Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
Het einde van de Tweede Wereldoorlog ligt 65 jaar achter ons De fundamenten van onze sociale zekerheid dateren van net na de Tweede Wereldoorlog. Mede onder impuls van de Christendemocraten werd sindsdien een stevige sociale bescherming uitgewerkt. Een sociale bescherming waarbij zowel solidariteit als verzekering tegen inkomensverlies een plaats krijgen. Maar deze bescherming is nooit definitief verworven. De omstandigheden zijn in de voorbije decennia fundamenteel gewijzigd. Enerzijds door de demografische evolutie, anderzijds door maatschappelijke veranderingen die aanleiding geven tot nieuwe sociale risico’s. Het behoud van een goede sociale bescherming vereist dat we de mechanismen wijzigen in antwoord op deze veranderingen. Behoud van kwaliteitsvolle sociale bescherming vereist permanente monitoring en bijsturing van de sociale zekerheid. Nieuwe sociale risico’s vragen nieuwe antwoorden Net na de Tweede Wereldoorlog was het kostwinnersmodel de referentie. Ook uit onze pensioenwetgeving blijkt dat overduidelijk. Kijk maar naar het gezinspensioen en het overlevingspensioen. Vandaag merken we dat er veel meer tweeverdieners zijn. Voor deze gezinnen is de combinatie van werk met gezinstaken niet evident. Onze sociale zekerheid is hier nog onvoldoende op afgestemd. Ook zijn er veel meer echtscheidingen en, onder andere als een gevolg daarvan, één-oudergezinnen. Het armoederisico bij deze groep bedraagt maar liefst 33%. Ook het gebrek aan goede opleiding en permanente vorming leidt almaar meer tot armoede. Laaggeschoolden geraken zeer moeilijk aan een job. En langdurige werkloosheid eindigt vaak in armoede. Oudere werklozen geraken dan weer moeilijk terug aan de slag, onder andere omdat hun kennis en vaardigheden onvoldoende op peil werden gehouden. Ook deze risico’s worden nog onvoldoende vertaald in het huidige model van sociale bescherming. De demografische evolutie zet druk op onze pensioenen De Studiecommissie voor de Vergrijzing heeft becijferd dat de uitgaven voor pensioenen met 5,3% bbp-punt zullen toenemen op horizon 2060. Reeds op korte termijn is er een aanzienlijk aangroei. De demografische evolutie ligt aan de basis van deze vaststelling. Ten eerste, is er de zogenoemde babyboomgeneratie die vandaag de arbeidsmarkt verlaat. Dit betekent een plotse, sterke aangroei van het aantal gepensioneerden. Ten tweede, leven we gemiddeld langer, maar werken we gemiddeld niet langer. Waar de loopbaan vroeger 2/3de van het leven overspande, is dat nu gemiddelde nog maar de helft. Dit impliceert nogmaals dat de groep gepensioneerden aangroeit. De andere kant van het verhaal zijn geboortecijfers die reeds enkele decennia lager liggen dan 2 kinderen per vrouw. Met andere woorden, zonder migratie zijn de nieuwe generaties systematisch kleiner dan hun voorgangers. Volgens het Planbureau zullen er in 2050 twee 60-plussers staan tegenover drie mensen in de leeftijdscategorie van 20 tot 59. Dit alles zet heel wat druk op ons systeem van repartitie. De bijdragen op het loon van deze drie mensen moet volstaan om twee pensioenen te financieren.
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
En er bestaat geen mirakeloplossing Kiezen voor lagere pensioenen is voor CD&V geen optie. Vergelijkend onderzoek van professor Cantillon toont aan dat onze wettelijke pensioenen geen voorbeeld meer zijn binnen Europa. Zelfs de middeninkomens zien hun inkomen drastisch terugvallen op de dag van hun pensionering. Netto-vervangingsratio’s (verhouding tussen pensioenbedrag en laatste loon) van minder dan 50% zijn niet uitzonderlijk. Het risico op armoede onder gepensioneerden is hoog in vergelijking met andere groepen in onze samenleving. Te hoog. Bovendien kalft de relatieve welvaart na pensionering geleidelijk verder af. In het 8ste jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing staat dat 15% van de Belgische bevolking een armoederisico loopt (op basis van de EU-SILC-enquête 2007). In 2007 hadden ze een beschikbaar inkomen onder de armoededrempel van 10.540 euro per jaar. Voor 65-plussers is dat percentage heel wat hoger: nl. 23%. De meest kwetsbare ouderen zijn vrouwen, hoogbejaarden en alleenstaanden. Bijna 1 of de 5 gepensioneerden loopt een armoederisico, bij de werkenden is dat “slechts” 1 op de 25. Een positief punt is dat het verschil tussen inkomen en de armoededrempel beperkt blijft, zowel ten opzichte van andere generaties als ten opzichte van 65-plussers in andere landen. Uit internationaal onderzoek blijkt ook dat België inzake het welvaartsniveau van ouderen helemaal niet zo slecht scoort. De schijnbare paradox tussen laag pensioen en hoge welvaart is in grote mate het gevolg van het wijd verspreid woningbezit. De fiscale stimulansen voor het verwerven van een gezinswoning werpen dus hun vruchten af. Meer lasten op arbeid is duidelijk ook niet de goede weg, zo blijkt uit het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). Om competitief te blijven in tijden van mondialisering moeten we eerder de andere kant op. In de voorbije jaren is het bedrag aan alternatieve financiering voor de sociale zekerheid ter compensatie van de lastenverlagingen op arbeid sterk toegenomen. In 2010 gaat het om ruim 14 miljard euro uit de algemene middelen. De mechanismen die vastgelegd zijn in de wet leiden ertoe dat dit bedrag nog verder zal aangroeien in de komende jaren. Dit staat nog los van de ambtenarenpensioenen en de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) die zo goed als exclusief vanuit de belastingen gefinancierd worden. Wat is dan wel het antwoord? In het verleden werd vooral gerekend op de zogenoemde “budgettaire strategie”. Door begrotingsoverschotten op te bouwen, zou een spaarpotje aangelegd worden om de uitgaven op te vangen. De Hoge Raad van Financiën ging lang uit van een voorfinanciering van circa 80% van de totale vergrijzingskosten tot 2050. Maar deze strategie werd nooit hard gemaakt in de realiteit. De paarse regeringen slaagden er niet in om zelfs maar een structureel evenwicht aan te houden. En de zware financiële en economische crisis verplicht ons om de puur budgettaire strategie nu helemaal te verlaten. Het behalen van een begrotingsevenwicht in 2015 zal op zich reeds een zware opdracht zijn, maar niet volstaan voor de financiering van de vergrijzing. Van het belangrijkste speerpunt is de begrotingstrategie zo geëvolueerd naar een essentiële randvoorwaarde. Dan rest er ons nog maar één optie: het verhogen van de werkzaamheidsgraad. Vooral de werkzaamheidsgraad van bepaalde groepen (laaggeschoolden, allochtonen, jongeren en ouderen) moet omhoog. Ook vrouwen zijn nog ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Voor de ouderen komt de verhoging van de werkzaamheidsgraad neer op het verlengen van de loopbaan. In België werkt slechts 1 op de 3 55-plussers, en zelfs minder dan 1 op de 5 60-plussers. Een zeer laag cijfer, ook volgens internationale vergelijkingen. Veel
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
te veel mensen verlaten vervroegd de arbeidsmarkt. Een pensioenhervorming moet hierop een adequaat antwoord formuleren. We moeten zoveel mogelijk mensen aan de slag krijgen en houden. Dit criterium moet een toets zijn voor alle beleidsvoorstellen. Ook in de pensioenwetgeving. Langer werken is niet alleen een individuele verantwoordelijkheid, het is in hoofdzaak een maatschappelijke uitdaging. Werknemers, werkgevers en de overheid zullen hieraan moeten meewerken. We vergeten de huidige gepensioneerden niet Met CD&V in de regering is in de voorbije jaren heel wat gebeurd voor de huidige gepensioneerden. Dat was ook nodig in het licht van het sterk verhoogde armoederisico onder gepensioneerden. Ramingen van het Planbureau tonen aan dat de maatregelen ook effectief zijn: het armoederisico zal de komende jaren afnemen. Er werd een eerste stap gezet in de geleidelijke afbouw van de solidariteitsbijdrage, vooral ten gunste van de laagste pensioenen. Alle pensioenen werden met 1,5% verhoogd bovenop indexering. De minima voor werknemers werden in enkele stappen verhoogd (juli 2008, juni 2009). De minima voor zelfstandigen komen stilaan in de buurt van die van werknemers. Het verschil in het maandbedrag ten opzichte van de werknemers werd intussen herleid tot 40 euro. Op 1 augustus 2010 wordt dit verschil nogmaals gehalveerd. De pensioenmalus voor zelfstandigen wordt stap voor stap afgeschaft. Zelfstandigen met een loopbaan van 42 jaar worden al niet meer financieel bestraft bij hun pensionering. Er was een inhaalbeweging voor de oudste en laagste pensioenen. Ook de IGO werd substantieel verhoogd. De grenzen voor toegelaten arbeid na het wettelijk pensioen werden met 25% opgetrokken. Voor de rechthebbenden op een overlevingspensioen was er een stijging met 8%. In totaal werd sinds begin 2008 750 miljoen euro extra uitgetrokken voor een versterking van de pensioenen (bovenop indexering). En in het najaar 2010 zal de nieuwe welvaartsenveloppe wordt verdeeld. Dit betekent nogmaals zo’n 300 miljoen euro extra koopkracht, o.a. voor de pensioenen, in de loop van 2011 en 2012. Verbeteringen voor de huidige gepensioneerden blijven op korte termijn noodzakelijk. Maar we moeten ons bewust zijn van de zeer moeilijke budgettaire situatie. Koopkrachtverbeteringen voor gepensioneerden zullen steeds gericht moet worden op waar de noden het grootst zijn. Momenteel werkt de minister van pensioenen ook aan de hervorming van de financiering van de RSZPPO (statutair overheidspersoneel bij lokale en provinciale besturen) en aan de kaderwet voor de 2de pijler voor contractueel overheidspersoneel. Voor CD&V zijn dit natuurlijk ook 2 zeer belangrijke dossiers. Krachtlijnen voor de hervorming Vandaag is er ook nood aan een hervorming waarbij de focus ligt bij de toekomstige gepensioneerden. Hoe garanderen we de lange termijn houdbaarheid van ons systeem? Hoe kunnen we ook de jongeren overtuigen dat ook zij nog kunnen rekenen op een redelijk pensioen? Zonder geloofwaardig antwoord op die vragen, dreigt het maatschappelijk draagvlak voor onze sociale zekerheid zeer snel verloren te gaan. Onze hoofddoelstelling is en blijft het versterken van de wettelijke eerste pijler. Deze doelstelling is duidelijk gekoppeld aan een voldoende breed economisch draagvlak. Ze betekent niet dat de tweede pijler geen belangrijke rol kan vervullen. Een goede mix van wettelijke en aanvullende pensioenen kan zorgen voor een
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
goede mix tussen solidariteit en sociale verzekering. Een combinatie van repartitie en kapitalisatie is ook meer robuust in termen van risicospreiding. De eerste en tweede pijler zijn geen concurrenten, maar vullen elkaar aan. De CD&V-krachtlijnen voor de hervorming zijn: zekerheid voor gepensioneerden (in spe), solidariteit tussen de generaties, betaalbaarheid van de pensioenen, langer werken aanmoedigen en een duidelijk informatiebeleid met aandacht voor vereenvoudiging. De pensioenhervorming mag niet herleid worden tot een aantal quick-wins op de korte termijn. We moeten een afdoend antwoord bieden op de (gekende) lange termijn uitdagingen. En dat vergt ook een aantal moedige keuzes. Het is evident dat de hervorming niet mag resulteren in grote onzekerheid bij de bijna-gepensioneerden. De structurele ingrepen moeten steeds gepaard gaan met een voldoende lange overgangsperiode. De hervorming moet in eerste instantie gericht zijn op het realiseren van een gunstige gedragsverandering. Eerder dan te besparen op uitkeringen die al relatief laag zijn in Europees perspectief, willen we vooral inzetten op het genereren van een meeropbrengst voor de sociale zekerheid in het algemeen, en de pensioenen in het bijzonder. Mensen moeten dus de tijd krijgen om hun gedrag te (kunnen) veranderen. Maar anderzijds kunnen we het ons niet permitteren om nog lang te wachten met de start van de hervorming. De kosten van de vergrijzing zijn nu reeds voelbaar. We maken een onderscheid tussen verworven rechten en verwachtingen. Aan verworven rechten wordt niet geraakt. Niet alleen mensen die net voor het pensioen staan, zullen de gevolgen van de hervorming niet merken. Al wie in het verleden bepaalde loopbaankeuzes gemaakt heeft, kan rekenen op de daaraan gekoppelde individuele pensioenrechten. De toekenning van brugpensioen kan daarentegen nooit een recht zijn. Het is voor ons een noodinstrument om sociale drama’s bij herstructurering te vermijden. De regering heeft recent nog de werkgeversbijdrage verhoogd om het gebruik van brugpensioen te ontmoedigen. CD&V onderschrijft deze keuze volledig. We moeten maximaal proberen om mensen, onder andere via outsourcing en aangepaste begeleiding, op de arbeidsmarkt te houden. Solidariteit tussen de generaties vereist dat iedereen verantwoordelijk wordt gemaakt om de toekomst van het pensioenstelsel veilig te stellen. Dit betekent dat alle leeftijdsgroepen en generaties inspanningen zullen moeten leveren en dat de te nemen maatregelen over de generaties heen zullen worden gespreid. Des te meer de maatregelen inzake langere loopbanen budgettaire meeropbrengsten genereren, des te sterker we de pensioenbescherming kunnen maken. Maar dat geldt ook in omgekeerde zin: als we er niet in slagen om (o.a.) de loopbanen te verlengen, dan beperkt dat ook de marge voor solidariteit. Alle pistes die bijdragen tot een grotere mobiliteit tussen de stelsels en een grotere mate van harmonisering zijn het onderzoeken waard. De verschillen tussen de stelsel van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren (en zelfs intern in het ambtenarenstelsel) zijn historisch gegroeid. We erkennen dat ze bestaan. Maar de hervorming moet deze verschillen niet nog groter maken. Met andere woorden: de algemene hervormingen moet vertaald worden binnen ieder stelsel zodat het vooropgezette doel gerealiseerd kan worden. Iedereen zal dus een inspanning moeten leveren.
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
De pensioenloopbaan staat centraal Het vertrouwen van mensen in -en dus ook het maatschappelijk draagvlak voor- het wettelijk pensioen moet versterkt worden. Dat vereist enerzijds dat we werk maken van langere (effectieve) loopbanen en anderzijds dat de band tussen bijdragen en de hoogte van het pensioen aangehaald wordt. Langer werken is op zich een logisch gevolg van langer leven. Bij het ontstaan van de sociale zekerheid lag de levensverwachting bij de geboorte in de buurt van 68 jaar voor mannen, bij vrouwen was dit nog iets hoger. Mensen kwamen ook relatief snel op de arbeidsmarkt. Het was dan ook perfect mogelijk om een volledig pensioen te verwerven (toen voor mannen ook al berekend in 45ste). Dit is niet meer de realiteit van vandaag. Mensen komen pas later op de arbeidsmarkt (rond hun 23ste). En ze leven gemiddelde langer: de levensverwachting voor de man benadert stilaan de 80 jaar, vrouwen zitten nu reeds voorbij de 82. Dit zijn cijfers die gelden op het moment van de geboorte. Mannen die de leeftijd van 65 jaar bereiken, hebben vandaag nog een levensverwachting van 17 jaar, voor vrouwen is dat nog 21 jaar. Heel wat jaren bovendien in goede gezondheid. Gelukkig maar. De toegenomen levensverwachting, onder andere door de snelle vooruitgang in de medische wetenschappen, is een zeer positief verhaal. Maar één element zijn we vergeten. Dit verhaal werd nooit vertaald naar onze sociale zekerheid. Integendeel: de effectieve loopbaan is korter geworden sinds de jaren’70. Op termijn is het financieel onhoudbaar om de extra levensjaren niet gedeeltelijk te vertalen in een langere actieve loopbaan. Tenzij we genoegen willen nemen met zeer lage pensioenen. Vandaag merken we al dat sterk ingeboet werd op het verzekeringskarakter van de sociale zekerheid. Het evenwicht tussen periodes van activiteit (en bijdragen) en periodes van uitkeringen is momenteel verstoord. CD&V wil met de pensioenhervorming terugkeren naar de uitgangspunten van 65 jaar geleden: solidariteit en sociale bescherming. Daarom kiest CD&V uitdrukkelijk voor een pensioenloopbaan eerder dan voor een pensioenleeftijd. Daarmee onderlijnen we dat een pensioen in eerste instantie gebaseerd is op de bijdragen tijdens de actieve loopbaan. Het al dan niet verhogen van de wettelijke pensioenleeftijd is niet de relevante discussie. Wat telt is het aantal jaren dat iemand werkt en bijdraagt. Wie op zijn 18de op de arbeidsmarkt komt, bouwt al eerder rechten op dan wie nog wat langer wacht. Het is dan ook evident dat die 18-jarige ook eerder aanspraak kan maken op een volledig pensioen. Maar het loopbaanverhaal heeft heel wat meer consequenties. We moeten het systematisch doortrekken in alle takken van de pensioenwetgeving. Bijv. pleiten we ervoor om de grenzen op toegelaten arbeid los te laten na een loopbaan van 45 jaar. De pensioenbonus willen we hermoduleren. Momenteel blijkt die bonus weinig effectief. Waarschijnlijk omdat hij pas wordt toegekend vanaf 62 jaar of 44 loopbaanjaren. Een moment waarop heel wat mensen de arbeidsmarkt reeds verlaten hebben. We stellen daarom voor om de bonus toe te kennen na 40 loopbaan-
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
jaren. En het bedrag geleidelijk te verhogen (nu van begin tot eind 2 euro per dag). Bijv. 0,5 euro per dag gewerkt vanaf het 41ste jaar, 1 euro vanaf het 42ste jaar, 1,5 euro vanaf het 43ste jaar en 2 euro daarna. Via de pensioenbonus versterken we ook de band tussen werk en pensioen. Een loopbaan bestaat natuurlijk niet alleen uit gewerkte periodes. Er zijn ook heel wat periodes die gelijkgesteld worden aan werk in de pensioenberekening. Gelijkstellingen moeten voor CD&V meer dan vandaag een instrument zijn dat expliciet gericht is op de uitbouw van langere effectieve loopbanen. Ten eerste, moet werken steeds resulteren in een beter pensioen dan niet werken. Ten tweede, moeten periodes van werkonderbreking in het kader van de combinatie van zorg met werk (in hoofdzaak de thematische verloven) ook gevaloriseerd worden in termen van pensioenrechten. Deze periodes laten immers ook toe om een langere loopbaan uit te bouwen op een gezinsvriendelijke manier. Ten derde moeten we solidair blijven met mensen die geen eigen arbeidsinkomen kunnen verwerven omwille van ziekte en invaliditeit. Ook periodes van permanente vorming moet meer dan vandaag een plaats krijgen. Mensen moeten de gelegenheid krijgen om hun kennis en vaardigheden op peil te houden. Dat is essentieel om hun kansen op de arbeidsmarkt gaaf te houden. Vragen aan mensen om langer actief te blijven, betekent ook de mogelijkheid bieden aan werknemers om bij te blijven, en werkgevers vragen om daarop in te spelen. Daarbuiten zijn duidelijke keuzes nodig: alle niet-gewerkte periodes gelijkstellen is geen sociaal beleid, want het leidt bijna automatisch tot lage pensioenen. Opnieuw: hoe langer de effectief gepresteerde loopbaan, hoe meer ruimte er is voor gelijkstellingen. Sowieso moeten we steeds het signaal geven dat werken loont. Ook voor het pensioen. Vandaag is dat niet altijd het geval. Zo zijn mensen die deeltijds werken in termen van hun pensioen vaak slechter af dan mensen die lange tijd volledig werkloos zijn. Ook goede en volledige informatie is een cruciaal element in het loopbaanverhaal. Keuzes gedurende die loopbaan, vertalen zich ook in het pensioenbedrag. De pensioenloopbaan hangt zeer nauw samen met het verschaffen van duidelijke en volledige informatie. Wie werkt, heeft vaak geen idee van zijn of haar later pensioenbedrag of van de effecten van bepaalde beslissingen op zijn of haar pensioen. Daarom is het nodig dat alle gegevens in verband met pensioenen verder gecentraliseerd worden en de bestaande projecten zoals de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ), Capelo (loopbaangegevens ambtenaren), Sigedis (loopbaangegevens werknemers) en het AURA-project (Automatische Raming) tot volle wasdom komen. Op termijn moet het mogelijk worden dat iedere burger via een simulatie op basis van zijn persoonlijke gegevens onmiddellijk het gevolg kan zien van bepaalde loopbaanbeslissingen. We pleiten daarom voor de ontplooiing van het Carrière Planning Systeem (CPS). Daartoe moet de opbouw van aanvullende pensioenen geïntegreerd worden en moet het mogelijk zijn om steeds een volledig zicht te hebben op de loopbaanopbouw, ongeacht het stelsel waarin dat gebeurt. Duidelijke informatie draagt ook bij tot individuele responsabilisering. Kort samengevat: de overstap naar de loopbaan is een belangrijk element ter versterking van het arbeidsgebonden karakter van het pensioen, dat nog versterkt moet worden via andere ingrepen. Want langer werken vergt dat we de juiste stimulansen geven. Daarom willen we ook de band tussen bijdragen en uitkeringen sterker aanhalen. Een exclusieve focus op bodembescherming (een basispensioen voor
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
iedereen) wijzen we af. Mensen moeten hun pensioen als “fair” kunnen beschouwen. Vandaag zien heel wat mensen een bijdrage aan “hun” sociale zekerheid als een pure belasting. Het besef dat bijdragen ook iets opbrengen, zal er ook toe leiden dat mensen zelf meer verantwoordelijkheid opnemen voor het veiligstellen van hun pensioen. Daarom pleiten we ervoor om het loonplafond (= aftopping in de pensioenberekening van het brutoloon dat meetelt per loopbaanjaar voor werknemers in de privé-sector) op te trekken. Maar hierbij is enige realisme op zijn plaats. Dit is natuurlijk gekoppeld aan het bereiken van de doelstellingen inzake de budgettaire return van het langer werken. Als we onvoldoende middelen kunnen inzetten, ligt de focus onvermijdelijk bij de strijd tegen de armoede. Een antwoord op nieuwe sociale risico’s Door permanente vorming een plaats te geven in de gelijkstellingen (zie hierboven) benadrukken we het belang daarvan op de hedendaagse arbeidsmarkt. Voor het overlevingspensioen bepleiten we een verregaande hervorming voor de nieuwe instroom onder een zekere leeftijd. We willen voor hen een nieuw systeem invoeren waarbij de toegelaten arbeid onbeperkt is, maar het overlevingspensioen zelf beperkt is in de tijd. De duur is afhankelijk van de leeftijd, van het aantal kinderen ten laste en van de leeftijd van die kinderen. Vandaag “dwingt” het overlevingspensioenen mensen te vaak tot inactiviteit. We willen het omvormen zodat het een overbruggingsinstrument wordt tijdens een moeilijke periode gericht op de (her)inschakeling op de arbeidsmarkt. Natuurlijk wordt dit gekoppeld aan goede ondersteuning en arbeidsbegeleiding vanuit de overheid. Voor de huidige rechthebbenden op een overlevingspensioen bewaren we het stelsel zoals het nu bestaat maar de grenzen voor toegelaten arbeid worden substantieel verhoogd en er wordt een meer proportionele sanctionering ingevoerd in geval van overschrijding van die grenzen. Het werk begint nog maar Hervormen binnen de pensioenwetgeving is slechts één luik van het verhaal. Want mensen aan de slag krijgen en houden, vereist dat er voldoende jobs zijn. Economische groei is één van de bouwstenen van ons Rijnlandmodel. Welvaart creëren en welvaart verdelen gaan hand in hand. Naast een pensioenhervorming moeten we dus ook investeren in onze economie. Europees, federaal en regionaal. Onder andere door in te zetten op onderzoek en innovatie. Door onze concurrentiekracht blijvend te bewaken. Door een goed omgevingsklimaat voor ondernemingen te creëren. Langer werken vergt ook hervormingen van de arbeidsmarkt, aangepaste arbeidsprocessen, dienstverlening op maat vanuit de arbeidsbegeleiding, een leeftijdsgebonden loopbaanbeleid en een grotere inspanning op het vlak van permanente vorming. En er is zeker nood aan een mentaliteitsverandering. Bij werknemers en werkgevers. Iedere Belg moet zich zeer goed realiseren dat een goede sociale bescherming geen evidentie is. Maar het is voor ons wel een evidente doelstelling en een opdracht om te realiseren. Iedereen draagt een stuk verantwoordelijkheid om een goede sociale bescherming waar te maken. Meteen is ook duidelijk dat de hervorming nooit echt “af” is. Net zo min kunnen we zeggen dat onze voorstellen absoluut zeker zullen volstaan. Heel wat andere factoren beïnvloeden immers de uitkomst. Maar een pensioenhervorming is wel een noodzakelijke ingreep.
Pensioenzekerheid voor iedereen Nota bij persconferentie 17 maart 2010
De hervorming die CD&V voorstaat moet een evenwichtig geheel zijn. Een combinatie van maatregelen die uitmonden in een gemiddeld langere loopbaan en dus ook meerinkomsten voor de sociale zekerheid, waardoor we garanties kunnen blijven geven op een redelijk pensioen. Daaromtrent willen we geen twijfel laten bestaan: zonder die maatregelen, is de garantie niet veel waard. Bovenstaande voorstellen schetsen nog maar onze contouren van en krachtlijnen voor een grondige hervorming. Het verhaal is natuurlijk nog niet af. Er zijn nog heel wat vragen die een antwoord moeten krijgen. Daartoe zal ook nog heel wat debat met de sociale partners, de middenveldorganisaties, de senioren, de jongeren, … nodig zijn.
CD&V zal in ieder geval volop meewerken om de hervorming gestalte te geven. Want we willen het pensioen verzekeren voor iedereen.
Wilt u bijkomende informatie? Luk Vanmaercke | persvoorlichter CD&V | Wetstraat 89 |1040 Brussel | +32 2 238 38 82 | +32 478 27 41 10 |
[email protected] | www.cdenv.be