literatuurlijst hebben toegevoegd en jammer dat er nauwelijks gewag gemaakt wordt van de samenwerking met en tussen leerlingen, het partnerschap met de ouders en de interne collegiale samenwerking.
JG29 / 2011 / SB2 / boeken
Referenties Blanchard, K., & Bowles, S. (1994). Maak een fan van uw klant. Amsterdam: Business Contact. Commissie-Dijsselbloem (2008). Tijd voor onderwijs. Rapport Parlementaire Onderzoekscommissie Onderwijsvernieuwingen. ’s Gravenhage: Sdu Uitgevers. Dijksma, S. (2008). Tweede voortgangsrapportage Passend Onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Fullan, M. (2010). All Systems Go. USA: Corwin Press. Ofman, D. D. (1998). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire Uitgevers BV.
boeken
personalia
baert dany
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; algemeen directeur van de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] cottyn lieve
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] de sterck stein
Kinderpsycholoog - Systeemtherapeut op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen. Email:
[email protected] decraemer kris
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider, staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] dijkstra sietske
Sietske Dijkstra is sinds 2007 lector huiselijk geweld en hulpverlening in de keten bij Avans hogeschool; ze leidt daarnaast sinds 1998 bureau Dijkstra. E-mail:
[email protected] www.sietske-dijkstra.nl marres philip
Systeemtherapeut gezinstrainingsprogramma bij Stek Jeugdhulp te Gouda. E-mail:
[email protected]
begin artikel
personalia
peeters flor
Flor Peeters is bachelor sociale verpleegkunde, systeemtheoretisch psychotherapeut, gepensioneerd cursusleider en staflid van de InteractieAcademie, freelance medewerker bij Thoelen Trainingen Maastricht. Hij speelt bij de muziekgroep Broomsticks. E-mail:
[email protected] satijn peter
Stafadviseur onderwijs bij Onderwijsstichting MOVARE te Kerkrade. E-mail:
[email protected] van gossum patrick
Bachelor in de toegepaste psychologie, bachelor in het sociaal werk (maatschappelijk assistent) en systeemtheoretisch psychotherapeut. Hij werkt bij CGGZ Andante, Team volwassenen Berchem en is gedetacheerd naar Inloophuis De Steenhouwer van CAW De Terp. E-mail:
[email protected] vermeire sabine
Psychotherapeut, orthopedagoog en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected]
JG29 / 2011 / SB2 / personalia
begin artikel