Instapopdracht Paul van Ostaijen - leerkrachtenversie
Sleutel Paul van Ostaijen was een geboren en getogen Antwerpenaar.
goed / fout
Nadat hij zijn middelbare schoolopleiding beëindigd had, ging hij op het stadhuis van Antwerpen aan de slag. Æ Hij beëindigde zijn middelbare schoolopleiding niet.
goed / fout
Hij vluchtte naar Parijs omdat hem een gevangenisstraf boven het hoofd hing. goed / fout Æ Hij vluchtte naar Berlijn omdat hij vervolgd zou worden. Hij voelde zich meer verwant met de Franse symbolisten dan met de Vlaamse romantische dichters. goed / fout Van Ostaijen was een notoir flamingant die uitsluitend artikels schreef voor Het Laatste Nieuws. Æ Van Ostaijen publiceerde in verschillende tijdschriften/kranten. De situatie waarin hij verkeerde was erg dubbelzinnig; enerzijds was er het flamboyante nachtleven in Antwerpen en anderzijds de bezette stad. Van Ostaijen streefde vooral een onafhankelijk Vlaanderen na, net als kardinaal Mercier. Æ In tegenstelling tot Kardinaal Mercier. Zijn eerste bekende werk was getiteld Music-Hall, dat hij onder invloed van het Duitse expressionisme schreef. Van Ostaijens grote liefde, Emmeke Clément, bleef bij hem tot het einde, maar ze zijn nooit met elkaar getrouwd. Æ Ze gingen uit elkaar.
goed / fout
goed / fout
goed / fout
goed / fout
goed / fout
Hij werkte in Berlijn als sigarettenventer, oppikker voor een nachtlokaal en schoenverkoper. goed / fout Æ Hij werkte wellicht niet, maar leefde op kosten van zijn vriendin Emmeke. Bezette stad is een werk geschreven volgens dadaïstische principes.
goed / fout 1
Hoewel van Ostaijen bij zijn terugkeer riskeerde in de gevangenis te worden opgesloten, wou hij graag zijn legerplicht vervullen. Æ Hij vervulde met tegenzin zijn legerplicht. Van het dadaïsme gaat van Ostaijen over naar de ‘poésie pure’, de zuivere Lyriek. Hij was naast dichter, prozaïst, antiquaar, galeriehouder en stadsambtenaar ook beeldend kunstenaar met werken als A la Vierge poupine. Æ A la Vierge poupine was een gallerij waarin hij werk van kunstenaars exposeerde.
goed / fout
goed / fout
goed / fout
In het unanimisme zijn zaal, artiesten en publiek weergegeven als een geheel met één ziel. goed / fout In het futurisme komen vooral thema's als onderbewuste, droom en toeval aan bod. Æ Het futurisme richtte zich vooral op taal, snelheid en techniek.
goed / fout
Het woord 'dada' is kindertaal voor 'stokpaardje'.
goed / fout
Ter informatie voor de leerkracht Biografie Paul van Ostaijen Leopold Andreas van Ostaijen werd op 22 februari 1896 geboren te Antwerpen, als zoon van een Nederlandse vader en een Limburgse moeder. Paul was hun zevende en laatste kind. Eerst volgde hij les op katholieke scholen, maar hij was geen voorbeeldige leerling. Zijn medeleerlingen keken op naar Gezelle en Van de Woestijne, terwijl hij dweepte met Else Lasker-Schüler, Rilke, Rimbaud en Verlaine. Onder meer omdat hij verboden lectuur las en verspreidde, werd hij van het jezuïtencollege gestuurd. Vervolgens ging hij naar het koninklijk atheneum, waar hij zich met geestverwante medescholieren aansloot bij de 'Vlaamsche Bond'. Hij voltooide echter zijn middelbare schoolopleiding niet en ging aan de slag als bediende op het stadhuis van Antwerpen. Tijdens Wereldoorlog I publiceerde hij verschillende artikels in De Vlaamsche Gazet en Het Laatste Nieuws. Hij was medewerker van Carolus, Antwerpsche Courant, Ons Land, Ons Leven, Aula en De Goedendag. In dit laatste maandblad profileerde hij zich als flamingant en Groot-Nederlander. Er was een schril contrast tussen het bruisende uitgaansleven in het statiekwartier met zijn café Hulstkamp en zijn music halls aan de ene kant, en de somberheid van de ‘bezette stad’ aan de andere kant. Paul van Ostaijen gedroeg zich in die schizofrene sfeer echter als een flamboyante dandy, die gretig van het nachtleven (en van cocaïne) proefde. Zijn eerste journalistieke en vooral door het Duitse expressionisme beïnvloede literaire bijdragen verschenen in flamingantische bladen. Hij debuteerde in 1916 met de bundel Music-Hall, die in 1918 werd gevolgd door Het Sienjaal.
2
In november 1917 was hij betrokken bij een activistische betoging tegen kardinaal Mercier, wat hem een geldboete en veroordeling tot gevangenisstraf opleverde. Vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog (november 1918), vluchtte hij met zijn vriendin Emmeke Clément naar Berlijn, om vervolging in België te ontlopen. Berlijn was toen een zeer grimmige maar artistiek bloeiende stad waar hij in armoede leefde. Zijn baantjes als sigarettenventer, oppikker (schlepper) voor een nachtlokaal en schoenverkoper zijn waarschijnlijk ontsproten aan zijn dichterlijke fantasie. Hij leefde namelijk op kosten van Emmeke, die werkte als mannequin en fotomodel. Zij was een mooie frivole vrouw, die jarenlang zijn intieme vriendin is geweest. In Berlijn radicaliseerde van Ostaijen op politiek en artistiek gebied. Hij sympathiseerde met de Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg en maakte de bloedige onderdrukking van hun revolutie mee. Zijn humanitaire idealen, zoals hij die had geformuleerd in Het Sienjaal, leden schipbreuk waardoor hij in een crisis geraakte. Hij had heimwee en zal wel liefdesverdriet gehad hebben na de breuk met Emmeke. Van Ostaijen had contacten met verschillende Duitse kunstenaars, onder meer in 'Café des Westens', waar hij geregeld kwam. Toch was hij in Berlijn niet de spil van het artistieke gebeuren, wat in Antwerpen wel het geval was geweest. De dichter had dus een haat-liefdeverhouding met Berlijn, maar hij schreef er wel zijn dadaïstische meesterwerk Bezette Stad. Het is een bundel over Antwerpen in oorlogstijd. De overheersende thematiek is het nihilisme in al zijn vormen. Typografisch was deze bundel nog opvallender dan De Feesten van Angst en Pijn. Van Ostaijen gebruikte niet alleen verschillende lettertypen en kleuren, maar ook bizarre woordassociaties. Hier en daar werkte hij fragmenten van gedichten zelfs uit tot affiches, zodat ze op reclameslogans leken. Hij keerde naar België terug in 1921 na een amnestie en volbracht met tegenzin zijn dienstplicht in het Belgische leger. Na zijn terugkeer keert van Ostaijen zich geleidelijk af van Dada. Hij propageert dan de 'zuivere lyriek': ‘Poëzie is woordkunst en geen middel om andere doelen te bereiken zoals vrijheid en/of destructie.’ Hij beschouwde poëzie als een soort mystieke extase. ‘Poëzie heeft eigenlijk niets te vertellen, buiten het uitzeggen van het vervuld zijn van het onzegbare.’ Na 1923 schreef hij meestal grotesken, grillige en fantastische dichtwerken of muziekstuken (onder meer de postuum uitgegeven korte roman De Bende van de Stronk). In 1924 was hij beheerder in een Antwerps boekenantiquariaat. Daarna (1925) baatte hij in Brussel `A la Vierge poupine' uit, dat in de loop van 1926 werd opgedoekt. In deze galerie organiseerde hij exposities van internationaal bekende schilders en beeldhouwers en gaf hij lezingen over moderne kunst en poëzie. Hij publiceerde daarnaast ook proza, gedichten, essays en scherpe recensies in meerdere bladen. Eind 1925 bleek hij te lijden aan longtuberculose. Hij bleef doorwerken, tot hij in 1927 meermaals rust moest zoeken op het platteland. Vanaf september 1927 verbleef hij in het sanatorium Le Vallon in Miavoye Anthée. Zelfs in deze penibele omstandigheden werkte hij nog mee aan het tijdschrift Avontuur, dat hij samen met Gaston Burssens (1896-1965) en Edgar du Perron (1899-1940) had opgericht. Hij overleed geheel onverwacht in het sanatorium in de nacht van 17 op 18 maart 1928.
Zijn evolutie als dichter Gedurende de korte periode van zijn dichterschap is een snelle evolutie merkbaar. Music-Hall (1916) was de poëtische neerslag van zijn escapades in het nachtleven. Hij had hier al een uitgesproken 'unanimistische visie'. Zaal, artiesten en publiek werden weergegeven als een geheel met één ziel. De bundel had echter hier en daar nog kenmerken van een jeugdwerk en de verzen
3
waren niet altijd gaaf. In Het Sienjaal (1918) hing hij het humanitair expressionisme aan, dat versoberd werd in de Feesten van Angst en Pijn. Na het dadaïstische Bezette Stad (1921) schreef hij verschillende grotesken zoals Het Gevang in de Hemel. Ten slotte volgden de Nagelaten Gedichten, waaruit hij de dichtbundel Eerste Boek van Schmoll wilde samenstellen. In deze periode propageerde hij de 'zuivere lyriek' of wat hij het 'organisch expressionisme' noemde. Van Ostaijen trachtte met deze stijl een ongerijmde wereld te omvatten in ongerijmde poëzie. Dit resulteerde in zogenaamde 'autonome gedichten'. De bedoeling hiervan was poëzie te scheppen, die los stond zowel van de dichter als van de uiterlijke werkelijkheid. Hij beschouwde de poëzie dan als een zelfstandig spel en als instrument om een intuïtieve kennis te bereiken.
Dandy en Dichter Paul van Ostaijen flaneerde over de Keyserlei en de Groenplaats in zwierige jas met fluwelen kraag. Hij werd 'meneer 1830' genoemd wegens zijn buitenissige kleding. Maurice Gilliams beschreef hem in De man voor het venster als volgt: " 's Avonds op de Keyserlei, ontmoette ik Orpheus in biedermeierkostuum. Hij werd aangegaapt om zijn onmodische rode das, om zijn roodfluwelen ondervest en zijn vreemde zwarte kleding. Somtijds droeg hij een parelgrijze mac-farlane (naar de 19e-eeuwse uitvinder ervan: Mac Farlane lichte overjas met kap, zonder mouwen, om over een herenrok te dragen) en wanneer de wind in het kapje speelde, kreeg hij als het ware vleugelen gelijk een keizerlijke adelaar. 's Winters zag men hem met een bontmuts en een hoge stijve boord. Hij was de dandy, de lord in het machtig grauwe Antwerpen."
Emma Clément De mooie levenslustige Emma Clément was de enige grote liefde in het leven van Paul van Ostaijen. Emma was vier jaar getrouwd geweest en had een dochter. Ze stortte zich in het nachtleven, samen met een Duitse officier, maar dat belette haar niet om vanaf 1917 ook een turbulente liefdesrelatie te hebben met van Ostaijen. 'Emmeke' had door haar compromitterende omgang met Duitse officieren meer redenen om naar Berlijn te vluchten (begin november 1918) dan van Ostaijen. Via haar Duitse relaties bemachtigde zij paspoorten en een contactadres in Berlijn. Paul en Emma betrokken een kamer in de Wilhelmstrasse 3B, waar ze terechtkwamen in de revolutie, die op 9 november 1918 uitbrak. Wegens allerlei conflicten moest het stel noodgedwongen een ander onderkomen zoeken in juli 1919. Gelukkig vonden ze onderdak bij een Belgische vriendin van Emma Clément. Enkele weken later verhuisden ze naar de Joachim-Friedrichstrasse 10 op de derde verdieping. Ook hier ontstonden er conflicten met hun hospita. Emma ging in januari 1919 aan de slag als verkoopster in het modehuis Hammer, omdat ze blut waren. Daarenboven kluste Emmeke bij als mannequin en fotomodel, want Paul bracht weinig zaad in het bakje. Nochtans had hij een zeer creatieve periode, waarin hij vooral werkte aan Bezette Stad, dat pas gepubliceerd zou worden in 1921. In april 1921 liep de relatie van de twee Antwerpse bohémiens op de klippen. Emma werd verliefd op Peter Pringsheim, de zwager van Thomas Mann. Pringsheim en Clément trouwden op 8 december 1923. Ze woonden achtereenvolgens in Berlijn, Munchen en Brussel. In 1940 trokken ze naar de Verenigde Staten. Ten langen leste vestigden ze zich definitief in Antwerpen, waar ze beiden overleden in de loop van de jaren zestig. Ondanks hun scheiding bleven Emma Clément en Paul van Ostaijen mekaar hartstochtelijke brieven schrijven, waarvan er een achttiental bewaard zijn gebleven.
4
Avant-garde en Dada De avantgarde is een verzamelnaam voor een aantal kunstrichtingen tussen 1910 en 1940. Zij braken met de oude artistieke conventies en wilden de kunst populariseren. Deze beweging had een internationaal karakter, want avantgardistische kunstenaars hadden veel contacten met elkaar en beïnvloedden op deze manier elkaars werk. Toch zijn er binnen de avant-garde verschillende stromingen aan te wijzen die aan een bepaald land gebonden waren. Het futurisme waaraan o.a. Filippo Marinetti (cfr. Manifesto Futurista -1909) in Italië en Vladimir Majakovski in Rusland deelnamen, richtte zich vooral op taal, snelheid en techniek. Vermeldenswaardig is dat Marinetti zich onder meer baseerde op Les villes tentaculaires, van de Franstalige Vlaming Emile Verhaeren. De Fransman André Breton was de belangrijkste vertegenwoordiger van het surrealisme. Hij wilde op een heel andere manier met de tradities breken, namelijk door het onderbewuste, de droom en het toeval als thema's te gebruiken. Dada was de meest radicale beweging van de avantgarde. Het was een nihilistische kunststroming die ontstond in Zurich en bloeide van 1916 tot ca. 1924. Ze verzette zich tegen de geldende normen en esthetische opvattingen, mede onder invloed van de als zinloos ervaren Eerste Wereldoorlog. De Roemeen Tristan Tzara was de voornaamste gangmaker, die zijn lezers trachtte te provoceren met: ‘Dada betekent niets !’. In werkelijkheid had hij het woord dada (= kindertaal voor paard; ook stokpaardje) in een Frans woordenboek gevonden, toen hij naar een naam zocht voor een tijdschrift van de beweging. De dadaïsten verwierpen dus elk systeem en elke vorm van kunst. Uiteraard was dit een paradox, want zij maakten zelf ook kunst. Zij waren vooral gericht op vrijheid en destructie.
Bron: http://users.telenet.be/gaston.d.haese/biografie_pvo.html
5