Pedagogisch beleidsplan kindercentrum Mikado Voor peuterspeelzalen en verlengde peuteropvang
Duiven, maart 2011 Bijgesteld juli 2014
Inhoud blz
1. Inleiding
3
2. Missie en Visie
5
3. Pedagogische begeleiding
6
4. Pedagogische doelen
7
4.1 Emotionele veiligheid 4.2 Sociale competentie 4.3 Persoonlijke competentie 4.3.1 Motorische ontwikkeling 4.3.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling 4.3.3 Cognitieve ontwikkeling 4.3.4 Taalontwikkeling 4.3.5 Creatieve ontwikkeling 4.4 Waarden en normen
5. Middelen en Voorwaarden
11
5.1 Personeel 5.2 Groepssamenstelling 5.3 Achterwacht 5.4 Startblokken 5.5 Peuterspel 5.6 Boekenpret 5.7 Inrichting 5.8 Peutervolgsysteem 5.9 Overdracht 5.10 Zorgadviesteam 5.11 VIRA 5.12 Vrijwillige medewerkers 5.13 Stagiaires 5.14 Ouderbetrokkenheid 5.15 Vier-ogenprincipe 5.16 Meldcode kindermishandeling
6. Werkplan per locatie 6.1 De Speeldoos 6.2 De Schommel 6.3 De Kleurdoos 6.4 De Glijbaan 6.5 Het Muizenhol 6.6 De Zandbak 6.7 De Wip-Wap 6.8 De Blokkendoos
16 19 22 25 28 31 34 37
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
2
1. Inleiding Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van de stichting Mikado voor haar verlengde peuteropvang en peuterspeelzaalwerk. Stichting Mikado is de welzijnsorganisatie voor de gemeente Duiven en Westervoort, in 2006 ontstaan uit een fusie tussen 7 kleine organisaties op het gebied van welzijn binnen deze gemeenten. De Stichting Peuterspeelzalen Westervoort en de Stichting Kinderspeelzalen Duiven zijn de voorlopers van de huidige situatie waarin sprake is van peuterspeelzaalwerk en verlengde peuteropvang. De verlengde peuteropvang is een vorm van kinderopvang en valt om die reden dan ook onder de verplichtingen van de Wet Kinderopvang. Interne en externe ontwikkelingen brengen de noodzaak mee voor het herschrijven van de bestaande pedagogische plannen. De invoering van de wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) beoogt een harmonisatie in kwaliteit voor kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk. Een aantal maatregelen, zoals verkleining van de groepen binnen de peuterspeelzalen en het aanbieden van VVE (voor- en vroegschoolse educatie) voor doelgroepkinderen, dienen opnieuw beschreven te worden en een herkenbare plaats te krijgen in het nieuwe beleidsplan. De verlengde peuteropvang valt, vanaf de start op 1 januari 2011, onder de Wet kinderopvang. In deze wet wordt op het terrein van de kwaliteit van de kinderopvang beleidsregels voorgeschreven waaraan kinderopvang moet voldoen. In één van deze beleidsregels wordt gesteld dat elke vorm van kinderopvang moet beschikken over een actueel pedagogisch beleidsplan waarin de kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. Tevens bevat het beleidsplan de werkwijze, de samenstelling en de maximale omvang van de groepen en de wijze waarop leidsters met de kinderen omgaan. Dit pedagogisch beleidsplan is een toetssteen voor ouders en biedt leidsters houvast bij het werken in de dagelijkse praktijk, geeft richting aan hun pedagogisch handelen en zorgt voor een gelijkgestemde aanpak. Ons pedagogisch beleidsplan is tweeledig. Het eerste gedeelte is een centraal gedeelte en omschrijft het theoretisch kader dat voor alle vestigingen gelijk is. Het tweede gedeelte (hoofdstuk 6) is een concrete uitwerking van het pedagogisch beleid in de dagelijkse praktijk en kan op locatieniveau verschillen. Vanaf 1 januari 2011 biedt Mikado het volgende aan: Peuterspeelzaalwerk voor kinderen van 2 ½ -4 jaar in de gemeente Westervoort Verlengde peuteropvang voor kinderen van 2-4 jaar in de gemeente Westervoort, vallend onder de Wet Kinderopvang Peuterspeelzaalwerk voor kinderen van 2-4 jaar in de gemeente Duiven Verlengde peuteropvang voor kinderen van 2-4 jaar in de gemeente Duiven, vallend onder de Wet Kinderopvang Het vernieuwde pedagogisch beleid is geschreven voor zowel het peuterspeelzaalwerk als voor de verlengde peuteropvang. De visie van Mikado is voor beide vormen gelijkluidend. Het Peuterspeelwerk heeft zich door de jaren heen bewezen als een niet weg te denken vorm van peuteropvang met een hoge kwaliteitsstandaard in het ontwikkelingsgericht werken. Dit opgebouwde kwaliteitsniveau is het hart en de kracht voor zowel het bestaande Peuterspeelzaalwerk als voor de vernieuwende Verlengde Peuteropvang. De doelstelling en werkwijze zoals deze al jaren voor de peuterspeelzalen van kracht is, zal integraal van toepassing zijn voor de Verlengde Peuteropvang.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
3
Leeswijzer: Daar waar in dit stuk de term “speelzalen” wordt gebruikt is sprake van peuterspeelzaalwerk en verlengde peuteropvang. De term leidster staat voor een gekwalificeerde peuterleidster, die voldoet aan de wettelijke norm en voorzien van een verklaring omtrent gedrag. In hoofdstuk 2 Missie en Visie maken we duidelijk met welke opdracht we nu en in de toekomst bezig zijn en welke uitgangspunten daarbij belangrijk zijn. In hoofdstuk 3 Pedagogische Begeleiding geven we aan vanuit welke competenties leidsters hun werk uitvoeren. In hoofdstuk 4 Pedagogische Doelen wordt ingegaan op de pedagogische doelen, zoals geformuleerd door mevr. Dr. M. Riksen Walraven. In hoofdstuk 5 worden de middelen en voorwaarden omschreven die ter beschikking staan om de pedagogische doelen te bereiken. In hoofdstuk 6 geven de locaties de praktische invulling van dit pedagogisch beleidsplan, samengevat in hun werkwijze.
Juli 2014 Ineke Arts Sectormanager Mikado
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
4
2. Missie en Visie Missie: De peuterspeelzalen en de verlengde peuteropvang vormen samen een voorschoolse voorziening voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar in de gemeenten Duiven en Westervoort. Binnen deze voorziening kunnen alle peuters zich op een speelse en educatieve manier ontwikkelen. Begeleiding van zowel de peuters als hun ouders vindt op een verantwoorde en professionele wijze plaats door goed opgeleide en gekwalificeerde leidsters. Deze voorschoolse maatschappelijke voorziening is een erkende en herkenbare partner binnen het integrale jeugdbeleid van de gemeenten Duiven en Westervoort.
Visie: “Alle kinderen zijn welkom”. De voorschoolse voorzieningen van Mikado bieden opvang en begeleiding aan alle peuters, ongeacht hun sociale status, afkomst of beperking. Samen spelen is samen opgroeien. De basis voor democratisch burgerschap (Mischa de Winter, hoogleraar universiteit Utrecht), waarin respect, saamhorigheid en tolerantie de kernbegrippen zijn, wordt al in een vroeg stadium gelegd. De voorschoolse voorzieningen van Mikado zijn een afspiegeling van de samenstelling van de wijk of het dorp. De sfeer op de groepen zorgt ervoor dat kinderen zich prettig en veilig voelen. Dit is de basis waarop kinderen zich kunnen ontwikkelen. Ouders voelen het vertrouwen om hun kinderen met een gerust hart naar de speelzalen van Mikado te brengen.
Visie op opvoeding en de rol van de leidsters Een kind ontwikkelt zich in wisselwerking met de omgeving. Een kind wordt geboren met een bepaalde aanleg en eigenheid. Ieder mensenkind is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Voor een goede ontwikkeling van een kind is de houding van de leidster van wezenlijk belang. De houding van de leidster dient gericht te zijn op het liefdevol en aandachtig begeleiden van de groep kinderen en het individuele kind, zodat de kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en ontplooien. De pedagogische relatie die de leidster heeft dient affectief, respectvol en zich bewust van de eigen waarden en normen te zijn.
Kerntaken peuterspeelzaalwerk en verlengde peuteropvang:
Ontwikkelingsstimulering: de speelzaal heeft tot taak om de brede ontwikkeling van alle peuters te stimuleren. Het gaat hierbij om de motorische, sociaal-emotionele-, creatieve- en taalontwikkeling.
Volgen en signaleren: de speelzaal heeft tot taak ieder kind op een systematische, methodische
wijze te volgen in zijn ontwikkeling en welbevinden. Als daarvoor aanleiding is heeft de speelzaal ook de taak om zorg te dragen voor een gerichte signalering. Vormgeven van de doorgaande ontwikkelingslijn: elke speelzaal is partner in de keten van een zorgstructuur en levert zo een bijdrage aan de doorgaande ontwikkelingslijn. De speelzaal draagt zorg voor een goede overgang tussen de voorschoolse voorziening en de vroegschoolse voorziening. Voor elk kind dat de speelzaal verlaat wordt een overdrachtsformulier ingevuld. Dit formulier wordt met ouders besproken.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
5
3. Pedagogische begeleiding In het geven van pedagogische begeleiding zijn vier uitgangspunten voor de leidsters erg belangrijk:
Leidsters bieden emotionele ondersteuning De houding van leidsters is dusdanig dat kinderen voelen dat leidsters betrokken zijn bij wat ze beleven, voelen en ervaren. Een gevoel van veiligheid is de basis voor kinderen om zich te kunnen ontwikkelen. Als een kind zich veilig voelt en weet dat hij op de leidster terug kan vallen, kan het zijn aandacht richten op zijn omgeving en is hij vrij om nieuwe indrukken op te doen en te leren van wat hij meemaakt. Naast wezenlijke aandacht voor de interacties en behoeften van het individuele kind zorgen de leidster voor een goede groepssfeer waarin het kind sociale ervaringen kan opdoen en zich kan hechten. De leidsters bieden de kinderen de ruimte om met elkaar te spelen en van elkaar te leren. Mikado streeft daarom naar zoveel mogelijk vaste groepen met bekende leidsters, binnen een verantwoorde bedrijfsvoering. Naast emotionele ondersteuning aan kinderen maken leidsters tijd vrij voor ouders, zodat zij zonder belemmeringen hun zorgen en gevoelens met betrekking tot de ontwikkeling van hun kinderen kenbaar kunnen maken.
Leidsters hebben respect voor autonomie van het kind. Respect voor autonomie betekent: ruimte geven aan de kinderen voor eigen initiatieven, ideeën en wensen, en hier positief op ingaan. Als een kind zich veilig voelt, gaat het op verkenning uit. Het leert het meest als het zelf van alles kan proberen en ontdekken. Als de leidster het kind hiervoor de ruimte geeft, krijgt het de kans om te ervaren dat hij al veel zelf kan. De leidster kan de autonomie van het kind respecteren door hem zo veel mogelijk gelegenheid te geven om zelf op onderzoek uit te gaan en hem te respecteren in wie hij is, in wat hij zelf onderneemt en in de keuzes die hij maakt. Niet alleen de houding van de leidster, ook de indeling van de ruimte en het programma hebben invloed op de mogelijkheden voor kinderen om autonomie en competentie te ervaren.
Leidsters bieden structuur en stellen grenzen Door structuur te bieden en grenzen te stellen ervaren kinderen de zekerheid dat een situatie duidelijk is en blijft. Deze zekerheid geeft een kind een gevoel van veiligheid. Regels en afspraken zijn nodig om in een sociale omgeving respectvol met elkaar om te gaan. Regels stellen is een voorbeeld van structuur bieden. Daarnaast is het belangrijk om aan te geven welk gedrag gewenst is. Goed gedrag verdient een complimentje. Zo weten kinderen waar ze aan toe zijn. Binnen deze structuur kunnen ze op een veilige manier op verkenning gaan. Het gaat om een evenwicht te vinden tussen enerzijds vrijheid en ruimte bieden, en anderzijds structuur ervaren. Het aanbieden van structuur in de dag geeft kinderen houvast en herkenning en daarmee een gevoel van veiligheid. Een jong kind kan immers nog geen klok kijken en heeft daarom weinig grip op het begrip tijd. Door een vaste dagindeling herkent een kind de volgorde en krijgt daardoor tijdsbegrip.
Leidsters geven informatie en uitleg Goede informatie en uitleg geven betekent vragen serieus nemen en aansluiten bij de behoefte, het niveau en de belevingswereld van de kinderen. Een kind heeft informatie en uitleg nodig om de wereld te leren begrijpen. Hoe beter de informatie, hoe meer deze bijdraagt aan het zelfvertrouwen en de ontwikkeling van kinderen. Ouders kunnen met hun zorgen en vragen terecht bij de leidsters over de opvoeding in zijn algemeenheid of specifiek over hun kind. De leidsters bieden een luisterend oor en geven eenvoudige opvoedadviezen. Bij complexere problematiek verwijzen ze de betreffende ouder door naar het Centrum voor Jeugd en Gezin of het Consultatie Bureau. In voorkomende gevallen kan de leidster een vraag inbrengen bij het gemeentelijke Zorg en Adviesteam, waar een groep deskundigen advies op hun vraag zal formuleren.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
6
4. Pedagogische doelen Uitgangspunt voor het pedagogisch beleid van Mikado zijn de pedagogische doelen zoals genoemd in de Wet Kinderopvang. Deze pedagogische basisdoelen zijn door mevr. Dr. M Riksen Walraven omschreven en deze basisdoelen gelden voor alle kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar en kunnen in principe ook in de thuissituatie gelden. Het bieden van emotionele veiligheid; Het ontwikkelen van persoonlijke competenties bij kinderen; Het ontwikkelen van sociale competenties bij kinderen; Het overbrengen van waarden en normen. Aan deze opvoedingsdoelen wordt gewerkt door het pedagogisch inzetten van: De interactie tussen pedagogisch medewerker en kind; De fysieke omgeving; De groep; Het activiteitenaanbod; Het spelmateriaal. Door middel van een Peuter-Volg-Systeem wordt het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen gevolgd en besproken.
4.1 Het bieden van voldoende emotionele veiligheid Kinderen ervaren emotionele veiligheid wanneer ze zich voldoende kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn als gevolg van een gezonde hechting in een veilige en vertrouwde omgeving. Het bieden van veiligheid is van primair belang, niet alleen omdat het bijdraagt aan het welbevinden van de kinderen nu, maar ook omdat een veilig klimaat de basis is voor het realiseren van andere pedagogische, sociale en educatieve doelen. Een kind moet zich eerst veilig voelen voor het zich kan ontwikkelen op andere gebieden. Kinderen halen hun gevoel van veiligheid uit drie bronnen: Vaste en sensitieve leidsters. Leidsters vervullen een centrale rol in het bieden van emotionele veiligheid. Zij bieden een juiste vorm van steun en begeleiding die aansluit op wat het kind nodig heeft om nieuwe ervaringen op te doen. Zij tonen passende affectie en geven kinderen een gevoel van veiligheid en acceptatie. Het is de taak van de leidsters om dit vertrouwen te voeden en te beschermen, door het kind te laten voelen dat het gezien, gekend en bemind wordt door mee te leven, te luisteren en er voor het kind te zijn. Een kind bevestigen in dat waar het goed in is brengt vroeg of laat het beste in het kind naar boven. De leidsters zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie. Het gedrag dat een leidster in woord, gebaar en houding voordoet, zal een kind als vanzelfsprekend en passend bij een bepaalde situatie overnemen. Mikado streeft naar vertrouwde leidsters op de groep. Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. Het dagprogramma op de speelzalen geeft de kinderen een gevoel van veiligheid, doordat het een structuur aanbiedt van spelen en leren en samen activiteiten doen. In groepsverband kijken kinderen naar elkaar, reageren ze op elkaar, leren ze naast en met elkaar te spelen, leren ze op hun beurt te wachten, kunnen ze elkaar corrigeren, ontwikkelen ze hulpvaardig gedrag en voelen ze zich verbonden met elkaar. De inrichting van de omgeving. De speelzalen van Mikado zijn gericht op verblijf van kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Dit betekent dat de inrichting van speelzalen ruime uitdaging biedt aan de ontwikkeling van deze leeftijdsgroep. De basis van de inrichting van de speelzaal is gestoeld op het programma “Startblokken”. De binnenruimten zijn voorzien van gevarieerd ontwikkelingsmateriaal. Er zijn hoekjes waar kinderen zich rustig kunnen terugtrekken. Er is een poppenhoek, bouwhoek en themahoek. De buitenruimten zijn geschikt voor bewegingsactiviteiten zoals klimmen, fietsen, rennen, springen en samen spelen in de zandbak. In een veilige omgeving kunnen kinderen zelfstandig op ontdekking gaan, waardoor hun zelfvertrouwen groeit. Op de speelzalen wordt een balans gezocht tussen veiligheid en uitdaging. Een te grote nadruk op fysieke veiligheid staat soms de zelfstandigheid en vrijheid van een kind in de weg. De leidsters leren kinderen om te gaan met de consequenties en risico’s van hun eigen gedrag. Ze helpen kinderen daarmee zelfstandiger te worden en om te gaan met gevaren.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
7
4.2 Het bieden van voldoende mogelijkheden voor het ontwikkelen van sociale competentie Het begrip sociale competentie omvat een scala van sociale kennis en vaardigheden over hoe je met anderen omgaat, zoals het zich in een ander kunnen verplaatsen, rekening houden met de ander, op de beurt wachten, samenspelen, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. Naast de thuissituatie is de speelzaal vaak het tweede opvoedingsmilieu waar kinderen voor het eerst in aanraking komen met andere, nieuwe regels en afspraken. De speelzaal is een veilige plek waar kinderen de gelegenheid krijgen om met andere volwassenen en leeftijdgenootjes in contact te komen. Als deel van een groep en door deel te nemen aan de activiteiten leren kinderen hun sociale competenties te ontwikkelen. Dit gaat spelenderwijs en in interactie met de omgeving. Een peuter is nog erg gericht op het “ik” en het samenspelen en rekening houden met elkaar is vaak nog niet zo vanzelfsprekend. Conflicten en onenigheden kunnen snel opvlammen. Een belangrijke rol is weggelegd voor de leidsters die de kinderen ondersteunen in het proces van “ik” naar “wij”. Ze dragen zorg voor een affectieve en veilige omgeving, waar kinderen veilig kunnen oefenen om sociaal vaardig te worden. Dit zijn vaardigheden die later nodig zijn om op een passende wijze sociaal en emotioneel te functioneren in de maatschappij, waarbij rekening wordt gehouden met eigen en andermans belangen.
4.3 Het bieden van voldoende mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties Met begrip persoonlijke competenties worden persoonskenmerken bedoeld die kinderen in staat stellen om te ontdekken wie ze zelf zijn, problemen aan te pakken en zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Bij peuters verloopt dit proces spelenderwijs. Door veel te spelen en te exploreren ontdekken ze hoe de wereld in elkaar zit en wat hun mogelijkheden zijn. Op deze wijze krijgen ze greep op de wereld om hun heen en krijgen ze voldoende mogelijkheden om hun persoonlijke competenties, zoals zelfvertrouwen, zelfstandigheid, flexibiliteit en creativiteit, te ontwikkelen. Op de speelzalen bieden we ruim de mogelijkheid om deze competenties op verschillende ontwikkelingsgebieden te ontwikkelen. In een gevarieerd dagprogramma komen de volgende ontwikkelingsgebieden aan bod: 1. motorische ontwikkeling; 2. sociaal-emotionele ontwikkeling; 3. cognitieve ontwikkeling; 4. creatieve ontwikkeling; 5. taalontwikkeling. 4.3.1. Motorische ontwikkeling In de leeftijd 2 tot 4 jaar maken kinderen een grote ontwikkeling door in motorische vaardigheden. De grove motoriek omvat de coördinatie en samen beweging van romp, armen en benen. Op de speelzaal wordt deze gestimuleerd door allerlei bewegingsspelletjes, zoals rennen fietsen, steppen, glijden, klimmen, met de bal spelen. Vaak worden deze activiteiten aangeboden in de vorm van liedjes zingen, spelletjes doen, versjes opzeggen waarbij uitbundig wordt gesprongen, gestampt, gezwaaid, gekropen, etc. Peuters vinden het heerlijk om veel van deze activiteiten in herhaling aangeboden te krijgen. De fijne motoriek omvat kleine bewegingen die coördinatie tussen ogen en handen vereisen. Dit is voor peuters vaak nog erg moeilijk omdat ze vaak nog met hun hele lijf reageren en bewegen. Fijne motorische activiteiten waarbij het lijf stil zit en alleen de handen en vingers bewegen zijn vaak nog lastig. Op de speelzaal krijgt de peuter veelvuldig de gelegenheid om te oefen met materialen dat hiervoor geschikt is zoals kralen, insteekknoppen, puzzels, klei, duplo en ander constructiemateriaal, kleurtjes, plakken.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
8
4.3.2. Sociaal-emotionele ontwikkeling Belangrijk aspect van de sociale ontwikkeling is de ervaring hoe het is om samen te zijn met andere kinderen en volwassenen. Op de speelzalen leren peuters om te gaan met leeftijdgenootjes en leidsters en ontdekken ze de uitwerking van hun gedrag op anderen. Tevens leren ze al vroeg de betekenis van samen delen, elkaar troosten, elkaar helpen, rekening houden met anderen en omgaan met conflicten. Emotionele ontwikkeling is een geleidelijk proces van zich leren uiten en de uitingen leren herkennen en benoemen. Wat je kunt benoemen kun je ook beter hanteren. Een belangrijk rol ligt hier bij de leidsters. Zij nemen de gevoelens van de peuters serieus en verwoorden deze. Daardoor herkennen peuters emoties zoals blijdschap, woede, verdriet en angst bij zichzelf maar ook bij anderen. Peuters verwerken hun gevoelens en nieuwe informatie vaak in hun spel. Spelen is dan ook een belangrijke activiteit op de speelzalen. Door te spelen leert een peuter om te gaan met gevoelens en emoties en krijgt hij vat op zijn omgeving. In het spel oefent een peuter alle dagelijkse dingen die om hem heen gebeuren. De jonge peuter laat dit zien in imitatiespel waarbij vaak exact wordt nagespeeld wat er door volwassenen wordt gezegd of gedaan, b.v. een telefoongesprek of huishoudelijke activiteiten. De oudere peuter verwerkt het vaak in symbolisch of rollenspel waarin ervaringen en situaties uit de werkelijkheid worden nagespeeld in een eigen spel, b.v. vader en moedertje spelen, op vakantie gaan, verhuizen. Deze laatste vorm van spelen is vaak samen met groepsgenootjes. De leidsters spelen hierop in, observeren en stimuleren dit spel van de kinderen. In de speelzaal is voldoende ruimte om de peuters in diverse themahoeken hun spel te laten spelen. 4.3.3. Cognitieve ontwikkeling Dit is de ontwikkeling van het denken of de intelligentie. De cognitie ontwikkelt zich door actief met de omgeving om te gaan. Door te spelen en te experimenteren bouwen peuters hun kennis over de werkelijkheid op. Als ze met activiteiten bezig zijn leren ze eigenschappen van het materiaal kennen. Papier kun je scheuren, plastic niet, een bal kaatst terug maar een balletje klei niet, een driehoekje in de puzzel past op de plaats van een driehoekjes, etc. Door zelf te doen en zelf te ontdekken wat materialen voor eigenschappen hebben, komt er geleidelijk aan ordening in de wereld om hen heen. Ze kunnen verbanden leggen (als iets rond is kan het rollen), combinaties maken (kopjes en bordjes horen bij elkaar) en beredeneren (als je een lampje aandoet is het niet meer donker). Op de speelzalen is voldoende en gevarieerd spelmateriaal aanwezig om de cognitieve ontwikkeling te stimuleren, zoals puzzels, kralen, vormenstoof, gezelschapsspelletjes als lotto en memory, blokken, boekjes, kleurenplanken.. Ook in de buitenruimte zijn er creatieve mogelijkheden om de denkontwikkeling te stimuleren. B.v. het vullen van grote en kleine bakjes zand, korte en lange takjes verzamelen, gras plukken en dit omhoog gooien, etc. De leidsters beschikken over ruime ervaring en kennis om dergelijke activiteiten te stimuleren. 4.3.4. Taalontwikkeling Taal is het middel om contact te maken, om uitdrukking te geven aan gevoelens en behoeftes en is het middel dat toegang verschaft tot het denken. Taal- en denkontwikkeling zijn dan ook nauw met elkaar verbonden en via de taal ondersteunt een kind zijn spel. Het verwerven van taal valt uiteen in twee onderdelen: actieve taalverwerving (het spreken van taal) en passieve taalverwerving (het begrijpen van taal). Taal is een belangrijk middel om greep en inzicht te krijgen in de omringende wereld. Op de speelzalen is er dan ook veel aandacht voor de taalontwikkeling, ondersteund door een specifiek programma zoals Startblokken. De leidsters zijn zich bewust van hun eigen taalgebruik dat passend is bij de leeftijd van de kinderen. Dat betekent dat er veel en in korte zinnen met de peuter wordt gesproken, woorden en zinnen worden veel herhaald en er wordt Nederlands gesproken. Leidsters gebruiken geen ‘’kromme kinderzinnen” en zij herhalen deze zinnen in goed Nederlands voor het kind. Ter stimulering van de taalontwikkeling hebben de leidsters de beschikking over een gevarieerd scala aan activiteiten, zoals samen liedjes zingen, rijm en versjes, spelletjes met klanken en geluiden, boekjes voorlezen, plaatjes kijken en benoemen. Het stimuleren van de taalontwikkeling is een voortdurend proces en vindt dan ook op alle momenten gedurende de dag plaats. Op deze wijze proberen leidsters taalachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen. Op enkele speelzalen wordt de stimulering van de taalontwikkeling doorgetrokken naar de thuissituatie. Middels het programma Boekenpret worden ouders gestimuleerd om met hun kind boekjes te lezen.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
9
4.3.5. Creatieve ontwikkeling Het ontwikkelen van creativiteit is meer dan alleen maar bezig zijn met expressiematerialen zoals verf, papier en klei. Creatief zijn kan de hele dag door oplossingen bedenken voor nieuwe situaties, nieuwe woorden verzinnen, spelletjes verzinnen of verkleed- en rollenspellen bedenken. Creativiteit zit ook in muziek, dans en andere bewegingsvormen. Creativiteit zit in elk kind: lekker bezig zijn en al doende iets ontdekken en dat weer gebruiken in een andere situatie. Niet het resultaat is van belang maar de ervaring die een kind opdoet. Kinderen moeten zich hiervoor vrij en veilig voelen in een omgeving waar zij zich prettig voelen. Een bekende, overzichtelijk ruimte en leidsters die begrip, kennis en vaardigheden hebben over de ontwikkelingsfase van de peuter, zijn hiervoor onmisbaar. 4.4 Het overbrengen van waarden en normen Om in de samenleving te kunnen functioneren, is het nodig dat kinderen de waarden en normen van de maatschappij waarin ze leven, leren kennen en zich eigen maken. Het overbrengen van waarden en normen speelt in de opvoeding voortdurend een rol. Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen, dingen of gebeurtenissen. Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Normen vertalen de waarden in regels en voorschriften. Een kind wordt mede gevormd door omgang met volwassenen en andere kinderen. Door zelf het goede voorbeeld te geven, helpen de leidsters het kind hoe om te gaan met waarden en normen. Respectvol omgaan met de eigenheid van elk kind is daarbij de basishouding. Ruzies en onenigheden zijn eigen aan de ontwikkelingsfase van de peuter. De leidsters leren de peuters om hun behoeftes op een acceptabele manier te uiten en rekening te houden met de behoeftes van anderen. De leidsters stimuleren de peuters in hun zelfbeeld door regelmatig een complimentje te geven.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
10
5. Middelen en voorwaarden Onderstaande middelen en inzet stellen de leidsters in staat en staan de speelzalen tot hun beschikking om de pedagogische doelstellingen te behalen.
5.1 Personeel Mikado werkt op alle locaties uitsluitend met leidsters die voldoen aan de opleidingseisen zoals opgenomen in de CAO Welzijn en de Wet Kinderopvang. Daarnaast volgen leidsters regelmatig bij- en nascholingsactiviteiten ter versterking van hun vaardigheden en kennis. Netwerkpartners, zoals MEE, logopedisten en fysiotherapeuten, worden uitgenodigd voor informatie en kennisoverdracht omtrent nieuwe ontwikkelingen. Tijdens het teamoverleg worden inhoudelijke, organisatorische en beleidsmatige zaken besproken Op alle speelzalen van Mikado is de Nederlandse taal de voertaal en Mikado verwacht dan ook van haar medewerkers dat zij de Nederlandse taal beheersen. Alle leidsters zijn BHV-opgeleid en volgen hiervoor de verplichte bijscholing. Alle leidsters, stagiaires en vrijwilligers zijn in bezit van een geldige Verklaring Omtrent Gedrag. Leidsters zijn op de hoogte van het pedagogische beleidsplan en geven daaraan uitdrukking in hun handelen en het benaderen van ouders en kinderen.
5.2 Groepsamenstelling Om verantwoorde peuteropvang te kunnen bieden werkt Mikado met vaste groepen kinderen in een eigen ruimte, de zogenaamde stamgroepen. Bij bepaalde activiteiten, zoals knutselen, buiten spelen en voorlezen kunnen kinderen de stamgroep verlaten. De kinderen van de verlengde peuteropvang kunnen op deze manier deelnemen aan het programma van de peuterspeelzaal. De maximale omvang van de stamgroep wordt dan tijdelijk losgelaten, waarbij de leidster-kindratio voor de hele groep blijft gehandhaafd. Bij het bepalen van de personeelsbezetting per groep houdt Mikado zich aan de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. De ratio leidster-kind bedraagt voor de peuterspeelzaallocaties 1 beroepskracht op 8 kinderen. Voor de kinderopvanglocaties bedraagt deze 1 beroepskracht op 6 kinderen in de leeftijd van 2-3 jaar en 1 beroepskracht op 8 kinderen in de leeftijd van 3-4 jaar. Bij samengestelde leeftijdsgroepen van 2 tot 4 jaar bedraagt deze 1 beroepskracht op 7 kinderen. Wettelijk is het mogelijk dat er wordt afgeweken van de ratio beroepskracht-kind en dat er slecht één leidster op de groep aanwezig is. Dit zal met name voorkomen bij het brengen en het halen van de kinderen. Op zulke momenten is er volgens vastgesteld rooster achterwacht geregeld, die bij calamiteiten kan worden opgeroepen. Het rooster is in te zien op de speelzaal. Bij gebruikmaking van verlengde peuteropvang kunnen ouders naar keuze meerdere dagdelen afnemen. Incidenteel, indien er plaats is, kan ook extra opvang afgenomen worden. De mogelijkheid bestaat dat er geen plaats is in de eigen groep, maar uitgeweken moet worden naar een andere groep. Ouders geven hier schriftelijk toestemming voor en afspraken over de duur van de opvang worden vastgelegd. Op alle locaties werken we met 1 stamgroep, dus zal het kind altijd tijdens extra opvang op de eigen groep opgevangen worden. Voor de inzet van gediplomeerd personeel als voor de inzet van stagiaires en BBL-ers houdt Mikado zich aan de wettelijk eisen, zoals hierboven omschreven.. Mikado is een erkend leerbedrijf en wordt hierbij ondersteund door Calibris.
5.3 Achterwacht Op momenten dat de leidster alleen aanwezig is op de groep, is er achterwacht geregeld, die al ter plaatse is of binnen 15 minuten aanwezig kan zijn. Dit kan de manager, beheerder, stagiaire of een collega zijn. De telefoonnummers waarop de achterwacht bereikbaar is, zijn bekend op de speelzaal met het bijbehorend schema van bereikbaarheid.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
11
5.4 Startblokken Op de speelzalen in Westervoort en Duiven wordt het educatieve programma Startblokken ingevoerd. Dit programma is oorspronkelijk ontwikkeld voor kinderen die een extra steuntje kunnen gebruiken in de taalontwikkeling, maar blijkt in de praktijk voor alle kinderen een goede structuur en stimulering te bieden. Startblokken richt zich op de persoonlijke en brede ontwikkeling van kinderen. Thema’s zijn hierin belangrijk. Jonge kinderen leren al spelenderwijs door bezig te zijn met onderwerpen uit de grotemensenwereld, hun directe omgeving en verder weg. Startblokken speelt daarop in door kinderen te betrekken bij onderwerpen uit het leven van alledag, zoals naar de dokter gaan, brood kopen bij de bakker op de hoek, de baby in bad doen of verjaardagspost versturen. Gezamenlijke thema's zorgen ervoor dat ervaringen gedeeld kunnen worden. Elk kind komt immers wel eens bij de dokter. Minstens even belangrijk is dat gezamenlijke thema's ook veel kansen geven om van de onderlinge verschillen al spelend te leren (jij bent bij de dokter geweest omdat je erg verkouden bent, ik omdat ik ben gevallen). Jonge kinderen doen niets liever dan op deze manier spelen. Dergelijke spelactiviteiten bieden de beste kansen op leer- en ontwikkelingsprocessen. Alles is te leren in gevarieerde spelactiviteiten! Peuters spelen om te experimenteren, te onderzoeken, te maken, te ervaren wat het is om samen te zijn, te praten en te denken met elkaar. In spel ontwikkelen jonge kinderen zich optimaal. Ze vinden wegen om zich steeds beter uit te drukken, zich dingen voor te stellen en te verbeelden, zich aan regels te houden, enz. De leidsters zijn actief betrokken bij de spelactiviteiten in de groep. Zij zorgen voor een samenhangend en gevarieerd aanbod en doen intensief mee aan de ontwikkeling en verdieping van de spelactiviteiten van de peuters. Zij hebben weet van de spelomgeving en attributen, opperen spelideeën en spelen mee. Ook hebben zij oog voor de toevoeging van nieuwe ervaringen en handelingsmogelijkheden en zorgen voor gesprekken met peuters over hun spel. Na de activiteiten is er het gezamenlijke terugkijken en nabespreken. Leidsters geven de kinderen voldoende ruimte voor eigen oplossingen, ideeën en uitingen. Taalbegeleiding is een integraal onderdeel van de ondersteuning van leidsters aan alle peuters in de groep.
5.5 Peuterspel Peuterspel is speciaal ontwikkeld voor jonge kinderen op peuterspeelzalen. Aan de hand van een verhaal over “De reis van de olifant”, kunnen de peuters op een veelzijdige en leuke manier kennismaken met verschillende bewegingsgebieden. De leidster van de speelzaal heeft hierbij een stimulerende rol. Ook voor de ouders is een rol weggelegd. Zij ontvangen informatie over voeding en beweging en krijgen spelletjes en bewegingsmogelijkheden voor thuis aangereikt.
5.6 Boekenpret Boekenpret wordt ingezet op de speelzalen in Westervoort en is een methode om jonge kinderen en hun ouders te laten ontdekken dat je veel plezier kunt beleven aan voorlezen. Voorlezen en samen boekjes kijken is een ideale manier om spelenderwijs de taalontwikkeling zowel thuis als op de speelzaal te stimuleren. In eerste instantie ingezet als een middel ter voorkoming van taalachterstanden, is boekenpret inmiddels bij alle peuters en ouders een groot succes. Per week kunnen ouders met hun peuter een boek uitzoeken op de speelzaal, die in een speciale tas mee naar huis gaat. Boekenpret wordt in samenwerking met de gemeente, de bibliotheken en het consultatiebureau uitgevoerd.
5.7 Inrichting Binnen De binnenruimte voldoet aan de minimale afmetingen die de wet voorschrijft. De ruimte is kindvriendelijk en bij de leeftijd passend ingericht. Belangrijkste criteria bij de inrichting van de binnenruimte zijn overzicht en uitdaging. Overzicht is zowel voor de leidster als voor het kind belangrijk, terwijl tegelijkertijd voor het kind de mogelijkheid moet bestaan om zich af te zonderen. Door het creëren van hoekjes, soms met een bepaald thema, komen we tegemoet aan deze behoefte. Uit ergonomische overwegingen is het meubilair op de groep op volwassen hoogte, waarbij we bij de keuze van het meubilair zoveel mogelijk rekening hebben gehouden met het aspect van
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
12
zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de kinderen. Vanuit pedagogisch oogpunt staan op veel speelzalen (daar waar voldoende ruimte is) ook nog lage tafels en stoeltjes, waaraan kinderen met elkaar activiteiten kunnen doen. Het werken met het VVE-programma Startblokken stelt specifieke eisen aan de ruimte. De ruimte komt tegemoet aan de behoefte van de peuter en biedt een rijke leeromgeving, passend bij de leeftijd van het jonge kind. De ruimte is in verschillende (thema)hoeken in te delen. Buiten Bij de inrichting van de buitenruimte gelden dezelfde criteria van kind vriendelijkheid, passend bij de leeftijd, overzicht en uitdaging. Door verschillende activiteitenplekken te creëren ontstaan voldoende uitdagingen voor de peuters. De buitenruimte doet een appèl op de grove motoriek en is bij uitstek geschikt om te rennen, fietsen, klimmen, glijden. In elke buitenruimte is de gelegenheid tot het spelen in een zandbak. Zowel de binnen- als de buitenruimte voldoen aan de wettelijke normen op het gebied van veiligheid en hygiëne. Jaarlijks wordt er een risico-inventarisatie uitgevoerd. Op de speelzalen wordt een balans gezocht tussen veiligheid en uitdaging. Een te grote nadruk op fysieke veiligheid staat soms de zelfstandigheid en vrijheid van een kind in de weg. De leidsters leren kinderen om te gaan met de consequenties en risico’s van hun eigen gedrag. Ze helpen kinderen daarmee zelfstandiger te worden en om te gaan met gevaren Spelmateriaal Het aanwezige spelmateriaal past bij de ontwikkelingsfase waarin de peuter zich bevindt. Het lokt uit tot spel, het stimuleert de brede ontwikkeling, het oefent de fantasie, het zet aan tot denken, het stimuleert de activiteiten en biedt mogelijkheden tot creatief gebruik ervan. De gebruikte materialen zijn veilig en duurzaam en worden regelmatig gecontroleerd. Vanuit het programma Startblokken worden aanvullende eisen gesteld.
5.8 Peuter-Volg-Systeem Op de speelzalen wordt gewerkt met het stand-van-zaken-formulier HOREB om in kaart te brengen hoe de ontwikkeling van ieder kind verloopt. Op deze manier ziet de leidster of de peuter zich goed ontwikkelt of dat de peuter mogelijk een extra stimulans nodig heeft. HOREB is het registratiesysteem dat gekoppeld is aan het ontwikkelingsprogramma Startblokken.
5.9 Overdrachtsformulier Jonge kinderen leren bij uitstek door te spelen. In die zin leveren de speelzalen van Mikado een bijdrage aan de ontwikkeling van elke peuter. Veel ouders zien het bezoek van hun peuter aan één van de speelzalen dan ook in zekere zin als voorbereiding op de basisschool. Kinderen ontwikkelen zich voortdurend. Om deze doorgaande lijn vast te houden, wordt er met een overdrachtsformulier naar de basisschool gewerkt. Dit formulier wordt 2 keer ingevuld gedurende de tijd dat de peuter op de speelzaal is. De tweede keer vlak voor de overgang naar de basisschool. Dit formulier wordt met ouders besproken. De speelzaal draagt zorg voor de overdracht van dit formulier naar de basisschool.
5.10 Zorgadviesteam Het doel van het Zorgadviesteam (ZAT) is om zorgen over kinderen te delen of problemen bij kinderen zo vroeg mogelijk te signaleren en daarvoor gepaste maatregelen te nemen. Door samen te werken moet worden voorkomen dat de verschillende instanties elk afzonderlijk naar oplossingen gaan zoeken en hetzelfde werk doen. Ouders geven toestemming voor bespreking van hun kind in het team. In het belang van het kind kan er incidenteel voor gekozen worden een mogelijke probleemsituatie anoniem te bespreken.
5.11 VIRA VIRA staat voor “Verwijsindex Regio Arnhem”. De Verwijsindex is een systeem waarin hulpverleners en andere professionals de persoonsgegevens registreren van de jongeren (tot 23 jaar) waarover zij zich zorgen maken. Dat zorgt ervoor dat de jongeren die hulp nodig hebben tijdig worden opgemerkt, en dat hun hulpverleners elkaar snel vinden. De peuterspeelzalen van de Mikado hebben toegang tot deze verwijsindex. Als er redenen zijn om een kind aan te melden bij deze index, wordt dit aan ouders gemeld.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
13
5.12 Vrijwillige medewerkers Op veel locaties worden beroepskrachten ondersteund door vrijwillige medewerkers. Het werken met vrijwillige medewerkers is een bewuste keuze van Mikado. Deze medewerkers voelen zich zeer betrokken bij de doelgroep en de visie en missie van de speelzalen. Zij zien hun bijdrage als een vorm van maatschappelijke betrokkenheid en beschikken over vaardigheden die toepasbaar zijn op de speelzalen. Mikado is trots op haar vrijwilligers en heeft voor deze medewerkers een beleidsplan ontwikkeld. De vrijwillige medewerker ondersteunt de leidster bij het uitvoeren van haar professionele taak. De vrijwilliger kan 1 of meerdere dagdelen beschikbaar zijn of alleen voor een bijzondere taak, zoals voorleesmoeder/oma. Bij bijzondere activiteiten, zoals bibliotheekbezoek, bezoek aan de kinderboerderij en feesten zijn vaak extra handen nodig en wordt een beroep gedaan op de medewerking van ouders of vrijwilligers.
5.13 Stagiaires De speelzalen van Mikado zijn allen een erkende opleidingsplaats voor stagiaires uit het beroepsveld. Binnen de peuterspeelzalen van Mikado komen diverse studenten praktijkervaring opdoen. Sommige stagiaires komen voor korte tijd. Dit zijn de zogenaamde snuffelstages, die vooral bedoeld zijn om kennis te maken met het werkveld. Scholieren kunnen op deze manier een goede keuze maken voor een vervolgstudie. Studenten die deze keuze al gemaakt hebben en een beroepsopleiding volgen blijven langere tijd. Dit varieert van enkele maanden tot een heel schooljaar. De student stelt zichzelf voor en geeft aan van welke opleiding zij is en hoelang de stage duurt. Daarnaast is er op de peuterspeelzaal gelegenheid voor scholieren om hun MAS (maatschappelijke stage voor de middelbare school) te vervullen.
5.14 Betrokkenheid van de ouders Wanneer een peuter op een van onze speelzalen verblijft is het even weg onder de vleugels van de ouders. De leidster neemt op dat moment de opvoeding zo goed mogelijk van de ouders over. De leidster doet dit met hart en ziel, maar zal tevens beseffen dat de ouders als enige de volledige verantwoordelijkheid dragen. De leidster stelt zich open op naar de verwachtingen en wensen van de ouders en probeert hier binnen de mogelijkheden van de groep zo goed mogelijk rekening mee te houden. De volgende aspecten zijn hierbij van belang: Persoonlijk contact: Ouders worden regelmatig door de leidsters geïnformeerd over de ontwikkeling en begeleiding van hun kind. Andersom is het voor de leidster van belang dat zij geïnformeerd is over essentiële gebeurtenissen rondom het kind. Een goede samenwerking en wederzijds vertrouwen dragen bij aan het gevoel van veiligheid voor het kind. Informatieuitwisseling over en weer vindt plaats bij het halen en brengen, bij het bespreken van het overdrachtsformulier en op ouderavonden. Medezeggenschap ouders: Pedagogische kwaliteit is een doorgaand proces. In dit proces is de oudercommissie van de verlengde peuteropvang een vaste gesprekspartner. De oudercommissie heeft adviesrecht over de kwaliteit van de opvang. Het gaat hierbij om praktische zaken als voeding, veiligheid, gezondheid en openingstijden. Ook heeft zij tevens recht op het geven van advies met betrekking tot de uitvoering van het pedagogisch beleid en de manier waarop een locatie zowel kwalitatief als kwantitatief van personeel wordt voorzien. Dit alles conform het reglement voor de oudercommissie volgens landelijke wetgeving. Opvoedingsondersteuning: De leidsters kunnen ouders ondersteunen in hun opvoedende taak. Zij staan open voor vragen over opvoeding van individuele ouders en organiseren themabijeenkomsten in overleg met de oudercommissie of een netwerkpartner Wanneer leidsters zich zorgen maken over de ontwikkeling van een peuter, zullen zij deze zorgen bespreekbaar maken en delen met de ouders. Indien nodig of gewenst kunnen zij hierbij de hulp inroepen van het zorgnetwerk of een gespecialiseerde netwerkpartner. Zoals omschreven in de taakopdracht van peuterspeelzaalwerk signaleren en observeren de leidsters, en geven zij gerichte adviezen aan ouders voor verdere hulpverlening. Indien gewenst helpen ze ouders bij doorverwijzing. Informatieboekje voor ouders: In dit boekje geven we ouders extra informatie aangevuld met tips, zodat de tijd dat hun peuter bij ons op de speelzaal verblijft een aangename tijd zal zijn. In het boekje vinden ouders relevante telefoonnummers, richtlijnen en adviezen die voor de hele speelzaaltijd van belang zijn. Het boekje wordt overhandigd op de eerste ochtend dat de
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
14
peuter de speelzaal bezoekt. Dit boekje is ook integraal te vinden op onze website www.mikado-peuterspeelzalen.nl Ouderparticipatie: Ouderparticipatie bestaat in vele vormen. Eén daarvan is als vrijwilliger op een dagdeel van de peuterspeelzaal. Daarnaast wordt de hulp en inzet van ouders zeer gewaardeerd bij uiteenlopende activiteiten zoals, schoonmaak- en klusactiviteiten, repareren van speelgoed, wassen van de peuterwas e.d..
5.15 4-ogenprincipe op de groep In artikel 5a van de Regeling Kwaliteit van Kinderopvang staat verwoord dat elke houder van een kinderopvangorganisatie (voor Mikado geldt deze verplichting alleen voor de locaties waar verlengde opvang wordt geboden) verplicht is de veiligheid van kinderen te waarborgen en het voorkomen van gewelds- en zedendelicten. In de wandelgangen heet dit het 4-ogenprincipe. Het 4-ogenprincipe gaat ervan uit dat een volwassene ten alle tijden moet kunnen meekijken of meeluisteren op de groep. Om dit principe binnen de verlengde-opvanglocaties van Mikado zoveel mogelijk te waarborgen zet Mikado de volgende middelen in: Op momenten dat leidsters alleen voor de groep staan worden vrijwilligers en/of stagiaires ingezet. Daar waar mogelijk is zijn groepsruimtes van ramen voorzien, zodat controle van buitenaf altijd mogelijk is. Daar waar mogelijk is zijn tussen sanitaire ruimtes en groepsruimtes ramen aangebracht. Als leidsters onverwachts alleen op de groep staan wordt een tussendeur geopend. Bij verschonen is de deur altijd open. Leidsters spreken elkaar aan op ongewenst gedrag of bij vermoeden van ongewenst gedrag.
5.16 Protocol kindermishandeling en huiselijk geweld. Mikado maakt gebruik van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Dit protocol geeft aan hoe te handelen bij het signaleren/vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld gezien door een beroepskracht. Daarnaast geeft dit protocol aan hoe gehandeld moet worden bij vermoeden van gewelds-of zedendelicten gepleegd door een beroepskracht ten opzichte van een kind. De werkgever is verplicht hiervan melding te maken bij de vertrouwensinspecteur van het onderwijs en bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit aangifte te doen bij de politie. Als ouders aanwijzingen hebben dat een beroepskracht seksuele of ander geweld gebruikt tegen een kind, kan de ouder zelf contact opnemen met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de ouder advies geven over het doen van aangifte. De vertrouwensinspecteur is tijdens kantooruren bereikbaar op 0900 111 3111. De vertrouwensinspecteur doet zelf geen onderzoek maar adviseert ouders en werkgevers en heeft een geheimhoudingsplicht.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
15
6. Werkplan per locatie In de inleiding van dit pedagogisch beleidsplan is aangegeven dat het beleidsplan uit twee onderdelen staat. Een generiek gedeelte dat kaderstellend voor alle locaties is en een specifiek gedeelte per locatie. In dit specifieke gedeelte omschrijft elke locatie hoe zij praktisch richting geven aan het pedagogisch beleidsplan. Daarbij worden voor alle locaties de volgende onderwerpen beschreven: Groepsindeling Dagindeling Rituelen Festiviteiten Activiteitenplanning Wenprocedure Oudercontacten Ziekte van kinderen en medicijngebruik Protocollen Ontwikkelingsvolgsysteem
6.1 De Speeldoos 6.1.1 Groepsindeling De Speeldoos kent groepen van maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen, maar hier kan vanaf geweken worden als er meer Zorg nodig is (geïndiceerd) of als ouders een extra dagdeel willen afnemen (niet geïndiceerd). 6.1.2 Dagindeling Tijd ochtend 7.30 – 8.45
Tijd middag
8.45 – 9.00
13.15 – 13.30
9.00 – 9.45
13.30 – 14.15
9.45 10.00 – 10.30
14.15 14.15 – 14.45
10.30 – 11.00
14.45 – 15.15
11.00 – 11.30
15.15 – 15.45
11.30 – 11.45 11.45 – 13.00 uiterlijk
15.45 – 16.00
Activiteit Kinderen voor de verlengde peuteropvang worden gebracht en gaan spelen of eten een meegebracht ontbijt. Peuters die alleen de reguliere groep bezoeken worden gebracht. Ouders spelen eventueel nog wat met hun peuter. Er staat altijd één tafel met puzzels en ontwikkelingsmaterialen en één tafel met constructiemateriaal klaar. Vrij spel waarbij de leidster eventueel meespeelt en/of begeleidt en stimuleert. Samen met de peuters opruimen. Activiteit (gezamenlijk of in groepjes). Kinderen worden gestimuleerd mee te doen. Kring: Fruit eten en drinken, zingen, spelletjes, voorlezen, e.d.. Buitenspelen. Bij slecht weer wordt er gegymd of een andere activiteit gedaan. Kinderen worden opgehaald Kinderen van de verlengde opvang eten en spelen samen tot ze opgehaald worden.
6.1.3 Rituelen Brengen en halen: de leidsters verwelkomen de peuters en de ouders, de ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen).
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
16
Verjaardagen: Tijdens de kring wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen
hierbij aanwezig zijn. Voor de jarige wordt een feestmuts gemaakt en er wordt gezongen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie tevoorschijn. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Dit, en iets te drinken, nemen de kinderen van thuis mee.
6.1.4 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. We vieren het feest op een ontspannen wijze, d.m.v. spel en met Sint- & Pietpoppen. Er wordt gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan ze met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed de speelzaal bezoeken. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en we maken er een gezellige ochtend/middag van. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, kunnen we daar aandacht aan besteden (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (poffertjes of frietjes) en wat te drinken. 6.1.5 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf voor alle groepen van de peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Vanuit Startblokken wordt regelmatig rond een thema gewerkt. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 6.1.6 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd later, omdat we dan tijd hebben om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo volledig mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praten we met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. Na dit gesprek stellen we de ouders voor nog even te blijven en na een poosje weg te gaan, nadat ze duidelijk afscheid hebben genomen van hun kind. De eerste week/weken overleggen we met de ouders hoe het beste afscheid te nemen van hun kind, bijvoorbeeld een duidelijk en kort afscheid. We bellen de ouders eventueel de eerste keren in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.1.7 Oudercontacten Bij het intakegesprek proberen we zoveel mogelijk informatie te krijgen over de peuter en vertellen wij over de speelzaal. We vullen twee keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en dit bespreken we met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind mogen de ouders een ochtend of middag meedraaien. Bij het halen en het brengen is er bijvoorbeeld tijd voor eventuele vragen. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
17
6.1.8 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vragen we of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zou moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Voor het verstrekken van medicijnen maken we gebruik van een protocol. Verder houden we ons aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal). 6.1.9 Protocollen Op elke peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Spelen en speelgoed Planten Verschonen en toiletgebruik peuters 6.1.10 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen we twee keer een overdrachtsformulier in. Ook maken wij gebruik van het Peuter-Volg-Systeem van HOREB. Rond de derde verjaardag vullen we voor alle peuters het ‘Stand van Zaken formulier’ in. Bij twijfel over de ontwikkeling vullen we een peuter-observatielijst in. Mochten wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter, dan kunnen we de peuter voordragen bij het Zorgadviesteam (ZAT). Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Dit gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor we in het belang van het kind, zonder toestemming een kind voordragen in het ZAT-overleg. 6.1.11 Huis- en gedragsregels op de groep Afspraken met de kinderen: De binnenbergruimte is alleen voor de leidsters toegankelijk. De buitenberging is alleen voor de leidsters toegankelijk. Kinderen mogen alleen onder begeleiding op de aankleedtafel Kinderen mogen fietsen en met speelgoed spelen op de stoeptegels. Met speelgoed wordt voorzichtig omgegaan. In de ruimte wordt rustig gelopen. Het speelgoed ruimen we samen op. Overige afspraken: De deur van de binnenbergruimte afsluiten met een sleutel. De deur van de buitenbergruimte afsluiten met een sleutel. In de leefruimte letten de leidsters goed op het spelen in de buurt van de ruiten. Bij speciale evenementen zijn extra brandbeveiligingsmaatregelen noodzakelijk. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Schroeven en spijkers worden meteen verwijderd bij het verwijderen van schilderijen. De temperatuur wordt regelmatig gecontroleerd en is in de verblijfsruimte niet lager dan 17 graden. Speelgoed in de buurt van speeltoestellen wordt meteen opgeruimd. Bij uitjes wordt een autostoeltje of fietszitje gebruikt. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet. Huisregels worden indien noodzakelijk bijgesteld. De omgeving verandert en nieuwe situaties vragen om aangepaste regels.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
18
Taken worden in onderling overleg binnen het team verdeeld.
Spelen op het buitenterrein wordt in samenspraak met de basisschool gedaan.
Brandoefeningen worden samen met de basisschool gedaan.
6.2 De Schommel 6.2.1 Groepsindeling De groepen bestaan uit maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters volgens de CAO Welzijn en maatschappelijke dienstverlening. De meeste peuters komen 2 dagdelen, maar hier kan van afgeweken worden b.v. bij zorgvragen. 6.2.1 Dagindeling Tijd ochtend 8.30
Tijd middag
Activiteit
13.00
10.10 10.20
14.10 14.20
10.40
14.40
11.00
15.00
11.30
15.30
Peuters worden gebracht. Als iedereen binnen is wordt er gestart met een activiteit; dit kan een knutselactiviteit zijn of er komt ontwikkelingsmateriaal op tafel. Elke keer komen een paar peuters aan tafel zitten tot iedereen is geweest. De peuters worden niet gedwongen om aan een activiteit deel te nemen maar worden wel geprikkeld om mee te doen Samen opruimen Samen aan tafel fruit eten en iets drinken. De peuters nemen dit mee van thuis. Er wordt buiten gespeeld. Bij slecht weer wordt er binnen een bewegingsactiviteit gedaan. De kinderen gaan in de kring. Hierin worden verschillende activiteiten gedaan, zoals voorlezen, spelletjes, zingen, dansen of een verjaardag. De peuters worden weer opgehaald.
6.2.2 Rituelen Halen en brengen: De leidsters verwelkomen de peuters en de ouders. De ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Ouders wachten buiten of bij regen in de gang bij het ophalen. Als er “ dikke duim” gezongen is, halen ouders hun kind in het lokaal op. Verjaardagen: Het laatste half uur van de ochtend of middag wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. De leidsters maken voor de jarige een feestmuts en er wordt gezongen. Vaak wordt er ook nog een verhaal voorgelezen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Het fruit en het drinken nemen de kinderen van thuis mee. Samen aan tafel wachten we tot iedereen wat heeft. We zingen “smakelijk eten” en als de meeste eters klaar zijn zingen we “op is op”. 6.2.3 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. De speelzaal viert het feest op een ontspannen wijze, door niet de echte Sint en Piet uit te nodigen. Er wordt poppenkast gespeeld, gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan de peuters met een klein cadeautje naar huis.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
19
Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed naar de peuterspeelzaal komen of worden op de peuterspeelzaal verkleed. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en het wordt een gezellige ochtend/middag. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, besteden we daar aandacht aan (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (b.v. poffertjes of frietjes) en te drinken.
6.2.4 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf per peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij ook tijdens de kring aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, creatieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook verjaardagen van de peuters worden tijdens de kring gevierd. 6.2.5 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd wat later binnen zodat er dan voldoende tijd is om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo volledig mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praten we met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. Na dit gesprek stellen we de ouders voor nog even te blijven en na een poosje weg te gaan, nadat ze duidelijk afscheid hebben genomen van hun kind. Eén van de leidsters heeft een intakegesprek met de ouders. Het advies aan ouders is om het afscheid kort te houden. Als daar behoefte aan is belt de leidster de ouders in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.2.6 Oudercontacten Bij het intakegesprek verzamelt de leidster zoveel mogelijk informatie over de peuter aan de hand van het intakeformulier. Tijdens het verblijf van de peuter op de speelzaal vullen de leidsters 2 keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en bespreken dit met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind plannen de leidsters een inloopochtend waarbij de ouders een ochtend of middag mogen meedraaien. Op deze ochtend wordt er ook aan de hand van het overdrachtsformulier besproken hoe het met de peuter gaat. Bij het halen en het brengen zijn er diverse mogelijkheden tot contact tussen ouders en leidsters. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.2.7 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vraagt de leidster of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zouden moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Voor het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden de leidsters zich aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal).
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
20
6.2.8 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld Spelen en speelgoed Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Verschonen en Toiletgebruik peuters Planten 6.2.9 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen de leidsters twee keer een overdrachtsformulier in. Mochten zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter dan kunnen ze de peuter voordragen bij het Zorgadviesteam (ZAT). Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Bespreking in het Zorgadviesteam gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Soms kan de situatie echter in het belang van het kind zodanig zijn dat een kind anoniem wordt ingebracht. 6.2.10 Huis- en gedragsregels op de groep Op de klimkussens mogen kinderen met sokken of blote voeten spelen. We wachten met eten en drinken tot iedereen wat heeft. Fietsen mag alleen op de stoeptegels i.v.m. de schommel. Overleggen over speelgoed en samen spelen wordt gestimuleerd. Kinderen gaan respectvol met elkaar om. De voorraadkast en de keuken zijn alleen toegankelijk voor volwassenen. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Scharen worden alleen door de leidsters gepakt. De radio wordt door de leidsters bediend. Kinderen hangen niet aan de zitbanken. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet. Kinderen doen hun kousen en schoenen uit voordat ze naar de gymzaal gaan. Leidsters controleren of banken voor de radiatoren staan. Met de peuters wordt de afspraak gemaakt dat ze binnen de rode lijnen van het lokaal moeten blijven. Zo kunnen ze niet op radiatoren en klimrekken klimmen.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
21
6.3 De Kleurdoos 6.3.1 Groepsindeling De Kleurdoos kent groepen van maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen, maar hier kan vanaf geweken worden als er meer zorg nodig is (geïndiceerd) of als ouders een extra dagdeel willen afnemen (niet geïndiceerd). 6.3.2 Dagindeling Tijd ochtend 8.45 – 9.00
Tijd middag
Activiteit
13.15 – 13.30
9.00 – 9.45 9.45 10.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 11.45
13.30 – 14.15
Peuters worden gebracht. Ouders spelen eventueel nog even met hun peuter. Er staat altijd één tafel met puzzels en ontwikkelingsmaterialen en één tafel met constructiemateriaal klaar. Vrij spel waarbij de leidster eventueel meespeelt en/of begeleidt en stimuleert. Samen met de peuters opruimen. Activiteit (gezamenlijk of in groepjes). Kinderen worden gestimuleerd mee te doen. Kring: Fruit eten en drinken, zingen, spelletjes, voorlezen, e.d.. Buitenspelen. Bij slecht weer wordt er gegymd of een andere activiteit gedaan. Kinderen worden opgehaald
14.15 14.15 – 14.45 14.45 – 15.15 15.15 – 15.45 15.45 – 16.00
6.3.3 Rituelen Brengen en halen: de leidsters verwelkomen de peuters en de ouders, de ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Verjaardagen: Tijdens de kring wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. Voor de jarige wordt een feestmuts gemaakt en er wordt gezongen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie te voorschijn. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Dit, en iets te drinken, nemen de kinderen van thuis mee.
6.3.4 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. We vieren het feest op een ontspannen wijze, d.m.v. spel en met Sint- & Pietpoppen. Er wordt gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan ze met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
22
Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen
verkleed de speelzaal bezoeken. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en we maken er een gezellige ochtend/middag van. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, besteden we daar aandacht aan (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (poffertjes of frietjes) en wat te drinken.
6.3.5 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf voor alle groepen van de peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij ook in de kring aandacht besteedt aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 6.3.6 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd later, omdat we dan tijd hebben om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo goed mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praten we met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. Na dit gesprek stellen we de ouders voor nog even te blijven en na een poosje weg te gaan, nadat ze duidelijk afscheid hebben genomen van hun kind. De eerste week/weken overleggen we met de ouders hoe het beste afscheid te nemen van hun kind, bijvoorbeeld een duidelijk en kort afscheid. We bellen de ouders eventueel de eerste keren in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.3.7 Oudercontacten Bij het intakegesprek proberen we zoveel mogelijk informatie te krijgen over de peuter en vertellen wij over de speelzaal. We vullen twee keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en dit bespreken we met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind mogen de ouders een ochtend of middag meedraaien. Bij het halen en het brengen is er bijvoorbeeld tijd voor eventuele vragen. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.3.8 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vragen we of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zou moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Over het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden we ons aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal). 6.3.9 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Hygiene tijdens verschonen Spelen en speelgoed Planten
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
23
Toiletgebruik peuters
6.3.10 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen we twee keer een overdrachtsformulier in. Ook maken wij gebruik van het peutervolgsysteem van HOREB. Rond de derde verjaardag vullen we boor alle peuters deze in. Bij twijfel over de ontwikkeling vullen we een observatie lijst in. Mochten wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter, dan kunnen we de peuter voordragen bij het Zorgadviesteam (ZAT). Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Dit gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor we in het belang van het kind, zonder toestemming een kind voordragen in het ZAT-overleg. Vanaf september 2010 zijn we bezig met een tweejarige scholing om het VVE-programma Startblokken in te voeren. De opleiding duurt twee jaar en zal medio 2012 volledig ingevoerd zijn. 6.3.11 Huis- en gedragregels op de groep De dichte kasten worden alleen door de leidsters gebruikt. Er wordt voorzichtig omgegaan met speelgoed. De kinderen gaan respectvol met elkaar om. De leidsters helpen de kinderen met de deuren. De computer wordt alleen door de leidsters gebruikt. Kinderen mogen alleen onder toezicht op de commode klimmen. Er worden gezonde traktaties uitgedeeld. In de zandbak houden kinderen rekening met elkaar. Tijdens de kring zitten kinderen op hun stoel en luisteren naar elkaar. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
24
6.4 De Glijbaan 6.4.1 Groepsindeling De groepen bestaan uit maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen, maar hier kan van afgeweken worden b.v. bij zorgvragen. 6.4.1 Dagindeling Tijd ochtend 8.30
Tijd middag
Activiteit
13.00
10.10 10.20
14.10 14.20
10.40
14.40
11.00
15.00
11.30
15.30
Peuters worden gebracht. Als iedereen binnen is wordt er gestart met een activiteit; dit kan een knutselactiviteit zijn of er komt ontwikkelingsmateriaal op tafel. Elke keer komen een paar peuters aan tafel zitten tot iedereen is geweest. De peuters worden niet gedwongen om aan een activiteit deel te nemen maar worden wel geprikkeld om mee te doen Samen opruimen Samen aan tafel fruit eten en iets drinken. De peuters nemen dit mee van thuis. Er wordt buiten gespeeld. Bij slecht weer wordt er binnen een bewegingsactiviteit gedaan. De kinderen gaan in de kring. Hierin worden verschillende activiteiten gedaan, zoals voorlezen, spelletjes, zingen, dansen of een verjaardag. De peuters worden weer opgehaald.
6.4.2 Rituelen Halen en brengen: De leidsters verwelkomen de peuter en de ouders. De ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Ouders wachten buiten of bij regen in de gang. Als er “dikke duim” gezongen is, halen ouders hun kind in het lokaal op. Verjaardagen: Het laatste half uur van de ochtend of middag van de peuterspeelzaaltijd wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. De leidsters maken voor de jarige een feestmuts en er wordt gezongen. Vaak wordt er ook nog een verhaal voorgelezen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Het fruit en het drinken, nemen de kinderen van thuis mee. Samen aan tafel wachten we tot iedereen wat heeft. We zingen “smakelijk eten” en als de meeste eters klaar zijn zingen we “op is op”. 6.4.3 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. De speelzaal viert het feest op een ontspannen wijze, door niet de echte Sint en Piet uit te nodigen. Er wordt poppenkast gespeeld, gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
25
dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan de peuters met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed naar de peuterspeelzaal komen of worden op de peuterspeelzaal verkleed. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en het wordt een gezellige ochtend/middag. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, besteden we daar aandacht aan (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (b.v. poffertjes of frietjes) en te drinken.
6.4.4 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf per peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij ook tijdens de kring aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, creatieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 6.4.5 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd wat later binnen zodat er dan voldoende tijd is om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo goed mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praten leidsters met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. Eén van de leidsters heeft een intakegesprek met de ouders. Het advies aan ouders is om het afscheid kort te houden. Als daar behoefte aan is belt de leidster de ouders in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.4.6 Oudercontacten Bij het intakegesprek verzamelt de leidster zoveel mogelijk informatie over de peuter aan de hand van het intakeformulier. Tijdens het verblijf van de peuter op de speelzaal vullen de leidsters 2 keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en bespreken dit met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind plannen de leidsters een inloopochtend waarbij de ouders een ochtend of middag mogen meedraaien. Op deze ochtend wordt er ook aan de hand van het overdrachtsformulier besproken hoe het met de peuter gaat. Bij het halen en het brengen zijn er diverse mogelijkheden tot contact tussen ouders en leidsters. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.4.7 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vraagt de leidster of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zouden moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Voor het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden de leidsters zich aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal). 6.4.8 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig:
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
26
Gebruik geneesmiddelen
Meldcode Kindermishandeling en huiseliljk geweld
Spelen en speelgoed Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Verschonen en Toiletgebruik peuters Planten
6.4.9 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen de leidsters twee keer een overdrachtsformulier in. Mochten zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter dan kunnen ze de peuter voordragen in het Zorgadviesteam (ZAT) of Observatie Advies Centrum of Mee of Integrale Vroeghulp. Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Bespreking in het Zorgadviesteam gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Soms kan de situatie echter in het belang van het kind zodanig zijn dat een kind anoniem wordt ingebracht. 6.4.10 Huis- en gedragsregels op de groep Kinderen gaan plassen voor of na het eten. Kinderen klimmen niet op de vensterbank. Op de leidstersstoelen zitten alleen de leidsters. De grote kasten zijn alleen voor de leidsters. De rode ladenkast is alleen voor de leidsters. Kinderen mogen buiten rennen. Kinderen gaan respectvol met elkaar om. De keuken is alleen voor volwassenen. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Er wordt voorzichtig omgegaan met speelgoed. Kinderen klimmen niet op de tafels. De scharen worden alleen aan tafel gebruikt. Op het klimeiland mogen kinderen met sokken of blote voeten spelen. Materialen van de leidsters mogen alleen gebruikt worden onder toezicht. Als er geschommeld wordt mogen de kinderen alleen op de stoeptegels spelen. Als een leidster alleen pleindienst draait wordt er geen schommel opgehangen. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
27
6.5 Het Muizenhol 6.5.1 Groepsindeling De groepen bestaan uit maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De peuters komen 2 dagdelen, soms start een peuter met 1 dagdeel. 6.5.1 Dagindeling Tijd ochtend 8.45
10.20 10.35 11.00 11.25 11.45
Activiteit Peuters worden gebracht. Als iedereen binnen is wordt er gestart met een activiteit; dit kan een knutselactiviteit zijn of er komt ontwikkelingsmateriaal op tafel. Elke keer komen een paar peuters aan tafel zitten tot iedereen is geweest. De peuters worden niet gedwongen om aan een activiteit deel te nemen maar worden wel geprikkeld om mee te doen Samen opruimen Samen aan tafel fruit eten en iets drinken. De peuters nemen dit mee van thuis. Er wordt buiten gespeeld. Bij slecht weer wordt er in de meeste gevallen binnen een bewegingsactiviteit gedaan. De kinderen gaan in de kring. Hierin worden verschillende activiteiten gedaan, zoals voorlezen, spelletjes, zingen, dansen of een verjaardag. De peuters worden weer opgehaald.
6.5.2 Rituelen Halen en brengen: De leidsters verwelkomen de peuter en de ouders. De ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Ouders wachten buiten of bij regen in de gang. Als er “ dikke duim” gezongen is, halen ouders hun kind in het lokaal op. Verjaardagen: Het laatste half uur van de ochtend of middag van de peuterspeelzaaltijd wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. De leidsters maken voor de jarige een feestmuts en er wordt gezongen. Vaak wordt er ook nog een verhaal voorgelezen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Het fruit en het drinken, nemen de kinderen van thuis mee. Samen aan tafel wachten we tot iedereen wat heeft. We zingen “smakelijk eten” en als de meeste eters klaar zijn zingen we “op is op”.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
28
6.5.3 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. De speelzaal viert het feest op een ontspannen wijze, door niet de echte Sint en Piet uit te nodigen. Er wordt poppenkast gespeeld, gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan de peuters met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed naar de peuterspeelzaal komen of worden op de peuterspeelzaal verkleed. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en het wordt een gezellige ochtend. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, besteden we daar aandacht aan (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (b.v. poffertjes of frietjes) en te drinken. 6.5.4 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf per peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij ook tijdens de kring aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, creatieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook verjaardagen van de peuters worden tijdens de kring gevierd. 6.5.5 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd wat later binnen zodat er dan voldoende tijd is om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo goed mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praat de leiding met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. Eén van de leidsters heeft een intakegesprek met de ouders. Het advies aan ouders is om het afscheid kort te houden. Als daar behoefte aan is belt de leidster de ouders in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.5.6 Oudercontacten Bij het intakegesprek verzamelt de leidster zoveel mogelijk informatie over de peuter aan de hand van het intakeformulier. Tijdens het verblijf van de peuter op de speelzaal vullen de leidsters 2 keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en bespreken dit met de ouders.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
29
Rond de derde verjaardag van het kind plannen de leidsters een inloopochtend waarbij de
ouders een ochtend mogen meedraaien. Op deze ochtend wordt er ook aan de hand van het overdrachtsformulier besproken hoe het met de peuter gaat. Bij het halen en het brengen zijn er diverse mogelijkheden tot contact tussen ouders en leidsters. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden.
6.5.7 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vraagt de leidster of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zouden moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Voor het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden de leidsters zich aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal). 6.5.8 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Spelen en speelgoed Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Verschonen en Toiletgebruik peuters Planten Calamiteiten plan 6.5.9 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen de leidsters twee keer een overdrachtsformulier in. Mochten zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter dan kunnen ze de peuter voordragen bij o.a het Zorgadviesteam (ZAT) of Observatie Advies Centrum of Mee of Integrale Vroeghulp. Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Bespreking in het Zorgadviesteam gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Soms kan de situatie echter in het belang van het kind zodanig zijn dat een kind anoniem wordt ingebracht. 6.5.10 Huis- en gedragsregels Kinderen mogen alleen op de vensterbank als er een volwassene bij is. Op het eiland mogen kinderen met blote voeten of sokken spelen zonder speelgoed. Als de schoenen uit zijn worden ze op de vensterbank gezet. De computer wordt alleen door de leidsters gebruikt. De toiletruimte voor de volwassenen is alleen voor de volwassenen. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Kinderen mogen onder toezicht in de keuken. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet. De tassen van de leidsters worden opgeborgen in de kast in de keuken.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
30
6.6 Werkplan De Zandbak
6.6.1 Groepsindeling De Zandbak kent groepen van maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen maar hier kan van af geweken worden in geval van zorgkinderen of vanwege de verlengde opvang. 6.6.2 Dagindeling Tijd ochtend 7.30 – 8.30
Tijd middag
8.30
13.00
10.10 10.20
14.10 14.20
10.40
14.40
11.00
15.00
11.30
15.30
11.30 – 13.00 13.00 uiterlijk
Activiteit Peuters van de verlengde peuteropvang worden gebracht en gaan spelen of eten een meegebracht ontbijt. Peuters die alleen de reguliere groep bezoeken worden gebracht. Als iedereen binnen is beginnen we met een activiteit; dit kan een knutselactiviteit zijn of we leggen ontwikkelingsmateriaal op tafel. Elke keer komen een paar peuters aan tafel zitten tot iedereen geweest is. We dwingen de peuters niet maar stimuleren ze wel om mee te doen. Samen met de peuters ruimen we op. Samen aan tafel fruit eten en iets drinken. De peuters nemen dit mee van thuis. Buiten spelen. Bij slecht weer wordt er binnen een bewegingsactiviteit gedaan. Kring waarin verschillende activiteiten aan de orde kunnen komen, zoals voorlezen, spelletjes, zingen, dansen of een verjaardag. Peuters die alleen de reguliere groep bezoeken worden opgehaald. Peuters van de verlengde opvang gaan spelen en lunchen samen Peuters van de verlengde worden opgehaald.
6.6.3. Rituelen Halen en brengen: De leidsters verwelkomen de peuter en de ouders. De ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Verjaardagen: Het laatste half uur van de ochtend of middag van de reguliere peuterspeelzaaltijd wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. We maken een feestmuts voor de jarige en er wordt gezongen. Vaak wordt er ook nog een verhaal voorgelezen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
31
Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Dit, en iets te drinken, nemen de kinderen van thuis mee. Samen aan tafel wachten we tot iedereen iets heeft. We zingen “smakelijk eten” en als de meeste eters klaar zijn zingen we “op is op”.
6.6.4. Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. We vieren het feest op een ontspannen wijze, door niet de echte Sint en Piet uit te nodigen maar in de vorm van poppen. Er wordt gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan ze met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed naar de peuterspeelzaal komen of worden op de peuterspeelzaal verkleed. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en we maken er een gezellige ochtend/middag van. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, kunnen we daar aandacht aan besteden (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (poffertjes of frietjes) en te drinken. 6.6.5 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij je ook in de kring aandacht besteed aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook verjaardagen van de peuters worden tijdens de kring gevierd. 6.6.6 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd later omdat we dan tijd hebben om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo goed mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praat de leiding met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. We adviseren het afscheid kort te houden. We bellen ouders eventueel in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.6.7 Oudercontacten Bij het intakegesprek proberen we zoveel mogelijk informatie te krijgen over de peuter aan de hand van het intakeformulier. We vullen 2 keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en dit bespreken we met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind plannen we een inloopochtend waarbij de ouders een ochtend of middag mogen meedraaien. Op deze ochtend wordt er ook besproken hoe het met de peuter gaat. Bij het halen en het brengen is er gelegenheid om kort informatie uit te wisselen. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.6.8 Ziekte van kinderen en medicijngebruik
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
32
Bij de intake vragen we of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zou moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Voor het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden we ons aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal).
6.6.9 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Verstrekken van medicijnen Meldocode Kindermishandeling en huiselijk geweld Hoofdluis Spelen en speelgoed Handen wassen en persoonlijke hygiëne Verschonen en Toiletgebruik peuters Planten Registratie ongevallen 6.6.10 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen we twee keer een overdrachtsformulier in. Mochten wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter dan kunnen we de peuter voordragen bij het Zorgadviesteam (ZAT). Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Dit gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Ook adviseren wij ouders zo nodig naar logopedie of integrale vroeghulp. Verschillende leidsters zijn bezig met het toerusten in het ontwikkelingsprogramma “Startblokken”, waar ook op verschillende basisscholen in Duiven mee gewerkt wordt. 6.6.11 Huis- en gedragsregels De boekenkast van de juf wordt alleen door de leidsters gebruikt. Schoenen in de schoenenkist. Op het eiland mogen kinderen met sokken of blote voeten spelen. Huishoekmaterialen blijven in de huishoek. Kinderen mogen alleen onder toezicht in de verschoonruimte, keuken en berging. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen De leidster houdt toezicht als kinderen op de computer werken. Er wordt voorzichtig omgegaan met speelgoed. Kinderen gaan respectvol met elkaar om. Samen overleggen over speelgoed wordt gestimuleerd. De donkere tegels liggen rondom de schommel, op de andere tegels mag gespeeld worden. De kinderen hebben hun eigen lijm en scharen, de leidsters ook. In de zandbak houden kinderen rekening met elkaar. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
33
6.7 Werkplan De Wip-Wap 6.7.1 Groepsindeling We hebben groepen van maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen maar hier kan van afgeweken worden. Kinderen met een vve-indicatie mogen 4 keer per week komen. 6.7.2 Dagindeling Tijd ochtend 8.30
10.10 10.20
10.40
11.00 11.30
Activiteit Peuters die de peuterspeelzaal bezoeken worden gebracht. Als iedereen binnen is beginnen we met een activiteit; dit kan een knutselactiviteit zijn of we leggen ontwikkelingsmateriaal op tafel. We dwingen de peuters niet maar stimuleren ze wel om mee te doen met de aangeboden activiteit. Samen met de peuters ruimen we op. De kinderen doen hun schoenen aan en wachten op de grond totdat de leidster zegt dat ze hun tas mogen pakken. Samen aan tafel fruit eten en iets drinken. De peuters nemen dit mee van thuis. Jassen aandoen. We wachten op elkaar en lopen rustig samen naar de binnentuin. Er gaan altijd twee leidsters naar buiten. We spelen in de binnentuin. De kinderen mogen niet voorbij de lantaarnpaal met de giraffe. Bij het naar binnen gaan doen we het kleine hek van de binnentuin weer op slot. Kring waarin verschillende activiteiten aan de orde kunnen komen, zoals voorlezen, spelletjes, zingen, dansen of een verjaardag. Peuters worden opgehaald. Één van de leidsters haalt de ouders op, de kinderen wachten binnen in de kring. Er blijft altijd een leidster bij de deur om te voorkomen dat er een kind ongezien verdwijnt.
6.7.3 Rituelen Halen en brengen: De leidsters verwelkomen de peuter en de ouders; de ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Verjaardagen: Het laatste half uur van de ochtend wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders, en eventueel andere familie, mogen hierbij aanwezig zijn. We maken een feestmuts voor de jarige en er wordt gezongen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie. Als een kind vier jaar wordt krijgt het van de leidsters een boekje. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Dit, en iets te
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
34
drinken, nemen de kinderen van thuis mee. Samen aan tafel wachten we tot iedereen wat heeft; we zingen “smakelijk eten” en als de meeste eters klaar zijn zingen we “op is op”. Het eten of drinken hoeft niet op.
6.7.4 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. We vieren het feest op een ontspannen wijze. Sint en Piet komen niet echt maar in een poppenspel. Er wordt gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Daarna gaan ze met een klein cadeautje naar huis. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kunst- kerstboom in de groep. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten. Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen verkleed naar de peuterspeelzaal komen. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en we maken er een gezellige ochtend van. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, kunnen we daar aandacht aan besteden . Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. We maken er een gezellige dag van met diverse activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten en te drinken. 6.7.5 Activiteitenplanning De activiteiten staan in het teken van het startblokkenthema. Uitgangspunt hierbij is wat op dat moment de belangstelling van de kinderen heeft. Belangrijk hierbij is een specifieke themahoek en eventueel een verteltafel. Het startblokkenthema is een uitgangspunt van alle activiteiten die in de loop van de ochtend aan bod komen. 6.7.6 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd later omdat we dan tijd hebben om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. Ouders vullen thuis het intakeformulier zo goed mogelijk in. Aan de hand van dit meegebrachte formulier, praten we met ouders verder over hun kind en informeren we hen over de dagelijkse gang van zaken op de speelzaal. We leggen alle regels en afspraken op onze peuterspeelzaal uit. We adviseren het afscheid kort te houden. 6.7.7 Oudercontacten Bij het intakegesprek proberen we zoveel mogelijk informatie te krijgen over de peuter aan de hand van het intakeformulier. We vullen 2 keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en dit bespreken we met de ouders. Komt het kind rond zijn derde verjaardag, dan vullen we het overdrachtsformulier maar een keer in. Rond de derde verjaardag van het kind plannen we een inloopochtend waarbij de ouders een ochtend of middag mogen meedraaien. Op deze ochtend wordt er ook besproken hoe het met de peuter gaat. Bij het halen en het brengen. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.7.8 Ziekte van kinderen en medicijngebruik
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
35
Bij de intake vragen we of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zou moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Over het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden we ons aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal).
6.7.9 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Spelen en speelgoed Handenwassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Verschonen en Toiletgebruik peuters Planten Calamiteitenplan
6.7.10 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen we twee keer een overdrachtsformulier in. Mochten wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter dan kunnen we de peuter voordragen bij het ZAT 0-4 jaar, het observatie- en adviescentrum of Integrale Vroeghulp. Dit gaat altijd in overleg en met toestemming van de ouders. 6.7.11 Huis- en gedragsregels Binnen: Er wordt voorzichtig omgegaan met speelgoed. In het lokaal rustig lopen, buiten mag er gerend worden. Klimmen mag op het klimkussen. Op het klimkussen spelen de kinderen met sokken of blote voeten. Kinderen mogen alleen onder toezicht in de hal, keuken en toiletten komen. Schoenen staan op een vaste plek in een bak. Kinderen hebben hun eigen boekenbak. De lage kast en de grote inbouwkast zijn van de leidsters. Na het opruimen verzamelen we op de grond in het midden van het lokaal. De tassen mogen de kinderen zelf halen onder toezicht van de leidsters. Het meegebrachte eten en drinken hoeft niet op. Na het eten en drinken gaan de kinderen plassen en hun tas ophangen onder toezicht van de leidsters. Voor het naar buiten gaan in het lokaal verzamelen en de jas aandoen. Er gaan altijd twee volwassenen mee naar buiten. Geen hete dranken in de buurt van de kinderen inschenken en plaatsen. Koffie en thee in thermosflessen in de keuken en apparaten uit als de kinderen er zijn. Na het plassen handen wassen. Kinderen worden verschoond door de leidster of door de stagiaire. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Buiten:
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
36
Het hek van de binnentuin draaien we op slot. De kinderen mogen in de binnentuin spelen tot de lantaarnpaal met de giraffe. De kinderen wachten voor de schuur van Liemerije totdat al het spelmateriaal buiten gezet is. De kinderen mogen alleen op de tuinbanken zitten. Op de zandbakrand mogen de kinderen niet lopen. Na het opruimen verzamelen we bij het hek. We lopen rustig terug naar het lokaal.
6.8 De Blokkendoos 6.8.1 Groepsindeling De Blokkendoos kent groepen van maximaal 16 peuters met 2 gekwalificeerde leidsters. De meeste peuters komen 2 dagdelen, maar hier kan vanaf geweken worden als er meer zorg nodig is (geïndiceerd) of als ouders een extra dagdeel willen afnemen (niet geïndiceerd). 6.8.2 Dagindeling Tijd ochtend 8.30 – 8:45
9.00 – 9.45 9.45 10.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 11.45
Activiteit Peuters worden gebracht. Ouders spelen eventueel nog wat met hun peuter. Er staat altijd één tafel met puzzels en ontwikkelingsmaterialen en één tafel met constructiemateriaal klaar. Vrij spel waarbij de leidster eventueel meespeelt en/of begeleidt en stimuleert. Samen met de peuters opruimen. Activiteit (gezamenlijk of in groepjes). Kinderen worden gestimuleerd mee te doen. Kring: Fruit eten en drinken, zingen, spelletjes, voorlezen, e.d.. Buitenspelen. Bij slecht weer wordt er gegymd of een andere activiteit gedaan. Kinderen worden opgehaald
6.8.3 Rituelen Brengen en halen: de leidsters verwelkomen de peuters en de ouders, de ouders nemen afscheid en de leidsters zwaaien met de peuter bij het raam (als ze dat willen). Verjaardagen: Tijdens de kring wordt de verjaardag van de peuter gevierd. De ouders mogen hierbij aanwezig zijn. Voor de jarige wordt een feestmuts gemaakt en er wordt gezongen. De jarige “tovert” voor de peuters een traktatie te voorschijn. Eten/drinken: Op een vast moment op de ochtend of middag gaan alle kinderen iets eten of drinken. In het kader van gezond eten kiezen we ervoor om met de kinderen fruit te eten. Dit, en iets te drinken, nemen de kinderen van thuis mee. 6.8.4 Festiviteiten Sinterklaasfeest: Sinterklaas is een gezellig maar soms ook een spannend feest voor de peuters. We vieren het feest op een ontspannen wijze, d.m.v. spel en met Sint- & Pietpoppen. Er wordt gezongen, geschminkt (alleen als de kinderen dit zelf willen) en iets lekkers gegeten. Kerstfeest: Het kerstfeest is een feest van sfeer en lichtjes. Er staat een kerstboom in de groep en er wordt gewerkt en gespeeld rond het thema. De kinderen gaan met z’n allen aan tafel om samen te eten.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
37
Carnaval: Carnaval is vooral een leuk verkleedfeest. De peuters die dit leuk vinden mogen
verkleed de speelzaal bezoeken. Als ze willen worden ze geschminkt. De peuters krijgen iets lekkers en we maken er een gezellige ochtend/middag van. Als bepaalde feesten leven bij de peuters/ouders, kunnen we daar aandacht aan besteden (suikerfeest, ramadan). Peuterfeestdag: Peuterfeestdag is een jaarlijks terugkerend feest dat wordt gevierd voordat de zomervakantie begint. Het feest wordt elk jaar rond een bepaald thema georganiseerd en bestaat uit verschillende spelletjes en activiteiten. De peuters krijgen wat lekkers te eten (poffertjes of frietjes) en wat te drinken.
6.8.5 Activiteitenplanning De leidsters maken zelf voor alle groepen van de peuterspeelzaal een activiteitenplanning waarbij ze in de gaten houden dat alle ontwikkelingsgebieden voldoende aan bod komen. Er wordt regelmatig rond een thema gewerkt waarbij ook in de kring aandacht besteedt aan dit onderwerp. Tijdens de kring kan er voorgelezen worden. We doen spelletjes ter bevordering van de taalontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook verjaardagen van de peuters worden tijdens de kring gevierd. 6.8.6 Wenprocedure Een nieuw kind komt altijd later, omdat we dan tijd hebben om het nieuwe kind en de ouders goed te ontvangen. We hebben een intakegesprek met de ouders. Na dit gesprek stellen we de ouders voor nog even te blijven en na een poosje weg te gaan, nadat ze duidelijk afscheid hebben genomen van hun kind. De eerste week/weken overleggen we met de ouders hoe het beste afscheid te nemen van hun kind, bijvoorbeeld een duidelijk en kort afscheid. We bellen de ouders eventueel de eerste keren in de loop van de ochtend/middag om te vertellen hoe het gaat. 6.8.7 Oudercontacten Bij het intakegesprek proberen we zoveel mogelijk informatie te krijgen over de peuter en vertellen wij over de speelzaal. We vullen twee keer een overdrachtsformulier in (rond de 3e en rond de 4e verjaardag van de peuter) en dit bespreken we met de ouders. Rond de derde verjaardag van het kind mogen de ouders een ochtend of middag meedraaien. Bij het halen en het brengen is er bijvoorbeeld tijd voor eventuele vragen. Als er behoefte is van de kant van de ouders of van de leidsters kan er tussentijds een afspraak gepland worden. 6.8.8 Ziekte van kinderen en medicijngebruik Bij de intake vragen we of er bijzonderheden zijn ten aanzien van de gezondheid. Is er sprake van ziekte of aandoeningen waarbij de leidster actie zou moeten ondernemen, dan wordt er een zorgcontact opgesteld. Over het verstrekken van medicijnen is er een protocol. Verder houden we ons aan de voorschriften zoals die staan in de map van het RIVM (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal). 6.8.9 Protocollen Op de peuterspeelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig: Gebruik geneesmiddelen Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld Handen wassen en persoonlijke hygiëne Hoofdluis Hygiene tijdens verschonen
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
38
Spelen en speelgoed Planten Verschonen en toiletgebruik peuters
6.8.10 Ontwikkelingsvolgsysteem Om de ontwikkeling van de peuters te volgen, vullen we twee keer een overdrachtsformulier in. Ook maken wij gebruik van het peutervolgsysteem van HOREB. Rond de derde verjaardag vullen we voor alle vve-peuters het Stand van Zaken formulier in. Bij twijfel over de ontwikkeling vullen we een peuterobservatie lijst in. Mochten wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van de peuter, dan kunnen we de peuter voordragen bij het Zorgadviesteam (ZAT). Hierin zitten verschillende specialisten die bekijken óf en zo ja, welke actie er ondernomen moet worden. Dit gaat in overleg en met toestemming van de ouders. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor we in het belang van het kind, zonder toestemming een kind voordragen in het ZAT-overleg. 6.8.11 Huis- en gedragsregels op de groep Afspraken met de kinderen: De binnenbergruimte is alleen voor de leidsters toegankelijk. De buitenberging is alleen voor de leidsters toegankelijk. Kinderen mogen onder begeleiding op de trap van de commode. Kinderen mogen fietsen en met speelgoed spelen op de stoeptegels. Met speelgoed wordt voorzichtig omgegaan. In de ruimte wordt rustig gelopen. Het speelgoed ruimen we samen op. Overige afspraken: De deur van de binnenbergruimte afsluiten met een sleutel. De deur van de buitenbergruimte afsluiten met een sleutel. In de leefruimte letten de leidsters goed op het spelen in de buurt van de ruiten. Bij speciale evenementen zijn extra brandbeveiligingsmaatregelen noodzakelijk. Schoonmaakmiddelen worden hoog opgeborgen, zodat kinderen er niet bij kunnen. Schroeven en spijkers worden meteen verwijderd bij het verwijderen van schilderijen. De temperatuur wordt regelmatig gecontroleerd en is in de verblijfsruimte niet lager dan 17 graden. Speelgoed in de buurt van speeltoestellen wordt meteen opgeruimd. Bij uitjes wordt een autostoeltje of fietszitje gebruikt. Volwassenen drinken alleen hete dranken als ze geen kinderen op schoot hebben. Hete dranken worden buiten bereik van de kinderen gezet. Huisregels worden indien noodzakelijk bijgesteld. De omgeving verandert en nieuwe situaties vragen om aangepaste regels. Taken worden in onderling overleg binnen het team verdeeld. Spelen op het buitenterrein wordt in samenspraak met de basisschool gedaan. Brandoefeningen worden samen met de basisschool gedaan.
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
39
Pedagogische beleidsplan maart 2011, bijgesteld juli 2014
40