Over stembussen die moeten kloppen als een bus
DRAAIBOEK INSTALLATIE NIEUWE GEMEENTERAAD MET INBEGRIP VAN SOMMIGE WERKZAAMHEDEN INZAKE DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN EN DE POLITIERAAD Mededeling door de gemeentesecretaris inzake de continuïteit:
Ingevolge artikel 6, §2 van het gemeentedecreet, blijven na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad de uittredende gemeenteraadsleden in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen gemeenteraadsleden onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de gemeenteraadsleden heeft plaatsgehad.
Ingevolge artikel 7, §2 van het gemeentedecreet, zit de uittredende voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Indien de uittredende voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt ze voorgezeten door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen in volgorde van hun rang.
Ingevolge artikel 60, §3 van het gemeentedecreet, blijven de aftredende burgemeester na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie tot de installatie van de nieuwe burgemeester heeft plaatsgevonden. Ingevolge artikel 14, 2e lid van de Nieuwe Gemeentewet, geldt in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen‐Waasten en Voeren, dat wanneer bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, de
Expertisecentrum van gemeentesecretarissen vzw | World Trade Center Antwerp | Frankrijklei 33 | B-2000 Antwerpen – opgemaakt door Eric Vermeiren, gemeentesecretaris Niel
[email protected] | www.ecg.be | BE 0462 374 155
1/99
gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid [van Belgische nationaliteit] aanwijst om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen.
Ingevolge artikel 47, eerste lid van het gemeentedecreet, blijven de uittredende schepenen na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie tot de installatie van het nieuwe college heeft plaatsgevonden. Ingevolge artikel 44, §3 van het gemeentedecreet, blijft de voorzitter van het OCMW, na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie als schepen tot de installatie van de schepenen heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 45 1 .
Ingevolge artikel 273, §3 van het gemeentedecreet, zijn de bepalingen van artikel 6 van het gemeentedecreet van overeenkomstige toepassing op de districtsraad.
1
Dit houdt in dat de voorzitter van het OCMW géén deel meer uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen vanaf het moment dat de schepenen hun eed hebben afgelegd. Het schepencollege is derhalve dan nog niet volledig samengesteld.
2/99
Punt 0.
Voorbereidende
Artikel
Documenten
Opmerkingen
3/99
werkzaamheden 0.1
Voordracht kandidaat burgemeester
59 GD
Voordrachtsakte
Belg
Ondertekend door de meerderheid van de verkozenen van de eigen lijst 2
Ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen
Gedagtekend
Niet meer dan één akte ondertekenen
Evt. einddata en opvolger(s)
WAT ALS
Voordrachtsakte pas na installatievergadering wordt ingediend o
Ontvankelijk indien ondertekend door meerderheid van de eigen lijst &
o
door meer dan de helft van de gemeenteraadsleden
Vlaamse overheid om een nieuwe voordracht verzoekt o
0.2
Voordracht kandidaat voorzitter‐
8, §1 GD
Voordrachtsakte
Zelfde procedures toepasselijk:
1° indien voor de installatievergadering of
2° indien na de installatievergadering
Burgemeester buiten de raad benoemd wordt o
Eensluidend advies deputatie
o
Gemeenteraadskiezer
o
Minstens 25 jaar oud
o
Raadgevende stem in gemeenteraad
Uiterlijk op Ma 24 Dec 12 aan GS overhandigd
2
Voor alle soortgelijke aangelegenheden geldt dat als de lijst waarop de naam van de voorgedragen kandidaat voorkomt slechts twee verkozenen telt, de handtekening van een van hen volstaat.
4/99
gemeenteraad
0.3
Voordracht kandidaat schepenen 44 en 45 GD
16 NGW
0.4
Voordracht OCMW raadsleden
Art. 10 OCMW‐D BVR 17 Nov 06
Gezamenlijke voordrachtsakte
Voordrachtsakte
Belg
Ondertekend door meederheid van de verkozenen van de eigen lijst
Ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen
Niet meer dan één akte ondertekenen
Mogelijks einddata mandaat en opvolger(s)
Aantal bepaald door inwonersaantal (BVR)
Uiterlijk op Ma 24 Dec 12 aan GS overhandigd
Ondertekend door meerderheid van de eigen lijst
Ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen
Niet meer dan één akte ondertekenen
Evt. einddata en opvolger(s)
Verschillend geslacht in college (burgemeester, schepenen, OCMW‐voorzitter); geldt niet voor de Rand en Voeren
Minstens twee kandidaten
Kopie aan burgemeester
Aantal en rang bepaald door gezamenlijke akte van voordracht
Mogelijks einddata mandaat en opvolger(s)
Uiterlijk op Ma 24 Dec 12 aan GS overhandigd
Verbeteringen of aanvullingen mogelijk tot uiterste dag (GS kan dit aanbevelen)
In tweevoud, kopie voor ontvangst aan indiener
Onderzoek wettelijk gestelde voorwaarden door GS
Ondertekend door ten minste de meerderheid van de verkozenen van eenzelfde lijst c.q. van de lijst waarop de kandidaat zelf stond voor de gemeenteraadsverkiezingen
17bis OCMW‐W
5/99
0.5
Voordracht politieraadsleden
WGP, art. 16
Voordrachtsakte
Gedagtekend
Instemming van de kandidaten door ondertekening
Niet meer dan één akte ondertekenen
Verschillend geslacht op voordrachtsakte (geldt enkel voor de kandidaat‐werkende leden)
Kandidaat werkende leden én kandidaat opvolgers, en eventuele einddata van de respectieve mandaten
Afsluiten lijst –in alfabetische volgorde‐ door GS
Ter inzage op gemeentesecretariaat
Opmaak stembiljetten
Stemvakjes enkel naast de naam van de kandidaat‐werkende leden
Deze procedure geldt niet voor de Rand en Voeren, waar de OCMW‐raadsleden rechtstreeks verkozen worden
Op Do 20 Dec 12 (dertiende dag voor de stemming) tussen 16 en 19 u, aan burgemeester, bijgestaan door GS, en in tegenwoordigheid van een verkozene voor de gemeenteraad van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, overhandigd
Schriftelijke voordracht door één of meer verkozenen van de GR
Ingediend door verkozene of aangeduide, met aanduiding van de naam, voornaam , geboortedatum en beroep van de voorgedragen kandidaten;
In tweevoud, kopie voor ontvangst aan indiener 3
Instemming van de kandidaten
Niet meer dan één akte ondertekenen
Géén man/vrouw verhouding
KB 20 Dec 2000, art. 2 PLP2, nrs. 14 t.e.m. 21
3
De verkozene of één van de verkozenen die de voordrachtsakte ondertekenden, of hij die daartoe door de vermelde verkozene(n) is aangeduid
6/99
0.6
Uitnodiging voor de installatievergadering van de nieuwe gemeenteraad
7, 20 en 21 GD
Elke effectieve kandidaat heeft één of twee opvolgers
Afsluiten kandidatenlijsten door burgemeester 4
Controle formele vereisten door burgemeester; hij kan verbeteringen aanbevelen
Opmaak stembiljetten
Stemvakjes enkel naast effectieve kandidaten
Van rechtswege op de eerste werkdag van de maand januari om 20 uur in het gemeentehuis, zijnde Wo 02 Jan 13
AGENDA: 1. 2.
3. 4. 5.
Kennisneming geldig‐ verklaring verkiezingen Mededeling van de benoeming en eedaflegging van de burgemeester (eventueel) Installatie gemeenteraads‐ leden en eedaflegging Verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad Verkiezing van de schepenen
Uiterlijk Ma 24 Dec 12 Vaststelling agenda en oproeping door gemeentesecretaris Uitnodiging door GS: o
Datum
o
Uur
o
Plaats
Quid met overmaken agenda? Voor de goede orde door de gemeentesecretaris opgesteld en overgemaakt DOCH enkel hetgeen wettelijk of in de omzendbrief voorzien is! Wijkt aldus af van artt. 20 en 21 Oproeping vergezeld van kandidaturen politieraad (cf. art. 8 KB van 20 Dec 2000 5 )
4
De burgemeester laat de stembiljetten drukken of vermenigvuldigen. Het is verboden enig ander stembiljet te gebruiken. Deze biljetten moeten eenvormig van kleur en van formaat zijn. Het stembiljet vermeldt in alfabetische volgorde de namen van de kandidaat‐effectieve leden, alsook de namen van hun kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde, zoals vermeld in de voordrachtsakte. De stemvakjes worden evenwel alleen geplaatst naast de namen van de kandidaat‐effectieve leden. De stembiljetten worden verder aan geen andere vereisten onderworpen. 5 Art. 8 van het KB d.d. 20 Dec 2000: De voordrachtakten en de door de burgemeester opgemaakte kandidatenlijst worden op de gemeentesecretarie neergelegd waar, vanaf de elfde dag voor de stemming, de gemeenteraadsleden en de kandidaten er tijdens de diensturen kennis van kunnen nemen. Een exemplaar van de kandidatenlijst dient gevoegd te worden als bijlage bij de brief die de gemeenteraadsleden oproept voor de vergadering waarop de verkiezing zal plaatshebben.
7/99
6. 7.
8.
9. 0.7
Afstand van mandaat door gemeenteraadsleden
7, §4 GD
9 GD
Fractievorming (eventueel) Verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn Machtiging tot het aanstellen van ondervoorzitters in de Raad voor Maatschappelijk Welzijn (eventueel) Verkiezing van de leden van de politieraad Schriftelijke afstands‐ verklaring (datum en handtekening)
0.8
Uitnodiging OCMW raadsleden 16, 30, 31, 54 en voor installatievergadering Raad 60 OCMW‐D voor Maatschappelijk Welzijn
Uitnodigingsbrief door GS aan voorgedragen kandidaat‐raadsleden OCMW Kopie naar OCMW secretaris
AGENDA:
Kennisgeving verkiezing en van het onderzoek van de geloofsbrieven van de OCMW‐raadsleden Eedaflegging OCMW‐ raadsleden Verkiezing voorzitter OCMW Aanduiding vervanger(s) voor en door de Voorzitter van het OCMW Oprichting Vast Bureau (eventueel) Verkiezing leden Vast
Vóór installatievergadering
Overhandigen aan uittredende voorzitter GR
Uiterlijk op installatievergadering
Ten laatste op Vr 28 Dec 12 (uiterlijk acht dagen voor zitting)
Uitnodiging voor zowel de kandidaat‐werkende leden als de kandidaat‐opvolgers
Installatie op Ma 07 Jan 13 om 20.00 uur op zetel OCMW
Uitnodiging door GS: o
Datum
o
Uur
o
Plaats
Quid met overmaken agenda? Voor de goede orde door de gemeentesecretaris opgesteld en overgemaakt DOCH enkel hetgeen wettelijk of in de omzendbrief voorzien is!
Ondervoorzitters zijn prioritaire vervangers
8/99
Bureau (eventueel) Verkiezing ondervoorzitter(s) (eventueel) Oprichting Bijzondere Comités (eventueel) Verkiezing leden Bijzondere Comités, inclusief plaatsvervangers (eventueel) …
Voordrachtsakte
0.9
Voordracht OCMW‐voorzitter
53, §1 OCMW‐D
Overhandigd aan OCMW‐secretaris vóór de installatievergadering
OCMW‐raadslid zijn
Belg
Geen personeelslid van de gemeente!
Ondertekend zijn door meer dan de helft van de verkozen raadsleden, waaronder door een meerderheid van de personen die op dezelfde voordrachtsakte tot raadslid werden verkozen.
Evt. einddata en opvolger(s)
De Rand en Voeren wijken hiervan af
25bis OCMW‐W
9/99
Wo 02 Jan 2013 om 20.00 uur Uittredende voorzitter zit de installatievergadering voor 6 . Punt 1.
Kennisneming geldigverklaring Artikel verkiezingen
Documenten
Opmerkingen
1.1
Kennisneming geldigverklaring verkiezingen
7 GD 203, 204 en 216 LPKD
PV van de algemene telling van de stemmen (verkiezingen 2012) Uitspraak Raad voor Verkiezingsbetwistingen (verplicht, zetelverdeling en rangorde)
Mededeling door uittredende voorzitter
WAT ALS
Er bezwaar werd ingediend: o
Geldige verkiezingen: bijeenroeping van de installatievergadering binnen de 10 d. nadat de uitslag definitief werd verklaard (zonder nieuwe verkiezingen)
o
Ongeldige (en nieuwe) verkiezingen: bijeenroeping van de installatievergadering binnen de 10 d. nadat de uitslag definitief werd verklaard na nieuwe verkiezingen
Er een wijziging in zetelverdeling is: o
Beroep bij Raad van State werkt opschortend
o
Nieuwe GR kan pas bijeen geroepen worden nadat zetelverdeling definitief is
6
Art. 7, §2 GD
10/99
Punt 2
Mededeling van de benoeming en eedaflegging van de burgemeester (onder voorbehoud)
Artikel
Documenten
Opmerkingen
2.1
Mededeling van de benoeming en eedaflegging van de burgemeester (onder voorbehoud)
60 GD
MB benoeming
Mededeling door de uittredende voorzitter
PV van eedaflegging
De minister benoemt de burgemeester en bij aanvaarding van het mandaat legt de burgemeester de eed af bij de provinciegouverneur. De voordracht van een burgemeester gebeurt vóór of na de installatievergadering.
Indien er geen voordracht is of deze onmogelijk is, kan de deputatie een advies geven om een burgemeester buiten de gemeenteraad te benoemen volgens artikel 59, §2 van het gemeentedecreet.
OMZ BB/2012 /XX van XX 2012 ‐ Start van de lokale bestuursperiode na de verkiezingen van 14 oktober 2012 ‐ benoeming van de burgemeester ‐ installatie van de gemeenteraad ‐ verkiezing van de schepenen – samenstelling en installatie van de OCMW‐raad
11/99
Punt 3.
Installatie gemeenteraadsleden en eedaflegging
Artikel
Documenten
Opmerkingen
3.1
Nakijken aanwezigheden
7 en 9 GD
Afstand van mandaat?
Overlijdensakte verkozen raadslid?
Afstand van mandaat pas definitief na kennisneming door gemeenteraad
Melding van verontschuldigingen
“Preconstituele” handeling
Verkiesbaarheidsvereisten
3.2
Afstand van mandaat
Onverenigbaarheden
Verontschuldigingen
Zonder reden afwezig
Aanwezig
Onderzoek van de geloofsbrieven 8, 58 en 86 LPKD 7, §3, 9, 11 en 12 GD
Verklaring op eer inzake onverenigbaarheden
Uittreksel uit het strafregister (Model 1)
Uittreksel uit bevolkings‐ of vreemdelingenregister
71 en 72 NGW
1.
Belgische nationaliteit of EU‐onderdaan (met actief stemrecht)
2.
Leeftijd van 18 jaar bereikt hebben
3.
Ingeschreven in bevolkings‐ of vreemdelingenregister (voor niet‐Belgische EU‐onderdanen)
4.
Geen uitsluiting/schorsing kiesrecht of veroordeling
Controle onverenigbaarheden 7 ‐ indien onverenigbaarheid: eed niet afleggen en geacht afstand van mandaat te doen
7
De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad: 1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice‐gouverneur van het administratief arrondissement Brussel‐Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams‐Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct‐arrondissementscommissarissen voorzover de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied; 2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof; 3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort; 4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden en de vrijwillige ambulancediensten; 5° de leden van een districtsraad;
12/99
3.3
3.4
Eedaflegging gemeenteraadsleden
7, 8, 9, 11, 12 §1, 14, 16 en 18 GD
Vaststelling van de rangorde van 8, §4, tweede lid
Eedformule op blad om voor te lezen
Volgorde te bepalen !
Eedaflegging in handen voorzitter installatievergadering: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen”
Vertrouwenspersoon die gehandicapt raadslid bijstaat (conform art. 18, §1 GD), is niet gehouden tot eedaflegging
Herkozen voorzitter installatievergadering legt eed af in handen burgemeester of, in voorkomend geval, het oudste raadslid 8
Burgemeester die reeds de eed als burgemeester heeft afgelegd, moet dit niet meer doen in de gemeenteraad 9
Een aanwezige verkozene die de eed niet aflegt wordt geacht afstand van mandaat te doen
Een verkozene die niet aanwezig is en zonder geldige reden de zitting erop ook, wordt eveneens geacht afstand van mandaat te doen
Anciënniteit (evt. onderbroken)
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester; 7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten in de gemeenteraad van een zelfde gemeente; 8° de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient.. Naast de onverenigbaarheden in het gemeentedecreet verbieden ook andere wetten dat bepaalde personen, omwille van hun functie, een mandaat in de gemeenteraad opnemen (zoals bijv. art. 127 van de wet op de geïntegreerde politie, het Gerechtelijk Wetboek, en andere) Art. 127: Het statuut van de politieambtenaren waarborgt hun onpartijdigheid. Zij moeten elke handeling of houding vermeden waardoor dit vermoeden van onpartijdigheid zou kunnen worden aangetast. De politieambtenaren moeten elke willekeur bij hun optreden uitsluiten, door inzonderheid te vermijden dat ze, bij hun wijze van optreden of uit hoofde van de aangelegenheid waarvoor zij optreden, afbreuk doen aan de onpartijdigheid die de burgers van hen mogen verwachten. De politieambtenaren moeten er zich in alle omstandigheden van onthouden in het openbaar uiting te geven aan hun politieke overtuiging en zich in het openbaar in te laten met politieke activiteiten. Zij mogen geen kandidaat zijn voor een politiek mandaat. 8 De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als gemeenteraadslid, de eed af in handen van de burgemeester. Als de uittredende burgemeester de installatievergadering voorzit en herkozen is als gemeenteraadslid legt hij de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid, behalve als iemand anders de eed heeft afgelegd als burgemeester. In dat geval legt hij de eed af in handen van de nieuw benoemde burgemeester. 9 Zie art. 60, §2 GD: Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de burgemeester de volgende eed af in handen van de provinciegouverneur: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». Behoudens in geval van benoeming van de burgemeester buiten de raad, geldt deze eedaflegging tevens als eedaflegging als gemeenteraadslid in de zin van artikel 7. (…)
13/99
de raadsleden
GD 50 GD
In ondergeschikte orde, het aantal naamstemmen. Het gaat hierbij om de strikte naamstemmen, dus zonder overdracht van lijststemmen!
169 LPKD
14/99
Punt 4.
Verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad
Artikel
Documenten
Opmerkingen
4.1
Overhandiging voordrachtsakte door GS aan voorzitter installatievergadering
8, §2, eerste lid GD
4.2
Controleren van ontvankelijkheid 8, §2, tweede lid door voorzitter GD installatievergadering
4.3
Kandidaat‐voorzitter wordt verkozen verklaard
8, §2 GD
8, §3 GD
Voordrachtsakte
Belgische nationaliteit
Dubbele meerderheid (raadsleden die ondertussen de eed hebben afgelegd!)
Nieuwe voorzitter neemt voorzitterschap installatievergadering over
7, §2 GD
Meerderheid op dezelfde lijst
o
Meer dan de helft van de raadsleden
Voorzitter verklaart voorgedragen voorzitter als verkozen
WAT ALS
4.4
o
Er geen ontvankelijke voordrachtsakte is: o
Verkiezing binnen de 14 d.
o
Akte uiterlijk 3d. voor zitting bij GS
o
Op basis van voordrachtsakte (ondertekend door meerderheid eigen lijst – niet meer dan één akte tekenen, de originele onontvankelijke akte niet meegerekend)
o
Volstrekte meerderheid en echte verkiezing – evt. tweede ronde met relatieve meerderheid (mogelijks staking van stemmen)
o
Geheime stemming
15/99
Punt 5.
Verkiezing van de schepenen
Artikel
Documenten
Opmerkingen
5.1
Overhandiging voordrachtsakte door GS aan voorzitter gemeenteraad
45, §2, eerste lid GD
5.2
Controleren van ontvankelijkheid 44, §§ 1 en 2 GD door voorzitter gemeenteraad 45, §2, tweede lid GD
Gezamenlijke voordrachtsakte
Dubbele meerderheid (raadsleden die ondertussen de eed hebben afgelegd!)
Beide geslachten vertegenwoordigd (evt. burgemeester of OCMW‐ voorzitter)
De Rand en Voeren wijken hiervan af
Mededeling door voorzitter
16 NGW 5.3
In voorkomend geval worden de 45, §2, tweede lid schepenen ‘verkozen verklaard’ GD door de voorzitter van de 45, §3 GD gemeenteraad 44, §4 GD
WAT ALS
50, §1, 3e lid GD 16 NGW
Er geen ontvankelijke voordrachtsakte is: o
Beslissen op installatievergadering over aantal schepenen
o
Verkiezing binnen de 14 d.
o
Per afzonderlijke schepen, mogelijks op basis van voordrachtsakte (ondertekend door minstens helft eigen lijst – niet meer dan één akte tekenen)
o
Indien aantal voordrachten niet volstaan, kan ter zitting een kandidaat mondeling worden voorgedragen
o
Volstrekte meerderheid en evt. tweede ronde
o
Geheime stemming
o
Stemming per mandaat
o
Rangorde bepaald door volgorde stemmingen
o
Akte uiterlijk 3d. voor zitting aan GS overhandigd
Niet beide geslachten vertegenwoordigd zijn: o
Als OCMW‐voorzitter van andere geslacht is: wachten tot
16/99
verkiezing voorzitter OCMW om geldig te vergaderen
o
Zo niet, vervanging van een schepen
o
In de Rand en Voeren geldt deze regel niet; daar hoeven beide geslachten niet vertegenwoordigd te zijn
Een schepen zijn mandaat niet aanvaardt, als verhinderd wordt beschouwd of overleden is: o
5.4
5.5
5.6
Door de voordrachtsakte wordt het aantal schepenen vastgelegd tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad Eedaflegging schepenen in handen van de burgemeester
45, §2, tweede lid GD, in fine
Vervanging bij stemming
Mededeling door voorzitter
Voor de Rand en Voeren is het aantal verplicht; hiervan kan dus niet afgeweken worden
45, §3 GD 16 NGW 46, §1 GD
46, §2 GD
Vaststelling van de rangorde van 45, §4 GD de schepenen 50, §1, 3e lid GD
Eedformule op blad om voor te lezen
“Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen”
Schepen die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn schepenmandaat niet te aanvaarden
Bepaald door rangorde gezamenlijke voordrachtsakte
OF bepaald door volgorde individuele stemmingen
OCMW voorzitter neemt laatste rang in
Mededeling door voorzitter
17/99
Punt 6.
Fractievorming (onder voorbehoud)
Artikel
6.0
Definitie
38, §1 GD
6.1
Kartels die in twee splitsen om twee fracties te vormen
38 GD
6.2
Partijen die zich verenigen om één fractie te vormen
Documenten
38 GD
Opmerkingen
Het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die op eenzelfde lijst verkozen zijn, vormen één fractie
Akte van fractievorming
Zie voorwaarden onder art. 38
Als GR‐lid zich niet tot een fractie had bekend, dan behoort hij toe aan de grootste fractie
Geldt tot eerstvolgende algehele vernieuwing van de GR
Uiterlijk op installatievergadering
Als goedgekeurd door meerderheid van de verkozenen op elke lijst
Geldt tot eerstvolgende algehele vernieuwing van de GR
18/99
Punt 7.
Verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn
Artikel
7.0
Continuïteit
6, §2 OCMW‐D
Naar aanleiding van een algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn blijven de uittredende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaatsgehad.
7.1
Onderzoek voordrachtsaktes
10, §2 OCMW‐D
Ontvankelijkheid nakijken, door gemeenteraad
7.2
Onderzoek geloofsbrieven
7, 16, §4,1e lid, 20 OCMW‐D
Voordrachtsakte
Belg zijn
18 jaar
Ingeschreven zijn in het bevolkingsregister
Zich niet bevinden in een van de gevallen van onverkiesbaarheid
Onverenigbaarheden nagaan
Van zowel kandidaat‐werkende leden als kandidaat‐opvolgers
Aantal leden naar gelang bevolkingsaantal gemeente 10
Documenten
8, 58 en 86 LPKD
7.3
Verkiezing
5, 8, 9, 11, 12, 13
Opmerkingen
10
Aantal inwoners gemeente
Aantal OCMW‐raadsleden
Aantal stemmen
tot 999
7
4
Van 1 000 tot 15 000
9
5
van 15 001 tot 50 000
11
6
van 50 001 tot 150 000
13
8
meer dan 150 000
15
8
19/99
OCMW‐D
Aantal stemmen per GR‐lid naar gelang aantal te verkiezen leden
BVR 17 Nov 06
Openbare zitting
Geheime stemming
Eén stemronde
Stemmen op werkend lid
Stemopneming door voorzitter en twee jongste raadsleden (leeftijd)
11
Het verkiesbaarheidscijfer wordt bekomen door het totaal aantal door de gemeenteraadsleden uit te brengen stemmen te delen door het totaal aantal te begeven zetels in de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeerderd met één. De laatste zetel gaat naar het grootste stemmenoverschot. 12 Art. 12: (…) Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1° aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bekleedt. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend; 2° aan de kandidaat die vroeger een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft uitgeoefend. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend en, bij gelijke duur, aan de kandidaat die het laatst is afgetreden; 3° aan de jongste kandidaat in jaren. 13 Art. 13 OCMW‐D: Als de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk na zijn algehele verkiezing niet rechtsgeldig is samengesteld overeenkomstig artikel 9, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op de voordrachtsakte waarvan het hoogste aantal leden is verkozen, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht die voorkomt op diezelfde voordrachtsakte en die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. Als er meerdere voordrachtsakten zijn in de zin van het vorige lid, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op een van die voordrachtsakten, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht van dezelfde voordrachtsakte als het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat vervangen wordt, die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. Als die persoon van het andere geslacht met een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn een band heeft als vermeld in artikel 20 wordt het oorspronkelijk verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel van rechtswege vervangen door de eerstvolgende persoon van het andere geslacht die op dezelfde voordrachtsakte voorkomt. Als overeenkomstig de vorige leden niet tot vervanging kan worden overgegaan, wordt met toepassing van artikelen 9 en 14, in de vervanging voorzien.
20/99
Opstellen lijst der verkozenen
Verkiesbaarheidscijfer 11 bepalen
Staking van stemmen 12
Verschillend geslacht (in raad voor maatschappelijk welzijn)
Voorrangsregeling bij staking van stemmen
Afkondiging uitslag door voorzitter GR
Opmaak proces‐verbaal en laten ondertekenen door voorzitter GR, GS, stemopnemers (verplicht) en raadsleden die dit wensen (uitdrukkelijk vermelden dat stemming geheim was)
Stemmen op bloed‐ of aanverwanten is mogelijk
WAT ALS
Niet beide geslachten vertegenwoordigd zijn: o
7.4
Afkondiging uitslag door voorzitter van de gemeenteraad
Laatst verkozen persoon (op voordrachtsakte met meest verkozen leden) van rechtswege vervangen 13
Onregelmatigheden werden vastgesteld bij de verkiezing o
Schriftelijk ingediend door GR‐leden of kandidaten
o
Niet opschortend
o
Uitspraak raad voor verkiezingsbetwistingen binnen 40 d., zo niet geldig verklaard (zie art. 15, §7 OCMW‐D)
o
Beroep mogelijk bij Raad van State
Onmiddellijk na ondertekening PV
15 OCMW‐D
Uitslag krijgt ‘voorlopige’ geldigheid
11, 12 BVR 17 Nov 06
Toezenden ‐in dubbel‐ aan Raad voor Verkiezingsbetwistingen
10, §3 OCMW‐D
21/99
Punt 8.
Machtiging tot het aanstellen Artikel van ondervoorzitters in de Raad voor Maatschappelijk Welzijn (onder voorwaarden)
Documenten
Opmerkingen
8.1
Enkel indien het aantal schepenen verminderd werd t.o.v. het maximum
Maximaal twee ondervoorzitters
Voor zover een minstens een gelijk aantal schepenen minder dan het maximum werden aangesteld
Via een verklaring op een ontvankelijke akte van voordracht van schepenen
56 OCMW‐D 44 GD 16 NGW
OF via een beslissing genomen op de installatievergadering door de GR
Dit geldt niet voor de Rand en Voeren
22/99
Punt 9.
Verkiezing van de leden van de politieraad
Artikel
9.0
Continuïteit
20 WGP
9.1
Mededeling van het aantal te verkiezen politieraadsleden
12 WGP
9.2
Onderzoek ontvankelijkheid voordrachtsakte door burgemeester
15 WGP
9.3
Verkiezing van de leden van de politieraad
Documenten
6 KB 20 Dec 00PLP 2 – 21 Dec 00 – Nr. 19 12 en 18 WGP 10 KB 20 Dec 00
Opmerkingen
De uittredende leden blijven hun mandaat uitoefenen tot de nieuwe politieraad is geïnstalleerd.
Verslag politieraad
Door de voorzitter van de gemeenteraad
Zie PLP 2, nr. 4.2 sub 15
Onverenigbaarheden 14
Gemeenteraadslid zijn
Bevolkingscijfers gemeenten politiezone op 1 januari 2012
Verkiezing politieraadsleden tijdens installatievergadering GR of uiterlijk binnen de tien dagen
Aantal raadsleden afhankelijk van grootte politiezone 15
Aantal te verkiezen raadsleden per gemeente afhankelijk van relatief bevolkingscijfer (bovenop burgemeester) doch voor elke
14
Wie kan verkozen worden? De hoedanigheid van gemeenteraadslid is de enige verkiesbaarheidsvoorwaarde om deel te kunnen uitmaken van de politieraad. De kandidaat‐politieraadsleden moeten dus op het moment van de verkiezing van de politieraadsleden deel uitmaken van één van de gemeenteraden van de politiezone. De onverenigbaarheden met het mandaat van gemeenteraadslid voorzien in artikel 11 van het gemeentedecreet zijn hier onrechtstreeks van toepassing op het mandaat van politieraadslid, vermits men noodzakelijkerwijs gemeenteraadslid moet zijn om te kunnen solliciteren voor het mandaat van politieraadslid. De WGP voegt hier geen enkele bijkomende functionele onverenigbaarheid aan toe. OCMW‐raadslid kan zich kandidaat stellen; Schepenen kunnen zich kandidaat stellen. Daarnaast zijn er wel een aantal onverenigbaarheden die voortvloeien uit het feit dat er bloedverwantschap of aanverwantschap is met een persoon die dezelfde functie uitoefent, of zal benoemd worden als politieraadslid. Effectieve leden van de politieraad mogen namelijk geen bloed of aanverwanten zijn tot en met de tweede graad, noch door de echt verbonden zijn. Zie artikel 15 van de Wet van 7 december 1998 op de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus. Om problemen te voorkomen met onverenigbaarheden tussen kandidaten voor de politieraad binnen de gemeenteraad alsook tussen de kandidaten afkomstig van de gemeenten die meergemeentezone vormen kan de burgemeester bij aanvang van de verkiezing de gemeenteraadsleden hieraan herinneren (bloedverwantschap en aanverwantschap).
23/99
gemeente minstens één lid
9.4
Telling van de stemmen
18bis WGP
11 KB 20 Dec 00
Bevolkingscijfer * totaal aantal leden politieraad / totale bevolking meergemeentezone = aantal per gemeente
Restzetels: hoogste decimalen bij deling
Kiesbureau: burgemeester en twee jongste gemeenteraadsleden
Geheime stemming in PV (en uitdrukkelijk in notulen)
Eén enkele stemronde – mogelijk wel aanvullende stemronde
Stemmen op een effectief lid
Meervoudig stemrecht
Op elk stembiljet slechts op één effectieve kandidaat stemmen
Verkiesbaarheidscijfer 16 bepalen
Gerangschikt en geteld volgens de naam van de effectieve kandidaat
15
Aantal inwoners politiezone
Aantal politieraadsleden
tot 15 000 van 15 001 tot 25.000 van 25.001 tot 50 000 van 50 001 tot 80 000 Van 80.001 tot 100.000 Van 100.001 tot 150.000 meer dan 150 000
13 15 17 19 21 23 25
Aantal te verkiezen leden (per gemeente) Minder dan 4 4 of 5 6 of 7 8 of 9 10 of 11 12 of meer
Aantal stemmen (per raadslid) 1 3 4 5 6 8
16
Elke kandidaat die het verkiesbaarheidscijfer haalt is ook effectief verkozen. Dit verkiesbaarheidscijfer wordt aan de hand van volgende breuk berekend: in de teller vermenigvuldigt men het aantal gemeenteraadsleden met het aantal stemmen dat elk gemeenteraadslid mag uitbrengen en in de noemer verhoogt men het aantal leden van de politieraad dat moet worden verkozen met één. De uitkomst van deze breuk – afgerond naar boven – geeft het minimum aantal stemmen dat een kandidaat moet ontvangen om zeker te zijn verkozen.
24/99
9.5
Opmaak Proces Verbaal
PLP2 – nr. 46
Proces Verbaal
Blanco en ongeldige apart leggen
Staking van stemmen 17
Burgemeester stelt lijst op van effectief verkozen leden en hun opvolgers
Hele verloop in PV 18
Minimaal aantal gegevens 19 (evt. reeds op voorhand ingevuld door GS)
PV ondertekend door burgemeester, secretaris, leden bureau en alle raadsleden die dit wensen
17
WGP Art. 17. De kandidaten die de meeste stemmen hebben bekomen zijn verkozen tot effectieve leden. Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1° aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in de politieraad uitoefent. Indien één of meerdere kandidaten in dit geval verkeren wordt de voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking zijn mandaat het langst heeft uitgeoefend; 2° aan de kandidaat die, voorheen, een mandaat in de politieraad heeft uitgeoefend. Indien één of meerdere kandidaten in dit geval verkeren, wordt voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking het langst zijn mandaat heeft uitgeoefend, en bij gelijke duur, aan degene die het het laatst heeft beëindigd; 3° aan de jongste kandidaat in jaren Wie zou verkozen zijn doch wiens verkiezing geen uitwerking kan krijgen, wordt wegens onverenigbaarheid vervangen door zijn opvolger. De kandidaten die als opvolgers van een verkozen effectief lid worden voorgedragen, zijn van rechtswege de opvolgers van het voornoemde lid. 18 Over het hele verloop van de verrichtingen van de stemming en van de stemopneming wordt, staande de vergadering, een proces‐verbaal opgemaakt dat wordt overgeschreven in het register der notulen van de Gemeenteraad. Het moet uitdrukkelijk vermelden dat de stemming geheim was. 19 Proces Verbaal: totaal aantal gemeenteraadsleden en het aantal hiervan dat aan de stemming heeft deelgenomen; aantal door de gemeente te verkiezen leden van de Politieraad en aantal stemmen waarover elk gemeenteraadslid beschikt; de lijst van de effectieve en plaatsvervangende kandidaten; totaal aantal uitgebrachte stembiljetten waarvan de stemopneming zal gebeuren; totaal aantal blanco en ongeldige stembiljetten; totaal aantal vernietigde stembiljetten die tijdens de stemming vervangen worden; naam, voornamen, geboortedatum en beroep van de verkozen effectieve leden; aantal stemmen door elk van hen bekomen en eventueel de reden waarom, bij staking van stemmen, voorrang werd verleend; naam, voornamen, geboortedatum en beroep van de opvolgers, met aanduiding van het verkozen effectief lid van wie zij opvolger zijn, alsook van hun orde van voordracht en dus ook van voorrang; in voorkomend geval, vermelding van de verkozenen die zich in een toestand van onverenigbaarheid (artikel 17, tweede lid, WGP) bevinden en de reden hiervan.
25/99
9.6
Afkondiging van de uitslag door 14 KB 20 Dec 00 de burgemeester
Ondertekend proces verbaal
Onmiddellijk na ondertekening
Door burgemeester
In openbare zitting
Afkondiging opnemen in notulen
26/99
Einde van de zitting Punt 10.
Na de installatievergadering van Artikel GD de gemeenteraad
Documenten
Opmerkingen
10.1
Vervolgwerkzaamheden i.v.m. raad voor maatschappelijk welzijn
Doorzenden dossier naar raad voor verkiezingsbetwistingen (2 PV’s, stembiljetten en alle nodige bewijsstukken)
Installatievergadering van rechtswege op zetel OCMW derde werkdag na installatievergadering GR om 20.00 u, in casu maandag 7 januari 2013
Voorzitter van de gemeenteraad zit installatievergadering OCMW voor (tot verkiezing nieuwe OCMW‐voorzitter)
Afstand mandaat als OCMW‐raadslid bij voorzitter GR
Onverenigbaarheden
Verkozen leden OCMW leggen eed af in handen voorzitter GR (tijdens installatievergadering!)
GS brengt OCMW‐secretaris op de hoogte van
16, §§ 2 en 3 OCMW‐D
PV verkiezing
17 en 18 OCMW‐ D
1° de uitslag van de verkiezing en van 2° het onderzoek van de geloofsbrieven, en 3° de machtiging i.v.m. het aantal ondervoorzitters 10.2
10.3
Vervolgwerkzaamheden i.v.m. politieraad
Vervolgwerkzaamheden i.v.m. districtsraad
18bis WGP
15 KB 20 Dec 00
274, §1 GD
Dossier verkiezingen:
Doorsturen dossier naar deputatie
o
2 PV’s
Dossier overmaken aan secretaris zone of korpschef
o
Alle uitgereikte stembiljetten
Oproep installatievergadering 7 vrije dagen voor de zitting
Installatievergadering uiterlijk 1 februari
o
Stukken ivm verkiesbaarheid
Bij bezwaar: binnen de 15 d. nadat verkiezing definitief is geworden
De uittredende voorzitter van de districtsraad zit de installatievergadering voor tot wanneer de nieuwe voorzitter van de districtsraad wordt verkozen
27/99
10.4
Mandaten in IGS
9, 16, 19, 46, 48, 52 en 57 DIS
Interlokale verenigingen Na de installatie van de gemeenteraad: vervanging van de bestuurders in de beheerscomités van de interlokale verenigingen waarin de gemeente eventueel participeert, conform de statuten van deze verenigingen en de bepalingen van het huishoudelijk reglement van het beheerscomité ervan.
Projectverenigingen In de loop van januari: aanduiden van de nieuwe bestuurders (stemgerechtigde en waarnemende) in de raden van bestuur van de projectverenigingen waarin de gemeente eventueel participeert. Deze nieuwe bestuurders treden aan op 1 februari daaropvolgend. De aanduiding gebeurt door de gemeenteraad. Daarbij moet men rekening houden met de onverenigbaarheden vermeld in het decreet.
Opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen In de loop van het eerste trimester van 2013: hersamenstelling van de raden van bestuur van de opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen waarin de gemeente eventueel participeert. Deze hersamenstelling gebeurt door de Algemene Vergadering van de betrokken verenigingen. Mogelijke bestuurders worden voorgedragen door de gemeenteraad. De gemeenten kunnen ook voorstellen om een gemeenteraadslid van een lijst, waarvan geen verkozene deelneemt aan het schepencollege of de OCMW‐voorzitter heeft mogen leveren, voor te dragen als raadgevend lid van de raad van bestuur van de betrokken verenigingen.
10.5
Andere besluiten
39, 40, 41, 56, 112, 195 en 236 GD
voordrachtsakte
De gemeenteraad kan gemeenteraadscommissies oprichten. De mandaten in de commissies worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de gemeenteraad is samengesteld. De oprichting van een commissie m.b.t. IGS en verzelfstandigde agentschappen is echter verplicht (tenzij geïntegreerd in een andere commissie)
28/99
10.6
Mandatendatabank
74bis GD
De gemeenteraad moet een huishoudelijk reglement aannemen (of minstens bevestigen).
De gemeenteraad moet een deontologische code aannemen. Er moet trouwens ook een deontologische code voor het college van burgemeester en schepenen (standaard dezelfde als voor de GR) en voor het personeel zijn.
Het aanduiden van de vertegenwoordigers van de gemeenteraad in de autonome gemeentebedrijven en andere verzelfstandigde entiteiten.
Databank over mandatarissen invullen
29/99
Lijst der afkortingen Gemeente GD: gemeentedecreet van 15 juli 2005 NGW: Nieuwe Gemeentewet OCMW OCMW‐D: decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn OCMW‐W: Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn BVR 17 Nov 06: besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de voordrachtsakte en de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn Politie WGP: Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus KB 20 Dec 00: Koninklijk Besluit van 20 december 2000 betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad PLP2: Omzendbrief PLP2 van 21 december 2000 betreffende de verkiezing van de leden van de politieraad in een meergemeentezone Intergemeentelijke samenwerking DIS: decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking Kiesdecreet LPKD: decreet van 8 juli 2011 houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
30/99
Relevante wetsartikelen Gemeente Gemeentedecreet van 15 juli 2005 TITEL II Het gemeentebestuur HOOFDSTUK I De gemeenteraad Afdeling I De organisatie van de gemeenteraad Art. 6. § 1. De gemeenteraad wordt om de zes jaar volledig vernieuwd. De leden worden rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers. Zij zijn herverkiesbaar. § 2. Na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad blijven de uittredende gemeenteraadsleden in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen gemeenteraadsleden onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de gemeenteraadsleden heeft plaatsgehad. Art. 7. § 1. De verkozen gemeenteraadsleden worden, voor de goede orde, door de gemeentesecretaris ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. De installatievergadering van de gemeenteraad vindt van rechtswege plaats in het gemeentehuis, om 20 uur, op de eerste werkdag van januari. Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen, is een werkdag. Ingeval bezwaar werd ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig werd verklaard, worden de nieuw verkozen raadsleden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad bijeengeroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is. Als bezwaar werd ingediend tegen de verkiezing en als die verkiezing vervolgens ongeldig werd verklaard en er een nieuwe verkiezing gehouden moet worden, worden de
31/99
nieuw verkozen raadsleden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad bijeengeroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is. Als de nieuw verkozen raadsleden niet zijn bijeengeroepen overeenkomstig de voormelde bepalingen, gebeurt de bijeenroeping door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen volgens hun rangorde, waarbij de burgemeester wordt geacht een hogere rang in te nemen dan een schepen. Als de installatie van de gemeenteraad ten gevolge van een wijziging van de zetelverdeling niet van rechtswege kan plaatsvinden overeenkomstig het eerste lid, worden de nieuw verkozen raadsleden bijeengeroepen overeenkomstig het vierde en het zesde lid nadat de zetelverdeling definitief is. § 2. De uittredende voorzitter van de gemeenteraad zit de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Indien de uittredende voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt ze voorgezeten door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen in volgorde van hun rang. § 3. De gemeenteraad onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden. De verkozen gemeenteraadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, vóór ze hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. » De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als gemeenteraadslid, de eed af in handen van de burgemeester. Als de uittredende burgemeester de installatievergadering voorzit en herkozen is als gemeenteraadslid legt hij de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid, behalve als iemand anders de eed heeft afgelegd als burgemeester. In dat geval legt hij de eed af in handen van de nieuw benoemde burgemeester. § 4. De verkozen gemeenteraadsleden die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. § 5. De verkozen gemeenteraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. § 6. Als de voorzitter van de gemeenteraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen gemeenteraadsleden op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, wordt de eed afgenomen door een lid van het college van burgemeester en schepenen volgens hun rangorde, waarbij de burgemeester wordt geacht een hogere rang in te nemen dan een schepen. Als de voorzitter van de gemeenteraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen, noteert de gemeentesecretaris de vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering. Art. 8. § 1. Op de installatievergadering verkiest de gemeenteraad onder de gemeenteraadsleden van Belgische nationaliteit een voorzitter. De voorzitter wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat‐voorzitter, ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat‐voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit
32/99
voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen, als vermeld in titel VII, hoofdstuk II, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, vermeld in titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig § 4. De akte wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de gemeentesecretaris overhandigd. § 2. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, overhandigt de gemeentesecretaris de akte van voordracht van de kandidaat‐voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering. De voorzitter van de installatievergadering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in § 1. Alleen de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden hiertoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat‐voorzitter verkozen verklaard. § 3. Als geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat‐voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering wordt overhandigd, gaat de gemeenteraad binnen veertien dagen over tot verkiezing van een voorzitter. De gemeenteraadsleden kunnen hiertoe uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad een gedagtekende akte van voordracht bezorgen aan de gemeentesecretaris. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de kandidaat‐voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Onverminderd § 1, kan elk gemeenteraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in § 1 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van
33/99
voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig § 4. De verkiezing gebeurt bij geheime stemming. De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van de gemeenteraad. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere kandidaten werden voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen behaalden. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald. § 4. Als de voorzitter het mandaat niet aanvaardt, van zijn mandaat van gemeenteraadslid vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd ontslag genomen heeft of overleden is, wordt tot een nieuwe verkiezing van voorzitter overgegaan op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, overeenkomstig § 1 tot en met § 3. Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap waargenomen overeenkomstig het tweede lid. Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 27, wordt hij met behoud van de toepassing van de nationaliteitsvereiste vermeld in artikel 8, §1, eerste lid, als volgt vervangen: 1° indien de voorzitter zijn bevoegdheid schriftelijk heeft opgedragen aan een gemeenteraadslid, neemt deze laatste het voorzitterschap waar; 2° indien de voorzitter zijn bevoegdheid niet heeft opgedragen aan een gemeenteraadslid overeenkomstig de bepaling vermeld in het eerste punt, neemt het gemeente¬raadslid met de meeste anciënniteit het voorzitterschap waar. Bij gelijke anciënniteit geniet het gemeenteraadslid dat bij de laatste volledige vernieuwing van de gemeenteraad het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, de voorkeur. Als het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit de voorzitter in die gevallen niet kan vervangen, wordt het voorzitterschap waargenomen door een ander gemeenteraadslid in volgorde van anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit wordt het mandaat waargenomen door het gemeenteraadslid dat bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald. De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering, en van de beëindiging van de periode van verhindering. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde verhindering, dan richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de gemeenteraad.
34/99
Art. 9. Een verkozen gemeenteraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de gemeenteraad hiervan kennis heeft genomen. Art. 11. De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad/ 1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice‐gouverneur van het administratief arrondissement Brussel‐Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams‐Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct‐arrondissementscommissarissen voorzover de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied; 2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof; 3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort; 4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden en de vrijwillige ambulancediensten; 5° de leden van een districtsraad; 6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester; 7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten in de gemeenteraad van een zelfde gemeente; 8° de personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient. Als bloed‐ of aanverwanten in een graad zoals vermeld in het eerste lid, 7°of twee echtgenoten worden gekozen bij dezelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend. Als twee bloed‐ of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed‐ of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald naar tijdsorde van de vacatures. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten met echtgenoten gelijkgesteld. Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en in het geval van wettelijke samenwoning. De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het ophouden van het wettelijk samenlevingscontract.
35/99
Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe Gemeentewet zijn de bepalingen van het eerste lid, 1° en 2° eveneens van toepassing op de niet‐Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. Art. 12. § 1. Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het hem toegekende mandaat. §2. Een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 10, §1, tweede lid, §2 en §3, nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord. §3. Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geld¬boete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro. Art. 13. Onverminderd de bepalingen van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011doet de Raad voor Verkiezingsbetwistingen uitspraak over geschillen die rijzen in verband met de afstand, het verval, het ontslag of de verhindering van het mandaat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad of schepen, geschillen die rijzen in verband met het goedkeuren van de geloofsbrieven, de eedaflegging, de kennis van de bestuurstaal bepaald in artikel 44, § 6, de verkiezing, benoeming, vervanging en opvolging van de schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikelen 18 en 70bis, moet voldoen, alsmede of het gemeenteraadslid voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente. Art. 14. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering van de volgende personen: 1° het gemeenteraadslid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het gemeenteraadslid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten,
36/99
wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever; 2° het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat gemeenteraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het gemeenteraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken; 3° het gemeenteraadslid dat omwille van palliatief verlof, of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de gemeenteraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld; 4° de voorzitter van de gemeenteraad die het mandaat uitoefent van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn; 5° het gemeenteraadslid dat lid is van de Europese Commissie voor zover het gemeenteraadslid hiertoe uitdrukkelijk verzoekt; in voorkomend geval geldt de verhindering zolang het gemeenteraadslid het mandaat als lid van de Europese Commissie uitoefent; 6° het gemeenteraadslid dat geschorst is op grond van artikel 205 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011. Art. 16. Het gemeenteraadslid dat afstand doet van zijn mandaat, dat van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, dat als verhinderd wordt beschouwd, dat ontslag genomen heeft, of dat overleden is, wordt vervangen door zijn opvolger, die wordt aangewezen overeenkomstig de het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011. De geloofsbrieven worden onderzocht overeenkomstig artikel 7, § 3. De eedaflegging gebeurt in openbare vergadering in de handen van de voorzitter van de gemeenteraad. Het gemeenteraadslid dat als verhinderd wordt beschouwd, wordt vervangen zolang de toestand van verhindering duurt. De gemeenteraad neemt akte van de beëindiging van de periode van verhindering. Art. 18. § 1. Het gemeenteraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een situatie als vermeld in artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed‐ en aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als vermeld in artikel 14. § 2. Voor de toepassing van § 1 bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een gemeenteraadslid met een handicap.
37/99
§ 3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid. Afdeling II De werking van de gemeenteraad Art. 20. De voorzitter van de gemeenteraad beslist tot bijeenroeping van de gemeenteraad en stelt de agenda van de vergadering op. De agenda bevat in ieder geval de punten die door het college van burgemeester en schepenen aan de voorzitter worden meegedeeld. De voorzitter is verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op verzoek van een derde van de zittinghebbende leden of van het college van burgemeester en schepenen. De voorzitter is ook verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op verzoek van een vijfde van de zittinghebbende leden als zes weken na de datum van de vorige gemeenteraad nog geen bijeenroeping is gebeurd. De periode van zes weken wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus. In geval van een verplichte bijeenroeping als vermeld in het tweede en het derde lid, roept de voorzitter de gemeenteraad bijeen op de aangewezen dag en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Daarvoor bezorgen de gemeenteraadsleden en het college van burgemeester en schepenen voor elk punt op de agenda hun voorstel van beslissing met een toelichting aan de gemeentesecretaris, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de gemeenteraad. Art. 21. Behalve in spoedeisende gevallen en behalve in geval van toepassing van artikel 7, § 1, wordt de oproeping ten minste acht dagen vóór de dag van de vergadering aan het raadslid bezorgd. De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een toegelicht voorstel van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de gemeenteraadsleden gesteld vanaf de verzending van de agenda. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de oproeping van de gemeenteraadsleden wordt verzonden en de wijze waarop het dossier dat op de agenda betrekking heeft, ter beschikking wordt gesteld. Dit huishoudelijk reglement bepaalt in elk geval dat indien een gemeenteraadslid hierom verzoekt, een dossier elektronisch ter beschikking wordt gesteld. De gemeentesecretaris of de door hem aangewezen personeelsleden verstrekken aan de gemeenteraadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen over stukken die in het dossier voorkomen. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop die inlichtingen worden verstrekt. Art. 38.
38/99
§ 1. Het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die op eenzelfde lijst verkozen zijn, vormen één fractie. § 2. In afwijking van § 1 kunnen de kandidaat‐gemeenteraadsleden die op eenzelfde lijst zijn verkozen twee fracties vormen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° de naam van de lijst bestaat uit meerdere woorden of afkortingen die minstens de twee fractienamen omvatten; 2° de kandidaat‐gemeenteraadsleden beslissen bij de indiening van de voordrachtsakte of verbeteringsakte dat de op de lijst verkozen gemeenteraadsleden twee fracties vormen of kunnen vormen; in dat laatste geval wordt overgegaan tot de vorming van twee fracties als een meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden die potentieel een afzonderlijke fractie kunnen uitmaken, daartoe op de installatievergadering van de gemeenteraad beslist; 3° de in 2° bedoelde beslissing wordt genomen in een afzonderlijke akte inzake fractievorming, ondertekend door alle kandidaat‐gemeenteraadsleden op de lijst; 4° de akte inzake fractievorming bevat alle kandidaat‐gemeenteraadsleden van de lijst, in dezelfde volgorde als de voordrachtsakte of de verbeteringsakte die bij de voorzitter van het hoofdstembureau wordt ingediend; 5° onverminderd het derde lid vermeldt de akte inzake fractievorming voor alle kandidaat‐gemeenteraadsleden tot welke fractie zij zullen behoren in geval van verkiezing; 6° er worden op de akte inzake fractievorming slechts twee verschillende fracties vermeld; 7° de akte inzake fractievorming is als bijlage gevoegd bij de voordrachtsakte of de verbeteringsakte die, overeenkomstig artikel 70 en 91 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, aan de voorzitter van het gemeentelijk hoofdbureau wordt overhandigd; 8° aan de gemeentesecretaris wordt tegen ontvangstbewijs een afschrift van de akte inzake fractievorming overhandigd uiterlijk de eerste werkdag na de dag dat de voordrachtsakte of de verbeteringsakte bij de voorzitter van het hoofdstembureau werd ingediend. De indiening van de akte inzake fractievorming en de door de kandidaat‐gemeenteraadsleden gemaakte keuze is niet herroepbaar. Als een kandidaat‐gemeenteraadslid op de akte inzake fractievorming zich niet tot een fractie bekent, wordt het betrokken kandidaat‐gemeenteraadslid geacht bij verkiezing te opteren voor de grootste fractie. Als beide fracties in de gemeenteraad even groot zijn, wordt hij geacht bij verkiezing te opteren voor de fractie waartoe de aanvoerder van de lijst behoort, behalve ingeval de lijstaanvoerder op de akte van fractievorming zich niet tot een fractie heeft bekend. In dat geval wordt het kandidaat‐gemeenteraadslid geacht te opteren voor de fractie waartoe het kandidaat‐gemeenteraadslid behoort dat de hoogste plaats op de lijst inneemt en die zich tot een fractie heeft bekend. Indien aan de voormelde regeling niet is voldaan kunnen er geen aparte fracties worden gevormd. Ingeval de kandidaat‐gemeenteraadsleden, die op eenzelfde lijst verkozen zijn, overeenkomstig het eerste lid beslissen om twee fracties te vormen, spreekt de gemeenteraad zich op de installatievergadering bij besluit uit of aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is voldaan. De Vlaamse Regering stelt het model van akte inzake fractievorming vast. § 3. Het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die verkozen zijn op lijsten die zich uiterlijk op de installatievergadering onderling hebben verenigd, vormen één fractie. Tot onderlinge vereniging van de lijsten kan slechts beslist worden als de meerderheid van de verkozenen op elk van die lijsten daarmee instemt. § 4. De onderlinge vereniging tot één fractie of de vorming van twee fracties overeenkomstig § 2, geldt tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad. § 5. Het huishoudelijk reglement legt de nadere regels vast voor de samenstelling en de werking van de fracties, alsook, binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, voor de financiering ervan.
39/99
Art. 39. § 1. De gemeenteraad kan commissies oprichten die zijn samengesteld uit gemeenteraadsleden. De commissies hebben als taak het voorbereiden van de besprekingen in de gemeenteraadszittingen, het verlenen van advies en het formuleren van voorstellen over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt geacht. De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden horen. In elke gemeente wordt minstens een commissie opgericht die waakt over de afstemming van het gemeentelijk beleid op het beleid van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en verzelfstandigde agentschappen van de gemeente. De gemeente richt hiertoe ofwel een aparte commissie op, ofwel integreert zij deze taak in de verschillende bestaande commissies. § 2. Artikelen 28 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen en de stemmingen in de commissies. § 3. De mandaten in iedere commissie worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de gemeenteraad is samengesteld. De gemeenteraad bepaalt per gemeenteraadscommissie het aantal leden, alsook de wijze waarop de evenredigheid wordt berekend. Deze berekeningswijze geldt voor alle commissies die de gemeenteraad opricht. De evenredigheid vereist in ieder geval dat de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen steeds hoger is dan de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties. Elke fractie wijst de mandaten toe, die haar overeenkomstig deze berekeningswijze toekomen, door middel van een voordracht, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad. Als de voorzitter van de gemeenteraad voordrachten ontvangt voor meer kandidaten dan er mandaten te begeven zijn voor een fractie, dan worden de mandaten toegewezen volgens de volgorde van voorkomen op de akte van voordracht. Tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht eenzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Indien één of meerdere leden verklaren niet meer te behoren tot de fractie als vermeld in artikel 38 kan dit lid niet meer zetelen, noch als lid van deze fractie, noch als lid van een andere fractie. Niettemin behouden deze fracties het oorspronkelijke aantal leden in de commissie. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht voor elk van de kandidaat‐commissieleden ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de leden van de fractie waarvan het kandidaat‐commissielid deel van uitmaakt. Indien de fractie van het kandidaat‐commissielid slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan een akte ondertekenen per beschikbaar mandaat voor de fractie. Als ten gevolge van de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging overeenkomstig het eerste lid een fractie niet vertegenwoordigd is in een commissie, kan de fractie een raadslid aanwijzen dat als lid met raadgevende stem in de commissie zetelt. § 4. De burgemeester of schepenen kunnen geen voorzitter zijn van een gemeenteraadscommissie. § 5. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regelen inzake de samenstelling en de werkwijze van de commissie, alsook inzake de toekenning van presentiegelden. Art. 40.
40/99
De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen in verband met de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over: 1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en de nadere regels in verband met de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen; 2° de wijze van verzending van de oproeping en het ter beschikking stellen van het dossier aan de gemeenteraadsleden, alsook de wijze waarop de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen personeelsleden, aan de raadsleden die erom verzoeken, technische inlichtingen verstrekken over die stukken; 3° de wijze waarop de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de gemeenteraad openbaar worden gemaakt; 4° de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift voor gemeenteraadsleden en de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en beheert; 5° de voorwaarden waaronder de gemeenteraadsleden hun recht uitoefenen om aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen; 6° de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de gemeenteraadsleden; 7° de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties. 8° de wijze van bezorgen van het meerjarenplan, de wijzigingen aan het meerjarenplan, het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekening aan de raadsleden; 9° de wijze waarop en de persoon door wie de stukken, vermeld in artikel 182, worden ondertekend; 10° de nadere voorwaarden waaronder het recht om verzoekschriften in te dienen, wordt uitgeoefend, en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld; 11° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 51, vijfde lid. De gemeenteraad kan het huishoudelijk reglement te allen tijde wijzigen. Art. 41. De gemeenteraad neemt een deontologische code aan. HOOFDSTUK II Het college van burgemeester en schepenen Afdeling I De inrichting van het college van burgemeester en schepenen Art. 44. § 1. Het college van burgemeester en schepenen bestaat uit de burgemeester, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, bedoeld in artikel 53 en 54 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en uit ten hoogste: 1° 1 schepen in de gemeenten met minder dan 1000 inwoners; 2° 2 schepenen in de gemeenten met 1000 tot 4999 inwoners; 3° 3 schepenen in de gemeenten met 5000 tot 9999 inwoners; 4° 4 schepenen in de gemeenten met 10.000 tot 19.999 inwoners;
41/99
5° 5 schepenen in de gemeenten met 20.000 tot 29.999 inwoners; 6° 6 schepenen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999 inwoners; 7° 7 schepenen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999 inwoners; 8° 8 schepenen in de gemeenten met 100.000 tot 199.999 inwoners; 9° 9 schepenen in de gemeenten met 200.000 of meer inwoners. Het college van burgemeester en schepenen dient, benevens de burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn minstens één schepen te bevatten. § 2. Overeenkomstig artikel 5, § 3, eerste lid stelt de Vlaamse regering een lijst op van het maximale aantal per gemeente te verkiezen schepenen overeenkomstig artikel 44, § 1, evenals van het aantal per gemeente te verkiezen schepenen in de gemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren overeenkomstig artikel 16 van de Nieuwe Gemeentewet. § 3. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn is van rechtswege schepen vanaf zijn verkiezing overeenkomstig artikel 53 en 54 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad blijft hij in functie als schepen tot de installatie van de schepenen heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 45. Bloedverwanten tot en met de tweede graad, aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten kunnen geen deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten met echtgenoten gelijkgesteld. § 4. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 15, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet, bestaat het college van burgemeester en schepenen uit personen van verschillend geslacht. Indien het college van burgemeester en schepenen na de verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de laatste overeenkomstig artikel 45, § 3 of 50, § 1 verkozen schepen in rang, van rechtswege vervangen door het op dezelfde lijst verkozen gemeenteraadslid van het andere geslacht met de meeste naamstemmen. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het raadslid dat de hoogste plaats op de lijst bekleedt voorrang onder die raadsleden. Als er geen verkozen gemeenteraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen, wordt de schepen van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht op die lijst. In afwijking van het tweede lid wordt, indien het college van burgemeester en schepenen na de verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, en ingeval de overeenkomstig artikel 45 of 50, § 1, laatst verkozen schepen in rang, bij de verkiezing van de gemeenteraadsleden verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat bevat, de voorlaatste schepen in rang vervangen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid. Als ook de voorlaatste schepen in rang verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat bevat, wordt de derde laatste schepen in rang, of in voorkomend geval de eerstvolgende laatste schepen in rang, vervangen overeenkomstig dezelfde bepalingen. § 5. Een schepen die overeenkomstig § 3 of § 4 buiten de gemeenteraad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen.
42/99
§ 6. Onverminderd artikel 72bis van de Nieuwe Gemeentewet moet ieder die het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van de raad uitoefent of waarneemt, beschikken over de kennis van de bestuurstaal die vereist is voor de uitoefening van het mandaat. Door hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in het vorige lid bedoelde mandatarissen de vereiste taalkennis bezitten. Dat vermoeden kan worden weerlegd op verzoek van een gemeenteraadslid op basis van ernstige aanwijzingen, de bekentenis van de mandataris of de wijze waarop de betrokkene het mandaat uitoefent. Het in het vorige lid bedoelde verzoek wordt ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen Als het rechtscollege beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is de verkiezing of de benoeming vernietigd vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing van het rechtscollege, onverminderd de mogelijkheid van beroep bij de Raad van State, overeenkomstig artikel 13. Dit beroep schort de uitspraak van het rechtscollege niet op. Tot de algehele vernieuwing van de raad kan de betrokkene niet opnieuw benoemd of verkozen worden tot burgemeester, schepen of voorzitter van de raad, noch een dergelijk mandaat waarnemen. De miskenning van de bepalingen van dit artikel door diegene van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid in de zin van artikel 71. Art. 45. § 1. Behalve de schepenen benoemd overeenkomstig artikel 44, § 3 en § 4, tweede lid, worden de schepenen door de gemeenteraad onder de gemeenteraadsleden verkozen op basis van een gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat‐schepenen, ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet die gezamenlijke akte van voordracht voor elk van de kandidaat‐schepenen tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaten. Als de lijst waarop een kandidaat‐schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Niemand kan meer dan één gezamenlijke akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen geplaatst in strijd met dit voorschrift. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen, vermeld in titel VII, hoofdstuk II, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, als vermeld in titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De gezamenlijke akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandidaat‐schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50. Die akte wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de gemeentesecretaris overhandigd. De gemeentesecretaris bezorgt een afschrift
43/99
van de akte aan de burgemeester. § 2. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, overhandigt de gemeentesecretaris de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat‐schepenen aan de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter van de gemeenteraad gaat na of de gezamenlijke akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in § 1. Enkel de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden hiertoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval worden de voorgedragen kandidaat‐schepenen verkozen verklaard en is het aantal schepenen vastgelegd tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad. § 3. Als geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat‐schepenen aan de voorzitter van de installatievergadering wordt overhandigd, beslist de gemeenteraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen en wordt binnen veertien dagen overgegaan tot afzonderlijke verkiezing van de schepenen onder de gemeenteraadsleden. De gemeenteraadsleden kunnen hiertoe kandidaat‐schepenen voordragen. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50. Per schepenmandaat wordt uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad een gedagtekende akte van voordracht aan de gemeentesecretaris bezorgd. Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de kandidaat‐schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd § 1 kan elk gemeenteraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in § 1 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. Als de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen, kunnen kandidaten mondeling op de zitting worden voorgedragen. De verkiezing gebeurt bij geheime stemming, door evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te kiezen zijn. De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere kandidaten werden voorgedragen voor het vacante schepenmandaat, vindt een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van
44/99
de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot schepen. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald. § 4. De rang van de schepenen wordt bepaald door de rangorde op de gezamenlijke akte van voordracht. In geval van afzonderlijke verkiezing van de schepenen wordt de rang van de schepenen bepaald door de volgorde van de stemmingen. De schepenen die op grond van § 1, tweede lid, § 3, tweede lid of op grond van artikel 44, § 4, tweede lid een schepen opvolgen, nemen de rang in in volgorde van hun verkiezing of benoeming. De schepen van rechtswege overeenkomstig artikel 44, § 3, is steeds de laatste schepen in rang. Art. 46. § 1. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de schepenen in openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de burgemeester: ʺIk zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. » § 2. De schepen die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn schepenmandaat niet te aanvaarden. Art. 47. De schepenen worden, behoudens de toepassing van artikelen 45, § 1, derde lid, § 3, tweede lid, 49 en 50, verkozen voor een periode van zes jaar. Onder voorbehoud van toepassing van artikel 44, § 3, blijven de uittredende schepenen na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie tot de installatie van het nieuwe college heeft plaatsgevonden. De personen, vermeld in artikel 11, kunnen evenmin deel uitmaken van een college van burgemeester en schepenen, respectievelijk van het college van burgemeester en schepenen in een welbepaalde gemeente. Artikelen 10, 12, § 2 en § 3, artikelen 13 en 30, zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het college van burgemeester en schepenen. Art. 50. § 1. Als een schepen zijn schepenmandaat niet aanvaardt, van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst is, ontslag heeft genomen of overleden is, wordt tot een nieuwe verkiezing van een schepen overgegaan binnen twee maanden na het openvallen van het schepenmandaat. De schepen wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat‐schepen, ondertekend door meer dan de helft van de verkozen gemeenteraadsleden. Om ontvankelijk te zijn moet die akte van voordracht voor de kandidaat‐schepenen tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de lijst waarop een kandidaat‐schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd artikel 45 kan
45/99
elk gemeenteraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. Overtreding van dat verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in artikel 45 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van de persoon vermeld worden die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.De voorzitter van de gemeenteraad gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat‐schepen verkozen verklaard op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad. Als binnen twee maanden na het openvallen van een schepenmandaat en voor de overhandiging van de akte van voordracht, genomen met toepassing van het eerste lid, een bijkomend schepenmandaat openvalt, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan worden tot een verkiezing overeenkomstig artikel 45, § 1 en § 2. De oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het eerst opengevallen mandaat blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in het eerste lid, van toepassing. In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan op de akte van voordracht worden bepaald, in afwijking van artikel 45, § 4, dat een of meer nieuw verkozen schepenen de rang innemen van degenen die ze vervangen. Als twee maanden na het openvallen van het schepenmandaat nog geen nieuwe schepen is benoemd overeenkomstig het eerste en tweede lid, wordt op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad overgegaan tot verkiezing van de schepen overeenkomstig artikel 45, § 3. Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het mandaat waargenomen overeenkomstig § 2. § 2. Als de schepen om een andere reden dan de redenen, vermeld in § 1, afwezig is, kan hij worden vervangen door het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit, geniet het gemeenteraadslid dat bij de laatste volledige vernieuwing van de gemeenteraad het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, de voorkeur. Als het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit de schepen in die gevallen niet kan vervangen, wordt het schepenmandaat waargenomen door een ander gemeenteraadslid in volgorde van hun anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit wordt het schepenmandaat waargenomen door het gemeenteraadslid dat bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald.Bij een gelijk aantal naamstemmen wordt het schepenmandaat waargenomen door het gemeenteraadslid van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald. § 3. De schepen die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing. Art. 56.
46/99
Het college van burgemeester en schepenen heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de gemeenteraad. Het college van burgemeester en schepenen kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de gemeenteraad, omvat. HOOFDSTUK III De burgemeester Afdeling I De benoeming van de burgemeester Art. 59. § 1. Onverminderd de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 13 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de burgemeester door de Vlaamse Regering benoemd uit de verkozenen voor de gemeenteraad. Deze laatsten kunnen daartoe kandidaten voordragen. Daartoe moet een gedagtekende akte van voordracht worden voorgelegd aan de provinciegouverneur. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht ondertekend zijn door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen hebben deelgenomen, alsook door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat‐burgemeester werden verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat‐burgemeester voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Een akte van voordracht die wordt voorgelegd na de installatievergadering van de gemeenteraad is slechts ontvankelijk indien ze ondertekend is door meer dan de helft van de gemeenteraadsleden, alsook door een meerderheid van de gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat‐burgemeester verkozen zijn. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen als vermeld in titel VII, hoofdstuk II, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, als vermeld in titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐burgemeester vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de burgemeester bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de burgemeester zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 63. De Vlaamse Regering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de in het eerste lid bepaalde voorwaarden. De Vlaamse Regering kan evenwel te allen
47/99
tijde om een nieuwe voordracht verzoeken. §1bis. Een voorgedragen kandidaat‐burgemeester die niet werd benoemd, kan tijdens dezelfde bestuursperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen, tenzij op basis van nieuwe feiten of nieuwe gegevens. § 2. Op eensluidend advies van de deputatie van de provincieraad kan de burgemeester buiten de verkozenen voor de gemeenteraad worden benoemd uit de gemeenteraadskiezers die minstens vijfentwintig jaar oud zijn. De burgemeester die buiten de raad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen. In de gemeenteraad beschikt hij over een raadgevende stem. Art. 60. § 1. De burgemeester wordt, behoudens de toepassing van artikelen 47bis, 59, § 1, tweede lid, 62 en 63, benoemd voor een periode van zes jaar. § 2. Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de burgemeester de volgende eed af in handen van de provinciegouverneur: ʺIk zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». Behoudens in geval van benoeming van de burgemeester buiten de raad, geldt deze eedaflegging tevens als eedaflegging als gemeenteraadslid in de zin van artikel 7. De burgemeester die de eed na twee oproepingen niet aflegt, wordt geacht het burgemeestersmandaat niet te aanvaarden. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen die hierover rijzen. § 3. Na de gemeenteraadsverkiezingen blijft de aftredende burgemeester in functie tot de installatie van de nieuwe burgemeester heeft plaatsgehad. Afdeling IV. Mandatendatabank Art. 74bis. De Vlaamse Regering legt een databank aan die gegevens bevat over de manda¬tarissen van de gemeente. De databank bevat de voornaam, de achternaam, het geslacht, de geboortedatum, het rijksregisternummer, de naam van de lijst waarop de mandataris als gemeenteraadslid is verkozen, de naam van de fractie waartoe hij behoort of, in voorkomend geval, de melding dat hij als onafhankelijke zetelt, alsook, in voorkomend geval de bevoegdheden die hij toegewezen krijgt, en de begin‐ en einddatum van zijn mandaat. De gegevens van de mandatarissen zullen publiek toegankelijk zijn tot aan de algehele vernieuwing van de gemeenteraad, met uitzondering van de geboortedatum en het rijks‐ registernummer van de betrokken mandataris. De Vlaamse Regering regelt de nadere uitvoering van dit artikel.
48/99
Art. 112. De gemeenteraad stelt een deontologische code voor het gemeentepersoneel vast. Die concretiseert de bepalingen van deze afdeling en kan bijkomende deontologische rechten en verplichtingen opnemen. HOOFDSTUK V Deelname van de gemeenten aan rechtspersonen Art. 195. § 1. Zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, kunnen de gemeenten verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen voorzover die verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk niet belast worden met de verwezenlijking van welbepaalde taken van gemeentelijk belang. Onder dezelfde voorwaarden kunnen de gemeenten een andere vennootschap in de zin van het Wetboek Vennootschappen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen indien deze vennootschap de realisatie van lokale PPS‐projecten in de zin van het decreet betreffende publiek‐private samenwerking als uitsluitende doelstelling heeft. Het college van burgemeester en schepenen houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van de verenigingen, stichtingen en vennootschappen waarin de gemeente deelneemt. Minstens eenmaal per jaar wordt de gemeenteraad in kennis gesteld van dit geactualiseerd overzicht met een toelichting over alle wijzigingen dewelke zich sinds de vorige toelichting aan deze overzichtslijst hebben voorgedaan. § 2. Deze oprichting, deelname of vertegenwoordiging mag niet gepaard gaan met de overdracht of terbeschikkingstelling van gemeentelijk personeel of met de overdracht van gemeentelijke infrastructuur. § 3. Het is de gemeenten verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die niet belast zijn met welbepaalde taken van gemeentelijk belang op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten vertegenwoordigen, tenzij die rechtspersonen voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk of er voor die oprichting, deelname of vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke rechtsgrond bestaat. TITEL VII De gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen HOOFDSTUK II De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen Afdeling II Het autonoom gemeentebedrijf
49/99
Art. 236. § 1. Het autonoom gemeentebedrijf beschikt over een raad van bestuur. De raad van bestuur is bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk bij decreet, in de statuten of in de beheersovereenkomst aan de gemeenteraad is voorbehouden. De raad van bestuur vertegenwoordigt het autonoom gemeentebedrijf in rechte als eiser of als verweerder. De raad van bestuur is binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten, bevoegd voor alle personeelsaangelegenheden. § 2. Het aantal leden van de raad van bestuur bedraagt ten hoogste de helft van het aantal gemeenteraadsleden, maar met een absoluut maximum van twaalf. Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de gemeenteraad. Elke fractie kan minstens één lid van de raad van bestuur voordragen en dit voordrachtrecht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging in de raad van bestuur. Als de gewaarborgde vertegenwoordiging evenwel afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de fracties die vertegenwoordigd zijn in het college van burgemeester en schepenen om minstens de helft van de leden van de raad van bestuur voor te dragen, wordt er gewerkt met gewogen stemrecht binnen de groep van door de fracties voorgedragen bestuurders. Het mandaat van lid van de raad van bestuur is hernieuwbaar. De leden van de raad van bestuur kunnen te allen tijde door de gemeenteraad worden ontslagen. Na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt tot volledige vernieuwing van de raad van bestuur overgegaan. In dat geval blijven de leden van de raad van bestuur in functie tot de nieuwe gemeenteraad tot hun vervanging is overgegaan. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter die deel moet uitmaken van het college van burgemeester en schepenen van de oprichtende gemeente. “§2bis. De gemeenteraad kan er ook voor kiezen alle leden van de gemeenteraad te benoemen als lid van de raad van bestuur. In dat geval is het eerste lid van paragraaf 2 niet van toepassing en mogen er geen presentiegelden worden toegekend voor de vergaderingen van de raad van bestuur. § 3. De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van het autonoom gemeentebedrijf. De bestuurders zijn aansprakelijk zonder hoofdelijkheid voor de tekortkomingen in de normale uitoefening van hun bestuur. Ten aanzien van de overtredingen waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders van die aansprakelijkheid ontheven als hun geen schuld kan worden verweten en als zij die overtredingen hebben aangeklaagd bij de gemeenteraad binnen een maand nadat zij er kennis van hebben gekregen.
50/99
Jaarlijks beslist de gemeenteraad over de aan de bestuurders te verlenen kwijting, na goedkeuring van de rekeningen. Die kwijting is alleen rechtsgeldig als de ware toestand van het autonoom gemeentebedrijf niet wordt verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de rekeningen of in de rapportering betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst. § 4. Een bestuurder mag niet: 1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed‐ of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed‐ en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld; 2° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente, behoudens in de gevallen waarbij de bestuurder een beroep doet op een door het autonoom gemeentebedrijf of de gemeente aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat. 3° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van het autonoom gemeentebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken; 4° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van het autonoom gemeentebedrijf of ten behoeve van een personeelslid van het autonoom gemeentebedrijf aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen het autonoom gemeentebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken. TITEL X De binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet HOOFDSTUK I Het bestuur van het district Art. 273. § 1. In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners kunnen, op initiatief van de gemeenteraad, binnengemeentelijke territoriale organen worden opgericht. De leden van de districtsraden worden voor zes jaar gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers die in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven als wonend in de gebiedsomschrijving in kwestie. De verkiezingen worden georganiseerd op dezelfde dag als de gemeenteraadsverkiezingen. De verkiezing wordt geregeld door de bepalingen, opgenomen in de het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
51/99
§ 2. Het aantal voor de districtsraden te verkiezen leden wordt bepaald op twee derde van het aantal zetels, bepaald in artikel 5,§ 1, toegepast op de overeenkomstige gebiedsomschrijvingen. Het resultaat van deze deling wordt afgerond naar het hoger oneven getal. Artikel 5,§ 3, is van overeenkomstige toepassing. § 3. De bepalingen van artikelen 6, 7,§2, 9, 10, 11, eerste lid, 1° tot 4°, 6° en 7° en tweede tot en met zevende lid, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, behoudens voor zover verwezen wordt naar artikel 11, eerste lid, 5°, betreffende de gemeenteraden en hun leden zijn van overeenkomstige toepassing op de districtsraden en hun leden, evenwel met dien verstande dat de districtsraad in de plaats treedt van de gemeenteraad, het districtscollege in de plaats treedt van het college van burgemeester en schepenen, de voorzitter van de districtsraad in de plaats treedt van de voorzitter van de gemeenteraad, en dat de districtssecretaris in de plaats treedt van de gemeentesecretaris. De districtsraad onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen districtsraadsleden. De verkozen districtsraadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, vóór ze hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als districtsraadslid de eed af in handen van het oudste districtsraadslid. § 4. Er bestaat een onverenigbaarheid tussen het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de districtsraad. § 5. Voor ze hun mandaat opnemen, leggen de leden van de districtsraden in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering van de districtsraad: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als districtsraadslid de eed af in handen van het oudste districtsraadslid. Art. 274. § 1. De districtsraden kiezen onder hun leden een voorzitter en de leden van het districtscollege. De uittredende voorzitter van de districtsraad zit de installatievergadering voor tot wanneer de voorzitter van de districtsraad wordt verkozen. De voorzitter en het districtscollege worden verkozen door goedkeuring van een lijst van kandidaten. De verkozenen van de raad kunnen dergelijke lijsten voordragen. Dat moet gebeuren door een gedagtekende akte van voordracht neer te leggen in de handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen voor de vergadering waar de voorzitter en het districtscollege worden verkozen. Om ontvankelijk te zijn moeten op een voordrachtlijst zoveel kandidaten voorkomen als er mandaten te begeven zijn. De akte van voordracht moet ondertekend zijn door ten minste een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen en door de kandidaten die op de voordrachtlijst voor het districtscollege voorkomen. Ook als op de voordrachtlijst kandidaten voorkomen die verkozen werden op verschillende lijsten, moet de voordrachtlijst telkens ondertekend zijn door de meerderheid van de verkozenen van elke lijst waarvan zich een verkozene als kandidaat op de voordrachtlijst bevindt. In geval de lijst waarop de kandidaat‐voorzitter of het kandidaat‐lid van het districtscollege voorkwam slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van het voorgaande, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de districtsraad niet worden benoemd of verkozen als voorzitter van de districtsraad, lid van het districtscollege of voorzitter van een commissie van de districtsraad en kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Indien de betrokken verkozene reeds een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dit van rechtswege voor de duur van de zittingsperiode van de raad. In geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat kunnen er, tot op
52/99
de samenkomst van de districtsraad ter verkiezing van de voorzitter en het districtscollege, nieuwe lijsten worden ingediend bij de voorzitter van de vergadering. Die lijsten moeten aan de bovenvermelde voorwaarden beantwoorden. De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐voorzitter en van de kandidaat‐leden van het districtscollege vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal opvolgen of van de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duur van het mandaat. In voorkomend geval zijn de voorzitter en het lid van het districtscollege bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en worden ze van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte of als de persoon die in de akte van voordracht is opgenomen als de opvolger van de voorzitter en van het lid van het districtscollege, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overge¬gaan overeenkomstig paragraaf 2 waarbij het mandaat, tot aan de nieuwe verkiezing, uitgeoefend wordt overeenkomstig artikel 8, §4, tweede en derde lid, of overeenkom¬stig artikel 50, §2 en §3, met dien verstande dat gemeenteraad moet worden vervangen door districtsraad, gemeenteraadslid moet worden vervangen door districtsraadslid, de schepen vervangen wordt door het lid van het districtscollege en het schepenmandaat vervangen wordt door het mandaat van het lid van het districtscollege. De eerste op de voordrachtlijst vermelde kandidaat wordt bij verkiezing automatisch voorzitter van de districtsraad. De rangorde van de leden van het districtscollege stemt overeen met de rangorde waarin de lijst werd opgemaakt. De verkiezing vindt plaats bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid. Als er slechts één lijst werd voorgedragen, verloopt de stemming in één ronde. In elk ander geval en als na twee stemmingen geen enkele lijst de meerderheid heeft verkregen, dan wordt er opnieuw gestemd over de twee lijsten die de meeste stemmen hebben behaald. Staken de stemmen bij herstemming, dan is de lijst die de jongste kandidaat bevat, verkozen. Deze installatievergadering wordt samengeroepen door de uittredende voorzitter van de districtsraad uiterlijk dertig dagen na de installatie van de gemeenteraad.
53/99
Nieuwe Gemeentewet Art. 14.
(Bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door de eerstgekozen schepen [van Belgische nationaliteit], tenzij de burgemeester zijn bevoegdheid aan een andere schepen [van Belgische nationaliteit] heeft opgedragen.) […] (Eerste lid gewijzigd bij W. 27.1.1999 ‐ art. 4, 1° ‐ B.S. 30.1.1999 en opgeheven bij Gemeentedecreet ‐ art. 302, 14° ‐ datum inwerkingtreding 1.1.2007 cfr. Besl. Vl. Reg. 24.11.2006 ‐ art. 1, 38°, f) en art. 5 ‐ B.S. 30.11.2006 ‐ dit lid werd opgeheven behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat) [Wanneer, in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen‐ Waasten en Voeren, bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, wijst de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid [van Belgische nationaliteit] aan om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen.] (Tweede lid toegevoegd bij K.B. 30.5.1989 ‐ art. 3 ‐ B.S. 31.5.1989 en gewijzigd bij W. 27.1.1999 ‐ art. 4, 2° ‐ B.S. 30.1.1999) Art. 16. […] (Art. 16 opgeheven bij Gemeentedecreet ‐ art. 302, 17° ‐ datum inwerkingtreding 5.9.2006 cfr. Besl. Vl. Reg. 1.9.2006 ‐ art. 1, 22° en art. 3 ‐ B.S. 5.9.2006 ‐ dit art. werd opgeheven behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat en behoudens voor de gemeenten bedoeld in art. 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren) (Er zijn 2 schepenen in de gemeenten van minder dan 1 000 inwoners; 3 schepenen in die van 1.000 tot 4.999 inwoners 4 schepenen in die van 5.000 tot 9.999 inwoners 5 schepenen in die van 10.000 tot 19.999 inwoners 6 schepenen in die van 20.000 tot 29.999 inwoners 7 schepenen in die van 30.000 tot 49.999 inwoners 8 schepenen in die van 50.000 tot 99.999 inwoners 9 schepenen in die van 100.000 tot 199.999 inwoners
54/99
10 schepenen in die van 200.000 inwoners en daarboven.) AFDELING 8. Onverenigbaarheden Art. 71. […] (Art. 71 opgeheven bij Gemeentedecreet ‐ art. 302, 66° ‐ datum inwerkingtreding 5.9.2006 cfr. Besl. Vl. Reg. 1.9.2006 ‐ art. 1, 23° en art. 3 ‐ B.S. 5.9.2006 ‐ dit art. werd opgeheven behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat) (Van een gemeenteraad kunnen geen deel uitmaken en tot burgemeester kunnen niet worden benoemd: 1° [de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice‐gouverneur van het administratief arrondissement Brussel‐Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams‐Brabant;] 2° [de leden van de bestendige deputatie van de provincieraad en de leden van het college ingesteld bij [ artikel 83quinquies, §2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen]]; (W. 16.7.1993 ‐ art. 290 ‐ B.S. 20.7.1993) (W. 11.7.1994 ‐ art. 12 ‐ B.S. 19.7.1994) 3° de provinciegriffiers; 4° de arrondissementscommissarissen [...]; (W. 27.12.2000 ‐ art. 2 ‐ B.S. 16.1.2001) 5° de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen; 6° [degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden.] (W. 11.7.1994 ‐ art. 2 ‐ B.S. 20.12.1994) 7° [de politieambtenaren en de ambtenaren van de openbare macht.] (W. 19.4.1999 ‐ art. 18 ‐ B.S. 13.5.1999)
55/99
8° de beambten van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de gemeente waarin zij hun ambt wensen uit de oefenen. 9° [elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere Lid‐Staat van de Europese Unie. De Koning stelt een enuntiatieve lijst op van ambten of mandaten die als gelijkwaardig worden beschouwd;] (W. 27.1.1999 ‐ art. 8, 1° ‐ B.S. 30.1.1999) [De bepalingen van het eerste lid, 1° tot 8°, zijn eveneens van toepassing op de niet‐Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid‐Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.]) (W. 27.1.1999 ‐ art. 8, 2° ‐ B.S. 30.1.1999) Art. 72. […] (Art. 72 opgeheven bij Gemeentedecreet ‐ art. 302, 67° ‐ datum inwerkingtreding 1.1.2007 cfr. Besl. Vl. Reg. 24.11.2006 ‐ art. 1, 38°, j) en art. 5 ‐ B.S. 30.11.2006 ‐ dit art. werd opgeheven behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat) (Burgemeester of schepen kunnen niet zijn: 1° de leden van de hoven, burgerlijke rechtbanken en vredegerechten; 2° de leden van het parket, de griffiers en de adjunct‐griffiers bij de hoven, burgerlijke rechtbanken of rechtbanken van koophandel, en de griffiers van de vredegerechten; 3° de bedienaren van de erediensten; 4° de agenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk‐ of ambtsgebied behoren, behoudens door de Koning toegestane afwijking; 5° de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn [van de gemeente waarvoor het centrum bevoegd is. (W. 12.8.2000 ‐ art. 2 ‐ B.S. 26.8.2000) [Wat het mandaat van schepen betreft, zijn de bepalingen van het eerste lid eveneens van toepassing op de niet‐Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid‐Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.]) (Tweede lid ingevoegd bij W. 27.1.1999 ‐ art. 9 ‐ B.S. 30.1.1999 ‐ treedt in werking vanaf de tweede zondag van oktober van het jaar 2006 (W. 27.1.1999 ‐ art. 16))
56/99
OCMW Decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betreffende het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Titel II Het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn Hoofdstuk I De raad voor maatschappelijk welzijn Afdeling I De organisatie van de raad voor maatschappelijk welzijn Art. 5. § 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bestuurd door een raad voor maatschappelijk welzijn die bestaat uit : 1° negen leden in de gemeenten met niet meer dan 15 000 inwoners; 2° elf leden in de gemeenten met 15 001 tot en met 50 000 inwoners; 3° dertien leden in de gemeenten met 50 001 tot en met 150 000 inwoners; 4° vijftien leden in de gemeenten met meer dan 150 000 inwoners. Als het aantal leden van de gemeenteraad van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, minder bedraagt dan het aantal leden, vermeld in het eerste lid, wordt het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn teruggebracht tot het aantal leden van de gemeenteraad. § 2. Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen zullen plaatsvinden, stelt de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal te verkiezen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten. Het in aanmerking te nemen inwonertal is het aantal personen dat ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente hadden. Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet. Art. 6.
57/99
§ 1. De raad voor maatschappelijk welzijn wordt om de zes jaar volledig vernieuwd. Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn verkozen door de gemeenteraadsleden. Zij zijn herverkiesbaar. § 2. Naar aanleiding van een algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn blijven de uittredende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in functie tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn onderzocht zijn en tot de installatie van de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaatsgehad. Art. 7. Om tot werkend lid van een raad voor maatschappelijk welzijn of tot opvolger te kunnen worden verkozen, moet iemand op de dag van de algehele verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn : 1° Belg zijn; 2° de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt; 3° ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend; 4° zich niet bevinden in een van de gevallen van onverkiesbaarheid, vermeld in artikel 58 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011. Artikel 58, tweede lid, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing als de inbreuken, vermeld in deze bepaling, werden gepleegd tijdens de uitoefening van een ambt binnen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een gemeenteambt. Art. 8. De personeelsleden van de gemeente, met uitzondering van het onderwijzend personeel van de gemeente, die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, kunnen geen deel uitmaken van de raad voor maatschappelijk welzijn. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder personeelsleden van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, de personeelsleden met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden, de leden van de vrijwillige ambulancediensten en het gemeentelijk onderwijzend personeel. Het eerste lid heeft geen uitwerking als de raad voor maatschappelijk welzijn rechtstreeks verkozen wordt door de vergadering van gemeenteraadskiezers. Art. 9. Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bestaat de raad voor maatschappelijk welzijn uit personen van verschillend geslacht. Art. 10.
58/99
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden de kandidaat‐ werkende leden en de kandidaat‐opvolgers, vermeld in het vijfde lid, schriftelijk voorgedragen door de verkozenen voor de gemeenteraad. De kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de gedagtekende voordrachtsakte. Om ontvankelijk te zijn, moet de voordrachtsakte ondertekend zijn door ten minste de meerderheid van de verkozenen van eenzelfde lijst die aan de verkiezingen hebben deelgenomen. Als de lijst maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Alleen de handtekeningen van de leden van de gemeenteraad die de eed hebben afgelegd, worden daartoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de voordrachtsakte hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Niemand van de personen die deelgenomen hebben aan de gemeenteraadsverkiezingen en voorgedragen worden, kan kandidaat zijn op een voordrachtsakte die niet ondertekend is door de meerderheid van de verkozenen van dezelfde lijst die aan de gemeenteraadsverkiezingen hebben deelgenomen. Als de lijst maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. Alleen de handtekeningen van de leden van de gemeenteraad die de eed hebben afgelegd, worden daartoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de voordrachtsakte hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. Niemand kan meer dan één voordrachtsakte ondertekenen. De overtreding van dat verbod heeft in alle voordrachtsakten de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dat voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één voordrachtsakte ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen, vermeld in titel VII, hoofdstuk II, of de verenigingen of vennootschappen, vermeld in titel VIII, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De voordrachtsakte is alleen ontvankelijk als de voordracht betrekking heeft op kandidaat‐werkende leden van verschillend geslacht en als voor elk kandidaat‐werkend lid een of meer kandidaat‐opvolgers worden vermeld. De voordrachtsakte vermeldt voor elk kandidaat‐werkend lid een of meer kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde waarin die zijn voorbestemd om het lid op te volgen. Dezelfde persoon kan opvolger zijn van twee of meer werkende leden die op dezelfde akte werden voorgedragen. Dezelfde persoon kan tevens kandidaat‐werkend lid en kandidaat‐opvolger zijn. De voordrachtsakte kan tevens de einddatum van het mandaat van een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn vermelden, samen met de naam van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de voordrachtsakte als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. De voordrachtsakten worden uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad in tweevoud aan de gemeentesecretaris overhandigd. Voordrachtsakten die na die datum zijn ingediend, zijn niet ontvankelijk. De indiener van de voordrachtsakte krijgt het tweede exemplaar terug nadat daarop voor ontvangst getekend werd.
59/99
§ 2. Voor de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden verkozen, gaat de gemeenteraad na of de voordrachtsakte ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in § 1. § 3. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden gekozen door de gemeenteraad van de gemeente die de gebiedsomschrijving van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vormt. De voorzitter van de gemeenteraad kondigt onmiddellijk de verkiezingsuitslag af. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en de procedure die in acht moeten worden genomen bij de indiening van de voordrachtsakten en bij de verkiezingen. Art. 11. § 1. De verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaats tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad in openbare zitting. Voor de verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft elk gemeenteraadslid : 1° één stem als er minder dan vier leden te verkiezen zijn; 2° drie stemmen als er vier of vijf leden te verkiezen zijn; 3° vier stemmen als er zes of zeven leden te verkiezen zijn; 4° vijf stemmen als er acht of negen leden te verkiezen zijn; 5° zes stemmen als er tien of elf leden te verkiezen zijn; 6° acht stemmen als er twaalf of meer leden te verkiezen zijn. Elk gemeenteraadslid ontvangt zoveel stembiljetten als hij stemmen heeft. Op elk stembiljet brengt hij een stem uit voor een werkend lid. § 2. De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden verkozen bij geheime stemming en in één enkele stemronde. De gemeenteraadsleden kunnen hun stem geldig uitbrengen ten gunste van een bloed‐ of aanverwant. Art. 12. Met behoud van de toepassing van artikel 13 zijn de kandidaten die de meeste stemmen hebben verkregen, verkozen tot werkende leden. Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1° aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bekleedt. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend; 2° aan de kandidaat die vroeger een mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft uitgeoefend. Als er twee of meer kandidaten in dat geval zijn, dan wordt voorrang verleend aan de kandidaat die zijn mandaat onafgebroken het langst heeft uitgeoefend en, bij gelijke duur, aan de kandidaat die het laatst is afgetreden; 3° aan de jongste kandidaat in jaren. Als de verkiezing van de verkozene vernietigd wordt wegens onverkiesbaarheid, wordt hij met behoud van de toepassing van artikel 9 vervangen door zijn opvolger.
60/99
De kandidaten die als opvolgers van een verkozen werkend lid werden voorgedragen, zijn met behoud van de toepassing van artikel 9 de opvolgers van het voormelde lid. Art. 13. Als de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk na zijn algehele verkiezing niet rechtsgeldig is samengesteld overeenkomstig artikel 9, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op de voordrachtsakte waarvan het hoogste aantal leden is verkozen, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht die voorkomt op diezelfde voordrachtsakte en die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. Als er meerdere voordrachtsakten zijn in de zin van het vorige lid, wordt de, in voorkomend geval met toepassing van artikel 12, tweede lid, laatst verkozen persoon die voorkomt op een van die voordrachtsakten, van rechtswege vervangen door de persoon van het andere geslacht van dezelfde voordrachtsakte als het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat vervangen wordt, die het meeste stemmen heeft behaald en bij gelijk aantal of geen stemmen de eerste persoon van het andere geslacht op die voordrachtsakte. Onder laatst verkozen persoon wordt verstaan de persoon die het minst aantal stemmen heeft gehaald. Als die persoon van het andere geslacht met een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn een band heeft als vermeld in artikel 20 wordt het oorspronkelijk verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel van rechtswege vervangen door de eerstvolgende persoon van het andere geslacht die op dezelfde voordrachtsakte voorkomt. Als overeenkomstig de vorige leden niet tot vervanging kan worden overgegaan, wordt met toepassing van artikelen 9 en 14, in de vervanging voorzien. Art. 15. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 18bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt het dossier van de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn en hun opvolgers onverwijld bezorgd aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Dat rechtscollege is bevoegd om bezwaren te behandelen die tegen de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn worden ingebracht. § 2. Alleen de gemeenteraadsleden en de personen die voorkomen op de voordrachtsakte, vermeld in artikel 10, § 1, en in artikel 14, zijn gerechtigd om bezwaar in te dienen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van onontvankelijkheid, aan de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen tegen ontvangstbewijs worden overhandigd, of aangetekend via de post worden verzonden, uiterlijk de vijfde dag die volgt op de afkondiging van de verkiezingsuitslag. Bij indiening met een aangetekende brief is de datum van het postmerk bepalend. Het is verboden, op straffe van gevangenisstraffen van een maand tot twee jaar, dat ontvangstbewijs te antidateren. § 3. Het bezwaar wordt ingesteld met een verzoekschrift, waarin ten minste een feitelijke omschrijving is opgenomen van de ingeroepen argumenten. Het bezwaarschrift wordt gedagtekend en, op straffe van onontvankelijkheid, ondertekend door de verzoeker of zijn raadsman. Het vermeldt :
61/99
1° de naam en de woonplaats van de verzoeker. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de verzoeker, wordt dat in het verzoekschrift aangegeven; 2° het voorwerp van het bezwaar. § 4. De verzoeker kan bij zijn verzoekschrift de overtuigingsstukken voegen die hij nodig acht. De verzoeker kan achteraf alleen aanvullende overtuigingsstukken aan het dossier laten toevoegen, als die hem bij de opmaak van het verzoekschrift nog niet bekend waren. De verzoeker bezorgt in dat geval onverwijld een kopie van de aanvullende overtuigingsstukken aan de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De overtuigingsstukken worden door de verzoeker gebundeld en geïnventariseerd. Een onontvankelijk verzoekschrift kan gedurende de bezwaartermijn worden vervangen door een nieuw verzoekschrift. Het secretariaat van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen schrijft elk bezwaar en het aantal overtuigingsstukken en aanvullende overtuigingsstukken in een register. Het bezwaar is niet opschortend ten aanzien van de verkiezingen. Het bezwaarschrift wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 212 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011. § 5. De dag na de ontvangst van het bezwaarschrift bezorgt het secretariaat van de Raad voor Verkie‐zingsbetwistingen dat bezwaarschrift en de overtuigingsstukken aan de gemeente, aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en aan de kandidaten van wie de verkiezing of verkiezingsrang wordt betwist. § 6. Iedereen die een bezwaar heeft ingediend dat ongegrond blijkt en waarvan vaststaat dat het is ingediend met het oogmerk om te schaden, wordt gestraft met een geldboete van 50 tot 500 euro. § 7. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak, als er bezwaar wordt ingediend, of kan ambtshalve uitspraak doen in de overige gevallen, binnen veertig dagen na de ontvangst van het dossier, over de geldigheid van de verkiezingen. Hij herstelt, in voorkomend geval, de vergissingen die begaan zijn bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag. Als binnen die termijn geen uitspraak is gedaan, wordt de verkiezing als regelmatig beschouwd. § 8. Een lid van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen zet de zaak uiteen en de beslissing wordt uitgesproken in openbare vergadering. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt de naam van de verslaggever en de namen van de aanwezige leden, alles op straffe van nietigheid. De uitspraak wordt ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. De beslissing van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of het feit dat de termijn van dertig dagen is verstreken, wordt door het secretariaat van dat rechtscollege meegedeeld aan de gemeente en aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, de opvolgers van wie de verkiezing werd vernietigd en de opvolgers van wie de verkiezingsrang werd gewijzigd, alsook de personen die bezwaren hebben ingediend, worden daarvan op de hoogte gebracht met een aangetekende brief of met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs. De beslissing van het rechtscollege heeft op zijn vroegst uitwerking na het verstrijken van de termijnen, vermeld in § 9, om beroep in te stellen bij de Raad van State. § 9. De natuurlijke personen en de rechtspersonen, vermeld in § 8, kunnen bij de Raad van State beroep instellen binnen acht dagen na de mededeling of de kennisgeving,
62/99
vermeld in § 8. Het beroep schorst de beslissing van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen tot vernietiging of tot wijziging van de verkiezingsuitslag of van de zetelverdeling. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de provinciegouverneur, aan het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, aan de gemeente , aan de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en aan de verkozenen van wie de verkiezing of verkiezingsrang wordt betwist. De Raad van State doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de verzoeker, de provinciegouverneur, het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de gemeente en de verkozenen van wie de verkiezing wordt vernietigd of van wie de verkiezingsrang wordt gewijzigd. Als een vernietiging definitief geworden is, wordt binnen twintig dagen, vanaf de dag na de kennisgeving van de vernietiging aan de betrokken gemeente, tot een nieuwe verkiezing overgegaan op basis van de overeenkomstig artikelen 10 en 14 ingediende ontvankelijke voordrachtsakte voor de vernietigde verkiezing. Nieuw ingediende voordrachtsakten zijn niet ontvankelijk. Ingeval van onvoldoende voordrachten, is artikel 14, tweede lid, met behoud van artikel 13 van toepassing, met dien verstande dat de termijn van twintig dagen geldt. Tot de installatie van de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen enkel dringende zaken worden behandeld. Een vernietiging of een herstel van de verkiezingsuitslag tast de geldigheid niet aan van de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn die genomen zijn voor de kennisgeving van de definitieve uitspraak. Art. 16. § 1. De voorgedragen kandidaat‐werkende leden en hun opvolgers worden, voor de goede orde, door de gemeentesecretaris ten minste acht dagen vóór de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. § 2. De installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn vindt van rechtswege plaats op de zetel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, om 20 uur, op de derde werkdag na de installatievergadering van de gemeenteraad. Als overeenkomstig artikel 15, § 9, tot een nieuwe verkiezing werd overgegaan, vindt de installatievergadering plaats op de zetel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, om 20 uur, de derde werkdag die volgt op de dag van de verkiezing. Als de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn niet verkozen kon worden, heeft de installatievergadering plaats om 20 uur, de derde werkdag die volgt op de dag van de aanvullende verkiezing. Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen, is een werkdag. § 3. In afwachting van de verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt de installatievergadering voorgezeten door de voorzitter van de gemeenteraad, of in voorkomend geval, door de persoon die overeenkomstig artikel 17, ter zitting de eed afneemt van de verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn.
63/99
Uiterlijk op de installatievergadering worden de voorgedragen kandidaat‐leden van de raad voor maatschappelijk welzijn door de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ervan op de hoogte gebracht of zij verkozen werden en of hun geloofsbrieven werden goedgekeurd. § 4. De gemeenteraad onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en hun opvolgers. De geloofsbrieven van de opvolgers worden opnieuw onderzocht door de voorzitter van de gemeenteraad wanneer zij na de algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn geroepen worden om een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn te vervangen. De verkozen leden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, voor ze hun mandaat aanvaarden, de volgende eed af in handen van de voorzitter van de gemeenteraad : « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ». In geval van algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft de eedaflegging plaats tijdens de installatievergadering, vermeld in § 1. Elke andere eedaflegging gebeurt enkel ten overstaan van de voorzitter van de gemeenteraad en in aanwezigheid van de gemeentesecretaris. Daarvan wordt een door de voorzitter van de gemeenteraad en de gemeentesecretaris ondertekend proces‐verbaal opgemaakt dat naar de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt gestuurd. § 5. De verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. § 6. De verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die niet aanwezig zijn op de installatie‐vergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. Art. 17. Als de voorzitter van de gemeenteraad nalaat de eed af te nemen van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk vóór de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt de eed afgenomen door een lid van het college van burgemeester en schepenen volgens de rangorde, waarbij de burgemeester wordt geacht een hogere rang in te nemen dan een schepen. Als de voorzitter van de gemeenteraad nalaat de eed af te nemen op de installatievergadering, noteert de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de vervanging van de voorzitter van de gemeenteraad in de notulen van de vergadering. In geval van een latere eedaflegging ondertekent de optredende gemeentemandataris samen met de gemeentesecretaris het proces‐verbaal dat naar de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt gestuurd. Art. 18.
64/99
Een verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de voorzitter van de gemeenteraad daarvan kennis heeft genomen. Art. 20. De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een raad voor maatschappelijk welzijn : 1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel‐Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams‐Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct‐arrondissementscommissarissen voor zover het ambtsgebied van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied; 2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof; 3° met behoud van de toepassing van artikel 24, 3°, de burgemeesters en de schepenen, met uitzondering van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, alsmede de leden van de colleges van federaties van gemeenten en agglomeraties; 4° de gemeentesecretaris van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend; 5° de door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bezoldigde personeelsleden, alsmede alle overige personen die er werken, vermeld in artikel 109, § 2; 6° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten in de raad voor maatschappelijk welzijn van hetzelfde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Als bloed‐ of aanverwanten in een graad zoals vermeld in het eerste lid, 6° of twee echtgenoten worden gekozen bij dezelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de met toepassing van artikel 12 bepaalde verkiezingsrang. Als twee bloed‐ of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de andere tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald door de tijdsorde van de vacatures. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad voor maatschappelijk welzijn worden, wordt de voorrang bepaald door de verkiezingsrang van de werkende leden die ze opvolgen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld. Aanverwantschap die later tot stand komt tussen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek werd afgelegd. De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het beëindigen van de wettelijke samenwoning. Het eerste lid, 3°, heeft geen uitwerking tussen de installatievergadering van de gemeenteraad en de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn voor een maximale duur van drie werkdagen. Art. 21.
65/99
Het verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat zich op het ogenblik van zijn installatie als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het aan hem toegekende mandaat. Art. 22. Met behoud van de toepassing van artikelen 21 en 21bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn doet de Raad voor Verkiezingsbetwistingen uitspraak over geschillen die rijzen in verband met de afstand, het verval, het ontslag of de verhindering van het mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of ondervoorzitter, lid van het vast bureau of van een bijzonder comité, geschillen die rijzen in verband met het goedkeuren van de geloofsbrieven, de eedaflegging, de kennis van de bestuurstaal, vermeld in artikel 57, de verkiezing, benoeming, vervanging en opvolging van de leden van het vast bureau en een bijzonder comité en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of ondervoorzitter. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikelen 28 en 69 moet voldoen, alsmede of het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de ondervoorzitter of het lid van het vast bureau of een bijzonder comité voldoet aan de voorwaarden om beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Tegen de uitspraken van het rechtscollege, vermeld in het eerste lid, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene, aan het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeente. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de provinciegouverneur, het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en de gemeente. Art. 30. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn beslist tot bijeenroeping van de raad voor maatschappelijk welzijn en stelt de agenda van de vergadering op. Hij staat in voor het voorafgaande onderzoek van de zaken die aan de raad voor maatschappelijk welzijn worden voorgelegd. Op verzoek van de burgemeester of van een derde van de zittinghebbende leden is de voorzitter verplicht de raad voor maatschappelijk welzijn bijeen te roepen op de aangewezen dag en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Daartoe bezorgen ze voor elk punt op die agenda hun toegelicht voorstel van beslissing aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Art. 31. Behalve in spoedeisende gevallen en behalve in geval van de toepassing van artikel 16 wordt de oproeping ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering aan het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn bezorgd. De agenda, behoudens de punten die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of hun onderhoudsplichtigen, wordt onder dezelfde voorwaarden meegedeeld aan de burgemeester en aan de gemeenteraad. In spoedeisende gevallen kan die termijn ingekort worden.
66/99
De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een toegelicht voorstel van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn gesteld vanaf de verzending van de agenda. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de oproeping van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt bezorgd en de wijze waarop het dossier dat op de agenda betrekking heeft, ter beschikking wordt gesteld. De secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de door hem aangewezen ambtenaren verstrekken aan de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die erom verzoeken, technische inlichtingen over stukken die in het dossier voorkomen. Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt. Hoofdstuk II De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en de ondervoorzitter Afdeling I De verkiezing van de voorzitter en de ondervoorzitter Art. 53. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 25bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verkiest de raad voor maatschappelijk welzijn op de installatievergadering een voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn onder de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die geen personeelslid zijn van de gemeente die door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt bediend, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden en de leden van de vrijwillige ambulancediensten. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt verkozen op basis van een akte van voordracht, ondertekend door meer dan de helft van de verkozen leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde voordrachtsakte als vermeld in artikel 10, § 1, tot lid van de raad voor maatschappelijk welzijn werden verkozen. Als de voordrachtsakte, vermeld in artikel 10, § 1, waarop de naam van de kandidaat‐voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn voorkomt, slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dat verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dat voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de ziekenhuizen, vermeld in titel VII, hoofdstuk II, een vereniging of vennootschap vermeld in titel VIII, of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat‐voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn vermelden. In dat geval kan op de
67/99
akte van voordracht de naam van de persoon die hem zal, of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat, vermeld worden. In voorkomend geval is de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 54. De akte wordt voor de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn overhandigd. § 2. Nadat de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed hebben afgelegd, overhandigt de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de akte van voordracht van de kandidaat‐voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn aan de voorzitter van de installatievergadering. De voorzitter van de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in § 1. Alleen de handtekeningen van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die de eed hebben afgelegd, worden daartoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval wordt de voorgedragen kandidaat‐voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn verkozen verklaard. § 3. Als geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat‐voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn aan de voorzitter van de installatievergadering wordt overhandigd, gaat de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk over tot de verkiezing van een voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt verkozen bij geheime stemming. De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, vindt een tweede stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn de meeste stemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Als op basis van die regeling niet kan worden bepaald wie in aanmerking komt voor de tweede stemronde, wordt voorrang verleend overeenkomstig artikel 12, tweede lid. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn de meeste stemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Als op basis van die regeling geen voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn kan worden aangewezen, wordt voorrang verleend overeenkomstig artikel 12, tweede lid. §4. Ingeval van vervanging van het college van burgemeester en schepenen als vermeld in artikel 47bis van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 kan de raad voor maatschappelijk welzijn in voorkomend geval beslissen om over te gaan tot de installatie van een nieuwe voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig dit artikel en, in voorkomend geval, een nieuwe ondervoorzitter of nieuwe ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 56. Artikel 44, §3, van het Gemeentedecreet is dan eveneens van toepassing. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die van rechtswege schepen is, blijft dan in functie tot de
68/99
installatie van de nieuwe voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn plaatsvindt. In voorkomend geval blijft de ondervoorzitter of blijven de ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn dan in functie tot de installatie van de nieuwe ondervoorzitter of ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het aantal toegelaten ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn blijft hetzelfde als bepaald werd bij de algehele vernieuwing van de gemeenteraad. Art. 54. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn het mandaat niet aanvaardt, van zijn mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst is, ontslag genomen heeft als voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of overleden is, wordt tot een nieuwe verkiezing van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn overgegaan op de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig artikel 53. Tot aan de nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap waargenomen overeenkomstig het tweede en het derde lid. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn is verplicht op de installatievergadering, met toepassing van het derde en het vierde lid, een vervanger aan te wijzen. Hij kan meerdere vervangers aanwijzen. In dat geval stelt hij een rangorde van de vervangers op. Als er een of meer ondervoorzitters zijn, wijst de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel eerst zijn ondervoorzitter of ondervoorzitters als zijn vervanger aan. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn om een andere reden dan de redenen vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 37, wordt hij in de volgende volgorde vervangen : 1° in voorkomend geval, door een of meer ondervoorzitters in volgorde van de rangorde, bepaald door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn; 2° in voorkomend geval, door de ondervoorzitters in volgorde van hun rang; 3° door het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in volgorde van de rangorde bepaald door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn; 4° door de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in volgorde van hun anciënniteit, eventueel met toepassing van de bepalingen, vermeld in het vierde lid. Bij gelijke anciënniteit geniet het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn de voorkeur dat bij de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn de meeste stemmen heeft behaald. Als het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn met de meeste anciënniteit de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in die gevallen niet kan vervangen, wordt het voorzitterschap van de raad voor maatschappelijk welzijn waargenomen door een ander lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, in volgorde van hun anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit wordt het mandaat waargenomen door het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat bij de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn de meeste stemmen heeft behaald. Bij een tijdelijke afwezigheid van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van twaalf weken of meer fungeert de waarnemend voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn ook als vervanger in het college van burgemeester en schepenen. Degene die de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn vervangt, moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, als vermeld in artikel 53. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of
69/99
schorsing. Gaat het niet om een door het decreet opgelegde verhindering, dan richt de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de raad voor maatschappelijk welzijn. Art. 55. Met behoud van de toepassing van artikel 24 neemt de raad voor maatschappelijk welzijn akte van de verhindering van de volgende personen : 1° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die lid is van de federale of Vlaamse Regering of van de Europese Commissie; 2° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die lid is van de deputatie van de provincieraad of van het college, ingesteld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; 3° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die het mandaat uitoefent van federaal, Vlaams of Europees parlementslid voor zover hij daarom uitdrukkelijk verzoekt. In voorkomend geval geldt de verhindering zolang de voorzitter het mandaat van federaal, Vlaams of Europees parlementslid uitoefent; 4° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij het verzoek wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de raad voor maatschappelijk welzijn te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of de opdrachtgever; 5° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die ouderschapsverlof wil nemen wegens de geboorte of adoptie van een kind. Die voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter wordt op zijn schriftelijk verzoek, gericht aan de raad voor maatschappelijk welzijn, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een periode die gelijk is aan die waarin de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter het mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken; 6° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter die overeenkomstig artikel 63, eerste lid, van het Gemeentedecreet tot burgemeester wordt benoemd. 7° de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of de ondervoorzitter, die omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken. Hij richt daartoe aan de raad voor maatschappelijk welzijn een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld. Art. 56. De raad voor maatschappelijk welzijn kan gemachtigd worden om één of twee ondervoorzitters te kiezen, voor zover er minstens één schepen respectievelijk minstens twee schepenen minder aangesteld wordt of worden dan het maximale aantal, vermeld in artikel 44, § 1, van het Gemeentedecreet. De machtiging moet op straffe van nietigheid verleend worden via een verklaring op een ontvankelijke akte van voordracht van schepenen als vermeld in artikel 45 van het Gemeentedecreet, of door een beslissing van de
70/99
gemeenteraad, genomen op zijn installatievergadering. De bepalingen van artikelen 53 en 54 zijn van toepassing op de vervulling van de functie van ondervoorzitter, met dien verstande dat de ondervoorzitter of de ondervoorzitters worden gekozen onder de leden van het vast bureau, als er een vast bureau is, er evenveel stemrondes zijn als er in te vullen functies zijn bij een verkiezing overeenkomstig artikel 53, § 3, en een ondervoorzitter bij feitelijke afwezigheid kan worden vervangen door een door de raad voor maatschappelijk welzijn verkozen plaatsvervangende ondervoorzitter. Indien er meerdere ondervoorzitters worden verkozen, bepaalt de raad voor maatschappelijk welzijn op zijn installatievergadering de rangorde van de ondervoorzitters. Bij een tussentijdse verkiezing is de laatst verkozen ondervoorzitter de laatste in rang. Hoofdstuk III Het vast bureau en de bijzondere comités Afdeling I De organisatie van het vast bureau en de bijzondere comités Art. 60. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 27bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan de raad voor maatschappelijk welzijn in zijn midden een vast bureau oprichten. De raad voor maatschappelijk welzijn beslist over de oprichting ervan op zijn installatievergadering of op een later tijdstip. Dat orgaan vervalt op het ogenblik van de algehele vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn of wanneer de raad voor maatschappelijk welzijn daartoe beslist. Als de raad voor maatschappelijk welzijn beslist geen vast bureau op te richten, worden de bevoegdheden van het vast bureau uitgeoefend door de raad voor maatschappelijk welzijn. Met behoud van de toepassing van artikel 218 kan de raad voor maatschappelijk welzijn in zijn midden eveneens bijzondere comités oprichten, op de installatievergadering of op een later tijdstip. Er kunnen evenwel geen bijzondere comités worden opgericht zolang geen bijzonder comité voor de sociale dienst werd aangesteld. Bovendien kan de raad voor maatschappelijk welzijn in zijn huishoudelijk reglement bepalen dat plaatsvervangers worden aangewezen die de effectieve leden van de bijzondere comités mogen vervangen, als die belet zijn. De plaatsvervangers moeten op dezelfde voordrachtsakte als vermeld in artikel 10, § 1, voorkomen als de betrokken effectieve leden. In voorkomend geval worden de leden van het vast bureau en, de leden van het bijzonder comité, verkozen op de installatievergadering. De bevoegdheden van het vast bureau en de bijzondere comités kunnen worden bepaald op de installatievergadering. § 2. Het vast bureau en de bijzondere comités kunnen worden aangesteld voor een bepaalde of voor een onbepaalde duur, maar ze blijven maximaal bestaan tot de nieuwe raad voor maatschappelijk welzijn is geïnstalleerd. § 3. Het vast bureau telt, met inbegrip van zijn voorzitter : 1° drie leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn met ten hoogste negen leden;
71/99
2° vier leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn van elf of dertien leden; 3° vijf leden voor een raad voor maatschappelijk welzijn van vijftien leden. Voor elk bijzonder comité wordt het aantal leden door de raad bepaald. Elk comité mag evenwel, met inbegrip van zijn voorzitter, niet minder leden tellen dan: 1° drie leden voor een raad van maatschappelijk welzijn met ten hoogste negen leden; 2° vier leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van elf of dertien leden; 3° vijf leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van vijftien leden. Anderzijds mag elk comité, met inbegrip van zijn voorzitter, niet meer leden tellen dan: 1° zes leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van negen leden; 2° zeven leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van elf leden; 3° acht leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van dertien leden; 4° negen leden voor een raad van maatschappelijk welzijn van vijftien leden. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn is van rechtswege en met beraadslagende stem voorzitter van het vast bureau en van de bijzondere comités. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt bij zijn afwezigheid in het vast bureau en de bijzondere comités in volgende volgorde vervangen door : 1° de personen die hij met toepassing van artikel 54 als zijn vervanger heeft aangewezen; 2° de ondervoorzitters, in volgorde van hun rang, die lid zijn van het vast bureau of het betrokken comité; 3° het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn met de meeste anciënniteit, dat lid is van het vast bureau of van het bijzonder comité in kwestie.
72/99
De leden van het vast bureau, met uitzondering van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, en de leden van elk bijzonder comité, met uitzondering van hun voorzitter, worden bij geheime stemming en in één enkele stemronde aangeduid, waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over één stem beschikt. Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat in jaren verkozen. Als het mandaat als lid van het vast bureau of van een bijzonder comité een einde neemt of bij een verhindering als vermeld in artikel 24, duiden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die voorkomen op dezelfde voordrachtsakte als vermeld in artikel 10, § 1, een vervanger aan, behalve als het lid in het vast bureau of bijzonder comité was verkozen als jongste in jaren bij staking van stemmen. De aanduiding verloopt, voor wat betreft het vast bureau, overeenkomstig § 4, eerste lid. De aanduiding van dat lid wordt medegedeeld met een door de meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, die voorkomen op dezelfde voordrachtsakte, ondertekende verklaring afgegeven tegen ontvangstbewijs aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn geeft er op de eerstvolgende raad voor maatschappelijk welzijn kennis van aan de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. De aanduiding is definitief vanaf de datum vermeld op het ontvangstbewijs. Met behoud van de toepassing van § 4, eerste lid, mag eender welk lid verkozen worden als aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan : 1° binnen de zestig dagen nadat een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn lidmaatschap van het vast bureau of van een bijzonder comité een einde neemt of de verhindering, vermeld in artikel 24, ingaat, is er niemand aangeduid als vermeld in het zevende lid; 2° bij de vervanging van het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn kan niet worden voldaan aan de bepalingen in § 4, eerste lid; 3° het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, was verkozen in het vast bureau of het bijzonder comité als jongste in jaren bij staking van stemmen; 4° bij gebrek aan leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die zijn voorgesteld op de voordrachtsakte, vermeld in artikel 10, § 1, waarop het te vervangen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is vermeld. § 4. Met behoud van de toepassing van artikel 27bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bestaat het vast bureau uit personen van verschillend geslacht. Als het vast bureau na zijn verkiezing niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de verkozene die de minste stemmen heeft behaald, vervangen door een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van het andere geslacht dat voorgesteld was op dezelfde voordrachtsakte, vermeld in artikel 10, § 1. Indien de laatste verkozenen evenveel stemmen hebben behaald, wordt de verkozene die het oudste is in jaren, vervangen door een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van het andere geslacht. Bij gebrek aan leden van het andere geslacht op de voordrachtsakte, vermeld in het tweede lid, mag eender welk lid van het andere geslacht verkozen worden.
73/99
§ 5. De leden van het vast bureau en de bijzondere comités kunnen tussentijds ontslag nemen uit die organen zonder ontslag als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn te nemen. Een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat ontslag wil nemen als lid van het vast bureau of het bijzonder comité waarin het zitting heeft, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het ontslag is definitief na de ontvangst van die kennisgeving door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn blijft deel uitmaken van het vast bureau of het bijzonder comité tot zijn opvolger is aangewezen of verkozen.
74/99
Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Artikel 17bis. In afwijking van de artikelen 11 tot en met 17 worden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de randgemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen‐Waasten en Voeren, rechtstreeks gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers. De verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft plaats dezelfde dag als de gemeenteraadsverkiezingen. De Koning stelt de nadere regels vast voor die verkiezing, naar analogie van de procedure bedoeld in de gemeentekieswet voor de verkiezing van de gemeenteraadsleden. (W. 9.8.1988 ‐ art. 11 ‐ B.S. 13.8.1988) Artikel 25bis. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen‐Waasten en Voeren, wordt door de bevoegde gemeenschapsoverheid op voorstel van de raad benoemd uit de leden van de raad. Hij legt de in artikel 20 voorgeschreven eed af in handen van de provinciegouverneur. Wanneer bij de installatie van de raad na een algehele vernieuwing geen voorzitter is benoemd, wijst de raad een raadslid aan om, in afwachting van die benoeming, het ambt van voorzitter waar te nemen.] (W. 9.8.1988 ‐ art. 15 ‐ B.S. 13.8.1988)
75/99
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de voordrachtsakte en de verkiezing van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de indiening van de voordrachtsakten en op de verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. Overeenkomstig artikel 17bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, is dit besluit niet van toepassing op de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en op de gemeente Voeren. Art. 2. § 1. De voordrachtsakte vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum, het beroep, het rijksregisternummer en de hoofdverblijfplaats van de kandidaat‐werkende leden en de kandidaat‐opvolgers. De voordrachtsakte vermeldt voor elk kandidaat‐werkend lid de kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde waarin die zijn voorbestemd om het lid te vervangen. De naam van de vrouwelijke kandidaat die gehuwd of weduwe is, mag voorafgegaan worden door de naam van haar echtgenoot of overleden echtgenoot. De voordrachtsakte vermeldt ook de naam, de voornaam en het volledige adres van het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die de voordracht doen. Onderaan op de voordrachtsakte tekenen de kandidaat‐werkende leden en de kandidaat‐opvolgers voor akkoord met hun voordracht. § 2. Eenzelfde persoon kan als kandidaat‐werkend lid en als kandidaat‐opvolger voorgedragen worden. Art. 3. Bij de overhandiging van de voordrachtsakte onderzoekt de gemeentesecretaris of de akte voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Tot aan de uiterste dag voor de overhandiging van de voordrachtsakte kan de gemeentesecretaris de verbetering of aanvulling van de voordrachtsakte aanbevelen. Art. 4. Onmiddellijk na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de voordrachtsakten, sluit de gemeentesecretaris de kandidatenlijst af en rangschikt de kandidaat‐ werkende leden in alfabetische orde. De naam van elk kandidaat‐werkend lid wordt gevolgd door de namen van zijn kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde zoals ze vermeld zijn in de voordrachtsakte.
76/99
Art. 5. De voordrachtsakten en de door de gemeentesecretaris opgemaakte kandidatenlijst worden op de gemeentesecretarie neergelegd. De gemeenteraadsleden en de kandidaten kunnen tijdens de diensturen kennis nemen van de voordrachtsakten op de gemeentesecretarie vanaf de zevende dag voor de stemming. Art. 6. De gemeentesecretaris laat de stembiljetten drukken of vermenigvuldigen. Deze biljetten moeten eenvormig van kleur en van formaat zijn. Het stembiljet vermeldt in alfabetische volgorde de namen van de kandidaat‐werkende leden, alsook de namen van hun kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde zoals ze vermeld zijn in de voordrachtsakte. De stemvakjes worden evenwel alleen geplaatst naast de namen van de kandidaatwerkende leden. Het is verboden een ander stembiljet te gebruiken. Art. 7. De voorzitter van de gemeenteraad, bijgestaan door de twee jongste gemeenteraadsleden in leeftijd, is belast met het zorgen voor de goede gang van de verrichtingen van de stemming en van de stemopneming die in de openbare vergadering plaatsvinden. De gemeentesecretaris neemt het secretariaat waar en is belast met het opmaken van het proces‐verbaal. Art. 8. Zodra de stemming gesloten is, wordt overgegaan tot de stemopneming ter vergadering. De geldige stembiljetten worden gerangschikt en geteld volgens de naam van het kandidaat‐werkend lid waarvoor een stem is uitgebracht. De blanco of ongeldige stembiljetten worden apart gelegd. Art. 9. Na de stemopneming stelt de voorzitter van de gemeenteraad de lijst op van de verkozen werkende leden en van hun opvolgers. Art. 10. Over het hele verloop van de verrichtingen van de stemming en van de stemopneming maakt de gemeentesecretaris, ter vergadering, een proces‐verbaal op, dat wordt overgeschreven in het register der notulen van de gemeenteraad.
77/99
Het proces‐verbaal moet uitdrukkelijk vermelden dat de stemming geheim was. Het proces‐verbaal wordt ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad, de gemeenteraadsleden die hem bijstaan en de gemeentesecretaris, en ook door de gemeenteraadsleden die dat wensen. Art. 11. Onmiddellijk na de ondertekening van het proces‐verbaal kondigt de voorzitter van de gemeenteraad de verkiezingsuitslag af in openbare zitting. Art. 12. Het dossier van de verkiezing wordt onverwijld met een aangetekende brief gestuurd aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen van de provincie tot wiens ambtsgebied het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn behoort. Het dossier bevat twee afschriften van het proces‐verbaal met de stembiljetten, zowel de geldige als de ongeldige en de blancostemmen, en alle nodige bewijsstukken.
78/99
Politie Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus TITEL II. ‐ De lokale politie. HOOFDSTUK I. ‐ Algemene bepalingen. Afdeling 2. ‐ De politieraad en het politiecollege. Onderafdeling 1. ‐ Samenstelling van de politieraad en van het politiecollege. Art. 12. De lokale politie in de meergemeentezone wordt bestuurd door een politieraad bestaande uit : ‐ 13 leden in een meergemeentezone die de 15 000 inwoners niet overschrijdt; ‐ 15 leden voor een bevolking van 15 001 tot 25 000 inwoners; ‐ 17 leden voor een bevolking van 25 001 tot 50 000 inwoners; ‐ 19 leden voor een bevolking van 50 001 tot 80 000 inwoners; ‐ 21 leden voor een bevolking van 80 001 tot 100 000 inwoners; ‐ 23 leden voor een bevolking van 100 001 tot 150 000 inwoners; ‐ 25 leden voor een bevolking van meer dan 150 000 inwoners. De politieraad wordt evenredig samengesteld uit leden van de gemeenteraden van de verschillende gemeenten die samen de meergemeentezone vormen, op basis van hun respectievelijke bevolkingscijfers. Elke gemeenteraad beschikt over minstens één vertegenwoordiger in de politieraad.
79/99
(De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake de berekening van de in het tweede lid bedoelde evenredige samenstelling.) <W 2001‐04‐02/34, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01‐01‐2001> In de gevallen dat de evenredigheid bepaald in het tweede lid geen vertegenwoordiging van een gemeenteraad toelaat, wordt één bijkomend lid toegekend om hierin te voorzien. Het aantal leden bepaald in het eerste lid wordt in dit geval telkens vermeerderd met één eenheid. (Het aantal leden dat iedere gemeenteraad telt in de politieraad, wordt met inachtneming van de bepalingen van de voorgaande leden vastgesteld door de uittredende politieraad.) <W 2001‐04‐02/34, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01‐01‐ 2001> Elk effectief lid heeft een of twee opvolgers. De burgemeesters van de gemeenten die deel uitmaken van de meergemeentezone zijn van rechtswege lid van de politieraad. Zij worden niet meegerekend in het overeenkomstig het eerste lid bepaald aantal leden. Art. 13. Voor het bepalen en het verdelen van het aantal leden bedoeld in artikel 12 worden de bevolkingscijfers in aanmerking genomen die als basis hebben gediend voor het bepalen van de samenstelling van de verschillende gemeenteraden in de overeenkomstige meergemeentezone. Art. 14. Om te kunnen worden verkozen tot werkend of plaatsvervangend lid van de politieraad, moet de kandidaat op de dag van de verkiezing deel uitmaken van de gemeenteraad van een van de gemeenten die de meergemeentezone vormen. Art. 15. Effectieve leden van de politieraad mogen geen bloed‐ of aanverwanten zijn (tot en met de tweede graad), noch door de echt verbonden zijn. Aanverwantschap die na de verkiezing tot stand komt onder de leden van de raad, stelt geen einde aan hun mandaat. <W 2002‐04‐26/30, art. 97, 010; Inwerkingtreding : 01‐01‐2001> Tussen de als effectief lid verkozen personen wordt de orde van voorrang geregeld overeenkomstig de in artikel 17 bepaalde orde. Het effectief lid geniet voorrang op degene die door opvolging lid van de raad wordt. Tussen personen die gelijktijdig door opvolging lid van de raad worden, wordt de voorrang geregeld overeenkomstig de in artikel 17 bepaalde orde. Art. 16. <W 2006‐12‐03/56, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 04‐12‐2006>
80/99
De kandidaat‐effectieve leden en de kandidaat‐opvolgers worden in elke gemeenteraad schriftelijk voorgedragen door een of meer verkozenen voor de gemeenteraad; de kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de akte van voordracht. De burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris en in tegenwoordigheid van een verkozene voor de gemeenteraad van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, neemt de akten van voordracht in ontvangst. Voor de verkiezing van de leden van de politieraad heeft elk gemeenteraadslid één stem indien er minder dan vier leden te verkiezen zijn, drie stemmen indien er vier of vijf leden te verkiezen zijn, vier indien er zes of zeven, vijf indien er acht of negen, zes indien er tien of elf en acht indien er twaalf of meer leden te verkiezen zijn. De verkiezing van de leden van de politieraad geschiedt bij geheime stemming en in één enkele stemronde. Elk gemeenteraadslid ontvangt zoveel stembiljetten als hij stemmen heeft. Op elk stembiljet brengt hij een stem uit voor een effectief lid. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere regels en de procedure bepalen die in acht moeten worden genomen bij de indiening van de kandidatenlijsten en bij de verkiezingen. Art. 17. De kandidaten die de meeste stemmen hebben bekomen zijn verkozen tot effectieve leden. Bij staking van stemmen wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1° aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing, een mandaat in de politieraad uitoefent. Indien één of meerdere kandidaten in dit geval verkeren wordt de voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking zijn mandaat het langst heeft uitgeoefend; 2° aan de kandidaat die, voorheen, een mandaat in de politieraad heeft uitgeoefend. Indien één of meerdere kandidaten in dit geval verkeren, wordt voorrang verleend aan degene die zonder onderbreking het langst zijn mandaat heeft uitgeoefend, en bij gelijke duur, aan degene die het het laatst heeft beëindigd; 3° [1 aan de jongste kandidaat in jaren;]1 4° [1 ...]1 Wie zou verkozen zijn doch wiens verkiezing geen uitwerking kan krijgen, wordt wegens onverenigbaarheid vervangen door zijn opvolger. De kandidaten die als opvolgers van een verkozen effectief lid worden voorgedragen, zijn van rechtswege de opvolgers van het voornoemde lid. (1)<W 2011‐12‐01/12, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 27‐02‐2012> Art. 18. <W 2006‐12‐03/56, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 04‐12‐2006>
81/99
De verkiezing van de leden van de politieraad heeft plaats tijdens de openbare zitting waarop de gemeenteraad wordt geïnstalleerd of ten laatste binnen tien dagen. Indien die laatste dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt die termijn verlengd tot en met de eerstvolgende dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is. Art. 18bis.
De burgemeester kondigt onmiddellijk na de in artikel 18 of in artikel 19, tweede lid, bepaalde verkiezing de verkiezingsuitslag af. Het dossier van de verkiezing van de leden van de politieraad en van hun opvolgers wordt door elke gemeente onverwijld toegezonden aan de bestendige deputatie of aan het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Enkel de kandidaten kunnen een bezwaar indienen tegen deze verkiezingen. Elk bezwaar tegen de verkiezing moet, op straffe van verval, schriftelijk bij de bestendige deputatie of bij het in het tweede lid bedoelde college worden ingediend binnen tien dagen volgend op de in het eerste lid bedoelde afkondiging van de verkiezingsuitslag. Het feit dat de verkiezing geldigheid heeft verkregen door het verstrijken van de termijn of de beslissing van de bestendige deputatie of het in het tweede lid bedoelde college, wordt door de gouverneur medegedeeld aan de betrokken gemeenteraad en aan de politieraad. Er wordt bij ter post aangetekende brief kennis van gegeven aan de leden en opvolgers van de politieraad wier verkiezing werd vernietigd, aan de opvolgers wier verkiezingsrang werd gewijzigd en aan de personen die bezwaren hebben ingediend. Wanneer een vernietiging definitief is geworden, wordt tot een nieuwe verkiezing overgegaan. In dit geval is artikel 18 van toepassing met dien verstande dat de termijn slechts een aanvang neemt de dag volgend op die waarop de vernietiging aan de betrokken gemeenteraad werd medegedeeld. Art. 18ter. Ongeacht of bij haar bezwaar is ingediend of niet, doet de bestendige deputatie of het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, als administratief rechtscollege uitspraak over de geldigheid van de verkiezing binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier en herstelt, in voorkomend geval, de bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag begane vergissingen. Indien binnen deze termijn geen uitspraak is gedaan, wordt de verkiezing als regelmatig beschouwd. Art. 18quater. De in artikel 18bis, vijfde lid, bedoelde natuurlijke en rechtspersonen kunnen bij de Raad van State beroep instellen binnen vijftien dagen na de mededeling of de kennisgeving bedoeld in artikel 18bis, zesde lid. De gouverneur kan een zelfde beroep instellen binnen vijftien dagen na de beslissing van de bestendige deputatie of van het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen of na het verstrijken van de termijn.
82/99
Het beroep bij de Raad van State is niet opschortend ten opzichte van de beslissing van de bestendige deputatie, behoudens wanneer het beroep gericht is tegen een beslissing van de bestendige deputatie of van het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen die een vernietiging van de verkiezingen of van de verkiezing van een of meer leden of opvolgers inhoudt. Binnen acht dagen na ontvangst van een beroep, deelt de hoofdgriffier van de Raad van State dit mee aan de gouverneur, alsmede aan de betrokken meergemeentezone en aan de betrokken gemeenteraad. Hij deelt hen tevens het arrest van de Raad van State mee. Art. 20. <W 2006‐12‐03/56, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 04‐12‐2006> Het mandaat van de verkozen leden van de politieraad vangt aan op de eerste werkdag van februari, tenzij ze rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn. Indien overeenkomstig artikel 18bis bezwaar is aangetekend tegen de verkiezing, dan worden de leden pas bijeengeroepen binnen vijftien dagen nadat de verkiezing definitief is geworden. De uittredende leden blijven hun mandaat uitoefenen tot de nieuwe politieraad is geïnstalleerd. Het lid dat ontslag neemt, blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is beëdigd. De opvolger of het ter plaatsvervanging verkozen lid voleindigt het mandaat van het lid dat hij opvolgt. Art. 20bis. § 1. Alvorens in functie te treden, worden de overeenkomstig artikel 18 of artikel 19, tweede lid, verkozen leden van de politieraad tot de eedaflegging opgeroepen door de voorzitter van het politiecollege. Zij leggen in zijn handen de volgende eed af : ʺ Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. ʺ. In geval van volledige vernieuwing van de politieraad heeft de eedaflegging plaats tijdens de installatievergadering belegd op de datum van de aanvang van het mandaat bedoeld bij artikel 20, eerste lid. Elke andere eedaflegging heeft plaats op de eerste vergadering van de politieraad die volgt op de neerlegging door een lid van zijn mandaat of op de verkiezing van zijn opvolger. § 2. Indien, naar gelang van het geval, de voorzitter van het politiecollege of de burgemeester nalaat de leden van de politieraad tot de eedaflegging op te roepen, dan worden de leden opgeroepen door de gouverneur en leggen ze de eed af in zijn handen of in handen van een door hem aangewezen commissaris. De gouverneur neemt deze maatregelen binnen dertig dagen nadat hij van het verzuim kennis heeft gekregen. De kosten van deze procedure komen ten laste van de voorzitter van het politiecollege of de burgemeester die verzuimd heeft uitvoering te geven aan § 1.
83/99
De invordering van die kosten geschiedt door, naar gelang van het geval, de bijzondere rekenplichtige of de gemeenteontvanger ten laste van de voorzitter van het politiecollege of de burgemeester, nadat de gouverneur het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard.
84/99
Koninklijk Besluit van 20 december 2000 betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de indiening van de voordrachtakten en op de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad van de meergemeentezone waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt. Art. 2. Elke akte houdende voordracht van kandidaten moet, in dubbel exemplaar, op het gemeentehuis worden ingediend de dertiende dag voor de stemming, tussen 16 en 19 uur. Zij wordt aan de burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris, overhandigd hetzij door het gemeenteraadslid of een van de gemeenteraadsleden die haar ondertekenden, hetzij door de persoon die daartoe door het voormelde gemeenteraadslid of de voormelde gemeenteraadsleden aangewezen is. De indiener van de akte krijgt het tweede exemplaar terug nadat hierop voor ontvangst werd getekend. Art. 3. De burgemeester herinnert de gemeenteraadsleden aan de bepalingen van artikel 2 op het ogenblik van de installatie van de gemeenteraad. Art. 4. De voordrachtakte vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum en het beroep van de kandidaat‐effectieve leden en de kandidaat‐opvolgers. De voordrachtakte vermeldt voor elk kandidaat‐effectief lid de kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde waarin deze zijn voorbestemd om het te vervangen. De identiteit van de vrouwelijke kandidaat die gehuwd of weduwe is, mag voorafgegaan worden door de naam van haar echtgenoot of overleden echtgenoot. De voordrachtakte vermeldt eveneens de naam, de voornaam en het volledig adres van het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die de voordracht doen. Onderaan de voordrachtakte tekenen de kandidaten voor akkoord met hun voordracht. Art. 5. Een gemeenteraadslid mag niet meer dan een voordrachtakte voor dezelfde verkiezing ondertekenen.
85/99
Eenzelfde persoon kan tegelijk als kandidaat‐effectief lid en als kandidaat‐opvolger voorgedragen worden. Art. 6. Bij de overhandiging van de voordrachtakten onderzoekt de burgemeester of zij voldoen aan de bepalingen van de artikelen 4 en 5. Hij kan de verbetering of aanvulling van de voordrachtakten aanbevelen. Art. 7. Onmiddellijk na het verstrijken van de termijn bepaald voor het indienen van de voordrachtakten, sluit de burgemeester de kandidatenlijst af en rangschikt de kandidaat‐ effectieve leden in alfabetische orde. De naam van elk kandidaat‐effectief lid wordt gevolgd door de namen van de kandidaat‐opvolgers in de precieze orde zoals vermeld in de voordrachtakte. Art. 8. De voordrachtakten en de door de burgemeester opgemaakte kandidatenlijst worden op de gemeentesecretarie neergelegd waar, vanaf de elfde dag voor de stemming, de gemeenteraadsleden en de kandidaten er tijdens de diensturen kennis van kunnen nemen. Een exemplaar van de kandidatenlijst dient gevoegd te worden als bijlage bij de brief die de gemeenteraadsleden oproept voor de vergadering waarop de verkiezing zal plaatshebben. Art. 9. De burgemeester laat de stembiljetten drukken of vermenigvuldigen. Deze biljetten moeten eenvormig van kleur en van formaat zijn. Het stembiljet vermeldt in alfabetische volgorde de namen van de kandidaat‐effectieve leden, alsook de namen van hun kandidaatopvolgers in de precieze orde zoals vermeld in de voordrachtakte. De stemvakjes worden evenwel alleen geplaatst naast de namen van de kandidaat‐effectieve leden. Het is verboden enig ander stembiljet te gebruiken. Art. 10. De burgemeester, bijgestaan door de twee jongste gemeenteraadsleden in leeftijd, is belast met het verzekeren van de goede gang van de verrichtingen van de stemming en van de stemopneming die in de openbare vergadering plaatsvinden. De gemeentesecretaris neemt het secretariaat waar en is belast met het opmaken van het proces‐verbaal.
86/99
Art. 11. Wanneer de stemming gesloten is, wordt, staande de vergadering, overgegaan tot de stemopneming. De geldige stembiljetten worden gerangschikt en geteld volgens de naam van het kandidaat‐effectief lid waarvoor een stem is uitgebracht. De blanco of ongeldige stembiljetten worden apart gelegd. Art. 12. Na de stemopneming stelt de burgemeester de lijst op van de verkozen effectieve leden en van hun opvolgers. Art. 13. Over het hele verloop van de verrichtingen van de stemming en van de stemopneming wordt, staande de vergadering, een proces‐verbaal opgemaakt, dat wordt overgeschreven in het register der notulen van de gemeenteraad. Het moet uitdrukkelijk vermelden dat de stemming geheim was. Het proces‐verbaal wordt ondertekend door de burgemeester, de gemeenteraadsleden die hem bijstaan en de gemeentesecretaris, alsmede door de gemeenteraadsleden die daartoe de wens uitdrukken. Art. 14. Onmiddellijk na de ondertekening van het proces‐verbaal kondigt de burgemeester de verkiezingsuitslag af in openbare zitting. Art. 15. Het dossier van de verkiezing wordt onverwijld per aangetekende zending doorgestuurd aan, naar gelang het geval, de bestendige deputatie of het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Het bevat twee afschriften van het procesverbaal met de stembiljetten, zowel de geldige als de ongeldige, en alle nodige bewijsstukken. Art. 15.
87/99
Het dossier van de verkiezing wordt onverwijld per aangetekende zending doorgestuurd aan, naar gelang het geval, de bestendige deputatie of het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Het bevat twee afschriften van het procesverbaal met de stembiljetten, zowel de geldige als de ongeldige, en alle nodige bewijsstukken.
88/99
Omzendbrief PLP2 van 21 december 2000 betreffende de verkiezing van de leden van de politieraad in een meergemeentezone 4. Indiening van de kandidatenlijsten 4.1. De voordracht door één of meer gemeenteraadsleden 14. Met toepassing van artikel 16, eerste lid, WGP worden de kandidaat‐effectieve leden en de kandidaat‐opvolgers in elke gemeenteraad schriftelijk voorgedragen door één of meer gemeenteraadsleden. De kandidaten stemmen in door een ondertekende verklaring op de akte van voordracht. Alhoewel de wetgever, met uitzondering van het aantal opvolgers dat wettelijk is beperkt tot ten hoogste twee (zie supra, nr. 6), in geen enkele beperking inzake de voordrachten heeft voorzien, kan worden verondersteld dat in de praktijk elke politieke partij die vertegenwoordigd is in de gemeenteraad, een lid hiervan zal afvaardigen om slechts het aantal kandidaten voor te dragen dat zij voor zichzelf bij de verkiezing haalbaar acht en zeker niet meer dan het maximum van het aantal leden dat met toepassing van artikel 12 WGP proportioneel aan de gemeente toekomt in de toekomstige politieraad (zie supra, nrs. 3‐8). 4.2. Inhoud van de voordrachtakte 15. Luidens artikel 4 van het koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad vermeldt de voordrachtakte de naam, de voornamen, de geboortedatum en het beroep van de kandidaat‐effectieve leden en de (twee) kandidaat‐opvolgers. De voordrachtakte vermeldt voor elke kandidaat‐effectief lid de kandidaat‐opvolgers in de precieze volgorde waarin deze zijn voorbestemd om het te vervangen. De identiteit van de vrouwelijke kandidaat die gehuwd of weduwe is, mag worden voorafgegaan door de naam van haar echtgenoot of overleden echtgenoot. De voordrachtakte vermeldt eveneens de naam, de voornamen en het volledig adres van het of de gemeenteraadsleden die de voordracht doen. Onderaan de voordrachtakte tekenen de kandidaten voor akkoord met hun voordracht (art. 4, van het K.B. betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad). 16. Luidens artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad, mag een gemeenteraadslid niet meer dan een voordrachtakte voor dezelfde verkiezing ondertekenen. Een zelfde persoon kan tegelijk als kandidaat‐effectief lid en als kandidaat‐opvolger worden voorgedragen. 4.3. Datum en wijze van indiening 17. Overeenkomstig artikel 2 van het voornoemd koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad, moet elke akte van voordracht van kandidaten, in dubbel exemplaar, op het gemeentehuis worden ingediend de dertiende dag voor de stemming, tussen 16 en 19 uur. D.i., bij wege van voorbeeld, op dinsdag 9 januari 2001 indien de verkiezing van de leden van de politieraad op 22 januari 2001 plaatsheeft, of op dinsdag 16 januari indien de verkiezing van de leden van de politieraad op 29 januari 2001 plaatsheeft.
89/99
De termijn van dertien dagen heeft enkel tot doel enerzijds een termijn te bepalen om de voorbereidende maatregelen mogelijk te maken van de verkiezing die plaats moet vinden op de in artikel 18 WGP bepaalde datum en om anderzijds de burgemeester in staat te stellen de voordrachtakten te onderzoeken of zij voldoen aan de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit van betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad. Heeft derhalve in concreto het buiten deze termijn indienen van de voordrachtakte op het gemeentehuis, noch de aan de verkiezing voorafgaande voorbereidende verrichtingen, noch de mogelijkheid in hoofde van de burgemeester om de regelmatigheid van de voordrachtakten te onderzoeken, verhinderd, dan heeft deze onregelmatigheid de geldigheid van de verkiezingen niet gevitieerd (zie R.v.St., verkiezing o.c.m.w. Neupré, nr. 54132, 30 juni 1995 : een dag te laat doch in het concrete geval heeft dit de werkzaamheden niet verhinderd). Dit is uiteraard een feitenkwestie die zaak is van het met de geldigverklaring van de verkiezingen belaste rechtscollege. 18. Bevoegd om de akte in te dienen is, hetzij het gemeenteraadslid of een van de gemeenteraadsleden die haar ondertekenden, hetzij de persoon die daartoe door het voormelde gemeenteraadslid of de voormelde gemeenteraadsleden aangewezen is (artikel 2 koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad). 19. De burgemeester, bijgestaan door de gemeentesecretaris en in tegenwoordigheid van een gemeenteraadslid van elke politieke fractie die een kandidatenlijst indient, neemt de voordrachtakten in ontvangst (artikel 16, eerste lid, WGP en artikel 2 koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad). Bij de overhandiging van de voordrachtakten onderzoekt de burgemeester of zij voldoen aan de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van het genoemde koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad) (zie supra, punt 4.2.). Hij kan hierbij de verbetering of de aanvulling van de voordrachtakten aanbevelen (artikel 6 koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad). Deze bevoegdheid van de burgemeester is echter zeer beperkt. Zo kan hij geenszins de ontvankelijkheid van de voordrachtakten beoordelen (R.v.St., verk. OCMW Aalter, nr. 18279, 25 mei 1977). De burgemeester dient alle akten in ontvangst te nemen en kan deze niet weigeren. Het spreekt evenwel voor zich dat indien de gemelde onregelmatigheden niet werden verbeterd door de indieners van de lijst, het risico bestaat dat, indien de vastgestelde onregelmatigheden gegrond blijken te zijn, de verkiezingen achteraf ongeldig worden verklaard 20. De indiener van de voordrachtakte krijgt het tweede exemplaar terug nadat hierop voor ontvangst werd getekend (artikel 2, tweede lid, koninklijk besluit betreffende de verkiezing in elke gemeenteraad van de leden van de politieraad). Dit ondertekenen voor ontvangst geschiedt door de burgemeester en de gemeentesecretaris. 4.4. Model van de voordrachtakte 21. Alhoewel wettelijk noch reglementair aan enige geijkte vorm gebonden, moet de voordrachtakte volledig zijn en zo zijn gesteld dat het formulier aan de hiervoor gestelde voorwaarden beantwoordt (R.v.St., verkiezing OCMW Aalter, nr. 18279, 25 mei 1977). Het formulier A dat hierbij gaat, kan nuttig als model dienen. 46. Het hoort dat een volledig verslag van alle verrichtingen gegeven wordt en onder meer een zo getrouw mogelijke weergave van de discussies en de motieven die hebben geleid tot het aanvaarden of het ongeldig verklaren van betwiste stembiljetten. Buiten het vermelden dat de verkiezing heeft plaatsgehad bij geheime stemming, in een stemronde en in openbare vergadering, zal het proces‐verbaal de volgende gegevens bevatten : ‐ ‐
totaal aantal gemeenteraadsleden en het aantal hiervan dat aan de stemming heeft deelgenomen; aantal door de gemeente te verkiezen leden van de politieraad en aantal stemmen waarover elke gemeenteraadslid beschikt;
90/99
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
de lijst van de kandidaten; totaal aantal uitgebrachte stembiljetten waarvan de stemopneming zal gebeuren; totaal aantal blanco en ongeldige stembiljetten; totaal aantal vernietigde stembiljetten die tijdens de stemming vervangen worden; naam, voornamen, geboortedatum en beroep van de verkozen effectieve leden; aantal stemmen door elk van hen bekomen en eventueel de reden waarom, bij staking van stemmen, voorrang werd verleend; naam, voornamen, geboortedatum en beroep van de opvolgers, met aanduiding van het verkozen effectief lid van wie zij opvolger zijn, alsook van hun orde van voordracht en dus ook van voorrang; in voorkomend geval, vermelding van de verkozenen die zich in een toestand van onverenigbaarheid (artikel 17, tweede lid, WGP) bevinden en de reden hiervan.
91/99
Intergemeentelijke samenwerking Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking Hoofdstuk II Samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid Art. 9. Een beheerscomité dat samengesteld is uit minstens één afgevaardigde van elke deelnemer, voor de gemeenten aangewezen onder de gemeenteraadsleden, de burgemeester of de schepenen, overlegt over de wijze waarop de overeenkomst wordt uitgevoerd. Het formuleert waar nodig adviezen ten behoeve van de beherende gemeente, stelt de rekeningen van de interlokale vereniging vast en legt ze ter goedkeuring voor aan de raden van de deelnemende gemeenten, waarvan de gewone meerderheid de goedkeuring verleent. De organisatie van zijn werkzaamheden legt het beheerscomité vast in een huishoudelijk reglement dat gevoegd wordt bij de overeenkomst zonder er deel van uit te maken. Uitgezonderd de personen die het ambt van burgemeester of schepen waarnemen, ontvangen de leden van het beheerscomité per bijgewoonde vergadering een presentiegeld dat gelijk is aan het hoogste bedrag dat uitkeerbaar is aan een gemeenteraadslid voor een gemeenteraadszitting in een van de deelnemende gemeenten. Hoofdstuk III Samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid Afdeling 2 Projectvereniging Art. 16. De projectvereniging beschikt uitsluitend over een raad van bestuur. De deelnemers benoemen rechtstreeks de leden van de raad van bestuur. Voor de gemeenten kunnen uitsluitend gemeenteraadsleden, burgemeesters of schepenen dit mandaat vervullen. Het voorzitterschap wordt steeds toevertrouwd aan een door een gemeente aangewezen bestuurder. De raad van bestuur, waarin alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn en waarin iedere bestuurder beschikt over één stem, heeft uitsluitend de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen die hun expliciet door de deelnemers zijn opgedragen. De raad van bestuur is in elk geval bevoegd voor het personeelsbeleid.
92/99
Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door een door iedere aangesloten gemeente aangeduide afgevaardigde, als lid met raadgevende stem. Deze afgevaardigden zijn steeds raadsleden in de betrokken gemeenten, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. De werkingsmodaliteiten van de raad van bestuur worden vastgesteld in een bij de statuten gevoegd huishoudelijk reglement dat gewijzigd kan worden bij eenvoudige beslissing van de raad van bestuur. De afgevaardigden bedoeld in het vorige lid van dit artikel, tellen niet mee voor de berekening van een eventueel aanwezigheidsquorum. De controletaak op de financiële toestand wordt toevertrouwd aan een accountant benoemd door de raad van bestuur. Art. 19. De duur en de wijze van beëindiging van het mandaat van bestuurder worden statutair bepaald. Alle bestuurders zijn van rechtswege ontslagnemend bij verlies van hun openbaar mandaat, uitgezonderd in geval van algehele vernieuwing van de gemeenteraden en provincieraden. In voorkomend geval duiden de deelnemende gemeenten en provincies in de loop van de maand januari volgend op het jaar van de verkiezingen tot algehele vernieuwing van de gemeenteraden, de nieuwe bestuurders aan. Zij treden aan op 1 februari daaropvolgend. De gebeurlijke aanduiding van bestuurders door de andere deelnemers gebeurt dan in de loop van de maand volgend op de installatie van hun eigen raden. Afdeling 3 Dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen. Subafdeling 4 Structuur Art. 46. In de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen benoemt de algemene vergadering de leden van de raad van bestuur, op voordracht van de deelnemers. Indien de gemeenteraad kandidaat‐bestuurders voordraagt die geen lid zijn van de gemeenteraad of van de districtsraad, maar van wie de deskundigheid met betrekking tot de statutair bepaalde doelstellingen manifest aantoonbaar is, wordt deze voordracht uitdrukkelijk gemotiveerd. In dat geval is de onverenigbaarheid van het mandaat van bestuurder met de functie van werknemer van een aangesloten bestuur, voorzien in artikel 48 van dit decreet, niet van toepassing. De benoeming van de bestuurders gebeurt bij geheime stemming. Indien een voorgedragen kandidaat niet wordt benoemd door de algemene vergadering, doet de betrokken deelnemer een andere voordracht. De nieuwe kandidaat woont als waarnemer de vergaderingen van de raad van bestuur bij tot de eerstvolgende algemene vergadering waaraan de benoeming wordt voorgelegd.
93/99
Niemand kan door meer dan één deelnemer worden voorgedragen of benoemd, noch mandaten gelijktijdig uitoefenen in de uitvoerende organen van meer dan drie dienstverlenende of opdrachthoudende verenigingen. Deze bepaling geldt niet voor de aangesloten privaatrechtelijke rechtspersonen zolang zij overeenkomstig artikel 80 van dit decreet deel kunnen blijven uitmaken van de vereniging. Art. 48. Onverminderd andere wettelijke of decretale bepalingen die van toepassing zijn op de mandaten in een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging, bestaat er een onverenigbaarheid tussen het mandaat van bestuurder en de volgende ambten, functies of mandaten: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
lid van een regering, zowel op federaal niveau als op niveau van de gewesten en gemeenschappen; lid van een wetgevende vergadering, zowel op federaal niveau als op niveau van de gewesten en gemeenschappen; lid van het Europees Parlement en van de Europese Commissie; provinciegouverneur of adjunct van de gouverneur van Vlaams‐Brabant; arrondissementscommissaris of adjunct‐arrondissementscommissaris; provinciegriffier; lid van een bestuurs‐ of controleorgaan in of werknemer van een privaatrechtelijke rechtspersoon die activiteiten uitoefent in dezelfde beleidsdomeinen als de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging; behoudens wat bepaald is in artikel 46, tweede lid, van dit decreet, werknemer van een aangesloten openbaar bestuur, of van een administratie die is belast met hetzij de uitoefening van het gewoon toezicht op de lokale besturen, hetzij de uitoefening van een specifiek toezicht op grond van de doelstellingen van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
Art. 52. De vergaderingen van de raad van bestuur zijn niet openbaar. De gedetailleerde notulen met bijge‐voegd het stemgedrag van de individuele leden en alle documenten waar in de notulen naar verwezen wordt, liggen ter inzage van de gemeenteraadsleden op het secretariaat van de aangesloten gemeenten en van de provincieraadsleden op de griffie van de provinciehuizen van de aangesloten provincies, onverminderd de decretale bepalingen inzake de openbaarheid van bestuur. Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door ten hoogste vijf rechtstreeks door verschillende gemeenten aangeduide afgevaardigden die lid zijn met raadgevende stem. De statuten vermelden de criteria die bepalend zijn voor de wijze van aanduiding van deze afgevaardigden, die steeds raadsleden zijn die in de betrokken gemeenten verkozen zijn op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Art. 57. De duur en de wijze van beëindiging van het mandaat van de leden van de verschillende organen in een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging worden statutair bepaald.
94/99
Alle mandatarissen zijn van rechtswege ontslagnemend bij verlies van hun openbaar mandaat, uitgezonderd in geval van algehele vernieuwing van de gemeenteraden. In dat geval moet binnen de eerste drie maanden van het jaar volgend op dat van de verkiezingen, een algemene vergadering worden bijeengeroepen waarbij tot een algehele vervanging van de raad van bestuur wordt overgegaan, voorzover de raden van de deelnemende besturen die de voordracht moeten doen, reeds in hun nieuwe samenstelling vergaderd hebben. Is dat niet het geval,dan worden de betrokken nieuwe bestuurders benoemd door de algemene vergadering waarvan sprake is in artikel 65, die tevens kwijting verleent aan de bestuurders die het voorgaande boekjaar in functie waren en die tot dan de verantwoordelijkheid blijven dragen overeenkomstig artikel 50.
95/99
Kiesdecreet Decreet van 8 juli 2011 houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Titel 3 Kiesvoorwaarden en kiezerslijst HOOFDSTUK 1 Kiesvoorwaarden voor Belgische onderdanen Art. 8. Om gemeenteraadskiezer te zijn, moet men : 1° Belg zijn; 2° de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt; 3° in de bevolkingsregisters van de gemeente ingeschreven zijn; 4° zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting of schorsing, vermeld in hoofdstuk 4 van deze titel. Titel 12 De verkiesbaarheidsvoorwaarden Art. 58. Om tot gemeenteraadslid of stadsdistrictsraadslid verkozen te kunnen worden en blijven, moet men kiezer zijn en moet men de kiesvoorwaarden, vermeld in artikel 8 of 11, behouden en mag men zich niet in een geval van schorsing of uitsluiting, als vermeld in artikel 15, § 1 en § 2, bevinden. De volgende personen zijn niet verkiesbaar : 1° overeenkomstig artikel 65, tweede lid, 2°, en artikel 113 van de Gemeentekieswet, de onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun lidstaat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die lidstaat;
96/99
2° personen die, onverminderd de toepassing van punt 1°, veroordeeld zijn, zelfs met uitstel, wegens één van de misdrijven, vermeld in artikel 240, 241, 243, en 245 tot en met 248 van het Strafwetboek, gepleegd tijdens de uitoefening van een gemeenteambt. Die onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling. Titel 15 Onderzoek van de kandidatenlijsten HOOFDSTUK 1 Onderzoek van de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen Art. 86. Bij de verkiezingen voor de vernieuwing van de gemeenteraden vergadert het gemeentelijk hoofdbureau de zevenentwintigste dag voor de stemming om 16 uur. Het gemeentelijk hoofdbureau onderzoekt : 1° of de kandidaten de hoedanigheid van kiezer, als vermeld in artikel 8 tot en met 14, bezitten. Het wijst ook de niet‐Belgische kandidaten van de Europese Unie af die bij hun individuele geschreven en ondertekende verklaring niet het bewijs hebben gevoegd, vermeld in artikel 73; 2° of aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden vermeld in artikel 58, voldaan is vanaf de dag waarop de kiezerslijst wordt opgemaakt, met uitzondering van de leeftijdsvereiste, die moet vervuld zijn op de datum van de verkiezing; 3° of de voordrachtsakte alle gegevens bevat als vermeld in artikel 71, eerste lid; 4° of er niet te veel kandidaat‐titularissen of kandidaat‐opvolgers zijn; 5° of de regels voor de rangschikking van de kandidaten of de schikking van hun namen nagekomen zijn; 6° of de pariteitsregels als vermeld in artikel 74, nagekomen zijn; 7° of de regels voor de lijstnaam als vermeld in artikel 60 en 62, nagekomen zijn. Na het onderzoek, vermeld in het tweede lid, sluit het gemeentelijk hoofdbureau de kandidatenlijst voorlopig af. Titel 5 Zeteltoewijzing, bekendmaking van de uitslag en afsluitende werkzaamheden
97/99
HOOFDSTUK 1 Verdeling van de zetels en aanwijzing van de verkozenen en hun opvolgers bij gemeenteraadsverkiezingen door het gemeentelijk hoofdbureau en afsluitende werkzaamheden Afdeling 2 Aanwijzing van de verkozenen en hun opvolgers Art. 169. § 1. Als het aantal kandidaten van een lijst groter is dan het aantal zetels dat aan die lijst toekomt, worden de verkozenen door het gemeentelijk hoofdbureau aangewezen op basis van de naamstemmen en een overdracht van de lijststemmen. § 2. De aanwijzing van de verkozenen en hun opvolgers gebeurt op de volgende manier : 1° per lijst wordt het verkiesbaarheidscijfer op de volgende manier berekend : (stemcijfer van de lijst) X (aantal zetels aan die lijst toegekend) / aantal zetels aan die lijst toegekend +1 De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht of ze 0,5 bereiken; 2° het aantal over te dragen stemmen wordt op de volgende manier berekend : (aantal stembiljetten met een lijststem, vermeld in artikel 155, § 3, eerste lid, 1°) X (aantal zetels aan die lijst toegekend) / 3 De eventuele decimalen van het quotiënt dat verkregen wordt, worden afgerond naar de hogere eenheid, ongeacht of ze 0,5 bereiken; 3° het aantal stemmen vermeld in 2° wordt als volgt overgedragen : de toe te kennen stembiljetten worden toegevoegd aan de naamstemmen die de eerste kandidaat van de lijst heeft behaald, om het verkiesbaarheidscijfer van die lijst vermeld in 1°, te bereiken. Als er een overschot is, wordt dat op vergelijkbare wijze toegekend aan de tweede kandidaat, vervolgens aan de derde enzovoort, tot het aantal over te dragen stemmen, vermeld in 2°, uitgeput is; 4° de zetels worden toegekend aan de kandidaten in afnemende grootte van het aantal stemmen dat zij hebben behaald, na de overdracht van de stemmen, vermeld in 3°. Bij gelijk stemmenaantal is de volgorde van voordracht op de lijst beslissend; 5° de niet‐verkozen kandidaten worden eerste, tweede, derde enzovoort opvolger verklaard in afnemende grootte van het aantal stemmen dat zij hebben bekomen, na een nieuwe overdracht van de stemmen vermeld in 3°, te beginnen bij de eerste niet‐effectief verkozen kandidaat. Bij gelijk stemmenaantal is de volgorde van voordracht op de lijst beslissend.
98/99
Titel 2 Verkiezingsbetwistingen HOOFDSTUK 1 Bezwaar bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen Afdeling 2 Bevoegdheid van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen Art. 203. De Raad spreekt zich als administratief rechtscollege uit over : 1° de bezwaren tegen de verkiezing; 2° de bezwaren op grond van de schending van de regelgeving inzake de verkiezingsuitgaven door kandidaten en lijsttrekkers. Bij ontstentenis van bezwaren gaat de Raad alleen de juistheid na van de zetelverdeling tussen de lijsten en van de rangorde waarin de raadsleden en opvolgers gekozen zijn verklaard. Hij wijzigt, in voorkomend geval, als administratief rechtscollege ambtshalve de zetelverdeling en de rangorde. Art. 204. De Raad kan de verkiezing alleen geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren op grond van een bezwaar. De verkiezing kan door de Raad alleen geheel of gedeeltelijk ongeldig worden verklaard op grond van onregelmatigheden die de zetelverdeling tussen de verschillende lijsten kunnen beïnvloeden. De gehele ongeldigverklaring van de verkiezing heeft tot gevolg dat de verkiezingen ab initio moeten hernomen worden met toepassing van de bepalingen opgenomen in dit decreet. Wanneer de Raad voor Verkiezingsbetwistingen oordeelt dat de verkiezingen gedeeltelijk worden vernietigd, duidt zij de bepalingen aan van dit decreet die bij de herverkiezing opnieuw moeten worden uitgevoerd. De stembiljetten mogen alleen worden onderzocht als de met toepassing van artikel 110 tot en met 113, aangewezen getuigen aanwezig of althans behoorlijk opgeroepen zijn. De enveloppen die de stembiljetten bevatten, worden na het onderzoek opnieuw verzegeld in hun bijzijn en door hun toedoen. Met behoud van de toepassing van artikel 208, § 1, tweede lid, is de uitslag van de verkiezing, zoals hij door het hoofdbureau is afgekondigd, definitief vijfenzeventig dagen na de dag van de verkiezingen. HOOFDSTUK 2 Beroepsprocedure bij de Raad van State Art. 216.
99/99
Zij die in kennis moeten worden gesteld van de beslissing van de Raad, kunnen binnen acht dagen na de kennisgeving inzage nemen in het dossier op het secretariaat van de Raad en binnen diezelfde termijn beroep instellen bij de Raad van State. De Raad van State doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen. De verkiezing kan door de Raad van State alleen geheel of gedeeltelijk ongeldig worden verklaard op grond van onregelmatigheden die de zetelverdeling tussen de verschillende lijsten kunnen beïnvloeden. De gehele ongeldigverklaring van de verkiezing heeft tot gevolg dat de verkiezingen ab initio moeten hernomen worden met toepassing van de bepalingen opgenomen in dit decreet. Wanneer de Raad van State oordeelt dat de verkiezingen gedeeltelijk worden vernietigd, duidt zij de bepalingen aan van dit decreet die bij de herverkiezing opnieuw moeten worden uitgevoerd. Het raadslid dat door de Raad van State van zijn mandaat vervallen is verklaard, overeenkomstig artikel 205, wordt in de gemeenteraad vervangen door de eerste opvolger van de lijst waarop hij werd verkozen. Het beroep bij de Raad van State is niet opschortend, behoudens als het beroep gericht is tegen een beslissing van de Raad die een gehele of gedeeltelijke ongeldigverklaring van de verkiezingen of een wijziging in de zetelverdeling inhoudt. Als vóór de uitspraak van de Raad van State de Vlaamse Regering de burgemeester van de betreffende gemeente benoemt, heeft die benoeming uitwerking vanaf de betekening van het arrest van de Raad van State dat de verkiezingen niet geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaart of de zetelverdeling niet wijzigt.
100/99