Inhoudsopgave
Inleiding Visie
Pag. 1 1
Uitgangpunten
2
1. Het voedingsaanbod 1.1 Zuigelingen/flesvoeding 1.2 Broodmaaltijd 1.3 Broodbeleg 1.4 Drinken en keuze dranken 1.5 Fruit en groente 1.6 Overige tussendoortjes 1.7 Traktaties 1.8 Allergieën 1.9 Dieet/geloofsovertuiging
3 3 3 3 4 5 6 6 7 7
2. Voedingsschema’s 2.1 De dagindeling van de baby’s (tot ongeveer 6 maanden 2.2 De dagindeling van de oudere kinderen (vanaf 6 maanden)
8 8 8
BIJLAGEN: Bijlage 1 Aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen Bijlage 2 Producten-/variatielijst Bijlage 3 Hygiënecode voedselveiligheid
9 10 12
Inleiding Stoffel draagt bij aan de gezonde ontwikkeling van het kind. Voeding speelt hierbij een belangrijke rol. Eten en drinken biedt kinderen de gelegenheid nieuwe ervaringen op te doen en eigen smaken en voedingsbehoefte te ontdekken. De basis voor het voedingsbeleid is te vinden in de producten-/variatielijst. Deze lijst bevat een gezonde en uitgebalanceerde voeding (zie bijlage 2). Er is wel ruimte voor traktaties of extra’s bij feestelijke gelegenheden zoals Sinterklaas. Het voedingsbeleid is geschreven voor ouders en pedagogisch medewerkers. Steeds wordt bij elk onderdeel helder en duidelijk omschreven waarom welke keuze is gemaakt. Visie Stoffel stimuleert kinderen in hun totale ontwikkeling. Voor een goede ontwikkeling en gezondheid is goede voeding van belang. Hierbij zijn o.a. dreumes- en peutergroeimelk onmisbaar. Vanwege deze reden en omdat de meeste ouders thuis de kinderen Nutrilon geven, is er gekozen om Nutrilon (1, 2, 3, 4 en 5) in de productenlijst op te nemen. Stoffel streeft in de eerste instantie naar een gezonde en uitgebalanceerde voeding, maar de wens van de ouder staat bij dit kinderdagverblijf altijd voorop.
1
Uitgangspunten Binnen het pedagogisch voedingsbeleid zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd waarbij aandacht is voor de voedings- en opvoedkundige aspecten. Hieronder worden deze besproken: - Er is een prettige eetomgeving waarin kinderen worden uitgedaagd tot proeven, het ontdekken van nieuwe smaken en plezier beleven in samen eten. - Pedagogische medewerkers hebben een voorbeeldfunctie - De medewerkers hanteren de voedingsregels op het kinderdagverblijf - De medewerkers verzorgen de kinderen tijdens het eten - De medewerkers moedigen kinderen op uitnodigende wijze aan te kiezen voor gezonde voeding. - Kinderen kunnen zelf keuzes maken - Er is een aantrekkelijk en gevarieerd voedingsaanbod - Pedagogische medewerkers hebben kennis van gezonde voeding en bepalen het voedingsaanbod waarbij richtlijnen voor de verschillende eetmomenten worden gehanteerd - Het voedingsaanbod is gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding van het Voedingscentrum (zie voor meer informatie hiervoor de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheden (ADH) in bijlage 1) - Kinderen kunnen zoveel mogelijk zelf doen en leren vaardigheden om zelfstandig te eten en te drinken en leren goede manieren voor bij het eten - De kinderen leren wat de regels zijn tijdens eetsituaties - De pedagogische medewerkers ondersteunen de kinderen - De pedagogisch medewerkers helpen de kinderen om te leren eten met bestek - Pedagogische medewerkers bieden eten en drinken aan volgens de richtlijnen voor hygiëne (bijlage 3) - Er zijn voldoende eet- en drinkmomenten voor de kinderen afgestemd op de leeftijd - Er wordt structureel informatie uitgewisseld met de ouders/verzorgers over het eetgedrag van het kind zodat de gezondheid en het welbevinden van het kind worden bewaakt. - Er is aandacht voor allergieën, dieetvoorschriften en culturen - Met ouders worden duidelijke afspraken gemaakt wanneer kinderen bepaalde voeding niet mogen. Er worden alternatieven geboden mits deze onder de basisvoeding van de productenlijst valt. In overleg met de ouders wordt gekeken hoe een volwaardige voeding kan worden vastgesteld. Dit kan eventueel in overleg met een kinderdiëtist.
2
1. Het voedingsaanbod Alle voeding die wordt aangeboden bevat voldoende voedingsstoffen die kinderen nodig hebben en wordt afgestemd op de leeftijd van het kind. In de productenlijst (bijlage 3) is vastgelegd welke producten er worden ingekocht. Deze lijst is gebaseerd op gezonde voeding. Daarnaast is er rekening gehouden met de wensen van ouders. 1.1 Zuigelingenvoeding/flesvoeding Voor kinderen onder de 1 jaar wordt er gebruik gemaakt van Nutrilon 1, 2 en 3 (afhankelijk van de leeftijd). Willen ouders andere voeding aan hun kindje bieden, dan dienen zij dit zelf te regelen. Het mogelijk om afgekolfde moedermelk mee te geven en bij binnenkomst in de koelkast te zetten. De pedagogisch medewerkers zijn op de hoogte van de hygiënecode en handelen hiernaar (bijlage 3). Vanaf 4-6 maanden mag er gestart met bijvoeding. In overleg met de ouders zal hiermee worden gestart. Uit een internationaal recent onderzoek is naar voren gekomen dat kinderen die beginnen met groentehapjes op latere leeftijd meer groenten accepteren. Daarnaast stijgt de inname van verschillende groentesoorten na herhaaldelijk aanbieden van (C. Barends, 2012). Dit kan vers gepureerd zijn zonder toevoegingen of uit een potje. Het fruithapje bestaat uit fruit uit een potje of geprakt fruit voor de wat oudere kinderen. De overstap naar vaste voeding gaat geleidelijk en in samenspraak met de ouders. Er wordt gestreefd om het kind vanaf 1 jaar mee te laten eten in het dagschema van de groep. 1.2 Broodmaaltijd Tijdens de broodmaaltijd wordt er gekozen voor tarwebrood omdat deze meer vezels, vitaminen en mineralen bevat dan witbrood. Er wordt gestreefd naar voldoende variatie met belegsoorten die passen binnen de richtlijnen van het Voedingscentrum (zie bijlage 2). Omdat de kinderen maximaal 2-3 boterhammen per dag nodig hebben, wordt er tijdens de broodmaaltijd gestreefd naar maximaal 2 boterhammen. Indien een kind behoefte heeft aan meer eten, wordt er nog een halve boterham extra gegeven. Ouders kunnen hierover hun wensen aangeven. 1.3 Broodbeleg Alle boterhammen worden standaard besmeerd met halvarine. Margarine is een belangrijke bron van vitamine A, D en E. Kinderen kunnen zelf kiezen voor diverse soorten hartig en/of zoet beleg. De kinderen krijgen de eerste boterham met hartig beleg en daarna eentje met zoet beleg. Er zijn zowel hartige als zoete belegsoorten welke onder voorkeursproducten of onder belegsoorten bij uitzondering vallen. Wanneer kinderen meerdere boterhammen eten wordt er op gelet dat het kind niet hetzelfde kiest. Variatie is goed voor de smaakontwikkeling.
3
Per dag kiezen pedagogisch medewerkers een aantal producten die op tafel worden gezet. De productenlijst in bijlage 2 bevat verschillende soorten hartige en zoete belegsoorten die aangeboden kunnen worden. Smeerkaas bevat veel zout en vet, waaronder verzadigd vet (verkeerde vet). Daarom is de aanbeveling volgens het Voedingscentrum niet meer dan 1-2 boterhammen per week met smeerkaas te besmeren. De 20+ smeerkaas bevat minder zout, vet en daardoor ook verzadigd vet dan de volvette smeerkaas. Stoffel biedt kinderen daarom alleen 20+ smeerkaas aan en smeren per dag maximaal een ½ boterham per kind. Smeerleverworst bevat tevens veel vet en verzadigd vet, maar ook veel vitamine A. Een te veel van vitamine A kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Geadviseerd wordt maximaal 2-3 boterhammen per week (afhankelijk van de leeftijd) met smeerleverworst te smeren. Kinderen vinden smeerleverworst vaak erg lekker. Daarom heeft Stoffel ervoor gekozen deze belegsoort niet te verbieden, maar maximaal een ½ boterham per kind te besmeren. Er mag geen honing aan kinderen onder de 1 jaar aangeboden worden in verband met een bacterie in honing waar kinderen (tot de leeftijd van 1 jaar) ernstig ziek van kunnen worden. Daarom heeft Stoffel ervoor gekozen honing niet op te nemen in de productenlijst. Pindakaas bevat veel vetten, maar wel onverzadigde vetten (gezonde vetten). Deze belegsoort wordt daarom wel aan de kinderen aangeboden. Er wordt hierbij streng gelet dat kinderen met een pinda allergie deze belegsoort niet binnenkrijgen. Stoffel ervaart dat kinderen graag chocoladepasta eten. Aangezien dit een vet belegsoort is en ook de verzadigde vetten bevat, is ervoor gekozen dit met af en toe op tafel te zetten. 1.4 Drinken en keuze dranken Tijdens de broodmaaltijd wordt er gestreefd dat kinderen Nutrilon drinken. Vanaf de leeftijd van 1 jaar krijgen de kinderen dreumes/peuterspecifieke groeimelk, namelijk Nutrilon 4 en 5 (afhankelijk van de leeftijd). Samen met de ouders wordt ervoor gezorgd dat de kinderen niet meer dan 300 ml melkproducten per dag binnen krijgen. Dit komt overeen met drie kleine bekertjes melk (100 ml per keer). Bij voorkeur wordt er gestreefd naar peutergroeimelk. Het is belangrijk dat kinderen niet te veel melk(producten) binnenkrijgen. Dit heeft te maken met de grote hoeveelheid eiwit die melk(producten) bevatten. Een teveel aan eiwitten is belastend voor de nieren van de kinderen, omdat deze nog niet op volwassenniveau functioneren. Bovendien neemt de kans op overgewicht op latere leeftijd (7 jaar) door te veel aan eiwitten toe. Uit de praktijk wordt vaak ook gezien dat kinderen die teveel aan melk drinken, minder trek hebben in hun maaltijden. Om te zorgen dat de kinderen niet te veel aan eiwitten
4
binnenkrijgen is niet alleen de hoeveelheid van belang, maar ook het soort melk. Dreumes/peutergroeimelk is een aangepaste melk die specifiek is voor de voedingsbehoefte van de kinderen. Dit bevat namelijk minder eiwit en meer vitamine D en ijzer. Omdat peuters vaak te veel eiwit en te weinig vitamine D en ijzer binnenkrijgen, is er gekozen om Nutrilon 4 en 5 naast halfvolle melk in de productenlijst op te nemen. Er wordt gestreefd Nutrilon bij de broodmaaltijd aan te bieden. Als uitzondering wordt er yoghi of chocolademelk aangeboden. Drinken wordt op vaste momenten aangeboden. De voorkeur gaat naar water en lauwe thee (geen zoethout thee i.v.m. het verhogen van de bloeddruk). Er wordt gelet dat kinderen niet te veel diksap of aanmaaklimonade binnenkrijgen. De dranken worden verlengd met veel water, waardoor een zoete drank vaker op een dag kan worden aangeboden. Rond 9 maanden is een goede leeftijd om een kind te leren drinken uit een beker. Vanaf 1 jaar kunnen de kinderen zelfstandig uit een gewone beker drinken. 1.5 Fruit en groenten Dagelijks wordt er vers fruit aangeboden. Dit is meestal minimaal één stuks fruit. Standaard wordt dit in de loop van de ochtend gegeten en soms ook in de loop van de middag. Voor de kinderen wordt het fruit in stukjes gesneden en voor de allerkleinste wordt een fruitpotje gegeven en later geprakt fruit. Er wordt bij voorkeur gekozen voor seizoensfruit, omdat fruit uit het seizoen het lekkerst is en goed rijp is. Verder wordt er zoveel mogelijk variatie aangeboden in het fruit. In de loop van de middag wordt er gestreefd naar een groentemoment (en anders een fruit of een ander tussendoortje). Dit groentemoment bestaat uit rauwe groentes zoals komkommer, tomaat, paprika en wortel. Overzicht groenten en fruit in het Seizoen Fruit lente Appel,peer, bramen, framboos, kers, aardbeien. zomer Appel, peer, bramen, framboos, pruim, rode bes, aardbeien, meloen
seizoen geteeld in Nederland: Groenten:gekookt Groenten: rauw Andijvie, rabarber, Komkommer, rode kool, spinazie, tomaat, wortel, asperge, spinazie, radijs, sla witlof Andijvie, Courgette, sla, bloemkool, mais, tomaat, witof, wortel prei, rode kool, rode biet, snijbonen, broccoli,witlof
5
herfst
Appel, peer, bessen
winter
Appel, peer, kiwi, grapefruit, mandarijn, sinaasappel, abrikoos, ananas, banaan, druiven
Boerenkool, pompoen, prei, rode biet, rode kool, spruiten, witlof, spinazie Boerenkool, pompoen, prei, rode biet, rode kool, witlof, spinazie, snijbonen, spruiten, aubergine, avocado
Courgette, wortel, tomaat
Witlof, komkommer, tomaat,
1.6 Overige tussendoortjes Tussendoortjes bevatten zo min mogelijk toegevoegde suikers en zout en bij voorkeur natuurlijke kleur-, geur- en smaakstoffen. Een tussendoortje is een hapje wat zorgt voor een aanvulling in de dagelijks hoeveelheid energie die een kind nodig heeft. De volgende tussendoortjes worden aangeboden: groente, fruit, soepstengel, tarwe biscuit en rozijnen. 1.7 Traktaties Traktaties mogen feestelijk en lekker zijn. Wel wordt er gestreefd naar zo gezond mogelijke traktaties. De pedagogische medewerkers kunnen ouders adviseren betreffende leuke en gezonde traktaties. Het streven is dat: - de traktatie niet te groot is - de traktatie niet te veel suiker en/of vet en/of zout bevat - er rekening wordt gehouden met kinderen die een allergie of dieet hebben Willen ouders iets uitdelen die niet aan de bovenstaande punten voldoet, dan wordt de traktatie meegegeven naar huis zodat ouders zelf kunnen bepalen of zij dit aan hun kindje willen geven. Traktaties worden na de gewone maaltijd uitgedeeld. Pedagogische medewerkers geven het goede voorbeeld wanneer zij trakteren. Ouders kunnen voor leuke ideeën kijken op http://www.gezondtrakteren.nl/. Een aantal voorbeelden van traktaties: - Fruit/groentespiesjes - Een grabbelton met verpakte speeltjes - Soepstengel met een speeltje eraan geknoopt - Versierde rozijnendoosjes, mandarijnen of rijstewafels
6
1.8 Allergieën Tijdens het intakegesprek wordt met ouders afgestemd of er mogelijk sprake is van een allergie waar rekening mee dient worden gehouden. Gedurende de periode dat het kind in de opvang is, zal dit onderwerp constant onder de aandacht zijn en regelmatig met de ouders worden besproken. Op de kindklapper heeft de pedagogisch medewerker bijzonderheden vermeld over bijvoorbeeld een voedselallergie. Indien het kind speciale voeding nodig heeft, dienen ouders dit zelf te regelen. 1.9 Dieet/geloofsovertuiging Wanneer kinderen bepaalde voeding vanwege dieetvoorschriften of geloofsovertuiging niet mogen, wordt hierover met de ouders duidelijke afspraken gemaakt. Indien het kind andere voeding nodig heeft dan wat op het kinderdagverblijf wordt aangeboden, dan dienen ouders dit zelf mee te nemen.
7
2. Voedingsschema’s Hieronder worden de voedingsschema’s voor de kinderen van 0-4 jaar besproken. 2.1 De dagindeling van de baby’s (tot 6 maanden) De baby’s krijgen voedingen op vraag. Hiervoor is gekozen omdat kinderen hierdoor hun eigen ritme kunnen volgen qua voeding. Hierbij kan er overlegd worden met de ouders. 2.2 De dagindeling van oudere kinderen (vanaf 6 maanden) Binnen het kinderdagverblijf wordt het volgende voedingsschema gehanteerd: Rond 09.30 uur: Rond 11.30 uur: Rond 15.00 uur: Rond 16.30 uur:
fruit met diksap/aanmaaklimonade broodmaaltijd met nutrilon, halfvolle melk of diksap/aanmaaklimonade als uitzondering yoghi of chocolademelk groente, fruit of een ander tussendoortje met diksap/aanmaaklimonade een warme maaltijd van thuis
8
Bijlage 1 aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen Onderstaande tabel geeft de dagelijkse hoeveelheid van de basisvoedingsmiddelen weer. Voedingsmiddel Groenten Fruit Brood Aardappels,rijst,pasta Melk(producten) Kaas Vlees(waren) Margarine (<4 jaar) Halvarine (>4 jaar) Dranken
1-3 jarigen 50-100 gram 1 ½ stuks 2-3 sneetjes 50-100 gram 300 ml ½ plak (10 gram) 60 gram 5 gram per sneetje ¾ liter
4-8 jarigen 100-150 gram 1 ½ stuks 3-4 sneetjes 100-150 gram 400 ml ½ plak (10 gram) 60-80 gram 5 gram per sneetje 1 liter
Deze tabel is een gemiddelde van de dagelijkse behoefte van kinderen. Deze voeding voorziet in ongeveer 75% van de energiebehoefte. Er is daarnaast ruimte voor gezonde en lekkere voedingsmiddelen zoals een extra stuk fruit of een snoepje in het weekend. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. De groeispurt die optreedt op 5-6 jarige leeftijd is verwerkt in deze hoeveelheden.
9
Bijlage 2 Producten-/variatielijst Variatie
Productgroep
Brood
tarwebrood
Boter
margarine
Vleeswaren
smeerleverworst
Kaas
20+ smeerkaas zuiverspread
Hartig beleg overig
sandwichspread
Zoet beleg
jam appelstroop vruchtenhagel pindakaas chocoladepasta
Tussendoortjes
vers fruit fruit en groente uit potje (Olvarit) vers groente (komkommer, tomaat, paprika of wortel) soepstengel tarwebiscuit doosje rozijntjes
Drinken
water thee diksap Karvan Cevitan Nutrilon 1 Nutrilon 2 Nutrilon 3 Nutrilon 4 (dreumesgroeimelk) Nutrilon 5 (peutergroeimelk)
10
Als uitzondering
pannenkoek/poffertjes (kip)knakworstje ei, gebakken/gekookt yoghi chocolademelk
11
Bijlage 3 Hygiënecode Omdat bij Stoffel onder andere voeding wordt bereidt voor directe consumptie zoals fruithapjes, broodmaaltijden en warme maaltijden is een hygiënecode van belang. De hygiënecode is een praktijkhandleiding en hulpmiddel om de voedselveiligheid te bevorderen. Het is gericht op alle medewerkers die taken hebben op het terrein van voedingsverzorging. Hygiënisch werken begint bij de medewerkers die belast zijn met voedingverzorging. Zij dienen te zorgen voor een goede persoonlijke hygiëne. Infectie aan handen, verkoudheid of diarree kunnen bijvoorbeeld noodzaken tot een tijdelijke aanpassing van taken.
Persoonlijke hygiëne Zorg voor schone en goed wasbare kleding Draag bij vuile werkzaamheden een voorschoot of wegwerpschort Zorg voor schone en verzorgde haren Kam of borstel haar niet in ruimten waar voeding wordt behandeld Houd nagels schoon Gebruik geen te sterk ruikende parfums of aftershaves Gebruik geen kauwgom tijdens het werk Eet en rook niet tijdens de voedselbehandeling Hoest of nies niet boven bereide en onverpakte producten Dek wondjes aan de handen af met een waterafstotende pleister Was handen in ieder geval Bij aanvang van de werkzaamheden na toiletbezoek Na de verschoning van luiers Na niezen, neus snuiten en hoesten bij het wisselen van werkzaamheden na contact met de afvalbak Na aanraking van besmet of rauw materiaal Na contact met huisdieren na oor en/of neuspeuteren 12
Verschoon handdoeken dagelijks
Instructie handen wassen Was de handen met zeep gedurende tenminste 20 seconden Was de gehele hand: De rug van de hand Tussen de vingers De muis van de duim De vingertoppen Droog de handen goed af met een schone handdoek of een stuk keukenpapier
Bedrijfshygiëne Bedrijfshygiëne wordt gewaarborgd door de activiteiten en handelingen die verband houden met de behandeling van voedingsmiddelen. Dit wordt uitgevoerd met inachtneming van de werkinstructies en vaste procedures.
Zorg steeds voor gereinigde apparatuur, gereedschap, werkoppervlakken en ruimten Reinig aanrechtbladen en tafels voor gebruik altijd eerst met sop Droog gereinigde aanrechtbladen en tafels voor gebruik af met een schone doek Verricht tijdens het reinigen geen andere werkzaamheden Houd vuile vaat gescheiden van schone vaat Neem elke dag een schone weggooivaatdoek, gebruik die alleen voor de vaat en gooi deze aan het einde van de dag weg Zet geen materialen of producten op de vloer Gebruik geen producten die op de grond zijn gevallen
13
Houd ongedierte uit de keuken Raak voedingsmiddelen zo min mogelijk met de handen aan Houd rauw en bereid voedsel strikt gescheiden Haal producten zo kort mogelijk voor gebruik of bewerken uit de koeling Zet producten na gebruik zo spoedig mogelijk weer in de koeling
Kruisbesmetting voorkomen Was handen goed met water en zeep alvorens voedsel wordt bereid. Producten in de koelkast of diepvriezer altijd goed afdekken. Reinig na het gebruik ervan voor rauw producten (vlees, groente) messen, vorken, snijplanken en werkoppervlakken direct en gebruik keukengereedschappen niet voor verschillende producten zonder deze eerst gereinigd te hebben. Bereid geen voedsel op oppervlakken die ook gebruikt worden voor het verschonen van kinderen. Verschoon vaatdoekjes, hand en theedoeken dagelijks of direct bij zichtbare vervuiling. Houd schone en vuile vaat strikt gescheiden. Plaats geen rauw producten (vlees, groente) boven bereide producten. Voorkom direct of indirect contact tussen rauwe grondstoffen en bereide producten. Laat in bedrijfsruimten bestemd voor het bereiden van voedsel geen huisdieren toe.
14