Pedagogisch beleidsplan Stichting Kindcentra Almelo de Cirkel Peuterspeelzalen en peuteropvang Met het oog op peuters
Inhoudsopgave 1. De peuterspeelzaal en de peuteropvang 4 1.1. Inleiding 4 1.2. De Peuterspeelzaal 4 1.3. De Peuteropvang 4 1.4. De pedagogisch medewerkers 5 1.5. Wettelijk kader 5 2. Het pedagogisch beleid 5 2.1. Inleiding 5 2.2. Het bieden van een veilige basis 6 2.3. Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden 7 2.4. Het ontwikkelen van persoonlijke competenties 9 2.5. Het ontwikkelen van sociale competenties 10 2.6. Het eigen maken van normen en waarden 10 2.7. Doorgaande lijn 12 3. Belangrijke aspecten voor het werken met een peutergroep 13 3.1. Inleiding 13 3.2. Een inspirerende omgeving 13 3.3. De rol van de pedagogisch medewerker 13 4. De rol van de ouders 14 4.1. Inleiding 14 4.2. Samenwerking met ouders 15 4.3. Opvoedingsondersteuning 15 4.4. Medezeggenschap 15 5. Vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen 16 5.1. Inleiding 16 5.2. Vroegtijdige signalering 16 5.3. Orthopedagogische begeleiding 16 6. De dagelijkse gang van zaken 17 6.1. Inleiding 17 6.2. Dagindeling 17 7. Het plaatsingsbeleid 18 7.1. Inleiding 18 7.2. Plaatsingsbeleid 18 7.3. Kinderen met een handicap op de peuterspeelzaal of peuteropvang 18 7.4. Wennen en afscheid nemen 19 7.5. Opvangtijden 19 8. Het zorgen voor kinderen 19 8.1. Gezondheid 19 8.2. Veiligheid 20 8.3. Ongevallen en rampen 21 8.4. Achterwachtregeling 21 8.5. Veiligheid en zorg / vier ogen principe……………………………………………………………21 9. Hygiëne 9.1. Schoonmaken ruimtes 9.2. Preventieve maatregelen 9.3. Kinderen en persoonlijke hygiëne 10. Kwaliteitsbeleid
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
22 22 22 22 23
2
Inleiding Stichting Kindcentra Almelo (SKA), de peuterspeelzalen en peuteropvang in Almelo, zijn onderdeel van De Cirkel groep. Het pedagogisch beleid biedt een gemeenschappelijk kader dat pedagogische medewerkers inspireert, motiveert en ondersteunt bij hun pedagogisch werk. Het pedagogisch beleid maakt alle betrokkenen duidelijk wat goed peuterwerk inhoudt. De peuterspeelzaal en de peuteropvang bieden via het pedagogisch beleid een duidelijker gezicht: ouders kunnen goed worden voorgelicht over de doelstellingen van het peuterwerk en de handelwijze op de peuterspeelzaal en de peuteropvang. Daardoor krijgen zij een beter beeld van wat zij van de pedagogisch medewerkers kunnen verwachten. Het Pedagogisch beleid is een basisdocument waarin beschreven staat hoe de organisatie werkt en denkt over het pedagogisch handelen van medewerkers binnen het peuterwerk. Kort samengevat beschrijft dit pedagogisch beleidsplan “wat wij doen, waarom wij dat doen en hoe wij dat doen”. De pedagogische kwaliteit van het peuterwerk, met inbegrip van het pedagogisch handelen van de pedagogische medewerkers, kan getoetst worden aan het pedagogisch beleid. Het pedagogisch beleid van SKA heeft als doel: - Ontwikkelen en bewaken van een eenduidige, continue pedagogische kwaliteit binnen het peuterwerk; - Bieden van een richtinggevend raamwerk voor medewerkers en ouders; - Toetsbaar maken van het pedagogisch handelen; - Herkenbaarheid scheppen voor externe organisaties; - Duidelijkheid scheppen ten aanzien van de basisfunctie en de plusfunctie van de peuterspeelzalen en de peuteropvang. Opbouw pedagogisch beleidsplan Als vertrekpunt is gekozen om in hoofdstuk 1 aan te geven waarom we het pedagogisch kader beschrijven en wat SKA verstaat onder een peuterspeelzaal en peuteropvang. Het pedagogisch beleidsplan is daarna onderverdeeld in verschillende aandachtsgebieden. In hoofdstuk 2 en 3 wordt aandacht besteed aan het pedagogisch beleid en aan belangrijke aspecten voor het werken met peuters. Het pedagogisch handelen omvat het stimuleren van de ontwikkeling, de verzorging van de peuters, het overbrengen van waarden en normen, het volgen van de ontwikkeling van de peuters en het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden. Het contact en de samenwerking met ouders neemt een belangrijke plaats in en wordt behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan vroegsignalering, en de orthopedagogische ondersteuning daarbij. De dagelijkse gang van zaken en de dagindeling komen in hoofdstuk 6 en 7 aan bod. In hoofdstuk 8, 9 wordt informatie verstrekt over het plaatsingsbeleid, de goede zorg voor de kinderen en hygiëne. We sluiten af met een korte toelichting over ons kwaliteitsbeleid.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
3
Hoofdstuk 1 1.1
De peuterspeelzaal en de peuteropvang
Inleiding
Dit pedagogisch beleidsplan peuteropvanglocaties van SKA.
1.2
geldt
voor
alle
peuterspeelzalen
en
De Peuterspeelzaal
Een peuterspeelzaal is een wijkvoorziening voor kinderen van 2 - 4 jaar met als basisfunctie het bieden van mogelijkheden tot spelen, ontwikkelen en ontmoeten gedurende twee dagdelen per week, onder deskundige begeleiding in speciaal voor de peuters gecreëerde ruimten. Peuterspeelzaalwerk behoort tot het domein van de gemeentelijke overheid. In de gemeente Almelo hebben peuterspeelzalen een belangrijke rol in het lokale jeugdbeleid. Dit is herkenbaar aan de taken die de peuterspeelzalen van SKA uitvoeren. Naast de basisfunctie van de peuterspeelzaal worden extra functies geïntegreerd - uitgevoerd. De peuterspeelzaalgroep bestaat uit een vaste groep kinderen met één of meer beroepskrachten in een passend ingerichte vaste groepsruimte. De groepsgrootte is maximaal 14 kinderen. - één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar; - één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar. Het aantal beroepskrachten bij een gemengde leeftijdsgroep 2, 3 en 4 jarigen, wordt bepaald aan de hand van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantallen kinderen, waarbij aan het eind van de berekening naar boven kan worden afgerond.
1.3
De Peuteropvang
Peuteropvang is kinderopvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar, tijdens schooltijden, in een groep van maximaal 14 kinderen. De basisfunctie is het bieden van mogelijkheden tot spelen, ontwikkelen en ontmoeten gedurende één of enkele dagen per week, onder deskundige begeleiding in speciaal voor de peuters gecreëerde ruimten. Tijdens een dag peuteropvang lunchen de peuters samen met de pedagogisch medewerkers. De peuters hebben een vast dagprogramma. Kinderen maken spelenderwijs kennis met dagelijkse dingen. De activiteiten op de peuteropvang sluiten aan bij de belevingswereld en behoeften van peuters enerzijds en de wensen van ouders anderzijds. De peuteropvanggroep bestaat uit een vaste stamgroep kinderen in de dagopvang met één of meer beroepskrachten in een passend ingerichte vaste groepsruimte. De groepsgrootte is maximaal 14 kinderen. - één beroepskracht per zes kinderen in de leeftijd van twee tot drie jaar; - één beroepskracht per acht kinderen in de leeftijd van drie tot vier jaar. Het aantal beroepskrachten bij een gemengde leeftijdsgroep 2, 3 en 4 jarigen, wordt bepaald aan de hand van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
4
maximale aantallen kinderen, waarbij aan het eind van de berekening naar boven kan worden afgerond. 1.4
De pedagogisch medewerkers
Het werken met peuters wordt zowel op de peuterspeelzaal als de peuteropvang uitgevoerd door twee gekwalificeerde pedagogische medewerkers per groep, ondersteund door een orthopedagoge, in samenwerking met diverse andere organisaties. Stagiaires kunnen als boventallige begeleiding meewerken in een groep. Er is veel aandacht voor het verbeteren van ontwikkelingskansen voor kinderen en de deskundigheidsbevordering van pedagogisch medewerkers. Alle pedagogisch medewerkers zijn geschoold op het gebied van taalstimulering. We streven naar een personeelssamenstelling waar kinderen en hun ouders zich in kunnen herkennen; mede vanwege verstaanbaarheid is soms een combinatie van autochtone als allochtone leidsters op peuterspeelzalen/peuteropvang van belang. De competenties van de pedagogisch medewerkers spelen een belangrijke rol in de pedagogische kwaliteit van onze peuterspeelzalen/peuteropvang. Jaarlijks worden door pedagogisch medewerkers cursussen en trainingen gevolgd en vernieuwingen ingevoerd. Op deze manier werken we aan het verhogen en onderhouden van de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk/peuteropvang.
1.5
Wettelijk kader
De organisatie heeft het pedagogisch beleid niet vanuit het niets ontwikkeld. Het peuterspeelzaalwerk/peuteropvang moet voldoen aan de Wet Kinderopvang en de Kwaliteit Peuterspeelzalen. In deze documenten worden voorwaarden beschreven met betrekking tot de kwaliteit. Bij kwaliteit gaat het om de inzet van de pedagogisch medewerkers, het pedagogisch beleid, veiligheid en gezondheid, groepsgrootte, medezeggenschap van ouders, toegankelijkheid van inspectierapporten en opname in het openbare register. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de opvang. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) voert jaarlijks inspecties uit. Het Rijk is verantwoordelijk voor het landelijk toezicht hierop.
Hoofdstuk 2 2.1
Het pedagogisch beleid
Inleiding
De pedagogische principes die richtinggevend zijn. - Het bieden van een veilige basis, waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn (emotionele veiligheid). Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden; - Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties, zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen; - Kennis laten maken met waarden, normen en de cultuur van de samenleving, zoals het je kunnen verplaatsen in een ander, kunnen samenwerken en conflicten oplossen; SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
5
2.2
Sociale competenties; De doorgaande lijn. Het bieden van een veilige basis
Jonge kinderen moeten zich beschermd weten. Een kind moet zich veilig (kunnen) voelen, om in staat te zijn indrukken in zich op te nemen en leerzame ervaringen op te doen. Het ervaren van emotionele veiligheid is de meest basale behoefte van ieder kind. Het bieden van een gevoel van veiligheid vormt de pedagogische basis in onze peuterspeelzalen en peuteropvang. Een veilig en vertrouwd gevoel draagt bij aan het welbevinden van kinderen en is noodzakelijk voor een goede ontwikkeling. Vanuit een gevoel van vertrouwen en veiligheid durven kinderen op onderzoek uit te gaan en te gaan ontdekken. Vanuit een gevoel van vertrouwen durft een kind ook zichzelf te zijn. De pedagogisch medewerkers, de andere kinderen in de groep, de inrichting van de omgeving, de structuur van de dag en de organisatie op de groep dragen bij aan de veilige basis. De interactie tussen de pedagogisch medewerker en de peuter is een belangrijk middel om het kind een gevoel van veiligheid te bieden. De basishouding van pedagogisch medewerkers is open en warm naar zowel peuters als hun ouders. Zij bieden kinderen emotionele ondersteuning, respecteren hun autonomie en geven hen de ruimte zich op hun eigen wijze te ontwikkelen. Zij bieden structuur door een vast dagritme en het stellen van grenzen, zodat samenspelen veilig en leuk blijft voor alle kinderen. Met het kind praten gebeurt zoveel mogelijk op ooghoogte van het kind. De pedagogisch medewerker is zich bewust van toon en houding en probeert in te schatten wat het kind begrijpt, en kent en houdt hier rekening mee. Als een kind nieuw naar de peuterspeelzaal/peuteropvang komt, dan zorgt de pedagogisch medewerker voor duidelijke afstemming met de ouders over het wennen. De pedagogisch medewerker biedt ouders en kind de gelegenheid om te wennen aan de nieuwe omgeving, de pedagogisch medewerkers, de andere kinderen in de groep, de ruimte, het spelmateriaal en het dagritme. Duidelijkheid en structuur dragen ook bij aan een gevoel van veiligheid. Elk kind heeft het nodig om te weten wat wel en niet kan, te weten waar het aan toe is. Dat geeft rust en veiligheid. Er kan veel op een peutercentrum, maar er zijn ook grenzen. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat ze helder zijn in wat ze verwachten en in wat er niet kan. De opbouw van het dagprogramma en het spel- en activiteitenaanbod zijn van invloed op het gevoel van veiligheid. Er is structuur in de dagindeling en er wordt gezorgd voor een dagritme en continuïteit. Er zijn afspraken over het gebruik van speelmaterialen. Het kind is aan de zorg van de pedagogisch medewerkers toevertrouwd. Er wordt geprobeerd aan te sluiten bij de rituelen van het kind. Er zijn regels over gezonde voeding, hygiëne en goede lichaamsverzorging. SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
6
Op verschillende manieren zorgen de pedagogisch medewerkers ervoor dat kinderen elkaar en de pedagogisch medewerkers beter leren kennen en zich vertrouwd met elkaar voelen. ’s Ochtends bij binnenkomst worden alle kinderen welkom geheten. Zo nodig biedt de pedagogisch medewerker extra aandacht en ontfermt zich over een kind dat bijvoorbeeld nog moet wennen of verlegen is. Ook het gebruik van rituelen en vaste punten in het dagprogramma zijn belangrijk om een groepsgevoel en een gevoel van vertrouwdheid te creëren Door een bewuste inrichting met duidelijke hoeken en een zorgvuldige materiaalkeuze zorgen de medewerkers voor een prettige sfeer in de peuterspeelzaal/peuteropvang. Er is structuur in de inrichting: weten waar welk speelgoed te vinden is en waar je wat kunt doen. Er zijn afspraken over het gebruik van de ruimte en er zijn regels over de fysieke veiligheid om ongelukken te voorkomen.
2.3
Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden
Jonge kinderen verwonderen zich over de wereld om zich heen. Het kind ontdekt, leert en ontwikkelt zich als het de ruimte krijgt om zelf dingen uit te proberen en te ervaren. Wij willen het kind een omgeving, spelmogelijkheden en activiteiten aanbieden die uitnodigen en uitdagen: een omgeving en mogelijkheden die nieuwsgierig maken en waar wat in en mee te beleven is. Piramide Wij werken op bijna alle locaties van de peuteropvang en peuterspeelzaal met het programma Piramide en en aan de hand van de Piramide thema’s. Uitzondering hierop zijn de locaties van Montessori en Albardastraat. Piramide is een methode voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Hierbij worden gerichte thema’s aangeboden die aansluiten bij de belevingswereld van peuters. Binnen de verschillende thema’s besteden we gericht aandacht aan alle ontwikkelingsgebieden. De werkwijze biedt inspiratie en een gevarieerd aanbod aan activiteiten en is een goede voorbereiding op de basisschool. Samen met de leidster is de groep ongeveer twee weken bezig met een projectthema. De projecten gaan over vertrouwde dingen, bijvoorbeeld Huis, Kleding, Lente, of Sinterklaas. De onderwerpen komen ieder jaar terug. De verschillende projecten hebben een vaste volgorde binnen het schooljaar. Ontwikkelingsgebieden Bij het aanbod aan spelmaterialen, bij de inrichting en activiteiten letten we op variatie, waarbij aan alle verschillende ontwikkelingsgebieden aandacht wordt besteed. Zo zorgen we ervoor dat elk kind de kans krijgt ervaringen op te doen binnen alle ontwikkelingsaspecten. - Lichamelijke ontwikkeling: grove en fijne motoriek. Voorbeelden grove motoriek: rennen, klimmen, een bal gooien, bewegingsspel, dans, buiten spelen. Voorbeelden fijne motoriek: een toren bouwen, tekenen en verven, puzzelen, knutselen.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
7
-
-
-
Zintuiglijke ontwikkeling: voelen, ruiken, proeven, horen, zien. Voorbeelden zijn: geluiden ontdekken, proeven hoe iets smaakt, het verschil tussen zand en klei voelen. Cognitieve ontwikkeling: waarnemen, denken, problemen oplossen. Bijvoorbeeld: de begrippen hoog-laag, groot-klein, voor-achter, onderboven; vorm en kleur herkennen; puzzelen. Taal- en spraakontwikkeling. Bijvoorbeeld: verwoorden wat je doet en ziet, vertellen, voorlezen, liedjes zingen, rijmpjes en gedichten, luisterspelletjes. Ontwikkeling van creativiteit en fantasie. Bijvoorbeeld: fantasiespel en verkleden, expressie met verschillende materialen, muziek maken en dansen.
Vaste dagindeling Een dag bij de peuterspeelzaal heeft een vaste opbouw. Bij binnenkomst begroet de leidster de kinderen. Vervolgens kunnen de kinderen aan de dagritmekaarten aan de muur precies zien wat ze die dag gaan doen. Zo weten ze of ze bijvoorbeeld eerst aan het project gaan werken en daarna vrij kunnen spelen, of andersom. En natuurlijk zijn er dagelijkse vaste momenten voor een tussendoortje, fruit en drinken en voor buiten spelen. De overgang van de ene activiteit naar de andere wordt vaak aangegeven met een signaalliedje:’We gaan opruimen, we gaan opruimen!’ Aan het eind van een dag nemen de leidster en de kinderen nog even de dag door: ’Wat hebben we allemaal gedaan en wat gaan we de volgende keer allemaal doen?’ Ten slotte zingen ze nog een afscheidsliedje, en dan wordt de peuter weer opgehaald door de ouder. Een dag bij de peuteropvang kent voor een groot deel dezelfde vaste opbouw. De aanvulling is dat de kinderen tussen de middag gezamenlijk met de leidsters lunchen. Overgang naar de basisschool Om de overgang naar de basisschool goed te laten verlopen werken peuterspeelzalen/peuteropvang op verschillende manieren samen met het onderwijs. Aan het eind van de periode op de peuterspeelzaal dragen wij de gegevens over aan de basisschool, zodat de basisschool direct kan inspelen op het ontwikkelingsniveau of specifieke aandacht die een kind nodig heeft. Uiteraard vindt overdracht van informatie alleen plaats indien ouders de peuterspeelzaal hiervoor toestemming geven en worden er nooit zaken overgedragen die niet met ouders zijn besproken. Het inschrijfformulier van de basisschool bevat voor dit doel een verklaring die ouders kunnen ondertekenen. U hebt altijd het recht om de gegevens van uw kind in te zien. De peuterspeelzalen en peuteropvang van SKA werken met de Cito Peutertoetsen Taal en Rekenen, waarmee de vaardigheden van de peuter wordt gevolgd. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de Cito Observatielijst voor peuters waarmee de leidsters de sociaal emotionele ontwikkeling van de peuter volgt. Op (bijna) alle peuterspeelzalen wordt met het Piramideprogramma gewerkt. Piramide is een educatieve (VVE) methode, ontwikkelt door de CITO groep, die zowel op peuterspeelzalen als in groep 1 en 2 van een aantal basisscholen gebruikt wordt. Peuterspeelzalen, peuteropvang en basisscholen die hetzelfde (toets)systeem gebruiken vergroten hun mogelijkheden voor samenwerking, afstemming en SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
8
effectmetingen. Piramide ontwikkelingsgebieden.
is
gericht
op
het
stimuleren
van
alle
De peuterspeelzalen en peuteropvang van SKA willen zich sterk ontwikkelen t.a.v. 'Opbrengstgericht Werken.” Het betekent dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten steeds meer gebruik maken van leerling-gegevens en leeropbrengsten van kinderen om hun educatieve aanbod zo goed mogelijk te kunnen aansluiten bij het niveau en de mogelijkheden van het kind. Het is tevens een instrument om de doorgaande leerlijnen goed op elkaar te laten aansluiten. We bieden een structuur met zowel begeleide activiteiten aan de hand van thema’s als vrij spel. We zijn ons ervan bewust dat kinderen ook veel zelf kunnen en willen ontdekken en ervaren. Wij vinden het belangrijk dat materiaal mogelijkheden biedt tot spel, creativiteit en expressie. Het gaat ons in het spel vooral om het proces van ontdekken en ervaren; we stellen niet het resultaat centraal. Peuters gaan ontdekken hoe leuk het is om samen dingen te doen, maar willen ook ‘zelf doen’ en spelmateriaal voor zichzelf houden. Peuters ontdekken hoe ze in hun spel met andere kinderen probleempjes leren oplossen. We stimuleren hen hierbij. We vinden buiten spelen belangrijk voor onze peuters. We gaan dagelijks naar buiten. Buiten zijn weer andere dingen te ontdekken en gelden andere regels en grenzen. Buiten kun je rennen, stoeien, ballen, fietsen, klimmen, tekenen met stoepkrijt en spelen met zand en water.
2.4
Het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Competenties als zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit stellen een kind in staat om problemen adequaat aan te pakken, zinvol bezig te zijn, met teleurstellingen om te gaan en zich aan te passen aan veranderde omstandigheden. Een kind moet de kans worden geboden de benodigde vaardigheden onder de knie te krijgen, zoals het leren van de Nederlandse taal en zich motorisch ontwikkelen. Door de manier waarop wij met kinderen omgaan, hoe de kinderen in de groep met elkaar omgaan, door de inrichting van de ruimten en door de mogelijkheden die het spelmateriaal en de activiteiten bieden, bevorderen wij de persoonlijke competentie van het kind. Wij benaderen het kind respectvol en positief en geven het de ruimte om zelf of met elkaar kleine problemen te lossen. We letten daarbij op wat het kind aankan en waar het aan toe is. Tijdens het spel, activiteiten en verzorgingssituaties “zeggen we wat we zien en benoemen we wat we doen”, we geven regelmatig complimentjes, we maken een kind op een speelse manier bewust van zijn capaciteiten. We stimuleren de zelfstandigheid van kinderen. De ruimte is zo ingericht dat kinderen zelf materiaal kunnen pakken. Ook besteden we aandacht aan het zelfstandig leren eten en drinken. De grotere peuters mogen bijvoorbeeld zelf hun boterham smeren, we hebben hiertoe speciaal peuterbestek. Ook aan het zindelijk worden besteden we aandacht in overleg met de ouders. We observeren, interpreteren, ondersteunen waar nodig, of we bieden het kind juist wat extra uitdaging om een stapje verder te komen.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
9
2.5
Het ontwikkelen van sociale competenties
Met sociale vaardigheden, als het zich in een ander kunnen verplaatsen en conflicten oplossen, kunnen kinderen zich ontwikkelen tot personen die goed kunnen functioneren in de samenleving. Een groep is voor kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties, onder andere door de communicatie over en weer met leeftijdsgenoten, het deel zijn van een groter geheel en meedoen aan het groepsgebeuren. Samen iets maken, delen, op je beurt wachten, rekening houden met elkaar, vertrouwen in de ander, je inleven in een ander, voor jezelf opkomen, elkaar helpen, zijn ervaringen die kinderen dagelijks meemaken in een groep. Samen plezier hebben, leuke dingen doen, maar ook ruzie maken, ruzies oplossen, verdriet hebben en troosten. Samen eten, een nieuw kind in de groep verwelkomen, activiteiten in de kring, feest vieren, afscheid nemen als een kind naar de basisschool gaat, zijn rituelen die de groep vormen, betrokkenheid geven en een gevoel van gezamenlijkheid doen ontstaan. We stimuleren positieve interactie tussen de kinderen en geven kinderen de ruimte om de eigen weg te vinden in het contact. Ook als er onenigheid en kleine conflicten ontstaan. Kinderen kunnen die vaak zelfstandig oplossen als ze daar de ruimte voor krijgen. Waar nodig biedt de pedagogisch medewerker hulp. De pedagogisch medewerker is gericht op positieve interactie en heeft een voorbeeldfunctie. Zo leren kinderen van elkaar en van de leidster hoe ze ruzies en conflicten kunnen oplossen en voorkomen. We houden rekening met de verschillende en wisselende behoefte en ontwikkeling van de kinderen om samen of individueel te spelen. We zorgen dat de inrichting van de ruimtes en het aanbod van spelmateriaal en activiteiten uitnodigt tot sociale interacties. Door bijvoorbeeld verschillende hoeken in te richten, kunnen kinderen ongestoord naast elkaar te spelen, terwijl ze tegelijkertijd ook makkelijk naar een andere plek kunnen lopen om te zien wat andere kinderen doen.
2.6
Het eigen maken van normen en waarden
Er zijn veel ongeschreven gedragsregels in groepen. Dat geldt natuurlijk ook op de peuterspeelzaal en de peuteropvang. Zo vinden wij het belangrijk dat je elkaar geen pijn doet, en dat kinderen speelgoed samen kunnen delen en er om de beurt mee kunnen spelen etc. Door die regels brengen we kinderen spelenderwijs bij hoe ze zich kunnen opstellen in een groter geheel. Zo maken ze in een kleine setting kennis met grenzen, normen, waarden en omgangsvormen die ze ook in de samenleving zullen tegenkomen. Ze leren wat wel en niet mag en hoe ze zich sociaal acceptabel kunnen gedragen. Op de peuterspeelzaal en de peuteropvang ontmoeten kinderen andere kinderen en volwassenen. Ze maken kennis met een diversiteit aan normen, waarden en vaak ook verschillende culturen. De groep biedt kansen om zich de algemeen geldende waarden, normen en regels van de samenleving eigen te maken. Vaak is het een intuïtief “zo gaat dat hier” en “zo doen we dat”. Deels komt dat omdat we een aantal waarden en normen vanzelfsprekend vinden. Pas bij de ontmoeting met SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
10
mensen met een andere culturele achtergrond ervaren we dat niet alles voor iedereen en overal geldt. Ook het onderscheid tussen wat een norm is en wat we een waarde vinden is niet altijd eenduidig. De regels in de groep zijn een vertaalslag van de waarden en normen, de afspraken hoe we met elkaar en met de omgeving omgaan. We hanteren op de peuterspeelzalen en peuteropvang geen regels om de regels, maar we weten waarom die er zijn.
We verstaan onder waarden, normen en regels het volgende: - Waarden gaan over wat we met elkaar belangrijk vinden; - Normen gaan over wat we in het gedrag goed of niet goed vinden: zo ‘hoort’ het; - Regels zijn de praktische vertaling van de waarden en normen. Waarden en normen worden weerspiegeld in rituelen en gewoonten, in regels op de groep, in sfeer en aankleding van de ruimtes, in het handelen van de pedagogisch medewerkers, in de manier van omgaan met elkaar. Belangrijke waarden en normen die wij willen uitdragen: - Respect voor elkaar: mensen in hun waarde laten en de ruimte geven om te zijn wie zij zijn; - Gelijkwaardigheid: de één is niet meer of beter dan de ander; - Waardering voor elkaar; - Aandacht en betrokkenheid: naar elkaar luisteren en belangstelling tonen; - Tolerantie en verdraagzaamheid: rekening houden met elkaar; - Geweldloosheid: een ander geen pijn doen en geen schade toebrengen; - Eerlijkheid; - Zorg en aandacht voor de omgeving, voor natuur en milieu, zorgvuldig omgaan met materialen; - Verantwoordelijkheidsgevoel. De pedagogisch medewerkers hebben een belangrijke rol in het uitdragen en voorleven van waarden en normen; wij zijn ons hiervan bewust. In de bejegening van anderen, in de manier van omgaan met de omgeving, in de gewoonten op de groep en in het peutercentrum zien we terug wat we belangrijk en goed vinden. Peuters leren van hun omgeving wat goed is en wat niet goed is. Peuters leren door ervaring en ontdekken waar grenzen zijn en wat er van hen verwacht wordt. Ze zien van de leidsters wat goed is en wat niet goed is. We leven voor, geven het goede voorbeeld, en leggen uit wat er van een kind verwacht wordt. Uitgangspunt is een positieve houding. Dat betekent dat gewenst gedrag wordt beloond met een compliment of aandacht. Maar kinderen kunnen ook bewust grenzen opzoeken. We maken afspraken met het kind en maken duidelijk wat de regels zijn. Als een kind echt onacceptabel gedrag vertoont of grenzen overschrijdt zijn er verschillende mogelijkheden om te handelen. Bijvoorbeeld het aanspreken op het ongewenste gedrag en het benoemen van het gewenste gedrag; waarschuwen; het gedrag negeren; het kind afleiden en uit de conflictsituatie halen. Hoe precies gehandeld wordt,is afhankelijk van verschillende factoren als leeftijd, ontwikkelingsfase en de ernst van de situatie.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
11
De bovenomschreven opvoedingsdoelen gelden voor al onze peuterspeelzalen en peuteropvang locaties en vinden wij belangrijk voor het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen. In de pedagogische werkplannen die we per peuterspeelzaal/peuteropvang maken gaan we dieper in op de praktijk van elke peuterspeelzaal/peuteropvang. Almelo is een veelkleurige samenleving geworden. Wie wil functioneren in zo’n samenleving moet kunnen omgaan met mensen van verschillende etnische afkomst. Interculturele acceptatie vormt een basisvoorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen ter voorbereiding op deelname aan die interculturele samenleving. Centraal in een interculturele werkwijze staan: - Het herkennen en erkennen van culturele verschillen in de pedagogische aanpak van kinderen, bijvoorbeeld rond slapen, eten, kleding, hygiëne, straffen en belonen; - De aandacht voor spelmateriaal en inrichting van het gebouw; - Het waar mogelijk stimuleren van tweetalige ontwikkeling, wanneer kinderen opgroeien in een gezin waar ook een andere taal gesproken wordt; - Het contact met alle ouders, ook als dat vanuit de cultuur van ouders niet altijd voor de hand ligt; - Het waar wenselijk het formeren van een multicultureel team van pedagogisch medewerkers. Pedagogisch medewerkers moeten laten merken dat ze alle kinderen en ouders accepteren en waarderen. Dit vraagt een kritische blik naar jezelf, naar de eigen vooroordelen, naar de normen en waarden waaraan je veel waarde hecht en die je eigenlijk niet ter discussie wilt stellen. Intercultureel werken heeft dus vooral met de eigen houding van leidsters te maken. 2.7
Doorgaande lijn
Het merendeel van onze kinderen bezoekt voorafgaand aan de basisschool de peuterspeelzaal of peuteropvang. Peuterspeelzaal/peuteropvang bezoek is voor kinderen vaak het eerste regelmatige contact buiten het gezin zonder dat een van de gezinsleden daarbij aanwezig is. Al spelenderwijs leert het kind contact leggen met andere kinderen en volwassenen, leert het door middel van verkenning speelgoed en materialen te gebruiken, al dan niet samen met anderen. Een peuterspeelzaal/peuteropvang kan dus een belangrijke rol spelen met betrekking tot opvoedingsondersteuning en preventie, en meewerken aan een positieve en goed toegeruste start op de basisschool. De insteek van SKA is om steeds meer te gaan samenwerken met het onderwijs en zorgpartners. De basisscholen zijn voor ons belangrijke partners. Door de contacten over en weer tussen de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten van groep één en twee van de basisschool kan voorkomen worden dat er een kloof ontstaat tussen peuterspeelzalen/peuteropvang en basisscholen. Ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen van het realiseren van een Integraal Kind Centrum (IKC) 0-12 jaar is een doorgaande ontwikkelingslijn in het belang van de peuters en uiteindelijk ook belangrijk voor de toekomstige partners van het IKC 0 - 12 jaar. Als eerste aanzet hiertoe is een overdrachtsformulier bij vertrek van de (Piramide) peuterspeelzaal en peuteropvang ontwikkeld waarop belangrijke bevindingen van de pedagogisch medewerkers met betrekking tot het kind vastgelegd kunnen worden zoals: bijzonderheden in de ontwikkeling, contact met andere peuters, contact met SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
12
de pedagogisch medewerkers. Het overdrachtsformulier wordt begeleidt met het observatieformulier en de toetsgegevens Taal en Rekenen waarmee de vaardigheden van de peuter worden gevolgd. Belangrijk zijn ook de structurele contacten tussen de peuterspeelzalen/peuteropvang en de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). De JGZ kan een kind indiceren voor een plaatsing op de peuterspeelzaal als de taalontwikkeling van de peuter achterblijft. Daarnaast is de individuele observatie van een kind door JGZ een belangrijke bron van informatie over het functioneren van een kind in groepsverband. Doordat de medewerkers van peuterspeelzalen/ peuteropvang en de medewerkers van de JGZ elkaar weten te vinden, kunnen leidsters inspelen op belangrijke of bijzondere signalen in de ontwikkeling van peuters die door de JGZ zijn geconstateerd. Leidsters overleggen uitaard altijd vooraf met ouders of specifieke zaken met de JGZ besproken mogen worden. Daarnaast hebt u te allen tijde inzicht in het kinddossier van uw kind bij zowel de peuteropvang/peuterspeelzaal als de JGZ.
Hoofdstuk 3 peutergroep 3.1
Belangrijke aspecten voor het werken met een
Inleiding
Om de bij ons geplaatste kinderen een veilige en geborgen plek te kunnen bieden zijn er een aantal belangrijke aspecten. Deze aspecten zijn tevens van belang voor het pedagogisch beleid. In dit hoofdstuk leest u hoe hieraan gestalte gegeven wordt. 3.2
Een inspirerende omgeving
Onze peuterspeelzalen/peuteropvang locaties zijn zó ingericht en het aanbod aan materialen en activiteiten is zodanig dat het kind zich welkom en prettig voelt. Het is herkenbaar, ook doordat we op iedere locatie dezelfde uitgangspunten hanteren. In een dergelijke omgeving kan de peuter zijn natuurlijke nieuwsgierigheid volgen en tot spel komen. Wij proberen een aangename ruimte te creëren en verschillende speelhoeken, zodat kinderen zowel alleen als samen kunnen spelen. Spel is voor een kind dé manier om zich te ontwikkelen. Een gezellig lokaal, met knusse hoeken voor kinderen die alleen of met z’n tweetjes willen spelen. Maar ook de ruimte waar de hele groep actief kan zijn. Aan de muur hangen dagritmekaarten, een hele serie plaatjes, die laten zien wat er die dag allemaal op het programma staat. Het spelmateriaal is opgeborgen in, voor de kinderen, overzichtelijke kasten. Op een tafel zie je materialen liggen die bij een thema passen.
3.3
De rol van de pedagogisch medewerker
De basishouding van pedagogisch medewerkers is open en warm naar zowel peuters als hun ouders. Zij bieden kinderen emotionele ondersteuning, respecteren hun autonomie en geven hen de ruimte zich op hun eigen wijze te ontwikkelen. Zij bieden structuur door een vast dagritme en het stellen van grenzen, zodat SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
13
samenspelen veilig en leuk blijft voor alle kinderen. Het stellen van een aantal essentiële omgangsregels geeft de kinderen houvast, waardoor ze zich kunnen ontwikkelen tot sociaal competente mensen. Elke medewerker heeft kennis van de ontwikkeling van kinderen, van verzorging, gezonde voeding en hygiëne. Dit beschouwen we als basiskennis. Het in de praktijk vertalen van de pedagogische visie, het uitvoeren van de doelstellingen en de uitgangspunten vraagt de volgende competenties van de pedagogisch medewerker: Een positieve houding en een positieve benadering van de kinderen. - Een sensitieve en responsieve houding: goed kunnen kijken naar kinderen om het kind te leren kennen en aan te voelen wat het nodig heeft; - Praten en uitleggen op het niveau van de kinderen: vertellen wat je doet en vertellen wat je ziet.; Kinderen de ruimte kunnen en durven geven om zich te ontwikkelen, nieuwe mogelijkheden hierbij aanreiken en een stimulerende omgeving bieden; - Respect hebben voor de kinderen, de ouders en voor elkaar. Openstaan voor andere ideeën, andere meningen, andere culturen; - Reflectie op het eigen werk en het eigen handelen; het ‘waarom’ en ‘waarom zo’ ter discussie durven stellen. Feedback kunnen ontvangen en durven geven; - Vanzelfsprekendheden kunnen loslaten, kunnen en durven veranderen; - Besef en bewustzijn van je rol en van je voorbeeldfunctie voor kinderen, zowel in het omgaan met de collega’s als andere volwassenen; - Flexibiliteit en creativiteit: mogelijkheden zien en benutten; - Elkaars kwaliteiten kunnen en willen benutten; - Communicatieve vaardigheden in de interactie met kinderen, ouders en collega’s; - Ervoor zorg dragen dat de ouder zijn kind in vertrouwde handen weet; - Samen kunnen werken met collega’s, met externe organisaties/personen. Pedagogisch medewerkers moeten goed geïnformeerd zijn over de kinderen, binnen het team goed kunnen samenwerken en een eenduidige werkwijze hanteren. Een goede onderlinge overdracht en een adequate zorgvuldige overdracht naar ouders is van groot belang. Volgens een afgesproken structuur vindt werkbegeleiding in werkoverleg en teamoverleg plaats met de teamleider.
Hoofdstuk 4 4.1
de vorm
van
De rol van de ouders
Inleiding
Een peuterspeelzaal/peuteropvang is een voorziening in de wijk en heeft niet alleen een functie voor kinderen, ook voor hun ouders. Zij kunnen elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek raken. We besteden veel aandacht aan een goede verstandhouding en samenwerking met ouders. Ons uitgangspunt is hen altijd respectvol te bejegenen en rekening te houden met hun culturele achtergrond en gezinsomstandigheden.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
14
4.2
Samenwerken met ouders
Van het kennismakingsgesprek tot het moment dat een kind de peuterspeelzaal/peuteropvang verlaat volgen we het in zijn ontwikkeling en welbevinden. Zich prettig voelen is een basisvoorwaarde voor groei. Daarom bespreken pedagogisch medewerkers het welbevinden en de ontwikkeling van de peuter zowel onderling als met de ouders. Mocht onze werkwijze of omgang met de kinderen botsen met de opvoeding en wensen van de ouders, dan overleggen we over manieren om de aanpak beter op elkaar af te stemmen. Respect voor elkaars ideeën, is voor ons een voorwaarde om goed om te gaan met eventuele verschillen van mening. Communicatie is dus uitermate belangrijk. We besteden aandacht aan een goede wederzijdse kennismaking en regelmatige informatie-uitwisseling. In het begin is dit bij de eerste rondleiding, daarna de intake en het wennen, vervolgens bij de dagelijkse haal- en brengcontacten en de periodieke oudergesprekken. 4.3
Opvoedingsondersteuning
Als het contact tussen de pedagogisch medewerkers en ouders goed is, kunnen de medewerkers fungeren als vraagbaak voor opvoedingsvragen. Spelen er opvoedingsproblemen, dan kan de medewerker ook verwijzen naar instanties voor opvoedingsondersteuning. Tijdens het brengen en halen van de kinderen wisselen pedagogisch medewerkers en ouders, maar ook ouders onderling veel informatie uit. Dat kan de vorm aannemen van of ervaren worden als opvoedingsondersteuning. SKA werkt nauw samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin (Loes) in Almelo. In samenwerking met het CJG en de Brede Buurtscholen in Almelo worden cursussen over opvoedingsondersteuning aangeboden op de peuterspeelzalen of in wijken. Onze pedagogisch medewerkers zijn Triple P geschoold op niveau 2. De orthopedagogen en de VVE-thuis begeleidster zijn Triple P niveau 3 geschoold. De naam 'Triple P' staat voor positief pedagogisch programma. Het programma voor opvoedingsondersteuning is bedoeld voor ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Triple P is een laagdrempelig, integraal programma met als doel emotionele en gedragsproblemen bij kinderen te voorkomen door het bevorderen van competent ouderschap. De aanpak van Triple P is gericht op het veranderen of verminderen van opvoedingsgedrag dat bijdraagt aan het ontstaan van emotionele en gedragsproblemen bij kinderen. Ouders leren gebruik te maken van de dagelijkse communicatie in het gezin om hun kinderen adequaat emotioneel te ondersteunen en hun sociale competentie en probleemoplossend vermogen te stimuleren. De positieve krachten in een gezin en de competentie van ouders worden zo versterkt en risicofactoren verminderd.
4.4
Medezeggenschap
Elke locatie heeft of krijgt een locatie oudercommissie, die de belangen van de ouders (en in het verlengde daarvan die van de kinderen) behartigt. Ook SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
15
ondersteunt de oudercommissie de pedagogisch medewerkster bij verschillende activiteiten, zoals feesten, schoonmaakavonden, uitstapjes etc. Daarnaast heeft of krijgt SKA één centrale oudercommissie waarin van elke locatie oudercommissie één lid in de centrale oudercommissie zit. De bevoegdheden en verplichtingen van de oudercommissie zijn vastgelegd in een reglement.
Hoofdstuk 5:Vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen 5.1
Inleiding
Wanneer de ontwikkeling van een kind anders loopt dan verwacht, wordt dit gesignaleerd door de pedagogisch medewerkers en wordt dit besproken met de ouders.
5.2
Vroegtijdige signalering
De ontwikkeling van een kind is afhankelijk van de aanleg, de omgeving en de opvoeding. Het is een wisselwerking tussen aanleg en omgevingsfactoren. De pedagogisch medewerkers op de peuterspeelzaal en de peuteropvang zijn geschoold en ervaren in het werken met jonge kinderen. Bovendien observeren zij de kinderen regelmatig en gestructureerd. Wanneer de ontwikkeling van een kind anders loopt dan verwacht, bespreken zij dit met de ouders. De pedagogisch medewerker kan signaleren dat het kind zich langzamer, sneller of anders ontwikkelt dan in doorsnee gebruikelijk is. Dat kan betrekking hebben op de verstandelijke-, de motorische-, de zintuiglijke-, de lichamelijke-, de spraak/taalontwikkeling, het contact, het spel en de sociale ontwikkeling en de zelfredzaamheid. Natuurlijk gaan we in zo’n geval met ouders in gesprek. Bij vroegtijdige onderkenning van stagnatie in de ontwikkeling wordt niet alleen gekeken naar het kind, maar ook naar de omgeving en de situatie waarin het kind leeft. Bij een stagnatie in de ontwikkeling signaleert de pedagogisch medewerker en/of de ouder dat het kind zich langzamer of anders ontwikkelt dan in doorsnee gebruikelijk is. Dit kan zich uiten in het achterblijven van de verstandelijke-, de motorische-, de zintuiglijke-, de lichamelijke-, de spraak/taalontwikkeling, het contact, het spel en de sociale ontwikkeling en de zelfredzaamheid. Door vroegtijdige signalering kan bijtijds aan ouders en kind ondersteuning worden geboden om de ontwikkeling van de peuter op gang te krijgen.
5.3
Orthopedagogische begeleiding
Zowel door de pedagogisch medewerkers als door ouders kan een beroep gedaan worden op de orthopedagogen die aan de peuterspeelzalen/peuteropvang zijn verbonden. Wanneer de pedagogisch medewerkers opvallend gedrag of een ongebruikelijke ontwikkeling signaleren, kunnen zij na overleg met de ouders van het kind de orthopedagoge om advies vragen. Ook de ouders zelf kunnen via de pedagogisch medewerkers vragen om een gesprek met de orthopedagoog.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
16
De werkzaamheden en de werkwijze van de orthopedagogische begeleiding bestaan uit: - Afhankelijk van de vraagstelling: de observatie van een kind, een groepje kinderen of de gehele groep; - Het verzamelen van relevante (achtergrond-)informatie om het beeld compleet te krijgen; - Het geven van informatie over sterke en zwakke kanten van de ontwikkeling zodat leidsters en ouders de mogelijkheden van een kind beter kunnen inschatten; - Duidelijkheid verschaffen over het hoe en waarom van bepaald gedrag; - Het maken van een handelingsplan in gezamenlijk overleg; - Het over een lange periode volgen van een kind; - Het bemiddelen en informatie verschaffen wanneer het een doorverwijzing betreft - Het onderhouden van contacten met de diverse hulpverlenende instanties - Het verstrekken van adviezen aan ouders die moeilijkheden ondervinden bij de opvoeding van hun kind; - Het adviseren van meerdere dagdelen peuterspeelzaalbezoek per week in speciale of problematische situaties. - Het doorverwijzen naar externen bv logopediste, integrale vroeghulp
Hoofdstuk 6: De dagelijkse gang van zaken 6.1
Inleiding
De dagelijkse gang van zaken wordt nader uitgewerkt in het locatie pedagogisch vestigingsplan en de locatie specifieke huisregels. Daarin beschrijft de speelzaal haar eigen specifieke rituelen en gebruiken. Natuurlijk passend binnen het kader van het pedagogisch beleidsplan. Invalkrachten nemen kennis van deze locatie specifieke zaken voordat zij in de groep gaan meedraaien. In dit hoofdstuk lichten wij een aantal algemene zaken toe, zoals de dagindeling 6.2
Dagindeling
Hoewel iedere peuterspeelzaal/peuteropvang een eigen dagindeling kent, wordt overal een zo groot mogelijke voorspelbare regelmaat in het programma geboden. Dit vinden wij belangrijk, omdat jonge peuters nog geen tijdsbesef hebben. Een voorspelbare volgorde draagt bij aan hun gevoel van veiligheid en zekerheid. Indien de peuteropvang een kleine groep is minder dan 5 peuters dan wordt deze peuters tijdens activiteiten toegevoegd aan de peuterspeelzaalgroep in het naastgelegen lokaal. Globaal ziet de indeling van een dagdeel er als volgt uit: Ochtend - Bij binnenkomst gelegenheid tot contacten tussen kind, ouders en leiding; - Gelegenheid tot afscheid nemen; - Kringaktiviteiten - Aanbod creatieve activiteit aansluitend bij jaargetijde thema’s, festiviteiten e.d.; SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
17
-
-
Gezamenlijk drinken en eten in de kring, gecombineerd met zingen, bewegingsspelletjes, een prentenboek bekijken en aandacht schenken aan verjaardagen of andere festiviteiten die gevierd worden; Vrij spel, binnen dan wel buiten; De peuterspeelzaalkinderen worden opgehaald waarbij gelegenheid is voor contacten ouders - leiding.
Tussen de middag - De peuteropvangkinderen lunchen gezamenlijk met de leidster(s); Middag - Bij binnenkomst gelegenheid tot contacten tussen kind, ouders en leiding; - Gelegenheid tot afscheid nemen; - Kringaktiviteiten - Aanbod creatieve activiteit aansluitend bij jaargetijde thema’s, festiviteiten e.d.; - Gezamenlijk drinken en eten in de kring, gecombineerd met zingen, bewegingsspelletjes, een prentenboek bekijken en aandacht schenken aan verjaardagen of andere festiviteiten die gevierd worden; - Vrij spel, binnen dan wel buiten; - Alle kinderen worden opgehaald waarbij gelegenheid is voor contacten ouders - leiding.
Hoofdstuk 7 7.1
Plaatsingsbeleid
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op het plaatsingsbeleid. Ook lichten we toe wat de mogelijkheden zijn voor kinderen met een handicap en bespreken we het wennen op de peuterspeelzaal en peuteropvang.
7.2
Plaatsingsbeleid
Kinderen worden geplaatst vanaf 2 jaar. Plaatsing is op volgorde van inschrijving. Een kind kan worden ingeschreven wanneer het 1 jaar is. Ouders geven aan op welke locatie zij hun kind geplaatst willen hebben. Op de peuterspeelzaal maken ouders ook een keuze voor een dagdeelcombinatie. Bij peuteropvang is de keuze van dagdelen vrij. Er is geen sprake van een minimale afname. We proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de wens van de ouders om broertjes en zusjes op dezelfde dagen in te delen.
7.3
Kinderen met een handicap op de peuterspeelzaal of peuteropvang
Uitgangspunt voor het plaatsen van kinderen met een handicap op de peuterspeelzaal is “samen als het kan, apart als het moet”. In veel gevallen is het mogelijk kinderen waar extra zorg voor is te plaatsen, al dan niet met extra begeleiding vanuit de ouders. Kinderen die heel veel verzorging nodig hebben, zijn
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
18
echter vaak niet gebaat bij plaatsing op een peuterspeelzaal/peuteropvang, omdat deze daarvoor niet is toegerust. Bij aanvraag voor een plaatsing van een gehandicapt kind, dient vooraf een gesprek met de ouders plaats te vinden, waarbij bekeken moet worden of de aard van de handicap plaatsing wel of niet toelaat. Wanneer tot plaatsing besloten wordt, wordt er een proefperiode afgesproken. In de proefperiode wordt beoordeeld of plaatsing goed uitpakt voor het kind, de groep en de leiding. Afhankelijk van de uitkomst hiervan wordt tot definitieve plaatsing overgegaan.
7.4
Wennen en afscheid nemen
De plaatsing op een peuterspeelzaal/peuteropvang is voor zowel ouders als kind een hele stap. Een jong kind heeft nog weinig besef van tijd en kan nog niet bedenken dat wanneer één van de ouders hem of haar naar de peuterspeelzaal of peuteropvang heeft gebracht, de ouder hem of haar ook weer komt ophalen. Dit betekent dat het kind ruimschoots de tijd moet krijgen om te ervaren dat bij wegbrengen naar de speelzaal automatisch ook weer ophalen hoort. Daarnaast maakt de speelzaal met al die kinderen, het vele spelmateriaal, een overweldigende indruk op een peuter. Het is dus veel veiliger om die eerste kennismaking samen met één van de ouders uit te voeren. Daarvoor wordt na het bericht van plaatsing een wenafspraak gemaakt met de ouders. 7.5 Opvangtijden Op de peuterspeelzaal komt elk kind twee vaste dagdelen per week. Op indicatie kan dit uitgebreid worden naar vier dagdelen. Voor de peuteropvang geldt deze regel niet. Een kind kan - afhankelijk van de wensen van de ouders - één tot vijf dagen per week geplaatst worden. Voor de peuterspeelzaal is de opvang 5 uur per week: een ochtend van 3 uur en een middag van 2 uur. De tijden verschillen sons iets per locatie. De openingstijden van de opvang is per locatie verschillend. Een dag peuteropvang bedraagt 6 uur (van 8:00 tot 14:00 uur) of 5 uur (van 8:00 tot 13:00 uur). De peuterspeelzalen zijn alle schoolvakanties gesloten volgens de vakantieregeling Openbaar Basisonderwijs. De peuteropvang is gesloten tijdens de zomer- en kerstvakantie.
Hoofdstuk 8 8.1
Het zorgen voor kinderen
Gezondheid
Tussendoortjes, traktaties en lunch Halverwege het dagdeel dat de peuter in de peuterspeelzaal/peuteropvang doorbrengt krijgen de kinderen iets te drinken. Tevens is dit het moment om het van huis meegebrachte schoongemaakte fruit te eten. Een jarige peuter wordt in de gelegenheid gesteld om te trakteren, bij voorkeur een gezond kleinigheidje. Bij de peuteropvang krijgen de kinderen tussen de middag een lunch aangeboden. SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
19
Ziektes en ongevallen Op elke peuterspeelzaal/peuteropvang is informatie aanwezig waarin richtlijnen gegeven worden hoe te handelen bij ziektes en ongevallen. Uitgangspunt is: zieke kinderen horen thuis! Bij een ongeval wordt door de leidster direct contact opgenomen met de ouders of met het voor dit kind opgegeven noodadres. Daarna wordt in overleg met de ouders contact opgenomen met de huisarts van het kind of de dichtstbijzijnde huisarts. Wordt een kind ziek op de peuterspeelzaal of peuteropvang dan zal er door de leidster contact opgenomen worden met de ouders van het kind. Mochten deze niet te bereiken zijn, dan wordt het voor dit kind opgegeven noodadres gebeld. Bij onbereikbaarheid van beide adressen zal het kind in de peuterspeelzaal zo goed mogelijk verzorgd worden, totdat het opgehaald wordt. Milieurichtlijnen Almelo kent een systeem van gescheiden inzameling van afval. Peuterspeelzalen maken dus ook gebruik van aparte containers voor fruitafval en overig afval. Glas gaat in de glascontainer. Voor het schoonmaken van speelgoed, meubilair e.d. wordt een milieuvriendelijk schoonmaakmiddel gebruikt. Luchtventilatie in groepsruimten Goed ventileren is enorm belangrijk. Daarom wordt door de leiding, die een kwartier voor aanvang van de peuterspeelzaal aanwezig is, voordat de kinderen komen, de speelzaal goed gelucht. Ook tijdens het buiten spelen van de kinderen wordt de binnenruimte gelucht en vervolgens nog weer na het vertrek van de kinderen.
8.2
Veiligheid
Verblijfruimten voor kinderen In de peuterspeelzaal en peuteropvang beschikt elke groep over afzonderlijke vaste groepsruimte per kind van minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte passend ingerichte speelruimte, daaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Buitenspeelterrein In de peuterspeelzaal en peuteropvang is een aangrenzende, voor kinderen veilige en toegankelijke, alsmede op de leeftijd van de kinderen passend ingerichte buitenspeelruimte aanwezig, waarvan de oppervlakte ten minste 3,5 m2 brutooppervlakte speelruimte per aanwezig kind bedraagt. Materialen en speelgoed Voor materialen en speelgoed zijn duidelijke richtlijnen. Kort samengevat zijn deze dat het speelgoed kindvriendelijk moet zijn, dus geen scherpe hoeken en geschilderd met gifvrije verf. Het speelgoed mag ook niet te klein zijn, zodat het kind het zou kunnen inslikken. Uiteraard moet speelgoed goed te reinigen zijn.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
20
Uitstapjes Hoewel “echte schoolreisjes” niet door een peuterspeelzaal gemaakt worden, kan er incidenteel besloten worden tot een ritje met de Jan Plezier of een bezoek aan de Kinderboerderij e.d. Gedurende deze uitstapjes is de collectieve verzekering die door de SKA voor de peuterspeelzalen/peuteropvang is afgesloten, van kracht. Ouders worden van tevoren gekend in het voornemen een uitstapje te maken en er gaan voldoende begeleiders mee. 8.3
Ongevallen en rampen
Iedere speelzaal is verplicht om een vluchtplan op te stellen. Dit vluchtplan moet duidelijk leesbaar en op een vaste plek opgehangen worden. Regelmatig moet het vluchtplan met leidsters en stagiaires doorgesproken worden. Soms maakt de samenstelling van een peutergroep of veranderingen binnen de accommodatie aanpassing noodzakelijk. Oefenen al of niet met kinderen, is minimaal eenmaal per jaar noodzakelijk. 8.4
Achterwachtregeling
Een achterwacht is iemand die in geval van nood te allen tijden ingeschakeld kan worden. Er moet een achterwacht geregeld zijn zodat een pedagogisch medewerker niet alleen op de groep komt te staan, wanneer een andere pedagogisch medewerker in geval van calamiteiten de peuterspeelzaal of peuteropvang moet verlaten. Tijdens het eerste half uur van de peuteropvang kan het voorkomen dat één leidster aanwezig is. Hiervoor is een achterwacht geregeld welke is vastgelegd in de locatie specifieke huisregels. 8.5
Veiligheid en zorg / vier ogen principe
Op de locaties wordt actief invulling gegeven aan het “vier-ogen-principe”. De maatregelen die we hierin hebben genomen sluiten aan op de wet en regelgeving. Dit principe beoogt een voorzorgsmaatregel te zijn tegen grensoverschrijdend gedrag met peuters door PM-ers. Doel van het principe is een zo transparant mogelijke wijze van samenwerking te garanderen. Voorop staat dat op alle vestigingen van SKA de Cirkel een open, professioneel werkklimaat heerst waarbij de drempel om elkaar op bepaalde gedragingen aan te spreken zo laagdrempelig mogelijk is. Andere maatregelen en /of voorzieningen die vorm geven aan het “vier-ogen-principe” op deze vestiging zijn: De groep is altijd bezet met twee PM-ers en soms aangevuld met een stagiaire. Bouwkundige transparantie bijv. glas in de groepen, je kunt elkaar zien en horen. PM-ers gaan altijd met z’n tweeën ( of meer) op stap met peuters De teamleider komt regelmatig onaangekondigd binnen in de groepsruimtes PM-ers lopen regelmatig elkaars groepsruimte binnen zonder te kloppen
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
21
Hoofdstuk 9 9.1
Hygiëne
Schoonmaken ruimtes
Er wordt ruimschoots aandacht besteed aan het schoonmaken van de groepsruimte en materialen volgens vastgestelde richtlijnen en regels. De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van het belang van goede hygiëne. 9.2
Preventieve maatregelen
Op elke peuterspeelzaal en peuteropvang is een risico-inventarisatie die bevat: -
-
-
-
-
-
-
Een beschrijving van de veiligheids- en gezondheidsrisico's die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes inde peuterspeelzaal en peuteropvang, daaronder mede begrepen de buitenspeelruimte, met zich brengt; Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen en binnen welke termijn deze maatregelen zijn respectievelijk worden genomen in verband met de onder a bedoelde risico's en de samenhang daartussen. De beschrijving van de risico's, op het terrein van de veiligheid van kinderen in ieder geval de risico's ten aanzien van verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. De beschrijving van de risico's, op het terrein van gezondheid van kinderen in ieder geval de risico's ten aanzien van het voorkomen van ziektekiemen, het binnenmilieu in de peuterspeelzaal en peuteropvang, het buitenmilieu van de peuterspeelzaal en peuteropvang en medisch handelen. Een risico-inventarisatie ten aanzien van de veiligheid van de op te vangen kinderen bevat tevens een lijst van ongevallen waarop de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan wordt geregistreerd, alsmede een overzicht van de maatregelen die de houder naar aanleiding van elk ongeval heeft getroffen ter voorkoming van verdere ongevallen. De houder zorgt er voor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal en peuteropvang kennis kunnen nemen van de vastgestelde risicoinventarisatie. De houder stelt jaarlijks voor elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal en peuteropvang een risico-inventarisatie op. Ook stelt de houder een risicoinventarisatie op in geval van een ingrijpende verbouwing of gewijzigd gebruik van een door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal en peuteropvang.
De GGD inspecteerd jaarlijks of deze risico inventarisatie veiligheid en hygiëne is uitgevoerd.
9.3
Kinderen en persoonlijke hygiëne
Hygiëne is belangrijk, het draagt bij tot een goede gezondheid en een verzorgd uiterlijk. Leidsters kunnen daar in de peuterspeelzaal en peuteropvang toe bijdragen door:
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
22
-
-
zelf het goede voorbeeld te geven, want persoonlijke hygiëne moet aangeleerd worden. Dus regelmatig handen wassen en afdrogen, na toiletbezoek, na verschonen van een kind en na neussnuiten. Ook peuters die zichzelf al of niet met een beetje hulp van de leidster, kunnen redden bij toiletbezoek of neussnuiten moeten daarna hun handen wassen; Kinderen dienen tevens voor en na het eten van fruit, buitenspelen of andere zaken hun handen te kunnen wassen; Waar mogelijk wegwerpmateriaal te gebruiken, zoals papieren onderleggen, wegwerphandschoenen, wegwerphanddoekjes en keukenrolpapier; Vieze luiers, fruitafval e.d. op de juiste manier af te voeren.
Hoofdluis is een lastig verschijnsel dat tegenwoordig weer regelmatig opduikt. Zodra pedagogisch medewerkers hoofdluis en/of neten zien bij een peuter moet dit aan de ouders verteld worden, zodat zij hun kind en gezin kunnen behandelen. Ook de overige ouders moeten ingelicht worden. Als luizen snel worden opgemerkt en direct worden behandeld, kan een uitbarsting voorkomen worden. De website van de GGD geeft richtlijnen voor de peuterspeelzalen/peuteropvang hoe te handelen.
Hoofdstuk 10
Kwaliteitsbeleid
SKA peuterwerk werkt volgens protocollen en richtlijnen waardoor op alle locaties eenzelfde basis aan kwaliteit gegarandeerd is. Deze worden jaarlijks doorgenomen en zonodig op inhoud aangepast. Alle pedagogisch medewerkers beschikken over een SPW ¾ of HBO pedagogiek/SPH diploma en hebben een geldig EHBO-diploma voor kinderen en een Verklaring Omtrent het Gedrag. In peutercentra die zelfstandig gehuisvest zijn, hebben de medewerkers het vereiste certificaat Bedrijfshulpverlening (BHV). Elke peuterspeelzaal/peuteropvang voldoet aan alle eisen op het gebied van (brand)veiligheid. Ook is er een calamiteitenplan. Regelmatig vinden ontruimingsoefeningen plaats. Jaarlijks voeren wij een Risico-inventarisatie Veiligheid en Gezondheid uit. Naar aanleiding hiervan stellen wij actieplannen op. Met betrekking tot veiligheid hebben wij per locatie huisregels opgesteld. De organisatie beschikt over centrale richtlijnen en protocollen rond aanmelding, plaatsing en klachten. Deze liggen ter inzage op de peuterspeelzaal/peuteropvang. Daarnaast hebben we protocollen en werkinstructies met betrekking tot: medicijnverstrekking aan peuters, zorgkinderen, kindermishandeling, moeilijk te reguleren gedrag en plaatsing van peuters met een handicap. De organisatie houdt regelmatig tevredenheidonderzoeken onder klanten.
SKA / augustus 2013 / revisiedatum 1 augustus 2014
23