CAFA 2005 Overzicht van de stand van zaken in Burkina Faso per 30 juni 2005. (1) 1 Inleiding 1.1 In de voorbije jaren heeft de stichting urbane projecten in ontwikkelingslanden, SUPO, getracht een programma te ondersteunen in nauwe samenwerking met lokale partners. Aanleiding voor dit programma was de vaststelling dat vele kansarme kinderen buiten de boot blijken te vallen en geen toegang hebben tot het reguliere onderwijs. Er zijn talrijke redenen te vermelden waarom deze kinderen deze toegang is ontzegd. Voor ieder kind kan een aparte paragraaf worden geschreven waarin de achtergrond en de huidige situatie aan de orde komen. Het overlijden van een of beide ouders aan AIDS of een andere ziekte is vaak catastrofaal voor de kinderen. De selectie van de kansarme kinderen is toevertrouwd aan de lokale partners . 1.2 Gelet op de regelgeving voor het basisonderwijs in Burkina Faso heeft een kind van 8 jaar of ouder geen toegang meer tot het reguliere onderwijs op de publieke scholen. Wel is inschrijving mogelijk op particuliere scholen maar vaak vormen de kosten een obstakel voor participatie aan dit type onderwijs. In de leeftijdsgroep van 8 tot 12 jaar bevinden zich in Burkina Faso derhalve talrijke meisjes en jongens die geen toegang hebben tot het reguliere basisonderwijs. 1.3 Het lokale bureau van SUPO in Ouagadougou heeft in de wijk Kilwin een “Centre d’Accueil pour une Formation Adaptée, CAFA” opgezet om een dagopvang te bieden aan vooral weeskinderen (ouder dan 8 jaar) die niet aan het basisonderwijs deelnemen. In samenwerking met 3 lokale partners is ook een CAFA gestart in Kamboinçe en Zagtouli (ommeland Ouagadougou) en in Béma (regio Yako). 1.4 In deze 4 CAFA’s kunnen kleine groepen kinderen ( voorlopig circa 15 per CAFA) leren lezen, schrijven en rekenen in de Mooré-taal ( 50% van de bewoners in Burkina Faso spreken deze taal). Ook kunnen zij eenvoudige vaardigheden leren : timmeren, metaalbewerking, tuinieren, speelgoed maken en hiermee ook oefenen. Tevens wordt aandacht besteed aan de preventie van ziekten. 1.5 Omdat de kinderen van 8.00 tot 17.00 in deze dagopvang verblijven wordt hen ook een eenvoudige maaltijd geserveerd rond het middaguur. Dit wordt zeer op prijs gesteld door de kinderen en vormt een belangrijke stimulans om aan de activiteiten in het CAFA deel te nemen. 1.6 In dit schooljaar 2004/2005 heeft SUPO/BF voor de exploitatie van deze centra een bedrag van FCFA 1.500.000 per CAFA beschikbaar gesteld. Dat betekent gemiddeld een bijdrage van FCFA 100.000 per kind voor de kosten van het onderwijs en de dagelijks geserveerde maaltijd. ( € 100 = FCFA 65.600) De helft van deze middelen worden besteed aan de vergoeding (op uurbasis) van de leerkrachten en de andere helft wordt gebruikt voor de bereiding van de maaltijden. 1.7 Alle deelnemende kinderen kunnen in voldoende mate lezen, schrijven en rekenen in de Mooré-taal. Er bestaan uiteraard verschillen in het bereikte niveau per kind. Tijdens een veldbezoek in juni 2005 is ook gebleken dat kinderen actief participeren in praktijkgericht
onderwijs op het terrein van tuinbouw. Een deel van de eigen productie wordt gebruikt voor de bereiding van de maaltijden in de keuken van deze 4 CAFA. In het tweede semester 2005 zal dit onderwijs worden voortgezet. Gepoogd wordt om in het nieuwe schooljaar 2005/2006 hetzelfde lesmateriaal te gebruiken voor taal en rekenen in de Mooré taal als in de bestaande “écoles bilingues”in Burkina Faso. 2 Kanttekeningen bij het onderwijs in Burkina Faso. 2.1 De overheid poogt ondersteuning te geven aan het onderwijs voor alle kinderen tot 16 jaar. Echter, in de praktijk kan maar een zeer beperkt deel van de kinderen gebruik maken van het publieke of particuliere voortgezet onderwijs in Burkina Faso. Frankrijk, de Wereldbank en Nederland (3 belangrijke donoren op het terrein van het onderwijs) hebben in de voorbije jaren vooral aandacht besteed aan het basisonderwijs. Sommige basisscholen zijn tweetalig ( één nationale taal + Frans); het hoofddoel op deze “écoles bilingues” is echter dat de kinderen de Franse taal beter leren beheersen. Het beroepsonderwijs voor de grote meerderheid van de kinderen heeft helaas weinig aandacht gekregen van deze grote donoren. Enkele andere donoren (onder meer Oostenrijk) ondersteunen wel enige scholen maar hierbij wordt de beheersing van de Franse taal als voorwaarde gesteld. Ook zijn scholen voor beroepsonderwijs gesticht door lokale investeerders en particuliere organisaties. 2.2 Het is zinvol om na te denken welke inhoud het onderwijs zou moeten hebben voor kinderen in de leeftijdsgroep van 8 tot 16 jaar die niet deelnemen (of hebben kunnen deelnemen) aan het reguliere basisonderwijs. Deze kinderen kunnen zich niet schriftelijk uitdrukken noch in hun moedertaal, noch in de Franse taal die in het reguliere basisonderwijs onderwezen wordt. 2.3 Oudere kinderen leren op diverse terreinen vaardigheden. Een fietsenmaker hoeft niet te kunnen lezen of schrijven om in staat te zijn de nodige reparaties uit te voeren aan dit nuttige transportmiddel. Rekenen zou overigens voor hem vaak wel praktisch zijn. Het lezen van een technische beschrijving, b.v. van een remblok , zou hem ook van pas kunnen komen bij meer ingewikkelde reparaties. Een en ander kan ook gesteld worden voor vele andere vakgebieden in de nijverheid of agrarische sector. 2.4 In Burkina Faso zijn helaas geen geschikte leerboeken op de markt in de nationale talen om kennis en vaardigheden over te brengen aan kinderen die wel kunnen lezen, schrijven en rekenen in hun moedertaal. Deze leerboeken zijn in het voortgezet onderwijs wel beschikbaar in de Franse taal maar niet in de 3 belangrijkste nationale talen (Mooré, Dioula en Fulfuldé). Tot heden is er weinig aandacht besteed aan het vervaardigen van geschikte leerstof in de nationale talen voor de categorie kinderen van 12 tot 16 jaar. 2.5 Het is van groot belang om een geschikt leerplan op te stellen voor de kinderen die niet aan het reguliere basisonderwijs hebben kunnen deelnemen. Voor de groep van 8 tot 12 jaar zou de nadruk kunnen liggen op de alfabetisatie in een nationale taal. Het leren lezen, schrijven en rekenen in de eigen moedertaal kan betrekkelijk snel worden aangeleerd. Men dient hierbij te beseffen dat deze kinderen zich op het familie-erf en ook op straat uitdrukken in hun moedertaal. 2.6 Ook kinderen die de Franse taal hebben geleerd in het basisonderwijs maken hiervan weinig of geen gebruik in de wijken en dorpen. De Franse taal is vooral van belang voor het voortgezet middelbaar onderwijs, enige technische instituten en de universiteit. Minder dan
20% van alle kinderen in Burkina Faso nemen deel aan regulier voorgezet onderwijs in de leeftijdsgroep van 12 tot 16 jaar. De leerboeken voor deze meestal particuliere scholen voor beroepsonderwijs zijn in de Franse taal beschikbaar. Vertaling in het Mooré van deze leerboeken lijkt mogelijk. 2.7 Het beroepsonderwijs voor de kinderen van 12 tot 16 jaar is een verwaarloosd terrein. Kinderen die de Franse taal niet in voldoende mate beheersen kunnen dit beroepsonderwijs niet naar behoren volgen. De relatief hoge kosten voor deelname aan dit beroepsonderwijs op een particuliere school sluit ook de ruime meerderheid van de kinderen uit (die hier wel voor in aanmerking komen). 2.8 Drie categorieën kunnen worden onderscheiden in de leeftijdsgroep van 12 tot 16 jaar: a/ kinderen die op grond van hun vooropleiding met steun van hun ouders of verzorgers wel het particuliere beroepsonderwijs kunnen volgen b/ kinderen die op grond van hun vooropleiding wel in aanmerking komen maar waarvan de ouders of verzorgers niet het schoolgeld kunnen betalen c/ kinderen die weinig of geen basisonderwijs hebben genoten , waarbij het de ouders en verzorgers meestal ook ontbreekt aan middelen om een bijdrage voor een opleiding te betalen. 2.9 Het bestaande dilemma met betrekking tot het beroepsonderwijs voor kinderen in de leeftijdsgroep van 12 tot 16 jaar is moeilijk te doorbreken. Het lijkt niet haalbaar om de weinig of niet geschoolde kinderen in Burkina Faso alsnog de Franse taal te leren. Ook moet men beseffen dat er weinig leerkrachten te vinden zullen zijn die naast de Franse taal in staat zijn zich schriftelijk uit te drukken in een nationale taal. In de praktijk blijkt dan ook dat een leerkracht het Franse leerboek hanteert en vaak mondeling uitleg geeft in een nationale taal . 2.10 De voorlopige conclusie moet luiden dat het leren lezen, schrijven en rekenen in een nationale taal haalbaar geacht kan worden voor alle kinderen die hiervoor in aanmerking komen ( van 8 tot 16 jaar). Ook kunnen eenvoudige, vooral praktische vaardigheden geleerd worden, waarbij de leerkracht een Frans leerboek kan gebruiken maar uitleg geeft in de moedertaal van de kinderen. Timmeren, tuinieren, metaalbewerking, reparaties van fietsen en bromfietsen, metselen, vervaardiging van speelgoed, verzorging van konijnen, kippen, schapen, geiten, bereiding van eenvoudige maaltijden (vooral met zonne-energie), hygiëne en lichamelijke verzorging, sport, muziek, toneel etc kunnen stellig geleerd worden op basis van overdracht van vooral praktische kennis door geschikte leerkrachten. Voor de groep van 8 tot 12 jaar zou de nadruk meer kunnen liggen op het speelelement terwijl voor de groep van 12 tot 16 jaar het uitvoeren van praktische oefeningen het meest van belang is. De eindtermen van dit onderwijs zijn dan vooral het in voldoende beheersen van één nationale taal (meestal de moedertaal) en de beheersing van toepasbare praktische kennis en vaardigheden in één of meerdere vakken. 2.11 Om de deelname aan dit onderwijs te bevorderen is het van groot belang dat de kinderen tenminste een maaltijd geserveerd krijgen en ook de beschikking hebben over goed drinkwater en zo mogelijk fruit voor de broodnodige vitaminen. Met een hongerige maag is het niet te verwachten dat kinderen veel opsteken van het aangeboden onderwijs tijdens het verblijf van 8.00 tot 17.00 in hun CAFA. Aan de families waar de thans deelnemende kinderen wonen (ruim de helft betreft weeskinderen) is de vraag voorgelegd of zij bereid
zouden zijn een deel van de kosten voor de maaltijden bij te dragen. Sommige families willen wel een bijdrage geven (geld, rijst, groenten etc), andere families achten zich hier niet toe in staat. 3 Hoe nu verder met de CAFA’s in Burkina Faso? 3.1 Onze hoofdsponsor voor de CAFA’s ( Evangelisch Luthers Weeshuis in Amsterdam, heeft in januari 2005 een bedrag gestort van € 5000 op onze SUPO/BF rekening in Ouagadougou. Ook heeft het Evangelisch Luthers Mannen/vrouwenhuis een laatste bijdrage gestort van € 2500 (juni 2005). 3.2 Dankzij diverse particuliere donaties is in juni 2005 ook een bedrag van € 5.000 gestort op de SUPO BF rekening . Deels te besteden aan de promotie van zonne-energie, deels ook te gebruiken voor kleine investeringen ten gunste van de exploitatie van de CAFA’s . 3.3 De per 30 juni 2005 beschikbare middelen van SUPO/BF zullen worden gebruikt voor de voortzetting van het onderwijsprogramma in de vier CAFA’s. Ook kunnen in overleg met de lokale partners beperkte investeringen worden uitgevoerd. Hierbij wordt gedacht aan: a/ de productie van soumbala; dit is een specerij die gebruikt wordt bij de bereiding van het nationale gerecht “to”. Hieraan is reeds 800.000 FCFA toegekend aan de CAFA in Zagtouli. Uitbreiding van deze productie-eenheid lijkt mogelijk met weinig extra middelen. b/ in het ommeland van Ouaga zal gepoogd worden om kleine waterbassins te realiseren voor de opvang van regenwater. Deze bassins (volume 10 à 20 m3) kunnen in iedere geul worden gegraven door lokale tuinders. Indien hierin een stevig plastic of waterfolie wordt gelegd dan kan het regenwater voor meerdere dagen gebruikt worden voor irrigatie. Tijdens een tropische bui zal het bassin zich snel vullen maar de verdamping is ook omvangrijk, afhankelijk van de te kiezen vorm van het bassin. Een proefproject is reeds eerder uitgevoerd. Toen bleek dat met name de productie van maïs (groeiperiode circa 90 dagen) belangrijk kan worden opgevoerd. De bedoeling is dat het derde deel van de productie door de deelnemende boeren beschikbaar wordt gesteld aan de CAFA’s in het ommeland van Ouaga. c/ in samenwerking met de lokale partners kan de eigen productie van “hooimanden” en CooKits op een verantwoorde wijze worden gestart. 3.4 De beschikbare middelen van SUPO/BF kunnen in het tweede semester 2005 gebruikt worden voor de omschreven acties (genoemd onder punt 3.3). Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de lokale partners zelf inkomsten pogen te verwerven om de exploitatie van hun CAFA te waarborgen op langere termijn. Deze inkomsten betreffen ook de bijdragen in natura van de families (waar de geselecteerde kinderen thans wonen) en de opbrengsten van maïs, groenten, fruit etc die door beperkte investeringen in de tuinbouwsector verkregen kunnen worden.3.5 De promotie van zonne-energie kan de uitgaven voor brandhout in Ouaga op termijn minstens halveren. Op jaarbasis besteden de huishoudens in Ouaga circa FCFA 100.000 aan brandhout (ongeveer 150 EURO per jaar). Uitgaande van circa 200.000 huishoudens in Ouaga betekent dit een otaalbedrag voor brandhout van € 30.000.000. Het streven is er op gericht om in deze brandhoutsector binnen te dringen en te streven naar:
beperking van het gebruik van brandhout beperking van de oogklachten bij vrouwen (vooral als gevolg van rook)
inkomsten verwerven door verhuur van apparatuur (Cookit , zonne-oven, gaskomfoor en hooimand; deze inkomsten kunnen gebruikt worden voor de exploitatie van de CAFA’s en de training van de vrouwen in de gaarkeukens van de CAFA’s).
(1) Dit betreft een bijgestelde versie van “De karavaan trekt verder” de dato 10 mei 2005.