PENSIOENREGLEMENT EINDLOON 62 1 JANUARI 2007 van Stichting Pensioenfonds Pon Holdings, voor de pensioenregeling van Pon Holdings B.V. alsmede de aan haar gelieerde ondernemingen, die hun werknemers hebben aangemeld bij deze regeling
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Toelichting bij pensioenbegrippen afkoop
arbeidsongeschiktheid
deelnemer
dispensatie
franchise
geregistreerd partnerschap
gewezen deelnemer gezamenlijke huishouding
indexcijfers (loonindex of prijsindex)
jaarsalaris notariële samenlevingsovereenkomst
partner
Een pensioenuitvoerder heeft de mogelijkheid om kleine pensioenen af te kopen. Het pensioenbedrag moet dan blijven beneden een wettelijk bepaalde grens (die ieder jaar wijzigt). De pensioenaanspraken vervallen dan, maar de pensioenuitvoerder keert in plaats daarvan een bedrag ineens, de afkoopwaarde, uit aan de pensioengerechtigde. Iemand is arbeidsongeschikt indien hij een uitkering krachtens de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) ontvangt. De voorliggende periode van ziekengeld wordt voor de arbeidsongeschiktheid niet meegeteld. De werknemer die deelneemt in de pensioenregeling. De werkgever kan onderscheid maken wie voor de pensioenregeling in aanmerking komt. Bijvoorbeeld onderscheid naar verschillende categorieën personeel of een leeftijdsgrens van 21 jaar. In sommige bedrijfstakken is een pensioenfonds ingesteld waar in principe alle werknemers uit die bedrijfstak bij aangesloten zijn. Maar als de werkgever bij een ander pensioenfonds of een verzekeraar een gunstiger pensioenregeling kan verzekeren, kan hij onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld worden van aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds. Dat heet dispensatie. Dispensatie is ook mogelijk als de werkgever eerst zelf al een pensioenregeling had en daarna pas het fonds voor de bedrijfstak is ingesteld. Bij pensioenopbouw wordt verondersteld dat de deelnemer van de overheid de AOW zal ontvangen. Bij de vaststelling van de pensioenen wordt daarmee rekening gehouden door het jaarsalaris eerst te verminderen met een bedrag, de franchise. Het geregistreerd partnerschap komt net als het huwelijk tot stand via de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het geregistreerd partnerschap komt in veel opzichten overeen met het huwelijk. De (ex-)werknemer van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is beëindigd, bijvoorbeeld door ontslag. Volgens een pensioenregeling kan er partnerpensioen voor nietwettelijke partnerrelaties bestaan. Hiervoor is onder andere een gezamenlijke huishouding op één adres vereist. Tevens is van belang dat de samenlevingsovereenkomst notarieel wordt vastgelegd. Dus LATrelaties komen niet in aanmerking voor partnerpensioen. Soms worden bedragen aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de lonen of de prijzen. Hulpmiddel zijn dan indexcijfers (loonindexcijfers of prijsindexcijfers) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door vergelijking van CBS-cijfers uit verschillende jaren, wordt de ontwikkeling over die periode vastgesteld. In de pensioenberekening speelt het jaarsalaris een centrale rol. In het pensioenreglement is opgenomen welke salariscomponenten meetellen. Als ongehuwd samenwonenden onderlinge (financiële) afspraken maken, kunnen ze die in een overeenkomst door een notaris laten vastleggen. Natuurlijk kunnen ze ook hun afspraken zelf op papier zetten zonder dat er een notaris aan te pas komt (of ze kunnen helemaal niets opschrijven), maar in die situaties voldoet de partnerrelatie niet aan de eisen van de pensioenregeling om partnerpensioen te kunnen krijgen. In de Pensioenwet wordt de term partner gebruikt voor degene die aanspraak kan maken op partnerpensioen. Onder partner wordt verstaan de gehuwde en de geregistreerde partner. In het pensioenreglement kan opgenomen zijn dat er ook partnerpensioen is voor de ongeregistreerde partner (samenwonend). In het pensioenreglement is een en ander uitgewerkt.
I
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings pensioendatum
pensioengerechtigde pensioengerechtigde kinderen
pensioengrondslag pensioenjaren
pensioenoverzicht
risico (pensioen op risicobasis; pensioen met risicokarakter)
scheiding
toeslagen
uitkeringsovereenkomst
uitvoeringsovereenkomst
verevening
De datum waarop het pensioen zal ingaan volgens de normale uitgangspunten uit het pensioenreglement, òf de datum waarop het pensioen na een keuze tot verschuiving van de pensioendatum feitelijk in gaat. De persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst, het pensioen is ingegaan. De kinderen van de deelnemer komen in aanmerking voor wezenpensioen. Dat zijn niet alleen de biologische kinderen waarvoor de deelnemer als ouder wordt aangemerkt, maar ook de adoptiekinderen en pleegkinderen. Als de deelnemer een partner heeft met kinderen die niet kind van de deelnemer zijn, komen ook die kinderen voor wezenpensioen in aanmerking, mits zij maar behoren tot het gezin of de gezamenlijke huishouding van de deelnemer en de partner. Als in de pensioenberekening van het jaarsalaris de franchise is afgetrokken, wordt het resterend bedrag pensioengrondslag genoemd. In de pensioenberekening zijn vaak pensioenjaren van belang. In het reglement staat vanaf wanneer ze geteld worden. Dat kan het moment van toetreding tot de pensioenregeling zijn, maar ook kunnen er voorliggende dienstjaren worden meegeteld. De jaren lopen door tot de pensioendatum. Als een deelnemer tijdens het dienstverband overlijdt, wordt het partner- en wezenpensioen bepaald mede aan de hand van de pensioenjaren die nog doorgebracht hadden kunnen worden tot de pensioendatum. Door waardeoverdracht kunnen er extra jaren zijn toegekend. Een pensioenuitvoerder moet aan de deelnemers in de pensioenregeling een overzicht sturen van de actuele stand van hun pensioenen. Dit overzicht vermeldt ook de uitgangspunten waarop de pensioenen berekend zijn, zoals het jaarsalaris en een parttimepercentage. De pensioenen op risicobasis worden jaar voor jaar – uiterlijk tot ontslag of pensionering – vastgesteld voor het geval het risico zich zal voordoen in dat jaar. Doet zich het risico niet voor, dan heeft deze pensioenaanspraak geen waarde. Het hier bedoelde risico kan zijn overlijden of intreden van arbeidsongeschiktheid. Bij pensioenen met een risicokarakter volgt er geen pensioenuitkering als de deelnemer eerst met ontslag gaat en daarna het risico zich voordoet. Uit elkaar gaan van partners heeft verschillende juridische varianten. Welke pensioenrechten de ex-partner houdt, is wettelijk apart geregeld voor ouderdoms- en voor partnerpensioen. Zie hiervoor het pensioenreglement (artikel 18 en 19). Bij scheiding behouden de kinderen van de deelnemer gewoon aanspraak op wezenpensioen. Een werkgever of een pensioenfonds kan beslissen om door middel van toeslagen te proberen de pensioenen waardevast of welvaartsvast te houden. Een uitkeringsovereenkomst is een pensioenafspraak waarbij het te verkrijgen pensioen wordt vastgesteld in concrete jaarlijkse pensioenbedragen. Wettelijk is voorgeschreven dat een werkgever die een pensioenregeling heeft, die moet onderbrengen bij een pensioenfonds of een verzekeraar. Daarvoor moet een overeenkomst gesloten worden, de uitvoeringsovereenkomst. Als één partner van een gehuwd stel ouderdomspensioen ontvangt, zullen in de praktijk beide echtgenoten daarvan genieten. De wetgever vindt het daarom logisch dat bij scheiding het ouderdomspensioen ook over beide partners verdeeld wordt. Dat heet verevening van het ouderdomspensioen. Bij scheiding kunnen de echtgenoten andere afspraken maken.
II
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings verzekeraar
WIA-grenssalaris
Een verzekeraar is een onderneming die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. Soms is in de pensioenregeling het WIA-grenssalaris van belang. Dat is de salarisgrens tot waar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voorzieningen geeft. De WIA is de opvolger van de WAO.
III
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings Inhoudsopgave Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3
Pensioenregeling en uitvoering Pensioenregeling en deelnemers Uitvoering van de pensioenregeling Informatie voor de deelnemers
Hoofdstuk II Artikel 4
Berekeningsgrondslagen Berekeningsgrondslagen
Hoofdstuk III Artikel 5 Artikel 5B Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Pensioenaanspraken Ouderdomspensioen Tijdelijk ouderdomspensioen Partnerpensioen Partnerbegrip Wezenpensioen Toeslagen
Hoofdstuk IV Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Keuzemogelijkheden Verschuiving van de pensioendatum Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
Hoofdstuk V Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21
Bijzondere gebeurtenissen en situaties; verplichtingen deelnemer Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen Pensionering Afkoop van kleine pensioenen Verplichtingen van de deelnemer
Hoofdstuk VI Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24
Financiële bepalingen Financiering van de pensioenregeling Deelnemersbijdrage Uitkering van de pensioenen
Hoofdstuk VII Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30
Overige bepalingen Fiscale maximering Beperkingen Wijzigingsvoorbehoud Onvoorziene gevallen Slotbepalingen Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Bijlagen
Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers
IV
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
HOOFDSTUK I Artikel 1
PENSIOENREGELING EN UITVOERING
Pensioenregeling en deelnemers
1. De werkgever Pon Holdings B.V. gevestigd te Nijkerk heeft een pensioenregeling getroffen voor haar werknemers en voor de werknemers van de aan haar gelieerde ondernemingen, die hun werknemers hebben aangemeld bij deze regeling, hierna samen de werkgever genoemd. De pensioenregeling is omschreven in dit pensioenreglement. De pensioenregeling wordt uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Pon Holdings, verder het pensioenfonds genoemd. Waar in dit pensioenreglement de werkgever wordt genoemd, is dit: − Pon Holdings B.V., als het gaat om de contacten met de verzekeraar over de verzekeringen; − de juridische werkgever van de deelnemer, wanneer het gaat om zaken die te maken hebben met de arbeidsverhouding, op de verplichtingen van de deelnemer en op de voorbehouden van de werkgever om wijzigingen aan te brengen. Voor de toepassing van de bepalingen over aanvang en einde van het dienstverband worden aansluitende dienstverbanden bij de verschillende genoemde ondernemingen samengeteld. 2.
Deelnemer aan deze regeling is de werknemer die op 31 december 2006 deelnemer was aan de vorige pensioenregeling (eindloon 62) van het pensioenfonds, die op 1 januari 2007 een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft en die geboren is vóór 1 januari 1950. Niet opgenomen worden de werknemers die deelnemer worden aan het pensioenreglement middelloon 65 van het pensioenfonds dat vanaf 1 januari 2007 van toepassing is. Onder werknemer wordt verstaan de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever, met uitzondering van een vakantiekracht en een stagiair.
3.
Ook andere werknemers kunnen als deelnemer opgenomen worden. Dit kan alleen als de werkgever en de werknemer dat uitdrukkelijk hebben afgesproken en het pensioenfonds de werknemer heeft geaccepteerd.
4.
Het deelnemerschap eindigt a. door het overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum; c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum (ontslag); d. wanneer de onderneming waarmee de deelnemer een arbeidsovereenkomst heeft niet langer aan Pon Holdings B.V. gelieerd is; e. wanneer de werknemer wordt of dient te worden aangemeld bij een bedrijfstakpensioenfonds (als bedoeld in de wet ‘Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds 2000’). Het deelnemerschap eindigt niet als bij het einde van het dienstverband de pensioenopbouw vanwege arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet zoals genoemd in artikel 16. Het deelnemerschap in deze pensioenregeling wordt dan voortgezet in de mate waarin de voortgezette pensioenopbouw bestaat en duurt zolang dat recht bestaat. Als de deelnemer onbetaald verlof heeft, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen ongewijzigd in stand. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de overige pensioenen, bepalen de werkgever en de werknemer in overleg.
Artikel 2 1.
Uitvoering van de pensioenregeling
De werkgever heeft de uitvoering van de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds is bereikbaar via Postbus 72, 3800 HD Amersfoort. Het pensioenfonds is de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling. Tussen de werkgever en het pensioenfonds bestaat daarvoor een uitvoeringsovereenkomst.
1
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
2.
Het pensioenfonds heeft bij de verzekeraar pensioenverzekeringen gesloten voor de pensioenverplichtingen uit het pensioenreglement. De verzekeraar is/zijn de levensverzekeringsmaatschappij(en) met welke de pensioenverzekeringen zijn c.q. worden gesloten.
3.
Zolang de pensioenen bij de verzekeraar zijn verzekerd, zijn op de pensioenen ook de algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst die tussen het pensioenfonds en de verzekeraar voor deze pensioenregeling is gesloten.
4.
Het pensioenfonds heeft administratieve werkzaamheden van de pensioenregeling uitbesteed aan de verzekeraar. Deze werkzaamheden zijn beschreven in de pensioenverzekeringsovereenkomst.
5.
Als de uitvoeringsovereenkomst die de werkgever met het pensioenfonds heeft gesloten, eindigt zonder dat er aansluitend een nieuwe uitvoeringsovereenkomst tot stand komt, eindigt voor de deelnemers in deze pensioenregeling ook het deelnemerschap. Na einde van de uitvoeringsovereenkomst (zonder aansluitende nieuwe overeenkomst) is het ook niet meer mogelijk dat er nieuwe deelnemers toetreden tot deze pensioenregeling.
Artikel 3
Informatie voor de deelnemers
1.
Het pensioenfonds geeft de deelnemers en andere belanghebbenden alle informatie waar zij volgens de Pensioenwet recht op hebben. Zo zal het pensioenfonds de deelnemers jaarlijks een pensioenoverzicht toesturen (met daarin een opgave van de waardeaangroei van de pensioenaanspraken en informatie over toeslagverlening). Ook degenen met een ingegaan pensioen krijgen jaarlijks een pensioenoverzicht. Gewezen deelnemers van wie het pensioen nog niet is ingegaan krijgen iedere vijf jaar een pensioenoverzicht, en datzelfde geldt voor gewezen partners met een aanspraak op partnerpensioen (zie artikel 17 over de gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen).
2.
Op verzoek stelt het pensioenfonds dit reglement beschikbaar voor de deelnemer.
3.
Op verzoek verstrekt de werkgever of het pensioenfonds de uitvoeringsovereenkomst ter inzage.
4.
Het pensioenfonds heeft een klachtenprocedure. Eventuele klachten kunnen worden toegezonden aan het adres dat in artikel 2 staat.
HOOFDSTUK II Artikel 4
BEREKENINGSGRONDSLAGEN
Berekeningsgrondslagen
1.
Voor de hoogte van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen zijn de pensioenjaren en de pensioengrondslag van de deelnemer bepalend.
2.
Pensioenjaren zijn de jaren die liggen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de pensioendatum. Ook tellen als pensioenjaren mee de extra jaren die zijn vastgesteld aan de hand van de waarde van de pensioenaanspraken die de deelnemer heeft opgebouwd bij een vorige werkgever. Deze waarde is dan bij de aanvang van het deelnemerschap overgedragen aan het pensioenfonds. Het aantal jaren dat voor de pensioenberekening in aanmerking komt, wordt afgerond op jaren en volle maanden. Hierbij zal een aantal dagen van minder dan 16 worden verwaarloosd, terwijl een aantal van 16 dagen of meer voor een volle maand zal worden gerekend. Aan het aantal pensioenjaren gelegen vóór de standaard pensioendatum wordt een maximum van 37 gesteld.
2
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
3.
De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris, verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Wijzigingen op andere data worden niet in aanmerking genomen.
4.
Het jaarsalaris is gelijk aan 12 maal het op 1 januari van enig jaar van kracht zijnde vaste maandsalaris van de deelnemer, vermeerderd met de vakantietoeslag en waar van toepassing de basisgratificatie ad 4%. Een eventuele bijdrage van de werkgever voor een levensloopregeling telt hierbij niet mee. Salarisstijgingen in de laatste vijf jaren voorafgaande aan de pensioendatum komen alleen in aanmerking tot maximaal 2 procentpunt boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand (inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek), voor zover toepassing van dit artikel niet strijdig is met de Wet Gelijke Behandeling LBA. Salarisstijgingen die het gevolg zijn van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken tellen wel volledig mee. Verhogingen van de pensioengrondslag tellen volledig mee in de pensioenberekening zolang het jaarsalaris van de deelnemer niet hoger is dan het WIA-grenssalaris per 1 januari van dat jaar. Het WIA-grenssalaris is gelijk aan het jaarloon waarover de uitkeringen volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) maximaal worden berekend. Als het jaarsalaris van de deelnemer hoger is dan het WIA-grenssalaris of stijgt boven het WIAgrenssalaris, wordt het pensioen alleen verhoogd voor zover de verhoging van de pensioengrondslag niet meer bedraagt dan 30% van de pensioengrondslag in het voorgaande jaar. Wanneer het jaarsalaris stijgt boven het WIA-grenssalaris, komt bij de vaststelling van de pensioengrondslag echter minimaal de salarisstijging tot het WIA-grenssalaris in aanmerking.
5.
De franchise is per 1 januari 2007 gelijk aan € 15.969,Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien. Dit gebeurt door het laatst geldende franchisebedrag aan te passen aan de ontwikkeling van het afgeleide prijsindexcijfer voor de maand september van het voorafgaande jaar vergeleken met dat cijfer voor de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. De franchise wordt normaal afgerond op hele euro's. De procentuele verhoging bedraagt maximaal 4%. Hierbij gaat het om het afgeleide consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens, als berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Als dat indexcijfer vervalt of de wijze van berekening daarvan verandert, dan wordt de wijze van herziening van het franchisebedrag naar billijkheid aangepast. De franchise bedraagt echter nooit minder dan het minimumbedrag zoals omschreven in artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
6.
Als een deelnemer parttime werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden: - de pensioengrondslag wordt op fulltimebasis vastgesteld; - ieder pensioenjaar waarin parttime is gewerkt wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige pensioenjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de pensioendatum gelijk blijft. Een wijziging van het parttimepercentage in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van parttimewerk – heeft gevolg voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum. De pensioenberekening blijft wel gebaseerd op het salaris op fulltimebasis per 1 januari en de franchise per 1 januari.
3
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
7. Indien een deelnemer voor minder dan de normale arbeidstijd in dienst is van de werkgever in verband met de wettelijke regeling inzake ouderschapsverlof is het bepaalde in lid 6 gedurende de periode van ouderschapsverlof voor wat betreft de vaststelling van de pensioenaanspraken niet van toepassing en worden deze pensioenen bepaald uitgaande van de werktijd, de pensioengrondslag en het jaarsalaris zoals geldend onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het ouderschapsverlof is opgenomen. Indien een deelnemer voor minder dan de normale arbeidstijd in dienst is van de werkgever in verband met door de werkgever of wetgever andere aangewezen vormen van een verlof wordt op overeenkomstige wijze gehandeld.
HOOFDSTUK III Artikel 5
PENSIOENAANSPRAKEN
Ouderdomspensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar wordt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
2.
Het ouderdomspensioen is gelijk aan 1,8919% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren. Bij een daling van de pensioengrondslag wordt het pensioen niet volledig afgeleid van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. De verlaging wordt dan alleen doorgevoerd over toekomstige pensioenjaren. Het ouderdomspensioen dat tot de verlagingdatum is opgebouwd, blijft daardoor behouden. In afwijking van het voorgaande kunnen de werkgever, het pensioenfonds en de verzekeraar in onderling overleg besluiten dat deze verlaging over de toekomstige pensioenjaren achterwege blijft. Het pensioenfonds en de verzekeraar bewaken in dat geval dat tijdens het deelnemerschap het te bereiken ouderdomspensioen op basis van de hogere pensioengrondslag blijft binnen de fiscale maximum. (op basis van fiscaal optimale pensioenopbouw). De gewezen deelnemer heeft geen recht op een pensioengedeelte dat hoger is dan dit maximum. Het voorgaande geldt overeenkomstig voor een eventueel partnerpensioen en wezenpensioen.
3.
Het ouderdomspensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Artikel 5B Tijdelijk ouderdomspensioen. 1.
Bij de vaststelling van het tijdelijk ouderdomspensioen wordt jaarlijks per 1 januari een bedrag vastgesteld gelijk aan de in artikel 4 lid 5 bedoelde, laatst vastgestelde, franchise.
2.
Het tijdelijk ouderdomspensioen is per pensioenjaar gelijk aan 2,7027% van het volgens lid 1 vastgestelde bedrag. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100 % van het volgens lid 1 vastgestelde bedrag. Aan het aantal meetellende pensioenjaren wordt een maximum van 37 gesteld.
3.
Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot de 1e dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, doch uiterlijk tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
4.
Het tijdelijk ouderdomspensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Artikel 6 1.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in op de 1e van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
4
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
2.
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het op grond van artikel 5 berekende ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou gaan ontvangen, of het partnerpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden.
3.
Het partnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dit betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
4.
Er bestaat geen recht op partnerpensioen als op of na de pensioendatum: - de gewezen deelnemer in het huwelijk treedt; of - de gewezen deelnemer een geregistreerd partnerschap aangaat; of - de gewezen deelnemer een ongeregistreerd partnerschap aangaat dat voldoet aan de voorwaarden zoals hierna omschreven in artikel 7.
Artikel 7
Partnerbegrip
1.
De partner in dit pensioenreglement is: a. De echtgenote/echtgenoot van de (gewezen) deelnemer. b. De geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer volgens de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld aan het huwelijk. Deze partner wordt hieronder 'geregistreerde partner' genoemd. c. De ongeregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon: - met wie noch de (gewezen) deelnemer, noch een andere persoon dan de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan; en - met wie de (gewezen) deelnemer minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding voert; en - die niet in de rechte lijn aan de (gewezen) deelnemer verwant is; en - die met de (gewezen) deelnemer een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Dit contract moet minimaal de volgende gegevens bevatten: de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van de deelnemer en de partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen. Deze partner wordt 'ongeregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie 'ongeregistreerd partnerschap'. Een huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap dat tot stand komt na de pensioendatum geeft geen recht op partnerpensioen volgens deze pensioenregeling.
2.
Als de gehuwde deelnemer of de deelnemer die een geregistreerd partnerschap is aangegaan, ook een ongeregistreerde partner heeft, is er alleen aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot of de geregistreerde partner. De ongehuwde deelnemer die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, maar die meer ongeregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij een later huwelijk, het later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, beschouwt het pensioenfonds voor uitvoering van deze regeling de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd.
Artikel 8 1.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Uitkering van het wezenpensioen loopt door tot het einde van de maand waarin de 18e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot het einde van de betreffende maand.
5
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering, of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is, gebeurt volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. 2.
Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen (zie artikel 5) dat de deelnemer op de pensioendatum – bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap – zou gaan ontvangen, of het wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten of op de dag volgend op de dag waarop de partner overlijdt.
3.
Pensioengerechtigd zijn: - kinderen die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; - kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (gewezen) deelnemer of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; - pleegkinderen en aangehuwde kinderen van de (gewezen) deelnemer (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet), die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan. Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na de pensioendatum de status van pleegkind van de gewezen deelnemer hebben gekregen of tot het huishouden van de gewezen deelnemer zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de pensioendatum en het kind na de pensioendatum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd.
4.
Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Artikel 9
Toeslagen
1.
Het pensioenfonds streeft er naar om jaarlijks per 1 januari toeslagen te verlenen op ingegane pensioenen. Dit geldt ook voor de pensioenen die nog niet zijn ingegaan maar waarop gewezen deelnemers recht hebben volgens artikel 14 en voor het nog niet ingegane partner- en wezenpensioen die horen bij een ingegaan ouderdomspensioen. Het bestuur van het pensioenfonds beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenen worden aangepast.
2.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft het pensioenfonds een bestemmingsreserve gevormd. De bestemmingsreserve wordt gevormd door de overrente die op grond van de pensioenverzekeringsovereenkomst (zie artikel 2) beschikbaar komt en het aandeel in de technische winst uit hoofde van de contractuele afspraken met de verzekeraar.
3.
De toeslag op de in lid 1 genoemde pensioenen is gelijk aan de ontwikkeling van het afgeleide prijsindexcijfer voor de maand september ten opzichte van dat indexcijfer voor de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Het hier bedoelde prijsindexcijfer is het afgeleide consumentenprijsindexcijfer voor werknemersgezinnen alle huishoudens, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CPI alle huishoudens). Bij vervallen van dat indexcijfer of bij wijziging in de berekening daarvan, zal de toeslagverlening naar billijkheid door het bestuur van het pensioenfonds worden aangepast.
4.
Alle te verhogen pensioenen worden met hetzelfde percentage verhoogd. De stijging bedraagt maximaal 4% per jaar.
5.
Dit is een voorwaardelijke toeslag in de zin van de Pensioenwet. Aan een toeslag in een jaar en aan de verwachtingen voor komende jaren, kunnen de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden geen rechten ontlenen voor toekomstige toeslagen.
6
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
HOOFDSTUK IV Artikel 10 1.
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Verschuiving van de pensioendatum
De (gewezen) deelnemer kan op verzoek de pensioendatum vervroegen, echter niet eerder dan de 1e van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt. Dit verzoek moet minimaal 9 maanden voor de beoogde pensioendatum bij het pensioenfonds en ten minste 6 maanden voor de beoogde pensioendatum bij de verzekeraar zijn ingediend. Vervroeging is alleen mogelijk in hele maanden. De deelnemer moet bij vervroeging het dienstverband beëindigen. Als de deelnemer een deel van het pensioen vervroegt (deeltijdpensioen), moet hij/zij het dienstverband met hetzelfde percentage verminderen. Voor degene die op het moment van de vervroeging nog deelnemer is in de pensioenregeling, wordt het ouderdomspensioen eerst verlaagd door toepassing van de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap. Pas daarna wordt het pensioenbedrag omgerekend. Het ouderdomspensioen wordt omgerekend op basis van onderstaande factoren: Pensioenleeftijd 61 jaar 60 jaar 59 jaar 58 jaar 57 jaar 56 jaar 55 jaar
2.
Levenslang ouderdomspensioen 92,4 % 85,5 % 79,4 % 73,8 % 68,7 % 64,1 % 59,9 %
Tijdelijk ouderdomspensioen 72,9 % 56,7 % 46,0 % 38,3 % 32,7 % 28,3 % 24,8 %
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de pensioendatum, na goedkeuring van de werkgever, telkens voor de duur van maximaal één jaar worden uitgesteld. Dit verzoek dient minimaal zes maanden voor de standaard pensioendatum schriftelijk aan de werkgever worden verzocht. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan niet worden uitgesteld naar een tijdstip gelegen na de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer. De goedkeuring van de werkgever is niet vereist voor de deelnemer indien en zolang het (tijdelijke) ouderdomspensioen inclusief eventuele pensioenen bij vorige werkgevers van de deelnemer op 62-jarige leeftijd minder bedraagt dan 1,5 maal de franchise. Een half jaar na het moment dat dit minimum uitkeringsniveau (1,5 maal de franchise) wordt bereikt is wederom toestemming van de werkgever vereist indien de deelnemer later dan de standaard pensioendatum met pensioen wil gaan. Indien een deelnemer voor minder dan de normale werktijd behorende bij een fulltime dienstverband in dienst is van de werkgever, zal vorengenoemd minimum uitkeringsniveau gelden naar verhouding van de werkelijke werktijd tot de normale werktijd behorende bij een voltijds dienstverband. Als de werknemer bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum nog deelnemer is in de pensioenregeling, moet hij/zij bij uitstel van de pensioendatum het dienstverband met de werkgever voortzetten. Degene die bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum al gewezen deelnemer in de pensioenregeling is, moet bij uitstel van de pensioendatum een dienstverband hebben met een andere werkgever. De gewezen deelnemer moet elk jaar aan het pensioenfonds bewijsstukken leveren waaruit blijkt dat er tijdens de uitstelperiode sprake is van een actief dienstverband bij die werkgever. Als de deelnemer een deel van het pensioen uitstelt (deeltijdpensioen), moet er een dienstverband zijn waarvan de omvang overeenkomt met het uitgestelde gedeelte van het pensioen.
7
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
3.
Bij uitstel wordt het (tijdelijk) ouderdomspensioen omgerekend op basis van de volgende factoren: Pensioenleeftijd 63 jaar 64 jaar 65 jaar
Levenslang ouderdomspensioen 108,6 % 117,9 % 128,3 %
Tijdelijk ouderdomspensioen 154,4 % 317,6 % n.v.t.
4.
Voor degene die bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum nog deelnemer in de pensioenregeling is, wordt voor ieder uitsteljaar eerst de in lid 3 bedoelde factor toegepast op het bedrag van het ouderdomspensioen dat voorheen gold. Daarna wordt dit pensioenbedrag verhoogd met het pensioen dat opgebouwd kan worden in het (nieuwe) uitsteljaar. Het partner- en wezenpensioen wordt alleen verhoogd met 70% respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen dat opgebouwd kan worden in het (nieuwe) uitsteljaar.
5.
Als gevolg van fiscale bepalingen zijn er maxima gesteld aan de pensioenen die verkregen kunnen worden. Wanneer (verder) uitstel van de pensioendatum pensioenen oplevert die hoger zijn dan de maxima zoals omschreven in artikel 25, is (verder) pensioenuitstel niet mogelijk. Het ouderdomspensioen zal dus ingaan zodra dit maximum wordt bereikt. Bij toepassing van deze maxima blijven overschrijdingen daarvan buiten beschouwing als deze het gevolg zijn van oorzaken die zijn omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964.
6.
Bij vervroeging of uitstel van de pensioendatum blijft het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en/of wezenpensioen ongewijzigd.
7.
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer minimaal zes maanden vóór de pensioeningangsdatum een pensioenmededeling, waarin wordt aangegeven wat de hoogte van de pensioenaanspraken vóór respectievelijk na uitstel is op de gekozen pensioeningangsdatum.
8.
De mogelijkheid om later met pensioen te gaan dan de standaard pensioendatum bestaat eveneens indien een deelnemer of gewezen deelnemer 35% of meer arbeidsongeschikt is. In dat geval kan de (gewezen) deelnemer naar rato van de arbeidsgeschiktheid later met pensioen gaan dan de standaard pensioendatum.
Artikel 11
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum gedurende 3, 5 of 10 jaren een hoog pensioen te ontvangen en daarna een laag. Of juist gedurende 3, 5 of 10 jaren een laag pensioen te ontvangen en daarna een hoog. Hierbij gaat het om hele jaren. Het lage pensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge pensioen. Variatie van de pensioenaanspraken vindt plaats volgens de uitruilfactoren in onderstaande tabel. Deze factoren kunnen jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds worden aangepast. Pensioenleeftijd 62 jaar
61 jaar
60 jaar
2.
duur hoog resp. laag 3 5 10 3 5 10 3 5 10
eerst hoog
eerst laag
124,3 119,6 111,0 124,6 119,9 111,4 124,8 120,2 111,8
105,7 109,4 117,8 105,6 109,1 117,3 105,4 108,9 116,9
De hoogte van het opgebouwde partnerpensioen blijft ongewijzigd.
8
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Artikel 12
Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd
1. De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen op de pensioendatum ruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner. Deze herschikking dient schriftelijk te worden vastgelegd. Ten hoogste kan 50% van de voor de (gewezen) deelnemer laatst vastgestelde pensioengrondslag voor herschikking worden aangewend. 2.
Het percentage waarmee het ouderdomspensioen bij ruil van het partnerpensioen wordt verhoogd, bedraagt 15,575. Dit is het geval bij ruil op leeftijd 62 van een partnerpensioen dat 70% van het ouderdomspensioen bedraagt. De (gewezen) deelnemer kan - in plaats van het gehele ruilbare partnerpensioen - 75, 50 of 25% daarvan ruilen. Bij ruil van een kleiner partnerpensioen dan 70% is de verhoging van het ouderdomspensioen naar rato (€ 100,- partnerpensioen = € 22,25 ouderdomspensioen).
3. Herschikking van pensioenaanspraken vindt plaats volgens de uitruilfactoren in onderstaande tabel. Deze factoren kunnen jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds worden aangepast. Pensioenleeftijd 59 jaar 60 jaar 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar 4.
1 Euro partnerpensioen = 19,74 Eurocent ouderdomspensioen 20,50 Eurocent ouderdomspensioen 21,50 Eurocent ouderdomspensioen 22,25 Eurocent ouderdomspensioen 23,25 Eurocent ouderdomspensioen 24,00 Eurocent ouderdomspensioen 25,00 Eurocent ouderdomspensioen
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer zes maanden vóór de pensioeningangsdatum een keuzeformulier, waarop de deelnemer of gewezen deelnemer zijn keuze aangeeft ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk afstand doen van partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen. Indien de deelnemer of gewezen deelnemer kiest voor handhaving van het partnerpensioen dient het keuzeformulier alleen te worden ondertekend door de deelnemer of gewezen deelnemer. Wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen, dan dient het keuzeformulier zowel door de deelnemer of gewezen deelnemer als door de eventuele partner van de deelnemer of gewezen deelnemer te worden ondertekend. Het keuzeformulier dient binnen één maand aan het pensioenfonds te worden geretourneerd.
5.
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioendatum ruilen om het partnerpensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om een zodanig deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor extra partnerpensioen dat de verhouding tussen deze beide pensioenen 100:70 bedraagt.
9
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Bij ruil naar een partnerpensioen zal het ouderdomspensioen bij pensioenleeftijd 62 worden omgerekend op basis van onderstaande tabel: leeftijdsklasse op ruilmoment 62 (pensioendatum) 60 tot 62 55 tot en met 59 50 tot en met 54 45 tot en met 49 40 tot en met 44 35 tot en met 39 30 tot en met 34 25 tot en met 29 jonger dan 25
Bij ruil van een ouderdomspensioen € 79,25 € 78,25 € 76,00 € 73,75 € 72,50 € 71,75 € 71,00 € 70,50 € 70,00 € 70,00
Het te verkrijgen partnerpensioen is 70% van het volgens de tabel bepaalde resterende ouderdomspensioen. Als de ruil plaats vindt bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap, wordt het ouderdomspensioen eerst verlaagd door toepassing van de bepalingen hierover (zie artikel 14). 6.
Er is geen ruil mogelijk van het partnerpensioen en ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden als gevolg van de artikelen 17 en 18.
7.
Bij ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
Artikel 13
Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1.
Bij een combinatie van keuzemogelijkheden bepaalt het pensioenfonds zo nodig de volgorde van de verschillende keuzes.
2.
Bij de toepassing van keuzemogelijkheden mogen er geen pensioenaanspraken ontstaan of overblijven die lager zijn dan de grens voor afkoop van kleine pensioenen. Zie artikel 20. Dit betekent het volgende: - Bij vervroeging van het ouderdomspensioen moet het nieuwe ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij variatie in hoogte van het ouderdomspensioen moet het lage pensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij ruil van een gedeelte van het partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen moet het resterende deel van het partnerpensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij ruil van een gedeelte van het ouderdomspensioen naar extra partnerpensioen moet het resterende deel van het ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven, en moet het nieuwe partnerpensioen ook boven de afkoopgrens blijven.
3.
Bij de toepassing van de ruilverhoudingen is de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de voorgaande artikelen zijn genoemd, stelt het pensioenfonds de ruilverhouding op een zelfde wijze vast.
4.
Als de pensioenverzekeringsovereenkomst die het pensioenfonds met de verzekeraar heeft gesloten, eindigt - en er al dan niet een nieuwe overeenkomst wordt gesloten - kan het pensioenfonds een andere ruilverhouding toepassen dan genoemd in de vorige artikelen. In dat geval brengt het pensioenfonds de deelnemers hiervan op de hoogte.
10
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
HOOFDSTUK V
Artikel 14
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES; VERPLICHTINGEN DEELNEMER
Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
Als het deelnemerschap - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioendatum, behoudt de gewezen deelnemer recht op het (tijdelijk) ouderdoms-, partner- en wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging is opgebouwd. Het pensioen dat tot de beëindigingsdatum is opgebouwd is het pensioen dat berekend is op grond van de pensioenjaren tot de beëindigingsdatum. Artikel 15 1.
Waardeoverdracht
Bij opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden over te laten dragen naar het pensioenfonds. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds het aantal extra jaren dat overeenkomt met de overdrachtswaarde. Dit aantal extra jaren wordt vervolgens in aanmerking genomen bij de berekening van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. Het recht op waardeoverdracht bestaat niet als de deelnemer de procedure later opstart dan zes maanden na opname in deze pensioenregeling, of als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in deze gevallen alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
2.
Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, heeft hij/zij het recht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit reglement zijn verkregen. Als de deelnemer de procedure tot waardeoverdracht later opstart dan zes maanden na opname in de nieuwe pensioenregeling, bestaat geen recht op waardeoverdracht. Waardeoverdracht is in dat geval alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
Artikel 16
Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid
Als de deelnemer tijdens het deelnemerschap voor 35% of meer arbeidsongeschikt wordt en recht heeft op een WIA-uitkering, dan heeft hij/zij ook recht op gehele of gedeeltelijke voortgezette opbouw van de pensioenaanspraken. De voortgezette opbouw loopt dan ook door na een eventuele beëindiging van het dienstverband. klasse
1 2 3 4 5 6
als (en zolang) de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van 80% - 100% 65% - 80% 55% - 65% 45% - 55% 35% - 45% minder dan 35%
wordt de pensioenopbouw voortgezet voor 100% 72,5% 60% 50% 40% n.v.t.
Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband volledig revalideert stopt de voortgezette pensioenopbouw. Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband revalideert tot een mate van arbeidsongeschiktheid die in een andere klasse valt, vermindert de voortgezette pensioenopbouw. Als de mate van arbeidsongeschiktheid daarna weer toeneemt tot een percentage dat valt in een andere klasse, wordt de voortgezette pensioenopbouw niet meer vermeerderd of hervat.
11
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Voortgezette pensioenopbouw vindt plaats op basis van de pensioengrondslag welke van toepassing was op de laatste 1e januari waarop de deelnemer arbeidsgeschikt was. Deze pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast op de wijze als genoemd in artikel 9 van dit pensioenreglement. Voortzetting van de pensioenopbouw vindt alleen plaats voor de soorten pensioen waarop de deelnemer al vóór de beëindiging van het dienstverband aanspraak had. Voor dat tijdstip mogen hierop ook niet de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap zijn toegepast. Het aangaan van een partnerrelatie na het einde van het dienstverband geeft alleen recht op partnerpensioen zoals omschreven in artikel 7 als de partnerrelatie tot stand komt vóór de pensioendatum. Op de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zijn de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar van toepassing (zie artikel 2 lid 2). In deze voorwaarden is onder meer het volgende geregeld: - Er vindt geen voortzetting van de pensioenopbouw plaats als de deelnemer op het moment van het ontstaan van de pensioenaanspraken (of de verhoging daarvan) al recht heeft op een WIA- of WAOuitkering. - De deelnemer heeft geen recht op voortzetting van de pensioenopbouw als hij/zij binnen vier jaar na het ontstaan van de pensioenaanspraken arbeidsongeschikt wordt door ziekte of gebreken die al bestonden en geconstateerd waren op de aanvangsdatum van de aanspraak. Dit geldt niet voor zwangerschap en bevalling. - De deelnemer is verplicht bij arbeidsongeschiktheid er aan mee te werken dat de verzekeraar kan bepalen of er nog sprake is van arbeidsongeschiktheid en, zo ja, in welke mate. Als de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te vervroegen, vervalt de voortgezette opbouw op de vervroegde pensioendatum. Artikel 17 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt in dit pensioenreglement verstaan: - echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; - beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners; - beëindiging van het ongeregistreerd partnerschap door beëindiging van de gezamenlijke huishouding. Onder beëindiging van de partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement valt niet de situatie dat de partners aansluitend aan de ene vorm van de relatie - huwelijk, geregisteerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap - met elkaar een andere van deze relatievormen aangaan.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat tot die datum is opgebouwd.
3.
Als de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt op de wijze zoals omschreven in lid 1, wordt bij het overlijden van die gewezen deelnemer de gewezen partner als partner beschouwd. Hij/zij houdt dan recht op het partnerpensioen dat bij het einde van het deelnemerschap was vastgesteld. Dit geldt alleen als deze partnerrelatie al bestond bij het einde van het deelnemerschap.
4.
De bepalingen in lid 2 en 3 zijn niet van toepassing als: - de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen; - in verband met de beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap de partners schriftelijk anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen.
5.
Het partnerpensioen voor een volgende partner is het pensioen dat kan worden verkregen volgens artikel 6, verminderd met de aanspraak van de gewezen partner.
12
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
6.
In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer wordt voor de verdubbeling van het wezenpensioen de gewezen partner die aanspraak heeft behouden op partnerpensioen, als partner beschouwd.
Artikel 18 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). (Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap.) Er is geen recht op verevening als het bedrag van de verevening lager is dan de wettelijke grens.
2.
De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3.
Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven.
4.
Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner. Het pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd.
Artikel 19
Pensionering
1.
De pensioendatum is de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar wordt. Dit is niet het geval als hij/zij gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te verschuiven ingevolge artikel 10.
2.
Als de (gewezen) deelnemer niet heeft laten weten dat hij/zij de pensioendatum wil verschuiven, zal het pensioenfonds hem/haar enkele maanden voor de pensioendatum hierover informeren.
Artikel 20 1.
Afkoop van kleine pensioenen
Als per de datum van beëindiging van het deelnemerschap of op de (verschoven) pensioendatum de opgebouwde pensioenaanspraken lager zijn dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het pensioenfonds het recht om de pensioenaanspraken af te kopen. Dit recht bestaat vanaf twee jaar en tot twee en een half jaar na de beëindiging van het deelnemerschap. Indien beëindiging van het deelnemerschap plaatsvindt binnen twee jaar vóór de pensioendatum, dan bestaat het recht op de pensioendatum en tot een half jaar na de pensioendatum. Deze afkoop wordt opgeschort als de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer. Bij een eventuele afkoop past het pensioenfonds sekseneutrale afkoopfactoren toe. De afkoopfactoren kunnen worden aangepast als er wijzigingen optreden in de uitgangspunten van het tarief die het pensioenfonds en de verzekeraar hebben afgesproken.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds vergelijkbaar recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner. Na afkoop van partnerpensioen voor een gewezen partner wordt artikel 17 lid 5 toegepast alsof er geen afkoop heeft plaatsgevonden.
13
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
3.
Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen lager blijkt te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een vergelijkbaar recht tot afkoop van dit pensioen.
Artikel 21
Verplichtingen van de deelnemer
1.
De deelnemer moet het pensioenfonds direct schriftelijk informeren over beëindiging van zijn/haar partnerrelatie (zie artikel 17 en 18).
2.
Als de deelnemer in aanmerking wil komen voor partnerpensioen voor de ongeregistreerde partner (met wie hij/zij minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert), dan moet de deelnemer aan de werkgever een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen. Deze samenlevingsovereenkomst moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten: de naam en de geboortedatum en burgerlijke staat van de deelnemer en zijn/haar partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de gezamenlijke huishouding). De deelnemer staat er voor in dat de gegevens in de akte juist zijn.
3.
Als het ongeregistreerde partnerschap eindigt, moet de deelnemer het pensioenfonds hierover direct schriftelijk informeren. In deze schriftelijke verklaring moeten in ieder geval de naam en geboortedatum van beide partners zijn opgenomen en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De deelnemer en zijn/haar partner moeten deze verklaring ondertekenen. Wanneer de deelnemer aannemelijk maakt dat hij/zij ondanks zijn/haar inspanningen, geen medeondertekening van de gewezen partner heeft gekregen, mag het pensioenfonds afgaan op een eenzijdige verklaring van de deelnemer.
4.
Na beëindiging van het deelnemerschap is de gewezen deelnemer verplicht het pensioenfonds direct schriftelijk te informeren over het einde van een partnerrelatie. Hierbij gaat het niet om het overlijden van de partner.
5.
Als het pensioenfonds op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen mag vragen, dan moet de werknemer aan het medisch onderzoek meewerken.
6.
De werkgever en het pensioenfonds zijn niet aansprakelijk als een pensioen niet of niet juist is zeker gesteld omdat de deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan zijn/haar verplichtingen heeft voldaan.
7.
Als de werknemer van mening is dat hij/zij rechten kan ontlenen aan dit pensioenreglement maar geen documenten heeft ontvangen van het pensioenfonds en/of de werkgever waaruit dit blijkt, moet hij/zij zowel de werkgever als het pensioenfonds hierover informeren. Als dit niet gebeurt, is het pensioenfonds niet verplicht om uit te keren wanneer een werknemer door de werkgever ten onrechte niet is aangemeld.
HOOFDSTUK VI Artikel 22
FINANCIËLE BEPALINGEN
Financiering van de pensioenregeling
De werkgever betaalt het pensioenfonds een zodanige bijdrage dat het fonds in staat is de pensioenen te waarborgen. Dit is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 2 lid 1). Artikel 23
Deelnemersbijdrage
De deelnemer is verplicht jaarlijks 6% van zijn pensioengrondslag bij te dragen in de kosten van de pensioenregeling. Per gelieerde onderneming kan hiervan worden afgeweken. Voor parttimers geldt de bijdrage naar evenredigheid. De deelnemer is geen bijdrage verschuldigd als en voor zover er sprake is van voortgezette pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 16.
14
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
De werkgever houdt de bijdragen van de deelnemer in op zijn/haar salaris in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Artikel 24
Uitkering van de pensioenen
Het pensioenfonds keert de pensioenen aan de pensioengerechtigden uit in maandelijkse termijn bij achterafbetaling en zorgt voor de wettelijke inhoudingen op de uitkeringen. Het wezenpensioen voor het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind. Uitbetaling van de pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden: a. de pensioengerechtigde dient een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn (attestatie de vita) te overleggen; b. indien door overlijden van een deelnemer of gewezen deelnemer een partner- en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, zal moeten worden overgelegd een uittreksel uit het bevolkingsregister, vermeldende de datum van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer; c. indien het onder b. bedoelde partnerpensioen toekomt aan de partner van een ongehuwde deelnemer, dienen stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van de werkgever wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond; d. tevens moeten alle andere stukken, welke door het pensioenfonds of de verzekeraar verlangd worden, worden overgelegd. HOOFDSTUK VII Artikel 25 1.
OVERIGE BEPALINGEN
Fiscale maximering
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is maximaal gelijk aan 100% van de laatste pensioengrondslag. Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen is maximaal gelijk aan 70% van de laatste pensioengrondslag. Het jaarlijkse wezenpensioen is maximaal gelijk aan 14% (voor volle wezen 28%) van de laatste pensioengrondslag. De pensioengrondslag voor deze maxima is het laatste jaarsalaris van de deelnemer verminderd met een franchise die volgens de Wet op de loonbelasting 1964 minimaal in aanmerking moet worden genomen als franchisebedrag bij de vaststelling van een pensioengrondslag. Dit franchisebedrag is gelijk aan 10/7 maal het enkelvoudige AOW-pensioen voor een gehuwde (exclusief de toeslag voor een partner jonger dan 65 jaar), vermeerderd met de vakantieuitkering, dat geldt op 1 januari van het jaar van vaststelling van de pensioengrondslag.
2.
Overschrijding van deze maxima door oorzaken zoals omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
3.
Als een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap parttime heeft gewerkt, wordt: - de laatste pensioengrondslag op fulltimebasis vastgesteld; - deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage. Bij wisselende parttimepercentages gedurende het deelnemerschap wordt het gewogen gemiddelde parttimepercentage genomen.
15
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Artikel 26
Beperkingen
1.
Alle mededelingen die de werkgever voor de pensioenregeling aan het pensioenfonds doet, mag het pensioenfonds als juist aanvaarden. Als achteraf blijkt dat de werkgever onjuiste, met het pensioenreglement strijdige of geen mededelingen heeft gedaan, is de werkgever verplicht om alsnog voor aanvullende financiering te zorgen.
2.
Het pensioenfonds vraagt in beginsel geen medische waarborgen voor het toekennen of verhogen van pensioenaanspraken. Als op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen gevraagd mogen worden, kan het pensioenfonds dit doen. Wanneer de deelnemer vervolgens naar het oordeel van het pensioenfonds geen normale levens- of validiteitskansen heeft, worden de pensioenaanspraken niet of niet volledig toegekend. In dat geval bezien de werkgever en het pensioenfonds of er een bijzondere regeling kan worden getroffen en, zo ja, welke. Een medisch onderzoek kan deel uit maken van de medische waarborgen die de deelnemer moet leveren. Bij te late aanmelding van een deelnemer door de werkgever kan het pensioenfonds beperkende voorwaarden stellen wat betreft de gevolgen van overlijden of arbeidsongeschiktheid in het begin van het deelnemerschap. De deelnemer wordt hierover dan geïnformeerd.
3.
De aanspraken uit deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, of formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. In de Pensioenwet is bepaald in welke gevallen dit wel is toegestaan.
4.
Het recht op partner- en/of wezenpensioen gaat verloren voor de partner en/of pensioengerechtigde kinderen, door wiens opzet, al dan niet met voorbedachten rade, de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het pensioen gaat verloren op de dag waarop het desbetreffende vonnis onherroepelijk is geworden.
Artikel 27
Wijzigingsvoorbehoud
1.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen, als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken. Van een zwaarwegend belang is onder meer sprake als: a. de overheid de ouderdoms-, nabestaanden- en/of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zodanig ingrijpend wijzigt, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gelet op de opzet daarvan, noodzakelijk is; b. de werkgever na een afwijzing op een dispensatieverzoek dat hij heeft ingediend, verplicht is om zich voor (een deel van) het personeel dat onder deze regeling valt, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; c. de financiële positie van de werkgever de uitgaven voor de pensioenregeling niet meer toelaat.
2.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3.
Als de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 en 2, zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren en met hen overleggen over een eventuele herziening van de pensioenregeling. De opgebouwde pensioenaanspraken worden niet aangetast.
4.
Het pensioenfonds kan de ingegane en de nog niet ingegane pensioenen verminderen, als de financiële toestand van het pensioenfonds dat nodig maakt. Dit kan alleen in de situatie die is omschreven in artikel 134 van de Pensioenwet.
16
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
5.
Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 4, zal het pensioenfonds de betrokkenen, belanghebbenden en de werkgever schriftelijk over dit besluit informeren. De vermindering van de aanspraken kan op zijn vroegst plaatsvinden één maand nadat de betrokkenen, belanghebbenden, de werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd.
Artikel 28
Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het pensioenfonds. Artikel 29
Slotbepalingen
1.
De werkgever kan in incidentele gevallen afwijkingen van de bepalingen van dit pensioenreglement toestaan, indien gronden van redelijkheid of billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, mits hierdoor de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad.
2.
In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór 1 januari 2010 als gevolg van niet verwijtbare werkloosheid, kan (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenopbouw plaatsvinden overeenkomstig de Wet Privatisering FVP. Voor de exacte bepalingen wordt verwezen naar de Wet Privatisering FVP.
Artikel 30
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2007 en betreft uitsluitend wijzigingen welke voortvloeien uit de Pensioenwet (en een uniformering van de gebruikte begrippen in de verschillende pensioenreglementen van het pensioenfonds).
2.
Dit pensioenreglement vervangt het voorgaande reglement. De deelnemers aan de pensioenregeling volgens dit pensioenreglement kunnen geen rechten meer ontlenen aan het voorgaande pensioenreglement.
3.
Voor degenen die al deelnemer waren in de vorige pensioenregeling geldt dat de deelneming aan de pensioenregeling volgens een of meer voorafgaande pensioenreglementen als één geheel wordt beschouwd met de deelneming aan de regeling volgens het nieuwe reglement.
4.
Deelnemers van wie het dienstverband met de werkgever is geëindigd vóór de ingangsdatum van dit pensioenreglement en die aan de vorige regeling alleen nog deelnamen vanwege voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, worden geen deelnemer in deze pensioenregeling. Zij blijven deelnemer in de regeling volgens het vorige pensioenreglement.
17
Pensioenreglement eindloon 62 Stichting Pensioenfonds Pon Holdings
Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Bijlage bij het pensioenreglement dat op 1 januari 2007 in werking is getreden
Deze bijlage is bestemd voor ongehuwd samenwonende deelnemers. Als u ongehuwd samenwoont en uw partnerschap heeft laten registreren bij de burgerlijke stand, heeft u - volgens de bepalingen van het pensioenreglement - recht op partnerpensioen. Wanneer u ongehuwd samenwoont zonder met uw partner een geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan, kunt u eveneens in aanmerking komen voor partnerpensioen. Hiervoor moet u voldoen aan de eisen die hieronder omschreven zijn. U moet eerst een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen aan de werkgever. Zonder deze overeenkomst heeft uw partner geen recht op partnerpensioen bij uw overlijden. Een partner is in dit verband de ongehuwde persoon van het eigen of het andere geslacht met wie u geen geregistreerd partnerschap bent aangegaan, maar met wie u minimaal gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert. De partner mag niet met een andere persoon een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en mag bovendien niet in de rechte lijn aan u verwant zijn. De notariële samenlevingsovereenkomst moet de volgende gegevens bevatten: 1. de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van u en uw partner; 2. de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding (eventueel met vermelding van het adres); 3. enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de huishouding). Als u om privacy-redenen geen inzicht wilt geven in de samenlevingsovereenkomst, dan kunt u de notaris vragen om, naast de samenlevingsovereenkomst, een verklaring op te stellen waarin de gegevens onder 1 en 2 zijn vermeld en waarin staat dat in de samenlevingsovereenkomst enige vermogensrechtelijke bepalingen zijn opgenomen.
18