Perspectief van de Nederlandse ui Wereldreiziger met smaak
Title
Auteurs
Perspectief van de Nederlandse ui Wereldreiziger met smaak Eric Baas Telefoon + 31 30 216 1003 Email
[email protected] Peter Pals Telefoon +31 30 216 7835 Email
[email protected]
Datum
December 2006
Copyright
Overname van de inhoud met bronvermelding is alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de Rabobank.
Disclaimer
De in deze publicatie gepresenteerde visie is gebaseerd op gegevens uit door ons betrouwbaar geachte bronnen.Deze bronnen zijn op zorgvuldige wijze in onze analyses verwerkt.De Rabobank aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor het geval dat de in deze publicatie neergelegde gegevens of prognoses onjuistheden bevatten.
Contact adres voor deze publicatie
Rabobank International F&A Research and Advisory Telefoon + 31 30 216 1178 Website www.rabobank.com/far
© Rabobank, 2006
Inhoud Samenvatting
2
Inleiding
3
1
De Nederlandse uienproductie
4
2
De Nederlandse ui op het wereldtoneel
2.1 2.2
3 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Nederland: klein in productie, groot in export Ontwikkelingen in de belangrijkste Nederlandse afzetmarkten
Van grond tot mond
13 13 16
19
Uitgangsmateriaal Pakstations en exporteurs Afnemers: industrie, horeca en retail Consumptie
19 20 21 22
Toekomstperspectief
25
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
| 1
Samenvatting Op een totaal van circa 620.000 hectare aan akkerbouwgewassen is de uienteelt in Nederland relatief klein, maar groeiende. Zo steeg het totale uienareaal van 15.000 hectare in 1980 naar ruim 24.000 hectare in 2006. De meeste uienteelt vindt plaats in de provincies Flevoland en Zeeland. De algemene trend naar schaalvergroting in de Nederlandse akkerbouw geldt ook voor de uienteelt: terwijl het aantal uientelers in Nederland afneemt, neemt het totale uienareaal toe. Omdat de binnenlandse consumptie van uien ‘slechts’ 100.000 ton bedraagt, wordt gemiddeld 90 procent van de jaarlijkse Nederlandse uienproductie geëxporteerd. Dankzij de goede (bewaar)kwaliteit in combinatie met een goede logistieke infrastructuur en goed uitgeruste pak- en sorteerstations gaan Nederlandse uien de hele wereld over. Echter, de sterke afhankelijkheid van buitenlandse afzetmarkten en de daaraan gekoppelde volatiliteit in uienprijzen maakt uien in Nederland tot een speculatief gewas. Op wereldschaal bezien behoort Nederland samen met India tot de grootste uienexporteurs van de wereld. Ondanks grote afstanden worden uien vanuit Nederland naar alle windstreken geëxporteerd en inmiddels wordt het merendeel buiten de EU verkocht. Rusland is een belangrijke maar ook onzekere afzetmarkt. De nog steeds groeiende export van uien wordt in toenemende mate afgezet in Afrikaanse landen zoals Senegal en Ivoorkust. Er is echter een aantal ontwikkelingen gaande die de sterke positie van de Nederlandse ui niet langer vanzelfsprekend maken: • Concurrentie op afzetmarkten door de opkomst van landen die hun exportactiviteiten voor uien gaan versterken, zoals India, Egypte, China en Polen • Wegvallen van afzet door een grotere mate van zelfvoorziening, zoals in Duitsland en Rusland • Substitutie van Nederlandse uien door buitenlandse uien, bijvoorbeeld door goedkopere Franse uien. Exporteurs zullen alle zeilen bij moeten zetten om de huidige exportposities te behouden, maar tegelijkertijd ook nieuwe markten te ontwikkelen. Gelukkig zit het tij qua vraag mee; de consumentenvraag naar uien is nog steeds groeiende. En ook in het binnenland is er ruimte om de consumptie van uien te doen stijgen. Per saldo kijkt de Rabobank positief aan tegen de uiensector en zijn toekomstige mogelijkheden in ons land. Tot op heden geldt voor de Nederlandse akkerbouwer dat de uienteelt een speculatieve teelt is. De Rabobank vindt het daarom belangrijk dat de individuele teler een visie heeft (of ontwikkelt) hoe de teelt van uien in het totale akkerbouwplan past. Daarbij gaat het niet alleen om areaal, kostprijs en opbrengst. Meer nog zal er moeten worden nagedacht over de wijze van afzet. Bepaalde aspecten kan de akkerbouwer op individuele basis invullen, en soms zullen deze collectief dienen te worden opgepakt, hetzij met collega-telers, hetzij met toeleveranciers en/of afnemers. 2 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Inleiding Waar een klein land groot in kan zijn. Dit typeert de Nederlandse uiensector bij uitstek. Nederland heeft ruim 15 procent van de werelduienexport in handen, terwijl het aandeel in de wereldwijde uienproductie slechts 1 procent is. Deze sterke exportpositie is gebaseerd op een zakelijke samenwerking tussen de diverse spelers, zijnde zaadhuizen, telers, voorlichting en advisering, handelaren, sorteerders/ verpakkers en exporteurs. Areaaluitbreiding, schaalvergroting en afname van het aantal telers zijn de afgelopen jaren kenmerkend geweest voor de uienteelt in Nederland. De sterk fluctuerende uienprijzen dwingen telers tot een bewuste keuze hoe uien in te passen in het bouwplan. Deze studie geeft inzicht in de Nederlandse uienproductie, plaatst de Nederlandse uiensector in een internationaal perspectief en beschrijft de diverse schakels in de keten. Het rapport richt zich primair op de teelt van uien, maar neemt daarnaast ook de positie van andere schakels in de keten mee. De aangereikte handvatten geven de teler houvast bij het vormen van een visie om in deze veranderende wereld ook in de toekomst met uien een succesvolle teelt te hebben. Deze publicatie is uitgegeven in lijn met Rabobank’s langetermijnverbintenis met de internationale food en agribusiness, en maakt deel uit van een serie publicaties uitgebracht door de afdeling Food & Agribusiness Research and Advisory.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
| 3
1
De Nederlandse uienproductie Op een totaal van circa 820.000 hectare aan akkerbouwgewassen (waarvan 200.000 hectare maïs) is de ui met 24.000 hectare in Nederland een relatief klein gewas. Verreweg het merendeel van de uienproductie is bestemd voor export. Dankzij gunstige kwaliteiten van de Nederlandse ui in combinatie met een goede logistieke infrastructuur en goed uitgeruste pak- en sorteerstations gaan Nederlandse uien de hele wereld over. Echter de afhankelijkheid van buitenlandse afzetmarkten en daaraan gekoppelde volatiliteit in uienprijzen maakt de ui in Nederland een speculatief gewas. Bijna 24.000 hectare uien in Nederland
Van het totale areaal cultuurgrond in Nederland (1,92 miljoen hectare) wordt ongeveer 1,4 procent gebruikt voor de uienteelt. Het totale uienareaal is gegroeid van 15.000 hectare in 1980 naar bijna 24.000 hectare in 2006, met een piek in 2004 van ruim 26.000 hectare. Het grootste areaal betreft zaaiuien (met een areaal van 18.400 hectare in 2006), gevolgd door plantuien (met een areaal van bijna 5.000 hectare in 2005). De uitbreiding van het uienareaal past in het algemene beeld van intensivering en is mede een gevolg van de druk op de prijzen van gewassen zoals granen en van industriematige conserventeelt zoals erwten en bonen.
Figuur 1.1 Ontwikkeling productieareaal uien in Nederland ha 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000
Totale oppervlakte uien Bron: CBS, 2006
4 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Zaaiuien
Poot- en plantuien
Zilveruien
v=voorlopig
2006v
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1995
1990
1985
1980
5.000
Box 1 Typen uien
Zaaiuien. Worden eind februari, begin maart gezaaid en in augustus/september geoogst. Deze uien kunnen (mits onder de juiste omstandigheden) wel een jaar lang bewaard worden. Door de goede bewaareigenschappen zijn zaaiuien zeer geschikt voor export. Plantuien. Tweedejaarsplantuien worden in februari of maart uitgeplant en worden eerder geoogst dan zaaiuien, vanaf begin juli tot half augustus. Voordeel is dat deze vroeg in het seizoen beschikbaar zijn, maar hebben als nadeel een geringe bewaartijd. Plantuien worden veelal gebruikt voor verwerking. Zilveruitjes. Zeer dicht opeen gezaaide uien leveren een grote hoeveelheid kleine uitjes op die worden ingemaakt in het zuur of zoetzuur in de conserven industrie. Sjalot. Een kleine uiensoort, met diverse vormen en kleuren en een wat verfijndere smaak dan andere uien. Bos- of lenteuitjes. Bosuitjes danken hun naam aan de manier waarop ze verkocht worden; in bosjes van enkele stuks. Bosuien zijn een echt tuinbouw product met kleinschalige teelt. Stengelui. In Nederland op zeer beperkte schaal geteeld, maar een belangrijke groente in China en Japan. Dit is een verse ui met een lange schacht en houdt het qua uiterlijk het midden tussen een bosui en prei.
Zeeland en Flevoland al jaren de voornaamste teeltgebieden
De belangrijkste uienteeltgebieden zijn gelegen in Flevoland (vooral Noordoostpolder) en Zeeland. In deze twee provincies vond de afgelopen tien jaar ook de meeste areaaluitbreiding plaats. In 2005 was Flevoland goed voor 8.853 hectare uien (+2.682 hectare ten opzichte van 1995) en Zeeland telde 6.639 hectare uien (+1.742 hectare ten opzichte van 1995). Overige regio’s die opvallen door areaaluitbreiding zijn Groot-Rijnmond (+437 hectare), westelijk Noord-Brabant (+323 hectare), ‘overig Groningen’ (+319 hectare), Noord-Friesland (+207 hectare) en de kop van NoordHolland (+197 hectare).
Figuur 1.2 Geografische spreiding productieareaal uien in Nederland, CBS indeling 1995
2005
0 - 99 ha
100 - 299 ha
300 - 499 ha
500 - 699 ha
700 - 999 ha
1.000 - 1.999 ha
2.000 - 2.999 ha
> 3.000 ha
Bron: CBS, 2006
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
5
Daling aantal bedrijven
In 2005 stonden 3.376 bedrijven te boek met uienteelt. Hoewel het aantal uientelers nogal verschilt van jaar tot jaar, is er sprake van een daling van het aantal bedrijven met uien. Dit loopt parallel met de algemene trend van afname van het aantal bedrijven met akkerbouwgewassen. Verreweg de meeste uientelers zijn gevestigd in Flevoland (in 2005: 1.207 bedrijven) en Zeeland (946 bedrijven). Zowel in NoordHolland, Zuid-Holland als Noord-Brabant staan ongeveer 300 bedrijven geregistreerd waar uienteelt plaatsvindt.
Figuur 1.3 Ontwikkeling aantallen bedrijven met akkerbouwgewassen
met uien
Bedrijven met akkerbouwgewassen
2005
2004
2003
2002
3.300
2001
10.000
2000
3.400
1999
3.500
20.000
1998
30.000
1997
3.600
1996
3.700
40.000
1995
50.000
1994
3.800
1993
3.900
60.000
1992
70.000
Bedrijven met uien
Bron: CBS, 2006
6 |
Schaalvergroting zet door
De algemene trend naar schaalvergroting in de Nederlandse akkerbouw geldt ook voor de uienteelt. Terwijl het aantal uientelers in Nederland afneemt, neemt het totale uienareaal toe. Werd er in 1995 gemiddeld nog zo’n 4,3 hectare uien per bedrijf geteeld, in 2005 was dat gestegen tot 6,7 hectare. Als de trend zich voortzet dan zal over vijf jaar het gemiddelde areaal rond de 9 hectare per bedrijf liggen. Fluctuaties in het aantal bedrijven met uien worden mede gevoed vanwege het feit dat nogal wat uien worden geteeld zonder grote investeringen te doen. Dit kan door verkoop vanaf het land en het inschakelen van een loonwerker.
Uienproductie gemiddeld 800.000 ton per jaar
Over de afgelopen twee decennia vertoonde de Nederlandse uienproductie een stijgende lijn, weliswaar met de nodige fluctuaties. Het jaar 2004 was uitzonderlijk met een productie van 1,2 miljoen ton. Deze grote oogst in combinatie met exportbelemmeringen naar Rusland (een belangrijk exportland) resulteerde in dramatisch lage prijzen en een historisch lage productiewaarde in het exportseizoen 2004/2005. Als gevolg hiervan werd in het daaropvolgende jaar 2005 dan ook aanzienlijk minder hectare uien geteeld, een bewijs dat er behoorlijk ‘achter de markt aan’ wordt geteeld. In 2006 is er op 18.400 hectare zaaiuien geteeld met een geschatte brutoopbrengst van 820.000 ton. De voorlopige cijfers over 2006 geven een 16 procent lagere oogst van zaaiuien te zien ten opzichte van 2005, terwijl het areaal zaaiuien in 2006 bijna 10 procent hoger was. De uitzonderlijke weersomstandigheden in de maanden juli en augustus zijn hier debet aan.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Figuur 1.4 Zaaiuienproductie in Nederland miljoen EUR
1.000 ton
20
200
Productie waarde
Productie volume
2006v
400
2005
600
40
2004
60
2003
800
2002
1.000
80
2001
100
2000
1.200
1999
1.400
120
1998
140
1997
1.600
1996
1.800
160
1995
180
v=voorlopig
Bron: CBS, Productschap Tuinbouw, 2006
Beperkt areaal biologische uien
De teelt van biologische uien in Nederland is zeer beperkt met een geschat areaal van ongeveer 300 tot 350 hectare in 2006, terwijl dit in 2005 nog 600 hectare was. Diverse telers hebben hun areaal ingekrompen of zijn gestopt met de teelt van biologische uien. De schimmelziekte valse meeldauw, die zowel opbrengst als kwaliteit negatief beïnvloedt, maakt de biologische uienteelt wat risicovoller. Daarnaast is er een grotere kostenpost voor (handmatige) onkruidbestrijding. Toch is dit beperkte areaal bio-uien opvallend gezien de toenemende belangstelling voor biologisch geteelde groente in zowel binnen- als buitenland.
Hoofdzakelijk gele uien
De teelt van uien in Nederland betreft hoofdzakelijk gele uien, maar de belangstelling voor de teelt van rode uien neemt toe. Zaadbedrijven schatten het areaal rode uien momenteel op 10 procent van het totale zaaiuienareaal, wat neerkomt op ruim 1.800 hectare. Daarnaast is er een beperkt areaal van enkele hectaren roze en witte uien. Tevens wordt er op enkele hectaren lente- of bosuien geteeld.
Hoog technologisch niveau
Akkerbouwers realiseren momenteel opbrengsten per hectare van boven de 60 ton, afhankelijk van type en ras, bodemgesteldheid, weer enzovoort. Vanwege het hoge technologische niveau van de uienteelt en het gebruik van uitgekiende uienrassen is het voor de Nederlandse akkerbouwer moeilijk nog veel terrein te winnen qua opbrengst per hectare. Verdere opbrengstverhoging kan mogelijk bereikt worden door precisielandbouw waardoor het onder andere mogelijk is plaatsspecifieke ‘behandelingen’ uit te voeren. Voor de jaarlijkse Nederlandse uienproductie gelden de weersomstandigheden en het totale areaal uien als de belangrijkste variabelen.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
7
Figuur 1.5 Nederlands areaal zaaiuien ha
ton/ha
Areaal
Opbrengst
2006v
2005
2004
10
2003
5.000
2002
20
2001
30
10.000
2000
15.000
1999
40
1998
50
20.000
1997
25.000
1996
60
1995
70
30.000
1994
35.000
v=voorlopig
Bron: CBS, 2006
8 |
Gunstige geografische ligging
De geografische ligging van ons land is een van de factoren die aan de ontwikkeling van een bloeiende uienteelt heeft bijgedragen. Nederland heeft met een ligging boven de 50e breedtegraad in de zomer dagen met een lange daglengte (meer dan 16 uur). In combinatie met een zeeklimaat hebben deze omstandigheden een positieve uitwerking op belangrijke eigenschappen van uien zoals bewaarbaarheid, vorm, kleur, huidvastheid en hardheid. De goede bewaarkwaliteit wordt gezien als dé kracht van de Nederlandse ui. Er zijn maar weinig andere landen die dezelfde omstandigheden hebben.
Nederland exportgericht
Uit marktonderzoek blijkt dat de ui in 2005 qua volume de meest gekochte groente is door huishoudens in Nederland, met 6,2 kilo verse uien (geel, rood, bosui) per huishouden. Inclusief verwerkte uien ligt de consumptie van uien in Nederland rond de 5 kilo per hoofd van de bevolking, wat neerkomt op ongeveer 80.000 tot 100.000 ton voor Nederland. Het merendeel van de Nederlandse uienproductie is dan ook bestemd voor export: de laatste decennia werd jaarlijks zo’n 90 procent van de totale Nederlandse productie geëxporteerd. Nederland kan door een goede logistieke infrastructuur en verwerkingscapaciteit op ieder gewenst moment flexibel inspelen op vraag uit het buitenland.
Grote invloed buitenlandse afzetmarkten
Andere belangrijke prijsbepalende factoren - door de sterke exportgerichtheid van de Nederlandse uienproductie - zijn vraag en aanbod in belangrijke buitenlandse afzetmarkten, zoals West-Afrika en Rusland. Ondanks het feit dat Nederland een stevige exportpositie heeft opgebouwd, wisselen afzetvolumes en prijzen op buitenlandse afzetmarkten behoorlijk. Zo heeft minder lokaal aanbod op buitenlandse afzetmarkten door bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden een gunstig effect op de Nederlandse prijzen. De constante afhankelijkheid en onzekerheid zorgen voor een moeilijk maar kenmerkend ondernemersklimaat voor Nederlandse uientelers.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Uien speculatief gewas
Opbrengstprijzen van uien weerspiegelen het seizoenspatroon van productie; prijzen neigen na de oogstperiode op te lopen om vervolgens weer in te zakken bij de nieuwe oogst. Het absolute prijsniveau is sterk wisselend: de hoogte van het Nederlandse aanbod (variërend vanwege weersomstandigheden en ‘gelegenheidsteelt’) is hieraan debet. In tegenstelling tot bijvoorbeeld suikerbieten zijn uien een ‘vrij’ gewas, waarbij geen beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot productie en handel. De ui heeft daardoor een wat bijzondere plek op het akkerbouwbedrijf. Doordat er volop handel is, biedt de uienteelt dan ook de mogelijkheid tot speculatie.
Figuur 1.6 Prijzen zaaiuien* EUR/100 kg 25 20 15 10 5 j f mams o n d j f mam j a s o n d j f mams o n d j f mam j a s o n d j f mam j s o n d j f ma a s o n d j f mam j 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
*Producentenprijs af boerderij inclusief BTW Bron: Landbouw Economisch Instituut, 2006
Focus op opbrengsten
Een akkerbouwer maakt voorafgaand aan de teelt van uien een saldoberekening waarin hij uitgaat van zo reëel mogelijke uitgangspunten voor zijn bedrijf en zijn situatie. Figuur 1.7 laat zien wat de invloed is op het uiteindelijke saldo wanneer de opbrengsten en de kosten respectievelijk met 10 procent stijgen of dalen. In de berekening is uitgegaan van een ‘basissaldo’ bij 55 ton zaaiuien per hectare ad EUR 0,09/kg = EUR 4.950 minus totale kosten inclusief loonwerk ad EUR 2.210, wat uitkomt op EUR 2.740/ha. Mutaties van 10 procent in zowel de opbrengsten als de kosten leiden tot zeer grote verschillen in de uiteindelijke saldo’s. Belangrijk is dat de verandering in opbrengst de grootste invloed heeft op het uiteindelijke saldo. In de praktijk vaak aangeduid met: ‘massa is kassa’.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
9
Figuur 1.7 Rekenvoorbeeld saldo uien Basisscenario
-10% opbrengst
+10% opbrengst
-10% kosten
+10% kosten
55.000
49.500
60.500
55.000
55.000
0,09
0,09
0,09
0,09
0,09
Totale geldopbrengst (EUR)
4.950
4.455
5.445
4.950
4.950
Totale kosten (EUR)
1.710
1.710
1.710
1.539
1.881
Saldo exclusief loonwerk (EUR)
3.240
2.745
3.735
3.411
3.069
500
500
500
500
500
2.740
2.245
3.235
2.911
2.569
-/-495
495
171
-/-171
15.042
21.675
19.504
17.212
Opbrengst (kg) Prijs (EUR)
Loonwerk (EUR) Saldo (EUR) Verschil (EUR) Saldo met 6,7 ha (EUR)
18.358
Bron: Rabobank, 2006
Ter illustratie van de impact van de berekende saldo’s van uien is in Figuur 1.8 een Nederlands akkerbouwbedrijf met een gemiddeld bouwplan doorgerekend. Het betreft een bedrijf van 50 hectare met 8 hectare uien en drie prijsscenario’s. Prijsscenario (1) is het gemiddelde prijsniveau van de laatste jaren. Scenario (2) is de helft van het langjarige prijsgemiddelde en scenario (3) is daarvan de helft. Deze twee downside-scenario’s zijn opgenomen om duidelijk te maken hoeveel impact negatieve prijsontwikkelingen op het totale bedrijfsresultaat hebben.
De impact van de uienprijs op het akkerbouwbedrijf
Figuur 1.8 Rekenvoorbeeld voor akkerbouwbedrijf van 50 ha met gemiddeld bouwplan Gewas Oppervlakte (ha) (%)
Bruto opbrengst (EUR/ha)
Bruto opbrengst (EUR)
Uienprijs (1) EUR 0,09 (%)
Uienprijs (2) EUR 0,045 (%)
Uienprijs (3) EUR 0,025 (%)
41
47
51
Consumptie aardappelen
12,5
25
5.000
62.500
Graan
12,5
25
1.125
14.063
9
11
11
8
16
2.500
20.000
13
15
16
Suikerbieten Overig (peen, knol, verhuur)
9
18
Uien
8
16
Totaal
50
100
16.200
11
12
13
(1)
5.000
1.800 (1)
40.000
26
15
8
(2)
2.500
(2)
20.000
(3)
1.250
(3)
10.000 100
100
100
(1) 152.763 (2) 132.763 (3) 122.763
De bedragen zijn exclusief EU-toeslag rechten die m.i.v. 2006 van toepassing zijn Bron: Rabobank, 2006
10 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Rekenen geeft inzicht in consequenties
Bij prijsscenario (1) is het percentage in de brutogeldopbrengst (26 procent) nagenoeg het dubbele van het percentage aan areaal (16 procent). Dat betekent dat de financiële consequenties aanzienlijk groter zijn dan in eerste instantie kan worden gedacht. Elke EUR 0,01/kg stijging of daling betekent een verschil van EUR 4.400. Ter vergelijking: een mutatie in de rente van 0,7 procent heeft hetzelfde financiële effect als een mutatie van EUR 0,01/kg voor dit bedrijf van 50 hectare met een totaal financieringsobligo van EUR 625.000 (berekend op basis van EUR 12.500/ha).
Moeilijk kostprijs verder te verlagen maar niet onmogelijk
Voor de ‘gemiddelde’ Nederlandse uienteler zijn de mogelijkheden tot verdere kostprijsverlaging beperkt, maar niet onmogelijk. Toegerekende kosten voor teelt, loonwerk en drogen/bewaren laten weinig ruimte tot verdere verlaging. De gemiddelde toegerekende kosten inclusief loonwerk liggen op EUR 2.210 per hectare. Bij een gemiddelde opbrengst van 55 ton per hectare komt de gemiddelde kostprijs neer op EUR 0,04/kg. Langdurig bewaren (t/m maart) leidt tot ongeveer EUR 0,02/kg aan extra kosten vanwege droogverlies, gewichtsverlies en toename van het percentage tarra-uien. Dit betekent dat tijdens de opslag 40 procent van de totale kosten worden gemaakt, en deze kosten zijn exclusief de vaste kosten van de bewaarplaats.
Figuur 1.9 Gemiddelde toegerekende kosten
Teelt
Loonwerk Drogen/bewaren
Zaaizaad
(EUR/ha)
Bij opbrengst 55 ton/ha (EUR/kg)
600
0,011
Meststoffen
185
0,003
Onkruid en ziektebestrijding
550
0,010
Zaaien
125
0,002
Rooien en opladen
350
0,006
300
0,005
Gemiddelde toegerekende kosten inclusief loonwerk
2.210
0,04
Bron: Rabobank, 2006
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
11
Figuur 1.10 Saldoscenario’s voor zaaiuien* EUR/ha 4.000 3.000 2.000 1.000 0 -1.000 -2.000 0,09
0,08
0,07
0,06
0,05
0,04
0,03
0,02
0,01
0,00
*Na loonwerk met opbrengst van 55 ton/ha en opbrengstprijzen variërend van EUR 0,09/kg tot EUR 0,0/kg Bron: Rabobank, 2006
12 |
Uienpools
Uien zijn een vrij gewas wat vrijheid betekent voor telers ten aanzien van productie en afzet. Omdat (zaai)uien onder de juiste omstandigheden 52 weken bewaard kunnen worden in eigen of gehuurde opslag, kan de teler zelf het tijdstip bepalen waarop de uien ter verkoop worden aangeboden. De meeste in Nederland geteelde uien gaan via de vrije markt, meestal is dat via een commissionair maar dit kan ook via elektronische veiling (bijvoorbeeld via PPAMarkt). Daarnaast gaat een gedeelte van de afzet via een poolsysteem, waarbij partijen van diverse telers worden samengebracht. Iedere pool kent specifieke voorwaarden ten aanzien van levering, bewaring, transport en tijdstip van verkoop. Er bestaat een tiental uienpools, zoals Agramed, Agrifirm, Allium Plus, Flevo Onions, Uienpool Flevoland, JWK/Wiskerke Onions, Waterman Onions en Van Meir Uien. De schatting is dat van de Nederlandse uienteelt 5 procent van het uienareaal op contract gaat, 10 procent in poolverband en de rest op de vrije markt verhandeld wordt. Het leveren in poolverband is naar de mening van de Rabobank een goede manier om risico te spreiden én een middenprijs te realiseren over het hele afzetseizoen samen met collega-telers. Het voordeel van deze methode is dat op deze manier marktwerking blijft bestaan.
Stichting Bevordering Afzet Kwaliteitsuien (BAK)
De marktprijs van zaaiuien in het oogstjaar 2004 was vrijwel tot nul gereduceerd en telers waren dientengevolge niet of nauwelijks in staat uien te verkopen. Als reactie daarop is in maart 2005 door LTO de Stichting BAK i.o. opgericht. Het doel van deze stichting was de afzet van kwaliteitsuien ten behoeve van telers te coördineren en te bevorderen. Dit zou worden uitgevoerd door het totale aanbod te bundelen, mindere kwaliteit uit de markt te halen en daardoor zou mogelijk voor het kwaliteitsproduct alsnog een acceptabele prijs te behalen zijn. De belangrijkste voorwaarde was dat de teler verplicht was alle uien die hij op dat moment in opslag had ter beschikking te stellen van de stichting en het stond hem niet vrij deze uien zelf of via derden te verhandelen. Als voorwaarde voor het definitief tot stand komen en starten van BAK gold dat de stichting ten minste driekwart van de door het bestuur van de Stichting per 15 maart 2005 ingeschatte hoeveelheid vrije uien in Nederland voor verkoop beschikbaar kreeg. Dit bleek echter niet haalbaar en daarmee strandde dit initiatief. Hieruit blijkt overigens wel het bijzondere karakter van de uienmarkt: de meeste telers kiezen voor de ups en downs van de vrije marktwerking.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
De Nederlandse ui op het wereldtoneel Met wereldwijd een jaarlijkse productie van 58 miljoen ton behoren uien tot een van de meest geteelde groentegewassen. Nederland is op wereldschaal weliswaar een kleine uienproducent, maar behoort tot een van de grootste exporteurs. De basis van deze goede exportpositie is gelegen in de uitstekende kwaliteit en goede bewaarcapaciteiten van de Nederlandse ui. Ondanks grote afstanden worden uien vanuit Nederland naar alle windstreken geëxporteerd en inmiddels wordt het merendeel buiten de EU verkocht. Rusland is een belangrijke, maar ook onzekere afzetmarkt. De nog steeds groeiende export van uien wordt in toenemende mate afgezet in West-Afrikaanse landen zoals Senegal, Mauritanië en Ivoorkust.
De wereldproductie van uien is groeiende. Werd er in 1990 wereldwijd 27 miljoen ton uien geoogst, nu is dat meer dan verdubbeld en wordt er bijna 58 miljoen ton (bewaar)uien geproduceerd. Daarnaast wordt er nog een kleine 5 miljoen ton (verse) stengeluien geproduceerd, een groente die vooral in China wordt geteeld. China, India en de Verenigde Staten (VS) zijn de koplopers wat betreft uienproductie, terwijl Nederland op de 14e plek staat. China heeft haar uienproductie sterk zien stijgen, alleen al in de periode 2000-2005 nam de productie toe met 5 miljoen ton. Overigens is China ook in de totale wereldgroenteproductie koploper; dit land produceert de helft van alle groente in de wereld.
Figuur 2.1 Grootste bewaaruienproducenten ter wereld miljoen ton 20 18 16 14 12 10 8 6 4
2000
Overig
Marokko
Nederland
Indonesië
Zuid-Korea
Spanje
Brazilië
Japan
Egypte
Iran
Rusland
Pakistan
Turkije
2
VS
58 miljoen ton uien wereldwijd
Nederland: klein in productie, groot in export
India
2.1
China
2
2005
Bron: Food and Agriculture Organization of the United Nations, 2006
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
| 13
14 |
Hoge productie per hectare
Met gemiddelde opbrengsten rond 50 ton per hectare behoren de VS, Nederland en Chili tot de meest efficiënte uienproducenten in de wereld, mede door gunstige klimatologische omstandigheden. China en India zijn met opbrengsten van respectievelijk 20 en 10 ton per hectare beduidend minder efficiënt. De gerealiseerde productiestijgingen in deze landen zijn dan ook het resultaat van flinke areaaluitbreidingen. Zo heeft China in de laatste 10 jaar het uienareaal meer dan verdubbeld tot meer dan 870.000 hectare. De schattingen van het huidige uienareaal in India bedragen 530.000 hectare.
Uienteelt populair in Oost-Europa
Binnen (het geografische) Europa vindt tweederde van de uienteelt plaats in Rusland, Nederland, Spanje, Polen, Oekraïne en Frankrijk. Rusland heeft over de afgelopen tien jaar haar uienareaal met 30.000 hectare uitgebreid en beschikt nu met 125.000 hectare uienteelt over verreweg het grootste uienareaal. Daarentegen nam het uienareaal in diverse andere landen wat af, waaronder Hongarije, Oekraïne, Spanje en Italië. Het totale Europese uienareaal over de afgelopen tien jaar is vrijwel gelijk gebleven en bedroeg 426.000 hectare in 2005. Nederland heeft in Europa een unieke positie wat betreft exportgerichtheid. Alle overige Europese landen bestemmen hun uienproductie (merendeels) voor binnenlands verbruik.
Uien populair exportproduct
Uien behoren tot de meest geteelde én geëxporteerde groenten van de wereld. Op een totale export van bijna 30 miljoen ton verse groente in 2004 bedroeg de export van bewaaruien ruim 5 miljoen ton. Van de totale wereldwijde (bewaar)uienproductie wordt 8 procent geëxporteerd. Uitgedrukt in waarde is de uienhandel op wereldschaal wat minder groot omdat uien per kilo een kleinere waarde per kilo vertegenwoordigen dan bijvoorbeeld tomaten. In 2004 werd de waarde van de totale uienexport geschat op USD 1,1 miljard (vergelijk tomaten USD 4,4 miljard).
India en Nederland grootste exporteurs
India en Nederland zijn de grootste uienexporteurs ter wereld, gevolgd door China, Egypte en de VS. Deze vijf landen tezamen zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de wereldexport. Opvallend is de snelle opmars van China als uienexporteur: in 1995 nog een kleine exporteur en nu al de derde uienexporteur van de wereld. Echter de export vergeleken met China’s totale uienproductie van 19 miljoen ton is nog beperkt. De totale export van uien en sjalotten is groeiende en bedroeg in 2004 in totaal meer dan 5 miljoen ton.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Figuur 2.2 Exporterende landen van bewaaruien en sjalotten 1995 (1.000 ton)
2000 (1.000 ton)
2004 (1.000 ton)
2004 (%)
1.
India
351,2
343,3
833,2
15,9
2.
Nederland
481,1
623,9
797,3
15,2
3.
China
58,2
169,8
462,6
8,8
4.
Egypte
115,6
147,3
350,6
6,7
5.
VS
308,2
354,1
302,0
5,7
6.
Mexico
n.a.
n.a.
289,7
5,5
7.
Argentinië
184,6
96,9
224,0
4,3
8.
Spanje
257,1
206,8
201,2
3,8
9.
Nieuw-Zeeland
103,0
200,0
182,8
3,5
10. Polen
86,0
132,9
175,3
3,3
11. Maleisië
17,8
30,8
115,2
2,2
12. Kazakstan
37,3
62,7
107,1
2,0
125,0
66,3
95,3
1,8
14. Chili
82,7
30,3
85,2
1,6
15. Thailand
20,5
22,3
79,8
1,5
13. Oezbekistan
Overig Totale wereldexport
909,3
1.043,7
951,1
18,1
3.137,5
3.530,8
5.252,5
100
Bron: Food and Agriculture Organization of the United Nations, Sofresh, 2006
Rusland was in 2004 veruit het grootste uienimporterende land, gevolgd door Bangladesh en de VS. Nederland en België staan ook te boek als importeur, maar deze import is vooral bestemd voor wederexport. Ondanks het feit dat Rusland de grootste uienproducent van Europa is, importeerde het in 2004 meer dan 560.000 ton. Belangrijke leveranciers aan Rusland zijn Nederland, China, Kazachstan, Oezbekistan en Egypte.
Figuur 2.3 Importerende landen van bewaarui en sjalotten 1.000 ton 600 500 400 300 200
2000
Polen
Indonesië
Italië
Senegal
Roemenië
Sri Lanka
Nederland
Canada
Frankrijk
België
Brazilië
V.A.E.
Maleisië
Saudi-Arabië
VK
Duitsland
VS
Japan
Rusland
100
Bangladesh
Rusland grootste importeur
2004
Bron: Food and Agriculture Organization of the United Nations, 2006
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
15
Seizoensgebondenheid
Transport is een belangrijke kostenpost in de export van uien en veel handel vindt dan ook plaats met buurlanden. Zo levert Mexico aan de VS en Argentinië aan Brazilië. Toch gaan uien de hele wereld over. Bij de export vanuit landen uit het zuidelijk halfrond zoals Chili en Nieuw-Zeeland speelt het tijdstip van oogsten een belangrijke rol; zo is de nieuwe oogst van uien uit het zuidelijk halfrond door tegengestelde seizoenen tegengesteld aan dat van het noordelijk halfrond.
Figuur 2.4 Belangrijkste exportbestemmingen Exporteur
Bestemming
1.
India
Bangladesh, Maleisië, Sri Lanka, V.A.E.
2.
Nederland
West-Afrika, Rusland, VK, Duitsland, Maleisië, Midden-Amerika
3.
China
Japan, Rusland, Vietnam
4.
Egypte
Saudi-Arabië, Libanon, Rusland
5.
VS
Canada, Japan, Mexico
6.
Mexico
VS
7.
Argentinië
Brazilië
8.
Spanje
Duitsland, VK, Portugal
9.
Nieuw-Zeeland
VK, Nederland, Japan
10. Polen
VK, Nederland, Roemenië
11. Maleisië
Indonesië, Thailand
12. Kazakstan
Rusland
13. Oezbekistan
Rusland
14. Chili
VK, VS
Bron: World Trade Organization, 2005
2.2 Export buiten EU-25 steeds belangrijker
16 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Ontwikkelingen in de belangrijkste Nederlandse afzetmarkten Nederlandse uien worden steeds vaker buiten de EU afgezet; in 2005 werd 65 procent van de in Nederland geteelde uien buiten de EU gebracht en dit aandeel is stijgende. Rusland, West-Afrika, Midden-Amerika en Maleisië importeren een steeds groter deel van de Nederlandse export. Met name de stijgende welvaart in Azië en Afrika zorgt voor een toenemende vraag naar kwaliteitsuien.
Figuur 2.5 Export van Nederlandse uien ton
%
20
100.000
10
Totale NL uien export
2005
30
200.000
2004
300.000
2003
40
2002
50
400.000
2001
500.000
2000
60
1999
70
600.000
1998
700.000
1997
80
1996
90
800.000
1995
900.000
Export naar EU-25
Bron: Productschap Tuinbouw, 2006
Buurlanden belangrijke afnemers
Het Verenigd Koninkrijk (VK), Duitsland, België en Frankrijk zijn binnen de EU de belangrijkste afnemers voor Nederland. Deze landen betrekken tussen de 20 en 40 procent van hun uienimport uit Nederland en dit aandeel is vrij stabiel. Polen betrok lange tijd rond de 70 procent van haar uienimport uit Nederland, maar lijkt nu voor Nederland als belangrijk exportland aan belang te verliezen. Daarentegen treedt Polen nu zelf op als exporteur, met afzet naar Rusland, Roemenië en het VK. Het lijkt erop dat de groeiende uienexport van Nederland en Polen ten koste gaat van Spanje, dat haar export vooral richt op Duitsland en het VK.
Afrika belangrijkste groeimarkt voor Nederlandse ui
Vooral in Afrika heeft de Nederlandse ui een ijzersterke concurrentiepositie. Ongeveer 90 procent van de geïmporteerde uien op dit continent komt uit Nederland. De laatste tien jaar is het aandeel niet onder de 78 procent van de totale import geweest. Vooral West-Afrika is een belangrijke exportbestemming: landen als Senegal, Mauritanië, Gambia en Ivoorkust importeren Nederlandse uien omdat die goedkoper en langer te bewaren zijn dan lokaal geteelde uien. Vooral voor de Ramadan stijgt de vraag naar uien in West-Afrika. Mede de sterke logistieke positie van Nederland en de mogelijkheid tot snelle levering zorgen ervoor dat gemiddeld 20 procent van de totale Nederlandse export in deze streek terecht komt.
Rusland belangrijke maar onzekere afzetmarkt
Buiten de EU is Rusland een belangrijke afzetmarkt, maar met de nodige fluctuaties. Zo werd eind 2004 door de Russische overheid een importverbod voor tuinbouwproducten ingesteld waardoor een belangrijk deel van de uienexport in het seizoen 2004/2005 verloren ging. De afzet op de Russische markt is grillig en inkopers zijn zeer prijsgedreven. Lukt het inkopers niet om de uien voor een gewenste prijs te krijgen, dan zien zij af van de transactie en komen er tijdelijk geen uien op de markt of in de supermarkt. Russen hebben in tegenstelling tot Europeanen en Afrikanen geen voorkeur voor maatsortering. Nederlandse uien ondervinden steeds meer concurrentie uit China, dat in toenemende mate uien naar Rusland exporteert.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
17
Figuur 2.6 Exportbestemming Nederlandse uien* % 100 90 80 70 60 50 40 30 20
Afrika
Rusland
VK
Duitsland
Midden-Amerika
Maleisië
België/Luxemburg
Frankrijk
Polen
Overig
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
10
*Naar volume Bron: Productschap Tuinbouw, 2006
Nederland na India tweede leverancier van uien aan Maleisië
18 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
In een van de verst gelegen exportmarkten, Maleisië, heeft Nederland een belangrijke exportpositie; in 2004 was Nederland na India de belangrijkste uienleverancier aan dit land. Nederland kan dit dankzij een kwalitatief sterke ui met een lange bewaarbaarheid. Ondanks dat India dichterbij is gelegen en qua kostprijs voordeliger is, heeft Nederland het voordeel van exporteurs die sterk zijn in hun logistiek en zeer flexibel kunnen leveren.
3
Van grond tot mond Met een exportquota van ongeveer 90 procent kent Nederland een unieke, volledig op de export ingerichte uiensector. De aanwezigheid van onderzoeksinstellingen, zaadveredelingsbedrijven, gunstige teeltomstandigheden, pakstations, het ondernemerschap van exporteurs en een goede logistieke infrastructuur met de nabijheid van zeehavens maken van Nederland de grootste uienexporteur ter wereld.
Figuur 3.1 Schematische weergave van de Nederlandse uienketen
Gespecialiseerde groentesnijders
Verwerkers (uienschillers en uiensnijders)
Uitgangsmateriaal
Binnenlandse groothandel
Food Retail/ Foodservice
Nederlandse consument
Buitenlandse groothandel
Buitenlandse consument
Primaire productie
Pakstations (sorteren en verpakken)
Exporteurs
Bron: Rabobank, 2006
3.1
Uitgangsmateriaal
Van familiebedrijf tot multinational
De aanwezigheid van professionele zaadveredelingsbedrijven is een van de succesfactoren van de Nederlandse uienteelt. Het betreft hier zowel gespecialiseerde uienzaadbedrijven als breder georiënteerde bedrijven. Veel van deze bedrijven of bedrijfsonderdelen vinden hun oorsprong in Nederland en dan vooral in NoordHolland. Voorbeelden zijn Bejo Zaden, De Groot en Slot, Hoza, Advanta Seeds en Nickerson-Zwaan (beide onderdeel van het Franse Limagrain), Seminis (sinds 2005 onderdeel van Monsanto), Takii en Syngenta. Bejo Zaden en De Groot en Slot hebben een speciaal samenwerkingsverband opgezet voor de ontwikkeling, productie en verkoop van uienzaden. Hun marktaandeel wordt geschat op 75 procent van de West-Europese uienzaadmarkt.
Nederlandse ui geschikt voor export
Deze bedrijven, variërend van familiebedrijf tot multinational, hebben een scala aan uienrassen ontwikkeld. Daarbij is niet alleen op teelttechnische eigenschappen gelet, zoals ziektebestendigheid, opbrengstniveau en een vroege of late oogst, maar ook op bewaarbaarheid, vorm en smaak. Voor Nederlandse teeltomstandigheden zijn uienrassen ontwikkeld met goede bewaareigenschappen met het oog op export. Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
| 19
Eigenschappen die hiervoor van belang zijn, betreffen huidvastheid en hardheid. Daglengte speelt hierin een belangrijke rol. Overigens vindt de uiteindelijke productie van uienzaad bestemd voor Nederland vaak plaats buiten Nederland, bijvoorbeeld in Frankrijk, Australië of de VS. Selecteren op gebruikseigenschap
3.2
20 |
Hoewel de Nederlandse uiensector nog steeds behoorlijk productiegedreven kan worden genoemd, zijn er steeds vaker vanuit de vraag gedreven initiatieven waarneembaar. Zeker in het beginstadium van de uienketen spelen producenten van uitgangsmateriaal hierin een belangrijke rol. Zo wordt er door zaadbedrijven steeds beter ingespeeld op de uiteindelijke gebruiker van de ui: de consument, maar spelen zij tegelijkertijd in op de diverse tussenschakels, zoals exporteurs, industriële verwerkers of restaurants. Bijvoorbeeld voor uienverwerkers zoals schillers en snijders spelen een ronde vorm (minder snijverlies), het aantal ringen en bepaalde huideigenschappen (gemakkelijk schilbaar) een belangrijke rol. Exporteurs willen uien die lang bewaarbaar zijn en een minimale spruitneiging hebben. Voor de ui als retailproduct is er een scala aan rode, roze en witte uien beschikbaar, elk met verschillende snij- en smaakeigenschappen. Overigens betreft het merendeel van de Nederlandse uienproductie nog steeds de gele ui.
Pakstations en exporteurs
Efficiënte schakel
Een belangrijke schakel tussen teler en handelaar zijn de zogenaamde pak- en sorteerstations. Zij sorteren en verpakken op aanvraag ongesorteerde, in bulk opgeslagen uien in balen of consumentenverpakkingen. De belangrijkste klanten zijn exporteurs waarvoor op bestelling partijen worden verpakt. Doordat het merendeel van de in Nederland geteelde uien verkocht wordt via deze pakstations vormen zij een belangrijke schakel in de uienketen. Eventuele opslag van uien door de pakstations is een betaalde dienstverlening aan telers die niet beschikken over eigen bewaarcapaciteit. Het merendeel van de pakstations houdt zich alleen bezig met het sorteren en verpakken, echter er is een aantal geïntegreerde pakstations met teelt- en/of handelsactiviteiten.
Structurele overcapaciteit
Nederland telt ongeveer veertig pakstations met een gezamenlijke (potentiële) capaciteit van 22.000 ton per week. De Nederlandse pakstations zijn gemiddeld vaak groter en moderner dan die in het buitenland. Ondanks de schommelende exportsituatie en concurrentie met onder andere Franse pakstations weten de Nederlandse pakstations het hoofd boven water te houden. Met een jaarlijkse gezamenlijke sorteer-/pakcapaciteit van 1,2 miljoen ton tegenover een jaarlijkse export van 800.000 ton en een binnenlandse consumptie van 100.000 ton is er sprake van overcapaciteit en er komt zelfs nog capaciteit bij. Echter, met een dergelijke capaciteit is Nederland te allen tijde in staat pieken in export op te vangen met geringe kans op nee-verkoop. Gemiddeld rekent de sorteerder/verpakker EUR 0,045 tot EUR 0,050 per kilo voor sorteren, verpakken, transport en commissie, maar gezien de overcapaciteit zullen uiteindelijk de beste en meest efficiënte bedrijven met de laagste kostprijs het op de lange termijn volhouden.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Nabijheid havens belangrijk kostprijsvoordeel
De nabijheid van de Nederlandse uienhandelaren bij de havens van Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen is een belangrijke concurrentiefactor. Aangezien uienexport voornamelijk over zee plaatsvindt, betekenen korte afstanden van de pakstations naar de haven een kostenvoordeel ten opzichte van de belangrijkste concurrent, Frankrijk. Een eventueel concurrentievoordeel van de Franse uien (lagere productiekosten) gaat teniet door de aanzienlijk langere afstanden naar de haven van Rotterdam. Vervoer is een belangrijke kostenpost en efficiënt gebruik bepaalt in belangrijke mate de concurrentiepositie van de Nederlandse uiensector, bijvoorbeeld door gebruik te maken van retourstromen (volle containers vanuit Azië naar Rotterdam die met uien retour gaan).
Contacten, geen contracten
De export van uien is in handen van zo’n 250 exporteurs (familiebedrijven), maar waarvan slechts 10 bedrijven het merendeel van de export verzorgen. Exporteurs onderhouden gewoonlijk langetermijnrelaties met hun handelspartners, maar meestal zonder vaste contracten en zonder vaste prijzen. Deze handelspartners (lees importeurs) leveren op hun beurt weer aan andere handelaren, retailers, markten enzovoort. Exporteurs die rechtstreeks leveren aan retailketens maken wel vaker vaste afspraken. De tendens dat retailketens tussenschakels uitschakelen, is merkbaar doordat er vaker rechtstreeks aan retailers wordt geleverd ten koste van groothandelsmarkten. Exporteurs zullen gewoonlijk niet speculatief handelen en kopen alleen nadat er daadwerkelijk afzet is gevonden.
Ontwikkelen van afzetmarkten
Exporteurs zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de goede positie van de Nederlandse uienexport. Door het ontwikkelen van afzetmarkten in het buitenland, variërend van Senegal tot Maleisië, worden Nederlandse uien overal ter wereld afgezet. Wel is het zo dat er enorme concurrentie tussen Nederlandse exporteurs onderling bestaat. Zeker tijdens de maanden september, oktober en november, wanneer Nederland 75 procent van de wereldexportmarkt in handen heeft, zouden exporteurs meer samenwerking moeten betrachten om deze gunstige situatie beter te benutten.
3.3 Supermarkt belangrijkste afzetkanaal
Afnemers: industrie, horeca en retail In Nederland vormen supermarkten het belangrijkste afzetkanaal voor verse groente. In 2005 verkochten supermarkten 84 procent van de verse groente op basis van volume. Supermarkten hebben marktaandeel gewonnen ten koste van de markt en de groentewinkel. Uien verpakt in netjes zijn het meest bekende format waarin uien worden verkocht, maar daarnaast is de voorgesneden ui in kant-enklaarmaaltijden en groentepakketten inmiddels gemeengoed. De horeca, ook wel foodservice genoemd, is een ander belangrijk afzetkanaal. Uien zijn een veelgebruikt ingrediënt in fastfoodrestaurants, veelal geleverd door snijderijen.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
21
Figuur 3.2 Verkoopverdeling van verse groente via diverse retail kanalen 1999 (%)
2002 (%)
2005 (%)
Supermarkt
74
78
84
Groentewinkel
11
8
5
Markt
11
9
7
Overig
5
5
5
Totaal
100
100
100
Bron: Productschap Tuinbouw, 2006
Uien bewerkt en verwerkt
3.4 De ui in opmars in Nederland
22 |
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Waar uien van goede kwaliteit en uiterlijk bestemd zijn voor export of het retailkanaal, eindigen uien van mindere kwaliteit en/of uiterlijk via de bewerkende en verwerkende industrie in groentepakketten, soepen en sauzen. Tot de bewerkende industrie worden onder andere de uienschilbedrijven gerekend. Deze veelal gespecialiseerde bedrijven leveren hoofdzakelijk aan groentesnijderijen die de uien snipperen of in ringen snijden en gebruiken in onder andere groentepakketten voor supermarkten. Er zijn ook bedrijven die uien niet alleen schillen, maar ook meteen verder verwerken. De uienringen of -blokjes worden vervolgens afgenomen door de bewerkende industrie zoals pizza- en bakkerijfabrieken, snackfabrikanten en de overige voedingsindustrie om verwerkt te worden in allerlei voedingsproducten, zoals soepen, sauzen en kant-en-klaarmaaltijden. In 2004 werd in Nederland 24.000 ton uien verwerkt, en daarnaast nog ruim 21.000 ton zilveruien.
Consumptie De consumptie van uien is in opmars in Nederland. In 2005 werd per 100 huishoudens 661 kilo uien gekocht en hiermee is de ui op basis van volume koploper in de top 10 van meest verkochte groente en is de meest populaire groente bloemkool voorbijgestreefd. Het beeld ziet er echter anders uit op basis van bestedingen; in de top 10 bestedingen aan verse groenten zien we de ui dan ook niet terug. Sla, tomaat, komkommer en paprika staan qua consumentenbestedingen bovenaan. Overigens is aan de trend van dalende volumebestedingen aan groente in 2005 een einde gekomen. De uitgaven aan groente vertonen sinds jaren een opwaartse trend door een stijgende prijs per kilo. Was de gemiddelde prijs van een kilo groente in 1999 nog EUR 1,63, in 2005 was dit opgelopen tot EUR 2,01.
Figuur 3.3 Meest verkochte verse groente in Nederland Product
2005 (kg/100 huishoudens)
2002 (kg/100 huishoudens)
2005 (%)
1.
Ui
661
601
9
2.
Tomaat
645
576
9
3.
Wortel
555
520
8
4.
Komkommer
554
516
8
5.
Bloemkool
528
629
7
6.
Sla
466
497
6
7.
Witlof
439
422
6
8.
Sperzieboon
302
286
4
9.
Prei
285
268
4
10. Paprika
260
205
4
Overig
2.669
2.646
36
Totaal
7.365
7.166
100
Bron: Productschap Tuinbouw, 2006
Stijging voorbewerkte groente
Een andere trend is de toegenomen populariteit van voorbewerkte groente. In 2005 werd 44 procent meer besteed aan voorbewerkte groente ten opzichte van 1999, dit als gevolg van de aankoop van meer volume maar ook door een toename van de gemiddelde prijs per kilo groente. Ook uien worden in toenemende mate in bewerkte vorm aangekocht. In supermarkten zijn uien in bami- en nasipakketten een bekend voorbeeld.
Promotie groenteconsumptie
Ondanks de stijgende populariteit van de ui, ‘scoort’ Nederland met een hoofdelijke consumptie van 5 kilo in internationaal opzicht wat minder dan omringende landen. Zo is de consumptie van verse uien in de VS in 2006 gestegen tot 9,5 kilo per persoon. Spanje en Duitsland consumeren per persoon meer dan Nederland met respectievelijk 7 en 8 kilo per persoon. Ondanks de wat gegroeide consumptie van groente (en fruit) in Nederland, halen de meeste consumenten de aanbevolen twee ons groente en twee stuks fruit per dag niet. Het AGF Promotie Nederland bureau stimuleert consumptie van groente en fruit met campagnes en voorlichting. In het bijzonder uien en andere groente van de alliumfamilie (prei, knoflook, bieslook) worden gepromoot vanwege de gezonde eigenschappen, onder andere met de slogan: Ui, the tastemaker.
Gele ui is de meest verkochte ui
De bekendste en meest geteelde ui in Nederland is de gele ui. In de supermarkt betreft 86 procent van de verkochte uien dan ook de gele ui, met een verkoop van 569 kilo per 100 huishoudens. Kenmerkend voor de gele ui is het stevige vruchtvlees en de pittige smaak. Juist daarom wordt deze gele ui wereldwijd veel gebruikt voor verwerking in de voedingsmiddelenindustrie. Andere uiensoorten zijn echter in opmars, zoals bijvoorbeeld bosuien met een consumptie van 28 kilo per 100 huishoudens in 2005.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
23
24 |
Rode uien in opkomst…
De verkoop van rode uien is gegroeid van 8 kilo in 1999 naar 27 kilo in 2005 (per 100 huishoudens). De in Nederland geteelde rode ui is wat minder scherp van smaak dan de gele ui en, mede door zijn kleurrijke uiterlijk, beter geschikt voor verwerking in salades. Omdat het een relatief nieuwe markt is, is ook de prijsvorming van rode uien nog vrij ondoorzichtig.
…evenals roze uien…
Vooralsnog worden de meeste roze uien in het Midden-Oosten en Azië geteeld en geconsumeerd. In Nederland zijn sinds kort enkele telers actief in dit vooralsnog marginaal geteelde product. In samenwerking met Nederlandse veredelaars proberen handelaren en telers door middel van het ontwikkelen en telen van een nieuwe soort ui (namelijk de roze) nieuwe exportkansen te creëren. Veredelaars zijn actief bezig met trends en ontwikkelingen in alle markten in de wereld, en proberen door middel van innovaties in uienveredeling in te springen op deze nieuwe vraag. De rozegekleurde ui bleek zeer gewild te zijn in grote gebieden in Afrika, het Midden-Oosten en Azië, maar omdat de productkwaliteit daar vaak ondermaats is, werd besloten om een project op te starten om een ‘Nederlandse roze ui’ te ontwikkelen en telen. De verwachtingen omtrent dit nicheproduct zijn hooggespannen.
…en ook zoete uien worden meer gevraagd
Ook de vraag naar zoetere uienvarianten neemt toe. Doorgaans komen zoete uien voornamelijk uit Zuid-Amerika, de VS en Zuid-Afrika, waar de consumptie vele malen hoger ligt dan in Europa. De telers van deze uien hebben goede resultaten behaald en zijn er in geslaagd sterke merken voor zoete uien in de markt te zetten. Mede door een goede promotie en slimme marketing is in de VS het marktaandeel van zoete uien in het segment verse uien voor thuisgebruik in een decennium vrijwel verdubbeld naar 30 procent. Supermarkten in het VK proberen via het merk ‘Supasweet’ de verkoop van zoete uien te stimuleren. In Nederland worden nog maar nauwelijks zoete uien geteeld, maar recentelijk zijn er ook in ons land enkele merken zoete uien op de markt gekomen (zoals OSO-Sweet, Queeno’s en Gourmet’s Super Sweet). Verkoopcijfers lijken aan te tonen dat de zoete ui ook in Europa aan een opmars bezig is.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
4
Toekomstperspectief Met een marktaandeel van meer dan 15 procent in de wereldexport heeft de Nederlandse uiensector een sterke positie opgebouwd. Dit is te danken aan de uitstekende kwaliteit van de Nederlandse ui in combinatie met (externe) factoren zoals een gunstige geografische ligging, nabijheid van zeehavens, uitstekende logistieke infrastructuur en toeleveranciers van kennis. Daarnaast is de ondernemersgeest van veredelaars, telers, sorteerders en verpakkers, exporteurs en de verwerkende en distribuerende industrie van enorm grote waarde. Echter er is een aantal ontwikkelingen gaande die deze sterke positie van de Nederlandse ui niet langer vanzelfsprekend maken: • Concurrentie op afzetmarkten door de opkomst van landen die hun exportactiviteiten voor uien gaan versterken, zoals India, Egypte, China en Polen. • Wegvallen van afzet door een grotere mate van zelfvoorziening, zoals in Duitsland en Rusland. • Substitutie van Nederlandse uien door buitenlandse uien, bijvoorbeeld door goedkopere Franse uien. Exporteurs zullen alle zeilen bij moeten zetten om de huidige exportposities te behouden en tegelijkertijd nieuwe markten te ontwikkelen. Gelukkig zit het tij qua vraag mee; de consumentenvraag naar uien is nog steeds groeiende. En ook in het binnenland is nog volop ruimte om de consumptie van uien te doen stijgen. Per saldo kijken wij positief aan tegen de uiensector en zijn toekomstige mogelijkheden in ons land. Tot op heden geldt voor de Nederlandse akkerbouwer dat de uienteelt een speculatieve teelt is. De Rabobank vindt het daarom belangrijk dat de individuele teler een visie heeft (of ontwikkelt) hoe de teelt van uien in het totale akkerbouwplan past. Daarbij gaat het niet alleen om areaal, kostprijs en opbrengst. Meer nog zal er moeten worden nagedacht over de wijze van afzet. Bepaalde aspecten kan de akkerbouwer op individuele basis invullen en soms zullen deze collectief dienen te worden opgepakt, hetzij met collega-telers, hetzij met toeleveranciers en/of afnemers. De volgende onderwerpen kunnen hierbij behulpzaam zijn. Plek van ui in het totale akkerbouwplan
Uien zijn op veel akkerbouwbedrijven een belangrijk gewas en vertegenwoordigen niet zelden tussen de 10 en 15 procent van het areaal. Het is van belang om te beseffen dat de ‘financiële vertegenwoordiging’ relatief groter is en dat deze een substantiële invloed heeft op het totale bedrijfsresultaat en daarmee op het toekomstperspectief van het bedrijf.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
| 25
Achter de markt aan
26 |
Voor het creëren en behouden van de nodige structuur binnen het bedrijf is het gewenst dat het jaarlijkse bouwplan een vaste kern heeft. Uiteraard spelen allerlei omstandigheden een rol bij de exacte jaarlijkse invulling daarvan. Een extra oppervlakte telen omdat het jaar daarvoor de prijzen goed waren, staat bekend als ‘achter de markt aan telen’. Dit is een begrijpelijk, doch niet aan te bevelen actie, omdat de kans op wederom aantrekkelijke prijzen gering is.
Investeren
Voor een professionele uienteelt zijn naast kennis en kunde van de teelt en goede geschikte grond ook up-to-date machines en gebouwen nodig. De prangende vragen die hier spelen zijn of hierin wel of niet verantwoord kan worden geïnvesteerd. Is het antwoord ja, dan blijft de vraag: is dit een individuele aangelegenheid of kan dit beter in samenwerking met anderen worden gedaan?
Specialisatie en schaalvergroting
Specialisatie en schaalvergroting bieden mogelijkheden om de teelt en afzet verder te optimaliseren. Het is van belang zich vooraf goed te realiseren dat dit ook leidt tot hogere risico’s en dat er dus ook meer buffer nodig is voor eventuele tegenslagen. De tuinbouw kan hier als voorbeeld dienen. In deze sector zijn door specialisatie hechtere relaties met afnemers tot stand gebracht.
Investeren in kwaliteit
Hoewel de Nederlandse ui staat voor kwaliteit kan er op het vlak van constante kwaliteit nog wat verbeterd worden. De Nederlandse ui moet zich immers voorstaan op kwaliteit en er kunnen hieraan dan ook geen concessies worden gedaan. Kwaliteitsproblemen ontstaan nogal eens tijdens de bewaring. Investeren in betere bewaartechnieken zoals in kisten kan uitkomst bieden.
Samenwerking met collega-teler en met handel
Onderlinge samenwerking tussen telers biedt mogelijkheden. Het kan eenvoudig door bijvoorbeeld de oogst gezamenlijk uit te voeren, maar evenzogoed kan dit door gezamenlijke teelt, opslag en verkoop. Ook samenwerking tussen telers, sorteerders, verpakkers en handel is goed mogelijk. Het behoeft geen betoog dat goede, duidelijke afspraken nodig zijn waaraan ieder zich ook houdt. In welke vorm dan ook, voor een succesvolle onderneming is het noodzakelijk open te staan voor de ideeën en belangen van de ander, zonder daarbij het eigen belang uit het oog te verliezen. Het vraagt veel van een teler, maar één ding is duidelijk: ‘degene die enkel op de trekker rijdt, krijgt maximaal het salaris wat daarbij hoort’.
Afzet regelen (of niet)
Veel telers telen en verkopen speculatief; dit hoort sinds jaar en dag bij de uienteelt. Om schommelingen in aanbod en dus prijs te beperken is het van belang een wat langeretermijnvisie te ontwikkelen met een structurele teelt en afzet. Hierbij is visie nodig op hoe de verkoop van de oogst te regelen. Afzet vooraf regelen geeft zekerheid. Spreiding over vrije markt, afzet in een pool en contractteelt geven ook meer zekerheid. Maar ook variaties hierop zoals deels vast en deels variabele beloning kunnen beter houvast geven over verwachte inkomsten. Dit resulteert in een bredere en gedegen financiële basis voor het akkerbouwbedrijf.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
Time to market?
Ingeval de verkoop niet is geregeld, is het aan te bevelen vooraf vast te stellen bij welk prijsniveau verkocht gaat worden. Het is uiterst verleidelijk en in de praktijk een bekend verschijnsel om bij stijgende prijzen (te) lang het product vast te houden met het risico op prijsdaling. De emoties, die een veel grotere rol spelen dan gedacht, kunnen op deze manier grotendeels worden uitgesloten. Bepaal vooraf wanneer het jouw ‘time to market’ is.
Niche markt
Nederland is groot geworden met de export van de standaard gele ui. Echter in bepaalde exportmarkten (bijvoorbeeld het Midden-Oosten) zijn andere typen uien zoals rode en roze uien ook populair. Maar ook in Nederland zijn andere typen uien in opkomst. Telers kunnen kiezen voor deze nieuwe segmenten. Dit zal in samenspraak moeten gaan met leveranciers van uitgangsmateriaal, maar zeker ook met afnemers om dergelijke nicheproducten op de juiste manier in de markt te zetten.
Focus op consument en gebruiker
De Nederlandse ui biedt in binnen- en buitenland ontzettend veel mogelijkheden in de keuken van zowel de consument, het restaurant als de verwerkende industrie. In veel gevallen kan het gebruik van uien nog meer gestimuleerd worden. Bij de consument is er nog veel onwetendheid over de diverse gebruiksmogelijkheden van verschillende uien (bij veel consumenten is een ui een ui). De keus voor de teler valt nu meestal met het oog op productieverbetering. Er zou nog veel meer gestuurd moeten worden op gebruikswaarde. Er wordt al gestuurd op gebruikers zoals snijderijen door de sterke verschuiving van onbewerkte naar versbewerkte uien in kant-en-klaarmaaltijden. Maar sturing op wat consumenten willen kan nog veel beter, bijvoorbeeld door in te spelen op uien speciaal voor salades of juist voor bakken. Dit betekent communicatie met consumenten over het product. Promotie van de consumptie van uien is niet alleen een taak van de handel, maar ook van de telers. Gemak en gezondheid zijn thema’s waarop gemikt kan worden, maar ook beleving, emotie, veiligheid, je goed voelen, ethiek en milieu spelen een belangrijke rol. Het is duidelijk dat hier een taak is weggelegd voor het collectief en in mindere mate voor de individuele teler.
Kennis in samenwerking
De sterke exportpositie van Nederland in de wereldwijde uienhandel is gebaseerd op een zakelijke samenwerking tussen de diverse spelers, zijnde zaadhuizen, telers, voorlichting, onderzoek, handelaren, sorteerders/verpakkers en exporteurs. Er is veel expertise aanwezig met betrekking tot teelttechnische aspecten en er bestaan diverse samenwerkingsverbanden om kennis uit te wisselen, zoals de Ui & Peen Manifestatie (samenwerking tussen PPO, Agrifirm en Rabobank) en het UIKC (het Uien Innovatie en Kennis Centrum van proefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat en DLV Plant BV). Daarnaast is er Zuver (Zeeuwse Uienbewerkers Vereniging) en het Comité Uienhandel van Frugi Venta. Voor het ontwikkelen van op de consument gerichte concepten zal meer samengewerkt moeten worden tussen de individuele schakels. Ook hier geldt dat kostprijsbewustzijn essentieel is voor een toekomstig bestaan.
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
|
27
28 |
Kostprijs
Een van de concurrentievoordelen in de internationale exportmarkt is de gunstige kostprijs van de Nederlandse ui, vooral in de export naar Rusland waar puur en alleen op prijs kan worden geconcurreerd. Kiezen voor kostleiderschap betekent sturen op kosten en werken aan opbrengstverhoging waarbij echter in veel gevallen de mogelijkheden voor verdere kostprijsverlaging beperkt zijn. Nieuwe rassen, met hoge opbrengsten en betere ziektebestendigheid (resistentie tegen valse meeldauw) zijn hierbij een optie. Elke teler is het aan zichzelf verplicht om de kostenstructuur van de eigen situatie kritisch te (laten) bekijken en eventuele aanpassingen door te voeren.
Biologisch?
Momenteel maken biologisch geteelde uien slechts een klein deel uit van de markt. Het lijkt erop dat dit, zeker voor de nabije toekomst, een nichemarkt zal blijven. Gangbare teelt zal juist meer opschuiven naar biologische teelt door verdere ontwikkeling van rassen met betere ziekteresistentie (waardoor minder bestrijdingsmiddelen nodig zijn).
Rabobank Perspectief van de Nederlandse ui
www.rabobank.com