artikel Zone
Pendelen tussen stagepraktijk en opleiding Op de pabo van de Hogeschool van Amsterdam bestaat sinds 2009 de mogelijkheid voor studenten om een OGO-‐specialisatie te volgen. Het idee achter het programma is ‘practice what you preach’. De studenten zouden op een ontwikkelingsgerichte manier hun OGO certificaat moeten behalen. In dit artikel beschrijven we hoe de docenten in studiejaar 2011-‐2012 proberen de pendel tussen theorie en praktijk te creëren voor de studenten. Dat wil zeggen, hoe de studenten heen en weer bewegen tussen de praktijk van hun stage en de theorie op de opleiding.
Het doel van de specialisatie op de pabo van de HvA is het voorbereiden van studenten voor de praktijk van het OGO-‐onderwijs, maar ook het verdiepen van hun kennis over die praktijk op basis van de ontwikkelingstheoretische achtergronden daarvan. In de bijeenkomsten worden deze twee aspecten aan de orde gesteld en met elkaar verbonden zowel door de inhoud van de bijeenkomsten als door de opdrachten die daar uit voortvloeien. Vanuit eerder onderzoek binnen de opleidingsscholen betrokken bij de specialisatie bleek dat onderzoek van studenten een middel kan zijn om de pendel tussen theorie en praktijk te maken (Van der Veen, Wilshaus & Van Oers, 2009). In het studiejaar 2011-‐2012 is geprobeerd om aan de hand van de OGO-‐competenties(De Activiteit, 2009), een vaardighedenlijst (zie kader), een gezamenlijk onderzoek en theoriecolleges die pendel in beweging te houden en zo de studenten heen en weer te laten gaan tussen de stagepraktijk en de theorie die aangeboden wordt op de opleiding. Hieronder volgt een verslag van de ontwerpers van het programma van dat jaar.
September, een start met een gemengde groep
De groep bestaat uit studenten die de specialisatie al een jaar volgen en studenten die ermee starten. In het voorgaande studiejaar heeft de nadruk wat meer gelegen op de theorie, daarom willen we dit jaar in ieder geval starten met de praktijk van de studenten om die te verbinden met de theorie. We gebruiken daarvoor de net ontwikkelde vaardighedenlijst in combinatie met de OGO-‐competenties Het blijkt dat studenten behoefte hebben aan een meer concreet model dan de net verschenen OGO-‐competenties. Een aantal OGO OPLIS opleiders heeft een vertaalslag gemaakt, waarbij gebruik is gemaakt van de LGM lijst thematiseren (De Activiteit). Deze lijst bevat bijna alle OGO competenties en verbindt ze met de fasen van het thematiseren.
Eerste semester: reflectie van studenten en theorie
King Beach noemt ‘consequential transitions’ als proces van het (ook) leren van theorie uit de praktijk. Studenten zouden zich moeten bewegen tussen
verschillende praktijken, eraan deelnemen en actief met elkaar verbinden (Beach, 2007). In ons geval gaat het om de stagepraktijk en de opleidingspraktijk. Daarvoor zijn instrumenten nodig waarmee de studenten de verbinding(en) kunnen leggen. Voor de specialisatie in het eerste semester is gekozen om de LGM vaardighedenlijst daarvoor te gebruiken. Voordat we dat instrument inzetten hebben we echter eerst met de studenten in kaart gebracht wat volgens hen en de theorie de kernbegrippen binnen OGO zijn (zie afbeelding 1 ).
Afbeelding 1: kernbegrippen van ogo in een mindmap door studenten
Naast de informatie die wij willen overbrengen, moeten we op zoek naar de actuele ontwikkeling van de deelnemende studenten. Wat motiveert hen, wat hebben zij al in hun rugzak zitten, wat willen zij graag leren? Hierbij is de diversiteit groot, van jongvolwassene tot ervaren fotograaf, zeebioloog enz. Van deze diversiteit willen we ook gebruik maken, door veel te delen en samen te werken. In de eerste lessen zijn we bezig met de onderzoeksvragen van de studenten. Studenten formuleren onder andere de volgende vragen: Hoe laat je leerlingen in de bovenbouw een onderzoekje doen met vragen die echt uit henzelf zijn gekomen? Hoe beoordeel je de vaardigheden van leerlingen, waar let je op? Hoe ik wil graag betekenisvolle activiteiten kan ontwikkelen waarbij ik kan differentiëren op de uiteenlopende niveaus van de kinderen in groep 1/2 Hoe kan ik lessen ontwerpen waarin veel ruimte is voor creativiteit, kinderen uitgedaagd worden om problemen op te lessen? En hoe geef je dit zo vorm dat de kinderen geconcentreerd bezig zijn, en er geen chaos ontstaat?
Deze vragen delen we regelmatig, het onderzoek zelf doen de studenten individueel. Ze doen dat onderzoek vooral door enerzijds te observeren en anderzijds literatuur te bestuderen.
We laten in grote en kleinere groepen de studenten veel presenteren. Bijvoorbeeld: toon een voorbeeld van een recente bijdrage van jou aan het huidige thema in je stageklas. Hierbij komen sommige studenten met beeld, zien we leeromgevingen, ontstaan nieuwe vragen en levert het nieuwe inzichten op. Een student vertelt hoe ze kinderen zag worstelen met de organisatie van hun restaurant. In een gesprek dat ze hierover met de kinderen aanging komt ze op het idee met de kinderen om een schema te maken met alle taken binnen het restaurant. Ook komen er regelmatig kritische vragen, zoals: “Was wat zij zagen en ervoeren wel zo OGO?” Deze kritische vragen zien wij als een belangrijk onderdeel van het leerproces.
Tweede semester: onderzoek , kennis en praktijk
Ook ons specialisatieprogramma is ontwikkelend tot stand gekomen: we ontwerpen niet vooraf het onderwijs volledig, maar samen met de studenten, afhankelijk van de vragen en ontwikkeling van de studenten. Op basis van de ervaringen uit het eerste semester ontwikkelen we het tweede semester verder op basis van 3 lijnen: onderzoekslijn, kennislijn, praktijklijn. Daarmee zorgen we ervoor dat de pendel heen en weer blijft gaan door: -‐ onderzoekend aan kennis te komen -‐ op basis daarvan de praktijk te ontwerpen -‐ de eigen praktijk onderzoekend te benaderen -‐ en zo dus weer onderzoekend aan kennis te komen. Je zou dus kunnen zeggen dat de pendel tussen theorie en praktijk hangt aan de lijn van het onderzoeken. Het individuele onderzoek is afgesloten in het eerste semester en we willen toe naar een gezamenlijk onderzoek in het tweede semester. Er is een vorm nodig om ervaringen en inzichten van de studenten vast te gaan leggen. Hiervoor maken we een online logboek aan. Met behulp van de teksten in de logs gaan we het onderzoek doen. Al doende ontstaan gezamenlijke onderzoeksvragen: -‐ -‐ -‐
Waar moet een onderwerp aan voldoen om een ‘goed’ OGO-‐thema te kunnen zijn? Wat zijn de mogelijke activiteiten, culturele praktijken? Hoe gaat het verdiepen en uitbreiden van handelingen die horen bij de zone van naaste ontwikkeling?
In de bijeenkomsten verkennen we vervolgens eerst HOREB P.O. en HOREB 2. Aan de hand van een videofragment uit de praktijk krijgen we samen zicht op de bedoelingen en vaardigheden van een leerkracht in de OGO-‐praktijk. Daarmee gaan we bekijken hoe ze deze activiteit kunnen evalueren m.b.v. de Horeb observatiemodellen en welke vervolgactiviteiten plaats kunnen vinden. Ook korte beelden van spelende kinderen leveren stof tot nadenken, over de zone van actuele en naaste ontwikkeling van de kinderen.
Vanuit de inhoud van deze lessen gaan de studenten opnieuw kijken naar hun stageschool en schrijven ze hun bevindingen in het logboek. In de daaropvolgende specialisatiebijeenkomsten ligt de nadruk iets meer op het aanleren van onderzoeksmethodieken om onderzoekend de verbinding tussen praktijk en theorie te leggen Collectief probeert de hele groep, studenten en docenten, een patronenanalyse van de logboeken te doen. Drie patronen worden vanuit de theorie geformuleerd: -‐ Thematiseren binnen OGO heeft het participeren in een praktijk tot doel (i.t.t. alleen een ‘thema’ als rode draad in het onderwijs hebben). -‐ De (aangeboden) theorie loopt voor op de praktische vaardigheden -‐ De aangeboden theorie sluit aan bij de (stage)praktijk. Helaas komt het collectieve onderzoek niet af en worden de vooraf geformuleerde patronen niet aan de hand van de logboeken geverifieerd. In de logboeken van de studenten is verder wel te lezen dat studenten veel praktische problemen tegenkomen zoals: ” het registratieformulier dat mijn mentor gebruikt is heel anders ingedeeld, meer op praktisch kunnen, dan algemene ontwikkeling (o.a. motorische vaardigheden, zelfstandigheid: waar plaats je dat in Horeb?)” Maar ook: “Ik miste nog de inbreng van de leerlingen in de richting van het thema, de interventies van de leerkracht om het spelen te verdiepen (ik heb stage gelopen in groep 1-‐2), en activiteiten in het thema waarin de kinderen explorerend met elkaar bezig zijn.” We zien dus in de logboeken van de studenten wel een patroon van het tegelijk bezig zijn met zeer praktische zaken en het ontwikkelen van een visie op OGO. Uitgewerkt zijn die visies van de studenten nog niet en mede daardoor is de theorie mogelijk nog niet altijd expliciet terug te zien in de reflecties van studenten. Wel houden zij zich telkens bezig met de theorie en praktijk van de (ideale) OGO-‐ praktijk. Conclusies en mogelijkheden voor vervolg. Het programma van de specialisatie is nog steeds in ontwikkeling. De vaardighedenlijst en onderzoek blijken de studenten in beweging te krijgen. Onduidelijk is nog wat de gevolgen van dat bewegen zijn. Worden de studenten ook werkelijk beter voorbereid op de OGO-‐praktijk? We denken van wel. Om dat het komende studiejaar in beeld te krijgen zouden we kunnen denken aan: -‐mentoren nadrukkelijker meenemen in het proces, om hun praktijk ook te verbinden met de theorie; -‐onderzoek scherper toespitsen op praktijk en voorstructuren, opdat het onderzoek ook in de gestelde tijd afgerond kan worden. Het zou zeker een meerwaarde hebben om gericht met OGO leerkrachten samen te werken om goed beeldmateriaal te kunnen laten zien en gebruik te kunnen maken
van logboeken en dergelijke. De videofragmenten blijken zeer stimulerend te zijn voor studenten. Het onderzoeken als lijn waaraan de pendel tussen theorie en praktijk hangt heeft nog meer instrumenten nodig dan slechts de opdracht om onderzoek te doen. Wij kozen voor video, LGM, HOREB en de OGO-‐competenties, die lijken te werken, maar daar is nog meer uit te halen als de studenten hun onderzoekscyclus ook af kunnen maken. Melanie Geensen (opleider in de school op de Willibrord en docent specialisatie) Martijn van Schaik (instituutsopleider HvA en docent specialisatie) Literatuur Beach, K. (2007). Consequential transitions: a developmental view of knowledge propagation through social organizations. In: T. Tuomi-Gröhn & Y. Engeström (Eds.), Between school and work. New perspectives on transfer and boundary crossing, Advances in learning and instruction series (pp. 39– 62). Amsterdam: Pergamon. Van der Veen, C., Van Oers, B., & Wilshaus, R. (2009). De pendel tussen lerarenopleiding en opleidingsschool:bijdrage van actieonderzoek aan de ontwikkeling van studenten binnen hun pendel tussen theorie en praktijk. Amsterdam: Vrije Universiteit, Onderwijspedagogiek.