Miel Theeuwen 11 januari 2010
De Venlolezing is een betoog dat jaarlijks wordt voorgedragen door een Venlonaar jonger dan 35 jaar en is bedoeld om iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van de gemeente Venlo te inspireren: overheid, bedrijfsleven, onderwijs, culturele instellingen en burgers.
Miel Theeuwen (1977) is een geboren en getogen Venlonaar. Na zijn VWO op het Blariacumcollege heeft hij Technische Bedrijfskunde gestudeerd aan de Universiteit Twente. In 2001 studeerde hij af bij Philips in Shanghai. Na een aantal jaren voor Accenture gewerkt te hebben op projecten in heel Nederland werkt hij sinds 2004 bij EyeOn, een adviesbureau op het gebied van planning en control. Daarnaast is hij docent Operations Management bij Academische Opleidingen Groningen. In 2007 behaalde hij zijn MBA-titel bij TiasNimbas Business School. Miel was negen jaar trompettist in de Venlose dialectformatie Neet oét Lottum. In 2003 was hij mede-oprichter van de Venlose Stadstrompettisten. Op dit moment is zet hij zich met Stichting OB de Woers in voor volkscultuur en is hij bestuurslid programmazaken bij Omroep Venlo. Sinds 1 januari is Miel voorzitter van het dialectfestival De Nach van ’t Limburgse Leed. Recentelijk was hij mede-initiator van 5x5x5, een positieve campagne voor Venlo.
De eerste tien jaar van de 21ste eeuw zijn aan ons voorbij getrokken, we staan in de deuropening van een nieuw decennium. Wie terugdenkt aan het jaar 2000 kan niet anders dan zich verbazen over hoeveel er sindsdien is veranderd en hoe snel we al die veranderingen normaal zijn gaan vinden. U zult het misschien moeilijk kunnen geloven, maar in die tijd betaalden we met guldens, we zetten koffie met een filterapparaat, we brachten onze fotorolletjes weg. We stuurden geen SMSjes, we keken geen reality-TV, we lazen geen Harry Potter, we vlogen niet voor een weekendje naar Valencia, Budapest of Stockholm, we kochten niks uit China of India. Er was geen YouTube, geen Wikipedia, geen Google. De aarde warmde niet op, de Islam was geen bedreiging, we hadden geen kredietcrisis, Nederland was niet op drift, Tegelen was nog geen Venlo. Ikzelf was 22 jaar en stond op het punt om naar Shanghai af te reizen voor mijn afstuderen. Terugkijkend dringt de vraag zich op of we er met al die veranderingen op vooruit zijn gegaan. Volgens de jaaroverzichten was 2009 een vreselijk jaar. Nu.nl, de meest gebruikte nieuwsbron in Nederland, heeft in haar jaaroverzicht letterlijk alleen maar slecht nieuws te melden en spreekt van een rampjaar. De vluchtige site heeft duidelijk moeite om ontwikkelingen in een groter perspectief te plaatsen en noemt prominent in het rampspoed-rijtje: de Schipholramp (9 slachtoffers), de busramp bij Lloret de Mar (6 slachtoffers) en het overlijden van Michael Jackson (1 slachtoffer). Daar komen het failliet van de DSB bank en de vrieskou in januari nog eens bovenop. Desgevraagd zullen veel Nederlanders dan ook zeggen dat ze zich zorgen maken over de toekomst en dat er weinig verbetering te bespeuren valt in de wereld. Maar hoe slecht gaat het nu eigenlijk echt? In 1981 leefde bijna de helft van de wereldbevolking onder de armoedegrens, door de Wereldbank vastgesteld op 1,25 dollar per dag. Op dit moment ligt dat percentage rond de 17%. Dat betekent dat er nog heel veel armoede is, maar het betekent ook een ongekende verbetering. Door de hele menselijke geschiedenis heen stierven ongeveer 200 op de duizend kinderen in hun eerste levensjaar. In 1950 stond dit getal nog op 152, de afgelopen 60 jaar is het consequent gezakt en op dit moment staat het op 52. Was de levensverwachting van de gemiddelde mens wereldwijd in 1950 nog krap 40 jaar, op dit moment gaat die richting de 70. Tussen 1970 en nu is het percentage analfabeten in de wereld gehalveerd van 40 naar 20%. Het aantal gewapende conflicten is sinds 1950 consequent gezakt en het aantal democratieën gestegen. Slagvelddoden, genocides en militaire staatsgrepen: allemaal gehalveerd de afgelopen 30 jaar. Kortom: het gaat met de wereld beter dan ooit tevoren en 2009 was alweer een fantastisch jaar. We hebben de droom die John Lennon verwoordde in zijn nummer Imagine uit 1971 grotendeels laten uitkomen. Vrede op aarde zal er waarschijnlijk nooit komen, maar we zijn er nog niet eerder zo dichtbij geweest. Alle kengetallen vliegen de goede kant op en het meeste is bereikt onder onze ogen, binnen het tijdsbestek van één generatie. Het mag geen verrassing zijn dat Nederland op alle genoemde punten uitstekend scoort in internationale vergelijking. Op een enkele uitzondering na is er geen betere plek in de wereld om uw kinderen te laten opgroeien: Nederland staat 6de op de Human Development Index van de Verenigde Naties. Misschien kunt u overwegen naar Noorwegen te verhuizen, maar veel zult u er niet mee opschieten. We leven in het gedroomde land: gezondheidszorg en onderwijs zijn uitstekend geregeld, de infrastructuur ligt er aangeharkt bij, u kunt bij dag en nacht veilig over straat en u mag zeggen wat u wilt. Tegen elke buitenaardse levensvorm die een bezoek aan onze planeet overweegt zou ik zonder aarzelen durven zeggen: landt u gerust hier op de markt voor het Stadhuis, er kan u niets overkomen. Vanuit het buitenland wordt dan ook met verbazing gekeken naar de politieke verschuivingen die zich in Nederland sinds 2000 hebben voorgedaan. Enkele weken geleden sprak ik Kerstin Schweighöfer, Duits jour-
naliste en voorzitter van de Foreign Press Association, vereniging voor buitenlandse journalisten in Nederland. De teneur onder de verslaggevers is er één van verwondering: wat is er toch aan de hand in dat kleine land waar ze alles zo goed voor elkaar hebben? Hoe kan het dat eenlingen zonder inhoudelijk programma, zonder partij en zonder bestuurlijke ervaring op massale steun kunnen rekenen bij de bevolking? Rond de gemeenteraadsverkiezingen sprak ik ook een aantal Nederlandse journalisten die zich kortstondig in Venlo hadden verdiept. Bij hen constateerde ik iets vergelijkbaars: ze hadden verwacht een soort no-go area aan te treffen, overspoeld door kansarme minderheden en langzaam wegzinkend in criminaliteit, verloedering en religieus-etnische spanning. Tot ze erachter kwamen dat Venlo een dynamische stad is zonder echte probleemwijken waar een hechte lokale gemeenschap bestaat van betrokken burgers en waar de belangrijkste politieke thema´s zijn: een nieuw cultuurpodium en al dan niet betaald parkeren. We zijn geneigd veranderingen in de samenleving om ons heen te duiden als negatief omdat we ze niet goed kunnen overzien en ze dus als beangstigend ervaren. Uit onderzoeken die het humeur peilen in het land komt een consistent beeld naar voren: mensen zijn steeds tevredener over hun eigen leven, maar hebben steeds minder vertrouwen in de mensen om hen heen. En hoe groter de cirkel des te negatiever mensen zijn. De stad gaat nog wel, Den Haag is niet te vertrouwen en Europa is al helemaal een boevenbende. Ouders zien veranderingen scherp afgetekend als ze het gedrag van hun kinderen afzetten tegen hun eigen jeugd, of meestal een nostalgisch gekleurde herinnering daarvan. De conclusie dat de jeugd en daarmee onze cultuur erop achteruitgaat ligt dan al snel op de loer. Maar het universele van die conclusie maakt dat waarschuwingen van cultuurpessimisten uit het verleden nog steeds heel actueel zijn en dat waarschijnlijk altijd zullen blijven, waarmee ze natuurlijk hun eigen ongelijk aantonen. Een mooi voorbeeld is onze eigen Johan Huizinga die zich in zijn boek “In de schaduwen van morgen” uit 1935 beklaagt over de “algemeene verzwakking van het oordeel”, een “daling van kritische behoefte” en een “verval van moreele normen”. Ook Friedrich Nietzsche maakte zich in 1885 al zorgen over het publiek dat, vergiftigd door – let wel – persvrijheid alleen nog maar kranten leest en daardoor haar smaak laat bederven. Elk medium na de krant heeft in de 20ste eeuw dezelfde kritiek gekregen. De radio, de televisie, de computergame, het Internet: allemaal slecht voor de jeugd. Zijn veranderingen om ons heen de fundamentele drijfveer voor negativisme bij individuele burgers, de media en de politiek laten dit signaal rondzingen. De onvrede, het onbehagen, de ontevredenheid: ze krijgen ruim baan in nieuwe media zoals GeenStijl.nl en oude media doen hun best om niet achter te blijven. Politici en bestuurders Twitteren erop los, in een poging de vermeende kloof tussen politiek en burger te verkleinen. Ze zijn zich er misschien niet van bewust dat die kloof gekrompen is tot een onbeduidend scheurtje in het wegdek: elke mening op straat of op kloeken.nl kan morgen leiden tot discussies in de gemeenteraad. Kamerleden verdringen elkaar voor de interruptiemicrofoon om als eerste hun visie te geven op het laatste nieuws dat we volgende week allemaal alweer vergeten zijn. Nooit eerder waren politiek en samenleving zo tot in de haarvaten met elkaar verweven. Burgers zijn mondig maar zelden goed geïnformeerd. De kloof moet niet kleiner, maar groter. Gezagsdragers staan opgesteld om belangrijke beslissingen te nemen over complexe vraagstukken, niet om elke dag te luisteren naar de mening van de man op straat. Het broodnodige vertrouwen in de politiek kan worden hersteld als bestuurders laten zien dat ze in staat zijn ontwikkelingen te duiden en er passende en begrijpelijke antwoorden op te formuleren zonder met de waan van de dag mee te wuiven. Ik durf me maar aan één voorspelling te wagen: ons leven zal er over nog eens tien jaar radicaal anders uit zien dan nu en van veel veranderingen hebben we op dit moment nog geen idee. Verandering is de enige vaste zekerheid. We zullen dus mee moeten bewegen, nieuwe antwoorden moeten bedenken en gevaren
moeten afwenden. Een samenleving kan zich daarbij laten leiden door angst of door hoop. Angst is het verleidelijke alternatief: het is eenvoudig op te wekken bij mensen die overal om zich heen dingen zien veranderen die lang vanzelfsprekend leken. Wie onomwonden benoemt wat er allemaal niet deugt en zo laat zien dat ontevredenheid bij hem of haar in goede handen is kan snel rekenen op herkenning en steun. Maar angst en conservatisme werken verlammend en zullen ons niet verder helpen. Wie echter tegen de maalstroom in durft te zeggen dat veel geklaag overdreven en aangepraat is, wie verbeterpotentieel ziet en er niet voor wegloopt dat op te pakken, wie overtuigend een beeld kan schetsen van een haalbare en betere toekomst, die zal moed en incasseringsvermogen kunnen gebruiken. Hoop is de moeilijke, maar enige zinvolle weg. Ook in Venlo staan we voor deze uitdaging. Onze provinciestad is een speelbal van de grote verschuivingen in een steeds kleiner wordende wereld. We concurreren niet alleen met Roermond, maar in veel opzichten met steden in heel Europa en ver daarbuiten. We zoeken aansluiting met de Randstad en met het Ruhrgebiet. We moeten onze identiteit hervinden en definiëren wat onze rol zal zijn in pakweg 2020. En eigenlijk is dat niks nieuws: toen dit stadhuis gebouwd werd was het allerminst duidelijk wat de toekomst de stad zou brengen. Zestien jaar eerder hadden de Nederlanden zich onafhankelijk verklaard van de Spaanse overheersing, maar daar hoorde Venlo niet bij. Terwijl de bouw in 1597 van start ging deed Maurits van Oranje een tweede mislukte poging de stad in te nemen. Daarna was Venlo ruim een eeuw afwisselend Spaans en Staats bezit. Pas met de vrede van Utrecht in 1713 werden de Venlonaren voor langere tijd onderdeel van de Republiek, maar 62 jaar later vielen de Fransen alweer binnen zodat Venlo er niet bij was toen in 1798 Nederland feitelijk werd gesticht door het ondertekenen van de eerste grondwet. Zestien jaar daarna sloot de stad alsnog aan maar ook dat duurde niet lang: in 1830 werd Venlo Belgisch en het had niet veel gescheeld of de stad was in 1839 bij Duitsland ingedeeld, net als de rest van het huidige Nederlands Limburg. De Venlonaren hebben dus een bewogen geschiedenis waarin ze zich steeds moesten inpassen in een nieuwe werkelijkheid. Een werkelijkheid die altijd al gevormd werd door krachten die voor een lokale bestuurder moeilijk te overzien, laat staan te beïnvloeden waren. Wat staat een middelgrote grensplaats op dit moment dan te doen? In 2002 kwam het boek uit dat inmiddels is uitgegroeid tot een van de bijbels van de stedelijke ontwikkeling: The Rise of the Creative Class van de Amerikaanse econoom Richard Florida. Florida onderstreept het belang van het aantrekken van creatieve geesten voor een stad. Designers, wetenschappers en kunstenaars moeten de economie een impuls geven. Ongetwijfeld geïnspireerd door Florida is ook Venlo voortvarend aan de slag gegaan door Q4 te benoemen als creatieve broedplaats. Hoewel dat op zichzelf niet verkeerd is zie ik hierin een aantal problemen. Op de eerste plaats gaat Florida er vanuit dat er in de wereld veertig megaregio’s zijn die de economische activiteit domineren en met elkaar moeten concurreren om de creative class. De vraag is dus of Florida’s theorie ook op gaat voor kleine steden als Venlo. Op de tweede plaats is Venlo niet de enige gemeente die Florida gelezen heeft. Iedere gemeente in Nederland die een beetje wil meetellen voert een Floridiaans beleid gericht op creatieve broedplaatsen, meestal zonder zich af te vragen of de stad daar eigenlijk wel op zit te wachten. Ik heb persoonlijk meer fiducie in de Engelse stadsexpert Charles Landry. In zijn boek The Art of City Making uit 2006 haalt Landry ook voorbeelden aan van kleinere steden zoals Venlo. Maar belangrijker is dat het hem gaat om de creativiteit van alle inwoners, niet om een specifieke creatieve klasse die van buiten moet worden aangetrokken. Haal het beste uit de eigen bevolking, die heeft veel meer te bieden dan beleidsmakers zich soms realiseren. Het is dan ook goed dat Q4 zich sterk richt op mensen uit de regio. De door Florida bepleite creatieve klasse heeft weinig binding met de stad waarin ze zich nestelt; ze is juist hypermobiel en vertrekt
morgen weer als het gras ergens anders groener is. Bestaande bewoners zijn geworteld, begrijpen de lokale nuance en hebben de intentie om te blijven wonen in hun stad. Daaruit ontstaat intrinsieke motivatie om iets bij te dragen en te investeren in de stad. Juist in een globaliserende wereld bestaat de behoefte aan lokale identiteit. Ik zie hierin een kans voor Venlo. Venlonaren voelen meer dan de gemiddelde Nederlander een binding met hun geboortestad. De echte waarde van Venlo ligt in haar eigenheid, haar unieke DNA, en die zal een beleidsmaker uit de Randstad moeilijk kunnen ontrafelen. Het is een diep geworteld, breed gedragen maar moeilijk te formuleren Venlo-gevoel wat iets te maken heeft met relativering en no-nonsense. Ik richt mijn vertrouwen op de creatieve top van Venlo die elders, eventueel in het buitenland, kennis en ervaring heeft opgedaan en een vestigingsplaats overweegt. Door hun motivatie te ontsluiten kan een beweging op gang komen waarmee Venlo vooruit kan. Zij kunnen de basis leggen voor een hoogstaande en waardevolle culturele ambiance die de Venlonaar zelf, maar uiteindelijk ook de nieuwkomer zal weten te waarderen.
Laatste woorden. Aan burgers: bezie uw situatie eens in internationaal en in historisch perspectief. Ga op vakantie en vraag u af of u er zou willen wonen en kijk dan verder dan alleen het lage belastingtarief en het aangename klimaat. Bedenk eens hoe uw ouders opgroeiden of uw grootouders. Blijf bestuurders altijd kritisch volgen maar geef ze in principe uw vertrouwen. Wees trots op uw stad en draag die trots uit. En het belangrijkste: voeg iets toe aan Venlo, hoe klein ook. Vraag u niet af waarom “ze” er niets aan doen, maar steek zelf uw handen uit de mouwen. “De samenleving” lijkt iets abstracts maar in feite ervaren wij die allemaal in onze eigen lokale omgeving. Aan bestuurders en beleidsmakers: herwin het vertrouwen door hoop te geven. Schroom niet problemen te benoemen, maar durf ook hardop te zeggen dat wat burgers roepen vaak overdreven is en wat ze willen vaak onmogelijk, en kom daarbij met feiten. Geef aan dat er inderdaad zaken ingrijpend zullen veranderen maar dat we daarin kansen kunnen zien. Kijk verder dan 2012 en ontwikkel een duidelijk idee over waar Venlo moet komen te staan. Een visie die daadwerkelijk door burgers begrepen wordt en die hen richting geeft. Maak mensen duidelijk welke keuzes daarin gemaakt worden en wat wel en niet binnen de reikwijdte van het lokale bestuur valt. Omarm betrokken burgers en faciliteer initiatieven van de Venlonaren zelf. Na mijn afstuderen in China heb ik bewust voor Venlo gekozen als vestigingsplaats. Volgens de eerder genoemde Richard Florida is dit de belangrijkste keuze die een mens maakt in zijn leven omdat het bepaalt wat voor mensen we ontmoeten en wat voor werk we doen. Om mij heen zie ik een groep weldenkende mensen die dezelfde keuze heeft gemaakt en die de stad vooruit wil brengen. Mijn hoop is dat deze groep alle ruimte krijgt om Venlo vorm te geven. Ik heb er vertrouwen in dat we er in 2020 weliswaar anders, maar beter bij zullen zitten. Ik ben benieuwd wat u gaat bijdragen en ik spreek u graag weer over tien jaar!