LIFE + Informatie & Communicatie ALTERnatives to Invasive Alien Species
Perceptie van invasieve planten door de groensector in België Het AlterIAS-project en gedragswijzigingen na vier jaar sensibilisatie Slotstudie - November 2013 -
M. Halford, L. Heemers, M. Dierickx, D. Van Wesemael, C. Mathys en G. Mahy
Project gecoördineerd door het Departement Biodiversiteit en Landschap van de Universiteit van Luik (Gembloux Agro-Bio Tech)
In samenwerking met:
Le Centre Technique Horticole de Gembloux
Proefcentrum voor Sierteelt
Federale overheidsdienst VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
Gesteund en gecofinancierd door:
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
----------------------------------------------------------------------- 4
2. Materiaal & Methoden 2.1.
Opzet steekproef
2.2.
Data-analyse
3. Resultaten 3.1.
-------------------------------------------------------- 5
----------------------------------------------------------------------- 8
Sociale perceptie van invasieve planten 3.1.1. Kennis, begrip en betrokkenheid 3.1.2. Informatie en communicatie
3.2.
Monitoren van de Gedragscode invasieve planten in België
4. Bespreking
--------------------------------------------------------------------- 18
4.1.
Kennisniveau en begrip van invasieve planten
4.2.
Betrokkenheid bij het onderwerp ‘invasieve planten’
4.3.
Informatie en communicatie
4.4.
Monitoren van de Gedragscode invasieve planten in België
5. Besluit
Referenties Bijlage
----------------------------------------------------------------------------- 28
1. INLEIDING AlterIAS [2010 – 2013] is een LIFE+ ‘Informatie & Communicatie’-project en heeft als doel het bewustzijn te verhogen rond invasieve uitheemse planten (IUP) bij de professionele groensector en de tuinliefhebbers in België. Om dit doel te bereiken werden tijdens de sensibilisatiecampagnes vele communicatiemiddelen en -methoden ingezet. Een vrijwillige Gedragscode invasieve planten1 werd eveneens verwezenlijkt en gepromoot in een specifieke communicatiecampagne genaamd ‘Plant Anders’. De algemene doelstelling van deze slotstudie is het effect bepalen van de communicatiecampagnes op de doelgroepen. De gedragswijzigingen worden gekwantificeerd door de huidige resultaten te vergelijken met deze van de studie uitgevoerd in 20102. De huidige studie heeft tevens het monitoren of opvolgen van de Gedragscode als doel, om zo de perceptie van dit zelfregulerende instrument bij de professionele groensector te analyseren. Deze studie heeft daarom twee specifieke doelstellingen: 1. Het effect bepalen van de communicatiecampagnes (1) door het kwantificeren van gedragswijzigingen (veranderingen in het kennisniveau, het bewustzijn en de nood aan informatie) bij de doelgroepen en (2) door het bepalen van de meest gebruikte communicatiemiddelen. 2. Het evalueren van de ‘Gedragscode invasieve planten in België’ door analyse (1) van de perceptie van dit instrument en van de onderliggende redenen voor het aanvaarden van de Gedragscode en (2) van de door de professionele groensector meest toegepaste maatregelen. Communicatie is een onderdeel van preventieve acties tegen invasieve uitheemse soorten (IUS). Deze acties worden gezien als veel effectiever dan controleacties en dit omwille van een hogere kosten/batenverhouding, zowel uit ecologisch als uit economisch perspectief (Vanderhoeven et al., 2011). Het succes van communicatie wordt echter bepaald door de mogelijkheid om een boodschap over te brengen en het gedrag te wijzigen. Het bepalen van de doeltreffendheid van een sensibilisatiecampagne door een zorgvuldige monitoring, is dan ook het sleutelelement van elke communicatiestrategie. Verrassend genoeg zijn dergelijke beoordelingen weinig beschreven in de literatuur. Hoewel deze monitoring logisch lijkt, wordt het in de praktijk vaak onderschat of vergeten (Hesselink et al., 2007). De resultaten van een dergelijke evaluatie helpen in het bepalen van de communicatieacties die al dan niet slagen, van de communicatiekanalen of –middelen die het meest geschikt zijn, maar ook in het bepalen of de boodschap al dan niet werd ontvangen door de doelgroepen en hoe deze boodschap werd geïnterpreteerd.
-------------------------------------AlterIAS – Alternatieven voor invasieven – is een communicatieproject dat gewijd is aan de problematiek rond invasieve planten en aan preventieve maatregelen voor de professionele groensector (http://www.alterias.be). AlterIAS [2010-2013] wordt gesteund en gecofinancierd door het LIFE + programma van de Europese Commissie en de regionale en federale administraties verantwoordelijk voor leefmilieu in België (Agentschap voor Natuur en Bos, Leefmilieu Brussel, Service Public de Wallonie en FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu).
1 De Belgische Gedragscode is een vrijwillig charter dat pleit voor het gebruik van goede praktijken om de introducties van invasieve planten in plantenkwekerijen, parken en tuinen te verminderen. 2 Halford M, Heemers L, Mathys C, Vanderhoeven S, Mahy G (2011) Socio-economische studie over invasieve sierplanten in België. Eindrapport. Universiteit Luik Gembloux Agro Bio-Tech (België). 29 pp.
4 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
2. MATERIAAL & METHODE 2.1.
Opzet steekproef
Deze studie richtte zich tot de professionele groensector en de tuinliefhebbers in België. Er werden vier verschillende doelgroepen bepaald: (1) boomtelers; (2) openbare groenvoorzieners (steden en gemeenten); (3) private groenvoorzieners (tuin- en landschapsarchitecten, tuinaannemers) en (4) tuinliefhebbers (tabel 1). Tabel 1: Doelgroepen Doelgroep Boomtelers Openbare groenvoorzieners Private groenvoorzieners Tuinliefhebbers
Beschrijving Federatie/organisatie Producenten en verkopers aangesloten bij een beroepsvereniging FWH, AVBS Gemeentelijke of stedelijke groenbeheerders UVCW, APEC, VVOG en/of milieuambtenaren (aangesloten bij een beroepsvereniging) Tuin- en landschapsarchitecten en tuinaannemers aangesloten bij een AVBS, BFG-FBEP, MAP-L, beroepsvereniging ABAJP-BVTL Tuinders en/of het grote publiek .
FWH: Fédération Wallonne Horticole; AVBS: Algemeen Verbond van Belgische Siertelers en Groenvoorzieners; UVCW: Union des Villes et des Communes de Wallonie; APEC: Association pour les Espaces Verts Communaux; VVOG: Vereniging Voor Openbaar Groen; BFG-FBEP: Belgische Federatie Groenvoorzieners - Féderation Belge Entrepreneurs Paysagistes; MAP-L: Mouvement des Architectes Paysagistes de Liège ; ABAJPBVTL: Association Belge des Architectes de Jardins et Paysagistes – Belgische Vereniging van Tuin- en Landschapsarchitecten.
Deze enquête was analoog aan de studie die in 2010 werd gehouden (Halford et al., 2011). Er werden vergelijkbare vragen gesteld om de antwoorden uit 2010 en 2013 te kunnen vergelijken. Om een zo groot mogelijk antwoordcijfer te bekomen, werd een beperkt aantal vragen geselecteerd. Zo werd de enquête kort en eenvoudig gehouden. De vragenlijsten (zie bijlage) werden aan de doelgroepen voorgelegd via telefoon, e-mail (online vragenlijsten die naar contactpersonen werden verstuurd) en via direct persoonlijk contact. De vragenlijst voor de professionele groensector (boomtelers, openbare en private groenvoorzieners) werd voorgelegd aan de leden van de verschillende beroepsverenigingen. Deze voor de tuinliefhebbers werd voorgelegd tijdens tuinbouwbeurzen of conferenties. De vragenlijst voor de professionele groensector bestaat uit drie delen: (1) kennis en begrip van en betrokkenheid bij het onderwerp ‘invasieve planten’; (2) informatie en communicatie en (3) monitoren van de Gedragscode. De monitoring was enkel bestemd voor de professionele groenvoorzieners, dit deel werd dus niet voorgelegd aan de tuinliefhebbers. De vragenlijsten werden verspreid tussen februari en juni 2013. In totaal werden 641 enquêtes beantwoord (tabel 2). In 2010 werden 634 enquêtes verzameld, waaronder 114 van boomtelers, 175 van openbare groenvoorzieners, 59 van private groenvoorzieners en 286 van tuinliefhebbers. In totaal werden 1 275 enquêtes geanalyseerd en vergeleken. Tabel 2: Respons vragenlijst invasieve planten en Gedragscode Doelgroep
Regio
Boomtelers
Aantal leden beroepsfederaties 193* 299* 262 308 930
Aantal antwoorden
Antwoordgraad (%)
Wallonië 48 24.9 Vlaanderen 79 26.4 Openbare groenvoorzieners Wallonië 87 33.2 Vlaanderen 88 28.6 Private groenvoorzieners België 47 5.0 Tuinliefhebbers Wallonië 200 Vlaanderen 92 *alleen producenten, verkopers en groothandelaars van sierplanten (enkele categorieën van professionele groenvoorzieners zoals bloemisten, snijbloemtelers, kerstboomproducenten enz. werden niet opgenomen) 5 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
2.2.
Data analyse
Alle data werden geanalyseerd in Access en Excel. Voorbeelden van vragen worden weergegeven in tabel 3. Voor elke vraag werden basisstatistieken (aantal en %) berekend. Tabel 3: Voorbeelden van vragen uit de slotstudie Deel 1. Kennis, begrip en betrokkenheid
2. Informatie en communicatie
3. Monitoren van de Gedragscode
Vraag Weet u wat een invasieve plant is? Indien ja, wat weet u over invasieve planten? Kan u één of meerdere voorbeelden geven van invasieve planten? Welke zijn volgens u de gevolgen van invasieve planten? Is dit volgens u een belangrijke problematiek? Voelt u zich betrokken bij de problematiek van invasieve planten? Bent u voldoende geïnformeerd over invasieve planten? Bent u al geïnformeerd geweest over invasieve planten? Indien ja, via welk informatiekanaal? Kent u het AlterIAS-project? Indien ja, via welk informatiekanaal? Indien ja, bent u van mening dat het project goede en relevante informatie verspreidt? Heeft u weet van een Gedragscode in de tuinbouw ten aanzien van invasieve planten? Bent u van mening dat het probleem gereguleerd dient te worden via wetgeving? Heeft u zich geëngageerd in de Gedragscode invasieve planten? Indien ja, om welke reden(en)? Indien nee, om welke reden(en)? Heeft u problemen/moeilijkheden ondervonden om de Gedragscode toe te passen? Kan u één of meerdere voorbeelden geven van de maatregelen die voorgesteld worden in de Gedragscode? Heeft uw bedrijf/activiteit gevolgen ondervonden van het verwijderen van soorten van de consensuslijst uit de verkoop en/of aanplant? Welke communicatieacties past u toe? Is het eenvoudig om alternatieve planten voor te stellen/te gebruiken? Helpt de Gedragscode u in het ontwikkelen van een duurzaam, groen imago? Krijgt u vragen over invasieve planten van uw klanten/inwoners?
Het algemeen kennisniveau over invasieve planten werd geëvalueerd op basis van de antwoorden gegeven op het eerste deel van de vragenlijst (zie ook bijlage). De antwoorden werden vergeleken met de definitie van invasieve planten die werd voorgesteld in het Verdrag inzake Biodiversiteit (2002), waarnaar wordt verwezen in Vanderhoeven et al. (2011): “Een invasieve plant is een soort, een ondersoort of een variëteit die door de mens buiten zijn natuurlijk
verspreidingsgebied werd geïntroduceerd, in staat is te overleven, zich voort te planten en zich te verspreiden in zijn nieuwe omgeving. Eenmaal geïnstalleerd kan deze plant gevolgen hebben op ecologisch, economisch, sociaal-cultureel vlak en/of voor de volksgezondheid.” Deze definitie benadrukt de vijf belangrijkste begrippen met betrekking tot invasieve planten: (1) oorsprong; (2) geïntroduceerd door de mens; (3) naturalisatie; (4) expansie, woekering en (5) gevolgen. Het algemeen kennisniveau werd geëvalueerd volgens de criteria weergegeven in tabel 4. Tabel 4: Algemeen kennisniveau 6 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Kennisniveau Hoog
Gemiddeld
Laag
Criteria Diegenen die “Ja” hebben geantwoord op de vraag “Weet u wat een invasieve plant is?” EN minimum vier begrippen van de definitie konden aangeven EN minimum twee correcte voorbeelden EN minimum één gevolg. Diegenen die “Ja” hebben geantwoord op de vraag “Weet u wat een invasieve plant is?” EN minimum één begrip van de definitie konden aangeven EN/OF minimum één correct voorbeeld. Diegenen die “Neen” hebben geantwoord op de vraag “Weet u wat een invasieve plant is?” OF diegenen die “Ja” hebben geantwoord, maar geen enkel begrip uit de definitie EN geen voorbeelden EN geen gevolgen konden aanhalen. OF diegenen die “Ja” hebben geantwoord, maar foute voorbeelden* gaven.
*Foute voorbeelden zijn inheemse planten of zijn uitheemse planten die niet vermeld staan op de Belgische lijst van invasieve planten (http://ias.biodiversity.be). Inheemse woekerende planten worden als foute voorbeelden beschouwd.
Voor de analyse van de antwoorden op het tweede en derde deel van de vragenlijst werd enkel rekening gehouden met personen met een gemiddeld of hoog kennisniveau. Voor het deel gewijd aan de Gedragscode werd enkel rekening gehouden met de professionele groenvoorzieners die zich geëngageerd hebben in de Gedragscode.
7 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
3. RESULTATEN 3.1.
Sociale perceptie van invasieve planten
3.1.1.
Kennis, begrip en betrokkenheid
Weet u wat een invasieve plant is (of een exotische invasieve plant)? Ja
Neen
Geen antwoord
Doelgroep
Totaal
% 87
Nb 17
% 13
Nb 0
% 0
Nb
%
Boomtelers
Nb 110
127
100
Openbare groenvoorzieners
173
99
1
0.5
1
0.5
175
100
Private groenvoorzieners
47
100
0
0
0
0
47
100
Tuinliefhebbers
237
81
50
17
5
2
292
100
Indien ja, wat weet u over invasieve planten?* Oorsprong Doelgroep
Introductie door de mens Nb %
Nb
%
Boomtelers
59
54
12
Openbare groenvoorzieners
107
62
Private groenvoorzieners
31
66
Naturalisatie
Expansie, proliferatie
Impact Geen op de antwoord biodiversiteit Nb % Nb %
Nb
%
Nb
%
11
13
12
85
77
49
45
8
7
45
26
19
11
129
75
125
72
22
13
11
23
8
17
38
81
34
72
3
6
107 45 76 32 46 19 177 75 134 57 29 12 Tuinliefhebbers *n=110 voor boomtelers; n=173 voor openbare groenvoorzieners; n=47 voor private groenvoorzieners; n=237 voor tuinliefhebbers
Andere aangehaalde items: moeilijk te beheren (vaakst vermeld), geen natuurlijke vijanden.
Kan u één of meerdere voorbeelden geven van invasieve planten? Ja
Neen
Geen antwoord
Doelgroep
Totaal
% 75
Nb 32
% 25
Nb 0
% 0
Nb
%
Boomtelers
Nb 95
127
100
Openbare groenvoorzieners
171
98
4
2
0
0
175
100
Private groenvoorzieners
46
98
0
0
1
2
47
100
Tuinliefhebbers
202
69
84
29
6
2
292
100
Gegeven voorbeelden van invasieve planten (top 10, met meest geciteerde soorten in vet3)
Heracleum mantegazzianum, Fallopia japonica, Impatiens glandulifera, Buddleja davidii, Prunus serotina, Hydrocotyle ranunculoides, Myriophyllum aquaticum, Solidago spp., Quercus rubra, Rhododendron ponticum. Andere aangehaalde voorbeelden (foutieve voorbeelden): Phyllostachys spp., Hedera helix, Aegopodium podagraria, Equisetum spp., Urtica dioica, Calystegia sepium, Cirsium spp., Elymus spp., Cyperus esculentus, Prunus padus. 3
Soorten gerangschikt van de meest aangehaalde naar de minst aangehaalde voorbeelden (zie figuur 1). 8
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
70.0
60.0
58.6 52.7
% of respondents
50.0
40.0
38.1
30.0
20.0
16.1
10.0
15.4 8.8 5.3 4.7 4.5 4.3 3.7 3.7 2.3 2.3 2.3 2.1 2.1 1.9 1.8 1.2 1.2 1.2 1.2 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
0.0
Figuur 1: Frequentie van de door de ondervraagden (n=514) als voorbeeld aangehaalde invasieve uitheemse planten. Enkel de soorten die ten minste door 1% van de ondervraagden werden aangehaald, worden weergegeven.
9 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Welke zijn volgens u de gevolgen van invasieve planten?* Ecologisch
Economisch
Doelgroep Nb
%
Volksgezondheid Nb %
Schade aan infrastructuur Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Boomtelers
87
79
5
6
9
11
4
5
4
5
Openbare groenvoorzieners
163
94
21
12
39
23
11
6
9
5
Private groenvoorzieners
42
89
2
4
2
4
1
2
4
9
190 80 22 9 42 18 35 15 29 12 Tuinliefhebbers *Enkel van de ondervraagden die ja antwoordden op de vraag “Weet u wat een invasieve plant is?” n=110 voor boomtelers; n=173 voor openbare groenvoorzieners; n=47 voor private groenvoorzieners; n=237 voor tuinliefhebbers.
Is dit volgens u een belangrijke problematiek? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
63
62
26
26
12
12
0
Openbare groenvoorzieners
157
91
3
2
9
5
Private groenvoorzieners
43
96
2
4
0
Tuinliefhebbers
182
84
12
6
20
Totaal Nb
%
0
101
100
3
2
172
100
0
0
0
45
100
9
3
1
217
100
Voelt u zich betrokken bij de problematiek van invasieve planten? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Totaal
Nb
%
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
50
50
42
42
8
8
1
1
101
100
Openbare groenvoorzieners
148
86
9
5
12
7
3
2
172
100
Private groenvoorzieners
43
96
2
4
0
0
0
0
45
100
Tuinliefhebbers
150
69
39
18
24
11
4
2
217
100
10 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
3.1.2.
Informatie en communicatie
Bent u voldoende geïnformeerd over invasieve planten? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
65
64
24
24
12
12
0
Openbare groenvoorzieners
122
71
37
22
13
8
Private groenvoorzieners
26
58
17
38
2
Tuinliefhebbers
64
29
126
58
20
Totaal Nb
%
0
101
100
0
0
172
100
4
0
0
45
100
9
7
3
217
100
Bent u al geïnformeerd geweest over invasieve planten? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
87
86
10
10
3
3
1
Openbare groenvoorzieners
163
95
7
4
2
1
Private groenvoorzieners
37
82
8
18
0
Tuinliefhebbers
159
73
56
26
1
Totaal Nb
%
1
101
100
0
0
172
100
0
0
0
45
100
0.5
1
0.5
217
100
Indien ja, via welk informatiekanaal?* Boomtelers
Nb
%
Openbare groenvoorzieners Nb %
Studiedag, presentatie
33
33
109
63
17
Internet
31
31
95
55
Artikel in de pers
36
36
66
Artikel in (tuinbouw)tijdschrift
50
50
Nieuwsbrief
15
Folders, brochures
39
Informatiekanaal
Private groenvoorzieners Nb %
Tuinliefhebbers
Nb
%
38
46
21
26
58
41
19
38
15
33
63
29
67
39
21
47
63
29
15
52
30
10
22
6
3
39
107
62
8
18
53
24
DVD
0
0
7
4
5
11
2
1
Radio- of tv-reportage
10
10
16
9
1
2
53
24
Andere
18
18
48
28
12
27
37
17
1 1 0 0 0 0 1 0.5 Ik weet het niet meer *n=101 voor boomtelers; n=172 voor openbare groenvoorzieners; n=45 voor private groenvoorzieners; n=217 voor tuinliefhebbers
Andere gebruikte informatiekanalen: via organisaties (beroepsverenigingen, etc.), collega’s, directe aanspreking (telefoon, brief, e-mail), opleiding, eigen ervaringen (observatie in het veld, persoonlijke interesse) of persoonlijke contacten.
11 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Kent u het AlterIAS-project? Ja
Neen
Ik weet het niet
Doelgroep
Geen antwoord Nb %
Boomtelers
Nb 31
% 31
Nb 70
% 69
Nb 0
% 0
101
100
Openbare groenvoorzieners
106
62
66
38
0
0
172
100
Private groenvoorzieners
22
49
23
51
0
0
45
100
Tuinliefhebbers
35
16
170
78
12
6
217
100
Indien ja, via welk informatiekanaal?* Boomtelers
Openbare groenvoorzieners Nb %
Informatiekanaal
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Studiedag, presentatie
13
42
48
45
10
Internet
6
19
52
49
Artikel in de pers
4
13
12
Artikel in (tuinbouw)tijdschrift
12
39
24
Nieuwsbrief
7
23
Folders, brochures
7
DVD
Tuinliefhebbers
Nb
%
45
10
29
11
50
3
9
11
3
14
1
3
23
5
23
3
9
22
21
7
32
0
0
23
47
44
8
36
6
17
0
0
0
0
1
5
0
0
Radio- of tv-reportage
0
0
2
2
1
5
0
0
Directe raadpleging
3
10
6
6
2
9
0
0
Andere
1
3
9
8
0
0
5
14
2 6 48 45 1 5 0 0 Ik weet het niet meer *n=31 voor boomtelers; n=106 voor openbare groenvoorzieners; n= 22 voor private groenvoorzieners; n=35 voor tuinliefhebbers
Andere gebruikte informatiekanalen: zie hoger
Indien ja, bent u van mening dat het project goede en relevante informatie verspreidt? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
19
61
3
10
9
29
0
Openbare groenvoorzieners
97
92
2
2
7
7
Private groenvoorzieners
20
91
2
9
0
Tuinliefhebbers
29
83
2
6
3
Totaal Nb
%
0
31
100
0
0
106
100
0
0
0
22
100
9
1
3
35
100
Heeft u weet van een Gedragscode in de tuinbouw ten aanzien van invasieve planten? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Totaal
Nb
%
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
57
56
44
44
0
0
0
0
101
100
Openbare groenvoorzieners
125
73
47
27
0
0
0
0
172
100
Private groenvoorzieners
31
69
14
31
0
0
0
0
45
100
Tuinliefhebbers
52
24
161
74
0
0
4
2
217
100 12
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Bent u van mening dat het probleem gereguleerd dient te worden via wetgeving? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
34
34
44
44
23
23
0
Openbare groenvoorzieners
129
75
12
7
31
18
Private groenvoorzieners
30
67
9
20
6
Tuinliefhebbers
136
63
30
14
41
Totaal Nb
%
0
101
100
0
0
172
100
13
0
0
45
100
19
10
5
217
100
Heeft u zich geëngageerd in de Gedragscode invasieve planten? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
29
29
72
71
0
0
0
Openbare groenvoorzieners
60
35
82
48
30
17
Private groenvoorzieners
22
49
23
51
0
Tuinliefhebbers
50
23
154
71
0
Totaal Nb
%
0
101
100
0
0
172
100
0
0
0
45
100
0
13
6
217
100
Indien ja, om welke reden(en)?* Boomtelers Argument
Openbare groenvoorzieners Nb %
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Milieubewustzijn
21
72
54
90
21
Gemakkelijk toepasbaar – niet beperkend
7
24
17
28
Positief voor het groene imago
21
72
22
Vermijden van strengere wetgeving
12
41
Ondersteuning door beroepsorganisaties
19
Druk van de consumenten Geen antwoord/Ik weet het niet
Tuinliefhebbers
Nb
%
95
47
94
5
23
9
18
37
7
32
13
26
1
2
2
9
5
10
66
11
18
7
32
5
10
1
3
2
3
0
0
1
2
0
0
4
7
0
0
1
2
0 0 5 8 0 0 0 0 Andere *n=29 voor boomtelers; n= 60 voor openbare groenvoorzieners; n= 22 voor private groenvoorzieners; n=50 voor tuinliefhebbers
13 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Indien neen, om welke reden(en)?* Boomtelers Argument
Openbare groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Niet geïnformeerd over de Gedragscode
39
54
20
24
Geen tijd – te druk
7
10
27
Geen interesse – niet belangrijk
8
11
Te beperkend
4
Negatief voor het bedrijf
Private groenvoorzieners Nb %
Tuinliefhebbers
Nb
%
13
57
115
75
33
6
26
8
5
9
11
1
4
2
1
6
13
16
3
13
5
3
9
13
0
0
0
0
4
3
Weinig groenvoorzieners geëngageerd
2
3
8
10
4
17
5
3
Gedragscode zal invasieprobleem niet oplossen
9
13
6
7
7
30
2
1
Geen antwoord/Ik weet het niet
3
4
24
29
0
0
14
9
4 6 0 0 7 5 Andere 9 11 *n=72 voor boomtelers; n=82 voor openbare groenvoorzieners; n=23 voor private groenvoorzieners; n=154 voor tuinliefhebbers
Andere argumenten: de definitie van invasieve planten is niet duidelijk, niet akkoord met de lijst van invasieve planten, overlap met regelgeving, behoefte of noodzaak om eerst collega’s of managers te raadplegen alvorens te ondertekenen, niet betrokken, sommige planten hebben positieve effecten.
Indien neen, om welke reden(en) (voor zij die geïnformeerd waren over de Gedragscode, deze niet ondertekenden)?*
MAAR
Boomtelers Argument
Openbare groenvoorzieners Nb %
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Geen tijd – te druk
6
21
22
39
5
Geen interesse – niet belangrijk
3
11
7
12
Te beperkend
1
4
12
Negatief voor het bedrijf
5
18
Weinig groenvoorzieners geëngageerd
1
4
Gedragscode zal invasieprobleem niet oplossen
6
Geen antwoord/Ik weet het niet
3
Tuinliefhebbers
Nb
%
38
5
28
1
8
1
6
21
2
15
1
6
0
0
0
0
1
6
7
12
4
31
1
6
21
6
11
6
46
1
6
11
16
28
0
0
1
6
3 11 8 14 0 0 4 22 Andere *n=28 voor boomtelers; n=57 voor openbare groenvoorzieners; n=13 voor private groenvoorzieners; n=18 voor tuinliefhebbers
14 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
3.2.
Monitoren van de Gedragscode invasieve planten in België
Heeft u problemen/moeilijkheden ondervonden om de Gedragscode toe te passen? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
4
14
20
69
0
0
5
Openbare groenvoorzieners
6
10
46
77
5
8
Private groenvoorzieners
2
9
14
64
0
0
Totaal Nb
%
17
29
100
3
5
60
100
6
27
22
100
Indien ja, welke? Moeilijk om andere collega’s te overtuigen, moeilijk om de informatie door te geven aan personeel en/of collega’s binnen het bedrijf/het departement, gebrek aan personeel voor een afdoende controle, moeilijk om het communicatiemateriaal (folders, brochure, poster) te bekomen, de planten in kwestie worden al jaren geteeld en het is niet goed (voor het bedrijf) om mensen tegen te houden deze planten te kopen, moeilijk om invasieve planten te beheren.
Kan u één of meerdere voorbeelden geven van de maatregelen die voorgesteld worden in de Gedragscode? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
16
55
5
17
0
0
8
Openbare groenvoorzieners
45
75
8
13
0
0
Private groenvoorzieners
13
59
3
14
0
0
Totaal Nb
%
28
29
100
7
12
60
100
6
27
22
100
Indien ja, welke maatregelen?* Boomtelers Maatregel
Openbare groenvoorzieners Nb %
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Ken de lijst van invasieve land- en waterplanten in België
1
6
10
22
2
15
Stop de verkoop/aanplant van planten van de consensuslijst
13
81
27
60
6
46
Informeer klanten/inwoners
4
25
23
51
4
31
4
25
11
24
7
54
24
0
0
Promoot alternatieve, niet-invasieve planten Neem deel aan een vroegtijdig detectiesysteem voor nieuwe 0 0 11 invasieven *n=16 voor boomtelers, n=45 voor openbare groenvoorzieners; n=13 voor private groenvoorzieners.
15 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Aantal maatregelen aangehaald door partners geëngageerd in de Gedragscode* Boomtelers Aantal maatregelen
Openbare groenvoorzieners Nb %
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
1 maatregel
9
56
16
36
8
62
2 maatregelen
5
31
12
27
2
15
3 maatregelen
1
6
9
20
1
8
4 maatregelen
0
0
1
2
1
8
0 0 3 7 5 maatregelen * n=16 voor Boomtelers, n=45 voor openbare groenvoorzieners; n=13 voor private groenvoorzieners.
0
0
Heeft uw bedrijf/activiteit gevolgen ondervonden van het verwijderen van soorten van de consensuslijst uit de verkoop en/of aanplant? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
3
10
18
62
3
10
5
Openbare groenvoorzieners
8
13
41
68
7
12
Private groenvoorzieners
0
0
16
73
2
9
Totaal Nb
%
17
29
100
4
7
60
100
4
18
22
100
Welke communicatieacties past u toe?* Boomtelers Communicatieactie
Openbare groenvoorzieners Nb %
Private groenvoorzieners Nb %
Nb
%
Verspreiding communicatiemiddelen (folders, brochure)
11
69
30
86
9
82
Gebruik poster AlterIAS-project
10
63
17
49
3
27
Gebruik logo Gedragscode
3
19
5
14
1
9
Vermelding engagement in de Gedragscode op website
4
25
6
17
1
9
8 50 14 40 9 82 Communicatie overige invasieve planten (opgenomen in bijlage II) *verwijzend naar de tweede maatregel van de Gedragscode (informeer klanten/inwoners over invasieve planten). Enkel de ondervraagden die de communicatiemiddelen ontvingen werden in rekening gebracht (n=14 voor boomtelers; n=35 voor openbare groenvoorzieners; n=11 voor private groenvoorzieners).
Is het eenvoudig om alternatieve planten voor te stellen/te gebruiken? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
16
55
5
17
3
10
5
Openbare groenvoorzieners
50
83
1
2
5
8
Private groenvoorzieners
16
73
3
14
0
0
Totaal Nb
%
17
29
100
4
7
60
100
3
14
22
100
16 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Krijgt u vragen over invasieve planten van uw klanten/inwoners? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
7
24
16
55
0
0
6
Openbare groenvoorzieners
9
15
14
23
1
2
Private groenvoorzieners
10
45
8
36
0
0
Totaal Nb
%
21
29
100
36
60
60
100
4
18
22
100
Helpt de Gedragscode u bij de ontwikkeling van een duurzaam, groen imago voor uw bedrijf/activiteit? Ja
Neen
Doelgroep
Ik weet het niet Nb %
Geen antwoord Nb %
Nb
%
Nb
%
Boomtelers
11
38
5
17
8
28
5
Openbare groenvoorzieners
32
53
7
12
18
30
Private groenvoorzieners
10
45
2
9
4
18
Totaal Nb
%
17
29
100
3
5
60
100
6
27
22
100
17 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
4. BESPREKING 4.1.
Kennisniveau en begrip van invasieve planten
Eerst moet gezegd worden dat het kennisniveau in 2010 reeds verrassend hoog was. Dit maakte het moeilijk om nog te verbeteren door middel van communicatiecampagnes. Toch werd een stijging van het kennisniveau waargenomen voor enkele doelgroepen. In 2013 gaf een grote meerderheid (gemiddeld 92%) van de ondervraagden aan te weten wat een invasieve plant is. De vergelijking tussen 2010 en 2013 wordt weergegeven in tabel 5. Voor boomtelers en private groenvoorzieners is een stijging waar te nemen, terwijl de percentages voor openbare groenvoorzieners en tuinliefhebbers eerder gelijk bleven, rekening houdend met toevallige schommelingen in de tijd ten gevolge van de steekproef. Tabel 5: Percentage van de ondervraagden die verklaren te weten wat een IUP is Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
71%
87%
Openbare groenvoorzieners
93%
99%
Private groenvoorzieners
83%
100%
Tuinliefhebbers
86%
81%
Het kennisniveau werd geëvalueerd door analyse van de antwoorden op vragen over de definitie, de gevolgen en de voorbeelden van invasieve planten (zie materiaal & methode). Het kennisniveau van de doelgroepen wordt gedetailleerd weergegeven in tabel 6. Tabel 6: Algemeen kennisniveau in 2013 Hoog
Gemiddeld
Laag
Totaal
Doelgroep % 4
Nb 96
% 76
Nb 26
% 20
Nb
%
Boomtelers
Nb 5
127
100
Openbare groenvoorzieners
33
19
139
79
3
2
175
100
Private groenvoorzieners
9
19
36
77
2
4
47
100
Tuinliefhebbers
22
8
195
67
75
26
292
100
De vergelijking tussen 2010 en 2013 wordt weergegeven in tabel 7. Gemiddeld gezien is het kennisniveau van de doelgroepen gestegen: in 2013 heeft 87% een correct kennisniveau4 versus 76% in 2010. De stijging is verschillend naargelang de doelgroep. Tabel 7: Percentage van de ondervraagden met een correct kennisniveau van IUP Doelgroep
4
2010
2013
Boomtelers
60%
80%
Openbare groenvoorzieners
91%
98%
Private groenvoorzieners
78%
96%
Tuinliefhebbers
74%
75%
Correct kennisniveau = gemiddeld + hoog (zie tabel 6). 18
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Een toename van 20% werd waargenomen voor boomtelers en private groenvoorzieners. De toename is groter dan 20% wanneer wordt vergeleken met resultaten uit 2006. Toen gaf slechts 42% van de professionele groenvoorzieners aan over een algemene kennis van IUP te beschikken (Vanderhoeven et al., 2011). Er zijn geen regionale verschillen in kennisniveau, behalve voor boomtelers. Het percentage boomtelers met een laag kennisniveau is hoger in Vlaanderen: 29% (23/79) in Vlaanderen tegenover slechts 6% (3/48) in Wallonië. Het kennisniveau van de openbare groenvoorzieners is licht toegenomen. Bijna 100% heeft een correcte kennis (in 2010 had reeds 93% een correcte kennis). Deze categorie van de professionele groensector heeft het grootste begrip van het concept ‘IUP’. Er werd ook een stijging van bijna 20% waargenomen voor private groenvoorzieners. Het is echter moeilijk om betrouwbare conclusies te trekken uit deze cijfers, gezien het kleine aantal ondervraagden uit deze groep. In Wallonië werd de stijging waarschijnlijk overschat doordat velen van de ondervraagden lid zijn van een associatie van landschapsarchitecten (MAP-L: Mouvement des Architects Paysagistes de Liège) die zich in het bijzonder bewust is van de IUP-problematiek. Er werd meer informatie verschaft aan de leden van deze associatie. Hun hoger begripsniveau is waarschijnlijk niet representatief voor de meerderheid van de landschapsarchitecten of tuinaannemers in België. Het aandeel tuinliefhebbers met een correcte kennis is niet gewijzigd tussen 2010 en 2013. Deze doelgroep was bijzonder moeilijk te bereiken in vergelijking met de professionele groensector, aangesloten bij beroepsverenigingen. Het te bereiken doel en de communicatiekanalen waren beter uitgewerkt voor de professionele groensector dan voor de tuinliefhebbers. De informatie bereikte de tuinliefhebbers via artikels in tuinmagazines, artikels in de pers, presentaties voor tuinverenigingen, deelname aan tuinbouwevenementen, tv- en radioreportages, enz. Gezien de grote doelgroep, is het aandeel tuinliefhebbers die de informatie ontvingen verwaarloosbaar in vergelijking met het totaal aantal tuinliefhebbers in België. In België heeft immers 82% van de bevolking een tuin (Anonyme, 2003) en zijn er bijgevolg miljoenen tuinliefhebbers. De informatie die verspreid werd door het AlterIAS-project werd allicht ‘verdund’. Slechts 16% beweerde het AlterIAS-project te kennen. Anderzijds heeft wel 73% van de tuinliefhebbers reeds informatie ontvangen over IUP (tabel 13), maar waarschijnlijk te weinig informatie om significant hun kennisniveau te verhogen. In 2013 voelt 70% van de tuinliefhebbers zich nog steeds onvoldoende geïnformeerd (zie tabel 12), daar waar de overgrote meerderheid van de professionele groensector in 2013 vindt dat ze voldoende geïnformeerd zijn. Het is nu inderdaad zo dat het AlterIASproject de afgelopen twee jaar de communicatie-inspanningen voornamelijk toegespitst heeft op de professionele groensector. Bij de analyse van hoe invasieve planten worden gedefinieerd door de doelgroepen kwamen volgende drie elementen het vaakst naar voor: (1) expansie, (2) negatieve impact op de biodiversiteit en (3) oorsprong. In 2010 werden meestal dezelfde elementen aangehaald in de beschrijving van IUP. Hoe dan ook, de professionele groensector is zich in 2013 meer bewust van de impact van IUP op de biodiversiteit dan in 2010 (tabel 8). Anderzijds werden er opnieuw geen veranderingen vastgesteld voor de tuinliefhebbers. Tabel 8: Percentage van de ondervraagden die zich bewust zijn van de negatieve impact van IUP op de biodiversiteit Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
37%
45%
Openbare groenvoorzieners
62%
72%
Private groenvoorzieners
39%
72%
Tuinliefhebbers
59%
57% 19
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Dit toont aan dat de professionele groensector nu een beter begrip heeft van de ecologische gevolgen van IUP. De toegenomen kennis heeft mogelijk gedragswijzigingen tot gevolg. Sommige studies hebben inderdaad aangetoond dat een grotere ecologische kennis samengaat met een hogere mate van milieuvriendelijk handelen (Rickinson, 2001; geciteerd door Bickford et al., 2012). De elementen “geïntroduceerd door de mens” en “naturalisatie” zijn minder gekend wanneer invasieve planten worden gedefinieerd. Het element beheer is een ander vaak aangehaald begrip (invasieve planten worden beschreven als “moeilijk onder controle te houden/uit te roeien”). Toen in het Verenigd Koninkrijk aan plantenverkopers werd gevraagd om een beschrijving van het concept IUP te geven, werd “vreemde planten met negatieve eigenschappen” het meest aangehaald (Creative research, 2009). Wanneer gevraagd wordt wat de gevolgen van invasieve planten zijn, worden de ecologische gevolgen het meest vermeld (d.w.z. gevolgen voor de inheemse soorten en/of de ecosystemen). De gevolgen worden dan omschreven als “vernietigen of doden inheemse planten”, “domineren de vegetatie”, “verhinderen de ontwikkeling van inheemse fauna en flora” enz. Net als in 2010 werden de economische gevolgen, de gevolgen voor de volksgezondheid en de mogelijke schade aan infrastructuur minder vermeld. Ook in Frankrijk werden de ecologische gevolgen het vaakst aangehaald bij boomtelers, openbare diensten en tuinaannemers (Guérin et al., 2012). De meeste professionele groenvoorzieners en tuinliefhebbers kunnen één of meerdere voorbeelden geven van invasieve planten. Dit aandeel is toegenomen sinds 2010 (tabel 9), met uitzondering van de tuinliefhebbers. In het Verenigd Koninkrijk kon 60% van de plantenverkopers voorbeelden geven van plantensoorten die zij als invasief beschouwen (Creative research, 2009). Tabel 9: Percentage van de ondervraagden die beweren één of meerdere voorbeelden van IUP te kunnen geven Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
63%
75%
Openbare groenvoorzieners
94%
98%
Private groenvoorzieners
83%
98%
Tuinliefhebbers
69%
69%
Het aantal aangehaalde voorbeelden van IUP is toegenomen tussen 2010 en 2013 (tabel 10). Er is een significante toename in de groep van de professionele groensector, wat aantoont dat ze nu een betere kennis hebben van de lijst met invasieve planten in België. Dit is een zeer goed resultaat voor de communicatiecampagnes. In 2010 was de lijst van invasieve planten slechts zeer beperkt gekend. In 2013 is de top 10 (1) Heracleum mantegazzianum, (2) Fallopia japonica, (3) Impatiens glandulifera, (4) Buddleja davidii, (5) Prunus serotina, (6) Hydrocotyle ranunculoides, (7) Myriophyllum aquaticum, (8) Solidago spp., (9) Quercus rubra en (10) Rhododendron ponticum. Ook andere soorten werden aangehaald (Cotoneaster horizontalis, Ludwigia spp., Aster spp., Elodea spp., Robinia pseudoacacia, enz.), maar veel minder frequent (figuur 1). Prunus serotina en de invasieve waterplanten worden meer aangehaald in Vlaanderen. De soorten die er bovenuit steken, zijn: Heracleum mantegazzianum, Fallopia japonica, Impatiens glandulifera, Buddleja davidii en Prunus serotina. Ook in 2010 was dit al het geval. Tabel 10: Totaal aantal voorbeelden van IUP Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
12
34
Openbare groenvoorzieners
24
35
Private groenvoorzieners
12
30
Tuinliefhebbers
24
25 20
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Het aantal foute voorbeelden5, opgesomd door de professionele groensector en de tuinliefhebbers, is afgenomen in 2013. In 2010 werden er nog 61 foute voorbeelden gegeven, daar waar in 2013 slechts 27 foute voorbeelden werden gegeven. De meest aangehaalde foute voorbeelden zijn: Phyllostachys spp., Urtica dioica, Calystegia sepium, Cirsium spp., Elymus spp. en Aegopodium podagraria. Van de tuinliefhebbers gaf nog steeds 23% foute voorbeelden in 2013.
4.2.
Betrokkenheid bij de problematiek van invasieve planten
Algemeen gezien is de mate van betrokkenheid van de professionele groensector en de tuinliefhebbers vrij hoog in 2013. Gemiddeld vindt 83% van hen invasieve planten een belangrijk thema en voelt 75% zich betrokken (tabel 11). Openbare en private groenvoorzieners drukken de grootste betrokkenheid uit6. Deze categorieën uit de professionele groensector zijn mogelijk meer betrokken bij dit thema omdat ze te maken hebben met het beheer van invasieve planten. In 2010 stelde 80% van de groenbeheerders dat ze problemen met invasieve planten kenden in hun gemeente of stad. Boomtelers en tuinliefhebbers7 worden waarschijnlijk minder geconfronteerd met plantinvasies. Er zijn schommelingen waar te nemen in de mate van betrokkenheid van de verschillende doelgroepen in de vergelijking tussen 2010 en 2013, wat interpretatie van de gegevens moeilijk maakt. Bovendien waren er verschillende interpretaties van deze twee vragen mogelijk8. Tabel 11: Percentage van de ondervraagden die (1) invasieve planten als een belangrijk thema beschouwen en (2) zich betrokken voelen bij het thema van invasieve planten Doelgroep
Belangrijk thema?
Betrokken?
2010
2013
2010
2013
Boomtelers
74%
62%
54%
50%
Openbare groenvoorzieners
94%
91%
87%
86%
Private groenvoorzieners
78%
96%
70%
96%
Tuinliefhebbers
88%
84%
83%
69%
Het moet gezegd worden dat de mate van betrokkenheid van de boomtelers niet is toegenomen en dat het aandeel dat IUP als een belangrijk thema beschouwt zelfs licht gedaald is (62% in 2013 versus 74% in 2010)9. Ondanks de communicatie-inspanningen die werden geleverd tussen 2010 en 2013, lijkt het dat boomtelers nu niet sterker overtuigd zijn van het belang van het thema van IUP. Dit resultaat van 2013 kan verrassend lijken aangezien 79% van de boomtelers de ecologische gevolgen van IUP erkennen. Bovendien is (1) het kennisniveau over IUP toegenomen, (2) de beschikbare informatie toegenomen (zie sectie 4.3), (3) de nood aan informatie afgenomen (zie sectie 4.3) en (4) werd door de meeste professionele groenvoorzieners de aangeleverde informatie beschouwd als zijnde nuttig (zie sectie 4.3). Deze elementen suggereren dat het standpunt van de boomtelers niet is gewijzigd (d.w.z. dat de mate van betrokkenheid niet is toegenomen) hoewel deze beter geïnformeerd waren. Anderzijds is dit resultaat niet verrassend, wetende dat invasieve planten een gevoelig onderwerp zijn bij de boomtelers. Deze doelgroep heeft vaak haar scepticisme over het onderwerp uitgedrukt. Er werden vaak bezwaren geuit over bepaalde onderwerpen zoals (1) de classificatie van invasieve soorten in een zwarte lijst/bewakingslijst-systeem (dit concept werd niet steeds positief onthaald of volledig begrepen), 5
Foute voorbeelden zijn inheemse planten of zijn uitheemse planten die niet vermeld staan op de Belgische lijst van invasieve planten (zie resultaten, p. 7). 6 De mate van betrokkenheid bij de private groenvoorzieners is waarschijnlijk overschat om dezelfde redenen als hierboven vermeld voor het kennisniveau. 7 In 2010 gaf 55% van de tuinliefhebbers aan problemen te hebben met invasieve planten in hun tuin. 8 De ondervraagden vroegen vaak meer uitleg over de vraag in verband met betrokkenheid: persoonlijk of professioneel betrokken? Betrokken in het beheer van invasieve planten of niet? 9 Verwijzend naar de situatie van 2006 is de mate van betrokkenheid toegenomen in België, toen gaf 43% aan zich betrokken te voelen bij het onderwerp van IUS (Vanderhoeven et al., 2011). 21 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
(2) de invasiviteit van soorten (de invasiviteit van sommige soorten die erg gewaardeerd of reeds jarenlang geteeld worden als sierplanten, werd soms tegengesproken)10, (3) de indruk dat wetenschappers of ecologen het probleem hebben overdreven/veralgemeend, enz. Dit scepticisme werd vaak uitgedrukt op het einde van de enquête waar er opmerkingen konden worden geformuleerd. Boomtelers zijn kritischer met betrekking tot IUP. De meest geformuleerde opmerkingen waren: “ik ga akkoord voor sommige soorten, maar niet voor de andere”, “de problemen zijn veralgemeend vanuit een aantal wijdverspreide soorten die zeer schadelijk zijn voor het milieu” en “deze probleemstelling houdt geen rekening met lokale omstandigheden: sommige planten zijn enkel in bepaalde gebieden invasief, maar niet overal”. Het AlterIAS-project heeft een boodschap gebracht waarin wordt uitgelegd dat invasieve planten een verschillende impact hebben, met wijdverspreide soorten en soorten die enkel specifieke habitats invaderen. Het lijkt nu dat deze boodschap niet systematisch werd gehoord. De daling in het beschouwen van invasieve planten als een belangrijk thema is echter niet het gevolg van slechte communicatie door het AlterIAS-project, want slechts 10% van de boomtelers is van mening dat het project niet-relevante informatie heeft verspreid (d.w.z. informatie van slechte kwaliteit). Socio-economische en klimatologische factoren moeten ook in rekening worden gebracht bij de interpretatie van het standpunt van de boomtelers. Zo was het groeiseizoen van 2013 niet winstgevend voor vele boomtelers. De weersomstandigheden in het voorjaar van 2013 waren niet gunstig voor de teelt van sierplanten (Grifnée, comm. pers.). In deze negatieve economische context worden invasieve planten (en in het algemeen biodiversiteit) niet als een belangrijk onderwerp beschouwd. Prioriteit wordt steeds gegeven aan de financiële zaken van het bedrijf. Een recente studie uitgevoerd bij de professionele groensector in Wallonië toont aan dat personeelsbeleid en oneerlijke concurrentie beschouwd worden als de belangrijkste onderwerpen/beperkingen voor de boomkwekerijen (Fallon, 2012). Dit interessante resultaat leert ons enkele zaken. Ten eerste veranderen mensen niet zomaar hun mening, zelfs niet wanneer ze beter geïnformeerd zijn en/of wetenschappelijke achtergrond kregen. De meeste mensen zijn dus eerder rationeel dan emotioneel. Ten tweede is het belangrijk om naar het standpunt van de boomtelers te luisteren en er begrip voor te tonen. Een veel gemaakte fout in communicatie is het enkel proberen overtuigen van de betrokken partijen in plaats van te luisteren naar hun standpunt en dit mee te nemen, hun motivaties te begrijpen en hoe deze verband houden met het onderwerp (Hesselink et al., 2007). Bickford et al. (2012) moedigt de instandhoudingsbiologen zeer sterk aan om de lokale culturele context in rekening te brengen en niet te verwachten dat mensen zomaar zullen overtuigd geraken door de aangeleverde gegevens om hun denkwijze en gedrag aan te passen.
4.3.
Informatie en communicatie
De hoeveelheid beschikbare informatie is toegenomen tussen 2010 en 2013 (tabel 12) en de nood aan informatie is naderhand gedaald in 2013. Een groter deel van de ondervraagden voelt zich voldoende geïnformeerd. Dit deel is zelfs verdubbeld voor boomtelers en private groenvoorzieners. Dit is ongetwijfeld het gevolg van de informatie over IUS die in deze periode in België is verschaft, niet enkel door het AlterIAS-project, maar ook door andere initiatieven met betrekking tot IUS (bv. het INVEXO Interreg-project in Vlaanderen, het Actieplan Reuzenberenklauw in Wallonië enz.). In 2006 vond de professionele groensector het gebrek aan informatie een significante belemmering in het omgaan met het IUP-onderwerp (Vanderhoeven et al., 2011). Het gebrek aan informatie werd bevestigd in de studie van 2010. De huidige resultaten tonen aan dat in 2013 de nood aan informatie voor de meeste professionele groenvoorzieners is ingevuld. Anderzijds voelt slechts 30% van de tuinliefhebbers zich voldoende geïnformeerd. Blijvende inspanningen moeten geleverd worden voor het grote publiek. 10
In het Verenigd Koninkrijk werd een vergelijkbare discrepantie waargenomen tussen de soorten die Defra (Department for Environment, Food and Rural Affairs) beschouwt als zijnde invasief en de visie van de sector. In veel gevallen werden de planten in kwestie door een meerderheid van de sector niet beschouwd als invasieve planten (Creative research, 2009). In België was er zelfs sprake van een psychologische barrière (d.w.z. een onenigheid) voor sommige boomtelers, toen ze vernamen dat enkele van oudsher geteelde sierplanten (bv. soorten van het geslacht Rhododendron, Aster, Rosa en Cotoneaster) als invasief werden beschouwd door wetenschappers. 22 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Tabel 12: Percentage van de ondervraagden dat zich voldoende geïnformeerd voelt over IUP Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
32%
64%
Openbare groenvoorzieners
44%
71%
Private groenvoorzieners
26%
58%
Tuinliefhebbers
22%
29%
Tegelijkertijd is de beschikbaarheid van informatie toegenomen in 2013. Een grote meerderheid (84%) van de professionele groensector en de tuinliefhebbers is geïnformeerd geweest over IUP. Het aantal geïnformeerden is toegenomen met 30% voor de boomtelers, met 15% voor de publieke groenvoorzieners, met 39% voor de private groenvoorzieners en met 11% voor de tuinliefhebbers (tabel 13). De resultaten in tabel 12 en 13 tonen aan dat de doelgroepen bereikt zijn door de communicatiecampagnes. Tabel 13: Percentage van de ondervraagden dat reeds geïnformeerd is over IUP Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
55%
86%
Openbare groenvoorzieners
80%
95%
Private groenvoorzieners
43%
82%
Tuinliefhebbers
62%
73%
De meest gebruikte informatiekanalen, volgens de ondervraagden, zijn (1) studiedagen of presentaties; (2) internet; (3) folders en brochures; (4) artikels in tuinbouwmagazines; (5) artikels in pers en (6) nieuwsbrieven. De ondervraagden werden meestal geïnformeerd via verschillende informatiekanalen. De gebruikte kanalen verschillen volgens de doelgroep. Boomtelers en tuinliefhebbers werden minder vaak geïnformeerd door het internet en nieuwsbrieven. De ondervraagden werden het minst geïnformeerd over IUP door de DVD (AlterIAS-documentaire), radio- en tv-reportages (ondanks het feit dat massamedia de meest aangewezen/meest efficiënte methode is om een groot aantal mensen te bereiken). Radio- en tv-reportages werden het minst vermeld door de doelgroepen. Weinig reportages kunnen specifiek gewijd worden aan invasieve planten. Het doelpubliek werd daardoor minder geïnformeerd via dit kanaal. Dit wil echter niet zeggen dat communicatie d.m.v. massamedia minder efficiënt is om een boodschap te brengen naar de professionele groensector en de tuinliefhebbers. Massamedia is wel degelijk een belangrijk middel voor het informeren van grote delen van het publiek, maar het is niet het meest toegankelijke kanaal voor informatieverspreiders. Het AlterIAS-project is gekend bij 31% van de boomtelers11, 62% van de openbare groenvoorzieners, 49% van de private groenvoorzieners en slechts bij 16% van de tuinliefhebbers. Het project is het best gekend bij de openbare groenvoorzieners. Dit is niet verrassend gezien de hoge mate van betrokkenheid van deze doelgroep. Het duidt ook aan dat communicatie-inspanningen en/of de verspreiding van het communicatiemateriaal verschillend waren naargelang de doelgroep. De inbreng van de organisaties betrokken bij het AlterIAS-project (beroepsverenigingen, natuurverenigingen enz.) heeft ook een actieve rol gespeeld in de verspreiding van informatie. De professionele groensector hoorde van het AlterIAS-project via (1) studiedagen, (2) het internet, (3) folders en brochures, (4) artikels in tuinbouwmagazines, (5) nieuwsbrieven en (6) persartikels. Deze bevinding moet worden vergeleken met de communicatiemiddelen en –methoden die door het project 11
Het project is beter gekend bij de boomtelers in Vlaanderen: 39% kent het AlterIAS-project (tegenover 20% in Wallonië). 23
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
werden gebruikt (tabel 14). Er is inderdaad een grote correlatie tussen het aantal door het project gerealiseerde communicatieacties en de door de doelgroepen meest aangehaalde communicatiekanalen waardoor ze kennis maakten met het project. Tabel 14: Aantal communicatieacties gerealiseerd door het AlterIAS-project en het percentage van de professionele groensector dat hoorde van het AlterIAS-project per communicatieactie. Communicatieactie Studiedagen/informatiesessies/conferenties Artikels in tuinbouwmagazines/ledenbladen van federaties Verdeling van folders en brochures* Artikels in regionale en lokale pers Radio- en tv-reportages *: tijdens tuinbouwevenementen **: met inbegrip van alle heruitzendingen
Nb
%
78 61 60 43 25**
45 26 39 12 2
Radio- en tv-reportages werden minder gebruikt door het AlterIAS-project omwille van dezelfde redenen als hoger vermeld. Journalisten en presentatoren zijn moeilijk bereikbaar of onvoldoende geïnteresseerd in het onderwerp van invasieve planten. Het AlterIAS-project had weinig budget om communicatie via massamedia te verzekeren, die bovendien afhankelijk is van de wil van journalisten of radio- en tvpresentatoren om het onderwerp te behandelen. De kwaliteit van de informatie die geleverd werd door het AlterIAS-project werd positief geëvalueerd door de doelgroepen: gemiddeld vond 86% van de professionele groensector en 83% van de tuinliefhebbers dat het project relevante informatie heeft afgeleverd. Het deel van de professionele groensector en de tuinliefhebbers dat gehoord heeft van Gedragscodes is aanzienlijk toegenomen tussen 2010 en 2013 (tabel 15). Interessant is het feit dat de Gedragscode invasieve planten in België beter gekend is bij de verschillende doelgroepen dan het AlterIAS-project zelf. Voor de tuinliefhebbers is de doelstelling van het project bereikt. Er werd inderdaad verwacht dat tenminste 10% van de tuinliefhebbers zich bewust zou zijn van de Gedragscode in België. Tabel 15: Percentage van de ondervraagden die gehoord heeft van de Gedragscode invasieve planten in België Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
10%
56%
Openbare groenvoorzieners
13%
73%
Private groenvoorzieners
15%
69%
Tuinliefhebbers
7%
24%
Dit is een goede indicator van de doeltreffendheid van de campagne rond de Gedragscode (‘Plant anders’) twee jaar na de lancering. In de Verenigde Staten had slechts 7% van de boomtelers gehoord over de St.-Louis Vrijwillige Gedragscodes drie jaar na de goedkeuring (Burt et al., 2007). In het Verenigd Koninkrijk was 46% van de plantenverkopers zich bewust van de Praktijkrichtlijn voor de tuinbouw die in 2005 door het Defra werd gelanceerd (Creative research, 2009). Een meerderheid van de ondervraagden vindt dat het probleem van IUP moet geregeld worden door wetgeving, met uitzondering van de boomtelers waar de tendens van richting is veranderd in vergelijking met 2010 (tabel 16). Openbare groenvoorzieners staan meer open voor wetgeving dan de boomtelers. Deze laatsten hebben hun tegenstand tegen dit soort instrumenten geuit en beschouwen wetgeving als opdringerig en restrictief (beperkend). De meeste boomtelers vinden dat er reeds genoeg reglementering van kracht is voor de sector. Gedragscodes worden aanzien als een praktisch alternatief voor bindende 24 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
middelen die strikte reglementeringen opleggen en tegenstand krijgen van de sectoren die ze beïnvloeden (Vanderhoeven et al., 2011; Drew et al., 2010). Ongeacht de doelgroep moet vermeld worden dat wetgeving wel werd geaccepteerd voor enkele specifieke soorten, maar zeker niet voor de hele lijst van invasieve planten in België. Wanneer de ondervraagden denken aan regelgeving, dan denken ze aan regelgeving van de best-gekende invasieve planten (de meest als voorbeeld aangehaalde planten) en niet aan regelgeving van alle invasieve planten. Tabel 16: Percentage van de ondervraagden dat vindt dat het probleem van IUP moet geregeld worden door wetgeving Doelgroep
2010
2013
Boomtelers
54%
34%
Openbare groenvoorzieners
66%
75%
Private groenvoorzieners
57%
67%
Tuinliefhebbers
72%
63%
Deze vraag opent het debat over wetgeving (vaak aangeduid als ‘command and control’, sensu Moss et al., 2005) versus zelfregulatie (vrijwillige benaderingen), wat steeds vaker het onderwerp is van de literatuur in de laatste decennia (Alberini et al., 2002). Ondanks eenzelfde doel (d.w.z. het verminderen van vrijwillige introductie van invasieve planten), is de reikwijdte van deze tools verschillend voor de betrokkenen, met voor- en nadelen, stimulansen en beperkingen. Bovendien is de doeltreffendheid en de efficiëntie van zowel regelgeving als zelfregulerende instrumenten i.v.m. IUS slechts weinig gedocumenteerd. Dit ten gevolge van de gebrekkige monitoring na introductie van deze instrumenten. Regelgeving mag niet gezien worden als een wondermiddel om het probleem van IUS op te lossen, zonder geschikte communicatie- en controlemiddelen is de mogelijke doeltreffendheid van verplichte instrumenten in vraag te stellen.
4.4.
Monitoren van de Gedragscode invasieve planten in België
In juni 2013 gaf 29% van de boomtelers, 35% van de openbare groenvoorzieners en 49% van de private groenvoorzieners aan dat ze de Gedragscode aanvaard hebben. Sommige ondervraagden beweerden de Gedragscode te hebben aanvaard, maar waren niet geregistreerd op de partnerlijst (d.w.z. ze waren niet opgenomen in de partnerdatabase beschikbaar op http://www.alterias.be). Met inachtneming van deze aantallen zijn de doelstellingen van het AlterIAS-project bereikt voor de boomtelers en de private groenvoorzieners, maar niet voor de openbare groenvoorzieners12. Deze resultaten zijn bemoedigend, maar de Gedragscode zal meer tijd nodig hebben dan twee jaar om wijdverspreid te worden aanvaard in de professionele groensector van België. Vrijwillige systemen moeten met een lange termijnvisie gepland worden om progressief een groot deel van de belanghebbenden te bereiken. In het Verenigd Koninkrijk gaf 40% van de plantenverkopers aan de Praktijkrichtlijn voor de tuinbouw te volgen vier jaar na de verwezenlijking ervan. (Creative research, 2009)13. Vanderhoeven et al. (2011) stelde dat er in 2006 een sterke bereidheid was van de professionele groensector om deel te nemen aan programma’s voor de preventie van de verspreiding van IUS. In 2010 werd deze uitspraak bevestigd in de initiële studie, waar 61% van de boomtelers en 73% van de private groenvoorzieners aangaven dat ze zich zouden engageren in een vrijwillige gedragscode (hoewel de Belgische gedragscode nog niet was ontwikkeld). De hierboven vermeldde resultaten tonen het verschil 12 De objectieven waren aanvaarding van de Gedragscode door (1) 20% van de professionele groensector aangesloten bij een beroepsvereniging (boomtelers, tuin- en landschapsarchitecten, tuinaannemers) en (2) 60% van de openbare groenbeheerders van de steden en gemeenten. 13 In 2005 werd “Helping to prevent the spread of invasive non-native species – Horticultural code of practice‟ gepubliceerd in het Verenigd Koninkrijk. Deze Code geeft advies en richtlijnen voor het verantwoord gebruik, controle en verwijdering van invasieve uitheemse planten aan iedereen die bezig is met tuinbouw, tuinieren en gerelateerde activiteiten die het gebruik van planten inhouden.
25 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
aan tussen de intentie (‘zouden zich engageren in een gedragscode’, in 2010) en actie (‘hebben zich geëngageerd in de Gedragscode’, in 2013). Na analyse van de onderliggende redenen voor aanvaarden van de Gedragscode, zijn de volgende elementen de belangrijkste gebleken: (1) ‘milieubewustzijn’, (2) ‘positief voor het groene imago’, (3) ‘ondersteuning door beroepsorganisaties’ en (4) ‘gemakkelijk toepasbaar’. De consumentendruk speelt slechts een beperkte rol. De ondersteuning door beroepsorganisaties en de vrees voor een strengere wetgeving heeft een belangrijke invloed op de boomtelers, voornamelijk in Vlaanderen. Dit bevestigt de nood om een Gedragscode in overleg met de groensector te ontwikkelen om de steun van federaties/associaties te verkrijgen (wat dan weer een belangrijk argument is voor de boomtelers om zich te engageren). In de Verenigde Staten waren de beweegredenen om deel te nemen aan de St.-Louis Gedragscodes (1) ‘bezorgdheid om het milieu’, (2) ‘creëren van een groen imago’, (3) ‘consumentendruk’, (4) ‘andere boomtelers nemen ook deel’, (5) ‘druk van het personeel’ en (6) ‘voorkomen van wetgeving’ (Burt et al., 2007). De belangrijkste redenen voor het niet aanvaarden van de Gedragscode zijn: (1) ‘niet geïnformeerd over de Gedragscode’ en (2) ‘geen tijd - te druk’. Na twee jaar van communicatieacties was nog steeds 54 % van de boomtelers en 57% van de private groenvoorzieners niet geïnformeerd over de Gedragscode. Dit benadrukt de noodzakelijke verderzetting van de promotie rond de Gedragscode. De Gedragscode is nog steeds onvoldoende bekend bij boomtelers, tuin- en landschapsarchitecten en tuinaannemers, ze is beter bekend bij steden en gemeenten. Slechts 24% van de openbare groenvoorzieners was niet geïnformeerd. Het gebrek aan beschikbaarheid van de boomtelers en groenvoorzieners is de tweede belangrijkste belemmering. Deze hebben andere verplichtingen en prioriteiten dan het ondertekenen van een dergelijk charter. De promotie van een Gedragscode is een tijdrovend en repetitief werkje dat mensen vraagt die uitsluitend hiermee bezig zijn. Directe aanspreking (via de telefoon, e-mail, gesprekken, tijdens vergaderingen enz.) is de meest aangewezen manier om mensen van de professionele groensector te overtuigen, maar de resultaten blijven beperkt14. Herhaald contact is vaak nodig vooraleer een handtekening wordt bekomen. En zelfs wanneer een positief antwoord wordt gegeven, vergeten de professionelen te tekenen (gebrek aan tijd, te druk enz.) om zo het engagement concreet te maken. Voor openbare diensten is de procedure voor ondertekening ook tijdrovend omwille van de verplichte goedkeuring door de gemeenteraad die nodig is, een proces dat tussen 3 weken en 6 maanden kan duren (met een gemiddelde van 2 à 3 maanden). Bij het analyseren van de professionelen uit de groensector die geïnformeerd zijn over de Gedragscode, maar deze niet aanvaard hebben, zijn de meest gegeven redenen: (1) ‘geen tijd - te druk’ en (2) ‘Gedragscode zal het invasieprobleem niet oplossen, het is een niet-relevant instrument’. De Gedragscode wordt door slechts 4% van de boomtelers, 21% van de openbare groenvoorzieners en 15% van de private groenvoorzieners als ‘te restrictief/te beperkend’ ervaren. Slechts 18% van de boomtelers beschouwden de Gedragscode als negatief voor het bedrijf. Verrassend genoeg werd concurrentie met diegenen die niet aansluiten minder aangehaald, met uitzondering door de private groenvoorzieners. Van de professionele groenvoorzieners die de Gedragscode aanvaard hebben, heeft (gemiddeld) slechts 11% moeilijkheden ondervonden bij de toepassing van de Code en beschouwt slechts 8% het als negatief voor het bedrijf. Dit toont aan dat de maatregelen in de Belgische Gedragscode eenvoudig toe te passen zijn en niet beperkend zijn voor de meerderheid van de professionele groensector. In 2010 dacht nog 32% van de boomtelers dat hun bedrijf zou bedreigd worden door het van de markt halen van invasieve planten. In 2013 vindt slechts 10% van hen dat de Gedragscode een negatieve invloed heeft op de verkoop. 14
Het slagingspercentage van de directe aansprekingen die werden toegepast in het AlterIAS-project was 23%. Op een totaal van 426 gecontacteerde professionelen uit de groensector, hebben er 99 de Gedragscode ondertekend. Van de gecontacteerden antwoordde 58% dat ze geen tijd hadden of het te druk hadden (of meer tijd nodig hadden om de Gedragscode te analyseren). Daarnaast was 15% positief, maar hebben toch nog niet getekend. Slechts 4% weigerde onmiddellijk de Code te ondertekenen. 26
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
De kennis van de Gedragscode is matig, met 63% van de professionele groenvoorzieners die één of meerdere maatregelen, voorgesteld in de Gedragscode, konden geven. De meest geciteerde maatregelen zijn: (1) ‘stop de verkoop/aanplant van planten van de consensuslijst’, (2) ‘informeer klanten/inwoners’ en (3) ‘promoot alternatieve, niet-invasieve planten. De gebruiksbeperkende maatregel (‘stop verkoop/aanplant’) werd aangehaald door 81% van de boomtelers, 60% van de openbare groenvoorzieners en door 46% van de private groenvoorzieners. De meeste geëngageerden lijken zich vooral bewust van dit element van de Gedragscode. Het promoten van alternatieven wordt door 70% eenvoudig gevonden. De maatregelen ‘ken de lijst van invasieve land- en waterplanten in België’ en ‘neem deel aan een vroegtijdig detectiesysteem voor nieuwe invasieven’ werden veel minder aangehaald. Deze laatste maatregel werd zelfs helemaal niet aangehaald door de boomtelers en de private groenvoorzieners. In vergelijking met de ander doelgroepen hebben de openbare groenvoorzieners een betere kennis van de maatregelen uit de Gedragscode. Van de professionele groenvoorzieners gaf 92% aan deelgenomen te hebben aan ten minste 1 maatregel uit de Gedragscode. De meerderheid van de groenvoorzieners herinnert zich slechts 1 of 2 maatregelen (van de 5), met een maximum van 3 maatregelen voor de boomtelers, 4 voor de private groenvoorzieners en 5 voor de openbare groenvoorzieners. Dit duidt er op dat Gedragscodes geen overmaat aan maatregelen of aanbevelingen moeten bevatten. Idealiter bevatten Gedragscodes een beperkt aantal gemakkelijk te onthouden en eenvoudig toe te passen maatregelen. In de Verenigde Staten gaf 83% van de groenvoorzieners aan ten minste 1 preventieve maatregel van de St.-Louis Gedragscodes te hebben toegepast, met een gemiddelde van 2.4 van de 7 maatregelen (Burt et al., 2007). Aan de ondervraagden werd gevraagd met welke communicatieacties ze klanten of inwoners informeren over IUP. Deze communicatieacties zijn: verspreiden van communicatiemiddelen (brochures en folders voorzien door het AlterIAS-project), gebruik van de AlterIAS-poster, gebruik van het logo van de Gedragscode, communicatie op de website (vermelden van hun engagement in de Gedragscode op hun website), communiceren over soorten van Bijlage II15. Alle professionele groenvoorzieners (100%) hebben deelgenomen in ten minste één van deze communicatieacties. Er werd door 83% van de groenvoorzieners gesteld dat ze de communicatiemiddelen (folders en brochures) verdelen, 52% gaf aan te communiceren over invasieve planten (Bijlage II-soorten) naar klanten of het grote publiek en 50% zei de poster te gebruiken. Slechts enkelen (18%) geven hun engagement aan op hun website en slechts 15% maakte gebruik van het logo (wordt elektronisch aangeleverd). Dit is niet verrassend aangezien sommige groenvoorzieners niet vertrouwd zijn met het manipuleren van websites. Slechts 28% van de professionele groenvoorzieners stelt dat ze specifieke vragen of verzoeken krijgen over invasieve planten. In het Verenigd Koninkrijk stelde 65% van de plantenverkopers informatie of advies in verschillende vormen te verschaffen, bv. verdelen van folders, gebruik van posters, specifieke plantlabelling (Creative research, 2009). Tot slot vindt bijna de helft van de professionele groensector (45%) dat de Gedragscode helpt in het ontwikkelen van een ‘groen bedrijf’ of een ‘milieuvriendelijk imago’. Een dergelijk indirect voordeel lijkt echter moeilijk te evalueren, 42% was inderdaad niet in staat om deze specifieke vraag te beantwoordden.
15
In de Belgische Gedragscode is er geen gebruiksbeperking voor de soorten van Bijlage II. Het wordt aangeraden te communiceren over deze soorten met de volgende boodschap: “De plantensoorten die opgenomen zijn in onderstaande
plantenlijst kunnen in bepaalde natuurlijke milieus of in specifieke omstandigheden invasief worden. Wees voorzichtig bij gebruik van deze planten en vermijd vooral om ze aan te planten in de buurt van gevoelige habitats. Ter vervanging van deze planten kunnen alternatieve planten voorgesteld worden”. 27 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
5. BESLUIT Gedrag wijzigen is een lange-termijnproces voor elk thema gerelateerd aan biodiversiteitsbehoud of milieubescherming. Het AlterIAS-project en de Belgische Gedragscode invasieve planten moeten gezien worden als een eerste stap in de sensibilisatie die moet worden verder gezet in de toekomst. Op korte termijn werden reeds significante effecten waargenomen. De belangrijkste resultaten van deze slotstudie kunnen als volgt worden samengevat: Voor de professionele groensector (boomtelers, openbare groenvoorzieners, tuin- en landschapsarchitecten, tuinaannemers), hebben de communicatieacties (1) het kennisniveau en het begrip van het concept invasieve uitheemse planten verhoogd; (2) het bewustzijn van de ecologische gevolgen vergroot; (3) de kennis van de lijst van invasieve planten vergroot en (4) de nood aan informatie ingevuld (de meeste groenvoorzieners voelen zich voldoende geïnformeerd). Al deze elementen duiden erop dat communicatie over IUP doeltreffend is in het vergroten van het bewustzijn indien de doelgroepen duidelijk omschreven zijn. Dit was het geval voor de professionele groensector aangesloten bij beroepsverenigingen. Het AlterIAS-project heeft de communicatieinspanningen toegespitst op de professionele groensector om eerst het begin van de keten te sensibiliseren. Bij de tuinliefhebbers werden beperkte resultaten van de communicatieacties waargenomen. Ondanks enkele positieve effecten van de communicatie bij deze doelgroep (bv. verhoging van de beschikbare informatie, verhoging van de kennis van de Gedragscode). Er was geen significante toename van het kennisniveau van en de betrokkenheid bij IUP. Er werd geen grotere kennis geregistreerd van de lijst met invasieve planten in België. Alhoewel 73% van de tuinliefhebbers reeds informatie ontving over IUP, voelt slechts 29% zich voldoende geïnformeerd over dit onderwerp. Ondanks de communicatieinspanningen werd slechts een klein deel van de tuinliefhebbers van België bereikt door de sensibilisatiecampagnes van het AlterIAS-project. De afgeleverde informatie werd waarschijnlijk ‘verdund’ gezien de grootte van deze doelgroep. Voor een beter bewustzijn bij de tuinliefhebbers, zijn bijkomende inspanningen nodig. Hiervoor moet deze doelgroep beter omlijnd worden (1) om goed de communicatiestrategie te kunnen bepalen en (2) vervolgens de best passende communicatiemiddelen in te zetten. Communicatiecampagnes gericht naar het grote publiek, op nationaal niveau, vereisen specifieke middelen, zoals regelmatig gebruik van massamedia en nieuwe web-gerelateerde tools (sociale netwerken, smartphone-applicaties enz.). We kunnen besluiten dat het verhogen van het bewustzijn bij het grote publiek op grote schaal een specifieke communicatiecampagne vraagt. De mate van betrokkenheid van de boomtelers bij IUP is niet toegenomen ondanks dat deze beter geïnformeerd zijn en zich meer bewust zijn van de ecologische gevolgen. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het scepticisme van de boomtelers met betrekking tot invasieve planten. Er was inderdaad soms een discrepantie tussen de soorten die door de wetenschappers als invasief en/of schadelijk werden beschouwd, en het standpunt van de sector. Toch vindt nog steeds 62% van de boomtelers dat invasieve planten een belangrijk onderwerp zijn en voelt 50% zich betrokken. De vaakst vermelde informatiekanalen zijn: (1) studiedagen en presentaties; (2) internet; (3) folders en brochures; (4) artikels in tuinbouwtijdschriften; (5) artikels in de pers en (6) nieuwsbrieven. Radioen tv-reportages werden minder aangehaald door de professionele groensector en de tuinliefhebbers. Weinig reportages kunnen specifiek gewijd worden aan invasieve planten. Het doelpubliek werd daardoor minder geïnformeerd via dit kanaal. Dit wil echter niet zeggen dat communicatie d.m.v. massamedia minder efficiënt is om een boodschap te brengen naar de professionele groensector en tuinliefhebbers. Massamedia is wel degelijk een belangrijk middel voor het informeren van grote delen van het publiek, maar het is niet het meest toegankelijke kanaal voor informatieverspreiders.
28 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
De kennis over Gedragscodes is significant toegenomen. In 2013 heeft 56% van de boomtelers, 73% van de openbare groenvoorzieners, 69% van de private groenvoorzieners en 24% van de tuinliefhebbers gehoord van de Belgische Gedragscode. Inspanningen moeten echter worden verder gezet om dit nog beter te promoten. Er is nog steeds 44% van de boomtelers en 76% van de tuinliefhebbers niet geïnformeerd over de Gedragscode. De Belgische Gedragscode werd gelanceerd in september2011. In juni 2013 werd door 29% van de boomtelers, 35% van de openbare groenvoorzieners, 49% van de private groenvoorzieners en 23% van de tuinliefhebbers aangegeven dat ze de Gedragscode hebben aanvaard. Dit zijn bemoedigende resultaten. Toch zal de Gedragscode meer nodig hebben dan twee jaar promotie om wijdverspreid te worden toegepast door de groensector. Inspanningen moeten worden verder gezet om de doelgroepen meer te overtuigen de Gedragscode te aanvaarden. De belangrijkste redenen voor het ondertekenen van de Gedragscode zijn (1) ‘milieubewustzijn’, (2) ‘positief voor het groene imago’, (3) ‘ondersteuning door beroepsorganisaties’ en (4) ‘gemakkelijk toepasbaar’. De ondersteuning door beroepsorganisaties en de vrees voor een strengere wetgeving heeft een belangrijke invloed op de boomtelers, voornamelijk in Vlaanderen. Dit bevestigt de nood om een Gedragscode in overleg met de groensector te ontwikkelen om de steun van federaties/associaties te verkrijgen, wat dan weer een belangrijk argument is voor de boomtelers om zich te engageren. De belangrijkste redenen voor het niet ondertekenen van de Gedragscode zijn (1) ‘niet geïnformeerd over de Gedragscode’ en (2) ‘geen tijd - te druk’. De promotie van de Gedragscode moet daarom worden verder gezet om dit gebrek aan informatie op te vullen. Voor zij die geïnformeerd zijn over de Gedragscode (maar niet ondertekenden), zijn de belangrijkste argumenten (1) ‘te druk - geen tijd’ en (2) ‘Gedragscode zal het invasieprobleem niet oplossen, het is een niet-relevant instrument’. De Belgische Gedragscode is niet-beperkend en is eenvoudig toe te passen: slechts 11% van de professionele groensector ondervond problemen met de toepassing ervan en slechts 8% vindt dat de Gedragscode een negatieve invloed heeft op zijn/haar activiteiten. De kennis over de maatregelen uit de Gedragscode is matig. Drie maatregelen (van de 5) werden het meest geciteerd: (1) ‘stop de verkoop/aanplant van planten van de consensuslijst’, (2) ‘informeer klanten/inwoners’ en (3) ‘promoot alternatieve, niet-invasieve planten’. Dit duidt erop dat Gedragscodes geen overmaat aan maatregelen of aanbevelingen moeten bevatten. Idealiter bevatten Gedragscodes een beperkt aantal gemakkelijk te onthouden en eenvoudig toe te passen maatregelen. De gebruiksbeperkende maatregel (‘stop verkoop/aanplant’) werd aangehaald door 81% van de boomtelers, 60% van de openbare groenvoorzieners en door 46% van de private groenvoorzieners. Alle professionele groenvoorzieners (100%) hebben informatie verspreid over invasieve planten. De vaakst toegepaste communicatieacties zijn: (1) ‘verdelen van de communicatiemiddelen (folders en brochures)’; (2) ‘gebruik van de AlterIAS-poster’ en (3) ‘communicatie over de invasieve soorten van Bijlage II’.
29 AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
REFERENTIES Alberini A., Segerson K. (2002). Assessing voluntary programs to improve environmental quality. Evironmental and Resource Economics 22: 157-184. Anonyme (2003). Etude de marché sur les produits de l’horticulture ornementale d’extérieur en Région wallonne. Rapport d’activité. Faculté Universitaire des Sciences Agronomiques de Gembloux. Gembloux (Belgique). 76 pp. Bickford, D., Posa M.R.C., Quie L., Campos-Arceiz A., Kudavidanage E. P. (2012). Science communication for biodiversity conservation. Biological Conservation 151: 74-76. Burt J.W., Muir A.A., Piovia-Scott J., Veblen K.E., Chang A.L., Grossman J.D., Weiskel H.W. (2007). Preventing horticultural introductions of invasive plants: potential efficacy of voluntary initiatives. Biological Invasions, 9: 909-923. Convention on Biological Diversity (2002) Decision VI/23* of the 900 Conference of the Parties to the CBD, Annex, footnote to the 901 Introduction. In: Diversity CoB (ed). The Hague. Creative Research (2009). Wildlife Management and Invasive Non-Native Species. Report of Research Findings among the General Public, Anglers and the Horticultural Retail Trade (Volume 1). London (United Kingdom). 147 pg. Drew J., Anderson N., Andow D. (2010). Conundrums of a complex vector for invasive species control: a detailed examination of the horticultural industry. Biological Invasions 12: 2837 – 2851. Fallon S. (2012). Présentation de la Fédération Wallonne Horticole et contexte général du secteur horticole en Wallonie. Dans Congrès des 15 ans de la Fédération Wallonne Horticole, Gembloux (Belgique), 19 december 2012. Guérin M., Provendier D. (2012). Gestion préventive des plantes exotiques envahissantes : rapport d’enquête auprès des professionnels de l’horticulture. Plante et cité. France. 38 pg. Halford M, Heemers L, Mathys C, Vanderhoeven S, Mahy G (2011) Socio-economische studie over invasieve sierplanten in België. Eindrapport. Universiteit Luik Gembloux Agro Bio-Tech (België). 29 pp. Hesselink F.J., Wendy Goldstein W., Van Kempen P. P., Garnett T., Dela J. (2007). Communication, Education and Public Awareness (CEPA): a toolkit for National Focal Points and NBSAP coordinators. Secretariat of the Convention on Biological Diversity and IUCN. Montreal (Canada). 310 pg. Moss W, Walmsley R (2005). Controlling the sale of invasive garden plants: why voluntary measures alone fail. World Wide Fund for Nature Australia, Sydney, 14 pp. Vanderhoeven S., Piqueray J., Halford M., Nulens G., Vincke J., Mahy G. (2011). Perception and understanding of invasive alien species issues by nature conservation and horticulture professionals in Belgium. Environmental Management 47:425-442.
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
BIJLAGE: ENQUÊTE (vragenlijst voor de professionele groensector – Nederlandstalige versie) DEEL 1: SOCIALE PERCEPTIE Rubriek 1: Kennis, begrip en betrokkenheid Ja 1
Neen
Weet u wat een invasieve plant is (of een exotische invasieve plant)? Indien ja, wat weet u over invasieve planten? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ja
2
Neen
Kan u één of meerdere voorbeelden geven van invasieve planten ? Indien ja, welke ? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
3
Welke zijn volgens u de gevolgen van invasieve planten? …………………………………………………………………………………………………......................................................... ............................................................................................................................................................. .............................………………………………………………………………..………………………………………………………….. Ja
4
Is dit volgens u een belangrijke problematiek ?
5
Voelt u zich betrokken bij de problematiek van invasieve planten?
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Neen
Ik weet het niet
Rubriek 2: Informatie en communicatie 1
Bent u voldoende geïnformeerd over invasieve planten?
Ja Neen Ik weet het niet – geen mening
2
Bent u al geïnformeerd geweest over invasieve planten?
Ja Neen (ga verder naar vraag 3) Ik weet het niet
Indien ja, via welk informatiekanaal? (meerdere antwoorden mogelijk) Studiedag, presentatie Internet Artikel in de pers Artikel in (tuinbouw)tijdschrift Nieuwsbrief 3
Kent u het AlterIAS-project? Indien ja, via welk informatiekanaal? Zie bovenstaande opties
Folder, brochure DVD Radio- of tv-reportage Andere: …………………………............. Ik weet het niet meer Ja Neen …………………………………………………...
Indien ja, bent u van mening dat het project goede en relevante informatie verspreidt?
Ja Neen Ik weet het niet – geen mening
4
Heeft u weet van een Gedragscode in de tuinbouw ten aanzien van invasieve planten?
Ja Neen
5
Bent u van mening dat het probleem gereguleerd dient te worden via wetgeving?
Ja Neen Ik weet het niet – geen mening
6
Heeft u zich geëngageerd in de Gedragscode invasieve planten?
Ja Neen
Indien ja, om welke reden(en)? (meerdere antwoorden mogelijk) Milieubewustzijn Gemakkelijk toepasbaar – niet beperkend Positief voor het groene imago Vermijden van strengere wetgeving
Ondersteuning door beroepsfederaties Druk van de consumenten Andere: …………………………………… Ik weet het niet
Indien neen, om welke redenen? (meerdere antwoorden mogelijk) Niet geïnformeerd over de Gedragscode Geen tijd – te druk Geen interesse – niet belangrijk Te beperkend Negatief voor het bedrijf
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten
Weinig groenvoorzieners geëngageerd Gedragscode zal invasieprobleem niet oplossen (niet-relevant instrument) Andere: ……………………………….. Ik weet het niet
DEEL 2: MONITOREN VAN DE GEDRAGSCODE Dit deel is enkel voorbehouden voor professionele groenvoorzieners die zich geëngageerd hebben in de Gedragscode. Professionele groenvoorzieners omvatten boomtelers (producenten of verkopers), tuin- en landschapsarchitecten, tuinaannemers en openbare groendiensten. 1
Heeft u problemen/moeilijkheden ondervonden om de Gedragscode toe te passen?
Ja Neen
Indien ja, welke problemen? ........................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................ ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 2
Kan u één of meerdere voorbeelden geven van de maatregelen die voorgesteld worden in de Gedragscode?
Ja Neen
Indien ja, welke maatregelen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 3
Heeft uw bedrijf/activiteit gevolgen ondervonden van het verwijderen van soorten van de consensuslijst uit de verkoop en/of aanplant ?
5
Welke communicatieacties past u toe? Verspreiding communicatiemiddelen (folders, brochure) Gebruik poster AlterIAS-project Gebruik logo Gedragscode
Ja Neen Ik weet het niet
Vermelding engagement in de Gedragscode op website Communicatie over planten van Bijlage II
6
Is het eenvoudig om alternatieve planten voor te stellen/te gebruiken?
Ja Neen Ik weet het niet
7
Krijgt u vragen over invasieven planten van uw klanten/inwoners?
Ja Neen Ik weet het niet
8
Helpt de Gedragscode u bij de ontwikkeling van een duurzaam, groen imago voor uw bedrijf/activiteit?
Ja Neen Ik weet het niet
AlterIAS-project: slotstudie invasieve planten