Mijksenaar laudatio, 27 oktober 2015 1. Geacht publiek, beste Paul. Mij werd gevraagd een laudatio, een lofrede te houden, ter ere van –ik citeer het juryrapport– ‘de eervolle onderscheiding, de BNO-Piet Zwartprijs, die gegeven wordt aan een excellent ontwerper die van grote betekenis is voor het vakgebied en een voorbeeldfunctie heeft ten opzichte van de volgende generatie(s) ontwerpers’. Het is een deskundige en bekwame jury geweest, die jou deze prijs heeft gegeven, en omdat hun juryrapport voor zichzelf spreekt, zal ik het hier niet verder citeren, wel vul ik het vanmiddag aan met wat ik in het Roots-cahier niet kwijt kon, wijd ik uit –met de nadruk op je schrijfwerk– en dwaal ik af. Paul, om je nog verder te behagen, spreek ik deze lofrede uit in jouw favoriete letter Gill. 2. Om ons geheugen op te frissen, allereerst wat data over Paul Mijksenaar. Paul, hij zit hier ergens in de zaal, is geboren in 1944, twaalf jaar later meldde hij zich aan als leerling bij het Amsterdamse Montessori Lyceum. Hij heeft daar vooral auto’s getekend. Het besturen van een auto leerde hij van zijn vader die, werkzaam als ‘Hoofd Pers & Voorlichting van de Gemeente Amsterdam’ daarvoor zijn dienstauto, een Ford Zephyr gebruikte. Volgens Paul verliep het lesprogramma als volgt: in zijn 12e jaar leerde hij sturen, in zijn 13e jaar leerde hij gas-geven en remmen, in zijn 14e jaar leerde hij schakelen, en in zijn 15e jaar leerde hij achteruit inparkeren en reed Paul rond op verlaten terreinen in de Amsterdamse haven.Tenslotte ging hij op zijn 16e met zijn vader naast hem en zijn moeder op de achterbank de Nederlandse weg op in die Ford Zephyr. Om een idee van die auto te krijgen, googelde ik die en vond een afbeelding van de speelgoed versie ervan. Ik stuurde die ter verificatie naar Paul, waarop hij het volgende antwoordde: “Je hebt precies de juiste uitvoering gevonden in licht- en donkerblauw. Is deze Dinky Toy (?) in jouw bezit en zo ja, te koop?”
Op zijn zestiende begint Paul aan de studie product-ontwerpen van de Kunstnijverheidsschool. Hierna ontwerpt hij industrieel, maar al snel neemt het grafisch ontwerp de overhand, begint hij te schrijven, blijft ontwerpen, gaat werken bij de Technische Hogeschool Delft, wordt senior ontwerper bij Total Design, begint zijn eigen bureau, specialiseert zich in bewegwijzering, noemt zich na verloop van tijd een wayfinding-expert, wordt professor aan de TU-Delft, wijst met zijn medewerkers velen de weg van A naar B, wint meerdere prijzen, waaronder de Piet Zwart Prijs. En dat is de reden waarom wij hier allen nu bij elkaar zijn. Paul, nogmaals gefeliciteerd ! En met deze woorden kan ik nu mijn lofrede beëindigen. 3. Maar… ik kan nog wat meer woorden wijden aan waarom Paul deze prijs wat mij betreft geheel terecht naar huis mee mag nemen. De eerste reden is dat hij de prachtige trofee voor deze BNO Piet Zwartprijs zelf heeft ontworpen. Door het eindoordeel van de jury, krijgt Paul nu zijn eigen ontwerp weer in handen. Paul deelt zelf ook prijzen uit; hij heeft al twee keer de ‘Paul Mijksenaar Design for Function Award’ weggegeven. De eerste keer postuum aan de man die de middenstreep op de weg liet schilderen. En omdat Piet Zwart ook niet meer leeft, en daarbij ook nog een functionalist was, lijkt mij Paul, dat Piet komende november een goede kandidaat is voor je derde Design for Function Award. Mij lijkt dat eerlijk oversteken, want jij hebt nu zijn award. 4. Door de toekenning van die Piet Zwartprijs kreeg ik twee maanden geleden Robert ( van Rixtel ) aan de telefoon met de vraag; ‘zeg hoe staat het er mee.’ Paul, zoals jij reeds wist, was ik al maanden bezig met de voorbereidingen voor het schrijven van een Roots-cahier met jou als onderwerp. Hier was ik aan begonnen om mijn grote bewondering voor je werk, je collegialiteit, je vriendelijkheid en om je schrijfwerk. Maar ai, helaas, want ‘deadlines don’t wait’ en ik had nog meters door jou geschreven tekst te lezen. Lezen en schrijven zijn en blijven heerlijke bezigheden, maar de beschrijving van een zo veelzijdig man als jij bent, die in samenwerking met zo velen, zoveel goed werk heeft verricht, wordt lastig. Dat alles is niet echt goed te beschrijven in maar
vierduizend woorden; die loopbaan van jou knelt nogal in twaalf pagina’s. Laten wij allen hopen op een ooit uitgebreidere publicatie. Ik kom hier later nog op terug. 5. Lezen is dus een heerlijke bezigheid, en zeker het lezen van jouw teksten. Jij hebt veel, heel veel en heel goed geschreven. En dat was dan ook een andere reden voor de BNO-Piet Zwartprijs. In deze lofrede ga ik daarom dan ook iets dieper op dat schrijven in en heb het een en ander voor je onderzocht. Allereerst de hoeveelheid. Ik schat de totale ruglengte van al je publicaties op veertig a vijftig centimeter; dat is de ruimte die het inneemt op een boekenplank. Die hoeveelheid centimeters ontstaat mede door de afbeeldingen. En om de hoeveelheid door jou geschreven woorden te kunnen inschatten, heb ik de volgende berekeningen uitgevoerd. Neem bijvoorbeeld de door jou in 1973 geschreven Lecturis documentaire ‘Heeft grafische vormgeving nut’. Daar staan op elke pagina zestig regels, die elk 10 centimeter lang zijn en zich per pagina vermenigvuldigingen tot ongeveer 6 meter tekst. Die afstand maal vijftien bladzijden met geheel gevulde kolommen, laat het totaal uitkomen op 90 meter schrijfwerk om te lezen. Je publicatie ‘…De vorm zal u toegeworpen worden’, leverde bijvoorbeeld 76 meter leeswerk op. Wanneer de bij mij bekende boeken allemaal worden opgeteld, is het totaal 342 meter. Het totaal van alle columns die je schreef voor het NRC-Handelsblad, komt uit op 144 meter. Die twee getallen bij elkaar geven 553 meter leeswerk. Een halve kilometer, waarin de bijschriften en het voor- en nawerk niet in de berekening zijn meegenomen. Daarin zijn ook niet opgenomen het schrijfwerk voor je kalenders, en al je artikelen. Daarom vermoed ik dat jij de kilometer met gemak zal halen. En dat is, laten wij zeggen in corps 11, op Schiphol ongeveer de afstand van pier B naar pier C. Paul ik ben blijven doorrekenen. Nu, om de leesbaarheid van je teksten te onderzoeken, zoals het aantal woorden per zin. In je artikel ‘Over bewegwijzering’ in het tijdschrift ‘Plan’, uit 1973 was je gemiddelde 29,2 woorden per zin. In het in 2013 geschreven ‘Bestemming bereikt’, lag het gemiddelde op 23,8 woorden per zin. Dat gemiddelde zakte gestaag en lineair over de veertig jaar die tussen die twee publicaties zitten. Een andere factor die de leesbaarheid bepaalt, is het gemiddeld aantal lettergrepen per woord. Dat is te berekenen door het aantal lettergrepen in een zin, te delen
door het aantal woorden van die zin. Die breuk heet het lettergreep-quotient. Bijvoorbeeld met de zin ‘Paul vindt dat leuk’ worden de vier lettergrepen gedeeld door die vier woorden, en dat geeft een lettergreep-quotient met een waarde van precies één. De zin ‘Paul vindt bewegwijzeringsystemen leuk’ bevat elf lettergrepen die, gedeeld door opnieuw vier woorden, een quotient oplevert van 2,75. Ik sta hier bij stil omdat een hoog lettergreep-quotient en lange zinnen de leesbaarheid van een tekst nu eenmaal verlagen. Maar met al die niet te vermijden vaktermen, weet jij Paul, je gemiddelde aantal lettergrepen per woord, over een periode van veertig jaar vrijwel stabiel te houden op een leesbare 2,0. Dat is knap en ik zal je al mijn rekenwerk doen toekomen. Wat niet te meten is, maar te horen, was je steeds soepeler wijze van schrijven. Over de jaren vond jij je eigen toon, je eigen metrum. Ook is er geen quotiënt om te kunnen meten hoeveel kennis een tekst bevat. In ieder geval bevat jouw schrijfwerk weinig tot geen overbodige woorden en evenmin zinloze formuleringen. Kortom, je schrijfstijl is leesbaar, soepel, compact en vooral stampvol kennis. Dat moet de voormalig directeur Van de Westenlaken van drukkerij Lecturis ook zijn opgevallen. Hij schreef in de bijgesloten brief van de publicatie ‘Heeft grafische vormgeving nut’ het volgende: “Het is een doorwrocht stuk werk geworden, waarin vele gegevens zó kompakt [sic] zijn verwerkt, dat het een aanbeveling verdient om deze documentaire af en toe eens opnieuw ter hand te nemen en er zo ten volle het profijt van te trekken dat ons voor ogen heeft gestaan.” Paul, het was en is zinvolle, tijdloze kennis die jij verwierf uit allerlei bronnen, zoals je eigen professionele ervaringen. Dat was, en is van groot belang voor dit vak en ik wil je daar zeer, zeer voor danken. 6. Daarnaast heb je, zonder en met je bureau, heel veel, en ook veel groot grafisch werk verricht. Nog een reden voor die Piet Zwartprijs. Het cahier vertelt er meer over, maar ook jij bent eens klein begonnen. Voor zover mijn informatie juist is, ontstond jouw eerste bewegwijzeringswerk met de door jou ontworpen huisstijl voor de Amsterdamse Kunstraad. Dit was
ergens in het begin van de jaren zeventig in hun gebouw aan de Kloveniersburgwal. Daar wezen bordjes de weg of gaven ze aan wat er bedoeld werd. Zoals het bord naast de voordeur waarop ‘Amsterdamse Kunstraad, eerste etage’ met de drie Amsterdamse Andreas-kruizen onder een hoek van 45 graden geplaatst in de linker bovenhoek. Ik mailde Paul twee foto’s als bewijs dat dit bord er nog steeds hing en dat, na ongeveer veertig jaar één van de twee schroeven het had begeven. Paul schreef mij: “[ Dag Chris! ] Ongelooflijk dat er niks is veranderd! Dank voor de foto’s, ze worden in het archief geplaatst. [ Succes met de tekst en groet, Paul ]” Even later opnieuw een email van Paul “[ Chris, ] Die schroeven horen er origineel niet in, het perspex bord was op een houten onderbord geplakt. Nadat Louis ( van Gasteren ) het bord er af gerukt had (!) en op het secretariaat smeet, zijn die schroeven aangebracht…. Groet, Paul” Louis van Gasteren is een filmaker en woonde, en woont nog steeds op die Kloveniersburgwal, naast die Amsterdamse Kunstraad. Weer wat later nog een mail van Paul… “Dag Chris, Het schoot me opeens te binnen waar Louis van Gasteren zo boos over was. Hij beschuldigde me van plagiaat van een briefhoofd dat Anthon Beeke (voor hem?) ontworpen had. Ik kende dit niet maar heb het uiteraard later gezien, er was ook sprake van een aan de hoek uitgestanst logo; helaas weet ik niet meer voor welk bedrijf dat was wel dat het briefpapier gedrukt was op doorschijnend papier. Misschien heb jij een idee? Groet, Paul” Ikzelf heb veertig jaar geleden een tijdje gewerkt voor Van Gasteren, en mij leek Paul zijn vraag een goede reden om weer eens op Louis zijn bel te drukken. Het antwoord van de nu 92-jarige op de vraag waarom hij dat bord eraf moest rukken, was wat onduidelijk gebrom. Op zoek in zijn archief verscheen het door Beeke ontworpen transparante
briefpapier, met een briefhoofd dat niet echt op de rode Amsterdamse Kunstraad kruizen lijkt. Maar wat daar wel op leek, was het briefpapier voor de door Van Gasteren opgerichte stichting ‘De Amsterdamse kippenraad’. “Ja,” zei hij, “ik heb die drie kruizen van Mijksenaar geplagieerd.”,. Paul, je voelt het al aan, door Van Gasteren’s plagiaat kan jij nu zijn bord van zijn deur rukken. Het complete dossier overhandig ik je later vandaag. 7. Tussen Paul en mij waren meer raakpunten. Zo stuurde ik hem berichten indien nodig. Zoals een idee dat door mijn hoofd flitste toen hij met zijn bureau aan de bewegwijzering van de Nederlandse Spoorwegen werkte. Waarschijnlijk door de drukte in zijn bureau is die mail niet beantwoord. Later heb ik die met wat andere teksten gegeven aan het Londense Eye-magazine, dat toen verlegen zat om kopij. Weer een paar weken later ontspon zich deze conversatie aan de telefoon. “Good morning this is London.” “Good morning to you as well.” “You won a digital camera, because you wrote the best letter to Eye-magazine.” “But I didn’t send them any letter.” “Yes, you did.” “No, I didn’t.” “Yes.” “No.” “Yes.” “Ok, what was the letter about.” “About colouring the trains.” “You are right. Yes, I wrote that letter. And thanks a lot for the camera..” Zonder mijn kennis, had de redactie van dit blad mijn e-mail aan Paul verbouwd tot brief en die klonk nu zo… ‘Different trains, [ by Chris Vermaas. ] I read about the Indian railway signage proposal ( Eye no. 56 vol.14 ) with great interest. I love travelling by train, but I have a problem finding my way in the Dutch train stations. When you are in a hurry, it always takes some effort to find the right timetable board that explains which train leaves from which platform to the town you wish to go to. All the information boards use a similar colour. However the ( yellowish ) colour problem points to a solution. New colours can be applied, and these could be the same colours used for the destinations to the
lines depicted in the map of the system. Applying this method would give the green line a green time timetable board, and so on. To enhance the clarity, they could then paint the trains of these lines in the same colour, and request the ticket personnel to dye their hair in the colour of the line to save further confusion. Amsterdam’ 8. Paul, nu jij na al dat vele en goede werk, wat meer afstand hebt genomen van je bureau, heb ik nog een paar wensen, of opdrachten om aan te werken. Allereerst bied ik je het idee aan van een wayfinding-museum. Misschien kan het zelfs je naam gaan dragen. Zoals je weet wordt in deze wereld veel ontworpen, soms nodig, soms onnodig, maar in beide gevallen wordt daarmee ons grafisch verleden uitgewist. Zo ook het door jou met je bureau verrichtte werk. Om onnodige schade te voorkomen, zou het ‘Mijksenaar wayfinding-museum’, een oplossing kunnen zijn. Daarnaast kan het museum zijn bezoekers ook inlichten over de techniek van wayfinding. Dat museum hoeft niet gebouwd te worden, het is er al, niet meer dan een wandeling, een reis aangegeven door de signalering die er reeds staat. De wayfinding-wandeling zou hier in Artis kunnen beginnen om het wegwijssysteem aan de palen te begrijpen en te bewonderen. Daarna te voet, de dierentuin uit, om via de door jouw ontworpen Amsterdamse Toeristische stadsbewegwijzering het metro-station Waterlooplein te bereiken. Dat is een bijzonder metro-station omdat daar nog de borden hangen die door de door Brattinga in de jaren zeventig ingestelde werkgroep zijn ontstaan. Jij had zitting in die werkgroep en op die borden zijn de toen door Gerard Unger ontworpen slimme letters nog te lezen. Op de muren staat de prachtige typografie van Willem Sandberg, die dit metrostation zijn naam geeft. Mij lijkt dat dit gehele station moet worden uitgeroepen tot typografisch beschermd stadsgebied. Goed, wij vervolgen onze wandeling en komen aan de andere kant van dat metrostation omhoog het Amsterdamse stadhuis in, alwaar wij dan de naar je vader vernoemde ‘Mijksenaar zaal’ kunnen begroeten. Hierna wordt de tocht vervolgd naar de Kloveniersburgwal om het nog op één schroef hangende bord van de Amsterdamse Kunstraad’ te bewonderen. Dan opnieuw de Amsterdamse metro in, alwaar ook jouw borden hun werk doen.
Vervolgens via het Amsterdamse Centraal Station met de trein, en dat allemaal aangegeven met jullie borden, naar Schiphol, voor de grote finale van het ‘Mijksenaar wayfinding-museum’. Kortom een informatieve tentoonstelling die de bezoekers verplaatst door de ruimte en ze zo wayfinding als iets ergonomisch, iets lijfelijk laat ervaren. Dit alles eventueel ondersteund door wat extra uitleg op kleine verklarende bordjes. Ik laat de verdere uitvoering hiervan geheel aan je over. 9. Er zijn nog een paar wensen. In deze lofrede heb ik veel aandacht besteed aan je schrijfwerk. Er zaten boeken tussen die ik zelf had willen schrijven, maar ik was toch opgelucht dat ik ze niet heb geschreven want jij kan dat beter. Daarom wil ik je vragen er nog een paar te schrijven. Eentje over je gemaakte werk, en dan dikker dan die twaalf pagina’s. Eentje als handboek voor wayfinding, waarin onderwerpen worden besproken zoals de relatie van het grafisch ontwerp tot de gebouwde omgeving, en de relatie van het grafisch narratief tot de gebouwde omgeving. Want waar ruimte is, is sprake van afstand en dat creëert tijd en daarin kan zich een verhaal ontwikkelen; dat narratief. Eentje over de relatie van de Gestalt psychologie tot wayfinding. Een onderwerp dat ik –raar genoeg– niet in je oeuvre kon terugvinden. En eentje over je werkwijze. Zoals bijvoorbeeld over de omkering van de te nemen beslissingen. Niet eerst vorm geven aan de buitenkant, maar eerst de analyse. Eerst de vraagstukken tot problemen terugbrengen, en die vervolgens oplossen met meerdere antwoorden, waar dan uit gekozen kan worden. En misschien eentje over de basiskennis die elke grafische padvinder in zijn ransel bij zich moet dragen. Paul, werk rustig door, ruim je bureau langzaam op en laat de rest van je kennis niet verloren gaan, geef haar door aan de volgende generaties. Dat heb je tijdens je loopbaan voortdurend gedaan en daarom ben je in mijn ogen een reus. Het was en is een voorrecht om op je grote schouders te mogen staan. En dat je over de
jaren gegroeid bent in dit vak, wil ik bewijzen met de ‘Ford Zephyr-prijs’. Van die prijs vormde ik de gehele jury, was in mijn beslissing geheel unaniem, en reik je deze prijs slechts één keer uit. Beschouw het Roots-cahier als het juryrapport. [ Overhandiging van de Dinky Toy in het model van de licht- en donkerblauwe Ford Zephyr. ] Kijk, hier pas jij –Paul– met geen mogelijkheid meer in. Ik dank jullie allen voor jullie aandacht. [ Chris Vermaas, Oktober 2015. ]