Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Overgangsrecht Invoeringswet IB 2001 Artikel IV. Overgangsrecht vennootschapsbelasting
VPB
Sanctiebepaling participatiemaatschappijen
Herwaardering onroerende zaken buitenlands belastingplichtigen
Terugkeer uit bv
Herinvesteringsreserve bij fiscale eenheid
A. Sanctiebepaling participatiemaatschappijen. Voorzover de periode tussen het niet meer voldoen aan de voorwaarden en het in trekken van de aanwijzing, bedoeld in artikel 23b van de Wet op de vennootschaps belasting 1969, is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inkom stenbelasting 2001 is, in afwijking van dat artikel, artikel 23b van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001, van overeenkomstige toepassing. B. Herwaardering onroerende zaken bij buitenlands belastingplichtigen. Indien het binnenlandse inkomen uit een onroerende zaak bij een buitenlandse be lastingplichtige wordt bepaald op de voet van artikel 17 van de Wet op de vennoot schapsbelasting 1969 in verbinding met artikel 49, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, wordt de onroerende zaak onmiddellijk voor afgaande aan 1 januari 2001 te boek gesteld voor de waarde in het economische ver keer. C. Terugkeer uit de BV. Indien de onderneming van een vennootschap als bedoeld in artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 door die vennootschap wordt gedreven als ge volg van de omzetting met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van de onderneming van een in het genoemde artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bedoelde aandeelhouder of houder van winstbewijzen, en de voorovereenkomst of de intentieverklaring tot die omzet ting is gesloten respectievelijk opgesteld op of na 27 juni 2000, maar voor 1 januari 2001, kunnen, in afwijking in zoverre van artikel 14c, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, tevens nadere voorwaarden worden gesteld voor de berekening van de in artikel 3.54a bedoelde terugkeerreserve. D. Toepassing herinvesteringsreserve bij fiscale eenheid. Indien aan een moedermaatschappij en een dochtermaatschappij die een eenheid vormen in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voor het tijdstip van in werkingtreding van de onderhavige wet op de voet van het derde lid van dat artikel een voorwaarde is gesteld met betrekking tot transacties binnen die eenheid ten ge volge waarvan de samenstelling van het vermogen van de dochtermaatschappij is gewijzigd, vindt deze voorwaarde ter zake van een in die voorwaarde bedoelde ver vangingsreserve in de zin van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 overeenkomstig toepassing ter zake van een herinvesteringsreserve in de zin van ar tikel 3.54 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001. Overgangsrecht Wet ondernemerspakket (Wet van 14 december 2000, Stb. 2000, 567) Artikel XIVc. Voor de toepassing van artikel 15e van de Wet op de vennootschaps belasting 1969 worden, indien het uiteindelijke belang in de belastingplichtige op of na 18 oktober 2000 en vóór 1 januari 2001 in belangrijke mate is gewijzigd, het tijd
638
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 stip van deze wijziging en het direct daaraan voorafgaande tijdstip op 1 januari 2001 gesteld.
Inwerkingtreding wijziging hybride leningen en earn-out-regelingen Belastingplan 2002-II (Kamerstuk 28 034) De wijzigingen ingevolge artikel III, artikel IV, onderdeel D, eerste lid, E, F, G, tweede lid, GA en H, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel d van ar tikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge het Belastingplan 2002II1, zijn voor het eerst van toepassing op leningen die zijn aan gegaan na 31 december. De wijzigingen ingevolge artikel IV, onderdeel G, eerste lid, en H, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel c van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge het Belastingplan 2002II2, zijn voor het eerst van toepassing op vervreemdingen van deelnemingen na 31 december 2001. Inwerkingtreding van de Wet vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001 (Veegwet 3) (Stb. 2002, nr. 613) De wijzigingen ingevolge artikel IV, onderdelen AA, derde lid, C, tweede en derde lid, en E3, zijn voor het eerst van toepassing op leningen die zijn aangegaan na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. De wijzigingen ingevolge artikel IV, onderdelen AA, derde lid, C, tweede en derde lid, en E, zijn voorts van toepassing op geldleningen die zijn aangegaan voor het tijd stip van inwerkingtreding van deze wet, indien op of na dat tijdstip: a. de voorwaarden waaronder de geldlening is aangegaan zodanig worden gewijzigd dat de lening in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969, bij de schuldenaar feitelijk gaat functioneren als eigen vermogen; of b. ingeval het reeds een geldlening in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 betreft: 1o. de aflossingsdatum van de lening wordt verschoven naar een later tijdstip; of 2o. een andere rechtspersoon in de plaats treedt van de schuldenaar, tenzij dit ge schiedt in het kader van een fusie of splitsing waarbij de daarbij behaalde winst op
1. Dit betreft een wijziging van art. 1, 2 en 3 Wet Div.bel. 1965 en art. 9, lid 1, art. 10, 10a, 13, 13b en 13d Wet VPB. 1969 i.v.m. hybride leningen. 2. Dit betreft een wijziging van art. 13 en 13d Wet VPB. 1969 i.v.m. earn out clausules. 3. Dit betreft een wijziging van art. 10, lid 3, 13, lid 2 en 3 en de toevoeging van art. 13bb Wet VPB. 1969.
639
VPB
Artikel XIVd. 1. Voor de toepassing van artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de Wijziging uiteindevennootschapsbelasting 1969 blijft een wijziging van het uiteindelijke belang in de lijk belang belastingplichtige die voor 27 juni 2000 heeft plaatsgevonden buiten aanmerking, mits a. indien deze wet niet tot wet zou zijn verheven en in werking zou zijn getreden, artikel 20, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet van toe passing zou zijn, en b. de belastingplichtige direct voorafgaande aan de wijziging een onderneming dreef. 2. Het eerste lid is slechts van toepassing met betrekking tot jaren waarin is vol daan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 20a, vierde lid, onderdeel a, onderschei denlijk zevende lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de voet van artikel 14, 14a of 14b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 buiten aanmerking blijft.
VPB
Overgangsrecht Wet Aftrekverbod aankoopkosten deelneming (Stb. 2004, nr. 581) Artikel II. 1. Indien een belastingplichtige vóór 1 januari 2000 een deelneming heeft verworven en de aanslag vennootschapsbelasting of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over het jaar van de ver werving van de deelneming bij de inwerkingtreding van deze wet nog niet onherroe pelijk vaststaat, komen de kosten ter zake van de verwerving van die deelneming in dat jaar en de daaropvolgende jaren bij de bepaling van de winst niet in aftrek, be houdens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De eerste volzin is niet van toepas sing voor zover de belastingplichtige op of vóór 13 december 2002 in de aangifte over het jaar van de verwerving of in een bezwaar of beroepschrift met betrekking tot dat jaar al aanspraak had gemaakt op aftrek van die kosten; alsdan komen de kos ten slechts in aftrek in het jaar waarin de deelneming wordt vervreemd aan een niet met hem verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, een en ander als bedoeld in artikel 10a, vierde lid of vijfde lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, behoudens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van die wet. 2. Ingeval kosten ter zake van de verwerving van een deelneming, gemaakt na 13 december 2002 bij de bepaling van de winst in aftrek zijn gebracht en de aanslag vennootschapsbelasting of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over het jaar waarin dit is gebeurd bij de inwerkingtre ding van deze wet reeds onherroepelijk vaststaat, wordt de winst van het eerstvol gende jaar waarover die aanslag of beschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, verhoogd met de in aftrek gebrachte kosten. 3. Indien een belastingplichtige kosten ter zake van de verwerving van een deelne ming in enig jaar heeft geactiveerd als onderdeel van de kostprijs van die deelne ming, terwijl de aanslag of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over dat jaar reeds onherroepelijk vaststaat, komen deze kosten niet bij de bepaling van de winst in een later jaar alsnog in aftrek, be houdens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van die wet. 4. Het voor een in het eerste lid of tweede lid bedoelde deelneming opgeofferde bedrag wordt verhoogd met het bedrag dat op grond van het tweede lid tot de winst wordt gerekend. Artikel III. 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt ge plaatst. 2. Kosten ter zake van de verwerving van een deelneming gemaakt na 13 december 2002 worden beheerst door het regime van artikel 13 van de Wet op de vennoot schapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet. Overgangsrecht Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Stb. 2005, nr. 115) In artikel XIII, onderdeel C van het Belastingplan 2006 is overgangsrecht opgeno men met betrekking tot de vennootschapsbelasting. Genoemd onderdeel C luidt als volgt: 640
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 C. Voorzover een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een voorziening samenhangt met een re geling voor vervroegde uittreding waarop artikel 38c van de Wet op de loonbelasting 1964 van toepassing is, blijft artikel 8, zevende lid, van de Wet op de vennootschaps belasting 1969 buiten toepassing. Overgangsrecht Belastingplan 2006 (Stb. 2005, nr. 683)
Overgangsrecht Wet VPB-pakket 2006 (Stb. 2005, nr. 684) In artikel X, onderdeel D van de wet VPBpakket 2006 is overgangsrecht opgeno men met betrekking tot afwaarderingsverliezen als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Dit onderdeel wijzigt artikel V van de Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van af gewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderings verliezen van deelnemingen. Genoemd onderdeel D luidt als volgt: D. Artikel V komt te luiden: Artikel V. Indien voor 1 januari 2006 met betrekking tot een deelneming een af waarderingsverlies als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbe lasting 1969 in aanmerking is genomen, blijven daarna met betrekking tot die deel neming artikel 8, vierde lid, artikel 13ba, zevende lid, artikel 13ca, derde tot en met vijfde lid, zesde lid, tweede volzin, en zevende lid, artikel 14c, vierde lid, onderdeel b, en artikel 15aj, zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals die artikelen luidden op 31 december 2005, van toepassing. Genoemd artikel 13ca luidde op 31 december 2005 als volgt: 1. Ingeval in de eerste vijf jaren na het verkrijgen van een deelneming van ten min ste een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal in een vennootschap, de waarde in het economische verkeer van de deelneming daalt beneden het opgeoffer de bedrag, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van het hier na omschreven verlies (afwaarderingsverlies). Het afwaarderingsverlies bestaat uit de daling van de waarde in het economische verkeer van de deelneming beneden het voor de deelneming opgeofferde bedrag – doch niet verder dan tot nihil – vermin derd met de sedert de verwerving van de deelneming verkregen positieve voordelen uit hoofde van die deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing was, één en ander voor zover het afwaarderingsverlies nog niet in aanmerking is ge nomen. 2. Indien de belastingplichtige op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde verkrijging reeds een deelneming van minder dan een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal in die vennootschap bezit, is het eerste lid slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na de verkrijging van die deelneming. Indien op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde verkrijging een met de belastingplichtige verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon al middellijk of onmiddellijk een belang houdt van ten minste vijf percent in het nominaal gestorte kapitaal in die vennootschap, is het eerste lid slechts 641
VPB
Art. XXXV, lid 10 van het Belastingplan 2006 bevat een nadere bepaling ter zake van de toepassing van art 25. Genoemd lid luidt als volgt: 10. In afwijking van het eerste lid werkt artikel V, onderdeel G, terug tot en met 16 november 2005 en vindt toepassing met betrekking tot opbrengsten en prijzen die ter beschikking zijn gesteld op of na 16 november 2005.
VPB
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na de verkrijging van dat middellijke of onmiddellijke belang door dat verbonden lichaam of die verbonden natuurlijk per soon. Indien de werkzaamheid van de in het eerste lid bedoelde vennootschap mid dellijk of onmiddellijk grotendeels bestaat uit het voortzetten van een werkzaamheid die voor de in het eerste lid bedoelde verkrijging reeds werd uitgeoefend door de be lastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, is het eerste lid slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na het tijdstip vanaf wanneer die werkzaamheid werd uitgeoefend door de belastingplichtige of door het met hem verbonden lichaam of de met hem verbonden natuurlijk persoon. 3. Nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van de positieve voordelen uit hoofde van die deelne ming tot een bedrag ter grootte van het afwaarderingsverlies dat op de voet van het eerste lid ten laste van de winst is gebracht en waardeert de belastingplichtige de deelneming zolang de deelnemingsvrijstelling buiten toepassing blijft, jaarlijks op de waarde in het economische verkeer doch niet lager dan op nihil. 4. Indien bij het begin van het jaar volgend op de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaren het bedrag van de positieve voordelen uit de in het eerste lid bedoelde deelneming dat op de voet van het derde lid tot de winst is gerekend nog steeds lager is dan het afwaarderingsverlies, blijft het derde lid buiten toepassing en wordt met ingang van dat jaar het verschil in dat jaar en de vier daarop volgende jaren in elk jaar voor een vijfde deel tot de winst gerekend. De eerste volzin is van overeenkom stige toepassing indien de deelneming geen deel meer uitmaakt van het vermogen van de belastingplichtige, behoudens voor zover het in de eerste volzin bedoelde ver schil reeds op grond van het vijfde lid tot de winst is gerekend. 5. Indien bij vervreemding van een deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden het bedrag dat ingevolge het derde en het vierde lid tot de winst is gerekend nog steeds lager is dan het afwaarderingsverlies, wordt het verschil tot de winst van het jaar gerekend waarin de vervreemding plaatsvindt. Bij vervreemding van een gedeelte van een deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevon den, wordt een deel van het in de eerste volzin bedoelde verschil dat evenredig is aan het deel dat wordt vervreemd, tot de winst van het jaar gerekend waarin het gedeelte is vervreemd. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ingeval een deel neming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden, daalt beneden een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal in een vennootschap, wordt ontbonden, dan wel op de voet van artikel 15, eerste lid, als dochtermaatschappij deel gaat uit maken van een fiscale eenheid. 6. Indien, onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van een lichaam een deel neming behoort of heeft behoord welke is verkregen van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam, wordt, in afwijking in zoverre van de vorige leden, een afwaarderingsverlies met betrekking tot het eerstgenoemde lichaam voor zover dit is toe te rekenen aan een daling van de waarde in het economische verkeer van die deel neming, slechts in aanmerking genomen voor zover dit toe te rekenen gedeelte niet uitgaat boven het afwaarderingsverlies dat met betrekking tot die deelneming in aan merking is genomen of in aanmerking zou zijn genomen indien die deelneming door een in Nederland gevestigd lichaam zou zijn gehouden. Voor zover in verband met een afwaarderingsverlies op de in de eerste volzin bedoelde deelneming een bedrag tot de winst is gerekend of tot de winst zou zijn gerekend indien die deelneming door een in Nederland gevestigd lichaam zou zijn gehouden, wordt bij de belastingplich tige eveneens een overeenkomstig bedrag tot de winst gerekend. 7. Met betrekking tot een deelneming in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5.18, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 door een bij mi nisteriële regeling aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in dat artikel geldt in afwijking van de in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaren een termijn 642
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van acht jaren. Voorts vinden in dit geval het vierde alsmede het vijfde lid behoudens ingeval de deelneming wordt ontbonden, geen toepassing. Ingeval een zodanige deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden door de participatie maatschappij wordt vervreemd aan een verbonden lichaam en het bedrag dat inge volge het derde lid tot de winst is gerekend nog steeds lager is dan het afwaarderings verlies, zijn ten aanzien van deze deelneming het derde en het vijfde lid voor het ver schil van overeenkomstige toepassing bij het verbonden lichaam.
In de artikelen IV en VI van de Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen is overgangsrecht opge nomen met betrekking tot de vennootschapsbelasting. Genoemd artikelen IV en VI luiden als volgt: Artikel IV. Artikel 13b, artikel 13ba en artikel 13bb van de Wet op de vennoot schapsbelasting 1969 alsmede artikel 3.98a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 blijven met betrekking tot een schuldvordering buiten toepassing voor zover met be trekking tot de met die schuldvordering corresponderende schuld reeds op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, een bedrag tot de winst is gerekend. Artikel VI. 1. Indien op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbe lasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 januari 2001 tot de datum van inwerking treding van de onderhavige wet ter zake van een schuld in enig jaar een voordeel tot de winst is gerekend en het belastbare bedrag van dat jaar positief is, wordt op ver zoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur de aanslag ven nootschapsbelasting over dat jaar herzien naar een belastbaar bedrag verminderd met het hiervoor bedoelde voordeel voor zover dit voordeel de som van het verlies dat overigens mocht zijn geleden en de met het jaar te verrekenen verliezen uit het ver leden overtreft, doch niet verder dan tot nihil. De eerste volzin is slechts van toepas sing voorzover aannemelijk is dat de met de schuld corresponderende schuldvorde ring niet is afgewaardeerd ten laste van in Nederland belastbare winst of ten laste van in Nederland belastbaar resultaat uit een werkzaamheid. Dit lid vindt toepassing na dat verliezen uit voorgaande jaren zijn verrekend, en voordat verliezen uit volgende jaren achterwaarts worden verrekend; mochten verliezen uit volgende jaren reeds achterwaarts zijn verrekend, vindt tevens herziening van die verrekening plaats. Rechtsmiddelen tegen de in de eerste volzin bedoelde beschikking kunnen uitslui tend betrekking hebben op de toepassing van dit artikel. 2. Voorzover de belastingplichtige aantoont dat bij de berekening van de winst over het in het eerste lid bedoelde jaar met betrekking tot een deelneming een af waarderingsverlies als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbe lasting 1969 in aanmerking is genomen, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aan merking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het belastbare bedrag
643
VPB
Overgangsrecht Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen (Stb. 2005, nr. 613)
VPB
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op de voet van het eerste lid meer zou zijn verminderd ingeval geen of minder af waarderingsverlies in aanmerking zou zijn genomen. 3. Voorzover de belastingplichtige aantoont dat met de belastbare winst over het in het eerste lid bedoelde jaar een verlies van een voorafgaand jaar is verrekend waarbij de omvang van dat verlies mede is voortgekomen uit een afwaarderingsver lies op een deelneming als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschaps belasting 1969 en met betrekking tot de aanslag van dat jaar een herziening volgens het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aan merking genomen, doch ten hoogste tot het verlies dat met de belastbare winst van het desbetreffende jaar op de voet van Hoofdstuk IV van de Wet op de vennoot schapsbelasting 1969 is verrekend en voorts slechts voorzover het aldus verrekende verlies voortkomt uit het hiervoor bedoelde afwaarderingsverlies. 4. Indien op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 januari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet ter zake van een schuld in enig jaar een voordeel tot de winst is ge rekend en het belastbare bedrag van dat jaar nihil bedraagt doch de belastingplichtige aantoont dat het belastbare bedrag positief zou zijn geweest als bij de berekening van de winst over dat jaar met betrekking tot een deelneming niet een afwaarderingsver lies als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in aanmerking was genomen, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het belastbare bedrag op de voet van het eerste lid zou zijn verminderd als in het desbetreffende jaar bedoeld afwaarderings verlies niet in aanmerking was genomen. 5. Indien de belastingplichtige aantoont dat in het jaar van toepassing van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 ja nuari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet met de belast bare winst een verlies van een voorafgaand jaar is verrekend waarbij de omvang van dat verlies mede is voortgekomen uit een afwaarderingsverlies op een deelneming als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de be lastingplichtige aantoont dat het belastbare bedrag in dat jaar positief zou zijn ge weest als die verrekening niet had plaatsgevonden, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerking treding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het be lastbare bedrag op de voet van het eerste lid zou zijn verminderd als die verrekening niet had plaatsgevonden, en voorts slechts voorzover het verrekende verlies voort komt uit het hiervoor bedoelde afwaarderingsverlies. 6. Ingeval de belastingplichtige in het jaar waarin artikel 12 van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969 ter zake van een schuld toepassing vindt deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van die wet, zijn de voorgaande leden niet van toepassing, behoudens voorzover aannemelijk is dat de belastingplichtige eveneens recht zou hebben gehad op de in die leden geregelde tegemoetkomingen, als de belastingplichtige geen deel zou hebben uitgemaakt van een fiscale eenheid. 7. Ingeval de belastingplichtige voorafgaand aan het jaar waarin artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ter zake van een schuld toepassing vindt deel heeft uitgemaakt van een fiscale eenheid en er tussen het ontvoegingstijdstip en 644
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het jaar van de toepassing van artikel 12 minder dan 6 jaren zijn verstreken, zijn de voorgaande leden eveneens niet van toepassing, behoudens voorzover aannemelijk is dat de belastingplichtige eveneens recht zou hebben gehad op de in die leden ge regelde tegemoetkomingen als de belastingplichtige geen deel zou hebben uitge maakt van een fiscale eenheid. 8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het verlenen van verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting in situaties waarin dit artikel van toepassing is.
Art. II van de Wet van 15 september 2005, houdende wijziging van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969 (vervallen van de concernfinancieringsregeling) bevat over gangsrecht met betrekking tot artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Genoemd artikel werkt terug tot 21 juli 2001. Genoemd artikel II luidt als volgt: Artikel II. 1. Ten aanzien van een aan de vennootschapsbelasting onderworpen be lastingplichtige die op 11 juli 2001 voldeed aan de regeling van artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat artikel toen luidde, blijven de ar tikelen 10a, vierde lid, 14, derde lid, 14a, vierde lid, 15b en 18, eerste lid, van die wet alsmede de daarop berustende bepalingen, zoals deze toen luidden, van toepassing. 2. Het eerste lid is van toepassing gedurende een periode van tien jaren gerekend vanaf de datum met ingang waarvan de belastingplichtige een reserve als bedoeld in artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, mocht vormen, met dien verstande dat deze toepassing uiterlijk eindigt met ingang van 1 januari 2011. Overgangsrecht Wet werken aan winst (Stb. 2006, nr. 631) Artikel V. In de Wet van 4 november 2004 tot wijziging van de Wet op de vennoot schapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aan koopkosten van een deelneming (Stb. 2004, 581), wordt in artikel III, tweede lid, 'ge maakt na 13 december 2002 worden beheerst door' vervangen door: gemaakt na 13 december 2002 doch vóór de inwerkingtreding van deze wet worden beheerst door. Artikel VI. In de Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belas tingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen (Stb. 2005, 613) wordt in artikel IV ', artikel 13ba en artikel 13bb' vervangen door: en artikel 13ba. Artikel VIII. 1. De wijzigingen ingevolge deze wet in de termijn van de voorwaart se verliesverrekening in de Wet inkomstenbelasting 2001 vinden toepassing met be trekking tot verliezen die worden verrekend met inkomens genoten na 31 december 2006. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen ondernemingsverliezen geleden in het ka lenderjaar 2002 of eerder nog voorwaarts worden verrekend tot en met het kalender jaar 2011. 3. In afwijking van het eerste lid kunnen verliezen uit aanmerkelijk belang geleden in het kalenderjaar 2002 of eerder nog voorwaarts worden verrekend tot en met het kalenderjaar 2011.
645
VPB
Overgangsrecht Wet van 15 september 2005, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (vervallen van de concernfinancieringsregeling) (Stb. 2005, nr. 468)
VPB
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 4. In afwijking van het eerste lid kan een belastingkorting voor verlies uit aanmer kelijk belang geleden in het kalenderjaar 2002 of eerder nog tot en met het kalender jaar 2011 in mindering worden gebracht op het belastbare inkomen uit werk en wo ning. 5. De wijzigingen ingevolge deze wet in de termijn van de voorwaartse verliesver rekening in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vinden toepassing met be trekking tot verliezen die worden verrekend met belastbare winsten, onderscheiden lijk Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen na 31 december 2006. 6. In afwijking van het vijfde lid kunnen verliezen geleden in het jaar 2002 of eer der nog voorwaarts worden verrekend tot en met boekjaren die aanvangen in het ka lenderjaar 2011. Artikel VIIIa. Artikel 9, eerste lid, onderdeel h, en derde lid, van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969 en de daarop berustende bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen luidden op 31 december 2006, blijven tot en met 31 december 2009 van toepassing met betrekking tot vóór 24 mei 2006 aan personeel toegekende rech ten om aandelen of winstbewijzen te verwerven en daarmee gelijk te stellen rechten. Artikel VIIIb. De wijziging ingevolge artikel II, onderdeel J, van artikel 10d, ze vende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing op schulden voortvloeiend uit een overeenkomst welke vergelijkbaar is met een over eenkomst van geldlening, die is aangegaan vóór 1 januari 2007. Artikel VIIIc. De rente, bedoeld in de artikelen 14a, achtste lid, 14b, zesde lid, en 15ad, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals die leden luid den op 31 december 2006, welke bij het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2007 nog niet op de winst in aftrek is gekomen, wordt verrekend met het belastbare bedrag van dat jaar en, voor zover nog niet verrekend, met het be lastbare bedrag van een volgend jaar. Artikel VIIId. Ingeval de belastingplichtige een belang bezit dat geen deelneming is maar waarop tot en met 31 december 2006 bij hem de deelnemingsvrijstelling van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat artikel toen luid de, wel van toepassing was omdat dat bezit ingevolge artikel 13, derde lid, laatste volzin, met een deelneming werd gelijkgesteld, wordt tot 1 januari 2010 dat belang gelijkgesteld met een deelneming als waarvan sprake is in artikel 13, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidt met ingang van 1 januari 2007. Artikel X. Artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is slechts van toepassing op immateriële activa voor zover deze na 31 december 2006 tot de be drijfsmiddelen van de belastingplichtige gaan behoren. Artikel XII. Ingeval ten aanzien van een belastingplichtige voor de inwerkingtre ding van deze wet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 14, tweede lid, ar tikel 14a, derde lid, of artikel 14b, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelas ting 1969, zoals die artikelen luidden op 31 december 2006, worden de in die be schikking gestelde voorwaarden voor zover die betrekking hebben op de wettelijke
646
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 termijnen voor verliesverrekening geacht te zijn vervangen door de wettelijke ter mijnen voor verliesverrekening zoals die gelden na inwerkingtreding van deze wet.
VPB
Artikel XIII. 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV in werking met ingang van 31 december 2006. 3. De wijzigingen met betrekking tot de vennootschapsbelasting, uitgezonderd ar tikel II, onderdeel M, voor zover dat betrekking heeft op de in te voegen artikelen 12b en 12c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2007. 4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II, onderdeel M, voor zover dat be trekking heeft op het in te voegen artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelas ting 1969, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij dat tijd stip terugwerkende kracht kan hebben en vindt voor het eerst toepassing met betrek king tot boekjaren die aanvangen op of na dat tijdstip van inwerkingtreding. 5. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II, onderdeel M, voor zover dat be trekking heeft op het in te voegen artikel 12c van de Wet op de vennootschapsbelas ting 1969, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij dat tijd stip terugwerkende kracht kan hebben en vindt voor het eerst toepassing met betrek king tot boekjaren die aanvangen op of na dat tijdstip van inwerkingtreding. 6. (...) Overgangsrecht Wet overige fiscale maatregelen 2008 (Stb. 2007, nr. 563) Artikel XXVD. Artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2008 is slechts van toepassing op S&Oactiva voor zover deze na 31 december 2007 Artikel XXVI, lid 6. 6. De wijzigingen ingevolge artikel VI, onderdelen B en C, vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008. Overgangsrecht Omzetting van een vaste inrichting met verliezen in een deelneming (Stb. 2007, nr. 84) Artikel II. 1. Voor de toepassing van artikel 13c, vierde lid, van de Wet op de ven nootschapsbelasting 1969 wordt het in het eerste lid van dat artikel bedoelde bedrag aan nog niet verrekende verliezen uit buitenlandse onderneming verminderd met het in de volgende volzin omschreven bedrag. Het bedrag van de vermindering is gelijk aan de positieve voordelen die door de belastingplichtige uit de deelneming zijn ge noten vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, waarop de deelnemings vrijstelling geen toepassing zou hebben gevonden als het vierde lid reeds onderdeel zou hebben uitgemaakt van het genoemde artikel 13c vanaf de opneming van dat ar tikel in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge de wet van 25 april 1990, Stb. 173, één en ander voor zover deze positieve voordelen verband hielden met positieve winsten van de in artikel 13c, eerste lid, bedoelde onderneming. 2. Een deelneming waarop onmiddellijk na inwerkingtreding van deze wet artikel 13c, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is, mag op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip te boek worden gesteld op de waarde in het economische verkeer.
647
Inwerkingtreding wijzigingen
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Overgangsrecht Introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (Stb. 2007, nr. 269)
VPB
Artikel V. 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. 2. Artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt ten aanzien van beleggingsinstellingen als bedoeld in dat artikel voor het eerst toepassing met be trekking tot het boekjaar dat aanvangt op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet. (…) Overgangsrecht Beleggingsinstellingen als vastgoedontwikkelaar (Stb. 2007, nr. 270) Artikel II (inzake ontwikkelen vastgoed door beleggingsinstellingen) Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die eindigen na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Overgangsrecht Belastingplan 2009 (Stb. 2007, nr. 565) Artikel XXVIII. De wijziging ingevolge artikel VI, onderdeel 0A, van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing met betrekking tot vóór 1 januari 2009 aan werknemers toegekende rech ten welke zijn uitgeoefend of vervreemd vóór 1 januari 2010. Overgangsrecht Belastingplan 2010 (Stb. 2009, nr. 609) Artikel VIII. Met betrekking tot immateriële activa die na 31 december 2007, maar voor 1 januari 2010 tot de bedrijfsmiddelen van de belastingplichtige zijn gaan be horen en waarvoor aan hem een S&Overklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, blijft artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidde op 31 december 2009 van toepassing, met dien verstande dat de vanaf 1 januari 2010 be haalde voordelen uit hoofde van die activa slechts voor 5/H gedeelte in aanmerking worden genomen. Artikel XXXIX, lid 1c. c. de wijzigingen ingevolge artikel VII, onderdelen D en E, [artikel 20 en 20a] terugwerken tot en met 1 januari 2009 en slechts toepassing vin den met betrekking tot verliezen van jaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2009; Overgangsrecht Overige fiscale maatregelen 2010 (Stb. 2009, nr. 610) Artikel XXI, lid 2. 2. De wijzigingen ingevolge artikel I, onderdelen E, J, K, T, Y en Z, artikel IV, onderdelen A, G en H, onder 3, [art 12b, 20b en 23c] en artikel XVI, onderdeel A, vinden voor het eerst toepassing ten aanzien van belastingaanslagen of voor bezwaar vatbare beschikkingen die zijn vastgesteld of genomen na 31 decem ber 2009. Artikel XXI, lid 4. 4. Artikel IV, onderdeel 0A, onder 1, werkt terug tot en met het tijdstip waarop zonder deze wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 648
Overgangsrecht Wet op de vennootschapsbelasting 1969 1969 artikel 2, zevende lid, eerste volzin, van die wet van toepassing zou zijn gewor den op het in dat onderdeel genoemde lichaam en artikel IV, onderdeel 0A, onder 2, werkt terug tot en met het tijdstip waarop artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is geworden op het in het vervallen onderdeel n van het zevende lid van dat artikel genoemde lichaam.
VPB
649