PDL Praktijkdiploma Loonadministratie Uitwerkingen J. van den Hogen
Deze uitwerkingen horen bij de uitgaven uit 2009: PDL deel 1: ISBN 978-90-415-0768-6 PDL deel 2: ISBN 978-90-415-0769-3
Uitwerking en lay-out: NTI DTP Studio, Leiden 2e druk oktober 2009 130007884 © 2009, NTI bv, Leiden Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2
PDL
1
1-1
De Belastingdienst
Omschrijving van: Belastingdienst Uitvoeren van de loonheffingen, bestaande uit heffing en inning van: • loonbelasting/premie volksverzekeringen; • premies werknemersverzekeringen; • inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw), de zorgtoeslag; • inkomensafhankelijke bijdragen kinderopvang en huurtoeslag. UVW Handhavingstaak ter voorkoming van misbruik en ter bevordering van naleven regels op het gebied van de sociale zekerheid. Daarbij valt te denken aan: • re-integratie van uitkeringsgerechtigden; • controle op uitkeringen (de juiste uitkering naar de juiste mensen); • opsporen en vervolgen frauduleuze uitkeringsgerechtigden; • opleggen van boetes, rechtsmaatregelen nemen en eventueel strafvervolging. Zorgverzekeraars Onderneming (al dan niet met winstoogmerk) die zich bezighoudt met het aan particulieren (dan wel collectief aan een groep van particulieren) aanbieden van een basisverzekering en aanvullende verzekering (een zorgpolis) tegen een marktconforme premie. Sociale verzekeringsbank (SVB) Uitvoeringsorgaan ten aanzien van de navolgende wetten en regelingen: • AOW-pensioen; • Kinderbijslagwet; • ANW (Algemene Nabestaanden Wet); • TOG (Tegemoetkoming onderhoudskosten gehandicapte kinderen); • Servicecentrum voor PGB (Persoonsgebonden budget). Arbodiensten De taken van een arbodienst omvatten de bedrijfsgezondheidszorg en de verzekeringsgeneeskunde, waarbij u kunt denken aan: • keuringen; • re-integratiewerkzaamheden arbeidsongeschikte werknemers; • werkplekonderzoek; • voorlichting. UWV WERKbedrijf UWV WERKbedrijf (voorheen CWI, Centrum voor werk en inkomen) is het eerste trefpunt voor werkzoekenden en werkgevers. Werkgevers kunnen bij UWV WERKbedrijf terecht voor personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij UWV
Uitwerkingen
3
WERKbedrijf terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent UWV WERKbedrijf ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen, én geeft het arbeidsrechtelijke informatie. 1-2
Als er personeel in dienst wordt genomen, wordt de onderneming op dat moment werkgever en ontstaat er een inhoudingsplicht.
1-3
De loonbelasting wordt geheven door de Belastingdienst en vindt plaats door inhouding van de verschuldigde loonheffing (gecombineerde heffing van loonbelasting en premies volksverzekeringen) op de daartoe in aanmerking komende looncomponenten van de werknemer. De inkomstenbelasting wordt ook door de Belastingdienst geheven, doch vindt plaats door toezending van een aangiftebiljet (of verzoek tot het doen van elektronische aangifte) daartoe aan de belastingplichtige, waarna al dan niet een (verplichte) aanslag volgt, die de belastingplichtige moet betalen.
1-4
We kunnen de volgende categorieën belastingplichtigen onderscheiden, besproken in dit hoofdstuk: • Binnenlands belastingplichtige: u bent binnenlands belastingplichtige als u een natuurlijk persoon bent die in Nederland woont. De nationaliteit is niet van belang. • Buitenlands belastingplichtige: u bent buitenlands belastingplichtige als u een natuurlijk persoon bent die niet in Nederland woont, maar wel Nederlands inkomen geniet.
1-5
Stelling I is juist. U kunt dat terugvinden in het organisatieschema van de Belastingdienst in de lesstof, en op de website van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl. Stelling II is onjuist. De politieke (eind)verantwoordelijkheid ligt niet bij de directeur-generaal der belastingen maar bij de staatssecretaris van Financiën.
1-6
a. De Belastingdienst bestempelt een dergelijke structuur als een (fiscale) entiteit. b. Omdat de salarisadministratie van de fiscale entiteit op één centrale plaats wordt gevoerd, is dat voor de Belastingdienst tevens de bewaarplaats van de salarisadministratie en de daarbij behorende relevante gegevens. c. Deze stelling is onjuist. De fiscale entiteit immers heeft een centrale plaats waar de loonadministratie wordt gevoerd (Maastricht) en daar wordt dus ook het stukje loonadministratie van de vaste vertegenwoordiger in Zwitserland verwerkt. Hier is ook geen sprake van het ontbreken van een vaste inrichting of werkplaats in Nederland. d. Als het loonservicebureau alleen maar de rekentechnische kant van de salarisadministratie uitvoert, dan wordt als bewaarplaats de plaats beschouwd waar de (hoofd)vestiging zich bevindt. Maastricht blijft dus de bewaarplaats. Dat bepaalt dan automatisch de bevoegde eenheid van de Belastingdienst. e. De Belastingdienst kan afwijken van het bewaar- of woonplaatsprincipe door een andere eenheid aan te wijzen. Dit kan gebeuren als het feit dat een inhoudingsplichtige voor andere belastingen (bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting) beter bij een ander dienstonderdeel kan worden ingedeeld.
1-7
De begrippen eindheffing: Eindheffing in de loonbelasting De werkgever is de loonbelasting over een looncomponent verschuldigd aan de Belastingdienst, zonder dat deze van het loon van de werknemer wordt ingehouden.
4
PDL
Eindheffing voor de inkomstenbelasting De ingehouden loonheffing (loonbelasting) is zodanig hoog dat deze (nagenoeg) gelijk is aan de verschuldigde inkomstenbelasting, waardoor de belastingplichtige geen aanslag in de inkomstenbelasting tegemoet hoeft te zien. 1-8
De inhoudingsplichtige moet ten minste rekening houden met de volgende (dwingendrechtelijke) voorschriften: • het aanleggen van een loonstaat per werknemer (een model loonstaat is te vinden achter in het handboek van de Belastingdienst, en op de website www.Belastingdienst.nl). • bij de formulieren die worden bewaard gaat het om afschriften die van belang zijn om het loon en verschuldigde bedragen te berekenen. • uit het programma en de overzichten die de computer kan uitdraaien dienen de verschillende beloningen en inhoudingen tot uiting te komen. • de loonadministratie dient tenminste zeven jaren te worden bewaard. • identiteitsbewijzen en Bijlagen studenten- & scholierenregelingen moeten tot tenminste vijf jaren na het beëindigen van de dienstbetrekking, worden bewaard. • aanmelden van de werknemer bij de Belastingdienst met behulp van de EDM (eerstedagmelding). • aanleveren van correcte werknemersdata voor de polisadministratie van UWV.
1-9
a. Het belastbaar inkomen is als volgt: - inkomen uit dienstbetrekking (loon) - inkomen uit eigen woning - totaal belastbaar inkomen in box 1
€ 38.250 -/- € 8.550 € 29.700
b. Deze belastingplichtige heeft geen verschuldigdheid aan de Belastingdienst, maar zou in principe € 5 terug moeten ontvangen, immers: - verschuldigd in box 1 volgens de Belastingdienst € 15.570 - reeds ingehouden loonheffing op zijn loon € 15.575 - terug te ontvangen van de Belastingdienst € 5 c. Was de belastingplichtige gelden verschuldigd geweest dan zal de fiscus een aanslag opleggen, in dit geval volgt er een nihilaanslag omdat de belastingplichtige weliswaar € 5 terug zou moeten ontvangen, doch dit bedrag ligt beneden de wettelijk vastgestelde teruggavegrens van € 12 (zie website www.belastingdienst.nl). 1-10 Directe belastingen zijn belastingen op inkomen en vermogen (loonbelasting, inkomstenbelasting. Het ‘direct’ betekent dat de belastingbetaler bij de fiscus bekend is. Dat is niet zo bij de indirecte belastingen. Indirecte belastingen zijn belastingen die worden geheven op het moment dat er een transactie plaatsvindt. U kunt hierbij denken aan invoerrechten en omzetbelasting (btw = belasting toegevoegde waarde). Het woord ‘indirect’ betekent dat de belastingbetaler niet bij de fiscus bekend is, wat bij de directe belastingen dus wel het geval is. Indirecte belastingen worden ook wel kostprijsverhogende belastingen genoemd, omdat de ondernemer deze belastingen, zoals de omzetbelasting en accijnzen, afwentelt op de consument. 1-11 Deze stelling is juist.
Uitwerkingen
5
2
6
Introductie in de sociale zekerheid
2-1
a. De Wet arbeid en zorg (Wazo). b. De totale uitkeringsduur is ten minste zestien weken.
2-2
a. Pieter Vrolijk is niet verzekerd voor de ZW, omdat hij geen beloning in geld ontvangt. Hein Vergeer is wel verzekerd, omdat hij naast onderricht wel een beloning in geld ontvangt. b. Op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
2-3
HSS hoeft geen gedifferentieerde WIA-premie te betalen. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WIA (WGA) worden de eerste tien jaren van de uitkering via de gedifferentieerde premie aan de werkgever doorbelast.
2-4
1. Onjuist. Als zelfstandigen zijn zij niet in dienstbetrekking. De gezagsverhouding ontbreekt. 2. Onjuist. De verzekeringsplicht is geëindigd bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. 3. Juist. (Er is wel een bovengrens voor de verplichte verzekering voor WW en WIA, te weten 65 jaar, maar er is geen ondergrens.) 4. Onjuist. De wachttijd bedraagt 52 weken. 5. Juist. (De aangifte van werkloosheid en de aanvraag om uitkering moeten worden gedaan bij het CWI (nu: UWV WERKbedrijf). Deze instantie draagt de aanvraag over aan UWV, waar het recht op uitkering wordt beoordeeld.)
2-5
a. De werkgever meldt de nieuwe werknemer via de aangifte loonheffingen. b. De melding moet plaatsvinden bij de Belastingdienst. c. Piet Leuken is in Nederland verzekerd, omdat voor de verzekeringsplicht bepalend is het land waar de werkzaamheden worden verricht, en dat is in dit geval Nederland (het zogeheten werklandbeginsel).
2-6
a. De vrijwillige verzekering kon hij afsluiten voor de ZW en WIA. b. De premie is nog steeds door Hein Vleuten verschuldigd. Hij werkt immers als zelfstandige. c. De premie moet aan het UWV worden afgedragen.
2-7
a. Nee. Over de eerste twee ziektejaren samen mag maximaal 170% van het laatstverdiende loon worden uitbetaald. b. Ja. In totaal wordt in twee jaar 170% van het laatstverdiende loon uitbetaald. In het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid is er geen verplichting om het minimumloon uit te betalen.
2-8
1. Onjuist. De polisadministratie bevat geen gegevens over de afdracht van de loonheffingen van de werknemer. De polisadministratie is een database en wordt gevuld door UWV-gegevensdiensten. (Deze dienst heeft tot taak het ontvangen, verwerken, opslaan en leveren van alle gegevens over inkomens, uitkeringen en arbeidsverhoudingen van alle verzekerden in Nederland. Deze gegevens vormen de basis voor de berekening van uitkeringen door de afdelingen WW (ZW) en AG (arbeidsgeschikten).
PDL
2. Onjuist. Onder loonheffingen wordt verstaan de loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw. 3. Juist. (De werkgever krijgt eerst een mededeling van de Belastingdienst dat de nominatieve gegevens onjuist zijn. De Belastingdienst stelt de werkgever in staat een nieuw aangiftebericht in te zenden binnen de toegestane termijn.) 4. Onjuist. Indien een correctie op een nominatieve aangifte niet of niet-tijdig is ontvangen, kan de werkgever een boete krijgen wegens het insturen van een onjuiste of onvolledige aangifte.
Uitwerkingen
7
3
3-1
Premies in de sociale zekerheid
Het maximumpremieloon voor deze werknemer over de maand augustus is € 3.654. Het brutomaandloon bedraagt € 3.500, dus voor het bepalen van de premie-inhoudingen moet u uitgaan van het brutomaandloon. De laagste van beide (het brutomaandloon of het maximumpremieloon) is uitgangspunt voor de premieberekening. U moet echter ook rekening houden met de franchise, de premievrije voet. Deze moet van het brutoloon (of het maximumpremieloon als dat lager is), worden afgetrokken: brutomaandloon € 3.500,00 Af: franchise (per maand) € 1.370,00 premieloon voor premieberekening € 2.130,00 Het werkgeversdeel in de premie WW is 4,15% x € 2.130 = € 88,40 Het werknemersdeel in de premie WW is nihil (0%) Het bruto netto schema ziet er (gedeeltelijk) als volgt uit: Brutoloon / Loon voor de Zvw Bij: werkgeversvergoeding inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon
3-2
De (verkorte) bruto-nettoberekening is als volgt: Bruto maandloon/Loon voor de Zvw Bij: vergoeding door de werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon Af: loonheffing, in deze casus op 40% gesteld Af: ingehouden inkomensafh. bijdrage ZVW Totaal af Netto maandloon voor Joosten
8
€ 3.500,00 € 110,00 € 3.610,00
bruto/netto € 3.000 +/+ € 180 € 3.180
-/- € 1.452 € 1.728
fiscaal
€ 3.180 -/- € 1.272 -/- € 180 € 1.452
3-3
a. De indeling is van belang voor de premie voor de Wachtgeldverzekering en de gedifferentieerde premie voor de WAO. b. De Belastingdienst neemt de indelingsbeslissing.
3-4
De korting voor de premies werknemersverzekeringen ten behoeve van een arbeidsgehandicapte moet worden aangevraagd bij de Belastingdienst.
3-5
Nee. Over de eerste twee ziektejaren samen mag maximaal 170% van het laatstverdiende loon worden uitbetaald.
PDL
3-6
Ja. In totaal wordt in twee jaar 170% van het laatstverdiende loon uitbetaald. In het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid is er geen verplichting om het minimumloon uit te betalen.
3-7
Nee. Het loon voor de werknemersverzekeringen stijgt met méér dan € 100. Dit bedrag moet namelijk gebruteerd worden, omdat hierover ook premies werknemersverzekeringen moeten worden berekend. Doordat de werkgever de werknemerspremie voor zijn rekening neemt, betaalt hij als het ware extra loon aan Peter ten Brink. Deze € 100 wordt als nettoloon beschouwd. De werkgever moet er dan nog brutoloon van maken. Gebruik maar eens het schema zoals we in dit hoofdstuk hebben gehanteerd, waarbij we voor het gemak aannemen dat Peter ten Brink € 4.000 brutoloon heeft, en dat de werkgeversvergoeding in de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW € 125 bedraagt. In de correcte situatie (inhouding bij Ten Brink) is de loonberekening als volgt: Brutoloon (tevens grondslag premies werknemersverzekeringen) Bij: werkgeversvergoeding inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon
€ 4.000 € 125 € 4.125
In de casus wordt het werknemersdeel niet ingehouden maar bijgeteld als brutoloonbestanddeel. De € 100 moet worden verhoogd om als brutoloonbestanddeel dienst te doen. We veronderstellen dat de € 100 met 20% moet worden opgehoogd om als brutoloonbestanddeel te fungeren. De Belastingdienst heeft hiervoor rekenvoorbeelden en tabellen op haar website, die u echter voor uw examen niet hoeft te kennen of te gebruiken. Wel moet u terdege beseffen dat dergelijke ‘schenkingen’ aan werknemers altijd als netto beschouwd worden en als bruto looncomponent in het bruto-nettotraject moeten worden meegenomen. De nieuwe situatie voor werknemer Ten Brink wordt: Brutoloon Bij: brutering van het werknemersdeel WW premie, omdat de werkgever dit voor de werknemer betaalt: € 100 × 1,2 = Gecorrigeerd brutoloon (tevens grondslag premies werknemersverz.) Bij: werkgeversvergoeding inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon
€ 4.000 € 120 € 4.120 € 125 € 4.245
3-8
Het brutoloon van de werknemer beneden het maximumpremieloon van € 3.654. De berekening is dan als volgt: - basispremie 5,40% over € 1.750 = € 94,50 - gedifferentieerde premie 2,03% over € 1.750 = € 35,53 Totale premie WAO/WIA t.l.v. werkgever € 130,03
3-9
Er wordt geen rekening gehouden met de franchise, maar wel met het maximumpremieloon.
Uitwerkingen
9
3-10 a. Drie manieren: - Bedrijfstakpensioenfonds De Pensioen- en Spaarfondsenwet heeft een beperkt aantal mogelijkheden om een pensioentoezegging uit te voeren. Eén daarvan is het toetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds. Een bedrijfstakpensioenfonds voert een pensioenregeling uit voor één of meer bedrijfstakken. In principe zijn alle werknemers en soms ook een aantal zelfstandigen uit die bedrijfstakken voor hun pensioen verzekerd bij dit bedrijfstakpensioenfonds. Bij een bedrijfstakpensioenfonds is meestal een flink aantal werkgevers aangesloten. Soms zijn die werkgevers volgens een CAO verplicht om zich aan te sluiten, maar meestal zijn van wetswege verplicht deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds. Het bedrijfstakpensioenfonds voert één verplichte pensioenregeling uit voor alle werknemers in de bedrijfstak, meestal tegen een uniforme premie. - Ondernemingspensioenfonds Naast een bedrijfstakpensioenfonds kent men ook het aan de onderneming verbinden van een ondernemingspensioenfonds (artikel 2, eerste lid, sub b van de Pensioen- en Spaarfondsenwet). Ondernemingspensioenfondsen hebben vrijwel altijd de rechtsvorm van een stichting. Ondernemingspensioenfondsen dient men niet te verwarren met bedrijfstakpensioenfondsen. Een ondernemingspensioenfonds is specifiek aan een onderneming verbonden, bijvoorbeeld het Philips pensioenfonds. - Beroepspensioenfonds Pensioenfonds voor beoefenaren van een bepaald beroep, zoals notarissen, huisartsen, actuarissen en vroedvrouwen. Als een beroepspensioenfonds aanwezig is, zijn alle beroepsgenoten verplicht om zich bij dat fonds aan te sluiten. Het is ook mogelijk dat er geen beroepspensioenfonds is opgericht, maar dat er een rechtspersoon in het leven is geroepen, die er op toeziet dat beroepsgenoten een bepaalde basispensioenregeling voor zichzelf treffen bij een levensverzekeraar. Op beroepspensioenregelingen is voor wat betreft de inhoud van een beroepspensioenregeling niet de Pensioen- en Spaarfondsenwet van toepassing, maar de Wet verplichte beroepspensioenregeling. b. Drie regelingen: - Eindloonregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van het te halen ouderdomspensioen afhangt van het salaris dat de deelnemer direct voorafgaand aan de pensioendatum verdient. - Middelloonregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van het te halen ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. - Beschikbare premieregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen afhankelijk is van de via de pensioenregeling beschikbaar gestelde premies en over het totaal van de hiermee behaalde beleggingsopbrengsten. Het aldus opgebouwde pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum omgezet in een recht op periodieke pensioenuitkeringen. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld.
10
PDL
c. Een prepensioen is een pensioensoort bedoeld als vervanging voor een VUT-regeling. Het betreft een tijdelijke uitkering die uiterlijk eindigt op de 65-jarige leeftijd of zoveel eerder als het ouderdomspensioen ingaat. Op grond van de Wet Aanpassing Fiscale Behandeling Vut/ prepensioen en Introductie Levensloopregeling kan geen nieuwe prepensioenregeling met fiscale begunstiging meer worden ingevoerd en zijn bestaande regelingen afgeschaft. Houdt de werkgever wel een prepensioenregeling in stand (mag overigens nog wel voor werknemers die voor 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn) dan wordt hij geconfronteerd met een eindheffing van 52% over deze bovenmatige (boven fiscale grenzen toegestane) aanspraak. d. De startbrief moet door de werkgever binnen drie maanden nadat de werknemer pensioen is gaan opbouwen, aan de werknemer zijn uitgereikt. De werkgever is er verantwoordelijk voor dat de uitvoerder (pensioenfonds) deze brief verstuurt. De startbrief bevat o.a. de volgende informatie: - De inhoud van de pensioenregeling; - De bij de pensioenuitvoerder geldende klachtenregeling; - Het recht van de werknemer om het pensioenreglement bij de pensioenuitvoerder op te vragen; - Het eventuele bestaan van een pensioenregeling waaraan op vrijwillige basis kan worden deelgenomen alsmede het karakter van deze vrijwillige pensioenregeling; - Informatie over het functioneren en de financiële positie van de pensioenuitvoerder; - De mogelijkheid tot een verzoek voor een berekening van de effecten van uitruil op de pensioenaanspraken; - Of de pensioenregeling een toeslagverlening kent; - Hoe de toeslagverlening de afgelopen drie jaar is geweest en in hoeverre dit in overeenstemming is geweest met het beleid.
Uitwerkingen
11
4
12
Het heffingssubject
4-1
a. De motivatie van het Hof Arnhem in deze procedure is in de bewuste procedure als volgt tot stand gekomen: • het betreft werkzaamheden waarbij de dierenarts duidelijk aanwijzingen geeft aan de varkensblikkers: aan de eis van ondergeschiktheid (gezagsverhouding) is voldaan; • er is sprake van loon: de dierenarts geeft de varkensblikkers een vergoeding voor hun verrichtingen; • er is gedurende een zekere tijd arbeid verricht, namelijk gedurende de inentingscampagne. b. Doordat de fiscus constateert dat er sprake is van een dienstbetrekking, althans zich in de procedure zo opstelt, is de dierenarts inhoudingsplichtige geworden. De aan de varkensblikkers betaalde vergoedingen zijn in dit geval netto uitbetalingen die door de dierenarts moeten worden gebruteerd. Naast het feit dat er dan sprake is van af te dragen loonbelasting door de dierenarts, loopt deze het niet-geringe risico er nog een fikse boete bij opgelegd te krijgen. c. Omdat er, door de uitspraak van het Hof, sprake is van een dienstbetrekking, is de dierenarts werkgever geworden. Hij kan door de gewonde varkensblikker voor alle (volg)schade aansprakelijk worden gesteld. Zeker als bekend is dat de dierenarts van de ondeugdelijke kooi wist, zal in een eventuele procedure de dierenarts hoogstwaarschijnlijk schadeplichtig worden gesteld en de (volg)schade moeten betalen.
4-2
a. De wetgever heeft een aantal arbeidsverhoudingen, waarbij geen sprake is van een privaatrechtelijke- of publiekrechtelijke dienstbetrekking, toch bestempeld als een arbeidsverhouding. We noemen deze dienstbetrekkingen daarom fictieve dienstbetrekkingen. Op deze dienstbetrekkingen is de zogeheten fictiebepaling van toepassing. b. Door op een arbeidsverhouding de fictiebepaling van toepassing te laten zijn, ontstaat er een dienstbetrekking die overeenkomt met een dienstbetrekking in de zin van BW7:610. Daardoor wordt de opdrachtgever/werkgever inhoudingsplichtig. De uitvoeringsorganen krijgen dan automatisch de verschuldigde loonheffing (en eventuele premies werknemersverzekeringen) aangegeven en bijgeschreven. Indien de fictiebepaling niet zou worden toegepast, moeten de uitvoeringsorganen bij de werknemer middels (naheffings)aanslagen proberen om alsnog loonheffing (en eventueel premies werknemersverzekeringen) binnen te krijgen. c. UWV zal veelal terughoudender zijn om een arbeidsverhouding onder de fictiebepaling te brengen, omdat daardoor verzekeringsplicht ontstaat voor de werknemer. UWV loopt dan ook het risico dat zo’n werknemer aanspraken op uitkeringen als WW en WIA wil effectueren. Met name omdat fictieve dienstbetrekkingen vaak wat kortdurend van aard zijn, zou UWV het risico lopen slechts gedurende een korte periode premies werknemersverzekeringen te ontvangen, om daarna gedurende een veel langere periode een uitkering te moeten verstrekken. d. De werkgever zal niet van een ‘echte’ dienstbetrekking zijn uitgegaan, omdat hij daardoor inhoudingsplichtig wordt. Voor de losse krachten zal hij dan een loonadministratie moeten aanleggen, loonstaten invullen en bijhouden, inhouding en afdracht moeten verrichten en hij loopt het risico dat bij gerechtelijke procedures de kantonrechter beslist dat er opzegtermijnen moeten worden gehanteerd.
PDL
Daarnaast kunnen natuurlijke praktische overwegingen een rol spelen. Als de losse krachten slechts enkele dagen of weken in de onderneming werkzaam zijn, zal de moeite die de werkgever zich moet getroosten om er een echte dienstbetrekking van te maken, niet opwegen tegen de daarmee gemoeide kosten en werkzaamheden. e. Hieronder volgen de vier kernelementen van de dienstbetrekking: 1. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding; 2. De arbeid moet gedurende een zekere tijd worden verricht; 3. De werknemer ontvangt een vergoeding (loon) voor de verrichte werkzaamheden; 4. De werknemer dient de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en mag zich slechts met toestemming van de werkgever laten vervangen. f. De werknemer zal zich tot de rechtbank, sectie kanton (de kantonrechter) moeten wenden. g. De losse kracht geniet dan de status van werknemer. De werkgever moet loonheffing (loonbelasting/premie volksverzekeringen) en premies werknemersverzekeringen inhouden, aangeven en afdragen. De werknemer is daardoor verzekerd en kan aanspraken op uitkeringen ingevolge de sociale- en werknemersverzekeringen doen gelden. Waarschijnlijk kan de werkgever de werknemer nu ook niet zomaar ontslaan, maar zullen er opzegtermijnen in acht moeten worden genomen. Bij een onregelmatig of nietig ontslag kan er zelfs schadeplicht voor de werkgever ontstaan. 4-3
a. Onjuist. Voor het criterium twee dagen per week geldt niet, dat het twee volle dagen per week moeten zijn. Twee halve dagen werken wordt ook als twee dagen werkzaamheden beschouwd. b. Juist. De echtgenoot en de kinderen van de thuiswerker vallen niet onder het begrip ‘hulpen’ zoals dat voor de fictiebepaling thuiswerkers is gedefinieerd. c. Onjuist. Thuiswerkers kunnen ook bij minder dan twee dagen arbeid per week als arbeidzaam in een fictieve dienstbetrekking worden beschouwd, bij gelijkgestelden moet dat altijd ten minste twee dagen per week zijn.
4-4
a. Dit kan worden voorkomen door binnen twee maanden na afloop van het jaar onder vermelding van “besluit 17 augustus 1996, nr. DON-LB 6/45” de persoonlijke gegevens en de hoogte van de onkostenvergoeding te administreren. Fiscale acceptatie zal vooral afhangen van het feit of de onkostenvergoeding niet een bovenmatig karakter draagt en of de school waar de stagiair / praktikant zijn onderwijs volgt, de stagevergoeding aan schoolse activiteiten besteedt. b. Er zijn twee uitzonderingen op deze fictiebepaling en wel wanneer: • er minder dan drie dagen per week de persoonlijke aangelegenheden (huishouding) voor een natuurlijk persoon worden verzorgd, tenzij het uitzendbureau, door wiens tussenkomst arbeid wordt verricht, ook het loon verstrekt. In dit geval zal de opdrachtgever de uitzendkracht dus rechtstreeks moeten betalen; • de werkzaamheden als een vorm van arbeidstherapie worden verricht. Dit is van toepassing als bijvoorbeeld gehandicapten door instellingen tewerk worden gesteld. c. De volgende voorwaarden moeten daarvoor in acht worden genomen: • de pseudo-werknemer verricht de werkzaamheden niet vanuit een beroep of bedrijf; • de werkzaamheden worden geacht langer dan een maand te duren; • er wordt op ten minste één dag per week arbeid verricht; • de brutobeloning bedraagt ten minste het 1/5e deel van het voor de pseudo-werknemer geldende minimumloon.
Uitwerkingen
13
d. Een freelancer is een natuurlijk persoon die werkzaamheden voor een opdrachtgever uitvoert, zonder dit te doen vanuit een eigen onderneming. Het eerste dat de Belastingdienst zal doen, is kijken of de freelancer niet moet worden geschoven onder de fictiebepalingen terzake aannemers van werk, gelijkgestelden, thuiswerkers, huispersoneel enzovoort. Als dan blijkt dat dit niet mogelijk is (er is dus geen fictiebepaling van toepassing) dan volgt er geen inhoudingsplicht voor de opdrachtgever indien: • de arbeid persoonlijk door de freelancer wordt verricht; • de arbeid op doorgaans minder dan twee dagen per week plaatsvindt; • de beloning beneden 2/5e deel (40%) van het geldende minimumloon blijft.
14
4-5
a. Jan en Karel Verhoef zijn niet verzekerd, omdat zij mede-eigenaar van het bedrijf zijn en er om die reden geen sprake kan zijn van een voor de verzekeringsplicht vereiste gezagsverhouding. b. Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: • de losse kracht moet de arbeid persoonlijk verrichten; • de arbeid moet op doorgaans ten minste twee dagen per week worden verricht; • de arbeidsverhouding moet voor een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen zijn aangegaan; • Het bruto-inkomen per week moet doorgaans tenminste 40% (2/5e deel) van het minimumloon bedragen. c. De heer Janssen is onder de volgende voorwaarden verzekerd: • hij moet anders dan in de uitoefening van een bedrijf of zelfstandige uitoefening van een beroep werkzaam zijn; • hij moet anders dan als thuiswerker werkzaam zijn (anders prevaleren de regels voor thuiswerk boven die van aanneming van werk); • hij moet het werk persoonlijk tot stand brengen. d. De premieplichtige werkgever is de vof Verhoef. e. Ja, zij is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, terwijl zij niet ten behoeve van een natuurlijk persoon uitsluitend of nagenoeg uitsluitend huiselijke of persoonlijke diensten in de huishouding verricht.
4-6
a. Ja. Inhoudingsplichtige van de directeur-grootaandeelhouder is de bv. b. Ja. Inhoudingsplichtige van een uitzendkracht is de ondernemer als deze verplicht is aan hem het loon uit te keren, of het uitzendbureau als het deze verplichting heeft. c. Ja. Inhoudingsplichtige van een AOW-genieter is de SVB (Sociale Verzekeringsbank) of het pensioenfonds, als dit de AOW met het pensioen uitkeert. d. Nee. Een bestuurslid is niet in dienstbetrekking (geen gezagsverhouding).
4-7
a. Voor het aannemen van de verzekeringsplicht van de vertegenwoordigers dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: • de vertegenwoordiger moet zijn bemiddeling geregeld verlenen; • de bemiddeling moet uitsluitend voor Van Ankeren bv worden verleend; • het verlenen van de bemiddeling moet niet een voor de vertegenwoordiger bijkomstige werkzaamheid zijn; • de vertegenwoordiger mag zich doorgaans niet door meer dan twee andere personen laten bijstaan.
PDL
b. 1. Van Ankeren bv 2. Van Ankeren bv Logische antwoorden. Er is immers sprake van een dienstbetrekking tussen Van Ankeren bv en Den Dunnen. Als Den Dunnen dus aan andere thuiswerkers/gelijkgestelden betaalt, is de opdrachtgever inhoudingsplichtige. Raadpleegt u de leerstof nog maar eens. c. Thuiswerkers zijn verzekerd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: • zij moeten de arbeid persoonlijk verrichten; • de arbeidsverhouding moet voor een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen zijn aangegaan; • het bruto-inkomen per maand moet doorgaans minstens 40% (2/5e deel) van het minimumloon bedragen. d. Scholieren zijn verzekerd voor de ZW wanneer zij: • werkzaam zijn om vakbekwaamheid te verwerven of als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam zijn; • een beloning ontvangen die niet uitsluitend bestaat in het ontvangen van onderricht. 4-8
a. Nee. De heer Varenkamp is niet verzekerd omdat er door zijn aandelenbezit in Varenkamp bv geen sprake is van een gezagsverhouding. Hij is DGA (directeur-grootaandeelhouder). b. Ja. Daan Versteeg is verzekerd omdat zijn arbeidsverhouding aan de drie vereisten van de privaatrechtelijke dienstbetrekking voldoet, te weten gezagsverhouding, loon en persoonlijke dienstverrichting. De leeftijd van 14 jaar is niet relevant. De werknemersverzekeringen kennen slechts de bovengrens van 65 jaar. c. Nee. ‘De Lantaren’ is premieplichtige. d. Er is geen sprake van een verzekeringsplichtige verhouding, wanneer: • de arbeid als zelfstandige wordt verricht (VAR waarop is vermeld “winst uit onderneming”); of • de arbeid rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden; of • de arbeidsverhouding wordt overheerst door een familieverhouding. e. Vrijstelling van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen kan worden verleend wegens gemoedsbezwaren.
4-9
a. Er is geen sprake van een dienstbetrekking omdat een gezagsverhouding tussen de ouderraad en de ouders ontbreekt. Zie ook de passage “…dat de ouders zoveel als mogelijk aan de indeling gehoor geven”. Er is evenmin sprake van een fictieve dienstbetrekking. b. In deze situatie is de vrijwilligersregeling van toepassing. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is dat de eventueel ontvangen vergoeding niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van de verrichte werkzaamheden en het karakter heeft van een kostenvergoeding.
4-10 De heer Komeet kan een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) aanvragen bij de Belastingdienst en overleggen aan zijn opdrachtgever. 4-11 Jaap Korsten kan door middel van een aanvraagformulier van de Belastingdienst een voor bezwaar vatbare beschikking krijgen waarmee zekerheid wordt gegeven over de fiscale kwalificatie van de inkomsten (loon, winst of resultaat overige werkzaamheden). Met de beschikking (VAR) weet de opdrachtgever of hij wel of geen loonheffing moet inhouden.
Uitwerkingen
15
5
16
Uitbreiding begrippenkader heffingssubject
5-1
a. Nee, voor de werknemersverzekeringen geldt het zogeheten werklandbeginsel. Werknemers zijn verzekerd in het land waar de werkzaamheden worden verricht. b. De naheffing wordt opgelegd door de belastingdienst.
5-2
Piet Leuken is in Nederland verzekerd, omdat voor de verzekeringsplicht bepalend is het land waar de werkzaamheden worden verricht, en dat is in dit geval Nederland (het zogeheten werklandbeginsel).
5-3
a. Fiscaal gezien mogen deze werknemers vrije vergoedingen en verstrekkingen ontvangen in verband met de extra kosten die het verblijf in het buitenland met zich meebrengt. Van het loon (met inbegrip van de kostenvergoeding zelf) kan 30% als vrije vergoeding / verstrekking in aanmerking worden genomen. Dit noemen we een vergoeding voor extraterritoriale kosten. Daarnaast kan er nog een vrije vergoeding voor schoolgelden worden gegeven. Deze regeling is uitsluitend van toepassing als de werknemer geen gebruik maakt van regelingen ter voorkoming van dubbele belastingheffing (speciale regelingen voor werknemers die in het buitenland werken). Tevens moeten deze werknemers dan zijn uitgezonden naar Azië, Latijns-Amerika, Afrika of één van de voormalige Oostbloklanden. b. Omgekeerd gelden dezelfde regelingen als hierboven genoemd (behalve dan het criterium van uitzending naar een van de genoemde landen) voor werknemers die vanuit het buitenland, naar Nederland zijn uitgezonden. Ook zij hebben recht op een belastingvrije vergoeding van 30% over het loon (inclusief vergoedingen). Ook hiervoor geldt dat de werknemer niet eerst een beroep heeft gedaan op een regeling inzake voorkoming dubbele belastingheffing. Dergelijke regelingen zijn door de Nederlandse staat met andere landen afgesproken. Men regelt daarin dat een werknemer, in wat voor verband dan ook, nooit een dubbele inhouding (dus zowel in zijn thuisland als in het buitenland) van belasting krijgt.
5-4
a. De belastingverdragen die Nederland heeft gesloten wijzen dit over het algemeen uit. b. Buitenlandse artiesten en beroepssporters zijn niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. c. Als er geen loonbelasting hoeft te worden ingehouden op grond van een verdrag of de regeling om dubbele belastingheffing te voorkomen, dan moet de gage die de opdrachtgever van de artiest of beroepssporter uitbetaalt, wel in de administratie opgenomen worden. Er hoeft dan echter geen loonbelasting te worden ingehouden. d. Als een opdrachtgever zekerheid wil over de vraag of de heffing van loonbelasting op grond van een verdrag of regeling achterwege blijft, kan hij daarvoor bij de belastingdienst een verklaring vragen. e. Om vast te stellen of een artiest of beroepssporter in het buitenland woont, moet worden bepaald wat zijn woonplaats is. Dit is meestal de plaats waar de artiest of beroepssporter de meeste tijd doorbrengt of waar het gezin is gehuisvest. Met andere woorden: feitelijke omstandigheden bepalen wat de woonplaats is. De plaats waar iemand staat ingeschreven in het bevolkingsregister hoeft dus niet gelijk te zijn aan zijn woonplaats.
PDL
5-5
Voor de inkomsten en de vermogensbestanddelen die volgens een belastingverdrag in het land van oorsprong mogen worden belast, verleent Nederland aan haar inwoners in het algemeen een vrijstelling. Voor de doorgaans beperkt toegestane buitenlandse belastingheffing over de in het buitenland opgekomen rente, royalty’s en dividenden (bronbelastingen) en bepaalde andere speciale inkomenscategorieën verleent Nederland aan haar inwoners doorgaans een belastingverrekening (tax credit). De vrijstelling geldt dus niet voor alle buitenlandse inkomsten maar alleen voor de uitdrukkelijk in het betreffende belastingverdrag genoemde inkomens categorieën. De uitgangspunten voor het berekenen van de vrijstelling zijn vrijwel altijd hetzelfde, maar de manier waarop de vrijstelling moet worden berekend kan per verdrag verschillen. De vrijstellingsmethode voor buitenlands inkomen kan als volgt in een formule worden uitgedrukt: (Buitenlands inkomen / Totaal inkomen) x de Nederlandse belasting over het totaal inkomen.
5-6
Als een werknemer in loondienst werkt in België, betaalt hij in principe belasting over dat loon in België. Er zijn enkele uitzonderingen, waarbij toch belasting betaald moet worden in Nederland: • de werkgever is niet in België gevestigd en de werknemer verblijft maximaal 183 dagen in een kalenderjaar voor zijn werk in België; • de werknemer is werkzaam voor een Nederlands overheidsorgaan in België; • de werknemer werkt als (hoog)leraar of onderwijzer in België. In dat geval moet de werknemer maximaal twee jaar belasting betalen in Nederland. Het in België genoten loon moet op Nederlandse aangifte aan de belastingdienst kenbaar worden gemaakt. De belastingdienst zal daarover echter geen belasting heffen, ter voorkoming van dubbele belasting. Als men in België werkzaam is zal in veel gevallen in Nederland helemaal geen belasting en premie meer betaald worden, dit wordt allemaal in België voldaan. Dit wordt ook wel de grensarbeidersregeling genoemd en deze is in een belastingverdrag tussen Nederland en België nader vastgelegd. Voor de werknemer betekent dit dat van aftrekposten in de inkomstenbelasting (dit wordt nog in dit leerboek behandeld) geen of maar gedeeltelijk voordeel in Nederland kan worden behaald. Aftrekposten zijn bijvoorbeeld de rente over en kosten van de eigenwoningschuld en persoonsgebonden aftrek. Om dit nadeel te voorkomen, zijn er een aantal compensatieregelingen in het leven geroepen.
5-7
a. Met ketenaansprakelijkheid bedoelen we dat een aannemer van werk aansprakelijk is voor de betaling van loonbelasting en premies van en door zijn onderaannemers. Dit is geregeld in de Wet Ketenaansprakelijkheid (Wka). b. We vinden nadere regelgeving en verwijzingen terug over de ketenaansprakelijkheid in de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet. c. De aannemer is diegene, die in opdracht van de principaal (opdrachtgever), tegen een bepaalde prijs een werk van stoffelijke aard uitvoert. Er is geen sprake van een echte of fictieve dienstbetrekking. Onderaannemer is hij die van de (hoofd)aannemer van het stoffelijke werk, in diens opdracht, een gedeelte van de werkzaamheden gaat uitvoeren. De onderaannemer die op zijn beurt weer een onderaannemer aanstelt, wordt voor de ketenaansprakelijkheid als aannemer voor die onderaannemer aangemerkt. De Wka spreekt ook over de eigenbouwer. Dat is een aannemer die in de normale uitoefening van zijn bedrijf, zonder voorafgaande opdracht, een werk van stoffelijke aard uitvoert.
Uitwerkingen
17
d. Er zijn slechts drie uitzonderingsgevallen op de aansprakelijkheid: 1 de onderaannemer verricht de hem opgedragen werkzaamheden voornamelijk in zijn eigen fabriek of werkplaats. In de praktijk betekent dit, dat de onderaannemer de met de uren gemoeide werkzaamheden voor meer dan 50% in zijn eigen fabriek of werkplaats moet hebben verricht; 2 door een niet-voorziene omstandigheid, die niet verwijtbaar is aan de hoofd- en onderaannemers, kan de aansprakelijkheid vervallen. Als de opdrachtgever failliet gaat, ontvangt niemand in de keten een betaling. Daardoor kan zich de situatie voordoen dat de deelnemers in de keten niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen; 3 als de aannemer een koopovereenkomst sluit met een onderaannemer terzake een reeds bestaande zaak (bijv. CV-installaties), dan is de aannemer niet aansprakelijk voor ondergeschikte situaties die uit deze overeenkomst voortvloeien. Stel dat de aannemer met de onderaannemer afspreekt dat deze de CV-ketels zal plaatsen, dan beschouwen we de plaatsingswerkzaamheden ondergeschikt in deze overeenkomst. De aannemer is dan niet aansprakelijk. e. In de keten kunnen partijen trachten hun risico’s voor aansprakelijkheidsstellingen te verkleinen door bij een bank een G (Geblokkeerde)-rekening te openen. In onderling overleg stort de aannemer een gedeelte van de aan de onderaannemer te betalen gelden op deze rekening. Deze storting is dan bestemd voor betaling van de loonbelasting en premie werknemersverzekeringen, die de onderaannemer moet afdragen. Betalingen vanaf een G-rekening kunnen dan ook uitsluitend worden verricht aan de UVI, de belastingdienst of ten gunste van een andere G-rekening. f. De bestuurders zijn aansprakelijk voor inning en afdracht van loonbelasting, premie volks- en werknemersverzekeringen en de premies voor een verplicht pensioenfonds. Onder bestuurders ingevolge de Wba verstaan we eenieder die, inzake een rechtspersoon onderworpen aan de vennootschapsbelasting, voor deze rechtspersoon het beleid (mede) bepaalt dan wel als bestuurder is aangesteld. g. Als de rechtspersoon betalingsonmachtig is, zijn één of meerdere bestuurders verplicht dit te melden, uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop loonbelasting en/of premies hadden moeten worden afgedragen. Deze melding moet aan alle betrokken uitvoeringsorganen afzonderlijk worden verricht. De melding moet tevens een nadere verklaring over de oorzaak van de betalingsonmacht bevatten. h. Als de bestuurder in gebreke blijft de melding te verrichten, dan wel een onvolledige melding afgeeft, wordt er geacht sprake te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder zal dan middels de omgekeerde bewijslast moeten aantonen dat er wel behoorlijk is bestuurd. Met omgekeerde bewijslast bedoelen we dat de uitvoeringsorganen uitgaan van kwade trouw van de bestuurders, die dan maar moeten zien aan te tonen dat zij van de betalingsonmacht geen weet konden hebben. 5-8
18
Als een werkgever personeel inleent, dan blijft de dienstbetrekking tussen de werknemer en zijn uitlener gehandhaafd, ook al werkt hij onder toezicht of leiding van de inlener. De uitlener moet loonheffing inhouden en afdragen, en premies werknemersverzekeringen betalen, over het loon dat de werknemer ontvangt voor de werkzaamheden. Doet de uitlener dat niet, dan is de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de loonheffing en premies werknemersverzekeringen. De Belastingdienst en/of UWV regelen een aansprakelijkheidsstelling middels een beschikking. Als inlener kan men zich tegen de aansprakelijkheidsstelling vrijwaren. De bedragen aan loonheffing, omzetbelasting en premies werknemersverzekeringen, die als gevolg van de inlening door de uitlener betaald moeten worden, kunnen worden gestort op een G (geblokkeerde) rekening.
PDL
5-9
Loonkostensubsidie Brugbanen Als de onderneming een werknemer aanneemt die is herbeoordeeld voor de WAO, WAZ of Wajong, dan kan zo’n arbeidscontract als een zogenoemde brugbaan worden beschouwd. Met een brugbaan kunnen werknemers die langdurig ziek of gehandicapt zijn werkervaring opdoen en weer in het arbeidsritme komen. De voorwaarden verbonden aan zo’n loonkostensubsidie zijn: • de werknemer is herbeoordeeld voor WAO, WAZ of Wajong en is geboren na 1 juli 1954; • kan heel moeilijk aan werk komen; • heeft niet eerder op proef bij hetzelfde bedrijf gewerkt; • er wordt een contract aangeboden voor een jaar, waarbij de intentie is dit contract nog eens met een half jaar te verlengen; • de subsidie wordt binnen drie maanden na ingang contract aangevraagd. Aanpassingen op de werkplek UWV vergoedt aanpassingen die in het bedrijf moeten plaatsvinden, als dat nodig is om de een arbeidsgehandicapte werknemer werkzaamheden te laten verrichten. Deze aanpassingen worden boven een bepaald bedrag vergoedt, dat van jaar tot jaar fluctueert (raadpleeg de UWV website): • kosten boven de € 1.350 worden vergoed als de arbeidsgehandicapte minder verdient dan 50% van het minimumloon; • kosten boven de € 6.000 worden vergoed als de arbeidsgehandicapte meer verdient dan 50% van het minimumloon. De premiekorting wordt aangevraagd met behulp van een speciaal formulier. Dit formulier wordt naar de afdeling Inkoop Re-integratie (IR) gestuurd, die hoort bij de woonplaats van de werknemer. De UWV website heeft daarvoor een aantal hulpapplicaties om het zoeken voor de werkgever en werknemer gemakkelijk te maken. In een aantal gevallen kan de werknemer de voorziening ‘meenemen’ naar een volgende werkgever (aangepaste auto, speciaal toetsenbord en dergelijke). De werknemer zelf moet dit bij UWV kenbaar maken en aanvragen. Proefplaatsingssubsidie Een andere subsidievorm is de zogeheten proefplaatsing. Dit is handig als de werkgever enige twijfels heeft of de werknemer het werk wel aankan. Met een proefplaatsing kan de werkgever maximaal drie maanden lang kijken hoe het gaat zonder dat er loon hoeft te worden betaald, omdat UWV de uitkering dan voortzet. Premiekorting WAO/WIA- en WW premies Er is ook een korting op de WAO/WIA- en WW-premie mogelijk die de werkgever verschuldigd is, als iemand met een handicap of ziekte in dienst wordt genomen. • maximaal € 1.021,00 per jaar op uw totale WAO/WIA-premie (de basispremie en de gedifferentieerde premie samen); • maximaal € 1.021,00 per jaar op het werkgeversdeel van de WW-premie die u afdraagt aan het Awf of het UFO. In totaal betaalt de werkgever maximaal € 2.042,00 minder aan sociale premies per jaar. De korting kan alleen worden verkregen als deze binnen één jaar nadat de werknemer in dienst is gekomen, wordt aangevraagd. De korting wordt vanaf het moment van in dienst nemen maximaal drie jaren verstrekt.
Uitwerkingen
19
Als de werkgever een jonggehandicapte in dienst neemt, kan hij een extra korting van € 680,00 per jaar op de totale WAO/WIA-premie (basispremie en gedifferentieerde premie samen) ontvangen, en een tweede extra korting van € 680,00 per jaar op de premie die wordt afgedragen aan het Awf of aan het UFO. Voor de premiekortingen geldt dat de korting uiteraard niet hoger kan zijn dan de premies die de werkgever moet betalen. Om ouderen in het arbeidsproces te houden, geeft de overheid ook een premievrijstelling van de basispremie WAO/WIA. Die geldt voor werknemers van vijftig jaar en ouder die de werkgever in dienst neemt. De vrijstelling hoeft niet te worden aangevraagd maar wordt automatisch verkregen. Loondispensatie subsidie Een andere loonkostensubsidie die we in deze paragraaf willen behandelen is de loondispensatie. Presteert een werknemer door zijn ziekte of handicap aantoonbaar minder in tempo dan de overige werknemers en is de werknemer jonger dan 18 jaar of heeft hij een Wajong-uitkering, dan kan de werkgever aan UWV vragen om een lager loon te betalen dan het minimumloon. Dit noemen we loondispensatie. De loondispensatie kan een halfjaar tot vijf jaar duren. Verlenging is mogelijk. Voordat loondispensatie wordt verkregen, bepaalt een arbeidsdeskundige van UWV of de werknemer inderdaad duidelijk minder presteert. Loonkostensubsidie volgens het wetsvoorstel stimulering arbeidsparticipatie (Stap) Als men voor ten minste één jaar een werknemer in dienst van jonger dan 50 jaar die direct daarvoor (langdurig) een werkloosheidsuitkering of arbeidsongeschiktheidsuitkering was, dan kan men van UWV een loonkostensubsidie krijgen die jaarlijks maximaal 50% van het minimumloon is. Voor sommige werknemers van 50 jaar of ouder kan naast de hiervoor reeds genoemde premiekorting mogelijk ook een loonkostensubsidie van UWV worden verkregen. Dat kan voor werknemers voor wie het volgende geldt: • de werknemer kreeg een WAO-, Waz- of Wajong-uitkering; • de werknemer is door UWV herbeoordeeld; • de werknemer wordt op een zogenaamde brugbaan geplaatst. 5-10 a. Als men de Nederlandse nationaliteit heeft: • een paspoort; • een (Europese) identiteitskaart. b. Als men niet de Nederlandse nationaliteit heeft: • als men uit de EU of EER komt: een paspoort van dat land óf een verblijfsdocument EU/ EER als men uit een land komt dat niet bij de EU/EER hoort: een paspoort met verblijfsaantekening; • als men asiel heeft aangevraagd: een W-document; • als men diplomaat is: een geprivilegieerdendocument; • als geen van de documenten hierboven aanwezig is: een verblijfsdocument I, II. III of IV. 5-11 Als werkgever wordt u in een bepaalde sector ingedeeld. Dit wordt door de belastingdienst bepaald. De indeling in een sector bepaalt de hoogte van de premie WW-Wgf/Sectorfonds en, voor een deel, de hoogte van de premie WAO/WIA. Als de ondernemingsactiviteiten veranderen moet de belastingdienst daarvan in kennis worden gesteld zodat de sectorindeling opnieuw kan plaatsvinden. Als werkzaamheden tot verschillende sectoren behoren, wordt men aangesloten bij de sector waarbinnen de meeste werkzaamheden verricht worden.
20
PDL
5-12 Er zijn in Nederland nog een aantal vormen van uitkeringen die, om wat voor reden dan ook, geen premie inhouding voor de werknemersverzekeringen kennen. In plaats daarvan wordt er een ongeveer gelijkwaardig bedrag op deze uitkeringen ingehouden onder de noemer vereveningsbijdrage. De vereveningsbijdrage wordt op dezelfde manier in het bruto-netto traject verwerkt als de premies die voor de werknemersverzekeringen worden ingehouden. 5-13 De Wet WALVIS (Wet Administratieve Lasten Verlichting In Sociale verzekeringen) is een verzamelterm van een aantal zeer belangrijke wetten die al jarenlang beogen de salarisadministratie minder gecompliceerd te maken. Dit zou tot een lastenverlichting voor het bedrijfsleven moeten voeren. Het belangrijkste doel van de Wet WALVIS is het uniformeren van het premieloon SV en het uitkeringsloon. Het premieloon SV is een relikwie uit de vroegere loonberekeningsystematiek waardoor er vele verschillende looncomponenten ontstonden met ieder een aparte functie voor hetzij werknemersverzekeringen, hetzij fiscaal loon. De “Aansluitwet” WALVIS regelt het uniformeren van het uitkeringsloon en fiscaal loon. Daarnaast regelt de Wet WALVIS dat de registratie van de looncomponenten die van belang zijn voor de uitkering, door UWV in een polisadministratie worden verwerkt, waardoor navragen bij de werkgever van bij het uitkeringsloon behorende looncomponenten, tot het verleden behoort. De wet SUB (Samenwerking UWV en Belastingdienst) regelt de premie-inning van de werknemersverzekeringen. Daardoor wordt de premie inning voor de werknemersverzekeringen uitgevoerd door de Belastingdienst, daar waar dit vroeger afzonderlijk door het UWV geschiedde. Hierdoor ontstaat één gegevensstroom vanuit de werkgever. Deze stroom wordt gevormd door het zogenoemde PANA-bericht (Premie Afdracht op basis van Nominatieve Aangifte achteraf). De wet WFSV (Wet Financiering Sociale Verzekeringen), een andere Wet die onder de vlag van de Wet WALVIS in het leven is geroepen, regelt de heffing en inning van premies sociale verzekeringen.
Uitwerkingen
21
6
22
Het loonbegrip
6-1
Onjuist. Voor consumpties die geen deel uitmaken van een maaltijd en die tijdens de werktijd worden genuttigd kan zonder bewijs een vrije vergoeding worden verstrekt van € 3 per gewerkte week. Indien naast deze vergoeding nog andere zaken worden verstrekt dient de waarde in het economisch verkeer te worden belast, ook al is er sprake van geringe waarde. In dit geval is dus € 1,60 per week belast. (Van toepassing is eindheffing tegen het (gebruteerde) tabeltarief.)
6-2
a. Geschenken in de vorm van contanten die de werknemer ontvangt ter gelegenheid van een jubileum van de werkgever dienen tot het loon te worden gerekend. Voor verstrekkingen in natura geldt dat deze voor de waarde in het economisch verkeer dienen te worden belast. De werkgever kan de € 100 tot het loon van de werknemer rekenen dan wel de eindheffing toepassen over moeilijk individualiseerbaar loon naar het (gebruteerde) tabeltarief. Een uitzondering vormt een verstrekking met een ideële waarde. De verstrekking van de zeefdruk is vrijgesteld. b. De lening wordt gebruikt voor zaken waarvoor geen vrije vergoeding of verstrekking mogelijk is. In zo’n situatie is het rentevoordeel dat de werknemer geniet belast. Het te belasten voordeel wordt gesteld op een normrente van 4,4% op jaarbasis verminderd met de betaling van de werknemer. De werkgever kan het voordeel in de maand december tot het loon rekenen. In dit geval 4,4% van € 5.000,- × 8/12 = € 146,67 min de bijdrage van de werknemer van € 5, dus per saldo € 141,67. c. De werknemer kan aan de bijtellingsregeling in de inkomstenbelasting ontkomen door met zijn werkgever schriftelijk vast te leggen dat het hem verboden is de auto privé te gebruiken. Er moet dan worden voldaan aan voorwaarden als: - schriftelijke vastlegging conform het door de belastingdienst voorgeschreven model; - controle door de werkgever op naleving van het verbod in de vorm van kilometerregistraties, controle van tankbonnen (buiten werktijd getankt), datums op verkeersboeten enz.; - de werknemer dient deze waarnemingen verplicht bij zijn loonadministratie te bewaren; - de werknemer krijgt een sanctie als hij het verbod overtreedt.
6-3
1. Onjuist. Het aangiftetijdvak is de kalendermaand of een periode van vier weken. Het genoemde tijdvak voor studenten is het loontijdvak. Voor het aangiftetijdvak geldt ook voor hen de hoofdregel. 2. Onjuist. Alleen verstrekte vergoedingen voor boetes in Nederland opgelegd behoren tot het loon. 3. Onjuist. Vergoeding van afsluitprovisie is belast als loon. Dit loon is belast volgens de tabel voor bijzondere beloningen. (Alleen de overdrachtskosten van de woning behoren tot de categorie loon met een bestemmingskarakter dat belast is tegen het enkelvoudig tarief.)
6-4
a. Het voordeel dat door Paul wordt genoten wegens het verstrekken van een renteloze lening door Wagro bv is in principe aan te merken als een voordeel uit dienstbetrekking. De wetgever heeft bepaald dat het rentevoordeel is vrijgesteld boven de normrente. Deze normrente bedraagt in 2008 5,3%. b. Het belastbare deel bedraagt 8 maanden × 5,3% van € 10.000 = € 530, daarnaast is de kwijtschelding van € 400 belast.
PDL
6-5
a. 1. Het geschenk van de collega’s van Jan en Ineke staat in een te ver verwijderd verband tot de dienstbetrekking om als loon te kunnen worden beschouwd. 2. Geschenken van de werkgever voor deze persoonlijke feestdag van de werknemers behoren tot het “naar het tabeltarief te belasten bezwaarlijk te individualiseren loon”. De inhoudingsplichtige kan ook verzoeken de reguliere heffingsmethode (via de tabel bijzondere beloningen) toe te mogen passen. 3. Tabeltarief. b. In deze situatie is sprake van het reizen naar een vaste arbeidsplaats daar Janine vermoedelijk in ten minste in 36 weken (70%) de werkplaats zal bezoeken. Voor de berekening van de vaste vergoeding wordt de volgende formule gehanteerd (260-54) × reisafstand × vrijgestelde vergoeding per km. De vaste vergoeding op jaarbasis bedraagt 206 × 34 × € 0,19 = € 1.330,76. Dat is per maand € 110,90 (regeling 2009). c. De vaste reiskostenvergoeding mag in 2007 m/z 2008 gedurende het zwangerschapsverlof niet worden doorbetaald omdat geen sprake is van een kortstondige afwezigheid. Van een kortstondige afwezigheid is sprake indien een periode van zes aaneensluitende weken niet wordt overschreden. Dit is wel het geval. Janine heeft altijd recht op minstens zestien weken verlof, waarvan minstens tien weken na de bevalling. De vaste maandelijkse vergoeding vormt in dit geval loon vanaf 1 januari 2009 (de lopende maand, november 2008 en de daarop volgende maand mogen nog belastingvrij worden vergoed). d. Werknemer Fransen moet schriftelijk melden dat hij de lening wil gebruiken voor de aankoop van een woning en daarbij afschriften voegen van aankoopbewijzen, kostennota’s, en dergelijke. Tevens moet hij verklaren dat (eventueel welk deel van) de lening voor de inkomstenbelasting (volgens de artikelen 3.120 tot en met 3.123 van de Wet inkomstenbelasting 2001) wordt beschouwd als een lening waarvan de rente en de kosten aftrekbare kosten zijn. Het rentevoordeel behoort dan niet tot het loon. e. Het ter beschikking stellen van een motor door Sluis bv levert een beloningsvoordeel op voor Jane en is belast voor de loonheffingen. Dit is een vorm van loon in natura dat herleid moet worden naar loon in geld. Hiervoor is geen forfait gegeven, zodat het werkelijk privégebruik maandelijks tot het loon behoort. Per maand worden evenveel privékilometers afgelegd, dus is de bijtelling 1250 km × de werkelijke kosten per km. Dit loon is belast volgens de normale witte tijdvaktabel. f. De verstrekking van de helm, het motorpak en de laarzen is belast loon voor een bedrag van € 1.450,-. Eindheffing kan worden toegepast op een bedrag van € 200 tegen het tabeltarief. Het verschil van € 1.250 is belast naar de tabel voor bijzondere beloningen.
6-6
1. Onjuist. De polisadministratie bevat geen gegevens over de afdracht van de loonheffingen van de werknemer. De polisadministratie is een database en wordt gevuld door UWV gegevensdiensten. (Deze dienst heeft tot taak het ontvangen, verwerken, opslaan en leveren van alle gegevens over inkomens, uitkeringen en arbeidsverhoudingen van alle verzekerden in Nederland. Deze gegevens vormen de basis voor de berekening van uitkeringen door de afdelingen WW (ZW) en AG (arbeidsgeschikten). 2. Onjuist. Onder loonheffingen wordt verstaan de loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw.
Uitwerkingen
23
24
6-7
a. In onderstaande gevallen is er ook altijd sprake van een “ter beschikking gestelde auto”, zodat het privégebruik door de werknemer altijd belast wordt: • met de werknemer de afspraak gemaakt dat de auto uitsluitend voor zakelijke ritten wordt gebruikt; • de auto is geen eigendom van de werkgever, maar hij heeft deze voor de werknemer geleast of gehuurd; • de totale kosten (inclusief de afschrijving) van de eigen auto van de werknemer worden door de werkgever vergoed. Als de werknemer met zijn eigen auto rijdt en hij ontvangt uitsluitend een vergoeding van € 0,19 per kilometer voor zakelijke ritten, dan is er geen sprake van een ter beschikking gestelde auto; • de werknemer huurt of least zelf een auto en de kosten hiervan worden volledig door de werkgever vergoed. b. Onder voorwaarden kan de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak achterwege worden gelaten. De Belastingdienst heeft in overleg met de organisaties VNO en EVO een voorbeeldafspraak gemaakt waarmee het verbod op het privégebruik van de auto schriftelijk kan worden vastgelegd. De bijtelling mag achterwege worden gelaten als aan de volgende voorwaarden is voldaan: • het verbod wordt schriftelijk vastgelegd en daarvoor wordt de voorbeeldafspraak gebruikt die door de Belastingdienst is goedgekeurd; • de werkgever controleert de naleving van het verbod. Hij kan daartoe bijvoorbeeld kilometerregistraties aan (laten) leggen, tankbonnen controleren (buiten werktijd tanken), datums op verkeersboeten controleren enzovoort. Deze waarnemingen moeten verplicht bij de loonadministratie worden bewaard; • er wordt de werknemer een sanctie opgelegd als hij in overtreding is. c. Het bedrag dat de auto inclusief omzetbelasting, BPM (belasting voor personenauto’s en motorrijwielen) en accessoires “af fabriek” (dus vóór kentekenstelling) heeft gekost, is leidend, in ons voorbeeld dus € 24.990. d. Tenzij anders aangegeven, is de bijtelling altijd 25% per loontijdvak, in ons voorbeeld dus 1/13e (4 weken loontijdvak!) × 25% × € 24.990 = € 480,58 per vierweken loontijdvak. e. bruto/netto fiscaal Bruto maandloon, tevens loon voor de ZVW € 1.800,00 Bij: vergoeding door de werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage +/+ € 125,00 Fiscaal loon € 1.925,00 € 1.925,00 Bruto bijtelling auto +/+ € 480,58 Af: aftrekbare bijdrage auto -/- € 50,00 -/- € 50,00 Loonheffing te berekenen over -/- € 942,23 € 2.355,58 Af: ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW -/- € 125,00 Netto maandloon voor de werknemer € 807,77
6-8
a. Deze kostenvergoeding moet gespecificeerd worden naar: - de kostenomvang die redelijkerwijs verwacht kan worden (redelijkheidstoets) - de aard van de kosten. b. Nee, dat mag de werkgever niet. Steekproefsgewijs moet de werkgever controleren of de vergoeding nog steeds belastingvrij en premievrij verstrekt kan worden. Voor een vaste vergoeding die op basis van een CAO (Collectieve Arbeidsovereenkomst) wordt betaald, geldt deze procedure ook. Een dergelijke vergoeding is niet zonder meer vrijgesteld.
PDL
c. Bij verstrekkingen en vergoedingen die naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, gaat het om vergoedingen en verstrekkingen die niet objectief als beloning zijn bedoeld. Denk hierbij aan toevallige voordelen die verband houden met de dienstbetrekking. Hiervan is geen sprake als een dergelijke vergoeding of verstrekking een aanmerkelijk privé-voordeel voor de werknemer oplevert. In de praktijk kan de werkgever ervan uitgaan dat van een aanmerkelijk privé-voordeel in ieder geval sprake is, als de privéuitgaven van de werknemer, op jaarbasis, € 454 minder zullen zijn dan de privé-uitgaven van werknemers die met hem vergelijkbaar zijn.
Uitwerkingen
25
7
Loongerelateerde onderwerpen
7-1
Fictief loon is een fiscaal begrip en daarmee wordt het loon aangeduid dat een DGA (directeur grootaandeelhouder) van een besloten vennootschap aan de fiscus moet opgeven, ongeacht of hij dit loon nu wel of niet daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit fictief loon wordt dan als zijn arbeidsbeloning beschouwd. Voor 2009 is het fictief loon vastgesteld op € 40.000 per jaar. Indien de DGA kan aantonen dat een werknemer zonder aandelen in de vennootschap minder zou verdienen, mag van het lagere loon worden uitgegaan. De fiscus kijkt uiteraard, bij het bepalen van een lager fictief loon, uiteraard ook naar het salaris dat de overige werknemers in de vennootschap verdienen. Hebben die een hoger loon dan € 40.000, dan wordt het fictief loon op minimaal 70% van dat hogere loon vastgesteld, met een minimum van € 40.000.
7-2
We spreken van negatief loon als de werknemer een bedrag terugbetaalt dat hij ten onrechte als loon heeft ontvangen. Er kunnen zich drie verschillende situaties voordoen: 1. de werknemer zelf meldt dat hij te veel heeft ontvangen; 2. de werkgever (inhoudingsplichtige) vraagt een bedrag terug in het jaar van betaling; 3. de werkgever (inhoudingsplichtige) vraagt een bedrag terug na het jaar van betaling. In de eerste twee gevallen moet de werkgever (inhoudingsplichtige) de correcties aanbrengen in de loonstaat en een correctiebericht naar de belastingdienst sturen. Correcties kunnen op de volgende manier aan de belastingdienst worden gemeld: • het opnieuw verzenden van de gehele aangifte loonbelasting; • het verzenden van een aanvullende aangifte loonbelasting; • correctie meesturen bij een aangifte; • verzenden van een losse correctie. Hiervoor verwijzen we naar het onderdeel Loonheffingen II. Ten aanzien van een verrekening van negatief loon nadat het jaar van betaling is verstreken, gelden de volgende speciale regels: • de werkgever verrekent het negatief loon met een positief loon. De loonheffing wordt dan berekend over het saldo van het positieve en het negatieve loon; • de werkgever verrekent niet, of niet geheel, het positieve met het negatieve loon. Voor zover verrekening niet plaatsvindt, kan de werknemer het terugbetaalde bedrag als negatief loon aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting.
7-3
26
De doorbetaaldloonregeling (ook wel het afstaan van loon genoemd) wordt gehanteerd als een werknemer voor zijn dienstbetrekking bij een werkgever (hierna de hoofdwerkgever), ook een dienstbetrekking heeft bij een andere werkgever. De werknemer kan dan verplicht worden gesteld om het loon af te staan aan zijn hoofdwerkgever. Onder voorwaarden hoeft die andere werkgever (ook wel de doorbetaler genoemd) geen loonheffing in te houden. Deze regeling is bijvoorbeeld van belang voor commissarissen, waarbij ook werknemers en DGA’s van deze regeling gebruik kunnen maken.
PDL
Als aan de volgende voorwaarden voor de doorbetaaldloonregeling is voldaan, hoeft de doorbetaler geen loonheffingen in te houden: • De werknemer is uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de hoofdwerkgever ook in dienstbetrekking bij de doorbetaler; • De werknemer woont in Nederland. Als de werknemer niet in Nederland woont, geldt als extra voorwaarde dat de behandeling van het loon gelijk blijft voor de toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting; • De werknemer is bij de hoofdwerkgever verplicht verzekerd voor een of meer van de werknemersverzekeringen. Deze voorwaarde geldt alleen als de werknemer bij de doorbetaler zonder toepassing van de regeling verplicht verzekerd is voor een of meer van deze werknemersverzekeringen; • De hoofdwerkgever is gevestigd of woont in Nederland; • De doorbetaler betaalt het loon en de bijbehorende vrije vergoedingen rechtstreeks aan de hoofdwerkgever; • De doorbetaler verstrekt geen vrije verstrekkingen aan de werknemer zonder voorafgaande mededeling aan de hoofdwerkgever; • De doorbetaler, de hoofdwerkgever en de werknemer doen samen een verzoek aan ons om vast te stellen dat zij voldoen aan de voorwaarden. Op dit verzoek beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking. 7-4
Vakantiebonnen zijn zelfstandige rechten op vakantiegeld en vakantietoeslag die een werknemer naast het normale loon ontvangt. Vakantiebonnen zijn in de CAO geregeld en komen maar in bepaalde branches voor, bijvoorbeeld de bouw. De werknemer leverde dan één of twee keer per jaar de van de werkgever ontvangen vakantiebonnen in en kreeg daarvoor het vakantiegeld uitgekeerd. Dit systeem is vroeger zo ontstaan omdat met name werknemers in de bouw geen loon doorbetaald kregen tijdens vakantieperiodes, maar hiervoor dus vakantiebonnen moesten inleveren. Het begrip vakantiebonnen heeft zijn langste tijd gehad. Tegenwoordig worden, ook in de bouw, de vakantierechten bijgehouden in een zogeheten rechtenbeheersysteem en ontvangt de werknemer daaruit, net als een “normale” werknemer, een geldelijke vakantietoeslag.
7-5
a. Met een spaarloonregeling kan de werknemer belastingvrij een deel van zijn brutoloon sparen, te weten € 613 per kalenderkwartaal. b. De spaarloonregeling moet aan de volgende voorwaarden voldoen: • de regeling is schriftelijk vastgelegd; • ten minste driekwart van de werknemers moet kunnen gebruikmaken van de regeling; • deelname dient op vrijwillige basis te zijn. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met werknemers die doorgaans gedurende minder dan acht uren per week of gedurende minder dan een maand per jaar werkzaam zijn; • de gespaarde bedragen moeten op een bijzondere spaarrekening worden gestort. Deze spaarrekening moet op naam staan van de werknemer; • de gespaarde bedragen moeten in de regel ten minste vier jaar op de spaarrekening blijven staan.
Uitwerkingen
27
c. Het opnemen van gelden van de spaarloonrekening noemt men deblokkeren. Dit is toegestaan in de volgende gevallen: • aankoop eigen woning; • bepaalde verzekeringspremies (lijfrentepremies); • onbetaald verlof; • start van een eigen onderneming; • studiekosten; • kosten kinderopvang (tot maximaal het 1/6e deel van de aan de werknemer in rekening gebrachte kosten). 7-6
De uitwerking van de bruto-nettoberekening is als volgt: Bruto maandloon Af: spaarbedrag in het kader van de spaarloonregeling Loon voor sociale verzekeringen Bij: vergoeding door de werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon (loon voor loonheffing) Loonheffing (40% over € 2.040) Af: ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Nettomaandloon voor de werknemer
7-7
28
bruto/netto € 2.000
fiscaal € 2.000
-/- €
50
-/- €
50
+/+ €
90
-/- €
816
+/+ € 90 € 2.040
soc. verz. € 2.000 -/- € 50 € 1.950
-/- € 90 € 1.134
a. De levensloopregeling kan worden gebruikt om eerder met pensioen te gaan, maar ook voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. b. Voor opbouw van de levensloopregeling kan maximaal 12% van het loon per jaar belastingvrij worden gespaard. c. Het percentage van 12% mag worden berekend over het loon in geld, vermeerderd met de waarde van loon niet in geld en belaste fooien en uitkeringen uit fondsen. d. Bij opname van levenslooptegoed ontvangt men de levensloopverlofkorting. Deze eenmalige heffingskorting bedraagt maximaal € 188 per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. En bij opname van levenslooptegoed in het kader van ouderschapsverlof wordt een ouderschapsverlofkorting ontvangen. Althans wanneer tegelijk in de levensloopregeling wordt gestort. Deze heffingskorting bedraagt het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar vermenigvuldigd met 50% van het brutominimumuurloon. Hij bedraagt maximaal de terugval in het belastbare loon. e. Het bedrag dat op het loon van de werknemer wordt ingehouden is niet aftrekbaar voor de werknemersverzekeringen, maar wel voor de loonbelasting/volksverzekeringen en de ZVW. Een eventuele werkgeversbijdrage voor de levensloopregeling is loon voor de werknemersverzekeringen, maar is onbelast voor de loonbelasting/volksverzekeringen en de ZVW. De salarisadministrateur berekent dus premies werknemersverzekeringen over het gespaarde bedrag (inclusief de werkgeversbijdrage) in de levensloopregeling. f. Aanspraken die een werknemer nog heeft in een levensloop- of verlofspaarregeling bij voormalige werkgevers, tellen mee bij de bepaling of het maximale levensloopsaldo van 210% is bereikt. Daarom is geregeld dat bestaande aanspraken op een levensloopregeling overgaan naar de nieuwe werkgever als een werknemer bij hem in dienst treedt en weer opbouwt in een levensloopregeling. De werkgever moet daarom een verklaring van zijn werknemer vragen of hij bij eerdere werkgevers aanspraken heeft op grond van een levensloop- of verlofspaarregeling, die niet zijn overgegaan naar een andere huidige werkgever.
PDL
g. De werknemer kan jaarlijks kiezen of hij deelneemt aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling, hij mag echter niet in hetzelfde kalenderjaar in beide regelingen sparen. Als een werknemer in het kalenderjaar al bij de huidige of een andere werkgever heeft gespaard in de spaarloonregeling, kan hij pas het volgende jaar sparen in de levensloopregeling. 7-8
Het bruto-nettotraject voor deze werknemer ziet er als volgt uit: Brutomaandloon Af: inleg in het kader van de levensloopregeling Werkgeversbijdrage in de levensloopregeling Loon voor sociale verzekeringen Bij: vergoeding door de werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage Fiscaal loon (loon voor loonheffing) Loonheffing (40% over € 1.990) Af: ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Netto maandloon voor de werknemer
7-9
bruto/netto € 2.000 -/- € 100
fiscaal € 2.000
soc. verz. € 2.000
-/- € 100 +/+ € 100 € 2.100
+/+ €
90
-/- € 796
+/+ € 90 € 1.990
-/- € 90 € 1.104
Een werknemer kan nog slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling. Het bedrag dat de werknemer mag sparen bedraagt maximaal € 613 (peil 2009). Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan twee voorwaarden: 1. de werknemer is sinds 1 januari bij die werkgever in dienst; en 2. die werkgever past ten aanzien van die werknemer sinds 1 januari de algemene heffingskorting toe. Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruikmaken.
7-10 Onjuist. Als in de spaarloonregeling het bestedingsdoel kinderopvang is opgenomen mag het te deblokkeren bedrag maximaal eenzesde van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten voor kinderopvang bedragen. 7-11 a. De Wet IB 2001 ziet toe op belastingheffing van natuurlijke personen in Nederland, en zij die krachtens wetgeving in het buitenland verkeren en/of in het buitenland inkomen en vermogen verwerven, doch door wetsbepaling binnenlands belastingplichtige zijn. b. De belastingplichtige wordt in de Wet IB 2001 het belastingsubject genoemd. Met het belastingobject wordt bedoeld de grondslag waarover de belasting wordt geheven. c. Deze grondslag is afhankelijk van het jaarlijks genoten belastbare inkomen. 7-12 Omschrijving persoonsgebonden aftrekposten: Durfkapitaal leningen Onder het begrip durfkapitaalleningen verstaan wij leningen die een belastingplichtige verstrekt aan beginnende ondernemers. Dit is dus een risicovolle lening. De beginnende ondernemer immers hoeft er niet altijd in te slagen van zijn zojuist gestarte onderneming een kassucces te maUitwerkingen
29
ken. Een belastingplichtige kan durfkapitaalleningen tot een bepaald maximum per beginnende ondernemer kwijtschelden (fiscale verliesverrekening). Zou de beginnend ondernemer, na kwijtschelding, alsnog de gehele of gedeeltelijke lening aan de belastingplichtige terugbetalen, dan moet de belastingplichtige dit bedrag als negatieve persoonsgebonden aftrek bij het inkomen in box 1 optellen (werk en woning). Het is niet mogelijk dat een belastingplichtige een durfkapitaallening tussen hem en zijn partner aangaat, dan wel een durfkapitaallening sluit met personen waarmee hij gezamenlijk een onderneming drijft. Buitengewone uitgaven Hieronder verstaan we uitgaven die de belastingplichtige maakt vanwege: • invaliditeit, ziekte, bevalling en overlijden van hemzelf, zijn partner en zijn kinderen die jonger zijn dan 27 jaar; • chronische ziekte en arbeidsongeschiktheid van de belastingplichtige; • chronisch zieke kinderen van de belastingplichtige; • adoptie door de belastingplichtige dan wel diens partner; • ouderdom van de belastingplichtige. Deze uitgaven kunnen slechts als persoonsgebonden aftrek in mindering komen indien zij een bepaald drempelbedrag overschrijden, waarbij de inkomens van de belastingplichtige en diens partner worden samengevoegd. Scholingsuitgaven Indien de belastingplichtige een studie volgt tot het verwerven van inkomsten uit werk en woning, zijn deze opleidingskosten aftrekbaar als persoonsgebonden aftrek. Hierbuiten vallen kosten voor levensonderhoud gedurende de studie, de werk- of studeerkamer en reis- en verblijfkosten. Een belastingplichtige die recht heeft op studiefinanciering kan de scholingsuitgaven niet in aanmerking nemen als persoonsgebonden aftrek. Aftrekbare giften Giften worden verdeeld in periodieke en incidentele giften. Periodieke giften die op grond van een notariële akte aan goede doel-instellingen worden verstrekt, zijn per definitie aftrekbaar. Andere (incidentele) giften zijn alleen aftrekbaar voorzover zij aan daartoe door de fiscus aangewezen instellingen zijn verstrekt en ten minste het fiscaal bepaalde drempelbedrag overschrijden. Giften mogen alleen maar worden verstrekt aan culturele, charitatieve, kerkelijke en overige, het maatschappelijk nut dienende, instellingen en verenigingen. De belastingplichtige moet de giften ook kunnen aantonen door middel van het overleggen van schriftelijke bewijsstukken. Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen Indien een kind jonger dan 27 jaar geen recht heeft op kinderbijslag of studiefinanciering, zijn kosten gemaakt door de belastingplichtige, voor het levensonderhoud van deze kinderen, fiscaal verrekenbaar als persoonsgebonden aftrek. Het kind moet wel tot het huishouden van de belastingplichtige behoren, en het kind moet door de belastingplichtige in belangrijke mate worden onderhouden. Weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat er aftrekbare uitgaven in aanmerking mogen worden genomen terzake een kind van 27 jaar of ouder, dat verblijft in een inrichting.
30
PDL
Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen Verplichtingen die leiden tot persoonsgebonden aftrek in verband met onderhoud zijn: • wettelijke schadevergoedingen voor gederfd levensonderhoud; • in rechte vorderbare vergoedingen voor levensonderhoud, gebaseerd op een dringende morele verplichting; • alimentatieverplichtingen; • afkoopsommen van alimentatieverplichtingen; • verhaalde kosten van bijstand ingeval van echtscheiding; • verrekening van pensioenvoorzieningen in het geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed. 7-13 De belastingplichtige kan de voorlopige teruggaaf ook stopzetten. Dit zal met name belangrijk zijn als de persoonlijke en/of financiële situatie verandert gedurende het jaar. De belastingplichtige moet per se contact met de Belastingdienst opnemen over de voorlopige teruggaaf ingeval: • de belastingplichtige gaat emigreren; • de belastingplichtige geen inkomsten meer heeft waarover loonheffing wordt ingehouden; • het bedrag van de aftrekposten met een bepaald bedrag afneemt (wijzigt jaarlijks, raadpleeg daarvoor de website van de Belastingdienst). 7-14 a. Kosten die in mindering kunnen worden gebracht op het eigenwoningforfait zijn: • rente en kosten van hypothecaire geldleningen (de aan een partner of huisgenoot betaalde rente is niet aftrekbaar. Het komt voor dat partners een onderhandse geldlening sluiten voor de eigen woning). De hypothecaire lening mag in principe geen langere looptijd hebben dan 30 jaren; • rente en kosten van andere geldleningen, mits besteed aan de aankoop van de eigen woning, dan wel de verbetering of het onderhoud ervan; • rente van schulden voor de afkoop van rechten als erfpacht en dergelijke, niet de bedragen van de afkoop zelve; • taxatiekosten mits deze benodigd zijn voor het kunnen afsluiten van de geldlening; • de kosten van de aanvraag voor de Nationale Hypotheek Garantie en de eventuele bemiddelingskosten daarvoor; • kadastraal recht en notariskosten voor het afsluiten en verkrijgen van de hypotheekakte; • afsluitprovisie voor de hypotheek. Voorbeelden van niet-aftrekbare kosten zijn: • notariskosten en kadastraal recht ten behoeve van het effectueren van de koopakte; • rente over leningen die de belastingplichtige is aangegaan om rente en kosten van andere leningen (bijvoorbeeld aflossing of betaling consumptief krediet) te voldoen; • kosten voor verbetering en onderhoud van de eigen woning; • overdrachtsbelasting en OZB-belasting (onroerendezaakbelasting); • premie voor opstalverzekeringen. Deze opsomming beziend, kunnen we met betrekking tot de in deze casus genoemde kosten vaststellen dat: 1 = aftrekbaar 2 = niet-aftrekbaar 3 = aftrekbaar 4 = aftrekbaar 5 = aftrekbaar 6 = niet-aftrekbaar Uitwerkingen
31
b. De woning heeft gekost € 300.000. Volgens de tabel (zie leerboek) hoort daar een forfaitaire bijtelling bij van 0,55%, derhalve 0,55% x € 300.000 = € 1.650. De woning is echter pas betrokken op 1 maart, dus de bijtelling gaat niet over het gehele jaar, derhalve 10/12e x € 1.650 = € 1.375 Af: de navolgende posten: afsluitprovisie € 1.500 notariskosten hypotheekakte € 1.750 taxatiekosten t.b.v. financiering € 500 rente hypothecaire geldlening € 14.000 € 17.750 Negatieve inkomsten uit eigen woningbezit € 16.375 c. Indien deze belastingplichtige een 2e woning (vakantiehuisje of verhuurd onroerend goed) heeft, dan wordt deze niet in de eigen woningregeling meegenomen voor de IB/Pvv, maar vindt verwerking in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen) plaats. Indien de belastingplichtige de 2e woning / het vakantiehuisje zelf gebruikt, wordt de waarde ervan op de WOZ-waarde gesteld, indien het verhuurd onroerend goed betreft, wordt de economische waarde als uitgangspunt genomen. Men betaalt daarin dan (4% × 30% =) 1,2% over de waarde van de 2e woning of het vakantiehuisje. De daaruit genoten inkomsten, bijvoorbeeld huur, is vrijgesteld. De kosten voor het onderhoud van verhuurd onroerend goed kunnen dan echter door de belastingplichtige, niet meer in aftrek worden genomen. 7-15 Onder de uitgaven voor inkomensvoorzieningen verstaat de Wet IB: • premies voor aanspraken (= recht op een toekomstige uitkering) die recht geven op periodieke uitkeringen of verstrekkingen ingeval van ziekte, ongeval of invaliditeit; • premies voor lijfrenten die recht geven op termijnuitkeringen aan een meerderjarig invalide (klein)kind. De lijfrenten mogen dan uitsluitend eindigen bij het overlijden van de uitkeringsgerechtigde; • premies dienende voor het opvangen (compenseren) van een pensioentekort. 7-16 a. De Belastingdienst kent twee versies van het formulier Voorlopige teruggaaf, één voor binnenlandse, en één voor buitenlandse belastingplichtigen. Zowel het binnenland als het buitenlandformulier is geschikt voor: • het doorgeven van wijzigingen op de voorlopige teruggaaf; • het stopzetten of intrekken van de voorlopige teruggaaf; • het indienen van een nieuwe aanvraag. Overigens kan via de website van de Belastingdienst elektronisch worden berekend of de belastingplichtige in aanmerking komt voor een voorlopige teruggaaf, en het verzoek kan tevens elektronisch worden ingediend. Als de belastingplichtige in een voorafgaand jaar reeds een voorlopige teruggaaf heeft gehad, loopt deze automatisch door, tenzij hij met behulp van een wijzigingsformulier (of via de website) aangeeft dat er veranderingen in de financiële situatie zijn. b. Als er in een voorgaand kalenderjaar een voorlopige teruggaaf is genoten, rekent de Belastingdienst de voorlopige teruggaaf voor het nieuwe jaar, automatisch voor de belastingplichtige uit. Zij doet dat op basis van de voorlopige teruggaaf van het voorafgaande jaar en overige gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn.
32
PDL
7-17 Als een werknemer het openbaar vervoer gebruikt voor het woon-werkverkeer, dan mag onder de volgende voorwaarden een vast bedrag op het inkomen in mindering worden gebracht, uiteraard onder aftrek van het bedrag dat van de werkgever als reiskostenvergoeding is ontvangen: • de enkelereisafstand van de woning naar het werk met het openbaar vervoer is meer dan tien kilometer; • er wordt doorgaans één dag per week of meer gereisd. Alleen reizen die binnen 24 uur heen en terug worden gemaakt, mogen meegeteld worden; • de belastingplichtige heeft een openbaarvervoerverklaring waarmee hij kan bewijzen dat hij daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer. Deze verklaring is bij de openbaar vervoerbedrijven aan te vragen. Als de belastingplichtige gebruikmaakt van een NS-jaartrajectkaart, een NS- jaarkaart of een OV-jaarkaart, hoeft hij geen openbaarvervoerverklaring aan te vragen. Deze wordt al door de NS verstrekt aan de Belastingdienst. Als de belastingplichtige geen openbaarvervoerverklaring kan krijgen omdat hij met losse vervoerbewijzen reisde, kan zijn werkgever een reisverklaring afgeven. Daarvoor moeten dan wel de vervoerbewijzen worden bewaard.
Uitwerkingen
33
8
34
Begrippenverkeer
8-1
a. Om deze fout te herstellen moet contact worden opgenomen met de Belastingdienst, met het verzoek voor het te weinig afgedragen bedrag een naheffingsaanslag op te leggen. b. De boete en heffingsrente worden door de Belastingdienst bij beschikking opgelegd. Tegen deze beschikkingen staat bezwaar bij de Belastingdienst open. Het bezwaar tegen de boete en heffingsrente dient in één bezwaarschrift te worden opgenomen. Het bezwaar tegen de heffingsrente zal worden afgewezen. De heffingsrente blijft bestaan omdat de mededeling aan de Belastingdienst niet binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar is gedaan. Het bezwaar tegen de boete zal worden toegewezen. Er mag geen boete worden opgelegd omdat het bedrag van de naheffing minder bedraagt dan € 11.334 en minder bedraagt dan 10% van de afgedragen belasting over 2007. c. In deze situatie is sprake van een correctie over een tijdvak waarvan de aangiftetermijn verstreken is en moet de aangifte worden gecorrigeerd met een correctiebericht voor de eerstvolgende of daaropvolgende aangifte. In dit geval enkel voor het collectieve deel omdat sprake is van eindheffing.
8-2
a. Onjuist. Als Krugt bv de loonaangifte laat verzorgen door een accountantskantoor blijft zij als werkgever/inhoudingsplichtige verantwoordelijk voor het juist en volledig aanleveren van de benodigde gegevens. Dit is door de invoering van wetten als bijvoorbeeld Walvis niet gewijzigd. b. Onjuist. De polisadministratie bevat geen gegevens over de afdracht van de loonheffingen van de werknemer. De polisadministratie is een database en wordt gevuld door UWV gegevensdiensten. (Deze dienst heeft tot taak het ontvangen, verwerken, opslaan en leveren van alle gegevens over inkomens, uitkeringen en arbeidsverhoudingen van alle verzekerden in Nederland. Deze gegevens vormen de basis voor de berekening van uitkeringen door de afdelingen WW (ZW) en AG (arbeidsgeschikten). c. Juist. (De werkgever krijgt eerst een mededeling van de Belastingdienst dat de nominatieve gegevens onjuist zijn. De Belastingdienst stelt de werkgever in staat een nieuw aangiftebericht in te zenden binnen de toegestane termijn.) d. Onjuist. Indien een correctie op een nominatieve aangifte niet of niet-tijdig is ontvangen, kan de werkgever een boete krijgen wegens het insturen van een onjuiste of onvolledige aangifte. e. Juist. f. Onjuist. Er moet tegen een bezwaarschrift dat betrekking heeft op situaties ná 1 januari 2005 in beroep worden gegaan bij de rechtbank (art. 26 AWR).
8-3
a. De korting voor de premies werknemersverzekeringen ten behoeve van een arbeidsgehandicapte moet worden aangevraagd bij de Belastingdienst. b. Er dient geen correctiebericht te worden verzonden. Een nabetaling moet worden verwerkt in de aangifte van het tijdvak waarin de nabetaling wordt gedaan.
8-4
a. De naheffing van de werknemersverzekeringen over het 1e kwartaal 2009 vindt plaats door de Belastingdienst.
PDL
b. Alleen voor het jaar 2009 dient een correctiebericht te worden ingezonden. Afhankelijk van de inhoud van de correctie kan dit zowel een collectief (onjuiste cumulatieve doorrekening in VCR) als nominatief bericht zijn. c. Voor het niet-inzenden van een correctiebericht zijn vergelijkbare boeten vastgesteld als aan het niet of niet-volledig nakomen van de verplichting tot het doen van een aangifte. d. De aangifte loonheffingen van januari 2009 – vóór 1 maart 2009. De aangifte loonheffingen van februari 2009 – vóór 1 april 2009. De aangifte en afdracht van maart 2009 – vóór 1 mei 2009. e. De aangifte en betaling over de maand januari luidt: 0 De aangifte en betaling over de maand februari luidt: 0 De aangifte en betaling over de maand maart: afdracht € 27.600 te voldoen vóór 1 mei 2009. 8-5
a. Er is ten onrechte heffingsrente opgelegd door de Belastingdienst. In de vraagstelling is sprake van een naheffingsaanslag binnen het kalenderjaar 2009. Heffingsrente komt eerst aan de orde op de eerste dag, volgend op het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. b. Lowmax bv zal met succes bezwaar kunnen maken tegen de opgelegde verzuimboete. Lowmax bv heeft de aangifte loonbelasting over de maand februari 2009 vrijwillig verbeterd. Indien sprake is van een vrijwillige verbetering en het bedrag van de suppletie bedraagt minder dan € 1.134 (in de vraagstelling € 800), is er geen plaats voor het opleggen van een verzuimboete. c. Verzuimen voor het niet tijdig doen van de aangifte behoren niet tot dezelfde verzuimenreeks als verzuimen voor het niet, gedeeltelijk niet of het niet-tijdig betalen van de belasting. Bij een derde verzuim wegens het niet-tijdig doen van de aangifte krijgt Lowmax bv een verzuimboete opgelegd van € 113 (prijspeil 2009). Voor het tweede verzuim wegens het niet-tijdig betalen van de verschuldigde belasting wordt Lowmax bv een boete opgelegd (van 1% van de niet-tijdig betaalde belasting zijnde € 38, tevens prijspeil 2009). d. Er is geen sprake van verzachtende omstandigheden daar het bedrijf geen maatregelen heeft getroffen om het verzuim te voorkomen.
8-6
a. Onjuist. Deze melding dient binnen veertien dagen na de laatste betaaldag, dus vóór 15 september 2009 te geschieden. b. Onjuist. Het rijbewijs voldoet niet aan de wettelijke eisen als legitimatie bij de administratie van de werkgever. c. Juist. Deze periode van vijf jaren start aan het einde van het kalenderjaar, zodat naheffing tot en met 31 december 2008 geoorloofd is. d. Juist. e. Juist. f. Onjuist. Als aan de wettelijke vereisten voor het recht op uitkering wordt voldaan, dan zal deze worden verstrekt ook al heeft de werkgever geen premie afgedragen. g. Juist. (De periode waarover achterstallig loon wordt betaald, bedraagt maximaal dertien weken.) h. Juist. i. Juist. j. Juist. k. Juist. l. Onjuist. De periode is vijf jaar (na afloop van het kalenderjaar).
8-7
a. Bij het gerechtshof (Centrale Raad van Beroep, specifiek voor juridische geschillen aangaande de sociale verzekeringen). b. Binnen zes weken.
Uitwerkingen
35
36
8-8
a. De correctienota kan met maximaal 100% worden verhoogd, omdat er in dit geval sprake is van opzet van de werkgever. b. De ontheffing moet worden aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank.
8-9
Ja, de premie kan worden ingevorderd gedurende tien jaar na vaststelling van de nota.
PDL
9
Het heffingsysteem
9-1
a. Heffingskortingen voor de loonbelasting zijn: • algemene heffingskorting; • arbeidskorting (in vier verschillende gradaties); • ouderenkorting; • aanvullende ouderenkorting; • jonggehandicaptenkorting; • levensloopkorting. b. Dat zijn de jonggehandicaptenkorting en de levensloopkorting. c. Alle kortingen tezamen noemen we de loonheffingskorting. d. • Inkomensafhankelijke combinatiekorting; • Alleenstaande-ouderkorting; • Aanvullende alleenstaande-ouderkorting; • Doorwerkbonus; • Korting voor maatschappelijke beleggingen; • Kortingen voor beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen; • Ouderschapsverlofkorting; • Jonggehandicaptenkorting voor zover hiermee in de loonbelasting geen rekening is gehouden.
9-2
a. Indien een belastingplichtige (werknemer) aangifte in de inkomstenbelasting doet, hetzij door de fiscus opgelegd, hetzij op eigen initiatief, dan worden de in de loonbelasting verrekende loonheffingskortingen op het einde van het kalenderjaar gecontroleerd bij de bepaling van het totaal belastbare inkomen van de belastingplichtige. Als er geen aangifte in de inkomstenbelasting plaatsvindt dan veronderstelt de Belastingdienst dat de heffingskortingen in de loonbelasting, door de werkgever (inhoudingsplichtige) op correcte wijze zijn verwerkt. b. Periodiek worden ondernemingen in Nederland onderworpen aan een zogeheten boekenonderzoek door de fiscus, waarbij in het algemeen ook de salaris administratie wordt gecontroleerd. Zo kan de fiscus, ook jaren later, nog controleren of inhoudingen, heffingskortingen en dergelijke correct zijn toegepast, en eventueel achteraf de inhoudingsplichtige tot correctie van foutieve verwerkingen in de salarisadministratie en het bruto-nettotraject, verplichten.
9-3
a. In de loonbelastingtabellen vindt u terug de bij een bepaald fiscaal loon behorende loonheffing, onder aftrek van de loonheffingskorting. Deze tabellen zijn bij de Belastingdienst online te raadplegen of te downloaden voor eigen gebruik. b. Nee. Bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting en de levensloopkorting (twee van de heffingskortingen) moet nog ‘met de hand’ worden berekend. Tevens zijn er werknemers waarvoor afwijkende regels vanuit de loonbelasting gelden ten aanzien van de hoogte van de loonbelasting en de premiedruk vanuit de volksverzekeringen. In een dergelijk geval kunnen de tabellen niet worden gehanteerd maar moet er van zogeheten herleidingsregels gebruik worden gemaakt.
Uitwerkingen
37
c. De Belastingdienst kent de volgende tabellen: Witte tijdvaktabellen • witte dagtabel; • witte weektabel; • witte vierwekentabel; • witte maandtabel; • witte kwartaaltabel. Witte tijdvaktabellen bij 19 of minder vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen • witte dagtabel bij 19 of minder vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte weektabel bij 19 of minder vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte vierwekentabel bij 19 of minder vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte maandtabel bij 19 of minder vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen. Witte tijdvaktabellen bij 20 of meer vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen • witte dagtabel bij 20 of meer vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte weektabel bij 20 of meer vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte vierwekentabel bij 20 of meer vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen; • witte maandtabel bij 20 of meer vakantiedagen per jaar voor werknemers met vakantiebonnen. Tabellen bijzondere beloningen. Herleidingsregels voor witte en groene tabellen (voor speciale gevallen). d. Witte tabellen worden toegepast op loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voor loonbestanddelen uit vroegere dienstbetrekking (pensioenuitkering, AOW/WIA-uitkering enzovoort) worden groene tabellen toegepast. Groene tabellen kennen geen verrekening van arbeidskorting. Arbeidskorting wordt alleen maar verstrekt als er ook daadwerkelijk sprake is van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (men is werkzaam bij een werkgever). 9-4
38
a. De algemene heffingskorting bedraagt standaard € 2.007 en geldt dus ook voor de werknemer uit dit vraagstuk. Ook in de arbeidskorting haalt deze werknemer de maximale verstrekking van € 1.504. b. De tabel bijzondere beloningen wordt toegepast bij incidentele beloningen, zoals het vakantiegeld (vakantietoeslag). Om deze tabel toe te passen zouden we het jaarloon van de werknemer over het voorgaand jaar moeten weten. Dit is niet bekend, dus we gaan uit van het jaarloon over dit jaar, en dat kunt u als volgt berekenen: 12 × € 3.000 + € 2.880 = € 38.880. De werknemer is jonger dan 65 jaar, dus voor het inhoudingspercentage van de loonheffing kunt u uitgaan van een van de kolommen 2 of 3. De werknemer krijgt loonheffingskorting, dat geeft de casus aan. Het percentage zal dus gevonden moeten worden in de derde kolom.
PDL
Het jaarinkomen van de werknemer bevindt zich tussen € 32.128 en € 54.777, voor het bepalen van de inhouding mogen we van het naastlager gelegen jaarloon uitgaan (zo werken alle fiscale tabellen). Het naastlager gelegen bedrag ten overstaan van het jaarloon van € 38.880 is € 32.128. Hier hoort in de derde kolom een inhoudingspercentage bij van 42%. De inhouding loonheffing op de vakantietoeslag zal dus € 2.880 × 42% = € 1.209,60 hebben bedragen. 9-5
1. De voorwaarden zijn onder meer, dat • er sprake moet zijn van een echte en niet van een fictieve dienstbetrekking; • de student niet als voltijdstudent mag staan ingeschreven; • voor werknemers jonger dan 25 jaar het toetsloon (verminderd met toeslagen voor onregelmatige en ploegendiensten) minder dan 130% van het minimumloon bedraagt; • er een leerwerkovereenkomst is tussen werkgever, school en leerling, waarin een aantal met name genoemde aspecten is geregeld. 2. Nee. Het bedrag in een periode kan niet negatief worden, want er kan per tijdvak niet meer in mindering worden gebracht dan er aan loonheffing moet worden afgedragen. Transport naar een andere periode is niet toegestaan.
9-6
Indien aan de werknemer naast zijn periodieke loon nog een beloning over een ander tijdvak wordt verstrekt heeft de werkgever de keuze uit twee mogelijkheden om de loonheffing in te houden: 1. op de beloning die per kwartaal wordt ontvangen (€ 1.800) wordt de tabel voor bijzondere beloningen toegepast; 2. de herrekeningsmethode. Bij de methode onder 2. wordt de kwartaaltabel toegepast op het totale loon (3 × € 1.500 + € 1.800). Op de hierover verschuldigde loonheffing wordt in mindering gebracht de loonheffing die reeds is ingehouden op het periodieke loon van de maanden april, mei en juni. Het bedrag dat resteert, dient op de provisie te worden ingehouden. Een rekenvoorbeeld hiervan is op de website van de Belastingdienst terug te vinden.
9-7
1. Onjuist. De loonadministrateur dient loonheffing in te houden. De werknemer heeft de algemene heffingskorting wellicht al terugontvangen via een voorlopige teruggaaf, aangevraagd bij de Belastingdienst. Indien dat niet het geval is, kan hij de teveel ingehouden loonheffing terugontvangen door middel van het indienen van een aangifte inkomstenbelasting. 2. Onjuist. De afdrachtvermindering kan niet worden verleend omdat de studie niet aansluit bij het door de werknemer uitgeoefende beroep. Het tijdsaspect is irrelevant.
9-8
a.
Maand
jan feb mrt apr mei juni
(A) Loon
3.600 3.600 3.900 3.900 4.200 4.200
(B) Loon cumulatief 3.600 7.200 11.100 15.000 19.200 23.400
(C) Maximum cumulatief 3.800 7.600 11.400 15.200 19.000 22.800
(D) (E) (F) (G) Als B>C Franchise Premieloon Premie dan C. cumulatief cumulatief cumulatief Anders B. 3.600 1.300 2.300 115 7.200 2.600 4.600 230 11.100 3.900 7.200 360 15.000 5.200 9.800 490 19.000 6.500 12.500 625 22.800 7.800 15.000 750
(H) (I) Aan te Premieloon geven per maand premie 115 2.300 115 2.300 130 2.600 130 2.600 135 2.700 125 2.500
Uitwerkingen
39
b. Kolom B: 19.200 + uit kolom (A) 4.200 Kolom C: 19.000 + 3.800; of 6/12 keer jaarbedrag € 45.600 Kolom D: Van kolom (B) en (C) het laagste bedrag nemen Kolom E: 6.500 + 1.300; of 6/12 keer jaarbedrag € 15.600 Kolom F: Kolom (D) 22.800 -/- kolom (E) 7.800 Kolom G: 5% van kolom (F) Kolom H: Uit kolom (G) 750 -/- 625; of uit kolom (I) 5% van 2.500 Kolom I: Uit kolom (F) 15.000 -/- 12.500
40
PDL
10
De loonstaat
10-1 (Voor het beantwoorden van deze vraag is gebruikgemaakt van de informatie zoals de Belastingdienst deze in het handboek verstrekt.) Kolom 1: Loontijdvak Vul in deze kolom het loontijdvak in. Het loontijdvak is het tijdvak waarover de werknemer loon geniet. Dat kan bijvoorbeeld een dag, een week of een maand zijn. Het loontijdvak bepaalt welke tijdvaktabel (de maandtabel, de weektabel enzovoort) u moet gebruiken voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen over tijdvakloon. Kolom 3: Loon in geld Vul in deze kolom het loon in geld uit tegenwoordige dienstbetrekking in. Het gaat hier om loon waarop de loonheffingen moeten worden ingehouden. Bepaalde soorten loon moeten in deze kolom worden geboekt. Andere loonbestanddelen mogen niet in kolom 3 worden geboekt. Er is ook loon dat mag worden geboekt in kolom 3. De volgende soorten loon moeten in kolom 3 worden geboekt: • loon in geld uit tegenwoordige dienstbetrekking, zoals salaris, loon, provisie, premies (toeslagen en dergelijke), gevarengeld, overwerkloon, tantièmes en gratificaties, maar ook (aanvullingen op) loon op grond van de doorbetalingsverplichting bij ziekte. Als u met een werknemer een bepaald nettoloon afspreekt, vermeldt u in kolom 3 toch een brutoloon; • kostenvergoedingen, voorzover deze niet zijn vrijgesteld en waarover u geen eindheffing toepast; • vergoedingen voor ziektekosten die worden betaald naast de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Het gaat dan bijvoorbeeld om gehele of gedeeltelijke vergoedingen van de nominale premie en de premie voor de aanvullende verzekering die een werknemer rechtstreeks aan zijn zorgverzekeraar moet betalen; • ZW-, WW- en WAO/WIA-uitkeringen en uitkeringen die naar aard en strekking met ZWuitkeringen overeenkomen, zoals ziekengelden, en die via u zijn betaald. Als u van UWV een ZW-, WW- of WAO/WIA-uitkering krijgt en deze aan de werknemer doorbetaalt, houdt UWV in het algemeen geen loonheffingen in die over deze uitkering verschuldigd zijn. In die gevallen boekt u de brutouitkering in kolom 3 van de loonstaat; • aanvullingen op ZW-, WW- en WAO/WIA-uitkeringen en de aanvulling Toeslagenwet. Deze boekt u in kolom 3 zolang de werknemer in dienst is; • betalingen van derden die door u of door uw tussenkomst worden uitbetaald. Dit zijn bijvoorbeeld uitkeringen uit fondsen. Fooien worden alleen in kolom 3 opgenomen voorzover daarmee bij het bepalen van de hoogte van het loon rekening is gehouden; • bedragen die de werknemer verschuldigd is, maar die u betaalt. Dit is bijvoorbeeld het geval als u de loonheffingen betaalt, die de werknemer is verschuldigd; • kinderbijslagvervangende of -verhogende uitkeringen. Extra kinderbijslag op grond van een erkende kinderbijslagregeling boekt u in kolom 9, bijvoorbeeld de kinderbijslagregeling voor buitenlandse arbeiders; • negatief loon;
Uitwerkingen
41
• loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, dat is uitbetaald na beëindiging van de dienstbetrekking. Het gaat hier bijvoorbeeld om salaris of tantième dat is uitbetaald na het ontslag als beloning voor arbeid die werd verricht tijdens de dienstbetrekking; • postuum loon. Dit is loon dat aan erfgenamen van een overleden werknemer wordt uitbetaald. Omdat ten tijde van het overlijden nog niet was afgerekend, mag u postuum loon in de loonadministratie verwerken alsof het voor het overlijden aan de werknemer zelf was uitbetaald. Op het loon past u de tabel toe die geldt op het tijdstip dat het loon wordt genoten. Als dat voor de erfgenamen voordeliger is, kunt u postuum loon ook aan de erfgenamen toerekenen volgens de verdeelsleutel die voor de erfenis geldt; • vorstverletuitkeringen, voorzover ze niet ten laste komen van de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering; • zwangerschaps-, bevallings-, adoptie- en pleegzorguitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg. Loon waarover geen premies werknemersverzekeringen moeten worden betaald, maar wel loonbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, boekt u niet in kolom 3. Dit loon vermeldt u in kolom 9. Uitkeringen (loon uit een vroegere dienstbetrekking) aan een ex-werknemer boekt u ook in kolom 9. Spaarloon en spaarpremies die zijn vrijgesteld, mogen in kolom 3 worden geboekt. Als u kiest voor boeking in kolom 3, dan moet ditzelfde bedrag ook in kolom 7 worden geboekt. Kolom 4: Loon anders dan in geld Vul in deze kolom het loon anders dan in geld in waarop u de loonheffingen moet inhouden. Het gaat om loon in natura en aanspraken. De waarde van deze verstrekkingen is voor veelvoorkomende soorten beloningen vastgesteld op normbedragen. Deze waarde kan jaarlijks worden aangepast. Bij aanspraken gaat het om: • de belaste waarde van een aanspraak: de totale waarde, verminderd met de eventuele werknemersbijdrage; • de belaste waarde van vakantiebonnen. Als u premies werknemersverzekeringen of pseudo-premies bent verschuldigd over verstrekkingen die door het opleggen van een naheffingsaanslag in de eindheffing worden betrokken, boekt u de waarde van die verstrekkingen in kolom 4 als positief bedrag en in kolom 10 als negatief bedrag. Aanspraken in verband met de levensloopregeling boekt u als positief bedrag in kolom 4 en als negatief bedrag in kolom 10. Let op! De bijtelling privégebruik auto boekt u niet in kolom 4, maar in kolom 10. Kolom 5: Fooien en uitkeringen uit fondsen Vul in deze kolom het loon in dat door anderen dan u aan de werknemer is uitbetaald. Het gaat hier om fooien en uitkeringen uit fondsen. Alleen fooien waarmee bij de vaststelling van het loon rekening is gehouden of waarvoor een forfaitaire bijtelling geldt, moeten worden geboekt. Als de werknemer dergelijke fooien rechtstreeks van derden ontvangt, dan boekt u ze in kolom 5. Vindt uitbetaling echter plaats door uw tussenkomst, dan boekt u ze in kolom 3. Let op! Er gelden speciale regels voor fooien die zijn ontvangen door horecapersoneel. De Belastingdienst kan hierover informatie verstrekken. Uitkeringen uit fondsen vermeldt u in kolom 5. Het gaat hier om niet-vrijgestelde uitkeringen die de werknemer rechtstreeks van fondsen krijgt, bijvoorbeeld uitkeringen van een personeelsfonds, die niet zijn vrijgesteld. Het fonds dat een belastbare uitkering verstrekt, is verplicht u daarover in 42
PDL
te lichten. Wordt de uitkering door uw tussenkomst uitbetaald, dan boekt u het bedrag als loon in geld in kolom 3. Als het een uitkering aan een ex-werknemer betreft, dan boekt u het bedrag in kolom 9. Kolom 7: Aftrekpost voor alle heffingen Vul in deze kolom de bedragen in die voor de loonheffingen van het loon mogen worden afgetrokken. Sommige aftrekposten moeten in kolom 7 worden geboekt, andere aftrekposten niet. Vermeld de volgende aftrekposten in kolom 7: • de pensioenpremie die op het loon van de werknemer wordt ingehouden; • de bijdrage in een regeling voor vervroegde uittreding die op het loon van de werknemer wordt ingehouden; • de werknemersbijdrage in een regeling voor uitkeringen bij overlijden of invaliditeit door een ongeval, of regelingen die daaraan zijn gelijkgesteld. Let op! Een pensioenregeling kan ook voorzien in individuele modules waaruit de werknemer zelf een keuze kan maken. De betaling van de premie door de werknemer voor individuele –vrijwillige – modules moet ook in kolom 7 worden geboekt. Als de werknemer hiervoor spaargelden volgens een premiespaarregeling of een spaarloonregeling gebruikt, mag de boeking plaatsvinden in het tijdvak waarin u aan de spaarinstelling meldt dat u met dit gebruik instemt. Als u het spaargeld in kolom 3 hebt geboekt, moet u hetzelfde bedrag in kolom 7 boeken. In dat geval wordt dus 2 keer hetzelfde bedrag in kolom 7 geboekt; een keer als spaarloon en een keer als pensioenpremie. In kolom 17 telt u de pensioenpremie die u in kolom 7 hebt geboekt weer bij, omdat u het bedrag feitelijk maar één keer hebt ingehouden. Vermeld de volgende aftrekposten niet in kolom 7: • de ingehouden werknemersbijdrage Zvw: vermeld deze bijdrage in kolom 16; • de werknemersbijdrage in de premie WW: vermeld deze bijdrage in kolom 11; • inhoudingen op grond van een regeling voor aanvullend ziekengeld en dergelijke: vermeld deze inhouding in kolom 11; • inhoudingen voor andere regelingen die, al dan niet door een fonds, voor het personeel zijn getroffen: vermeld deze inhoudingen niet op de loonstaat; • spaarloon en spaarpremies die zijn vrijgesteld (behalve wanneer dit bedrag wel in kolom 3 is geboekt: dan moet het bedrag ook hier worden vermeld). Kolom 9: Loon in geld Vul in deze kolom de loonbedragen in waarover geen premies voor de werknemersverzekeringen zijn verschuldigd en uitkeringen waarover al premies voor de werknemersverzekeringen zijn voldaan. Hieronder vallen de volgende loonbedragen: • loon uit vroegere dienstbetrekking, waaronder uitkeringen AOW, Anw, AAW, pensioen, wachtgeld, lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en uitkeringen uit fondsen aan exwerknemers. Vermeld bij loon uit meer dan een vroegere dienstbetrekking het totale loon. Als u aan een werknemer loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt en tegelijkertijd ook tussenkomst verleent bij de uitbetaling van loon uit vroegere dienstbetrekking bij een andere inhoudingsplichtige, vermeld dan het totale bedrag van de twee uitkeringen; • periodieke uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met AAW-, WAO/WIA- of WW-uitkeringen aan werknemers die niet meer in dienstbetrekking zijn; • uitkeringen van UWV die met uw tussenkomst aan de werknemer worden uitbetaald en waarop UWV de premies werknemersverzekeringen inhoudt; • aanvullingen op een uitkering van UWV aan een werknemer die niet langer bij u in dienst is; • bovenwettelijke kinderbijslag op grond van een erkende kinderbijslagregeling; • uitkeringen in verband met de levensloopregeling. Uitwerkingen
43
Als u premies werknemersverzekeringen of pseudo-premies bent verschuldigd over loon dat door het opleggen van een naheffingsaanslag in de eindheffing wordt betrokken, boekt u dat loon in kolom 3 en als negatief bedrag in kolom 9. Bijdragen die op het loon van de werknemer worden ingehouden in verband met de levensloopregeling, boekt u als negatief bedrag in kolom 10. Kolom 10: Loon anders dan in geld Vul in deze kolom het loon anders dan in geld in, uitsluitend voor de loonbelasting/ volksverzekeringen en de Zvw. Dit is bijvoorbeeld de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak. Als u premies werknemersverzekeringen of pseudo-premies bent verschuldigd over verstrekkingen die door het opleggen van een naheffingsaanslag in de eindheffing worden betrokken, boekt u de waarde van die verstrekkingen in kolom 4 als positief bedrag en in kolom 10 als negatief bedrag. Een aanspraak in verband met de levensloopregeling, die u als positief bedrag in kolom 4 hebt geboekt, moet u in kolom 10 als negatief bedrag boeken. Kolom 11: Ingehouden premie WW alsmede vereveningsbijdrage Vul in deze kolom de volgende bedragen in: • werknemersdeel in de premie WW; • inhouding voor werkloosheid (vereveningsbijdrage of pseudo-premies werknemersverzekeringen). Als UWV premie WW inhoudt op een socialeverzekeringsuitkering die door u wordt doorbetaald (de zogenoemde instantiebetaling), dan geeft UWV de hoogte van het ingehouden bedrag aan u door. Dit bedrag vermeldt u in kolom 11. Het brutoloonbedrag boekt u in kolom 9. Als u aanvullingen verstrekt op een ZW-, WW- of WAO/WIA-uitkering die door uw tussenkomst is betaald, dan boekt u in kolom 11 het totaal van de ingehouden premie WW op zowel de aanvulling als de uitkering. Als u loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt en tussenkomst verleent bij de uitbetaling van loon uit vroegere dienstbetrekking dat een ander is verschuldigd, dan boekt u de premie WW die UWV heeft ingehouden op het loon dat u doorbetaalt, in kolom 11. UWV kan inlichtingen geven over de hoogte van de ingehouden premie. Als u aan uw werknemer premie WW terugbetaalt die u in voorafgaande loontijdvakken hebt ingehouden, dan is het terugbetaalde bedrag loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen en Zvw. Dit loon boekt u als negatief bedrag in kolom 11. De inhouding voor werkloosheid is een inhouding op het loon of de uitkeringen van (ex-)overheidswerknemers. Deze pseudo-premies werknemersverzekeringen boekt u net als het werknemersdeel in de premie WW in kolom 11. Kolom 13: Uitsluitend voor de loonbelasting en volksverzekeringen Vul in deze kolom de vergoeding in van de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Kolom 15: Ingehouden loonbelasting / premie volksverzekeringen Vul in deze kolom het bedrag in dat aan loonbelasting/premie volksverzekeringen is ingehouden. Kolom 16: Ingehouden werknemersbijdrage ZVW Vul in deze kolom de ingehouden werknemersbijdrage Zvw in. Kolom 18: Verrekende arbeidskorting Vul in deze kolom de verrekende arbeidskorting in.
44
PDL
Kolom 19: Levensloopverlofkorting Vul in deze kolom de verstrekte levensloopverlofkorting in. 10-2 a. Brutomaandloon Belaste vergoedingen Spaarbedrag spaarloonregeling (facultatief) Inleg levensloopregeling Werkgeversbijdrage levensloop Bruto bijtelling auto Bijdrage auto werknemer Pensioenpremie Premie Arbeidsongeschiktheidsverzekering Premie vervroegd pensioen WW-premie (werknemersdeel AWF) Werkgeversbijdrage inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Loonheffing Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Onbelaste vergoedingen ZVW : Basisverzekering ZVW : Aanvullende verzekering Nettoloon Loonstaat: Arbeidskorting Levensloopverlofkorting
3+6 n.v.t. 3+7 10 4 + 10 10 10 7 7 7 vervallen 13 15 16 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 17 18 19
b. Niet op de modelloonstaat genoteerd: Spaarbedrag spaarloonregeling Het staat de salarisadministrateur vrij om het spaarbedrag voor de spaarloonregeling te noteren in de kolommen 3 en 7 (door het spaarbedrag in kolom 3 te plaatsen is het automatisch in mindering gebracht op het brutoloon en telt daardoor ook niet mee in kolom 7), of het spaarbedrag uitsluitend in kolom 7 te plaatsen. Plaatsing in kolom 3 hoeft dan niet. Geadviseerd wordt het spaarbedrag direct in kolom 3 van het brutoloon af te trekken. De Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens voegt zich vaak naar deze handelswijze. Onbelaste vergoedingen Onbelaste vergoedingen vormen noch een feit dat het fiscaal loon beïnvloedt, noch een feit dat invloed heeft op het loon voor sociale verzekeringen. ZW: basisverzekering en aanvullende bijdrage Een aantal werkgevers heeft ten behoeve van haar werknemers collectieve ziektekostencontracten afgesloten en houdt daarom de ZVW basis- en aanvullende verzekering bij de werknemer in, in plaats van dat de werknemer dit zelf rechtstreeks aan de ziektekostenverzekeraar moet voldoen. Ook deze feiten beïnvloeden noch het fiscaal loon, noch het loon voor sociale verzekeringen.
Uitwerkingen
45
10-3 a. Brutomaandloon Belaste vergoedingen Spaarbedrag spaarloonregeling (facultatief) Inleg levensloopregeling Werkgeversbijdrage levensloop Bruto bijtelling auto Bijdrage auto werknemer Loon in natura Werkgeversbijdrage ZVW basisverzekering Pensioenpremie Premie Arbeidsongeschiktheidsverzekering Premie vervroegd pensioen WW-premie (werknemersdeel AWF) Werkgeversbijdrage inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Loonheffing Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Onbelaste vergoedingen ZVW : Basisverzekering ZVW : Aanvullende verzekering Nettoloon Loonstaat: Arbeidskorting Levensloopverlofkorting
3+6 3+6 3+7 10 4 + 10 10 10 4 3 7 7 7 vervallen 13 15 16 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 17 18 19
b. Het loonbestanddeel in natura ter grootte van € 100, dat de werknemer heeft ontvangen, heeft geen invloed op de kolom bruto-netto. Het is immers een natura beloning. Wel wordt deze naturabeloning gezien als een fiscaal belast feit, en tevens dient de werknemer over deze looncomponent, net als bij het brutoloon, premies sociale verzekeringen af te dragen. Op de loonstaat noteert u het loon in natura in kolom 3 waardoor het automatisch in de volledige brutonettoberekening in de modelloonstaat meeloopt. c. De werkgeversbijdrage in de ZVW basisverzekering is een belast feit omdat iedere burger geacht wordt de ZVW basisverzekering (en eventueel aanvullende verzekering) zelf te betalen. Op het moment dat de werkgever dit (hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk) aan de werknemer vergoedt, heeft de werknemer een zeker voordeel ten opzichte van andere werknemers. Dit voordeel is belast. 10-4 Brutomaandloon Bijzondere beloningen (vakantiegeld e.d.) Belaste vergoedingen Spaarbedrag spaarloonregeling (facultatief) Inleg levensloopregeling Werkgeversbijdrage levensloop Bruto bijtelling auto Bijdrage auto werknemer Loon in natura Werkgeversbijdrage ZVW basisverzekering Pensioenpremie Premie Arbeidsongeschiktheidsverzekering Premie vervroegd pensioen WW-premie (werknemersdeel AWF) Werkgeversbijdrage inkomensafhankelijke bijdrage ZVW 46
PDL
3+6 3+6 3+6 3+7 10 4 + 10 10 10 4 3 7 7 7 vervallen 13
Loonheffing Loonheffing bijzonder tarief Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW Onbelaste vergoedingen ZVW : Basisverzekering ZVW : Aanvullende verzekering Nettoloon Loonstaat : Arbeidskorting Levensloopverlofkorting
15 15 16 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 17 18 19
Uitwerkingen
47
11
Van bruto naar netto
Loonheffingen deel 1 OPGAVE I 1. 2. 3.
4. 5.
Onjuist. De opname is geen onderdeel van de grondslag voor de premies werknemersverzekeringen en heffing vindt plaats volgens de witte tabel. Onjuist. Deze aanspraak behoort tot het loon voor zo ver het opgebouwde verlof op 31 december 2008 meer dan 250 dagen omvat. Onjuist. Hij laat in feite vakantieverlof uitbetalen en dit bedrag storten in het levenslooptegoed. De uitbetaling is belast voor alle loonheffingen. De storting in de levensloopregeling is tot een maximum van 12% van het loon in het kalenderjaar aftrekbaar op het loon voor de loonheffing en de Zvw. Per saldo dienen dus de premies voor de werknemersverzekeringen te worden ingehouden. Juist. (In beide arbeidsverhoudingen wordt op minder dan vier dagen per week arbeid verricht. Het werk in de praktijkruimte bedraagt minder dan 40% van de totale werktijd in de betreffende arbeidsverhouding.) Juist. (Ook als er – zoals in dit geval – sprake is van een dienstbetrekking heeft dit geen gevolgen, omdat bij overlegging van een VAR-wuo geen toets behoeft plaats te vinden. Uiteraard moeten de verrichte werkzaamheden wel overeenkomen met die, welke op de verklaring zijn vermeld).
OPGAVE II 1. 2. 3. 4. 5.
6.
48
Neen, er is geen sprake van een (fictieve) dienstbetrekking maar van aanneming van werk in de persoonlijke sfeer van de opdrachtgever. De inhouding van loonheffing blijft daarom achterwege. Om dezelfde reden is André ook niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Neen, want het echtpaar Jonglied is met de artiest of met het gezelschap als privépersoon rechtstreeks een optreden bij een persoonlijke omstandigheid van henzelf overeengekomen. Noch zij noch de restaurateur behoeft loonheffing in te houden. De bandleden zijn uit dien hoofde ook niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Jan en zijn echtgenote zijn voor de volksverzekeringen in Nederland verzekerd omdat zij in dienstbetrekking arbeid verrichten die aan de loonbelasting is onderworpen. Nu zij uitsluitend in Nederland in dienstbetrekking werken, zijn zij in Nederland ook verzekerd voor de werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet. De kinderen zijn niet verzekerd voor de werknemers- en de volksverzekeringen. (Dit is met name relevant voor de AWBZ en de AOW-opbouw vanaf het vijftiende levensjaar). Als de echtgenote een WAO-uitkering geniet is zij niet meer verzekerd voor de werknemers- en de volksverzekeringen en ook niet meer voor de Zvw daar zij niet verzekerd is voor de AWBZ. (In het woonland heeft zij recht op zorg betaald door Nederland. Zij betaalt hiervoor een vergoeding aan de CvZ).
PDL
7.
8.
De eigen bijdrage van de werknemer in de spaarloonrekening worden op het brutoloon ingehouden en worden belast met eindheffing. De werkgeversbijdrage is eveneens belast met eindheffing. Het loon waarop de eindheffing is toegepast behoort niet tot het loon voor de werknemersverzekeringen en de Zvw. De computer wordt voor meer dan 10% privé gebruikt. Belast is per maand 30% van € 2.800 : 12 = € 70. (Indien de werkgever niet kiest voor eindheffing – bovenmatige verstrekking van max. € 200 per maand – is dit bedrag belast voor alle loonheffingen. In het andere geval alleen voor de loonheffing).
OPGAVE III 1. 2. 3.
4.
5.
6.
Als basis voor de heffing van de loonheffingen geldt een bedrag van € 1488,- omdat hij geacht wordt voor het verschil tussen het CAO-loon en het vastgestelde loon fooien te hebben ontvangen. Als basis voor de heffing van de loonheffingen geldt het cao-loon. Het bedrag aan fooien dat boven het cao-loon uitkomt is in dit geval gemiddeld € 132 ( 1.620 -/- 1488 of 200 -/- 68) per maand. In zijn aangifte inkomstenbelasting moet hij een bedrag van € 1.584 aan fooien opnemen. Nu de waarde van de fiets groter is dan 749 moet de waarde in het economisch verkeer van het privégebruik tot het loon gerekend worden. Er is bij terbeschikkingstelling sprake van vervoer vanwege de werkgever, zodat ook geen kilometervergoeding verstrekt mag worden. Naast het privégebruik moet derhalve tot het loon worden gerekend 20 x 16 x 0,19 = € 60,80. Loon waarop de eindheffing van toepassing is, is geen loon is voor de werknemersverzekeringen en de Zvw, dus over het bedrag van € 3.500 is bij naheffing enkel loonheffing verschuldigd. Over het loon van € 2.200,- dat door een naheffing eveneens in de eindheffing wordt betrokken wordt zowel loonheffing als premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw berekend. De werkzaamheden die Ciska verricht vallen onder het begrip ‘dienstverlening aan huis’. Nu zij doorgaans op niet meer dan vier kalenderdagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden aan huis verricht kwalificeert de arbeidsverhouding niet als dienstbetrekking dus vindt er ook geen inhouding van loonheffingen plaats. Gegeven de hoogte van de beloning mag er van worden uitgegaan dat de werkzaamheden niet bij wijze van beroep worden verricht. Tevens worden de werkzaamheden verricht voor een sportvereniging en blijft de vergoeding beneden de € 150 per maand en de € 1.500 op jaarbasis. Hiermee voldoet zij aan de voorwaarden die de vrijwilligersregeling stelt zodat de inhouding van loonheffingen door de voetbalvereniging achterwege kan blijven.
OPGAVE IV 1.
Nee. Vergoedingen voor kosten van persoonlijke verzorging, kleding, stomerij, schoeisel en accessoires zijn meestal loon. Alleen voor artiesten, beroepssporters en presentatoren die in loondienst zijn, zijn vrije vergoedingen en verstrekkingen voor persoonlijke verzorging wel mogelijk. Aangezien Leon Blauw niet tot deze categorie werknemers behoort is het bedrag van € 90 voor schade aan de kleding belast. De werkgever voelt zich moreel verplicht de kosten van de ziekenwagen en arts te vergoeden. Hieruit kan worden afgeleid dat de vergoeding niet plaatsvindt op basis van een afgesproken regeling binnen het bedrijf. Er is dus geen sprake van een aanspraak zodat deze bijzondere ziektekosten ten bedrage van € 450 niet belastingvrij kunnen worden vergoed. Zij behoren namelijk tot de vergoedingen binnen de basisverzekering ingevolge de Zorgverzekeringswet.
Uitwerkingen
49
2.
3.
4.
5. 6.
Nee. De werkgever mag werknemers voor reizen naar het werk een onbelaste vergoeding betalen van maximaal € 0,19 per kilometer. Het maakt geen verschil of de werknemer het vervoermiddel gebruikt voor woon-werkverkeer of ander zakelijk verkeer. Het is niet van belang met welk privévervoermiddel de werknemer reist. Wel moet de werkgever de door de werknemer reeds ontvangen vergoeding van € 0,10 per kilometer met de nieuwe regeling verrekenen. Een bedrag van € 378 mag belastingvrij worden betaald. (€ 420 is belast) Ja. Nu werknemer Johan van Geel zelf een fiets heeft gekocht voor het woon-werkverkeer, kan hem de aankoopprijs van de fiets onbelast worden vergoed. De werkgever mag hiervoor in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren geen fiets hebben vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld. Het aankoopbedrag blijft beneden de wettelijke norm van € 749. Bovendien voldoet Johan aan de voorwaarde dat hij op meer dan de helft van het aantal dagen waarop hij reist, met de fiets reist. De door de werkgever verstrekte onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 heeft geen invloed op de vergoeding van het aankoopbedrag van de fiets. De werknemers van “De Zwart bv” kunnen rechten ontlenen aan de in het leven geroepen regeling tot vergoeding van de onder het verplicht eigen risico vallende ziektekosten. Nu zij rechten kunnen ontlenen aan de regeling is sprake van een aanspraak die tot het loon moet worden gerekend. De uitkering op grond van een dergelijke aanspraak kan belastingvrij geschieden, zodat de werkgever het bedrag van € 225 terecht zonder inhoudingen heeft betaald. Over de aanvulling op zijn uitkering ingevolge de sociale werknemersverzekeringen die Willem van Oranje gedurende drie jaar ontvangt is “De Zwart bv” geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd, omdat sprake is van loon uit vroegere dienstbetrekking. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en de loonheffing (loonbelasting/premie volksverzekeringen) over de aanvulling moet worden berekend zonder rekening te houden met de uitkering die het UWV rechtstreeks aan Willem van Oranje betaalt. De uitkering ineens ten bedrage van € 5.000 is belast loon voor de loonheffingen. Geen vrijstelling omdat deze in 2007 is genoten bij het 25-jarig dienstjubileum. De aanspraken op schadeloosstellingen in de vorm van periodieke uitkeringen zijn onbelast (stamrechtvrijstelling) als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: - de aanspraak voorziet in periodieke uitkeringen die aan de (voormalig) werknemer toekomen en die uiterlijk ingaan in het jaar waarin hij 65 jaar wordt; - de aanspraak is ondergebracht bij een verzekeraar die in de wet wordt genoemd; - de aanspraak mag onder meer niet voortvloeien uit een (pre)pensioen- of VUT-regeling, die is afgekocht of vervreemd of die onzuiver is.
Loonheffingen deel 2 OPGAVE I 1.
2. 3.
50
a. Ja, een werkgever moet voor iedere werknemer die in dienst treedt en waarvoor loonaangifte wordt gedaan, een eerstedagsmelding (EDM) inzenden, dus ook voor Gerard en Johan Verharen (gold tot en met 2008, vanaf 2009 is deze regeling gewijzigd, zie de leerstof). b. Voor 1 juli 2008, de dag waarop de werkzaamheden een aanvang nemen. Gerrit Trip moet de eerstedagsmelding (EDM) verzenden. Hij is de werkgever, omdat hij het loon betaalt (gold tot en met 2008, vanaf 2009 is deze regeling gewijzigd, zie de leerstof). a. De werkgever komt in aanmerking voor premievrijstelling voor de basispremie voor de WAO/ WIA, omdat de werknemer bij indiensttreding ouder dan 50 jaar is. Tevens komt de werkgever in aanmerking voor een premiekorting op de premie WAO/WIA en de premie WW, omdat de werknemer een IVA-uitkering heeft.
PDL
4.
5.
6.
7.
b. Op de IVA-uitkering wordt per maand 70% van de inkomsten (het loon bij Verharen bv) in mindering gebracht. a. De werkgever kan uitsluitend eigenrisicodrager worden voor de WGA. Voor de WAO kan hij dat niet, omdat deze mogelijkheid is afgeschaft. De IVA kent niet de mogelijkheid tot eigenrisicodragerschap. b. De werkgever moet voor 2 oktober 2008 een aanvraag bij de Belastingdienst hebben ingediend. De werkgever moet verder een garantieverklaring van een bank of een verzekeraar overleggen. c. Nee, omdat de uitkering wordt verstrekt ten aanzien van een arbeidsongeschiktheid die is ingetreden tijdens een dienstverband met een andere werkgever. Mevrouw Stippelhout hoeft geen vrijwillige verzekering af te sluiten, omdat zij onder de verplichte ZW-, WW- en WIA- verzekering valt. Zij is in dienstbetrekking van Verharen bv en valt niet onder de regeling van dienstverlening aan huis, omdat zij vijf dagen in de week het kantoor schoonmaakt. a. De AOW wordt toegekend door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). b. De AOW-uitkering gaat in op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, dus 1 november 2008. c. De premieplicht voor de werknemersverzekeringen eindigt op de eerste dag van de maand dat de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, dus op 1 november 2008. d. Per verzekerd jaar tussen 15 jaar en 65 jaar wordt 2% AOW-uitkering opgebouwd. Hiervoor moet men ingezetene van Nederland zijn of ter zake van zijn dienstbetrekking aan de Nederlandse loonheffing onderworpen zijn. Betrokkene heeft tien jaar in het buitenland gewoond en is niet aan de loonheffing onderworpen geweest. Hij krijgt op grond hiervan een korting van 10 x 2% = 20% op zijn AOW-uitkering. a. Nee, de naheffing moet binnen 14 dagen na dagtekening van de aanslag worden betaald. b. Van een naheffingsaanslag wegens gebleken onjuistheden kan in bijzondere situaties uitstel van betaling worden verkregen.
Uitwerkingen
51
OPGAVE II
Omschrijving a. Salaris
Opgave € 3.600,-
A
B
C
D
Loonhe˜ ng
Werknemersverzekeringen
Zorgverzekeringswet
Nettoloon
Loon €
Loon €
Loon €
Bedrag €
3.600,-
Bij/Af Bij
b. kostenvergoeding
350,150,-
c. Pensioenfonds
180,120,-
120,-
Af
d. Premies werknemersverzekeringen
460,80,-
80,-
38.016,198,-
e. Terreinauto van de zaak f.
Levensloopregeling
g. Vergoeding i.v.m. onregelmatige dienst h. Vergoeding i.v.m. gestolen horloge i.
Loondoorbetaling tijdens ziekte
j.
Computer in bruikleen
Loonbelasting/ premie volksverzekeringen
Totaal bedragen kolommen A, B, C en D
120,-
Bij
Bij
Bij/Af
3.600,-
Bij
350,-
Bij
Af
120,-
Af
Af
80,-
Af
80,-
Af
594,-
Bij
594,-
Bij
198,-
Af
180,-
180,-
Af
180,-
Af
180,-
Af
80,-
80,-
Bij
80,-
Bij
80,-
Bij
300,-
Bij
190,190,-
Bij Af
1.300,-
Af
80,-
Af
3.600,-
Bij/Af
120,-
Bij
300,-
1.000,-
k. Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw l.
3.600,-
Bij/Af
25,-
Bij
190,-
Bij
25,-
Bij
25,-
1.300,-
4.109,-
3.585,-
3.919,-
Bij
2.452,-
Noot: het bij de werknemer in rekening brengen van een deel van de WW-Awf premie gold slechts tot en met 2008. Vanaf 2009 is de werknemer (tijdelijk) vrijgesteld van zijn werknemersaandeel in de WW premie. 2. 3. 4.
52
Bij post h (vergoeding i.v.m. gestolen horloge) ten bedrage van € 300,00 is eindheffing verplicht en wel tegen het enkelvoudig tarief. Bij post b (bovenmatige kostenvergoeding) ten bedrage van € 200,00 is eindheffing toegestaan en wel tegen het (gebruteerde) tabeltarief. De enige premie die voor rekening van de werknemer zelf komt, is het werknemersdeel van de premie WW-Awf (gold tot en met 2008).
PDL
OPGAVE III 1.
2.
3. 4. 5.
a. De WW-uitkering moet bij het UVW/CWI worden aangevraagd. b. De uitkering moet worden aangevraagd uiterlijk binnen een week na intreden van de werkloosheid. c. Nee, omdat het dienstverband niet wegens een dringende reden wordt beëindigd. d. De maximale duur van de uitkering is 18 maanden, e. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75% van het dagloon. De daaropvolgende maanden bedraagt de uitkering 70% van het dagloon. f. Over deze vergoeding is geen premie verschuldigd, omdat het loon uit vroegere dienstbetrekking is. a. De werkgever kan de uitkering zelf aan de werknemer via de particuliere verzekeringsmaatschappij betalen of UWV betaalt de uitkering en ver haalt deze op de werkgever. b. De werkgever moet vóór 1 april 2008 om beëindiging van het eigenrisicodragerschap verzoeken. c. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Belastingdienst. d. Nee, de werkgever moet deze uitkeringen blijven betalen. De werkgever heeft recht op een premiekorting op de premie WIA/WAO en de werkgever heeft recht op een korting op het werkgeversdeel van de premie WW-Awf gedurende maximaal een jaar na hervatting. De kortingen zijn beide maximaal € 1.021. Nee, het heeft geen zin om een uitkering aan te vragen, omdat bij een verlies van minder dan 5 uur per week er geen sprake is van werkloosheid in de zin van de WW. Nee, want de stagiaire ontvangt geen loon en is slechts verzekerd op basis van de Wajong.
OPGAVE IV Vragen 1, 2 & 3 Maand
Loon wnverzekeringen
Cumulatief loon wnverzekeringen
Cumulatieve franchise
Cumulatief premieloon
Premieloon per maand
Premie ww-Awf per maand
Januari
2600,-
2600,-
1326,75
1273,25
1273,25
44,56
Februari
2700,-
5300,-
2653,50
2646,50
1373,25
48,06
Maart
2800,-
8100,-
3980,25
4119,75
1473,25
51,56
Maand
Loon voor de Zvw
Cumulatief loon voor de Zvw
Cumulatief maximum bijdrageloon
Cumulatief bijdrageloon
Bijdrageloon per maand
Zvw-bijdrage per maand
Januari
2550,-
2550,-
2602,58
2550,-
2550,-
183,60
Februari
2650,-
5200,-
5205,16
5200,-
2650,-
190,80
Maart
2750,-
7950,-
7807,74
7807,74
2607,74
187,75
Uitwerkingen
53
Maand
Loon voor de loonbelasting / volksverzekeringen
Januari
2750,-
715,66
141,41
Februari
2850,-
757,25
141,41
Maart
2950,-
798,83
141,41
4.
5. 6.
54
Loonbelasting / premie volksverzekeringen
Verrekende arbeidskorting
Loon op jaarbasis 12 x € 2.750,- = € 33.000,-. Inclusief vakantiebijslag is dit € 35.640,00. De arbeidskorting bedraagt 1,758% over de eerste € 8.587,- = € 150,96. Vervolgens 17,298% over de resterende € 27.053,- = € 4.679,63. In totaal € 4.830,59. Het jaarmaximum is echter € 1.697,-. Dit is per maand € 141,41. Alleen nog met de algemene heffingskorting (€ 2.074,- op jaarbasis). Op de loonstaat en op de jaaropgaaf voor de werknemer.
PDL
12
Rechten en verplichtingen in de arbeidsovereenkomst
12-1 a. Juist. Uiteraard is het logisch dat arbeidsovereenkomsten toch zoveel mogelijk schriftelijk worden vastgelegd. Denkt u maar eens aan de bewijskracht van mondelinge afspraken indien het tot een arbeidsrechtelijke procedure komt. b. Onjuist. Het meest kenmerkende element in een dienstbetrekking is altijd de gezagsverhouding. De werknemer moet in opdracht van de werkgever de overeengekomen werkzaamheden verrichten. c. Juist. De werkgever dient zich aan de bronnen van het arbeidsrecht te houden, indien hij de hoogte van de beloning en de wijze waarop de beloning wordt verstrekt, met de werknemer gaat afspreken. d. Onjuist. Het is niet van belang of de werkzaamheden daadwerkelijk door de werknemer worden verricht, als deze de intentie maar heeft om de werkzaamheden uit te voeren. De werknemer dient zich beschikbaar te houden en onvoorziene omstandigheden kunnen de werknemer, maar ook de werkgever, ertoe dwingen geen gebruik te kunnen maken van elkaars diensten. 12-2 a. De motivatie van het Hof Arnhem in deze procedure is in de bewuste procedure als volgt tot stand gekomen: • het betreft werkzaamheden waarbij de dierenarts duidelijk aanwijzingen geeft aan de varkensblikkers: aan de eis van ondergeschiktheid (gezagsverhouding) is voldaan; • er is sprake van loon: de dierenarts geeft de varkensblikkers een vergoeding voor hun verrichtingen; • er is gedurende een zekere tijd arbeid verricht, namelijk gedurende de inentingscampagne. b. Doordat de fiscus constateert dat er sprake is van een dienstbetrekking, althans zich in de procedure zo opstelt, is de dierenarts inhoudingsplichtige geworden. De aan de varkensblikkers betaalde vergoedingen zijn in dit geval nettouitbetalingen die door de dierenarts moeten worden gebruteerd. Naast het feit dat er dan sprake is van af te dragen loonbelasting door de dierenarts, loopt deze het niet-geringe risico er nog een fikse boete bij opgelegd te krijgen. c. Omdat er, door de uitspraak van het Hof, sprake is van een dienstbetrekking, is de dierenarts werkgever geworden. Hij kan door de gewonde varkensblikker voor alle (volg)schade aansprakelijk worden gesteld. Zeker als bekend is dat de dierenarts van de ondeugdelijke kooi wist, zal in een eventuele procedure de dierenarts hoogstwaarschijnlijk schadeplichtig worden gesteld en de (volg)schade moeten betalen. 12-3 Bij de beantwoording van alle vijf stellingen is de motivatie terug te vinden in BW7:616. a. Ja, bij ziekte moet het loon gedurende enige tijd worden doorbetaald. Dit is zowel geregeld in BW7:616 als in de WULBZ (Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte). b. Nee, tenzij de buurman behoort tot de bloed- of aanverwanten van de werknemer. c. Ja, dit behoort tot de bijzondere omstandigheden waaronder het loon moet worden doorbetaald, zie BW7:629b. d. Ja, dit geschiedt als een door de wet of overheid opgelegde verplichting, die niet in de vrije tijd hoeft te geschieden, zie BW7:629b. e. Neen, dit is niet een buiten de schuld van de werknemer ontstane omstandigheid en ook niet een door de wet of overheid opgelegde verplichting. Uitwerkingen
55
12-4 a. Als hij tenminste 16 jaar is of als hij jonger is dan 16 jaar en hij door zijn wettelijke vertegenwoordiger daartoe is gemachtigd (BW7:612). b. Ja, het loon mag aan hemzelf worden uitbetaald. c. Als de ouders (wettelijke vertegenwoordigers) niet binnen vier weken bezwaar maken, wordt de toestemming geacht te zijn gegeven (BW7:612). d. Ja, dit is geoorloofd (BW7:617) mits verder voldaan wordt aan de vereisten uit de WML (Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag). 12-5 a. Een arbeidsreglement is voor de werknemer slechts verbindend (van toepassing op de werknemer en hij dient zich daaraan te houden) als: • het arbeidsreglement bij de griffie van het kantongerecht is gedeponeerd; • een exemplaar van het reglement aan de werknemer wordt verstrekt; • het reglement op een voor iedere werknemer toegankelijke plaats in het bedrijf is opgehangen; • de werknemer zich schriftelijk met het reglement akkoord heeft verklaard.
b.
c. d. e.
f.
De laatste voorwaarde lost men in de praktijk op door in de schriftelijke arbeidsovereenkomst te verwijzen naar het arbeidsreglement. Als de werknemer de arbeidsovereenkomst ondertekent, verklaart hij zich daardoor tevens akkoord met de inhoud van het arbeidsreglement. De boetebedingen moeten tevens in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen, dan wel de verwijzing naar de boetebedingen moet daarin te vinden zijn. Boetebedingen moeten schriftelijk in de arbeidsovereenkomst worden geregistreerd. In een mondeling overeengekomen arbeidsovereenkomst kan er aan boetebedingen geen rechtsgeldigheid worden ontleend. De opgelegde boeten mogen, blijkens BW7:650, nimmer tot enig voordeel voor de werkgever leiden. Dit boetebeding is rechtsgeldig in het arbeidsreglement opgenomen. BW7:650 regelt immers dat de boetes nooit meer dan een halve dag loon per week mogen overschrijden, en de boetes voortvloeien uit het arbeidsreglement overschrijden dit maximum niet. De toepassing van de werkgever is in de week waarin de werknemer driemaal te laat op zijn werkplek is verschenen, niet juist. Per boete wordt er een halve dag loon ingehouden. Echter, BW7: 650 regelt dat er meerdere boetes in een week mogen worden opgelegd, doch dat deze in totaliteit nooit een halve dag loon mogen overschrijden. Door strikte toepassing van het boetebeding in het arbeidsreglement overtreedt de werkgever BW7:650 en dat mag dus niet. De werknemer gedraagt zich niet zoals het een goed werknemer betaamt en dat kan voor de werkgever reden zijn om de werknemer een formele waarschuwing mee te geven. Dit kan resulteren in een ontslagprocedure jegens de werknemer.
12-6 a. Onjuist. De WML (Wet minimuloon en minimumvakantiebijslag) regelt uitdrukkelijk dat het minimumloon in geld dient te worden uitbetaald. Een gedeelte van de beloning kan wel in de vorm van onderwijs, kleding, voedsel en bewoning worden uitgekeerd, als bovenstaande regel uit de WML maar wordt gerespecteerd. b. Juist. Dit is een vorm van positieve discriminatie (bevoordeling van een minderheidsgroep) die door de wetgever wordt toegestaan. Omgekeerd mag niet, een vrouw mag voor dezelfde werkzaamheden als die, welke door een mannelijk collega worden verricht, niet minder betaald krijgen dan wel anderszins achtergesteld worden. c. Onjuist. Ongeacht of er nu wel of niet stevige kortingen door de werkgever op de eigen producten worden verleend, kan nimmer de werknemer worden verplicht een gedeelte van het loon aan door de werkgever vervaardige producten te besteden.
56
PDL
d. Juist. Indien niet op of rond de afgesproken datum het loon aan de werknemer is betaald, treedt volgens het BW automatisch een sanctie in werking. Als straf voor het te laat betalen moet de werkgever aan de werknemer een wettelijke verhoging betalen over het loon (inclusief vakantietoeslag). Deze straf kan oplopen tot liefst 50%. In een eventuele procedure hierover kan de rechter de boete matigen of zelfs op nihil vaststellen. Naast deze verhoging kan er door de werknemer ook rente worden gevorderd. De aanspraak op deze wettelijke rente loopt zolang er niet door de werkgever is betaald. e. Onjuist. De werkgever kan hiertoe slechts gehouden worden als blijkt dat de aan de spullen van de werknemer veroorzaakte schade niet het gevolg is van roekeloosheid of nalatigheid van de werknemer zelf. 12-7 De vragen die in deze opgave zijn gesteld kunnen allemaal worden teruggevonden in het BW boek 7 Titel 10. a. De werkgever is geen loon verschuldigd voor de tijd gedurende welke de bedongen arbeid niet is verricht (BW7:627). b. De werknemer behoudt aanspraak op loon ingeval van: • ziekte (BW7:629); • vervullen wettelijke plichten (BW7:629); • bijzondere omstandigheden buiten zijn schuld (bijvoorbeeld begrafenis, bevalling, uitoefening kiesrecht): zie tevens BW 7: 629. c. Alleen op hetgeen meer is dan 0,9 deel van het bedrag dat volgens het Besluit Landelijke Normering (de zogenaamde bijstandsnorm) op deze werknemers van toepassing zou zijn BW7:633 regelt dat een overdracht of verpanding van (een gedeelte van) het loon mogelijk is. De norm van 0,9 deel is door de wetgever vastgesteld middels een norm uit de ABW (Algemene Bijstandswet). d. Voorbeelden: • schadevergoeding; • boete (op grond van een boetebeding); • huur; • kosten van benodigdheden voor de huishouding; • voorschotten; • eerder teveel betaald loon, zie BW7:632. e. De op grond van een boetebeding verbeurde boeten mogen samen met de kosten van de door de werkgever aan de werknemer verstrekte benodigdheden voor de huishouding niet meer uitmaken dan 10% van het loon (BW7:632). 12-8 a. Voor elk vol jaar heeft de werknemer minimaal aanspraak op het aantal vakantiedagen dat gelijk is aan viermaal de arbeidsduur per week (BW7:634), dan wel op een evenredig deel ervan indien niet een geheel jaar is gewerkt (tevens BW7:634). b. Een werknemer heeft geen aanspraak op vakantie over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak heeft op loon (BW7:635). c. 1. Ja. 2. Ja. 3. Ja. 4. Ja (BW7:635). 12-9 a. Een concurrentiebeding moet worden overeengekomen met een meerderjarige. Tevens moet een overeenkomst schriftelijk zijn aangegaan (BW7:653). Aan beide voorwaarden wordt voldaan. Het concurrentiebeding mag dus worden overeengekomen. b. Het is toegestaan een schadevergoeding in een concurrentiebeding op te nemen (BW7:653). Uitwerkingen
57
c. De rechter kan: 1. Zijn goedkeuring hechten aan het concurrentiebeding, omdat er nog geen sprake is van een daadwerkelijk faillissement. De rechter kan constateren dat de werknemer teveel op de zaken vooruitloopt. 2. De rechter kan het concurrentiebeding goedkeuren, maar het zogeheten matigingsrecht toepassen. Hij kan de werknemer verplichten tot het betalen van een schadevergoeding, die dan echter lager is dan de overeengekomen € 10.000. Zie hiervoor BW7:653. 3. De rechter kan op grond van hem ten dienste staande gegevens het concurrentiebeding afwijzen. Het staat de werknemer dan vrij, om de nieuwe dienstbetrekking te aanvaarden. De rechter kan een dergelijk besluit nemen op grond van BW7:653 lid 2. Omdat er tekenen zijn dat er een faillissement dreigt, kan de rechter het concurrentiebeding als onbillijk jegens de werknemer beschouwen. 4. De rechter kan besluiten, op grond van BW7:653 lid 5, dat de werknemer zich dient te houden aan de overeengekomen voorwaarden, verbonden aan het concurrentiebeding. Daarvoor kan de werkgever echter worden verplicht om (in termijnen) aan de werknemer een vergoeding te betalen. De rechter zou kunnen bepalen dat de werkgever gedurende een jaar elke maand een geldsom moet betalen aan de werknemer. Door het concurrentiebeding immers wordt de werknemer in belangrijke mate belemmerd om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn. d. Het is duidelijk dat de wetgever in het geval van een concurrentiebeding, de werknemer als de meest zwakke partij beschouwt. In feite is het voor een werkgever vaak zeer moeilijk om een concurrentiebeding gestand te doen. BW7:653 is een typisch voorbeeld van rechtsbescherming die vooral naar één kant toe werkt. 12-10 a. 1. Niet geldig (een proeftijdbeding moet schriftelijk worden overeengekomen). 2. Geldig. 3. Niet geldig (nietig, de termijn is langer dan de dwingendrechtelijk voorgeschreven maximale termijn van twee maanden bij een overeenkomst langer dan twee jaren of voor onbepaalde duur, in andere gevallen dwingendrechtelijk één maand). 4. Beide afspraken zijn geldig (de gezamenlijke proeftijd is niet langer dan de wettelijk toegestane twee maanden bij een overeenkomst van onbepaalde duur). 5. Deze afspraken zijn nietig omdat de eerste proeftijd al zondermeer mondeling is overeengekomen, hetgeen niet rechtsgeldig is. Een niet-rechtsgeldige proeftijd kan uiteraard niet worden gevolgd door een verlenging ervan. Nietig betekent immers dat de afspraak wettelijk nooit heeft (mogen) bestaan. b. 1. Ja, ieder der partijen is bevoegd de dienstbetrekking zonder opzegging of inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen binnen de termijn waarin de proeftijd nog niet is verstreken (BW7:652/676). 2. Nee, de wet stelt niet dat er een proeftijd van twee maanden is, doch dat de maximale termijn van de proeftijd twee maanden is (onder voorwaarden). De inhoud van hetgeen partijen hebben afgesproken is bepalend en zeven weken na de aanvang van de arbeidsovereenkomst is de afgesproken proeftijd (in dit geval zes weken) reeds een week verstreken.
58
PDL
13
Het einde van de arbeidsovereenkomst
EXAMEN I Casus I: 1. D 2. D 3. B 4. A 5. D
Casus III: 11. A 12. A 13. D 14. D 15. B
Casus II: 6. D 7. D 8. C 9. D 10. A
Casus IV: 16. C 17. C 18. D 19. B 20. C
EXAMEN II Casus I: 31. B 32. C 33. C 34. B 35. D
Casus III: 41. D 42. A 43. C 44. A 45. C
Casus II: 36. A 37. B 38. D 39. D 40. C
Casus IV: 46. B 47. B 48. B 49. D 50. D
LOSSE VRAGEN 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
B A C D C C C D B B
LOSSE VRAGEN 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60.
C B B A D A C A A D
Uitwerkingen
59
EXAMEN III Casus I: 61. B 62. A 63. C 64. C 65. D LOSSE VRAGEN 71. B 72. B 73. A 74. A 75. A 76. C 77. A 78. B 79. A 80. D
60
PDL
Casus II: 66. B 67. C 68. B 69. A 70. D
130007884