Paragraaf 6.1 en 6.2 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Homeostase In stand houden van het interne milieu opperhuid Bovenste laag van de huid chitine Koolhydraat waaruit het (exo)skelet van insecten is opgebouwd 2. Osmotische waarde, pH weefselvloeistof, glucosegehalte 3. a) hormoonstelsel b) Zenuwstelsel c uitscheidingsstelsel d Nier e vochtgehalte
ademhalingsstelsel Long Zuurstofgehalte bloed
verteringsstelsel lever Glucosegehalte bloed
4. UV straling, Afkoeling, parasieten 5. Camouflage, ademhaling, communicatiesignaal Paragraaf 6.3 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Lederhuid huidlaag onder de opperhuid met bloedvaten en zintuigen onderhuids bindweefsel stevige laag onder de lederhuid kiemlaag cellaag met delende cellen die de cellen in de opperhuid aanvult hoornlaag bovenste deel van de opperhuid met dode verhoornde cellen (ondoordringbaar voor water) melanocyten pigmentcelen in de opperhuid melanine pigment dat beschermt tegen U-straling 2. a)
A: opperhuid, B Lederhuid, C onderhuids bindweefsel 1 Haar, 2 hoornlaag, 3 slijmlaag, 4 tastzintuig, 5 talgklier, 6 bloedvaatje, 7haarspiertje, 8 drukzintuig, 9 haarzakje, 10 zweetklier, 11 zenuw b) kiemlaag c) Q d) UV-straling e) F
3. a)Onderhuids bindweefsel b)De hoornlaag c) 6, 7 en 10
4. a) gen b) B
1
c) Geen haren meer die beschermen tegen U, melanine vervangt deze bescherming d) Hierdoor ontvangt de huid voldoende UV om vitamine D te maken 5. a) b) c) d)
Lederhuid Ja, want in de lederhuid zitten bloedvaatjes kiemlaag macrofagen (fagocyten)
6. a) Hoornlaag en slijmlaag b) Nee, want de kiemlaag is intact c) B 7. UV-A UV-B
Melanocyten Cellen in de kiemlaag
Paragraaf 6.4 1. Bloedstolling Aanmaken van onoplosbare deeltjes in het bloed bedoeld om wondjes te helen fibrinogeen Oplosbaar eiwit in het bloed wat omgezet kan worden in fibrine fibrine Onoplosbaar plakkerig eiwit wat zorgt voor afsluiting van wondjes door middel van draderig netwerk trombose Bloedstolling in de bloedvaten Embolie verstopping van haarvaten (in vitale organen) door bloedstolsels Hemofilie Aandoening waarbij de bloedstolling is verstoord, waardoor wondjes niet of te langzaam helen. 2. A) Vernauwing van de bloedvaatjes B) Bloedplaatjes en eiwitten uit het bloedplasma (zoals fibrinogeen) C) in de lever (alle plasma eiwitten worden daar aangemaakt) D) Nu hoeft er alleen maar een omzetting plaats te vinden terwijl er anders het hele eiwit nog gesynthetiseerd moet worden: RNA synthes, eiwitsynthes E) Bloedplaatjes en rode bloedcellen
2
3.
b) c) d) e) f) 4.
A C Nee Nee Trombose en een embolie
Hersenembolie: te weinig zuurstof in bijvoorbeeld hersenstam kan zorgen dat de ademhaling stopt Hartembolie: Als een gedeelte van het hart geen zuurstof krijgt kan de bloeddruk te laag worden Longembolie: Bij verstopping van een groot gedeelte in de long kan er te weinig zuurstof opgenomen worden in het bloed
5. Bloedstolsels die voor een (dodelijk) hoge bloeddruk zorgen. Geen stolling meer van nieuwe wondjes omdat alle stollingseiwitten op zijn 6. ADH Paragraaf 6.5 1. Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving Albinisme Aandoening waarbij geen pigment gevormd kan worden melanoom Tumor ontstaan uit melanocyten Eerste-, Beschadiging van de huid door verbranding: 1 ste niet verder dan 3
tweede- en opperhuid, 2 e tot aan de lederhuid, 3 e tot aan bindweefsel derdegraadsverbranding Acne Aandoening waarbij talgklieren ontstoken zijn 2. a) b) c) d)
Melanocyten D SQPRUT B
3. a) Stimuleert aanmaak Vitamine D, Doodt ziekteverwekkers b) beschadigt DNA, veroorzaakt veroudering huid. c) UV onderdrukt de immuniteit 4. Cellen in de slijmlaag, want die sterven en worden vervangen 5. a) Omdat de kiemlaag bij eerstegraadsverbranding nog intact is. b)Omdat de kiemlaag dan niet snel genoeg “zijwaarts” nieuwe cellen heeft kunnen aanmaken c) Witte bloedcellen d) De vloeistof wordt aan het bloed onttrokken en bij te weinig bloedvolume daalt de bloeddruk e) De huid is het belangrijkste orgaan dat de temperatuur regelt. Deze is nu beschadigd, dus treedt afkoeling op. f) De pijnzenuwen zijn geheel vernietigd 6. a) hoornlaag en slijmlaag b) die gaan stuk c) die wordt door de schimmel gebruikt als voedsel d) De huid wordt vochtig omdat er nu weefselvloeistof weglekt e) Slippers of ander schoeisel aan doen in ruimtes waar besmetting kan optreden Paragraaf 6.6 en 6.7 1. Warmteregelingscentrum deel van de hersenen dat de lichaamstemperatuur regelt kerntemperatuur temperatuur van het centrale gedeelte van het lichaam (met de vitale organen) koorts Door het lichaam opgewekte temperatuursverhoging ter bestrijding van infecties 2. a) Zweten b) straling c) Dikker maken van de vacht/verendek 3. Warmbloedig 4
a) beharing en zweetklieren b) door mutatis ontstonden organismen met haren. Deze hadden een grotere overlevingskans dan hun kale soortgenoten en kregen dus meer nakomelingen. Hierdoor kwamen er steeds meer behaarde organismen. c) Ze kunnen in koudere gebieden overleven d) de muis besteedt ook energie aan zijn temperatuur regeling e) lager dan 26 C? Hoger dan 34 f) P: beweging van spieren (rillen) R: productie zweet 4. Regulatie van de lichaamstemperatuur a) 1 en 3 b) 2 en 4 c) 3 d) te laag 5. Gevoelstemperatuur a) -11 b) - 11 c ) veel wind: koelt af water op de huid verdampt: koelt ook af d) Hij verliest zo snel energie
6. Stofwisseling bij zoogdieren C
5
7. Koorts a) 40 b) Het lichaam warmt zich door spierbewegingen op naar de ingestelde temperatuur c) 35 uur d) De thermostaat staat weer op 37, dus moet het lichaam warmte kwijt e) nee f) Nee g) eigen invulling 8. Bloedvaten in de huid A, C, E b) Hypothalamus c) Links d) Dan gaat de verdamping slechter en kan de huid dus minder warmte kwijt door zweten..
6