Pestprotocol afdeling VMBO Eindhoven opgesteld in samenwerking met
www.vogelvrij.com
&
www.pestweb.nl
Pestprotocol Voorwoord Dit is het pestprotocol van de afdeling VMBO Eindhoven, onderdeel van Scholengemeenschap De Rooi Pannen. Dit protocol geeft de visie van de afdeling VMBO Eindhoven op pesten weer, consequenties bij geconstateerd pestgedrag en voorwaarden en activiteiten die pesten kunnen voorkomen. Veel van wat er in dit protocol staat, wordt al meerdere jaren toegepast op de afdeling. De ervaring leert, dat alles wat school kan doen op het gebied van pesten, valt of staat bij de signalering en/of melding van pestgedrag. Dit protocol is er op gericht om alle volwassenen (het schoolpersoneel en de ouders) en ook leerlingen op de hoogte te brengen, van alles wat de school wil doen om een zo veilig mogelijk schoolklimaat te waarborgen. School beoogt samen met alle betrokken partijen de gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen voor een groeiend maatschappelijk probleem. De acties die de school onderneemt zijn niet statisch; afhankelijk van ontwikkelingen binnen de school, zal ook het handelen rondom pesten zich verder ontwikkelen. In dat geval zal dit protocol aangepast worden. Bij het opstellen van dit protocol is gebruik gemaakt van de (docenten-)scholing vanuit de Stichting Vogelvrij, de informatie via de website pestweb.nl en de landelijke standpunten vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) ten aanzien van pesten. De aanpak van pesten heeft een duidelijk eigen karakter en heeft geleid tot dit vernieuwde pestprotocol.
Eindhoven, oktober 2013 Team VMBO Eindhoven
2
Pestprotocol
Inhoudsopgave H1. Achtergrondinformatie Wat is pesten? Hoe wordt er gepest? De gepeste leerling Mogelijke signalen van gepest worden (ook van belang voor ouders) De pester De meelopers en andere leerlingen Het aanpakken van pesten
p. 4
H2. De visie op pesten De visie Uitgangspunten
p. 7
H3. De vijfsporenaanpak
p. 10
H4. Het stappenplan na een melding van pesten
p. 12
H5. Cyberpesten Hoe wordt er gepest? Het stappenplan Tips voor leerlingen
p. 14
H6. Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling Feiten Aanpak
p. 17
H7. Leidraad voor een gesprek met de pester Confronteren Achterliggende oorzaken en vervolgstappen
p. 18
Bijlagen Bijlage 1: de regels bij naleving van het protocol Bijlage 2: aanpak van de ruzies en pestgedrag in vier stappen Bijlage 3: de consequenties Bijlage 4: de begeleiding van de gepeste en de pester Bijlage 5: verwijzingen naar instanties voor ouders/verzorgers
p. 19
3
Pestprotocol H1.Achtergrond informatie Wat is pesten? We spreken van pestgedrag als dezelfde leerling regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend. Definitie van pesten (Vogelvrij, 2013): “Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische, sociale en/of fysieke mishandeling van één persoon of enkele personen, die niet meer in staat is/zijn zichzelf te verdedigen.” Over de redenen waarom mensen zich agressief gedragen, bestaan uiteenlopende theorieën. Volgens sommige theorieën is geweld een onontkoombaar verschijnsel, dat op zijn best op een acceptabele wijze kan worden gekanaliseerd. Volgens andere theorieën komt geweld voort uit frustratie, maar bestaat tegelijkertijd de overtuiging dat mensen hun gedrag kunnen veranderen als je hen hiertoe de gelegenheid biedt. Deze laatste theorie vormt één van de peilers voor dit pestprotocol. Een klimaat waarin gepest wordt, beïnvloedt iedereen die binnen dit klimaat functioneert. Bijvoorbeeld binnen een klas waarin gepest wordt, is een continu aanwezige dreiging dat elke leerling slachtoffer kan worden. Pestgedrag moet dan ook altijd door alle betrokkenen serieus worden genomen. Het lastige van pesten is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, waardoor het moeilijk is om er grip op te krijgen. Zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten docenten en anderen niet altijd hoe ze ermee om moeten gaan. Docenten en onderwijsondersteunend personeel hebben echter een gezamenlijke verantwoordelijkheid (samen met de ouders en de leerlingen) bij het tegengaan van pesten. Het is van belang dat leerlingen weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en zij hierom durven te vragen. Aan de andere kant dienen volwassenen oog te hebben voor de signalen die leerlingen geven. Ze dienen interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben. Voor mentoren betekent het dat ze (klassen-)gesprekken houden, aandacht hebben voor de groepssfeer en het functioneren van individuele leerlingen in de groep. Ze maken afspraken met de klas die veiligheid en sfeer kunnen bevorderen en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden. Hoe wordt er gepest? Met woorden: vernederen, belachelijk maken schelden dreigen met bijnamen aanspreken gemene briefjes, mailtjes, sms-jes/whats-appjes schrijven 4
Pestprotocol Lichamelijk: trekken aan kleding, duwen en sjorren schoppen en slaan krabben, knijpen en aan haren trekken wapens gebruiken Achtervolgen: opjagen en achterna lopen in de val laten lopen, klem zetten of rijden opsluiten Uitsluiting: doodzwijgen en negeren uitsluiten van feestjes uitsluiten bij groepsopdrachten Stelen en vernielen: afpakken van kledingstukken, schooltas, schoolspullen kliederen op boeken banden lek prikken, fiets beschadigen Afpersing: dwingen om geld of spullen af te geven het afdwingen om iets voor de pestende leerling te doen De gepeste leerling Over het algemeen bestaat het beeld dat sommige leerlingen meer kans lopen gepest te worden dan anderen; er zou iets ‘mis’ zijn met de gepeste leerling. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen die ‘anders’ zijn. Dit ‘anders zijn’ wordt bepaalt door de heersende norm van de groep (maatschappij). Deze norm kan bijvoorbeeld bepaald worden door het dragen van bepaalde kleding, het hebben van een andere sexuele voorkeur, het intellectueel hoger of lager begaafd zijn et cetera. Er kan inderdaad een onderliggende oorzaak aanwezig zijn waardoor een kind gepest wordt, maar dat is niet noodzakelijk. Vaak is het puur willekeur en ligt de oorzaak juist bij de pester én bij het groepssysteem dat het pesten toestaat. Echter leerlingen worden pas gepest in situaties, waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Een kind dat wordt gepest, praat er thuis niet altijd over. Redenen hiervoor kunnen zijn: • schaamte • angst dat de ouders met de school of met de pester gaan praten en dat het pesten dan nog erger wordt • het probleem lijkt onoplosbaar • het idee dat je niet mag klikken
5
Pestprotocol Mogelijke signalen van gepest worden (ook van belang voor ouders) • Niet meer naar school willen. • Thuis niet meer over school vertellen. • Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of bij anderen gevraagd worden. • Slechtere resultaten op school dan vroeger. • Regelmatig spullen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen. • Regelmatig hoofdpijn of buikpijn hebben. • Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen. • Niet willen slapen, vaker wakker worden, bedplassen, nachtmerrie’s hebben. • De verjaardag niet willen vieren. • Niet buiten willen zijn. • Niet alleen een boodschap durven doen. • Niet meer naar een bepaalde club of vereniging willen gaan. • Bepaalde kleren niet meer willen dragen. • Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn. • Zelf blessures veroorzaken om niet naar school te hoeven. De pester Pesters zijn vaak ‘de sterkeren’ in hun groep. Deze leerlingen zijn of lijken populair, maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en zogenaamd onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en ze proberen zichzelf groter te maken door een ander ‘kleiner’ te maken. Pesters krijgen vaak andere kinderen mee, want wie meedoet, loopt zelf de minste kans om slachtoffer te worden. Doorgaans voelen pesters zich niet schuldig want het slachtoffer ‘vraagt’ er immers om gepest te worden. Pestgedrag kan een aantal dieper liggende oorzaken hebben: • Een problematische thuissituatie. • Een vaak gevoelde anonimiteit (‘ik besta niet’); als een pester zich verloren voelt binnen een grote groep, kan hij zich belangrijker maken door een ander te kleineren. • Het moeten spelen van een niet-passende rol. • Een voortdurende strijd om de macht in de klas. • Een niet-democratisch leefmilieu binnen de school; een docent is autoritair en laat op een onprettige wijze blijken dat hij de baas is. Dergelijke spanningen kunnen op een zondebok worden afgereageerd. • Een gevoel van incompetentie op school (slechte cijfers of een laag niveau). • Een zwak gevoel van autonomie (te weinig zelfstandigheid en verantwoordelijkheid). De meelopers en andere leerlingen Meelopers zijn leerlingen die incidenteel meedoen met het pesten. Dit gebeurt meestal uit angst om zelf in de slachtofferrol terecht te komen, maar het kan ook zo zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en dat ze denken in populariteit mee te liften met de pester. Verder kunnen leerlingen meelopen uit angst vrienden of vriendinnen te verliezen. De meeste leerlingen houden zich afzijdig als er wordt gepest. Ze voelen zich wel vaak schuldig dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of hulp inschakelen. 6
Pestprotocol
H2. De visie op pesten
Het aanpakken van pesten Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij VMBO De Rooi Pannen Eindhoven. Het is een probleem dat de school onder ogen ziet en serieus aan wil pakken. De afdeling VMBO Eindhoven is van mening dat pesten onacceptabel is en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie vanuit de school. Middels dit pestprotocol beoogt de school inzichtelijk te maken op welke manier de school deze problematiek aanpakt. Dit PESTPROTOCOL heeft de volgende onderliggende visie: “Alle leerlingen moeten zich in hun periode op onze school veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen” Door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen leerlingen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken. Door elkaar te steunen en wederzijds respect te tonen stellen we alle leerlingen in de gelegenheid om met veel plezier naar school te gaan!
Personeelsleden en ouders uit de ouderwerkgroep onderschrijven gezamenlijk dit PESTPROTOCOL
7
Pestprotocol Het pestprotocol vormt de verklaring van de vertegenwoordiging van de school en de ouders waarin is vastgelegd dat pestgedrag op school niet geaccepteerd wordt en volgens een vooraf bepaalde handelwijze te werk gaan. Uitgangspunten Het pestprotocol kan alleen functioneren als aan bepaalde voorwaarden is voldaan: 1. Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen; docenten, onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen. Met de goedkeuring van de ouderwerkgroep en de steun via het landelijke Plan van Aanpak Pesten van het Ministerie OCW, laten alle betrokken partijen zien, dat zij bereid zijn tot samenwerking om de problemen rond pesten aan te pakken. 2. De school is actief in het scheppen van een veilig, pedagogisch klimaat waarbinnen pesten als onacceptabel gedrag wordt ervaren. 3. Docenten en onderwijsondersteunend personeel signaleren pestgedrag en nemen vervolgens duidelijk stelling tegen het pesten. 4. De school dient te beschikken over een directe aanpak wanneer het pesten de kop opsteekt (het pestprotocol). 5. De school ontplooit preventieve (les)activiteiten, zoals de methode Leefstijl van uitgeverij Edu’ Actief. Wanneer de pestproblematiek niet conform het pestprotocol wordt aangepakt en/of de aanpak niet het gewenste resultaat oplevert dan is de inschakeling van een vertrouwenspersoon nodig. De vertrouwenspersoon kan het probleem onderzoeken, deskundigen raadplegen en het bevoegd gezag adviseren. Op de school is een vertrouwenspersoon aangesteld: Dhr. F. Maréchal, leerlingbegeleider.
8
Pestprotocol Voor informatie over de landelijke campagne tegen pesten wordt verwezen naar de website: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2013/03/25/plan-van-aanpak-tegen-pesten.html
Bron: www.rijksoverheid.nl
9
Pestprotocol H3. De vijfsporenaanpak
De school heeft zich verbonden aan de vijfsporenaanpak. Dit houdt in: De algemene verantwoordelijkheid van de school De school zorgt dat de directie, de mentoren en de docenten voldoende. informatie hebben over het pesten in het algemeen en het aanpakken van pesten. De school werkt aan een goed beleid rond pesten, zodat de veiligheid van leerlingen binnen de school zo optimaal mogelijk is. Het bieden van steun aan de jongere die gepest wordt Het probleem wordt serieus genomen. Er wordt uitgezocht wat er precies gebeurd. Er wordt overlegd over mogelijke oplossingen. Er wordt uitgezocht wie er betrokken zijn bij de situatie. Het aanbieden van hulp door de mentor, leerlingbegeleider of andere (externe) deskundige. Het bieden van steun aan de pester Het confronteren van de leerling met zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de pester. De achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen. De pester wijzen op zijn gebrek aan inlevingsvermogen dat zichtbaar wordt door het pestgedrag. Het aanbieden van hulp door de mentor, leerlingbegeleider of andere (externe) deskundige. Het betrekken van de middengroep, de zogenaamde meelopers, bij het probleem De mentor bespreekt met de klas het pesten en benoemt de rol en verantwoordelijkheid van alle leerlingen hierin. De klas wordt actief betrokken bij het zoeken naar mogelijke oplossingen en op welke manier de klas kan bijdragen aan een verbetering van de situatie. Na deze eerste bespreking komt de mentor hier in de toekomst op terug en kan daarbij de ondersteuning inschakelen van de leerlingbegeleider. Het bieden van steun aan de ouders Ouders die zich zorgen maken over pesten worden serieus genomen. De school werkt samen met de ouders om het pesten aan te pakken. De school geeft adviezen aan de ouders in het omgaan met hun gepeste of pestende kind. De school verwijst de ouders zo nodig, naar deskundige hulpverleners. De ouders van leerlingen die gepest worden, hebben er soms moeite mee, dat hun kind volgens school ook aan zichzelf zou moeten werken. Hun kind wordt immers gepest en
10
Pestprotocol dat moet gewoon stoppen, aldus de ouders. Dat klopt, het pesten moet stoppen. Echter een gepest kind wil zich niet alleen veilig voelen op school, het wil ook geaccepteerd worden. Het verlangt ernaar om zich prettig en zelfverzekerder te voelen. Daar kan begeleiding of een training aan bijdragen. Zie bijlage 5 voor gegevens over de instanties waarbij ouders terecht kunnen voor advies, begeleiding en/of training. Preventieve maatregelen Elke mentor bespreekt aan het begin van het schooljaar de algemene afspraken en regels met de klas. Het onderling plagen en pesten wordt hierbij genoemd en onderscheiden. De methode Leefstijl biedt hierin ondersteuning en is gericht op het sociaal emotioneel functioneren van kinderen. Tevens bespreekt de mentor in zijn klas het pestprotocol. Ook wordt duidelijk gesteld dat pesten altijd gemeld moet worden (bij volwassenen) en niet als klikken maar als ‘hulp bieden’ of ‘hulp vragen’ wordt beschouwd.
11
Pestprotocol H4. Het stappenplan na een melding van pesten A. De mentor 1. Wanneer het pesten plaatsvindt in klassenverband, praat de mentor eerst met de gepeste leerling en later met de pester (individueel) apart. Zie stappen uit bijlage 2 en H6 en H7. Vervolgens organiseert de mentor een gesprek tussen beide leerlingen en probeert tot goede afspraken te komen en houdt daarbij de 5 fases aan, zie bijlage 3. 2. De mentor bespreekt direct met de betrokken leerlingen het vervolgtraject indien het pesten zich herhaalt, zie bijlage 3. De mentor legt de ondernomen stappen vast via notities in Magister. 3. De mentor praat met de klas. Dit is belangrijk in verband met de het herstellen van de groepssfeer en om te benadrukken welke verantwoordelijkheid ieder groepslid heeft. 4. Indien het probleem zich herhaalt, meldt de mentor het gedrag aan de leerlingbegeleider van de leerling(en). De mentor bespreekt met de leerlingbegeleider de notities in Magister met daarin de gebeurtenissen en de afspraken die zijn gemaakt. B. De leerlingbegeleider 1. De leerlingbegeleider ondersteunt de mentor bij herhaling van het pestgedrag en wanneer het pesten het klassenverband overstijgt. 2. De leerlingbegeleider heeft zo nodig een vervolggesprek met de gepeste leerling en de pester apart of organiseert direct een gesprek tussen beiden. 3. In het contact met de pester is het doel drieledig, namelijk: • confronteren; • mogelijke achterliggende problematiek op tafel krijgen; • helderheid geven over het vervolgtraject bij herhaling van pesten (zie bijlage 3). 4. In het contact met de gepeste leerling wordt gekeken of hij bepaald sociaal gedrag vertoont, waardoor hij mogelijk een gemakkelijk doelwit vormt voor pesters. 5. De leerlingbegeleider adviseert zo nodig, zowel aan de pester als de gepeste, hulp op vrijwillige basis door een interne/externe deskundige. 6. De leerlingbegeleider stelt alle betrokken ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte wanneer er sprake is van recidief gedrag, verzoekt hen om met hun kind te praten en stelt hen op de hoogte van het vervolgtraject. 7. De leerlingbegeleider bespreekt de mogelijkheden tot hulp voor de leerling met de ouders. 8. De leerlingbegeleider koppelt alle informatie weer terug naar de mentor en maakt notities in Magister van de ondernomen vervolgstappen. C. Het pestproject Wanneer de pester opnieuw in pestgedrag vervalt, wordt hij ertoe verplicht om individueel een programma te volgen. Dit vindt plaats in de eigen tijd en dus niet tijdens schooltijd. Het doel van dit programma is bewustwording; zelfreflectie en het gevoelig maken van de pester voor wat hij aanricht bij de gepeste leerling. De ouders worden van dit project op de hoogte gesteld. 12
Pestprotocol
D. Schorsing Wanneer het verplichte pestproject geen blijvende vruchten afwerpt bij de pester, volgt een schorsing van een dag. Bij herhaling volgt daarna een lange schorsing voor de pester. Hiervoor overlegt de leerlingbegeleider met de adjunct-directeur en zal de leerling gemeld worden bij de Inspectie van het Onderwijs via de geldende procedures. E. Schoolverwijdering Wanneer de pester ondanks alle inspanningen van de betrokken partijen koppig blijft volharden in het pestgedrag, wordt aangenomen dat er op dat moment geen mogelijkheid/bereidheid is tot verandering bij de pester. In deze situatie dient de school verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid en het welbevinden van de overige leerlingen. Er rest de school niets anders dan schoolverwijdering. Hiervoor overlegt de adjunct-directeur met de directeur en zal de leerling gemeld worden bij de Inspectie van het Onderwijs via de geldende procedures en bij het RSV-VO Eindhoven-Kempenland voor verzoek tot plaatsing op een andere school. De wettelijke bepalingen rond het toelaten en verwijderen van leerlingen staan in artikel 27 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs en in de artikelen 13 en 14 van het Inrichtingsbesluit WVO. De taak van vakdocenten en andere medewerkers op school De docenten en andere medewerkers op school hebben vooral een signalerende rol met betrekking tot pesten. Hierbij is echter van belang dat iedere volwassene beseft dat men hierin een voorbeeldfunctie heeft. Welke sfeer, waarden en normen wil je met elkaar uitdragen en hoe bewust handel je daar ook dagelijks naar in het contact met elkaar? Wanneer docenten/medewerkers op school pestgedrag waarnemen of redenen hebben om pesten te vermoeden, wordt er van hen verwacht dat zij hierop adequaat reageren en een melding doen bij de mentor of leerlingbegeleider, om hulp en overleg in gang te zetten.
13
Pestprotocol 5. Cyberpesten Cyberpesten (of digitaal pesten) is het pesten via het internet en via mobiele telefoon. Cyberpesten kan nog veel ‘harder’ zijn dan pesten in het gewone, dagelijkse leven. Dit komt doordat de daders gemakkelijk anoniem kunnen blijven en de reikwijdte van het internet veel groter is. Tegelijkertijd komen kinderen er op steeds jongere leeftijd mee in aanraking.
Hoe wordt er gepest? • pest-mail/berichten (schelden, beschuldigen, roddelen, beledigen). • stalking: het stelselmatig lastig vallen van iemand door het blijven sturen van haat-mail of het dreigen met geweld in chatrooms/Facebook/Twitter, of andere sociale media. • het tegenkomen van ongewenst materiaal zoals: porno en kinderporno, gewelddadig materiaal etc. • ongewenst contact met vreemden. • webcam-seks: beelden die ontvangen worden kunnen opgeslagen worden en te zijner tijd misbruikt worden. • hacken: gegevens stelen of instellingen aanpassen. Ook het uit naam van een ander versturen van pest-mail. Het stappenplan voor mentor of leerlingbegeleider na een melding van cyberpesten 1. Vraag de leerling om de berichten te bewaren. Vertel leerlingen hoe ze dat kunnen doen (afdrukken, selecteren en kopiëren, MSN/Facebook/Twitter-gesprekken opslaan). 2. Zeg de leerling dat ze de afzender blokkeren. Leg de leerling zo nodig uit hoe hij/zij dit kan doen of help de leerling hiermee. 3. Vertel de leerling dat de dader is op te sporen. Soms is de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school het bericht is verzonden. Neem contact op met de ICT-coördinator of de systeembeheerder. Het is mogelijk om van het IP adres van de e-mail af te leiden van welke computer het bericht is verzonden. Ook is er van alles mogelijk via de helpdesk van de provider. 14
Pestprotocol 4. Neem contact op met de ouders van de gepeste leerling. Geef de ouders voorlichting over welke maatregelen zij thuis kunnen nemen, stap 1-3 en vraag de ouder(s) kun kind hierin te ondersteunen en begeleiden. 5. Verwijs de ouders zo nodig door: • De Politie via http://www.vraaghetdepolitie.nl/sf.mcgi?1004 • De vertrouwensinspecteur, tel.: 0900-11131113, zie ook: http://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/Vertrouwensinspecteurs 6. Adviseer aangifte. In het geval dat een leerling stelselmatig wordt belaagd is er sprake van stalking en dan kunnen de ouders aangifte doen. Ook wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel of materiële schade is toegebracht, kan de politie worden ingeschakeld. Zo nodig verwijzen naar Bureau Slachtofferhulp (www.slachtofferhulp.nl of via tel: 09000101) 7. Verwijs de pester en/of de gepeste door naar de leerlingbegeleider of een andere (externe) deskundige wanneer verdere begeleiding nodig is. Tips voor leerlingen Wat kun je doen om digitaal pesten en misbruik te voorkomen? Bedenk dat niet alles waar is, wat je op het internet tegenkomt. Gebruik een apart hotmail adres om jezelf te registreren op websites. Kies een emailadres dat niet je eigen voor- en achternaam volledig weergeeft. Gebruik altijd een bijnaam als je chat. Zorg dat je wachtwoorden geheim blijven en niet makkelijk te raden zijn. Als anderen jouw wachtwoord hebben gebruikt, neem dan contact op met de beheerder van de site. Als je een vervelend gevoel hebt over iets wat je hebt gezien of meegemaakt, vertrouw dan op je gevoel en vertel het aan iemand die je vertrouwt. Blijf zelf respectvol naar anderen, scheld niet terug. Ga weg uit de chatroom als er iets vervelends gebeurt. Accepteer geen ‘vriendschapsverzoeken’ van mensen die je niet kent. Verwijder onbekende mensen uit je MSN/Facebook/Skype/Twitter e.a. contactlijst. Bel of mail niet zomaar met personen die je alleen van internet kent, spreek niet met ze af zonder dat je ouder(s)/verzorger(s) dit weten. Verstuur zelf geen flauwe grappen, dreigmail of haatmail. Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van chatten kent. Let vooral op bij foto’s van jezelf. Als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn. Foto’s kunnen ook bewerkt worden. Wees zeer voorzichtig met het gebruik van je webcam. Jouw beelden kunnen worden opgeslagen en gebruikt worden om ze aan andere personen te laten zien of voor doeleinden gebruikt worden die jij niet wilt. 15
Pestprotocol
Wat kun je tegen cyberpesten en misbruik doen? Vat het bericht niet persoonlijk op als het van iemand komt die je niet kent. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijker gaan schelden. Reageer niet op pestmails of andere digitale pesterijen. Verwijder de e-mail zonder hem te openen. Als je niet reageert, gaan pesters vaak op zoek naar iemand anders om te pesten. Blokkeer de afzender. Als het gaat om smsjes of whats-appjes op de mobiele telefoon, dan heb je soms de mogelijkheid om nummers te blokkeren. Bewaar de bewijzen. Maak een print of sla ze op. Van het IP adres van de e-mail kan soms worden afgeleid, van welke computer de e-mail verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail aan kan nemen. Men heeft daar ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie de mail heeft verstuurd. Bel de helpdesk op. Ga naar je ouder(s), mentor of leerlingbegeleider toe. Deze kunnen je verder helpen om het pestgedrag te stoppen. Bij stalken kun je aangifte doen bij de politie; het is strafbaar. Voor meer informatie over aangifte doen: http://www.kinderconsument.nl/
16
Pestprotocol
H6. Leidraad voor een gesprek met de gepeste leerling Feiten Klopt het dat je gepest wordt? (h)erkenning van het probleem Wat gebeurt er? Door wie wordt je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer?) Waar word je gepest? (doorvragen: zijn er nog meer plekken?) Hoe vaak wordt je gepest? Hoe lang speelt het pesten al? Weten je ouders of andere personen dat je gepest wordt? Wat heb je zelf tot nu toe aan het pesten proberen te doen? Zijn er jongeren die jou wel eens proberen te helpen? Wat wil je dat er nu gebeurd; wat wil je bereiken? Aanpak Bespreek samen met de leerling wat hij kan doen tegen het pesten en bekijk waar de leerling aan wil werken om de situatie te verbeteren. Let daarbij op de volgende aspecten: • Hoe communiceert de leerling met anderen? • Welke lichaamstaal speelt een rol? • Hoe gaat de leerling om met zijn gevoelens en hoe maakt hij deze kenbaar aan anderen? • Heeft de leerling genoeg vaardigheden om weerbaarder gedrag te tonen naar de pester? Gepeste leerlingen lopen vaak rond met het gevoel dat er iets mis is met ze. Daardoor hebben ze moeite om voor zichzelf op te komen. De leerling kan zelfs in het idee gaan geloven dat de pester gelijk heeft om ze te pesten. In sommige gevallen kan er een onderliggende reden zijn dat een leerling gepest wordt, maar dat is niet noodzakelijk. Vaak is het puur willekeur en ligt de oorzaak bij de pester en in het groepssysteem dat het pesten toestaat. Besteed juist hier aandacht aan want: niemand mag een ander klein maken!
17
Pestprotocol
H7. Leidraad voor een gesprek met een leerling die pest Het doel van dit gesprek is drieledig: • De leerling confronteren met zijn gedrag en de pijnlijke gevolgen hiervan; • Achterliggende oorzaken boven tafel proberen te krijgen; • Het schetsen van de stappen die volgen wanneer het pestgedrag niet stopt. Confronteren Confronteren en kritiek geven is niet hetzelfde. Confronteren is: • probleemgericht en richt zich uitsluitend op gedrag dat waar te nemen is. Bijvoorbeeld: “Je hebt cola in de tas van Piet laten lopen.” Zodra met interpretaties gaat geven aan gedrag, wordt het persoonsgericht. Bijvoorbeeld: “Je hebt cola in de tas van Piet laten lopen. Dat doe je zeker omdat je graag de lolligste bent!”. Door de bedoeling van gedrag te interpreteren, is er geen sprake meer van confronteren, maar bekritiseren. • relatiegericht. Wees heel duidelijk op de inhoud. (In wat je wilt èn wat je niet wilt) maar met behoud van de relatie. Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat je erg gemeen doet tegen haar en ik wil dat je daarmee ophoudt’. Omdat je verder wilt met de leerling, voelt kritiek op de persoon als een beschuldiging/afwijzing. Zeg daarom nooit: ‘Je bent heel gemeen’. Eigenlijk zeg je daarmee dat de pester een waardeloos mens is. Echter je mag wel het gedrag van de pester afkeuren. • blijf specifiek. Benoem uitsluitend de situatie waar het over gaat en vermijdt woorden als altijd, vaak en meestal. Kritiek wordt vaak algemeen. • veranderingsgericht. Stel zaken vast en ga vervolgens inventariseren hoe het anders kan. Achterliggende oorzaken Nadat het probleem benoemd is, dient de oorzaak van het gedrag achterhaald te worden. Stel open vragen als: ‘Hoe komt het dat je dit gedrag nodig hebt? Wat levert het jou op? Wat reageer je af op die ander?’ et cetera. Vermijdt het geven van je eigen ideeën over de oorzaak van het pestgedrag. Maak duidelijk dat je ander gedrag van de leerling verwacht en doe een beroep op zijn empatisch vermogen. Stel vragen als: ‘Wat ga je daaraan doen? Hoe zou je zelf willen dat anderen met jou omgaan? Wat is er voor nodig om dit op te lossen?’. Biedt zo nodig hulp aan van de leerlingbegeleider of een andere deskundige. Het pestgedrag moet stoppen. Wees duidelijk over de stappen die volgen, wanneer het pestgedrag niet stopt (zie bijlage 3).
18
Pestprotocol Bijlage 1: de regels bij naleving van het protocol REGEL 1: Een belangrijke stelregel is dat het inschakelen van de docent/mentor niet wordt opgevat als klikken. Vanaf het eerste begin wordt tegen leerlingen gezegd: Je mag niet klikken, maar… als je wordt gepest of als je ruzie met een ander hebt en je komt je er zelf niet uit, dan mag je hulp aan de docent/mentor/leerlingbegeleider vragen. Dit wordt niet gezien als klikken. REGEL 2: Een tweede stelregel is dat een medeleerling ook de verantwoordelijkheid heeft om het pestprobleem bij de docent/mentor aan te kaarten. Alle leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep. REGEL 3: Samenwerken zonder bemoeienissen. School en thuissituatie halen voordeel uit een goede samenwerking en communicatie. Dit neemt niet weg dat iedere partij moet waken over haar eigen grenzen. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat ouders naar school komen om eigenhandig een probleem voor hun kind op te komen lossen. Bij pestproblematiek zullen de directie, leerlingbegeleider en de mentor(en) hun verantwoordelijkheid (moeten) nemen en indien nodig overleg voeren met de ouders. AFSPRAKEN DIE GELDEN IN ALLE KLASSEN EN LEERJAREN: Doe niets bij een andere leerling, wat je zelf ook niet prettig zou vinden 1. Kom niet aan een ander als de ander dat niet wil. 2. We noemen leerlingen bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden. 3. Als je kwaad bent, ga je niet slaan, schoppen, krabben et cetera (je komt niet aan de ander). Probeer eerst samen te praten. Ga anders naar de docent/mentor. 4. Niet: zomaar klikken. Wel: aan de docent/mentor vertellen als er iets gebeurt wat je niet prettig of gevaarlijk vindt. 5. Vertel de docent/mentor wanneer je zelf of iemand anders wordt gepest. 6. Blijft de pester doorgaan, dan aan de mentor vertellen. 7. Word je gepest, praat er thuis ook over; je moet het niet geheim houden. 8. Uitlachen, roddelen, dingen afpakken of leerlingen buitensluiten vinden we niet goed. 9. Niet aan spullen van een ander zitten. 10. Luisteren naar elkaar. 11. Iemand niet op het uiterlijk beoordelen of beoordeeld worden. 12. Nieuwe leerlingen willen we goed ontvangen en opvangen; zij zijn ook welkom op onze school. 13. Opzettelijk iemand pijn doen, opwachten buiten school, achterna zitten om te pesten is beslist niet toegestaan. 14. Probeer ook zelf een ruzie met praten op te lossen. Na het uitpraten kunnen we ook weer vergeven en vergeten. Deze regels gelden op school en daarbuiten! 19
Pestprotocol
Bijlage 2: AANPAK VAN DE RUZIES EN PESTGEDRAG IN VIER STAPPEN Wanneer leerlingen ruzie met elkaar hebben en/of elkaar pesten proberen zij en wij: STAP 1: Er eerst zelf (en samen) uit te komen. STAP 2: Op het moment dat één van de leerlingen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt) heeft deze het recht èn de plicht het probleem aan de mentor voor te leggen. STAP 3: De mentor brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhaling van pesterijen/ruzies tussen dezelfde leerlingen volgen sancties (zie consequenties bijlage 3). De mentor legt alle ondernomen acties vast in Magister bij zowel de pester als de gepeste leerling en/of meelopers (dus bij alle betrokkenen). STAP 4: Bij herhaaldelijke ruzie/pestgedrag neemt de mentor duidelijk stelling, schakelt de leerlingbegeleider in en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest/ruzie maakt. De fases van bestraffen treden in werking (zie bij consequenties). Mentor en ouders proberen in goed overleg samen te werken aan een bevredigende oplossing. De mentor biedt altijd hulp aan de gepeste en begeleidt de pester, indien nodig in overleg met de ouders, leerlingbegeleider en/of (externe) deskundigen.
20
Pestprotocol
Bijlage 3: CONSEQUENTIES De consequenties zijn opgebouwd in 5 fases; afhankelijk hoe lang de pester door blijft gaan met zijn pestgedrag en er geen verbetering vertoond in zijn gedrag: FASE 1: Een of meerdere pauzes binnen blijven; de leerling krijgt een pauzekaart via Time Out. Nablijven op Time Out tot alle leerlingen naar huis vertrokken zijn. Een schriftelijke opdracht zoals een opdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem. Door gesprek: bewustwording voor wat hij met het gepeste kind uithaalt. Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen. De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde. Alle ondernomen acties worden door de leerlingbegeleider vastgelegd in Magister en teruggekoppelt aan de mentor(en). FASE 2: Een gesprek met de ouders op school en inschakeling van de leerlingbegeleider, als voorgaande acties op niets uitlopen. De medewerking van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het probleem te maken. De leerlingbegeleider legt alle activiteiten en gemaakte afspraken vast in Magister en de school heeft al het mogelijke gedaan om een einde te maken aan het pestprobleem. FASE 3: Bij aanhoudend pestgedrag kan deskundige hulp worden ingeschakeld zoals bespreking in het intern zorgteam, het Zorg Advies Team (ZAT) en/of het inschakelen van een deskundige via de GGD of schoolmaatschappelijk werk. De leerlingbegeleider voert hiervoor ook overleg met de adjunct-directeur en gemaakte afspraken worden vastgelegd in Magister. FASE 4: Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen, binnen de school. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden via aanmelding bij het RSV-VO EindhovenKempenland. De leerlingbegeleider voert hiervoor ook overleg met de adjunct-directeur en gemaakte afspraken worden vastgelegd in Magister. FASE 5: In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden. De adjunct-directeur voert hiervoor overleg met de directeur en zal de Inspectie van het Onderwijs hiervan op de hoogte stellen middels de geldende procedures vanuit het Ministerie OCW.
21
Pestprotocol
Bijlage 4: De begeleiding van de gepeste en de pester BEGELEIDING VAN DE GEPESTE LEERLING:
Medeleven tonen, luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest? Nagaan hoe de leerling zelf reageert; wat doet hij/zij voor tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie bijvoorbeeld je niet afzonderen. De gepeste leerling in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossing de leerling zelf wil. Sterke kanten van de leerling benadrukken. Belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders/beter opstelt. Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). Het gepeste kind niet overbeschermen bijvoorbeeld naar school brengen of ‘ik zal het de pesters wel eens gaan vertellen’. Hiermee plaats je de gepeste leerling juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen.
BEGELEIDING VAN DE PESTER:
Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/ pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen). Laten inzien wat het effect van zijn gedrag is voor de gepeste leerling. Excuses aan laten bieden. In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste leerling heeft. Pesten is verboden in en om de school: wij houden ons aan deze regel; straffen als de leerling wel pest – belonen (schouderklopje) als de leerling zich aan de regels houdt. De leerling leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de ‘Stop-Denken-Doenhouding’ of een andere manier van gedrag aanleren. Contact tussen ouders en school; elkaar informeren en overleggen. Inleven in de leerling; wat is de oorzaak van het pesten? * Zoeken van een sport of club; waar het kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. Inschakelen hulp; sociale vaardigheidstrainingen ; Jeugdgezondheidszorg; huisarts; GGD
* Oorzaken van pestgedrag kunnen bijvoorbeeld zijn: Een problematische thuissituatie Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen) Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt 22
Pestprotocol Bijlage 5: verwijzingen naar instanties voor ouders/verzorgers In deze bijlage vindt u een lijst met instanties waarmee u zelf als ouders/verzorgers contact kunt opnemen voor hulp en/of advies. Voor hulpverlening (verwijzing van huisarts nodig): 1. Virenze, ambulante geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen, jeugdigen en kinderen; zie: www.virenze.nl 2. De HSK groep; zie: www.hsk.nl Voor ondersteuning en trainingen: 1. GGD/JGZ; zie http://www.ggdbzo.nl/jongeren/pesten/Paginas/Default.aspx 2. Lumens in de buurt; zie http://www.lumensindebuurt.nl/themas-and-trainingen/ 3. Vogelvrij, zie http://vogelvrij.com/contact/ Voor speciale trajecten: 1. ‘Stichting de Ster’ zie: www.stichtingdester.nl Stichting De Ster geeft kinderen en jongeren van 8 t/m 16 jaar op een leuke manier een steuntje in de rug op het gebied van zelfvertrouwen. Stichting De Ster werkt al jaren aan de hand van de unieke SterK-formule, bestaande uit: 1. Intake 2. Een geweldige vakantie 3. Nazorg Het unieke aan de SterK-formule is dat de deelnemers gedurende de vakanties een hoop plezier hebben en tegelijkertijd veel leren. Daarnaast krijgen ze de kans om de nieuw geleerde technieken direct in de praktijk te brengen. Gedurende deze vakanties ontmoeten de deelnemers anderen die hetzelfde meemaken. Hierdoor leren zij van en met elkaar en helpen zij elkaar bij het bereiken van hun persoonlijke doelen en sluiten vriendschappen. 2. Rots en waterinstituut zie: http://www.rotsenwater.nl/ Algemene doelstelling van Rots en Water is jongeren te begeleiden en te sturen in hun sociaal-emotionele en mentale ontwikkeling. Een meer specifiek doel is jongens te leren omgaan met andermans en eigen macht, kracht en onmacht. In die zin leren de jongens zich te verdedigen tegen verschillende vormen van geweld en tegelijkertijd oog en gevoel te krijgen voor eigen grensoverschrijdend gedrag.
23