OVEREENKOMST SAMENWERKINGSVERBAND WSNS NOORDOOST FRIESLAND
I.
CONTRACTANTEN
Algemene gegevens: Naam samenwerkingsverband:
WSNS Noordoost Friesland (hierna swv)
Aantal basisscholen:
41
Aantal speciale basisscholen:
1
SBD nummer:
0312
Bestuursnummer:
41080
Brinnummer Centrale Dienst:
26VA
Contractanten/deelnemende schoolbesturen1: a.
Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Dantumadeel; o.b.v. het leerlingenaantal d.d.
1 oktober 2011 (1207) b.
Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Dongeradeel; o.b.v. het leerlingenaantal d.d.
1 oktober 2011 (1676) c.
Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Ferwerderadeel; o.b.v. het leerlingenaantal
d.d. 1 oktober 2011 (521) d.
Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Kollumerland c.a.; o.b.v. het leerlingenaantal d.d. 1 okto-
ber 2011 (1005) e.
Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Anjum; o.b.v. het leerlingenaantal d.d. 1
oktober 2011 (122) f.
Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Morra-Lioessens; o.b.v. het leerlingenaantal
d.d. 1 oktober 2011 (48) g.
Stichting ROOBOL (Regionaal Orgaan Openbaar Basisonderwijs Lauwersland); o.b.v. het leerlingen-
aantal d.d. 1 oktober 2011 (351) h.
Vereniging voor Christelijk Speciaal Basisonderwijs en Praktijkonderwijs in Dokkum; o.b.v. het leer-
lingenaantal d.d. 1 oktober 2011 (278)
II.
BETROKKEN MEDEWERKERS IN VASTE DIENST BIJ DE CONTRACTANTEN EN GEDETACHEERD NAAR HET SWV
Binnen het samenwerkingsverband worden (op basis van al dan niet geformaliseerde detacheringen) door werknemers van de onder I genoemde contractanten werkzaamheden verricht voor het samenwerkingsverband, doorgaans op scholen die onderdeel uitmaken van het samenwerkingsverband. Dit betreft zowel onderwijzend personeel (hierna te noemen “OP”) als onderwijs ondersteunend personeel (hierna te noemen “OOP”). Het betreft de volgende werknemers: Vanuit Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs Dongeradeel: a.
A.M. van den Berg, secretarieel medewerker, wtf = 0,3000, schaal 5 trede 12 OOP;
b.
F.B. Burgler, coördinator, wtf = 0,8000, schaal LC trede 15 OP;
c.
S.M. Gosma, secretaresse, wtf = 0,3000, schaal 5 trede 12 OOP;
d.
M. Pasma, orthopedagoog, wtf = 0,8000, schaal 12 trede 16 OOP;
e.
M.H. Zietsma, orthopedagoog, wtf = 0,2000, schaal 11 trede 4 OOP.
1
Dit betreft de in het huidige samenwerkingsverband participerende schoolbesturen dan wel diens rechtsopvolgers.
overeenkomst swv wsns nof versie 24022012
-2-
Vanuit Vereniging voor Christelijk Speciaal Basisonderwijs en Praktijkonderwijs in Dokkum: a.
leraar, wtf = 0,2306, schaal LB trede 14 OP;
b.
leraar, wtf = 0,6918, schaal LB trede 14 OP;
c.
leraar, wtf = 0,0100, schaal LB trede 14 OP;
d.
psychologisch assistent, wtf = 0,2000, schaal 8 trede 13 OOP.
De totale loonkosten worden geschat op ongeveer € 235.000. Ten aanzien van deze werknemers is geen functioneringsproblematiek aan de orde. OVERWEGENDE a.
Dat met ingang van 1 augustus 2013 als gevolg van de invoering van de Wet op het Passend On-
b.
Dat de contractanten met ingang van 1 augustus 2013 deel zullen uitmaken van door het Ministerie
derwijs dit bestaande samenwerkingsverband WSNS Noordoost Friesland vervalt. aangewezen samenwerkingsverbanden, die meerdere regio’s omvatten en wel Samenwerkingsverband WSNS PO Fryslân. c.
Dat er onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid tot inzet van de werknemers genoemd onder II in dit nieuwe samenwerkingsverband via formele detachering.
d.
Dat indien er geen mogelijkheid is tot inzet van één of meerdere van de onder II genoemde werknemers binnen het onder III b genoemde samenwerkingsverband er een oplossing gevonden moet worden m.b.t. herplaatsing of ontslag van de betrokken werknemer(s).
e.
Dat er ook een oplossing gevonden moet worden voor werknemer(s), die door middel van verdringing door herplaatsing van de betrokken werknemer(s) bij de eigen werkgever, moeten afvloeien wegens hun plaats op de afvloeiingslijst.
f.
Dat contractanten zich eraan committeren om de lasten/verplichtingen (zowel personele lasten als financiële lasten) van de gekozen oplossing naar evenredigheid onderling te delen.
III. 1.
KOMEN OVEREEN: Indien mogelijk herplaatsing betrokken werknemer(s) bij de eigen werkgever in een passende functie. De eigen werkgever zal alles wat redelijkerwijs mogelijk is doen om herplaatsing in een passende functie binnen de eigen rechtspersoon mogelijk te maken.
2.
Indien de onder 1 genoemde optie niet mogelijk is, herplaatsing via formele detachering bij een van de andere contractanten, voor zover dit in redelijkheid mogelijk is. De loonkosten zullen dan worden betaald door de inlener aan de uitlener. De rechten en plichten van uitlener, inlener en gedetacheerde zullen in een formele detacheringsovereenkomst worden beschreven.
3.
Indien de genoemde opties onder 1 en 2 redelijkerwijs niet mogelijk zijn, rddf-plaatsing (indien van toepassing) en afvloeiingsontslag van de betrokken werknemer(s), voor zover deze op basis van de geldende afvloeiingsregeling en bestuursbenoeming daarvoor in aanmerking komen.
4.
Indien er sprake is van afvloeiingsontslag van de betrokken werknemer(s) dient er een aanbod tot outplacement te worden gedaan, voorzien van een offerte van een outplacementbureau, welke kan voldoen aan de referte in het Reglement Participatiefonds. De daarmee gemoeide kosten ad circa €4.000,- excl. BTW per werknemer, zullen naar rato van het aantal leerlingen van de deelnemende contractanten binnen het thans bestaande samenwerkingsverband worden gedragen, evenals de kosten van een rddf-plaatsing van de betreffende werknemer indien dit van toepassing mocht zijn.
5.
Indien er m.b.t. de functie van betrokken werknemer(s) binnen 12 maanden na de ontslagdatum een passende vacature is ontstaan bij één of meerdere van de andere contractanten, zal deze vacature bij voorrang worden aangeboden aan de betrokken werknemer(s). Alleen indien bij de sollicitatie gegronde bezwaren bestaan tegen de betreffende werknemer, zal benoeming in de vacature niet plaatsvinden. Onder gegronde bezwaren wordt verstaan reeds aanwezige verstoorde relaties tussen
©Angela Schouten – Paul Janssen
-3-
betrokken werknemer en werknemers, met wie samengewerkt zal moeten worden of gebleken frequent ziekteverzuim. 6.
Het gestelde onder 4 en 5 geldt evenzeer voor werknemers, die in de rddf moeten worden geplaatst en ontslagen moeten worden, doordat zij een lagere positie hebben op de afvloeiingslijst als direct gevolg van herplaatsing van de onder II genoemde werknemers bij de eigen werkgever.
7.
Alle contractanten verbinden zich een uiterste inspanning te zullen plegen om de doelstelling en strekking van deze overeenkomst te behalen en zullen op transparante wijze rekening en verantwoording jegens elkaar afleggen, indien deze inspanningen niet tot resultaat leiden.
IV. 1. 2.
GESCHILLENREGELING Geen van de contractanten zal om ontbinding van deze overeenkomst vragen. Indien er geschillen ontstaan m.b.t. de uitvoering van deze overeenkomst, welke niet in goed overleg tussen partijen zelf kunnen worden opgelost, dan zullen deze worden voorgelegd aan een door alle partijen aanvaarde gecertificeerde NMI-mediator.
3.
Indien mediation niet tot een oplossing leidt, zal het geschil door partijen aan de bevoegde Nederlandse Rechter worden voorgelegd.
4.
De uit lid 2 en 3 van dit artikel voortkomende kosten (inclusief BTW), zullen naar rato van het aantal leerlingen van de deelnemende contractanten binnen het thans bestaande swv worden gedragen.
V
LOOPTIJD OVEREENKOMST
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 2 jaar. In die periode moet in redelijkheid een oplossing zijn gevonden voor de personele en financiële gevolgen van de invoering van de Wet op het Passend Onderwijs.
VI
INGANG OVEREENKOMST
Deze overeenkomst gaat in per 1 augustus 2012.
VII
INSPANNINGSVERPLICHTING
De contractanten hebben gedurende de looptijd van de overeenkomst een inspanningsverplichting om het gedetacheerd personeel te plaatsen in vacatures binnen de besturen van het samenwerkingsverband.
©Angela Schouten – Paul Janssen
-4-
VIII
ONDERTEKENING
Dokkum, …………………………………. 2012
Namens het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Kollumerland c.a.
Voorzitter
©Angela Schouten – Paul Janssen
Secretaris
-5-
TOELICHTING OP OVEREENKOMST SAMENWERKINGSVERBAND Aanleiding De aanleiding voor deze overeenkomst is om als voormalig samenwerkingsverband de personele en financiële gevolgen van de opheffing van dit samenwerkingsverband door de deelnemende besturen zo goed mogelijk onderling te regelen. Het is zeer waarschijnlijk dat de door de Rijksoverheid ter beschikking gestelde middelen voor de nieuw gevormde samenwerkingsverbanden in het kader van de Wet op het Passend Onderwijs onvoldoende zullen zijn om te voorzien in de personele en financiële gevolgen van de opheffing van het bestaande samenwerkingsverband, zoals dit tot 1 augustus 2012 heeft gefunctioneerd. Het ligt in de verwachting dat niet alle, bij het huidig (voormalige) samenwerkingsverband gedetacheerde werknemers, per 1 augustus 2012 gedetacheerd kunnen worden naar het nieuw gevormde samenwerkingsverband. Op die werknemers, die niet geplaatst kunnen worden, is deze overeenkomst van toepassing.
Betrokken werknemers Deze overeenkomst biedt aan de contractanten als werkgever de mogelijkheid om binnen de kring van contractanten van het huidig (voormalig) samenwerkingsverband zoveel mogelijk perspectief op herplaatsing te bewerkstelligen. Echter indien een betrokken werknemer daaraan niet meewerkt, is detachering en herplaatsing bij een andere werkgever dan de eigen werkgever niet mogelijk. Dit feit kan een grond vormen voor afvloeiing of ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze situatie kan niet worden opgelost zonder op het concrete geval toegesneden juridisch advies.
Rddf-plaatsing en afvloeiing betrokken werknemers bij werkgevers, die de regeling ontslagbeleid voeren conform artikel 10.4 CAO-PO. Alle schoolbesturen met ontslagbeleid volgens artikel 10.4 van de CAO-PO hebben op basis van artikel 2.7 een (meerjaren)formatiebeleid of bestuursformatieplan voor de komende 4 jaar. De werkgever met één school van dezelfde onderwijssoort hanteert de afvloeiingsregeling en eventuele protocollen, zoals die golden op 31 juli 2006. De werkgever met meerdere scholen van dezelfde onderwijssoort hanteert per categorie personeel een integrale afvloeiingsregeling op bestuursniveau voor de plaatsing in het rddf en ontslag om formatieve redenen van werknemers met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Onderscheiden worden de categorieën onderwijzend personeel, onderwijsondersteunend personeel, directie en werknemers die zijn benoemd of aangesteld op projectformatie als bedoeld in artikel 3.4 onder d. Voor zover het gaat om werknemers met specifieke functies, die zijn aangesteld om te worden gedetacheerd naar het samenwerkingsverband, kan het gaan om werknemers die zijn benoemd of aangesteld op projectformatie. Indien de financiering voor het project WSNS vervalt of vermindert, biedt dit de mogelijkheid deze werknemers in rddf te plaatsen, als zij niet herplaatsbaar zijn bij het per 1 augustus 2012 gestarte samenwerkingsverband. Dit verdient de voorkeur, omdat betreffend personeelslid anders niet meer op basis van projectformatie binnen die aparte categorie past voor de afvloeiingslijst. Geadviseerd wordt om de betrokken schoolbesturen geen onnodige verplichtingen op zich te laten nemen ter zake van herplaatsing, als personeelsleden op projectformatie bij het staken van het samenwerkingsverband binnen het nieuwe samenwerkingsverband niet herplaatsbaar blijken. Zij komen derhalve in aanmerking voor rddf en afvloeiing. Een oplossing kan zijn deze personeelsleden over te hevelen in een payrollconstructie en van daaruit te komen tot herplaatsing bij de eigen werkgever. Op die manier drukken zij niet op de reguliere formatie, indien er sprake is van onvoldoende financiële middelen.
©Angela Schouten – Paul Janssen
-6-
Voor onderwijzend personeel zal dit mogelijk niet zo zijn en zal de betreffende werknemer, indien het gaat om een werkgever met meerdere scholen, gelet op de bestuursbenoeming een plaats kunnen innemen op de afvloeiingslijst volgens het LIFO-criterium. Daarbij zal alleen dan afvloeiing aan de orde zijn als dit personeelslid als laatste op de bestuursafvloeiingslijst staat of als zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 10.4, lid 4 CAO-PO en dit personeelslid dan op die school als eerste in aanmerking komt voor afvloeiing.
Detachering Het is noodzakelijk om detachering door middel van een formele detacheringsovereenkomst te regelen. Dit regelt de rechten en plichten van de uitlener, de inlener en de gedetacheerde, voor wat betreft werkgeversgezag (bij de inlener), betaling loon (door de uitlener, vergoed aan de uitlener door de inlener) omvang detachering, aard functie en werkzaamheden, duur detachering, opzegging van de detachering, opzeggingstermijn en de financiële gevolgen van opzegging.
Afvloeiingsontslag en eisen Instroomtoets Participatiefonds Het reglement 2011-2012 van het Participatiefonds is hierna m.b.t. het hierbij relevante artikel 7 grotendeels weergegeven met inbegrip van de toelichting. Geadviseerd wordt om hiervan goed nota te nemen, aangezien schoolbesturen het risico lopen dat bij afvloeiingsontslag de uitkeringskosten voor uw eigen rekening komen, als de instroomtoets niet met succes wordt afgerond.
Artikel 7: Ontslag wegens daling rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden bij ontslagbeleid 7.1 Ontslaggrond In het geval een werkgever de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAOPO hanteert, kan ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden een grond zijn voor de toewijzing van een vergoedingsverzoek. Ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden doet zich voor indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden inclusief andere ontslagen en natuurlijk verloop, minimaal gelijk zijn aan de omvang van het gemelde ontslag. Indien van een dergelijke daling sprake is, is ontslagruimte aanwezig. Het bevoegd gezag overlegt een afschrift van het ontslagbesluit waarin de reden voor het ontslag genoemd is, of wanneer het besluit nog niet is opgemaakt of de reden voor het ontslag niet genoemd wordt, een afschrift van het document waaruit blijkt dat de daadwerkelijke reden voor het ontslag, zoals genoemd in artikel 7, aan betrokkene is kenbaar gemaakt. Beëindigingovereenkomst In plaats van bovengenoemd afschrift van het ontslagbesluit waarin de reden voor het ontslag genoemd is, of een afschrift van het document waaruit blijkt dat de daadwerkelijke reden voor het ontslag, zoals genoemd in artikel 7, aan betrokkene is kenbaar gemaakt, kan het bevoegd gezag ook een afschrift van een beëindigingovereenkomst overleggen waaruit tenminste blijkt dat: 1. het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, 2. het bevoegd gezag heeft voorgesteld het dienstverband te beëindigen, en 3. de reden daarvoor is gelegen in de in dit artikel genoemde ontslaggrond. Bij de beëindiging van een tijdelijk dienstverband verstrekt het bevoegd gezag, wanneer er geen ontslagbesluit wordt opgemaakt, een afschrift van de akte van benoeming en een afschrift van het document waaruit blijkt dat de daadwerkelijke reden voor de beëindiging, zoals genoemd in artikel 7, aan betrokkene is kenbaar gemaakt.
©Angela Schouten – Paul Janssen
-7-
7.2 Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden Ter beoordeling van een in het eerste lid bedoelde ontslag wordt een vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden gemaakt. In deze vergelijking wordt de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden direct voorafgaand aan het ontslag vergeleken met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt voor 65% in de vergelijking betrokken. Dit betekent dat bij de berekening van de rijksbekostiging wordt uitgegaan van 65% inzet van het budget voor de bekostiging van personeel.Het niveau van de vergelijking van de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden is afhankelijk van één van de onderstaande situaties: 7.2.1
Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden op bestuursniveau De vergelijking van de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden wordt op bestuursniveau gemaakt, tenzij er sprake is van een in artikel 7.2.2 of 7.2.3 genoemde situatie.
7.2.2
Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het bkb-Samenwerkingsverband Het ontslag wordt getoetst op het niveau van het samenwerkingsverband indien er sprake is van een samenwerkingsverband in het kader van een bestuurlijke krachtenbundeling. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden zoals is beschreven in artikel 7.2. op het niveau van het samenwerkingsverband vergeleken.
7.2.3
Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van een centrale dienst Het ontslag wordt getoetst op het niveau van de centrale dienst indien er sprake is van ontslag van personeel dat werkzaam is bij een centrale dienst. In de vergelijking wordt de voor de centrale dienst beschikbare rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden vergeleken.
7.3 Uitgesteld ontslag Indien er sprake is van uitgesteld ontslag, wordt het ontslag getoetst op bestuursniveau over drie schooljaren. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 7.2 in de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011 vergeleken. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum van het ontslag ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag. De ontslagruimte per 1 augustus 2010 wordt opgeteld bij de ontslagruimte, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag. Tevens wordt bij de beoordeling bekeken of betrokkene op andere middelen dan begrepen in derijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals is beschreven in artikel 7.2 in dienst is gehouden. 7.4 Natuurlijk verloop en andere ontslagen Ten gevolge van natuurlijk verloop en andere ontslagen komen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden beschikbaar. Om deze reden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen in een periode van zes maanden voorafgaand aan en per de datum van het gemelde ontslag in de vergelijking betrokken. Indien er sprake is van een daling in de beschikbare rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen op deze daling in mindering gebracht. In het geval dat er sprake is van een stijging in de beschikbare rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen bij deze stijging opgeteld.
©Angela Schouten – Paul Janssen
-8-
7.4.1
Natuurlijk verloop en andere ontslagen bij uitgesteld ontslag In het geval van uitgesteld ontslag is de omvang van de andere ontslagen en het natuurlijk verloop vanaf 1 februari 2010 tot en met de datum van het gemelde ontslag onderdeel van de toetsing.
7.6 Benodigde gegevens Het bevoegd gezag verstrekt bij de melding van ontslagen wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het in artikel 7.2 aangegeven toetsingsniveau: a. een gespecificeerde opgave van de omvang van de (verwachte) aanvullende rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden over de perioden waarop de vergelijking betrekking heeft; b. een gespecificeerde opgave van de omvang in nettoloonkosten van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen in een periode van zes maanden voorafgaand aan en per de ontslagdatum; c. een afschrift van de passage van het zorgplan als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder b van de WPO over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van het ontslag; d. in geval van uitgesteld ontslag toont het bevoegd gezag tevens aan dat betrokkene op andere middelen dan begrepen in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals is beschreven in artikel 7.2 in dienst is gehouden; e. in geval van uitgesteld ontslag, een gespecificeerde opgave in nettoloonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop en andere ontslagen in de periode vanaf 1 februari 2010 tot aan de datum van het gemelde ontslag. 7.7 Toetsingsdatum Ontslag op grond van artikel 7 per of na de laatste schooldag van een schooljaar wordt getoetst als zijnde een ontslag per 1 augustus van het volgend schooljaar. Een ontslag op grond van artikel 7 per een andere datum voorafgaand aan de laatste schooldag van een schooljaar wordt per deze andere datum getoetst. 7.8 Inspanningsverplichting Bij een ontslag op grond van artikel 7 dient het bevoegd gezag te voldoen aan de inspanningsverplichting, artikel 4, categorie IV. Hieronder volgen de eisen die het Participatiefonds in dit kader aan een ontslag op grond van artikel 7, stelt: Categorie IV- A hulp bij behoud van werk, extern (bij ontslag uit een vast dienstverband) 1. extern een passende functie zoeken (indien aangesloten, gebruik maken van een mobiliteitscentrum/arbeidspool, zoeken bij een ander bevoegd gezag, of buiten het onderwijs); en 2. aanbieden van faciliteiten die de positie op de arbeidsmarkt verbeteren; of 3. aanbieden van outplacement (outplacement vervangt de inspanningen 1 tot en met 3 van deze categorie). Categorie IV- B hulp bij behoud van werk, extern (bij ontslag uit een tijdelijk dienstverband) 1. aanbieden van faciliteiten die de positie op de arbeidsmarkt verbeteren; of 2. aanbieden van outplacement (outplacement vervangt de inspanningen 1 en 2 van deze categorie).
©Angela Schouten – Paul Janssen
-9-
TOELICHTING OP ARTIKEL 7 Alle instellingen voor primair onderwijs ontvangen een budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid (PAB-budget) In artikel 7 van het reglement wordt een deel van het PAB-budget bij de beoordeling van de vermijdbaarheid van het ontslag wegens daling van de rijksbekostiging van personeel buiten beschouwing gelaten. Voor het schooljaar 2011 – 2012 is het percentage van PAB-budget dat bij de vergelijking buiten beschouwing wordt gelaten, gesteld op 35%. Onder financiële bijdragen van derden worden onder meer bijdragen van gemeenten verstaan, Europese subsidies en sponsorgelden. 7.1 Ontslaggrond Indien er een ontslaguitkering wordt aangevraagd ten gevolge van de afbouw van overuren wordt de melding van het ontslag getoetst op grond van artikel 7 van dit reglement. Deelontslag Indien de ontslagruimte kleiner is dan de omvang van het ontslag, kan ontslag uit een vast dienstverband niet plaatsvinden omdat deelontslag niet is toegestaan. In het geval dat een tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigt, dient een herbenoeming plaats te vinden welke gelijk is aan de omvang van de voorafgaande betrekking minus de ontslagruimte. Herbenoemingsverplichting Aan de herbenoemingsverplichting van tijdelijk personeel is een ondergrens gesteld. Voor groepsleraren in het primair onderwijs is deze ondergrens 8 uur. Indien de omvang van de voorafgaande aanstelling minder dan 8 uur is, bedraagt de Pagina 16 van 42 ondergrens de helft van de beëindigde aanstelling. Voor vakleraren en onderwijsondersteunend personeel wordt de één-uurgrens gehanteerd. 7.2 Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden Indien er sprake is van een fusie en/of overdracht van instellingen dan wel besturen, houdt het bevoegd gezag hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2011 – 2012 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2010 – 2011 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt. 7.2.2 Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het bkb-Samenwerkingsverband Een samenwerkingsverband van bevoegde gezagsorganen in het kader van bestuurlijke krachtenbundeling zal zich voor wat betreft ontwikkelingen inzake de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden gedragen als ware het één werkgever. Een ontslag binnen het samenwerkingsverband kan dan ook pas plaatsvinden als er binnen dat samenwerkingsverband geen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden beschikbaar zijn om dat ontslag te voorkomen. Het feit dat de stimuleringsbijdrage is vervallen betekent niet dat er geen bkb- Samenwerkingsverbanden meer bestaan. Dit is afhankelijk van de inhoud en looptijd van de samenwerkingsovereenkomst.
©Angela Schouten – Paul Janssen
- 10 -
7.2.3 Vergelijking van rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van een centraledienst Op grond van artikel 21 WPO moeten verschillende bevoegde gezagsorganen die in één samenwerkingsverband zitten, zijn aangesloten bij dezelfde centrale dienst. Bij het beoordelen van een vergoedingsverzoek van uitkeringskosten welke het gevolg zijn van ontslag bij een centrale dienst wordt gekeken naar het verschil in middelen welke beschikbaar zijn voor de centrale dienst. Wat de zorgformatie betreft, geldt ook het gestelde in de toelichting op artikel 7.6.c. 7.3 Uitgesteld ontslag Dit artikel voorziet in een tweetal concrete situaties: 1. Een bevoegd gezag wordt het eerste jaar geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden. Er wordt personeel ontslagen voor een omvang kleiner dan de omvang van de daling. Het ongebruikte deel van de daling kan – na verrekening van de daling of stijging in het tweede jaar – voor ontslag worden ingezet. 2. Een bevoegd gezag wordt in het eerste jaar geconfronteerd met een daling, maar gaat niet over tot ontslag. De ongebruikte daling kan – na verrekening van de daling of stijging in het tweede jaar – voor ontslag worden ingezet. In beide situaties wordt de omvang van het natuurlijk verloop en de andere ontslagen betrokken van de periode 6 maanden voorafgaand aan de eerste daling tot en met het daadwerkelijke moment van ontslag. Indien een bevoegd gezag van de bovenstaande mogelijkheden gebruik wil maken, dient het dit expliciet aan te geven. 7.4 Natuurlijk verloop en andere ontslagen Voor de ruimte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden die ontstaat door natuurlijk verloop of andere ontslagen geldt dat het bevoegd gezag van de school deze inzet om gedwongen ontslagen te voorkomen. Om deze reden betrekt het bevoegd gezag eveneens het natuurlijk verloop en de andere ontslagen in het in artikel 7.2 bedoeld overzicht. 7.6.c Zorgformatie In de WPO is in artikel 184, lid 6 gesteld dat de kosten van de werkloosheidsuitkeringen en de suppletie inzake arbeidsongeschiktheid die voortvloeien uit de inzet of een wijzing van de inzet van zorgformatie niet ten laste van het Participatiefonds kunnen worden gebracht. Dit heeft tot gevolg dat het Participatiefonds inzicht dient te krijgen in de wijze van inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in beide schooljaren. Om deze reden dient bedoelde passage uit het zorgplan te worden overgelegd. Dit betekent dat bij een ontslag van een personeelslid van een speciale school voor het basisonderwijs die participeert in meer dan één samenwerkingsverband, de bedoelde passage van alle samenwerkingsverbanden dient te worden overgelegd. (zie art. 18 lid 8 WPO) 7.7 Toetsingsdatum Pagina 17 van 42 Bij een ontslag per andere datum dan 1 augustus of laatste schooldag past het bevoegd gezag zijn melding aan, aan deze andere datum en richt de melding verder in overeenkomstig de wijze als in artikel 7 beschreven, maar nu met als uitgangspunt deze andere datum.
©Angela Schouten – Paul Janssen