Reader
EUROPA, ALLEEN MAAR MARKT? Over hoe het anders kan en moet 19 september 2004 2e Dag van Alternatieven
Organisatie:
Projekt 'Vóór de Verandering – Alternatieven voor het Neo-liberalisme' p/a XminY Solidariteitsfonds De Wittenstraat 43-45 1052 AL Amsterdam www.globalternatives.nl
[email protected]
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Voorwoord
EUROPA, ALLEEN MAAR MARKT? Vorig jaar september organiseerde de kerngroep Vóór de verandering een eerste Dag van Alternatieven. Doel van deze dag was tweeledig: enerzijds wilden we een inventarisatie maken van de verschillende initiatieven die er in Nederland zijn op het gebied van alternatieven voor de huidige economische orde en deze initiatieven met elkaar in contact brengen; anderzijds wilden we meer mensen op de hoogte stellen van de ideeën achter die alternatieven en ze bij daarbij proberen te betrekken. De mensen achter Vóór de verandering zijn al een aantal jaren bezig met het formuleren van alternatieve ideeën voor het huidige, op neoliberale leest geschoeide, economische systeem, resulterend in de publicatie van het boekje Vóór de verandering: alternatieven voor het neo-liberalisme in 2001 en de genoemde eerste Dag van Alternatieven in 2003. Vóór de verandering richt zich daarbij met name op de solidaire economie, en doet dat op twee manieren; aan de ene kant wordt er gewerkt aan uitgebreide theorievorming over de eisen waaraan zo'n solidaire economie - als alternatief voor het huidige systeem - zou moeten voldoen; aan de andere kant wordt er gekeken naar welke initiatieven en organisaties er in de praktijk al bezig zijn met het toepassen van solidair-economische principes. Dat de betrokkenen daarbij ten zeerste proberen te vermijden vanuit een ivoren toren te opereren, bewijzen de vele discussiebijeenkomsten die aan de publicatie van het boekje zijn voorafgegaan, de doorlopende discussies op www.globalternatives.nl, natuurlijk de Dag van Alternatieven van vorig jaar, en niet in de laatste plaats de serie van vier workshops die in de loop van 2004 zijn georganiseerd. In deze workshops, ontstaan vanuit een workshop op de eerste Dag van Alternatieven, stond verdere discussie en theorievorming over solidaire economie centraal, en de resultaten van deze bijeenkomsten zullen op deze Dag worden gepresenteerd. Verder staat deze Dag in het teken van Europa. Terwijl initiatieven als Vóór de verandering proberen de inspraak en het inzicht van mensen die zich betrokken voelen bij hetgeen in de wereld gebeurt, te vergroten, voltrekken zich in rap tempo allerlei ontwikkelingen die buiten het bereik van die mensen lijken te liggen. De invoering van de euro, de recente uitbreiding van Europa en de geplande Europese grondwet zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Dit zijn ontwikkelingen die iedere Europese burger aangaan, maar die zich vaak achter gesloten deuren afspelen, en waar democratische principes als inspraak en openheid niet altijd op de eerste plaats staan. Dat in dergelijke situaties economische belangen - en vooral het beschermen daarvan - voorop staan, toont al aan dat niet iedereen daarvan automatisch profiteert - al wordt beweerd van wel. Vóór de verandering wil de vanzelfsprekendheid van economische argumenten in dit soort processen ter discussie stellen, en pleit juist voor inspraak en inzicht in dergelijke procedures; bovendien maken we ons zorgen over de snelheid waarmee sommige regelingen worden doorgedrukt, zonder dat de gevolgen hiervan zijn te overzien. Het recente (zeer kleine) WTO-succes van de ontwikkelingslanden onder aanvoering van Brazilië en India met betrekking tot het ter discussie stellen van Westerse importheffingen op katoen, laat zien dat het mogelijk is deze ontwikkeling te stuiten, en dat er ook andere argumenten zijn dan de bescherming van het Westers
Paginanummer
economisch belang. Het toont aan dat er, ook in Europa, meer aandacht voor dit soort tegengeluiden aan het ontstaan is. Op deze Dag ligt de nadruk niet zozeer op kritiek op het huidige systeem, als wel op de vele alternatieven die er, zowel in theorie als in de praktijk, al zijn. We hopen dat deze Dag van Alternatieven aan deze mentaliteitsverandering een bijdrage kan leveren. Deze reader is bedoeld als voorbereiding op de te volgen workshops op de Dag van Alternatieven, maar uiteraard ook als referentie, om via de artikelen - ook te lezen op www.globalternatives.nl - een beeld te krijgen van de vele voorbeelden van en ideeën over solidaire economie. Namens de kerngroep, Peter Jamin September 2004
Paginanummer
EUROPA, ALLEEN MAAR MARKT?......................................................................................3 PLAATS...................................................................................................................................8 PROGRAMMA.........................................................................................................................9 Workshop 01........................................................................................................................................11 EEN GEGARANDEERD BESTAAN......................................................................................11 Introductie.........................................................................................................................................11 Ter voorbereiding..............................................................................................................................12 Workshop 02........................................................................................................................................15 GLOBALISERING EN DE NEDERLANDSE MEDIA............................................................15 Introductie.........................................................................................................................................15 Ter voorbereiding..............................................................................................................................15 Workshop 03........................................................................................................................................17 EEN ANDER EUROPEES LANDBOUWBELEID..................................................................17 Introductie.........................................................................................................................................17 Ter voorbereiding..............................................................................................................................17 Workshop 04........................................................................................................................................21 CRITERIA VAN SOLIDAIRE ECONOMIE.............................................................................21 Introductie.........................................................................................................................................21 Ter voorbereiding..............................................................................................................................21 Workshop 05........................................................................................................................................29 ZELF GELD SCHEPPEN - LETS..........................................................................................29 Introductie.........................................................................................................................................29 Ter voorbereiding..............................................................................................................................29 Workshop 06........................................................................................................................................35 EEN MONDIALE POLITIEKE CONSUMENTENBEWEGING EN NADRUK OP CONSUMINDEREN: GAAT DAT WEL SAMEN?.................................................................35 Introductie.........................................................................................................................................35 Ter voorbereiding..............................................................................................................................36 Bevrijde consumenten hebben genoeg van 'meer, meer, meer'......................................................36 Hernieuwde vrijheid door de 21e eeuwse consumentenbeweging...................................................38 Workshop 07........................................................................................................................................43 VREDESWERK......................................................................................................................43 Paginanummer
Introductie.........................................................................................................................................43 Ter voorbereiding..............................................................................................................................44 Burgervredeswerk - Hét Alternatief voor geweld in conflictgebieden...........................................44 Workshop 08........................................................................................................................................47 HOGER ONDERWIJS............................................................................................................47 Workshop 09........................................................................................................................................49 PUBLIEKE VOORZIENINGEN, PRIVATISERING EN LIBERALISERING..........................49 Introductie.........................................................................................................................................49 Ter voorbereiding..............................................................................................................................50 Workshop 11........................................................................................................................................55 DE LANDBOUW, EEN NIEUWE DRAGER VAN DE GEZONDHEIDSZORG!.....................55 Introductie.........................................................................................................................................55 Ter voorbereiding..............................................................................................................................56 Waarom regionale voedselvoorziening?............................................................................................56 Workshop 12........................................................................................................................................59 DE MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING.......................................................................59 Introductie.........................................................................................................................................59 Ter voorbereiding..............................................................................................................................59 De trias politica van de economie en de maatschappelijke onderneming......................................59 Workshop 13........................................................................................................................................65 HET PENSIOENSYSTEEM ALS BASIS VOOR EEN SOLIDAIRE ECONOMIE..................65 Introductie.........................................................................................................................................65 Workshop 14........................................................................................................................................67 FLITSKAPITAAL EN TOBIN TAX.........................................................................................67 Introductie.........................................................................................................................................67 Ter voorbereiding..............................................................................................................................67 Zand strooien in de neoliberale machine: de Tobintaks..................................................................67 Workshop 15........................................................................................................................................73 HET OFFERBLOK VAN BALKENENDE II...........................................................................73 Introductie.........................................................................................................................................73 Workshop 16........................................................................................................................................75 MULTINATIONALS EN GEDRAGSCODES.........................................................................75 Paginanummer
Introductie.........................................................................................................................................75 Ter voorbereiding..............................................................................................................................75 Zijn er alternatieven voor Multinationals?.......................................................................................75 Workshop 17........................................................................................................................................79 PATENTEN OP LEVEN IN DE WTO.....................................................................................79 Introductie.........................................................................................................................................79 Ter voorbereiding..............................................................................................................................79 Workshop 18........................................................................................................................................81 ILLEGALE ARBEIDSMIGRANTEN AAN DE ONDERKANT VAN DE ARBEIDSMARKT: HOE WERKEN WE AAN POSITIEVERBETERING?............................................................81 Introductie.........................................................................................................................................81 Ter voorbereiding..............................................................................................................................81 Europees debat over regulering van arbeidsmigratie......................................................................81 Workshop 19........................................................................................................................................87 ROLLENSPEL: EXPORT VAN VOEDSEL UIT HONGERLANDEN?...................................87 Introductie.........................................................................................................................................87 Ter voorbereiding..............................................................................................................................87 Workshop 20........................................................................................................................................89 DE GLOBALISERING VAN MARKTEN: EEN PERSPECTIEF VOOR VREDE?.................89 Introductie.........................................................................................................................................89 Ter voorbereiding..............................................................................................................................89 De Vereniging voor Economie en Vrede .........................................................................................93 Overige teksten 1.................................................................................................................................95 BESTAANSZEKERHEID WERELDWIJD: WAT KOST DAT?.............................................95
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
PLAATS Utrechts Stedelijk Gymnasium Homeruslaan 40 3581 MJ Utrecht v.a. Utrecht CS stadsbus 3 richting F. Andrealaan. Er is een halte vrijwel voor de deur.
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
PROGRAMMA 09.15-09.45 - Aanmelding / Koffie 09.45-11.00 - Plenaire bijeenkomst · Opening door dagvoorzitter Annette Rauh · Inleiding Lou Keune (VdV): De Actualiteit van Solidaire Economie in Nederland · Inleiding Olivier Hoedeman (CEO): De Noodzaak van Alternatieven voor het Economisch Beleid van de Europese Unie · Documentaire over Praktijken van Solidaire Economie 11.15-12.45 - Workshops 01 - Een gegarandeerd bestaan - Searchweb / Sjakuus 02 - Mediabeleid - Xtra 03 - Een ander Europees Landbouwbeleid - Platform AardeBoerConsument 04 - Criteria van Solidaire Economie - Projectgroep 'Voor de Verandering' 05 - Zelf geld scheppen - LETS 06 - Een mondiale politieke consumentenbeweging en nadruk op consuminderen: gaat dat wel samen? - Omslag / KIOS 07 - Vredeswerk - NEAG 08 - Hoger Onderwijs (vervallen) 09 - Publieke voorzieningen en liberalisering 10 12.45-14.00 - Lunchpauze 14.00-15.30 - Workshops 11 - De landbouw, een nieuwe drager van de gezondheidszorg! - Stichting Aarde 12 - De maatschappelijke onderneming - Vereniging Solidair 13 - Pensioenen, financiele markten en beleggen (onder voorbehoud) 14 - Flitskapitaal en Tobin Tax - ATTAC Vlaanderen 15 - Het offerblok van Balkenende II - Vrouwenalliantie 16 - Multinationals en gedragscodes - XminY, i.s.m. Ver.Milieudefensie en SKK 17 - Patenten op leven in de WTO - Werkgroep globalisering Delft/Den Haag 18 - Illegale arbeidsmigranten aan de onderkant van de arbeidsmarkt: hoe werken we aan positieverbetering? - Stichting Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt 19 - Rollenspel: Export van voedsel uit hongerlanden? - FairFood 20 - De globalisering van markten: een perspectief voor vrede? - EVV 15.45-17.00 - Plenaire afsluiting · Panel o.l.v. Annette Rauh over Hoe nu verder met de ontwikkeling van Alternatieven in Nederland? Met deelname van Weia Reinboud (Atalanta), Karin Zandbergen (ATTAC/Alert Groningen), Olivier Hoedeman (CEO) en Willem Hoogendijk (Stichting Aarde) en het aanwezige publiek. · Optreden dichter Harrie Zevenbergen die zijn impressies van de Dag verwoordt · Slotwoord Lou Keune of Kees Hudig
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 01
Een gegarandeerd bestaan Organisatie: Euromarsen/Searchweb m.m.v. Sjakuus
Introductie Thema: voor een gegarandeerd bestaan op 50% van het BNP de welvaart verdeeld de sociale zekerheid anders gefinancierd Sprekers: Inleider: Jan Müter (Euromarsen/Searchweb) Co-referent: André Bons (Sjakuus) Stafmedewerker, Armoededebat, sociale bewegingen en verzorgingsstaat Sjakuus is een landelijk samenwerkingsverband van organisaties van uitkeringsgerechtigden van binnen en buiten de vakbeweging (FNV/CNV) Vorm: Inleiding met co-referent en debat. Uit een terugblik op twee decennia van 'achteruit vechten', en geïnspireerd op een eis voor bestaanszekerheid in Europa op 50% van het BNP - per capita, bepleiten Piet van der Lende en Jan Müter van het Nederlands Comité Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, voor een offensieve lijn van strijd voor een rechtvaardige(r) verdeling van de welvaart - om te beginnen in Nederland en Europa. In Europees verband dreigt een wedloop tussen landen om de verlaging of afschaffing van het minimum loon en de verlaging van de kosten van de sociale zekerheid. De EU heeft concurrentiekracht via kenniseconomie tot prioriteit gemaakt; rechtsbescherming en sociale zekerheid zijn op hun best volgend terwijl een positieve samenhang allerminst vanzelfsprekend is. Ondertussen is in Nederland de afbraak van het stelsel van sociale zekerheid, sinds het roemruchte accoord van Wassenaar (1982), consekwent doorgezet; de stap naar een ministelsel van een paar honderd euro per maand is nog maar klein. De bezuinigingen, de verlaging van uitkeringen en telkens hogere toegangsdrempels worden telkens gemotiveerd uit de vermeende onbetaalbaarheid van het stelsel. Maar terwijl het levenspeil van uitkeringsgerechtigden structureel op achterstand is gezet, is de welvaart in Nederland - uitgedrukt in het BNP - over die periode alleen maar groter geworden. Die 'paradox' roept vragen op over de financieringsgrondslag van het nu bestaande sociale zekerheidsbestel: welke en wiens aandeel in de welvaart wordt nu (her) verdeeld? De discussie over de financiële grondslag van de sociale zekerheid opent een nieuw en nauwelijks ontgonnen (strijd)terrein.
Paginanummer
Ter voorbereiding In de Europese Unie dreigt een wedloop tussen landen om de verlaging of afschaffing van het minimum loon en de verlaging van de kosten van de sociale zekerheid. Er is nu een economische en een monetaire unie. In Lissabon is zelfs afgesproken dat de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld moet worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Er wordt veel gedaan op gebied van buitenlands beleid, het weren van vreemdelingen en afstemming van politionele taken en bevoegdheden. De hoogste prioriteit ligt bij de vrije marktwerking, concurrentieregels en het stabiliteitspact van Maastricht. De ambities op het terrein van sociale zekerheid voor de inwoners van de gemeenschap steken daarbij schril af. Formeel behoort dit beleidsterrein ook niet tot de bevoegdheid van de Europese Unie. Materieel dreigt die sociale zekerheid het kind van de rekening te worden. Ter bundeling van het verzet tegen de georganiseerde afbraak van de sociale zekerheid voert het Nederlands Comité Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, sinds 1997 - samen met haar zusterorganisaties in een toenemend aantal landen in Europa - campagne voor een 'sociaal Europa'. Het Comité maakt zich sterk voor een gegarandeerd bestaansminimum in de Europese Unie, in elk land, van 50% van het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking. Deze eis is de uitkomst van een uitvoerige vergelijking van de onderscheiden systemen van sociale zekerheid zoals die in de afzonderlijke landen in de Europese Unie zijn te vinden. In de meeste landen zijn wel oudedagvoorzieningen en/of pensioenvoorzieningen, (tijdelijke) regelingen bij werkloosheid en invaliditeit, maar de hoogte van de uitkeringen, de voorwaarden van toegang en criteria voor uitbetaling lopen zozeer uiteen dat een gedeeld actieperspectief niet anders dan als een algemeen geformuleerd principe geformuleerd moest worden. 50% van het BNP per capita is in Nederland nu ca. 1094 euro per maand (in Luxemburg: 1876 euro per maand; in Griekenland 651 euro per maand) Bij invoering zullen in àlle bij de Europese Unie aangesloten landen de minima er flink op vooruit gaan. De consequente opstelling ten aanzien van de verdeling van de welvaart brengt de Euromarsen niet alleen tot een hoger gegarandeerd bestaansminimum. Het stelt de verdeling van àlle welvaart in een land aan de orde. Wanneer de sociale zekerheid, de bestaanszekerheid voor eenieder die om wat voor reden ook van deelname aan de loonarbeid is buitengesloten, uitsluitend of voornamelijk wordt gefinancierd uit belastingen en premies op inkomsten uit loonarbeid, dan wordt daarmee volgens de Euromarsen de 'solidariteit' verkeerd gesteld. Bij die (her)verdeling van welvaart blijven belangrijke inkomens en 'welvaartscomponenten' buiten beschouwing. Afgezien van de hoogte van het sociaal minimum brengt deze benadering ons vroeg of laat ertoe om de financieringsgrondslag van het huidige bestel van de sociale zekerheid te onderzoeken; welke of wiens deel van de welvaart wordt nu (her) verdeeld? In haar opvatting inzake van de verdeling van de welvaart onderscheiden de Euromarsen zich van onder meer de Sociale Alliantie, met daarin organisaties als de FNV, Sjakuus en het EAPN, die, geheel in lijn met de in de Europese Commissie gedeelde opvattingen, het sociaal minimum of de armoedelijn leggen op 50 of 60% van het mediaan inkomen. Nog afgezien van de hoogte van dit minimum in euro's, dat
Paginanummer
in de praktijk belangrijk lager uitpakt dan het voorstel van de Euromarsen, worden in dit voorstel per definitie alleen de inkomens(verdeling) uit loonarbeid beschouwd. De kapitaalarbeid inkomensverdeling blijft geheel buiten beschouwing. De discussie over de financiële grondslag van de sociale zekerheid opent een nieuw en nauwelijks ontgonnen (strijd)terrein. Waar in de huidige praktijk velen hun handen meer dan vol hebben aan het meer of minder rituele gevecht rond de hoogte van uitkeringen en de uitvoering van regelingen, en allerhande detailwerk (de koppeling, Zalmsnippen, bijzondere bijstand, in- en uitsluitingsgronden tot uitvoeringsproblemen aan toe), daar dreigt de grondslagdiscussie nu geheel aan anderen - dikwijls onze tegenstanders - overgelaten te worden. Op dit terrein is overigens al veel meer gaande dan we misschien denken. Een belangrijk deel van de aandacht spitst zich momenteel toe op de financiering van de pensioenen en de AOW - en is vooral in de Europese Unie een heet hangijzer. Al sinds het midden van de jaren zeventig verschijnen kritische, economische beschouwingen over de premiedruk van de sociale zekerheid. Enerzijds sproot die kritiek voort uit het toenemend gebruik en de groeiende aanspraak op de voorzieningen bij de neergaande conjunctuur van die tijd. Anderzijds werd gesignaleerd dat de sociale lasten als onderdeel van de loonkosten per bedrijfssector tot wel 40 procent uiteenliepen (binnen de sectoren mogelijk nog meer dan tussen de sectoren). De meer arbeidsintensieve sectoren droegen en dragen naar verhouding voor een groot deel de kosten van de voorzieningen en volksverzekeringen. Zo stond er een bonus op een vermindering van de betaalde werkgelegenheid, alsmede op 'zwarte' dienstverbanden. Een tweede overweging was dat de verzekeringsgedachte - van oorsprong de premiebetaling per werknemer - met het verplichte, algemeen geldende en brede karakter van de voorzieningen was achterhaald. Datzelfde gold voor de complexe, administratieve procedures van 'opcenten' voor elke andere regeling en voorziening. Uit deze kritiek zijn voorstellen ontwikkeld om de sociale zekerheid niet langer uit 'opcenten' op het arbeidsloon te financieren, maar uit een heffing op de toegevoegde waarde die in bedrijven en instellingen wordt gerealiseerd als deel van de nationale welvaart. Inhakend op dit gedachtegoed en overwegend de conjunctuur versterkende effecten van de huidige financieringswijze, ontwikkelde Piet van Elswijk in de jaren negentig een alternatief plan voor de financiering van de sociale zekerheid. Hij zag dat de financieringsproblemen van het huidige bestel tot voorspelbare reacties leiden van verlaging van de uitkeringen en bezuinigingen op overheidsuitgaven. Terwijl, opvallend genoeg, de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Product, ook uitgedrukt per inwoner, daarvoor helemaal geen aanleiding gaf. Dat voerde tot de dwingende conclusie dat de verdeling van de welvaart niet deugt. Het hoeft nauwelijks betoog dat in een politiek klimaat waarin uiterst rechts en populistische partijen om de gunst van de kiezer strijden en sociaal-democratische partijen in de marge opereren, het niet vanzelf spreekt dat we die grondslagdiscussie geheel op eigen voorwaarden kunnen voeren. Dit verhinderd niet, dat, zolang we in de juistheid van onze Europese eis geloven, we zullen moeten onderzoeken of en hoe we in kringen van de SP en in delen van Groenlinks, de Partij van de Arbeid en een verdwaalde christen-democraat het vraagstuk aan de orde kunnen stellen. Dat kan rechtstreeks en dikwijls ook via 'intermediaire' groepen en organisaties uit het rijke verenigingsleven die de sociaal-democratie rijk is.
Paginanummer
Daarbij kunnen we ons oor te luisteren leggen bij academici die - om welke reden dan ook - pleiten voor een andere grondslag van de verzorgingsstaat en de sociale zekerheid. Zo op dat terrein zich interessante ontwikkelingen voordoen, dan is het zaak om die dynamiek voor onze zaak te laten werken. Piet van der Lende/Jan Müter
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 02
Globalisering en de Nederlandse media Organisatie: Xtra Introductie De Nederlandse media zijn waarschijnlijk de saaiste, meest uniforme in de wereld. Vergelijk het met media in de buurlanden en ontdek dat er nog zoiets bestaat als rechts en links. Oorzaken vindt men in de polder, de extreme eigendomsconcentratie en slappe oppositie. Wat valt er te verwachten van globalisering?
Ter voorbereiding Het meest opvallende aan de Nederlandse media is de verschrikkelijke uniformiteit. Als men alle landelijke kranten naast elkaar legt, dan valt op dat ze over vrijwel ieder onderwerp min of meer op dezelfde wijze berichten en dezelfde meningen vertolken. De enige uitzondering is de Telegraaf die iets populistischer en rechtser genoemd kan worden. Vergelijk dit eens met de kranten in België, Duitsland, Engeland of Frankrijk. In die landen heeft men nog steeds ‘linkse’ en ‘rechtse’ kranten. Er zijn verschillen van mening, en er is discussie tussen de kranten onderling. Zelfs de Telegraaf is vergeleken met haar populistische tegenhangers in andere landen eigenlijk best wel een beschaafde krant. Voor een deel kan het benauwde medialandschap in Nederland met een gerust hart toegeschreven worden aan de neiging om te polderen. Een soortgelijke beweging is de afgelopen vijftien jaar ook te zien geweest in het politieke landschap, waarbij de grote politieke partijen elkaar verdringen om een middenpositie. Een andere belangrijke factor is de eigendomsconcentratie. Slechts twee bedrijven runnen alle landelijke dagbladen. De huidige vorm van globalisering, met de nadruk op rechten voor investeerders, zal deze tendensen overigens alleen maar versterken. De derde factor, niet onbelangrijk, is de klaarblijkelijke wanhoop aan de meer extremere zijden van de opinievorming. Nederland heeft altijd een aanzienlijke oppositiepers gekend. De beschaafde oppositiepers richt zich echter in toenemende mate, onder druk van de markt, op hetzelfde midden als de rest van de media. De meer radicale variant is verschrompeld tot een kleine vaste kern, met weinig uitzicht op groei. Heel erg treurig allemaal, maar er is nog hoop. Door allerlei technische ontwikkelingen en door internet is het steeds eenvoudiger om alternatieve nieuwsbronnen te creëren. Bovendien neemt het wantrouwen jegens de traditionele media toe. Men hunkert naar een doorbreking van de doodsaaie nieuwshap zoals die nu dagelijks wordt voorgeschoteld.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 03
Een ander Europees landbouwbeleid Organisatie: Platform AardeBoerConsument
Introductie Vorm: 2 korte inleidingen en aansluitend debat Het huidige landbouwbeleid in de Europese Unie kan worden gesymboliseerd als een kaasschaafmethode. Het bewerkstelligt namelijk telkens weer een lagere prijs voor de producten van de landbouw. De landbouwer probeert dat op te vangen door verdere kostprijsverlaging en schaalvergroting. Dat houdt een keer op en dat blijkt: in een jaar tijd stoppen er in Nederland 4000 boeren (meitelling 2002 en 2003) oftewel ruim 11 per dag. Dat baart zorgen, want daarmee komt de voedselvoorziening verder van ons (als consument) af te staan. Enerzijds raken we steeds meer afhankelijk van multinationals en internationale handelaren en anderzijds wordt de vervoersafstand van het voedsel steeds groter. Het Platform Aarde Boer Consument pleit voor een ander landbouwbeleid. We zoeken samenwerking met consumenten, waarmee de zorg gedeeld wordt over voedselveiligheid, duurzaamheid, positie van de boeren, vitaal platteland en een milieu- en diervriendelijke landbouw. In een internationale en Europese oproep is dit jaar door een verscheidenheid boerenorganisaties in de wereld aangegeven welke aanpassingen nodig zijn. In de workshop willen we daar graag over van gedachten wisselen.
Ter voorbereiding Europese & Internationale Oproep: Laten we het Europese Landbouwbeleid veranderen! Wij, boeren in de vergrote Europese Unie, we dreigen te verdwijnen vanwege het huidige landbouwbeleid, Wij, burgers van Europa, we voelen ons als belastingbetaler en als consument slachtoffer van de schade opgelopen door het dumpen van producten en het intercontinentale handelsbeleid in meerdere opzichten zoals door de wijze van benaderen van de productkwaliteit, het milieu, het dierwelzijn, de werkgelegenheid en het platteland (sterk beïnvloed door de industriële landbouwproductie en dierhouderij). Het Europese Landbouwbeleid leidt tot vermindering van het aantal boerenbedrijven en concentratie van de landbouwproductie in bepaalde regio's. De gekozen manier van betaling in de EU leidt tot een oneerlijke verdeling van de gelden over de boerenbedrijven, de sectoren en de landen, zonder dat gekeken wordt naar de multifunctionaliteit van kleine en middelgrote boerenbedrijven.
Paginanummer
Wij, boeren in de Verenigde Staten van Amerika, we zijn slachtoffers van een vergelijkbaar landbouwbeleid, waarbij we verstrikt zijn geraakt in een zelfde concurrentiestrijd wat betreft het afzetten van landbouwproducten op de wereldmarkt voor een te lage prijs (dumpen) als de Europese Unie, Wij, boeren uit Afrika, Latijns Amerika en Azië, ons wordt te vaak het produceren van ons voedsel onmogelijk gemaakt vanwege de invoer tegen te lage prijzen uit Europa of Verenigde Staten van Amerika, en we zijn de eerste sociale groep die lijdt aan honger en armoede, Wij, boeren van deze wereld, we worden aangemoedigd om mee te doen aan de race richting overproductie om lage landbouwprijzen te verkrijgen. We worden al te vaak benadeeld door een prijsniveau dat op de internationale markt kunstmatig erg laag wordt gehouden. We zijn slachtoffer van het ontbreken van de internationale wil om de markt te reguleren, spreken uit dat het huidige Gemeenschappelijke Europese Landbouwbeleid · niet rechtmatig is zowel op Europees als op international niveau, en dat het de werkgelegenheid op het platteland tenietdoet · opnieuw gefundeerd moet worden op behoeften en benaderingen van boeren en burgers (en niet die van de grootschalige detailhandel en voedingsmiddelenbedrijven), spreken uit dat een ander Europees Landbouw Beleid mogelijk is, spreken uit dat boeren en burgers samen in staat zijn hun regeringen zo ver te brengen, dat het landbouwbeleid wordt veranderd, doen vandaag de aftrap van een Europese en internationale campagne om dit te bereiken, Laat de boeren boer blijven Laten we zuinig zijn op ons voedsel Laten we ons landschap behouden Laten we de aarde duurzaam beheren Waarom moet het Europese Landbouwbeleid zo nodig per omgaande gewijzigd worden? Het mislukken van de WTO-onderhandelingen in Cancun in september vorig jaar heeft duidelijk gemaakt, dat de Europese Unie op dood spoor is geraakt met zijn manier van hervorming van het landbouwbeleid. Het Europees Landbouwbeleid moet zijn internationale geloofwaardigheid en legitimiteit zien terug te vinden. Met de beëindiging van de 'vredesclausule' in WTO-verband, kan de EU een hele serie klachten tegemoet zien, die de EU er toe zullen dwingen het hervormde landbouwbeleid te herzien, want die was voornamelijk bedoeld om te worden ingebracht bij de WTO-onderhandelingen: Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zoals dat in juni 2003 vastgesteld, gevolgd door de hervormingsvoorstellen voor de Mediterrane sectoren in november 2003, doet - in tegenstelling tot wat de Europese Autoriteiten beweren - niets af aan het productiedenken dan wel de 'dumping-praktijken' van de Europese Unie. De EU en de VS hebben simpelweg hun ondersteuning voor export tegen lage prijs vervangen door
Paginanummer
ondersteuning door middel van de export door ontkoppelde directe betalingen (De zgn. WTO green box). Het resultaat (doel) is duidelijk: - De voedingsmiddelenindustrie en de supermarkten verkrijgen hun producten voor een lage prijs, - Zeer sterke afname van het aantal boeren in Europa, - Vaak werkomstandigheden van lage kwaliteit voor de werkers op het boerenbedrijf, - Overschotten worden voor lage prijzen naar derde landen geëxporteerd, waar ze de lokale agrarische economie ruïneren. Door enkele miljoenen kleine boeren in Centraal Europa in de steek te laten, brengt dit ruwe Europese Beleid niet veel economisch en sociaal perspectief. Zonder er voor uit te komen bereidt de EU een belangrijke verplaatsing voor van de landbouwpro-ductie op andere continenten uitgevoerd door Europese agribusinessbedrijven. Laten we de prioriteiten anders gaan leggen: Het volgende moet worden gedaan: - Het ontwikkelen van een beleid gericht op duurzame gezinsbedrijven in Europa, dat prioriteit geeft aan het leveren van producten aan de Europese interne markt, - Het werk van de boeren belonen door het betalen van prijzen, die zijn gekoppeld aan de productiekosten, - Het organiseren van productiebeheersing van landbouwproducten, - Het ontwikkelen van duurzame (met oog voor welzijn en milieu) productiemethoden, - Het herkrijgen van de Europese autonome benadering van dierlijke voedermiddelen en dan speciaal voor wat betreft de plantaardige eiwitten, - Het begunstigen van de regionale markten en de verwerking van producten ter plaatse, - Het leveren van kwalitatief hoogwaardige en veilige landbouwproducten, - Het ontwikkelen van leefbaar platteland gebaseerd op in meerderheid kleinschalige en middelgrote boerderijen: boeren willen liever " buren dan hectares" in het gehele gebied van de EU, inclusief de minder gunstige streken (bergen en dergelijke), - Het prioriteit geven aan jonge boeren om zich te vestigen, - Het vervangen van concurrentie door solidariteit als economische en sociaal principe van de EU met 25 lidstaten. - Het onderhandelen over nieuwe regelingen, die een internationale handel in landbouwproducten vrij van 'dumping' bewerkstelligen De ondergetekende boerenorganisaties roepen boerenorganisaties in het Noorden en in het Zuiden zowel als andere maatschappelijke organisaties op om samen campagne te voeren. Dit alles om onze regeringen en onze internationale authoriteiten te dwingen het Europese landbouwbeleid aan te passen en van start te gaan met een gemeenschappelijk ondersteunend landbouw- en handelsbeleid. * Voedselsoevereiniteit is het RECHT van een volk, een land of een verbond van staten om hun landbouw- en voedselbeleid te definiëren, zonder dat er sprake is van het 'dumpen' van producten in de richting van derde landen. (Via Campesina) Eerste ondertekenaars
Paginanummer
CPE* European Farmers Coordination: Belgique FUJA,VAC, MAP. Deutschland ABL, BDM Estado Español SLG, EHNE, UAGR, Plataforma Rural- France CONFédération Paysanne, MODEF Italia ARI, Foro Contadino- Luxemburg FLB Nederland- KLB Norge NBS Österreich-ÖBV Portugal -CNA Suisse- Uniterre, VKMB Sverige- Nordbruk United Kingdom -FFA Magyar-MAGOSZ Malta- ATB Europe-MIJARC COAG* Coordinadora de Organizaciones de Agricultores y Ganaderos (España) SOC* Sindicato de Obreros del Campo (Andalucia- España) NFFC* National Family Farmers Coalition (United States) FSPI* Federation of Peasant organisations of Indonesia MST* Movimiento Sem Terra (Brasil) VIA CAMPESINA Worldwide Farmers Union ROPPA Réseau des Organisations Paysannes et des Producteurs de l'Afrique de l'Ouest Platform ABC (Nederland): NMV-Dutch Dairyfarmers Union, NAJK-Dutch Agrarian Youngsters, NAV-Dutch Arable farmers Union, WLA-Workinggroup on Agriculture and poverty, Point of support for National Female Farmers Concerns, Foundation Hands off milkleasing, KLB- Critical Agriculture Council, Association on Organic Agriculture and Nutrition. * = member of Via Campesina
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 04
Criteria van solidaire economie Organisatie: Lou Keune - Projectgroep 'Vóór de Verandering' 1
Introductie Solidaire economie onderscheidt zich op essentiële kenmerken van de neoliberale economie. Laatstgenoemde economie wordt ten principale geleid door de drijfveer van winstmaximalisatie. Bij solidaire economie het evenwicht centraal tussen, enerzijds, de beschikbare mogelijkheden van mens en natuur en anderzijds de behoeften van diezelfde mens en natuur. Dit fundamentele verschil betekent niet dat solidaire economie pas ontstaat als de neoliberale economie op zijn einde loopt. Al domineert op dit moment de neoliberale economische ordening, er zijn nu al vele voorbeelden van maatschappelijke praktijken die als solidaire economie kunnen worden aangemerkt (zie o.a. de Reader die uitgebracht werd tbv de Dag van Alternatieven 2003). Ook zijn er vele voorbeelden van beleidsinitiatieven die er op gericht zijn om de solidaire economie verder uit te bouwen. En als het falen van de neoliberale ordening nog duidelijker wordt kunnen de bestaande solidair economische initiatieven en praktijken meer weerklank vinden. Tijdens de eerste vier maanden van 2004 heeft er een cyclus van vier workshops solidaire economie plaatsgevonden, zie hierover die Workshop Solidaire Economie pagina s. Daarbij is veel aandacht gegeven aan wat solidaire economische praktijken onderscheidt van andere vormen van economische gedrag en beleid. Deze discussie heeft het inzicht verdiept in de criteria die daarvoor gebruikt kunnen worden. Die criteria vormen dan ook het onderwerp van deze workshop waaraan wordt bijgedragen door enkele deelnemers aan de genoemde cyclus.
Ter voorbereiding Tijdens deze workshop willen wij een discussie voeren over wat nu wel of niet als solidaire economie kan worden aangemerkt. Het is niet de bedoeling om zoiets als een keurmerk te ontwikkelen. Wij willen slechts ons solidair-economische doen en denken verbeteren, en dan kan het verstandig zijn om wat meer stil te staan bij onze manier van beoordelen. Iedereen kan deelnemen aan deze workshop. Ook zullen enkele deelnemers aan de cyclus van vier workshops Solidaire Economie gehouden in januari-april 2004 aanwezig zijn. De agenda ziet er als volgt uit:
Paginanummer
a Korte introductie door Lou Keune b Discussievraag 1: Welke voorbeelden van solidair-economische beleidsvoorbeelden en praktijken moeten nog worden opgenomen in de lijst onder 2? c Discussievraag 2: Welke criteria moeten nog worden opgenomen in de lijst onder 3? d Discussievraag 3: Welke criteria zijn het belangrijkst voor de beoordeling van beleidsvoorbeelden en praktijken? e Conclusies 1 Solidaire economie Solidaire economie onderscheidt zich op essentiële kenmerken van de neoliberale economie. Laatstgenoemde economie wordt ten principale geleid door de drijfveer van winstmaximalisatie. Bij solidaire economie staat het evenwicht centraal tussen enerzijds de beschikbare mogelijkheden van mens en natuur, en anderzijds de behoeften van diezelfde mens en natuur. Dit fundamentele verschil betekent niet dat solidaire economie pas ontstaat als de neoliberale economie op zijn einde loopt. Al domineert op dit moment de neoliberale economische ordening, er zijn nu al vele voorbeelden van maatschappelijke praktijken die als solidaire economie kunnen worden aangemerkt. Ook zijn er vele voorbeelden van beleidsinitiatieven die er op gericht zijn om wat wij solidaire economie noemen verder uit te bouwen. En als het falen van de neoliberale ordening nog duidelijker wordt kunnen de bestaande solidair-economische initiatieven en praktijken meer weerklank vinden. De solidair-economische orde moet als een overgang naar een utopisch ideaal gezien worden. In feite kunnen er vier verschillende niveaus van solidaire economie worden onderscheiden, zie het schema op de volgende pagina. Dat zijn dan verschillende niveaus die iets zeggen over het termijn perspectief (van korte naar zeer lange termijn) maar ook over wat wel eens niveaus van abstractie worden genoemd. Zo is het eerste niveau, de utopie, iets dat zeer ver weg ligt en bovendien nogal abstract, terwijl het derde en vierde niveau heel concreet zijn, dus iets dat nu meteen gedaan wordt of zou kunnen worden. Niveaus van alternatieven Niveau 1: Utopie Het 'uiteindelijk ideaal', namelijk dat van de vrijheid in de breedste zin van het woord: vrijheid van armoede en onderdrukking, en vrijheid tot ontplooiing. Niveau 2: Solidair Economische Orde Een overgangsfase naar dat ideaal. Kern van die economie is dat zij ten principale uit gaat van, enerzijds de mogelijkheden van de mensen en de natuur, en anderzijds de behoeften van diezelfde mensen en natuur. Solidaire economie is primair gericht op het realiseren van de noodzakelijke zorg voor alle levende en toekomstige mensen, met respect voor de natuur en het milieu. Zij is gegrondvest op de overtuiging dat samenwerking, onderlinge ondersteuning en een verantwoorde omgang met de natuur uit oogpunt van duurzaamheid meer opleveren dan concurrentie en ongebreideld winstbejag. Niveau 3: Transformatiebeleid Beleid om vanuit de huidige neoliberale en kapitalistische orde te komen tot de solidaire economie. Niveau 4: Concrete dagelijkse transformatieve praktijken Dagelijks activiteiten waarbij nu al solidaire economie en/of het streven daarnaar gestalte krijgt.
Paginanummer
4.1 Primaire praktijken Praktijken met kenmerken van solidaire economie zonder dat daaraan een bewuste transformatieve motivering is verbonden. 4.2 Bewuste praktijken Praktijken met kenmerken van solidaire economie met een bewuste transformatieve motivering. 4.3 Politieke praktijken Praktijken bewust gericht op (tegen-) machtsvorming t.b.v de ontwikkeling van solidaire economie. 2 Solidair-economische praktijken Het verslag van de genoemde cyclus van vier workshops solidaire economie is te vinden op www.globalternatives.nl. Tijdens die cyclus is veel aandacht gegeven aan wat solidaire-economische praktijken en beleid onderscheidt van andere vormen van economische gedrag en beleid. Belangrijk vertrekpunt bij de discussie is dat de ontwikkeling van solidaire economie niet gezien moet worden als een abrupte overgang vanuit het ene bestel naar het andere. Waar het om gaat is dat die overgang een proces is, met soms abrupte overgangen op deelgebieden, een proces dat nu reeds gaande is. Er zijn als gezegd al vele voorbeelden van solidair-economische praktijken en beleid, denk bijvoorbeeld aan de sociale zekerheid of aan de weggeefwinkels. Het zijn natuurlijk gebrekkige praktijken, en dan nog op deelgebieden, maar het begin van de ontwikkeling van solidaire economie is (in Nederland) al in de vorige eeuw gemaakt. Wij hebben het dan met name over het derde en het vierde niveau van alternatieven. Een flink aantal daarvan zijn tijdens deze cyclus van workshops genoemd, en zijn opgenomen in de nu volgende lijsten, met verwijzingen naar het schema op de vorige pagina en steeds in alfabetische volgorde: Niveau 3: Beleidsalternatieven -Anders rekenen -Belastingbeleid: progressieve inkomens en vermogensbelasting; eco- en humankindheffingen -Bestaanszekerheid op wereldniveau -Biologische alternatieven -Biologische landbouw -Deprivatisering van kennis -Economische spelregels -Formalisering van de politiek -Gelijke rechten voor migranten -Handelsbeleid: eerlijke prijzen; verbod handel-vanwege-de-handel en reclame; uitbreiding -Hervorming van de verzorgingsstaat -Inkomensbeleid: basisinkomen; maximuminkomen; gratis openbaar vervoer, onderwijs en gezondheidszorg -Landhervorming -Maximale zelfvoorziening -Monetaire hervormingen: inkrimping geldcreatie; geldtax; nieuw geldstelsel; kwijtschelding schulden ontwikkelingslanden
Paginanummer
-Multilateralisatie, democratisering en transparant maken van wereldhandelsbeleid; managed trade -Open grenzen -Politieke hervormingen: uitbreiding politieke domein; controle-instellingen; jaarlijks economisch besluit; ontwikkeling van mondiale overheidsinstellingen -Productcontrole op MDM3 -Recht op luiheid -Regelgeving productie en handel op MDM -Regionalisering -Regulering van multinationals -Selectieve economische krimp en groei -Strikt financieel en monetair beleid -TOBIN heffing -Uitbreiding van de Europese Unie -Verbod op rente -Verplichte gedragscodes voor ondernemingen -Voedselbank -Wereldwijde bescherming arbeid- en milieunormen; verbod kinderarbeid Niveau 4.1: Primaire praktijken -80 uur per week creëren en genieten -Hergebruik -Landbezetting -Minder consumeren -Solidariteitsnetwerken -Zelfvoorziening Niveau 4.2: Bewuste praktijken -Biologische landbouw -Duurzaam produceren; verkleining ecologische voetafdruk -Eigen bank opzetten -Fair Trade -Financiële instellingen met solidaire grondslag -Gentech acties -Georganiseerde landbezetting -Illegale arbeidsbemiddeling -Laat duizend bloemen bloeien -LETS ruilkringen -Lokale geldsystemen -MVOndernemers in de kledinghandel -Regionalisering -Rentevrij bankieren -Samenwerken -Samen wonen en bezitten -Weggeefwinkels Niveau 4.3 Politieke praktijken 4 -basisgroepen -sociale bewegingen ( als vakbeweging, andersglobaliseringsbeweging, vredesbeweging, vrouwenbeweging, milieubeweging, coöperatieve beweging, beweging van ouderen, consumentenbeweging, andersgeldbeweging, en nog veel en veel meer) -politieke partijen -NGO s.
Paginanummer
3 Criteria / aandachtspunten Met deze lijsten is geenszins een compleet overzicht van mogelijke alternatieven gegeven. Veel van wat denkbaar is en/of in de praktijk gebeurt is niet genoemd. Dat neemt niet weg dat wat wel op tafel kwam al veel is. Daarbij is een en ander nog niet echt geordend op inhoudelijke gronden, en dat heeft o.a. als gevolg dat er nogal wat overlap is. En zeker is nog niet vermeld hoe al die genoemde alternatieven uit oogpunt van solidaire economie moet worden gewaardeerd. Enkele onderdelen zijn wat uitvoeriger besproken, nl. de LETS ruilkringen, en regionalisering annex samenwerkingseconomie. En juist bij de discussie over deze voorbeelden bleek hoezeer er nog gewerkt moet worden aan criteria voor beoordeling van alternatieven. Er zijn nogal wat mogelijke criteria op tafel gekomen. Afgaande op de voorbereidende papers van de deelnemers ontstaat de indruk dat over nogal wat aspecten van Solidaire Economie5 overeenstemming is. Dat geldt de strekking van met name de inleidende teksten van Thera van Osch6 en van Lou Keune7, alsook de meer algemene tekst uit Vóór de Verandering8. Maar ook is er over nogal wat onderwerpen verschil van mening. Dit laatste is reden te meer om voorzichtig te zijn met het hanteren van de uitdrukking criteria. Want het gaat op dit moment eigenlijk vooral om aandachtspunten die een rol kunnen spelen bij de beoordeling en verdere ontwikkeling van praktijken van solidaire economie. De complete lijst van mogelijke criteria ziet er als volgt uit: 1 Menswaarden en natuurwaarden (middelen èn behoeften) als centrale economische categorieën in plaats van private winst en geld 2 Primair gericht zijn op het realiseren van de noodzakelijke zorg voor alle levende en toekomstige mensen, met respect voor de natuur en het milieu, in plaats van ongebreideld winstbejag. 3 Duurzaamheid (ecologisch, sociaal) 4 Efficiëntie (waaronder mensefficiëntie en ecoefficiëntie) 5 Rechtvaardigheid, met voorrang voor de basisbehoeften van alle mensen (tegenwoordig en toekomstig) en de natuur. 6 Het centraal stellen van onderlinge ondersteuning in plaats van individuele verrijking. 7 Verantwoordelijkheid en wederkerigheid: in principe moet iedereen bijdragen aan het welzijn van de samenleving en de natuur. 8 Solidaire economie geeft iedereen de gelegenheid zichzelf te ontplooien d.m.v. studie en/ of culturele bezigheden, waarvoor men tijdelijk ontheven kan worden van het leveren van direct maatschappelijk nut. 9 Het centraal stellen van samenwerking in plaats van concurrentie. Op dit onderwerp wordt verder in dit verslag teruggekomen. 10 Verbondenheid en respect. 11 Het centraal stellen van bevrijding (materieel en immaterieel) in plaats van afhankelijkheid en beperking 12 Feminisering van de machowereld. 13 Sturing door mensen (en politiek) in plaats van door de (kapitalistische) markt. Ook hierop wordt verder in dit verslag teruggekomen. 14 Basisdemocratie (op basis van consent of van consensus?). 15 Sturingsmechanismen als belastingen, beloningen, kredieten, spelregels, gedragscodes, en zo meer. 16 Subsidiariteit en decentralisatie; regionalisering 17 Alles meerekenen: alle middelen, alle behoeften, alle inzet (dus ook bijvoorbeeld huishoudelijke arbeid en vrijwilligerswerk
Paginanummer
18 Beperkte werking van het geld; terug naar de oorspronkelijke functies van geld: ruilmiddel en (eventueel) rekeneenheid; geen rente, basisvoorzieningen gratis.9 19 Transparantie 20 Het gevoel van veiligheid, dus een emotie, is ook belangrijk. 21 Constante vernieuwing. 22 Onderscheid in niveaus van alternatieven: -Dagelijkse transformatieve praktijken -Transformatiebeleid -Economische orde -Utopie 23 Reikwijdte. Op dit punt worden twee onderscheiden vormen van reikwijdte voorgesteld.: -Individueel; dorp, stad, regio; sectoren (als zorg, landbouw, vervoer, e.d.); land; werelddeel; wereld. -Eerste cirkel: naaste familie en vrienden; tweede cirkel: jouw eigen sociale leven; derde cirkel: de hele samenleving 24 Exemplariteit: -Exemplarisch voor de totaliteit van kenmerken van het economisch bestel -Exemplarisch voor (andere) mensen 25 Fasen van ontwikkeling en implementatie van alternatieven: -Ontwikkeling van kritiek en verzet -Veroveren van ruimte voor alternatieven -Implementatie van alternatieven -Ontwikkeling van een nieuw economisch bestel Kortom, een waslijst. Die lijst is natuurlijk te verbeteren. Ze moet worden aangevuld, en ook verder geordend al was het alleen maar om overlappingen eruit te halen, bijvoorbeeld tussen criteria 3 en 4. Maar zeker zo belangrijk is om vast te stellen wat werkelijk belangrijk, is, wat minder belangrijk, en wat niet, en ook duidelijk te krijgen hoe een criterium gehanteerd moet worden. En daarover zijn tijdens deze cyclus van workshops nogal wat verschillen van mening gebleken, zie de volgende voorbeelden: Samenwerking in plaats van concurrentie. De meeste deelnemers leggen de nadruk op samenwerking in plaats van concurrentie als een van de kenmerken van solidaire economie. Niet iedereen kan zich hierin vinden of geeft aanvullingen/nuances. Zo wordt er een vraagteken geplaatst bij de opvatting dat concurrentie alleen maar slecht is: er gaat een stimulans vanuit, zij bespaart tijd en bevordert creativiteit. Wat via de markt kan, kun je beter via de markt laten verlopen. Wel zijn de voorstanders van deze opvatting van mening dat er randvoorwaarden moeten worden vastgesteld voor die concurrentie, bovendien mag het milieu niet aan de vrije concurrentie worden overgeleverd. De uitwassen van de concurrentie zouden dus moeten worden tegengegaan, bijvoorbeeld daar waar concurrentie leidt tot inefficiëntie, zoals in situaties waarin productie door transnationals in de landbouw ertoe leidt dat kleine boeren hun land en inkomen verliezen. Overeenstemming is er over de macht van het kapitaal, ondersteund door de media. Er bestaat een sterke ongelijke machtsverhouding en daardoor geen vrije concurrentie. Voor wat betreft de mogelijkheid van de politiek om in de concurrentie in te grijpen en te sturen, wordt er op gewezen dat de bewustwording van mensen inzake concurrentie een noodzakelijke voorwaarde is voor steun voor politiek ingrijpen. Sommigen hebben (nog) vertrouwen in de overheid, anderen minder en die
Paginanummer
hechten meer belang aan de zeggenschap van de consumenten zelf via basisbewegingen. Er komt ook twijfel aan onze democratie naar voren in de vraag of grote groepen zodanig kiezen dat het bewaken van de grenzen van het milieu en de rechten van toekomstige generaties een politiek issue worden. Samengevat blijkt uit de discussie dat concurrentie gezien wordt als een normaal onderdeel van het menszijn. Als we het in de discussie hebben over concurrentie dan gaat het om die tussen ondernemingen en bedrijven, die bedoeld is om collegabedrijven weg te concurreren. Deze vorm leidt tot inefficiëntie, maar ingrijpen van de staat leidt daar vaak evenzeer toe. We moeten geen dogmatisch standpunt innemen inzake concurrentie. We dienen de context in ogenschouw te nemen waarbinnen concurrentie zich voordoet, de omstandigheden waaronder, en de sturing. De markt. De markt wordt meestal gezien als een neutraal fenomeen (goed noch slecht), en ook onvermijdelijk in de solidaire economie. De discussie blijkt voornamelijk over twee thema s te gaan, namelijk de soort context en de soort markt. Wat het eerste betreft, gaat het over de vraag of het een markt betreft in een solidair economische context, of een markt in een context van afbraak van solidaire economie. En wat betreft de soort markt: vanuit solidair economisch oogpunt zou gepleit kunnen worden voor verschillende soorten markten: zoals een met daarop een belangrijke rol van de overheid; een pergolaconstructie; een markt waarop de deelnemers zich echt vrij bewegen. De conclusie is dat het goed is dogmatisch te zijn over de context voor de 6 ontwikkeling van de solidaire economie, maar niet over de soort markt, als zij maar in dienst staat van de solidaire economie. Sturing. Het gaat hierbij om de vraag: sturing door de mensen (en de politiek), of door de (kapitalistische) markt? In de reacties op die vraag blijkt de nadruk te vallen op democratische sturing van de markt, sturing dus door de mensen en de politiek als georganiseerde uitdrukking van de wil van de mensen. Die sturing kan verschillende vormen aannemen, waaronder facilitering, regelgeving, en opvoeding. Onder andere wordt gewezen op het onder democratische controle brengen van financiële instituties. Met betrekking tot opvoeding wordt opgemerkt dat de overheid hierin een taak heeft in díe zin dat een minimum gegarandeerd moet zijn. Bewustwording van de mensen wordt als een noodzakelijke voorwaarde gezien voor de invloed van de overheid. Over opvoeding wordt opgemerkt dat bij forse achterstand de opvoeding/schoolopleiding slechts 15% kan toevoegen. Er wordt hier en daar betwijfeld of er eigenlijk überhaupt wel sprake is van echte democratie, en niet veeleer van een schijndemocratie, of zelfs lobbycratie. Sommigen vinden dat er wel sprake is van democratie, en verwijzen daarbij naar verkiezingen. Tegelijkertijd beseffen ze ook dat verkiezingen tegen solidaire economie in kunnen gaan. Samenvattend blijkt dat ook bij sturing van belang is de context van waaruit je een en ander bekijkt. Gezien vanuit de solidaire economie zijn verschillende vormen van sturing mogelijk: facilitering, regelgeving, opvoeding. Maar over het feit dat gestuurd moet worden bestaat overeenstemming. Anders rekenen Volgens een van de deelnemers is dit zo n belangrijk punt dat we niet verder kunnen als we niet eerst anders gaan leren rekenen. Belangrijke vraag daarbij is natuurlijk hoe je de waarde in geld berekent van mens- en natuurwaarden. Welke criteria hanteer je daarbij?
Paginanummer
Als een van de mogelijke criteria wordt geopperd de zogenaamde relatieve utiliteitsdichtheidseenheid . Dit is een criterium waarbij verwezen wordt naar het maatschappelijk nut van een activiteit, en dat dit nut de waarde in geld ervan bepaalt. Daarnaast wordt toch ook weer de marktwerking naar voren gebracht als een niet te voorkomen mechanisme ter regeling en bepaling van de waarde van een en ander. Iemands voorstel meer waarde te hechten aan de vrijheid van mensen dan aan gelijkheid (van inkomen), vindt een tegenspraak in de repliek dat vrijheid niet los te zien is van inkomen. Wellicht dat de kwestie van het anders rekenen voor een deel een oplossing vindt als de basisbehoeften gedekt worden door een basisinkomen, al dan niet in natura. Samengevat blijken we in deze discussie slechts voor een deel een antwoord gevonden te hebben op het probleem van het anders rekenen. Allereerst is weer opnieuw het belang van de context naar voren gekomen. Zo konden mensen met veel geld in het Cuba van eind jaren zestig niet veel met dat geld doen vanwege het daar geldende bonnensysteem. Als het basisinkomen geregeld is zijn daarmee al veel problemen van anders rekenen opgelost. Op de tweede plaats blijken, in ons land bijvoorbeeld, ook vorderingen gemaakt te worden in de aandacht voor mens- en natuurwaarden, denk aan de Waddenzee, de gezondheidszorg, het recht van kinderen op onderwijs, de Schone Kleren Kampagne, etc. 4 Tot slot Belangstellenden die willen deelnemen aan deze workshop worden uitgenodigd om vóór 15 september 2004 opmerkingen en suggesties te mailen naar Lou Keune,
[email protected]. Grotendeels ontleend aan Solidaire Economie in Ontwikkeling - Verslag van vier workshops januari april 2004 (www.globalternatives.nl), met dank aan Jo Versteijnen en Margies Kaag 2 Solidaire Economie in Ontwikkeling - Verslag van vier workshops januari / april 2004 3 Mens-, dier- en milieuvriendelijk. 4 In de marge van deze workshops is de volgende mogelijke indeling genoemd. 5 Enkele deelnemers aan de cyclus geven de voorkeur aan de uitdrukking Zorgeconomie. 6 Zie De zorgeconomie Op zoek naar nieuwe paradigma s (2003). www.globalternatives.nl 7 Zie Noodzaak en kenmerken van Solidaire Economie (2003). www.globalternatives.nl 8 Zie hoofdstuk 3 9 Een deelnemer vindt overigens rente op zich niet negatief is, als het maar gebruikt wordt voor een solidaire maatschappij. 1
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 05
Zelf geld scheppen - LETS Organisatie: Sjaak Adriaanse (LETS Roosendaal) en Miranda van Kuik (LETS Utrecht) Hulp van: Stichting Ander Geld Vereniging LETSVerband
Introductie Complementaire geldsystemen zijn handelssystemen waarin de rol van ruil- en betalingsmiddel niet door gewoon geld wordt gespeeld. Complementair, dus niet ter vervanging van de bestaande geldeconomie, maar in aanvulling hierop. Het gaat doorgaans om lokaal economisch verkeer dat bij gebrek aan geld anders niet zou plaatsvinden, maar waar wel interesse voor is. De bekendste complementaire geldsystemen zijn de LETS-kringen (LETS: Local Exchange Trading System), die werken met een alleen lokaal bruikbare punteneenheid. Tijdens de workshop maakt u kennis met een minder bekende, maar in wezen stokoude vorm van complementair geld: de schuldbekentenis. U ervaart hoe het is om zelf geld te scheppen, in de vorm van een belofte om een dienst te vervullen of een product te leveren 'aan toonder'. Dit zelf geschapen geld heeft tijdens (en zelfs na) de workshop werkelijk waarde, want in een ter plaatse ingerichte winkel kunt u er diverse artikelen mee kopen. De winkel biedt uw beloften weer aan de andere deelnemers te koop aan: het geld speelt in deze vorm dus ook de rol van handelswaar.
Ter voorbereiding Het 'standaardgeld' is niet meer geschikt als betaalmiddel: het wordt in die functie onnodig schaars gehouden. Bijna alle economische en sociale problemen in de wereld zijn hiervan een gevolg. Aan alternatieve systemen wordt wereldwijd hard gewerkt. Deze vormen een prima gereedschapskist om lokaal economische en sociale problemen aan te pakken. In de workshop krijg je enige hands-on ervaring met het zelf scheppen van een betaalmiddel en de kwesties die hierbij een rol spelen. Wat is het probleem met standaardgeld? De twee belangrijkste functies van geld zijn: 1) betaalmiddel, 2) opslag van kapitaal. Deze twee zijn principieel met elkaar in strijd, want om als betaalmiddel te fungeren moet geld voortdurend van eigenaar veranderen, om als opslagmiddel dienst te doen verandert het juist niet meer van eigenaar: het wordt aan de circulatie onttrokken. Door de werking van ons geldsysteem is kapitaalopslag tevens een belangrijk middel tot verdere kapitaalvergaring geworden. Geld trekt geld aan. Het standaardgeld is
Paginanummer
door deze ontwikkeling in feite gekaapt door de functie van kapitaalvergaring, ten koste van de functie van betaalmiddel. Ook als kapitaal belegd wordt heeft het een eigenaar, naar wie het uiteindelijk zal terugkeren. Daarbij zal het door het rendement op de belegging nog meer betaalmiddel aan de circulatie onttrekken. Het standaardgeld krijgt dus te weinig de kans om zijn functie van betaalmiddel te vervullen. Deze discrepantie veroorzaakt een groot deel van alle economische en sociale problemen in de wereld. We gaan hier in kort bestek wat dieper op in. Geld is, in de functie van betaalmiddel, alleen maar een handig middel om een stap verder te komen dan directe ruilhandel. Het mag dus niet schaars zijn: er moet genoeg van zijn om alle vraag en aanbod in een redelijk tempo bij elkaar te brengen. Bij gebrek aan betaalmiddel - een 'drooggevallen' markt - komen vraag en aanbod minder bij elkaar dan in een ideale markt mogelijk zou zijn. Alsof de treinen niet meer kunnen rijden omdat de kaartjes op zijn. Ons geld wordt echter voortdurend weggezogen van plaatsen waar het als nuttig ruilen betaalmiddel dienst kan doen, naar plaatsen waar het al ligt opgepot. De eigenaars van het kapitaal bepalen wereldwijd op welke markten er genoeg betaalmiddel mag blijven, en op welke niet. Gevolgen onder andere: werkeloosheid, armoede en verschraling van zorg, onderhoud van publieke ruimte en natuur. Wat veroorzaakt de schaarste aan betaalmiddel? De primaire oorzaak van het tekort aan betaalmiddel is het monopolie op geldschepping, dat nota bene berust bij commerciële bedrijven: de banken. De secundaire oorzaak is het verschijnsel rente, dat zonder dat commercieel uitgebate monopolie zeker een veel minder belangrijke rol zou spelen. De effecten van rente op de geldstromen zijn nu werkelijk gigantisch. Alleen banken mogen geld scheppen, en het is in hun belang om het schaars te houden, want alleen dan kunnen ze geld vragen (rente) voor het gebruik van geld. Het duivelse is dat juist die te betalen rente het geld nóg schaarser maakt, want ander geld dan door de banken uitgeleend geld is er niet op de wereld. De door de een betaalde rente was ooit het door de ander geleende kapitaal. Een groot deel van het bestaande geld is al voorbestemd om door sterkere partijen als rente betaald te worden, waardoor zwakkere partijen hun leningen nooit zullen kunnen afbetalen. Door de rente is een enorme geldstroom van arm naar rijk ontstaan. Ook wie er best warmpjes bij zit draagt netto nog steeds aan deze stroom af, want in alle prijzen is de rente doorberekend die de winkelier, de distributeur, de fabrikant enz. enz. op hun leningen moeten betalen. Het aandeel rente in consumentenprijzen varieert, afhankelijk van product of dienst, van dertig tot vijftig procent! Zodoende levert in het Westen het verschijnsel rente alleen de rijkste tien procent van de bevolking netto iets op (onderzoek in Duitsland, 1982). Tien procent speelt ongeveer quitte, en de overige tachtig procent betaalt het gelag. Op wereldschaal zijn die verhoudingen nog veel schokkender. Op al het geld in de wereld staat dus, door de rente, continu een enorme zuigkracht in de richting van de allerrijksten. Zoals gezegd is een groot deel van het nu bestaande geld al voorbestemd om als rente betaald te gaan worden, en via die rentestroom bij de top van de top terecht te komen. Geen wonder dat veel markten droogvallen.
Paginanummer
Alternatieven De conclusie is dus dat het standaardgeld eigenlijk niet meer geschikt is als betaalmiddel. Want het is gekaapt door de daar mee in strijd zijnde functie van kapitaalopslag- en vergaringsmiddel en is daardoor voor de functie van betaalmiddel onnodig schaars. Wereldwijd wordt hard gewerkt aan alternatieve betaalmiddelen ofwel complementaire geldsystemen: handelssystemen waarin de rol van ruil- en betalingsmiddel niet door gewoon geld wordt gespeeld. Complementair, dat wil zeggen niet ter vervanging van de bestaande geldeconomie, maar in aanvulling hierop. Het gaat doorgaans om het realiseren van economisch verkeer dat bij gebrek aan geld anders niet zou plaatsvinden, maar waar wel interesse voor is. De bekendste complementaire geldsystemen zijn de LETS-kringen (LETS: Local Exchange Trading System), die werken met een alleen lokaal bruikbare punteneenheid. Complementair geld begint met het besef dat het monopolie op het scheppen van betaalmiddel onzin is. Waarom zou je niet met een aantal partijen in het economisch verkeer af kunnen spreken om onderling iets anders dan geld als betaalmiddel te accepteren? Het bedrijfsleven doet dat zelf ook, kijk bijvoorbeeld naar het groeiend aantal toepassingen van Airmiles. Met complementaire geldsystemen hebben gemeenschappen meteen een prima gereedschapskist in handen om lokaal economische en sociale problemen aan te pakken. Mensen, bedrijven en andere organisaties worden domweg minder afhankelijk van de aanwezigheid van standaardgeld. Laten we eens een paar gereedschappen uit deze kist bekijken. - Geen monopolie op geldschepping. In systemen van wederzijds krediet (zoals LETS) of met schuldbekentenissen kan in principe elke partij naar behoefte betaalmiddelen scheppen. - Alleen lokaal bruikbaar geld. Dit heeft een paar belangrijke voordelen. Ten eerste verlaat dat geld de gemeenschap niet, hetgeen rust en vertrouwen geeft. Ten tweede kan het lokale geld worden ontworpen met het oog op plaatselijke problemen, wensen en mogelijkheden. De afspraken rond het gebruik kunnen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting tegengaan, en milieuvriendelijk en sociaal gedrag bevorderen. - Geen of zelfs negatieve rente op tegoeden, geen rente op schulden. In sommige stelsels wordt negatieve rente op tegoeden ('demurrage') gerekend om de circulatie te bevorderen. Met de opbrengsten worden dan bijvoorbeeld de kosten van het systeem betaald, of er worden sociale projecten mee gefinancierd. Wat gebeurt er op dit front in de wereld? Er is op het moment veel activiteit. In juni 2004 hield de E. F. Schumacher Society in New York de conferentie 'Local Currencies in the 21st Century'. Een andere conferentie 'Complementary Currencies in Europe' werd in juli 2004 gehouden in Bad Honnef in Duitsland. - Op veel plaatsen wordt geëxperimenteerd met de bouwstenen van complementair geld: LETS, lokale punteneenheden, nul of negatieve rente. Hier en daar worden van deze bouwstenen grotere structuren gemaakt. Denk aan: - verbanden over de hele keten tussen producent en consument
Paginanummer
- integratie met goede doelen zoals werkgelegenheidsprojecten, zorg, milieu - systemen die via internet niet-lokale gemeenschappen ondersteunen Een overzicht van een aantal bekende initiatieven (LETS, Time Dollars, Ithaca Hours, Community Way) vind je op transaction.net/money/index.html Om de ontwikkelingen te volgen kun je je aansluiten bij de mailinglijst van IJCCR (International Journal of Community Currency Research). Ga hiervoor naar www.geog.le.ac.uk/ijccr. Een andere mailinglijst is die van Appropriate Economics, kijk bij appropriate-economics.org/mailman/listinfo/aes-forum_appropriateeconomics.org Internationale projecten van Strohalm: www.strohalm.org Andere links In Nederland: www.strohalm.nl www.letsland.nl www.noppes.nl (Amsterdamse LETS) www.aarde.org www.andergeld.nl Enorm veel informatie vind je op www.appropriate-economics.org/materials.html Goed en informatief, soms focus op Nieuw-Zeeland www.stable-money.com Met een goede links-pagina www.stable-money.com/links.htm Goed overzocht van theorie en praktische toepassingen transaction.net/money/index.html Helder artikel tegen rente www.stable-money.com/unsustainable_money.htm boek van Silvio Gesell online (Engels) www.systemfehler.de/en/neo Artikel over de recente conferentie van de E. F. Schumacher Society www.utne.com/web_special/web_specials_2004-06/articles/11286-1.html Veel oorspronkelijk materiaal over LETS www.gmlets.u-net.com Open Money project www.openmoney.org Access Foundation access.dreamteamtech.com/default.asp
Paginanummer
Boeken Sterk aanbevolen: Bernard Lietaer, 'Het geld van de toekomst', ISBN 90-225-2819-7 Verkrijgbaar bij Strohalm (www.strohalm.nl): Henk van Arkel en Camilo Ramada, 'Arm door geld', ISBN 90-703-3404-6 Henk van Arkel en Guus Peterse, 'Voor hetzelfde geld', ISBN 90-703-3473-9 De workshop Tijdens de workshop maak je kennis met een minder bekende, maar in wezen stokoude vorm van complementair geld: de schuldbekentenis. Je ervaart hoe het is om zelf geld te scheppen, in de vorm van een belofte om een dienst te vervullen of een product te leveren 'aan toonder'. Principe Elke partij met een gewild product en een beetje goede naam kan geld scheppen door bij eigen betalingen een schuldbekentenis te schrijven, die zij zelf belooft later als betaling te zullen accepteren. Een voorbeeld. De bakker schrijft bij betaling aan de slager een schuldbekentenis: 'Goed voor de producten van Bakker Bol, ter waarde van tien euro'. De slager kan het biljet óf weer in de bakkerszaak uitgeven, óf bij een andere winkelier. Die heeft immers ook brood nodig. Mocht deze laatste dat niet bij Bakker Bol willen kopen, dan kan hij het biljet wel in een andere winkel kwijt, of als wisselgeld aan een klant geven. Iedereen die het vertrouwen heeft dat hij het biljet wel weer kan slijten, zal het ook accepteren als ware het een echt briefje van tien euro. Bakker Bol moet zijn beloften natuurlijk wel kunnen nakomen, dus de geldschepping moet in overeenstemming zijn met de productie. Maar gebrek aan betaalmiddel hoeft er niet te zijn.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 06
Een mondiale politieke consumentenbeweging en nadruk op consuminderen: gaat dat wel samen? Organisatie: Dick Verheul (Omslag) en Joost Hardeman (KIOZ)
Introductie In deze workshop staan bewustwording en duurzame productie en consumptie centraal. Duurzaamheid wordt hierbij opgevat als aandacht voor mens, dier en milieu. Joost Hardeman pleit in zijn bijdrage voor de vorming van consumentenorganisaties die de economische consumentenmacht kunnen bundelen. Hij ziet hiervoor concrete mogelijkheden zowel in de rijke als de arme landen. De huidige NGO s zouden de gezamenlijke economische macht van hun leden (veelal de iets meer bewuste consumenten) tegenover multinationals moeten gebruiken om ze te dwingen duurzaam te gaan produceren. Dick Verheul benadrukt de bewustwording ten aanzien van de overconsumptie in de westerse wereld. Een overconsumptie die leidt tot verspilling van schaarse grondstoffen, vervuiling en uiteindelijk naar zelfvernietiging. In onze consumptiemaatschappij is kopen voor veel mensen een doel op zich geworden. Het kweken van kunstmatige behoeften door het produceren van veel te veel en anderzijds onzinnige producten staat een eerlijker wereld in de weg. Omslag legt daarom veel nadruk op bewustwording. Er bestaat een spanningsveld tussen het benadrukken van de individuele verantwoordelijkheid en het (politiek) organiseren van consumenten. Bij het organiseren van consumenten staan (politieke) doelen voor duurzaamheid voorop. Boycotacties als destijds tegen Shell (tegen het afzinken van de Brent Spar) of de wilde actie tegen Albert Heijn (beloning AH-topman Moberg) zijn succesvol geweest en geven aan wat de mogelijkheden van een breed gedragen consumentenbeweging zijn. Anderzijds komen in dit soort acties de problemen rond de overconsumptie niet aan de orde. Hoe verhoudt bewustwording en individuele verantwoordelijkheid zich met je juist organiseren in je rol als consument?
Paginanummer
Ter voorbereiding Bevrijde consumenten hebben genoeg van 'meer, meer, meer' (Eerder gepubliceerd in het Friesch Dagblad, 27 november 2003)
Dick Verheul - Omslag Genoeg is genoeg Jonge en oudere mensen in vele landen zullen aanstaande zaterdag de straat op gaan met de boodschap 'Genoeg is genoeg'. Wereldwijd is het Niet-Winkeldag ( Buy Nothing Day ), de internationale protestdag tegen de Westerse consumptiecultuur. In winkelstraten en op pleinen zullen 'bevrijde consumenten' een kleurrijk theater opvoeren. Zij keren zich tegen de consumptiecultuur in het Westen, die te kenschetsen valt met drie woorden: 'meer, meer, meer'. De rijkdom in het Westen kan alleen bestaan dankzij de armen, die het geld niet hebben om het milieu te vervuilen. Het was de Canadees Ted Dave die in 1992 de Buy Nothing Day uitriep. Hij stelde een daad, omdat hij er moe van werd steeds maar de druk te voelen van de verlokkende overvolle winkels, van de reclame om hem heen en van de mensen in zijn omgeving die pronkten met nieuwe spullen. Hij riep (aanvankelijk in zijn eentje) de Buy Nothing Day uit, de dag waarop Koning Klant in staking gaat. Zijn gevoel werd herkend door talrijke anderen, in New York, in Groot-Brittannie, in Nieuw-Zeeland en in Japan. Van Noorwegen tot Italie, van Spanje tot Polen is het daarom op 29 november aanstaande zaterdag - Buy Nothing Day , Kauf-Nixtag , Niet-Winkeldag of Koperfri Dag . De dag wordt gevierd met ludieke protesten die de draak steken met de koopwoede in de donkere dagen aan het einde van het jaar. Anderen brengen juist de vele alternatieven onder de aandacht: er zijn toch veel leukere activiteiten te doen dan alleen winkelen. De bonte en kleurrijke protesten hebben een serieuze ondertoon. De Westerse consumptiecultuur leidt immers tot grote problemen wereldwijd. Rommel In de eerste plaats zijn er de milieu-aspecten. Elk product dat wordt geproduceerd kost energie en grondstoffen, en resulteert uiteindelijk in afval. Wie ooit een vuilnisbelt bezocht (soms zijn er excursies), zal diep onder de indruk zijn geraakt van de rommel die mensen weggooien. Het gedrag van Westerlingen legt een zware druk op de 'milieugebruiksruimte'. Dat de aarde het nog kan verdragen, komt vooral doordat er relatief weinig rijke Westerlingen zijn. Die groep vormt zo'n 20 procent van de wereldbevolking (Europa, Noord-Amerika, Japan, Australie), en neemt 80 procent van de consumptie voor zijn rekening. De overgrote meerderheid, 80 procent van de mensen, moet het doen met het resterende deel. Natuurlijk gunt iedereen de armen van de wereld een beter leven. Maar als die een voorbeeld zouden nemen aan de rijken, zou de aarde de milieuverspilling niet meer kunnen verdragen. Rijkdom in het Westen kan alleen bestaan dankzij de armen, die het geld niet hebben om het milieu te vervuilen.
Paginanummer
Een andere vraag is waar consumptie voor dient. Het valt nauwelijks vol te houden dat mensen in de rijke landen nog meer spullen nodig hebben. En toch zijn de winkelcentra overvol. In deze tijd, rond de feestdagen, zijn talloze mensen naarstig op zoek naar een cadeautje voor iemand 'die alles al heeft'. Natuurlijk, het gaat niet om het cadeautje, het gaat om het gebaar. De aanschaf van consumptiegoederen heeft vaak meer te maken met gevoel dan met materiele behoefte. Een cadeautje geeft uitdrukking aan gevoelens van waardering en liefde, je wilt iemand een plezier doen. Zouden we geen andere manieren kunnen verzinnen om waardering, liefde en plezier vorm te geven, zonder dat dit gepaard hoeft te gaan met de aanschaf van een product? Tijdens de Niet-Winkeldag delen actievoerders soms cadeaubonnen uit voor immateriele producten: een boswandeling, een vogelfluitconcert, een goed gesprek, een potje schaken. Winstcijfers Materiele producten en de aanschaf daarvan staan die waardevolle immateriele dingen vaak juist in de weg. ,,Maar de economie dan?, is een veelgestelde vraag. Winstcijfers, werkgelegenheid, omzet, het zijn belangrijke onderwerpen in de politiek en in de media. 'De economie moet groeien', is een veelgehoorde slogan. Maar is dat zo? Als we 'economie' definieren als 'alles wat er moet gebeuren om in onze behoeften te voorzien', dan staat de economie dus ten dienste van mensen. Er van uit gaan dat het gunstig is dat mensen zoveel mogelijk materiele behoeften zouden moeten bevredigen 'omdat het goed is voor de economie', is de omgekeerde wereld. Laten we zelf bepalen wat we belangrijk vinden, en daarna bezien hoe we dat organiseren. En wat doen we met het uitgespaarde geld, als we minder kopen? Want dat geld zal immers vroeg of laat aan iets anders worden besteed. Consuminderen Maar in de eerste plaats is het de vraag of iemand die 'consumindert' werkelijk geld bespaart. Wie ervoor kiest om een defect apparaat te laten repareren in plaats van het nieuw te kopen, zal lang niet altijd voordeliger uit zijn. Het voordeel zit hem meer in de besparing van grondstoffen, energie en afval. Daarvan profiteert niet het individu, maar de wereld. En mocht er toch geld overblijven, dan is dat misschien aanleiding om wat korter te gaan werken. Of om het werk wat rustiger aan te doen. Minder consumptie vergt immers ook minder productie, en daardoor wellicht minder stress en overspannenheid bij degenen die in de productie werken. Misschien is de 24-uurs-economie niet meer nodig als meer mensen consuminderen. De koopzondagen kunnen worden afgeschaft en mensen hebben wat meer tijd om te besteden aan immateriele zaken. Al die voordelen komen aan bod tijdens de acties die zaterdag plaatsvinden in tientallen landen. De boodschap is daarbij niet 'dat er iets niet zou mogen', maar juist wat er allemaal mogelijk is en zou kunnen. Het is een uitnodiging aan iedereen om zich aan te sluiten bij de bevrijde consumenten, voor wie geluk niet zit in nieuwe spullen. 'Doe mee door niet mee te doen!' Dick Verheul is medewerker van Omslag, Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling, de organisatie die de Niet-Winkeldag in Nederland heeft geintroduceerd. Meer informatie op www.koopniets.nl
Paginanummer
Hernieuwde vrijheid door de 21e eeuwse consumentenbeweging Joost Hardeman Medio 2005 verschijnt er een boek van mijn hand "Hernieuwde vrijheid door de macht van de 21e eeuwse duurzame consumentenbeweging" waarin ik aangeef waarom de duurzame consumentenbeweging dè belangrijke tegenkracht van de globalisering in de 21e eeuw gaat worden. Globalisering Door de globalisering is de wereld één markt geworden die gedomineerd wordt door multinationals. Nationale staten, noch overkoepelende organisaties als de VN hebben grip op de ondernemingen. Democratische besluitvorming en verkiezingen gaan steeds minder om wat mensen als wezenlijke zaken beschouwen. Nog afgezien van het feit dat veel beleid van Den Haag naar Brussel is gegaan. Mondiale vraagstukken zoals, armoede, achterblijvende ontwikkeling, schending van mensenrechten, rechteloosheid, ongelijkheid, voor grote groepen mensen geen toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, houden veel mensen bezig. Tegelijk voelen mensen zich machteloos om daar wat aan te veranderen. Verkiezingen in Nederland gaan daar slechts heel indirect over. Het internationale bedrijfsleven gedraagt zich als een ongetemde woeste watermassa. Het overspoelt alles en iedereen op haar weg. Het wachten is op dijken, waterkeringen en stuwen die het bedrijfsleven kunnen temmen en in goede banen kunnen leiden. Net als bij de strijd tegen het water moeten daarvoor de handen ineen geslagen worden tot een tegenmacht die sterker is en het tij kan keren. Grote en economisch sterke tegenmachten zorgen doorgaans voor grote politieke veranderingen en een optimistische toekomstgerichte maatschappelijke dynamiek. Succesvolle tegenmacht-bewegingen als de Franse Revolutie en de Socialistiche arbeidersbeweging hebben in het verleden een nieuwe machtsbalans gecreeerd in de plaats van een onevenwichtige en uit het lood geraakte samenleving, die vervolgens de basis legden voor nieuwe voorspoed. De economische macht aan de aanbodkant is van oudsher de politieke machtsbasis van de elite. De vraagkant van de economie heeft tot op heden nog nooit echte macht kunnen ontwikkelen. Maar juist door de globalisering en door de enorme mogelijkheden van de informatisering is het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk om de vraagkant van de markt, de consumenten, internationaal te organiseren. Het economische en politieke leven draait bijna volledig om de aanbodkant van de economie. De belangen van al die groepen die aan aanbodkant werken worden in onze samenleving duidelijk een stuk beter behartigd dan de belangen van de vraagkantgroepen, ook door de nationale staten. De staten in het westen zijn bovendien aan het verarmen ten opzichte van het internationale bedrijfsleven. En met die verarming van de staten verarmen al die mensen en organisaties die van de staat afhankelijk zijn, meestal door de regeringen netjes verpakt in ideologisch papier. Marktwerking als begrip is tegenwoordig bijna synoniem geworden met aantasting van verworvenheden ten gevolge van privatisering. Een markt bestaat echter niet uit één partij, maar uit twee partijen: de aanbieder en de klant. Het wordt daarom de hoogste tijd dat de eenzijdige macht van het mondiale bedrijfsleven als aanbieder van producten wordt gekeerd door de vraagkant, de nationaal en internationaal georganiseerde consumenten.
Paginanummer
Staat versus het internationale bedrijfsleven De discussie over het gebrek aan ideeën van links heeft een rechtstreeks verband met de veranderde rol van de staat. Tot aan de zestiger/zeventiger jaren was de staat de instantie met politieke macht. Politieke wensen tot verandering moesten dan ook doorgaans via de staat verwezenlijkt worden. De linkse beweging was er vanaf midden 19e eeuw daarom op gericht om de veroverde machtsposities via de vakbonden om te zetten in politieke macht in de staat. Door de globalisering is de positie van het bedrijfsleven veel onafhankelijker geworden van de nationale staten. Het internationale bedrijfsleven is een grotere macht geworden dan welke nationale staat dan ook. Er is weliswaar een economische terugval, maar verwacht mag worden dat het bedrijfsleven nog sterker dan zij al is ten opzichte van de nationale staten uit de periode van recessie te voorschijn komt. [jh1] Nationale staten zijn minder in staat het eerdere welzijnsniveau te financieren, omdat een steeds groter deel van de wereldgeldvoorraad uitsluitend in en via private ondernemingen wordt besteed. (Deze problematiek staat overigens los van het feit dat sommige voorzieningen als Bijstand en WAO niet meer voldoen aan de linkse idealen van waaruit zij ontstonden. Een linkse evaluatie van deze regelingen en linkse meer eigentijdse aanpassingen voor de toekomst zijn broodnodig. Al is het alleen maar dat mensen steeds afhankelijker worden in plaats van zelfstandig) Tegelijkertijd heeft er een verandering plaats gevonden in de wijze waarop de kaderfuncties in het bedrijfsleven worden gewaardeerd. Gary Becker introduceerde in 1964 het begrip human capital, dat door Theodore Schultz in 1971 verder werd ontwikkeld. Voorheen investeerden ondernemers in gebouwen en machines, waarbij er arbeiders en hoger opgeleid kader in dienst werden genomen om de boel te laten draaien. Een en ander aangevuld met bedrijfscursussen en op de persoon gerichte scholingstrajecten. Tegenwoordig vergen veel kaderfuncties dermate grote investeringen en zijn de individuele mensen die deze functies bekleden zo belangrijk voor een bedrijf dat investment in human capital bedrijfsbeleid is geworden. Gold dat enkele jaren geleden nog voor enkele kaderfuncties. Tegenwoordig beschouwen bedrijven al het hogere kader als investment in human capital. De bijbehorende beloningen voor deze mensen lijken qua omvang meer op investeringen voor een verwacht rendement dan op loon. In economische termen investeert een bedrijf in plaats van in een machine in een kaderfunctionaris waarbij de prijs van de kaderfunctionaris wordt bepaald op basis van marktwaarde, winstgroei en bedrijfsomzet. Waar dat toe kan leiden zien we aan de beloning van de Mobergs van deze wereld. Door deze ontwikkeling ontstond er een grote groep mensen die de staat niet meer nodig heeft of denkt te hebben (met de huidige recessie zien we overigens dat velen hardhandig uit hun eigen Utopia ontwaken en weer volledig terugvallen op de staat voor hun bestaanszekerheid). Het bedrijfsleven eet van twee walletjes. Het laat de nationale staten voor veel kosten (gedeeltelijk) opdraaien: opleiding en scholing van mensen, de sociale zekerheid, de infrastructuur, een aantal bedrijfsrisico's. Allemaal kosten die voor rekening van het internationale bedrijfsleven zelf dienen te komen. Het is het een of het ander: of de bedrijven besteden deze kosten uit aan de staat en betalen daarvoor of zij dragen deze kosten geheel zelf. Psychologische effecten Al die mensen die de kaderfuncties in de bedrijven bekleden hebben ontdekt hoe cruciaal zij zijn voor de ondernemingen. We zien een psychologisch mechanisme ontstaan, dat mensen nodig hebben om voor zichzelf de enorme verschillen in beloning te kunnen verklaren. Om met hun geweten in het reine te komen heeft bij velen de mening postgevat dat zijzelf van cruciaal belang zijn voor het bedrijf en voor de samenleving. Direct in het verlengde daarvan hebben velen het idee gekregen dat
Paginanummer
zij eigenlijk van meer betekenis zijn voor de samenleving dan andere mensen. Een groot deel van deze mensen vindt zichzelf daarom eigenlijk wat beter dan andere mensen. Het lijkt op een begin van een nieuwe standenmaatschappij, ditmaal bestaande uit het kader van het bedrijfsleven en de daarmee verwante groepen tegenover de rest van de mensen. Dat is de reden dat het voor jezelf te verkopen is om andere mensen bezuinigingen opleggen terwijl je zelf excessieve beloningen claimt. Je behoort tot een andere groep, een andere stand. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van het feit dat mensen zich nu eenmaal graag spiegelen aan mensen die het gemaakt hebben. Veel mensen willen graag geloven dat zij bij die succesvolle groep horen. Een groep met macht en glamour. De journalistiek voorop. De geschiedenis herhaalt zich. Het internationale bedrijfsleven lijkt op een ruimteschip met een vaste baan. Er valt voor individuele beambten (wat een topmanager natuurlijk heel gewoon is) weinig aan te sturen. Alleen de weg vooruit via de gebaande paden is begaanbaar. Op die geringe speelruimte beroepen deze beambten zich overigens wel als het misgaat. (en soms is dat ook terecht, hoewel ik ervan overtuigd ben dat de macho overnamestrijd van de jaren negentig met veel vrouwen aan het roer, vanuit een meer vrouwelijke en minder machobenadering niet zo uit de hand was gelopen) Het topkader denkt de macht te hebben en de samenleving trapt erin. Terwijl we voor onze ogen zien hoe cruciaal de onderwijzer voor de klas is en zonder vrijwilligers de samenleving in elkaar zou klappen (zoals vrijwilligers op scholen, in het jeugdwerk, in de zorg voor zieken, ouderen, gehandicapten, psychiatrische patienten, verslaafden en daklozen, als kader in sportverenigingen, als hulp bij het natuurbeheer, als persoonlijke begeleiders van vluchtelingen, immigranten), onttrekt het grootste deel van deze nieuwe stand zich aan al deze maatschappelijke (zorg) taken die tot het collectieve domein behoren. Het argument daarbij is meer individuele verantwoordelijkheid en een afnemend draagvlak in de samenleving voor collectieve zorg. Dat is volgens hen vooral een privé-verantwoordelijkheid. Zij vergeten daarbij dat zijzelf en de ondernemingen waar zij werken zowel lasten als kosten op diezelfde samenleving afwentelen. Het toenemend asociaal gedrag van het topkader en haar superioriteitsdenken koopt dat eigen gedrag waar nodig verder af via grote donaties aan goede doelen, zodat het eigen geweten gesust wordt. Wat overblijft is toenemende ongelijkheid. Wat ook overblijft is de vraag die bijna nooit wordt gesteld: de afzonderlijke internationale ondernemingen geven alle aan dat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en de eigen ondernemingsactiviteiten een bijdrage leveren aan het welzijn van de mensen in de landen waar zij actief zijn. Hoe kan het dan dat als gevolg van de gezamenlijke activiteiten van de ondernemingen het welzijn in de wereld is afgenomen, de verschillen tussen arm en rijk zijn toegenomen en er nog steeds wantoestanden voorkomen in veel landen waar het internationale bedrijfsleven actief is? Een vraag aan de kaderfunctionarissen: Welke bijdrage levert uzelf in uw kaderfunctie aan het verminderen en het opheffen van deze wantoestanden en hoe komt het dat al die bijdragen van u en uw collega's niet tot betere resultaten leiden?
Het probleem van de linkse beweging
Paginanummer
Het probleem van de linkse beweging op dit moment is dat zij geen consequenties heeft verbonden aan de verzwakking van de positie van de nationale staten ten opzichte van het internationale bedrijfsleven. De gelijkheidsidealen van links, zoals die tot op heden in wetten zijn verankerd, zijn in de 20e eeuw tot stand gekomen via de macht van de socialistische partijen die zich verzekerd wisten van cruciale arbeidersmacht in de bedrijven. Ook nu zijn er idealen, de idealen van een vreedzame wereld, waarin de rijkdommen van de aarde gelijkelijk verdeeld zijn en mensen zich optimaal kunnen ontplooien met respect voor elkaars achtergrond. Een wereld waarin mensen vrij zijn en gelijke rechten hebben. Een wereld ook waarin de zorg voor ouderen en voor diegenen die zorg behoeven geen sluitpost is. Een wereld waarin de positie van vrouwen (op tal van terreinen) heel drastisch moet verbeteren. Kortom een wereld waarin de rechten en belangen van mens dier en milieu uitgangspunt zijn voor al het economisch handelen. Voldoende idealen zijn dat, lijkt me. Meer dan we in deze eeuw kunnen realiseren vrees ik. Moeten we bij Balkenende of Bush zijn voor deze agenda van de 21e eeuw? Niet bepaald! Waar moeten we dan wel zijn? Deze vraag is eenvoudig te beantwoorden: Daar waar de macht ligt. Dat is voor een aantal zaken misschien bij Balkende en Bush. Maar de werkelijke economische macht ligt bij de wereldmarkt van vraag en aanbod. Het gezamenlijke internationale bedrijfsleven en hun kapitaalverschaffers hebben zich in wereldwijde netwerken georganiseerd. Door de afwezigheid van een georganiseerde vraagkant is de machtsbalans in de wereld eenzijdig doorgelagen. Zoals overal waar een sterke oppositie afwezig is leidt te veel macht tot machtsmisbruik. Het is daarom in ieders belang dat er een tegenmacht komt die tot machtsevenwicht leidt. Er moet daarom een nieuwe beweging komen, een beweging die ernst gaat maken met een mens-, dier en milieuvriendelijke wereld. Een beweging die eisen gaat stellen aan het (internationale) bedrijfsleven. Het moet een beweging worden die groter is dan de huidige linkse beweging. Een beweging die de linkse beweging een nieuw elan geeft, nieuwe mogelijkheden en nieuwe perpectieven. Perspectieven en idealen waarin mensen kunnen en willen geloven. Dat is wat links nodig heeft en waaraan het nu ontbreekt. Een nieuwe consumentenbeweging Het is vreemd dat er nog nauwelijks mensen zijn, ook niet onder de Anders Globalisten, die zich bewust zijn van hun eigen economische machtspositie, hun machtspositie als consument. Maar net zoals er voor de wilde stakers uit de 19e eeuw vakbonden nodig waren, zijn er nu krachtige consumentenorganisaties nodig. Het moet dan wel gaan om consumentenorganisaties die de consumentenmacht willen gebruiken om eisen te stellen aan multinationale ondernemingen. Een organisatie als de Nederlandse Consumentenbond heeft dat doel niet. Die wil slechts consumentenvoorlichting geven. De consumentenvereniging Goede waar & Co (de voormalige Alternatieve Konsumenten Bond) heeft dat doel een beetje maar streeft niet naar bundeling van economische consumentenmacht. Wel zien we een groot aantal milieu-, ontwikkelings- en actieorganisaties in Nederland, met gezamenlijk ongeveer twee miljoen leden/donateurs en daarnaast nog nog vele sympathisanten. Schoorvoetend ontdekken sommige van die organisaties de consumentenmacht. Er zijn in Nederland twee grote voorbeelden van consumentenacties: de internationale boycotactie van Shell door Greenpeace in verband met het afzinken van de Brent Spar en onlangs de (wilde) boycot van Albert Heijn vanwege de exorbitante beloning van topman Moberg.
Paginanummer
Tot op heden bewandelen de meeste organisaties echter nog vooral de oude vertrouwde weg van het via de publiciteit beïnvloeden van de overheid. Hoe verder de overheid terugtreedt, hoe minder effectief deze strijdwijze wordt. Nog afgezien van het feit dat we nu een regering hebben die niet bereid is samen te werken met of zelfs maar te luisteren naar de maatschappelijke organisaties. De enorme macht die de NGO's kunnen mobiliseren, namelijk de economische macht van de leden en sympathisanten in hun rol als consument wordt niet benut. Niet alleen in Nederland maar nog nergens in de wereld. De oprichting van consumentenfederaties en hun mogelijkheden De organisaties die opkomen voor mens, dier, aarde, cultuur en milieu, afgekort tot PEACE (People, Anaimal, Earth, Culture, Environment) zowel in Nederland als in alle andere landen zullen alle het voortouw moeten nemen bij de oprichting van een eigen PEACE-consumentenorganisatie gelieerd aan de huidige eigen organisatie. Als overkoepeling worden nationale en internationale consumentenfederaties opgericht. De Peace-beweging is immers op dit moment verreweg de grootste en belangrijkste internationale vernieuwende beweging, die bovendien de potentie heeft om de mensheid nieuwe idealen en toekomstperspectieven te verschaffen. Namens de consumenten kan zo'n federatie als marktpartij eisen stellen aan de bedrijven. PEACEeisen dus, waardoor het voor bedrijven onmogelijk zal worden, op straffe van verlies van een fors marktaandeel, om zich te onttrekken aan de wensen van een grote meerderheid van de mensen op deze wereld. Elk van de huidige organisaties blijft de bestaande activiteiten gewoon uitvoeren als altijd. Daarnaast worden zij al dan niet in een nieuwe rechtspersoon als consumentenorganisatie ook actief in de markt om namens hun leden en donateurs (leden in hun rol dus als consument) hun belangen beter te kunnen behartigen. De overkoepelende consumentenfederaties richten voor elk groter bedrijf een consumentenraad op (ook bij de banken) die in de hele productie, handels- en transactieketen een einde aan huidige misstanden moeten maken en een begin aan de realisering van een bedrijfs-PEACE-beleid. Het doel is dat consumenten via consumentenorganisaties en -federaties aan banken en bedrijven PEACE-eisen gaan stellen in ruil voor het geld dat consumenten bij hen via hun klandizie besteden. (c)
Joost Hardeman
e-mail:
[email protected]
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 07
Vredeswerk Organisatie: Saskia Kouwenberg, NEAG
Introductie Een vredesleger. Kan dat? Kunnen vredesactivisten bijdragen aan deëscalatie van potentieel gewelddadige conflicten? Wat kunnen ze doen als geweld wordt gebruikt? Of vlak na de oorlog? Sinds de Koude Oorlog voorbij is worden militairen van de ene naar de andere "vredesmissie" gestuurd, maar zelden brengt dat meer vrede en rechtvaardigheid voor de lokale bevolking. In deze workshop geven we informatie over internationale initiatieven door vredesorganisaties op dit gebied en wat er zich zoal in Nederland afspeelt. We geven d.m.v. voorbeelden en interactieve werkvormen inzicht in wat erbij komt kijken om dit soort werk te kunnen doen. We kijken ook naar alternatieve/coöperatieve manieren om met conflicten om te gaan: in onze eigen organisaties, op straat, ver weg. Hoe kunnen we in plaats van een competitie houding in ruzies en geschillen werken aan een coöperatieve benadering? Workshop begeleider : Saskia Kouwenberg, mensenrechtenactiviste sinds begin jaren tachtig vorige eeuw, freelance journaliste, coördinator van 135 onafhankelijke waarnemers in Oost-Timor in 1999, associé van NEAG, Nederlands Expertisecentrum Alternatieven voor Geweld. NEAG is een netwerk van deskundigen en trainers die alternatieven vormgeven en promoten. Behalve civiel vredeswerk hoort daar o.a. ook bij omgaan met conflicten en agressie in wijken, interculturele dialoog, training van jongeren in en buiten het onderwijs en multicultureel vrouwen vredeswerk.
Paginanummer
Ter voorbereiding Burgervredeswerk - Hét Alternatief voor geweld in conflictgebieden NEAG Legers kunnen mensen niet bevrijden van wantrouwen en vooroordelen. Hoewel de aanwezigheid van militairen een tijdelijk gevoel van veiligheid kan geven en in het gunstigste geval tijdelijk het brute geweld kan doen ophouden, werkt het inzetten van militaire kracht vaak versterkend op de angst- en haatgevoelens van de burgers. Het vijandbeeld blijft bestaan. Slachtoffers: In de eerste wereldoorlog bestond 5% van de slachtoffers uit burgers. In de oorlogen van nu is dit percentage 80%, voornamelijk vrouwen en kinderen. Burgers van alle partijen hebben er dan ook het meeste belang bij om oorlog te voorkomen of, als hij al uitgebarsten is, te beëindigen. Ondanks sociale ontwrichting zien sommige burgers niet machteloos toe hoe mensen elkaar verwonden of doden en hun omgeving wordt verwoest. Burgers zijn cruciaal bij de verwerking van trauma´s en het voorkomen van nieuwe uitbarstingen van geweld. Burgers en NGO's kunnen meer bijdragen aan vreedzame oplossingen van conflicten dan soms wordt aangenomen. ERVARINGEN Lokale vredesgroepen en -organisaties over de hele wereld zoeken naar wegen om (burger)oorlogen te voorkomen en vrede op te bouwen. Er zijn overal, soms eeuwenoude, methodes voor bemiddeling tussen tegenstanders. Vredeseducatie en training in o.a. geweldloze conflictoplossing en de bescherming van mensenrechten versterken de motivatie en vaardigheden in vredesinitiatieven. Denk aan de 'vredeszones' in Midden Amerika, de Vredesraad in Sri Lanka en de Women in Black in Oost-Europa. Internationaal burgervredeswerk bevordert de scholing, training en inzet van burgers in conflictsituaties. Op verzoek van lokale groepen of organisaties worden buitenlandse vredesteams of delegaties gevormd. Ze werken nauw samen met de plaatselijke initiatieven. Zij treden op als waarnemers, vormen een brug naar de internationale gemeenschap en ondersteunen het werk van de plaatselijke bevolking. Het proces is vaak lang en moeilijk, maar biedt een reëel perspectief op een vreedzame toekomst. Burgervredeteams bestaan uit getrainde vredeswerkers, die worden uitgezonden naar gebieden waar een conflict dreigt uit te barsten - of waar dat al is gebeurd. Peace Brigades International, SIPAZ in Mexico, maar ook de Nederlandse United Civilians for Peace zijn hier voorbeelden van. "We moeten zoeken naar een alternatief voor geweld. Het oog om oog principe maakt iedereen blind." (Martin Luther King)
Paginanummer
Een concreet voorbeeld: Een van de internationale initiatieven die door het NEAG worden ondersteund is het Sri Lanka-project van de Nonviolent Peaceforce (NP). Dit project startte in 2003 als een pilot-project voor drie jaar, dat tot stand kwam op basis van een internationale conferentie in Delhi in december 2002, waaraan NP-afgevaardigden deelnamen vanuit 47 verschillende landen. Het project in Sri Lanka is gebaseerd op de principes van geweldloze actie: geweldloosheid, onpartijdigheid, handelen naar aanleiding van lokale initiatieven, wederzijds respect en toestemming en participatie van alle partijen. De doelen van het project zijn: reduceren van het bestaande en toekomstige geweld, het verhogen van de veiligheid van burgers gedurende het vredesproces, het verbeteren van de mogelijkheden voor civiele deelname aan het vredesproces, het vergroten van de kans op echte vrede door de participatie van burgers, het vergroten van het vertrouwen en de creativiteit van burgers door het verbeteren van hun veiligheid en waken voor de terugkeer van gewelddadig conflict. De Nonviolent Peaceforce werkt in Sri Lanka samen met enkele organisaties waaronder de nationale partner People's Action for Free and Fair Elections (PAFFREL), de Srilankese overheid, de LTTE (Tamil-organisatie) en andere nationale en regionale conflictoplossingorganisaties. Een aantal concrete acties die dit jaar zijn ondernomen: het ondersteunen van PAFFREL door observatie en rapportage bij verkiezingen, het opzetten van lokale vredesgroepen, het tot stand brengen van netwerken met de civiele organisaties gericht op de bescherming van burgers in conflictgebieden en het ontwikkelen van een 'snelle interventiemacht' op uitnodiging van Sarvodaya, Sri Lanka's grootste NGO. Bij de aankomst van de eerste stafmedewerkers in juni 2003 is men begonnen met het opzetten van het hoofdkantoor in Colombo en verdeling van de veldwerkers over de vier geselecteerde locaties in het land (Batticaloa, Jaffna, Matara en Trincomalee District). In totaal waren er tien veldwerkers die inmiddels versterkt zijn met vier anderen. Op dit moment bevinden zich vier teams in Sri Lanka. De gehele staf bestaat nu uit 20 mensen afkomstig uit verschillende landen en continenten. Ook de leeftijden en professionele achtergronden van de medewerkers verschillen stuk voor stuk. Zowel vóór als na de uitzending hebben ze allen een intensieve cursus over geweldloze actie gevolgd evenals uitgebreide taalcursussen. De voertaal is Engels. In 2005 moet zal het gehele team uit 30 mensen bestaan. BUNDELING Het NEAG programma Burgervredeswerk is geboren uit de fusie tussen de Stichting BurgerVredesTeams Nederland en NEAG, Nederlands Expertisecentrum Alternatieven voor Geweld. NEAG is in 2001 opgericht als een professioneel, ideëel netwerk van personen en organisaties die iets kunnen en willen bijdragen aan het Decennium voor een Cultuur van Vrede en Geweldloosheid. NEAG heeft programma's voor conflicthantering ontwikkeld in binnen- en buitenland. NEAG is met het programma Burgervredeswerk actief lid van het European Network for Civil Peace Services (www.en-cps.org) en het wereldwijde netwerk Nonviolent Peaceforce (www.nonviolentpeaceforce.com). Momenteel werkt NEAG samen met deze organisaties aan de uitzending van vredeswerkers naar Sri Lanka en Cyprus.
Paginanummer
TOEKOMST Doelstelling van het NEAG-programma Burgervredeswerk is te helpen bij het voorkomen van gewelddadige conflictuitbarstingen en bij te dragen aan het geweldloos oplossen van conflicten. Dit doet NEAG door het op maat aanbieden van training en opleiding van professionele vredeswerkers, door expertiseontwikkeling inzake burgervredeswerk in samenwerking met andere organisaties, en door de inzet van goed opgeleide vredeswerkers door de Nederlandse regering, de Europese Commissie en NGO's te stimuleren. Meer informatie over het Burgervredeswerk-programma is verkrijgbaar bij: NEAG-secretariaat Vossiusstraat 20 1071 AD Amsterdam Tel: 020-6705295 of 06-55566205 e-mail:
[email protected] of op de website: www.neag.nl/burgervredeswerk Donaties: Postbank 73.27.705 t.a.v. NEAG-Burgervredeswerk
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 08
Hoger onderwijs Organisatie:
vervallen
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 09
Publieke voorzieningen, privatisering en liberalisering Organisatie: Coördinator: Maurice Claessen m.m.v. Marcel Grobben (werkzaam bij de NS), Bart Brugmans (WISE)
Introductie Publieke voorzieningen en de vraagstukken rond privatisering en liberalisering vormen een onderwerp dat vandaag de dag van fundamenteel belang is voor de wijze waarop wij onze maatschappij indelen. Op alle denkbare niveaus; binnen het gezin, het land, de Europese Unie en alle maatschappijen die een plekje op deze aarde hebben. De begrippen zelf zijn niet eenduidig net als de gevolgen die privatisering en liberalisering met zich meebrengen. Daarbij is er een grote variëteit aan publieke voorzieningen. Zo kan je er gezondheids- en welzijnszorg onder verstaan en de collectieve oudedagsvoorziening. Maar ook de levering van elektriciteit, scholing, drinkwater- en rioleringsvoorzieningen en openbaar vervoer. Uit de ervaringen die we wereldwijd hebben met de neoliberale hervormingen kan worden afgeleid dat de aannamen die aan de hervormingen ten grondslag liggen vaak niet overeenkomen met de werkelijkheid. Duidelijk is wel dat de neoliberalisering in het geheel maar zelfs die van de publieke voorzieningen in het bijzonder een tamelijk complex en veelzijdig gebeuren is. Daarom wordt in de workshop een afgebakend gebied behandeld. De Nederlandse omstandigheden zijn hier het primaire onderwerp, waarbij natuurlijk Europees beleid net zo belangrijk of belangrijker is. Vanwege de veelomvattendheid van het onderwerp zal getracht worden vanuit enkele concrete voorbeelden het proces van privatisering en liberalisering van publieke voorzieningen en haar effecten te beschrijven. Er zal stilgestaan worden bij de redenen die beleidsmakers hebben aangegeven van die privatisering. Hoe het proces in zijn werk is gegaan. Wat de netto resultaten zijn, zowel de positieve als de negatieve, zowel de bedoelde als onbedoelde effecten. Daarnaast is het de bedoeling om een alternatief te ontwikkelen. Deze alternatieven kunnen natuurlijk verschillen in de mate waarin ze zijn uitgewerkt. Om in het kader van de Dag van de Alternatieven te passen dienen ze in de richting te gaan van de solidaire economie. Om bruikbaar te zijn voor ons streven naar een redelijkere, eerlijkere wereld en maatschappelijke verhoudingen dienen ze ook redelijk concretiseerbaar te zijn. Daarbij is de inbreng van iedereen, die positief geïnteresseerd is, naast die van enkele 'experts', die enkele onderwerpen zullen behandelen, van harte welkom!
Paginanummer
Ter voorbereiding Publieke voorzieningen en kwesties rond privatisering en liberalisering vormen een onderwerp dat vandaag de dag van fundamenteel belang is voor de wijze waarop wij onze maatschappij indelen. Op alle denkbare niveaus; binnen het gezin, het land, de Europese Unie en alle maatschappijen die een plekje op deze aarde hebben. De begrippen zijn niet eenduidig en veel mensen lijken dit soort onderwerpen over te laten aan diegenen die er verstand van zeggen te hebben. Dat is jammer want het blijkt nu helemaal niet makkelijk te zeggen wie er verstand van heeft, terwijl deze onderwerpen juist wel iedereen aangaat. Onder publieke voorzieningen kun je gezondheids- en welzijnszorg verstaan en de collectieve oudedagsvoorziening. Maar ook de levering van elektriciteit, scholing, drinkwater- en rioleringsvoorzieningen en openbaar vervoer. Neoliberalisme en privatisering Ideeën als privatisering komen voort uit het idee dat de principes van vraag en aanbod onder vrije concurrentie tot het beste resultaat leiden wat betreft het voorzien in behoeftes van mensen. De neoliberale ideologie stelt daarbij dat dit principe voor alle vormen van behoeftes geldt, dus ook publieke diensten. Privatisering houdt dan in "...het overdragen van door (semi-) overheidsinstanties of publieke ondernemingen verzorgde taken aan particuliere bedrijven die opereren met winstoogmerk"1. Liberalisering betekent het doen afnemen van wettelijke beperkingen op de activiteiten van particuliere ondernemingen. Als de voornaamste redenen voor het privatiseren en liberaliseren van publieke voorzieningen worden vaak genoemd de kosten, efficiency en kwaliteit. Gedurende de jaren zeventig maakten veel overheden grote schulden doordat de inkomsten de overheidsuitgaven niet konden dekken. Er werd daarom veel bezuinigd op de publieke sector en haar voorzieningen. Dat leek dit niet voldoende te zijn, en met de opkomst van neoliberale ideologie en ook vanwege de partijpolitieke consequenties van de bezuinigingen werd aan een andere strategie gewerkt. Het privatiseren van publieke voorzieningen zou een oplossing zijn omdat de kosten van deze voorzieningen dan niet meer op het bordje van de overheid zouden komen te liggen. Private ondernemingen zagen tegelijk hun voordeel omdat er winst gemaakt kon worden op essentiële voorzieningen die voorheen buiten hun bereik lagen. In de situatie waarin ondernemers met elkaar concurreren om een bepaald product te verkopen worden deze ondernemers gedwongen om op "efficiënte wijze" de kosten van productie te koppelen aan de prijs van het product. Door concurrentie kan een ondernemer niet elke prijs vragen die het wil, dus moeten de kosten van productie zo laag mogelijk worden gehouden wil de ondernemer het meeste kunnen verkopen of de grootste winst maken. Dit is "efficiënt" produceren en het neoliberale denken stelde dat dit proces kon plaatsvinden ongeacht welk goed geproduceerd moest worden terwijl de overheid deze prikkels niet zou kennen2. Hetzelfde principe geldt dan ook voor de kwaliteit. Door concurrentie moet een commerciële aanbieder keer op keer opzoek naar een product van een betere kwaliteit. Zoniet dan gaat de koper naar een andere aanbieder. Ook deze prikkel zou bij een overheid ontbreken. De aanname dat de positieve punten van concurrentie sterker naar voren komen naarmate de concurrentie tussen de ondernemers zo vrij mogelijk verloopt staat aan de basis van het begrip liberalisering. Door wetgeving van de overheid tast je de vrije concurrentie aan welk een beperking van de positieve resultaten van die vrije concurrentie. Naast de overheidsfinanciën zouden de burgers zelf dus ook gebaat zijn bij privatisering van de publieke voorzieningen. Zij kunnen de beste voorzieningen kopen
Paginanummer
tegen de beste prijs en de manier waarop het realiseren van die voorzieningen tot stand komt gebeurt "op de meest efficiënte wijze". Diverse neoliberale arena's voor publieke voorzieningen Het neoliberale proces dat specifiek van belang is voor de publieke voorzieningen is op de diensten gericht. De meeste publieke voorzieningen zijn namelijk diensten. Hoewel het belangrijk is om de privatisering en liberalisering van publieke voorzieningen binnen het grotere neoliberale plaatje te zien beperkt dit stuk zich toch tot die voorzieningen. Op het mondiale niveau zijn de GATS (Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten) onderhandelingen van belang die binnen het hele WTO gebeuren plaatsvinden (WTO is de Wereldhandels Organisatie). Het komt er, in het kort, op neer dat met de GATS een mondiale vrijhandel van diensten wordt gecreëerd. Publieke voorzieningen worden dan dus verhandelbare producten. Binnen de EU is de nieuwe Services Directive (Richtlijn Diensten) van belang. Ze is de Europese versie van de GATS. Het kan ook gezien worden als de dienstenafdeling van de Lissabon Agenda, een stappenplan van akkoorden die de EU in 2010 de sterkste economie ter wereld moet maken. De gevolgen in de praktijk Uit de ervaringen die we wereldwijd hebben met de neoliberale hervormingen kan worden afgeleid dat de aannamen die aan de hervormingen ten grondslag liggen niet overeenkomen met de werkelijkheid. De initiële kritiek van voornamelijk maatschappijkritische groepen als anarchisten zijn al jaren geleden overgenomen door vele meer 'behouden' NGO's, vakbonden en politieke partijen. Zelfs velen die concreet mee hebben gewerkt aan neoliberalisering van de wereld stellen nu juist vraagtekens bij deze compromisloze 'aanpak' van maatschappelijke problemen3. Wat de publieke voorzieningen aangaat kan gesteld worden dat de invloed van burgers, zij het getrapt via de huidige partijpolitieke democratieën, op de publieke voorzieningen is afgenomen of gaat afnemen. De dominante rol die de overheid, via regelgeving, financiering en uitvoering, heeft gehad op basisvoorzieningen voor burgers is afgenomen. Daarmee is de uiteindelijke invloed van de samenleving op deze publieke voorzieningen, de democratische controle op de waarborg van algemene toegang tot de voorzieningen, grotendeels is weggevallen. De gevestigde politiek en opiniemakers stellen hier vaak tegenover dat uiteindelijk het neoliberale beleid wordt doorgevoerd door democratisch legitieme instituties. De mate van toegang van burgers tot deze instituties vergeleken met die van het grote bedrijfsleven (we noemen de Wereldbank, de WTO, het IMF en de G8, maar ook de Raad van Ministers en de Europese Commissie ten opzichte van het Europese Parlement en de invloed van lobbygroepen), doet echter vermoeden dat deze aanname ook niet met de werkelijkheid strookt. Daarbij komt dat het lijkt of de veranderingen in de publieke voorzieningen die zijn of worden ingevoerd vooral zijn gericht op economische aspecten van die publieke voorzieningen. De private belangen zijn belangrijker geworden dan publieke belangen, publieke voorzieningen dreigen een commercieel product te worden waarbij toegang afhankelijk wordt van iemands inkomen4 terwijl juist de maatschappelijke aspecten voornamelijk de reden leken om ze in het leven te roepen. Een ander probleem is dat niet alle diensten of sectoren van de bevolking winstgevend zijn5. Zo is er het risico dat slechts voor commercieel interessante groepen diensten worden verleend door private ondernemingen. In het beste geval komen de niet interessante groepen mensen of diensten weer voor de rekening van de overheid. Nu echter niet met de mogelijkheid om deze kosten te compenseren met de wat meer
Paginanummer
profijtelijke groepen. Een oplossing voor het kostenplaatje van de overheid kan je privatisering dan zeker niet noemen. Door toenemende liberalisering zijn de private verleners van diensten, en dus ook publieke voorzieningen, minder te houden aan maatschappelijke eisen van toegankelijkheid en kwaliteit. Hiertegen wordt ingebracht dat nationale wetgeving garant zal staan voor deze zaken. Maar dat lijkt vaak te moeten worden genomen met een pallet zout, juist vanwege de liberalisering en de ondergeschiktheid van de Nederlandse wetgeving aan Europese en internationale afspraken (GATS en de Services Directive)6. Het doel van de workshop Duidelijk is wel dat de neoliberalisering in het geheel maar zeker die van de publieke voorzieningen in het bijzonder een tamelijk complex en veelzijdig gebeuren is. De 'praktijk' zoals die hierboven is beschreven komt weliswaar voor heel veel publieke voorzieningen overeen, maar het beschreven beeld is zeker niet volledig. Dit is ook moeilijk te verwezenlijken. Daarom wordt in de workshop een afgebakend gebied behandeld. De Nederlandse omstandigheden zijn hier het primaire onderwerp, waarbij natuurlijk Europees beleid net zo belangrijk of belangrijker is. Vanwege de veelomvattendheid van het onderwerp zal getracht worden vanuit enkele concrete voorbeelden het proces van privatisering en liberalisering van publieke voorzieningen en haar effecten te beschrijven. Er zal stilgestaan worden bij de redenen die beleidsmakers hebben aangegeven van die privatisering. Hoe het proces in zijn werk is gegaan. Wat de netto resultaten zijn, zowel de positieve als de negatieve, zowel de bedoelde als onbedoelde effecten. Daarnaast is het de bedoeling om een alternatief te ontwikkelen. Deze alternatieven kunnen natuurlijk verschillen in de mate waarin ze zijn uitgewerkt. Om in het kader van de Dag van de Alternatieven te passen dienen ze in de richting te gaan van de solidaire economie. Om bruikbaar te zijn voor ons streven naar een redelijkere, eerlijkere wereld en maatschappelijke verhoudingen dienen ze ook redelijk concretiseerbaar te zijn. Daarbij is de inbreng van iedereen, die positief geïnteresseerd is, naast die van enkele 'experts', die enkele onderwerpen zullen behandelen, van harte welkom! Literatuur
Dewkalie, S., "De heilloze privatisering van publieke rechten en goederen en diensten", Novib Network No. 3 Hertz, N., De stille overname. De globalisering en het einde van de democratie, 2002, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen [oorspronkelijke titel: The Silent Takeover-Global Capitalism and the Death of Democracy] Keune, L., "Privatisering: een meer fundamentele discussie gewenst", Tijdschrift voor Arbeid en Participati, januari 2004 Knottnerus, R., "De EU, GATS en de liberalisering en privatisering van diensten", WTO ZIP # 46 Pannekeet, E., "De derde weg naar optimale gezondheidszorg", WTO ZIP #46 Stiglitz, J., Perverse Globalisering, 2002, Het Spectrum B.V., Utrecht [oorspronkelijke titel: Globalization and its Discontents, 2002, W.W. Norton & Company, New York Went, R., "Van 'exit' naar 'voice' Een alternatief voor privatisering", Tijdschrift voor Arbeid en Participatie, januari 2004
Paginanummer
Noten
1 Keune, L., "Privatisering: een meer fundamentele discussie gewenst", Tijdschrift voor Arbeid en Participatie... 2 Stiglitz, J., 2002, pp. 71-73. 3 Onder andere N. Hertz, J. Stiglitz. Een fenomeen dat onder andere ook Robert Went waarneemt. 4 Knottnerus, R., "De EU, GATS en de liberalisering en privatisering van diensten", WTO ZIP # 46 5 Stiglitz, J., 2002, p. 71. 6 Roeline Knottnerus geeft hier een leuk voorbeeld van.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 11
De landbouw, een nieuwe drager van de gezondheidszorg! Organisatie: Anton Nigten en Louis de Jel, Stichting Aarde
Introductie Inhoud van de workshop: 1. Kennismaking: In de workshop zal eerst aan de deelnemers de vraag voorgelegd worden wat ze vinden van de kwaliteit van de voeding die ze dagelijks kopen en eten. Vervolgens zal gevraagd worden of men gangbaar of biologische voedsel koopt of een mix van beiden. 2. Dan volgt een inleiding over de vraag wat gezonde landbouw is. en in het verlengde daarvan: wat is gezonde voeding? 3. Om welke redenen is het niet mogelijk om op grotere schaal over te gaan op de consumptie van gezond voedsel? · ontbrekende koopkracht; · gebrek aan kennis over gezond voedsel; · vervreemding van voedsel en voedselproductie; · de onbalans op de markt: bijvoorbeeld hoge huizenprijzen lage voedselprijzen; · de ongelijke strijd met de Aldi en de Lidl; · de macht van de supermarktketens; 4. Wat is er nodig om tot een doorbraak te komen? · nieuwe coalities: gezondheidszorg en voeding; onderwijs en voeding; criminaliteitspreventie en voeding; zorg en voeding; · de herontdekking van de noodzaak van samenwerking, en de kansen die dit biedt; · zelfregulatie door de burgers en de producenten ten aanzien van de belangrijke domeinen van de samenleving: voedselproductie; natuur; ruimtelijke inrichting; gezondheidszorg; onderwijs; energievoorziening; watervoorziening; · het inzetten van pensioengeld en spaargeld voor regionale voedselvoorziening; · het tegengaan van grond- en vastgoedspeculatie; · de inzet van eigen arbeid: de VOKO s. · korte ketens en eerlijke prijzen samenwerking tussen primaire producenten en consumenten; 5. Tot slot zal gebrainstormd worden over voorstellen voor regionale voedselvoorziening in de regio Utrecht. Daartoe zullen door stichting Aarde de ideeën voor een project in Utrecht gepresenteerd worden. De deelnemers worden dan uitgenodigd om daarop te reageren. We hopen de bijeenkomst te beëindigen met concrete ideeën voor een gezond voedselproject in de regio Utrecht.
Paginanummer
Ter voorbereiding Waarom regionale voedselvoorziening? Anton Nigten, Stichting Aarde In Wageningen en omgeving wordt door een aantal biologische producenten al enige jaren gewerkt aan het realiseren van regionale voedselvoorziening. Dit proces willen we de komende periode gaan versterken Daar zijn verschillende argumenten voor. Die redenen hebben betrekking op vijf aspecten: het belang van vers en gezond voedsel; het creëren van grotere betrokkenheid van de consument bij de voedselproductie en verwerking; verduurzaming van de productie, en natuurontwikkeling; het belang van eerlijke prijzen in de hele voedselketen; en versterking van de regionale economie. Het belang van vers en gezond voedsel. De weg tussen de producent en de consument is de laatste jaren steeds langer geworden. Mede daarom heeft de voedselindustrie er belang bij om het voedsel in hoge mate te conserveren. Vervolgens is de consument steeds meer kant en klaar voedsel gaan eten, dat even snel in de magnetron wordt opgewarmd. Door al deze processen ondergaan de eiwitten veranderingen, verdwijnen er heel veel vitaminen, en worden er stoffen aan het voedsel toegevoegd waar we vooral niet te veel van binnen moeten krijgen, Zoals geraffineerde suiker, zout, de verkeerde vetten, en conserveermiddelen. Het aandeel suiker en snel afbreekbare koolhydraten is sowieso verontrustend hoog binnen ons levensmiddelenpakket. Door raffinage is de hoeveelheid ruwe celstof (vezels) en mineralen sterk omlaaggebracht. Denk aan wittebrood, witte rijst, witte pasta. De consumptie van rood vlees vergroot de kans op endeldarmkanker. Over al deze onderdelen wordt nog veel getwist, evenals over de risico’s van gentechvoedsel. Maar op basis van een door de EG gesponsord groot vergelijkend gezondheidsonderzoek in zeven landen (bekend onder de naam ‘het zevenlandenonderzoek’) is eenduidig vast komen te staan dat het traditionele mediterrane dieet - veel granen; veel groente en fruit, en veel olijfolie - de kans op hart- en vaatziekten aanzienlijk vermindert. Ook vis en visolie vormen een belangrijke bouwsteen in een gezonde levensstijl. Niet alleen de afgelegde weg en de hoeveelheid bewerkingen die het voedsel ondergaat heeft invloed op de kwaliteit. Ook de landbouw zelf is van groot belang voor de voedselkwaliteit. Uit een overzichtsstudie van McTaggart blijkt dat de hoeveelheid beschikbare mineralen en sporenelementen in onze voeding vergeleken met vijftig jaar terug schrikbarend is teruggelopen. Dat heeft, zo blijkt uit een artikel van Havinga, weer nadelige effecten op de kwaliteit van de eiwitten, vitaminen en enzymen. Misschien ligt hier de verklaring voor de constatering dat te veel vlees en zuivel schadelijk is voor onze gezondheid. Door de wijze van bemesten (kunstmest; drijfmest) zijn zeer veel gronden veel te zuur, en is het bodemleven grondig verstoord. De hele landbouw is gefixeerd op stikstof, kalium en fosfor. En dat gaat ten koste van de andere mineralen , en van heel veel sporenelementen. Kortom, er is van alles mis met onze voeding. Over de hele linie worden onze cultuurgewassen ziek, en bijgevolg ook het vee. Dat moeten we dan met tal van kunstgrepen weer corrigeren (bestrijdingsmiddelen, diergeneesmiddelen; mensgeneesmiddelen). Omdat onze voedingsmiddelen steeds meer hun gezonde bestanddelen missen, wil ons lichaam er steeds meer van nuttigen, en worden we te dik, raken we aan de suikerziekte, en worden onze ontgiftigingsorganen overwerkt. We raken chronisch ondervoed, terwijl we tegen de klippen op eten. Grotere betrokkenheid. Om deze ontwikkeling te keren is een grotere betrokkenheid van de consument bij de voedselproductie noodzakelijk. Voedselvoorlichting werkt niet. Het voorlichtingsbureau voor de voeding loopt altijd tien jaar achter. En de belangen van de voedselindustrie gaan niet gelijk op met de noodzaak om vers, gezond en zo min mogelijk bewerkt voedsel te produceren. De consument en de professionele voedselafnemers (ziekenhuizen; bejaardentehuizen; scholen; bedrijfskantines) zullen zelf om goed voedsel moeten vragen. Als we dit op een verantwoorde schaal binnen de regio organiseren, hoeft de prijs niet veel hoger te zijn dan die van de gangbare producten. Temeer als we ook de gezondheidsvoordelen in onze beoordeling meenemen. En we hebben er minder van nodig.
Paginanummer
Verduurzaming van de productie. De productie van onze voedingsmiddelen moet veel beter. De verbetering van de kwaliteit en de vermindering van de milieubelasting gaan hierbij hand in hand. Op de volgende punten moet de agrarische productie veranderen: 1.Revitalisering van de bodem. Daarvoor is nodig dat de drijfmest eerst behandeld wordt alvorens ze wordt uitgereden. Nu werkt het, net als kunstmest, als een gif voor de bodem en het bodemleven. De bodem verzuurt, en het bodemleven dat de groeiprocessen van de planten ondersteunt leggen het loodje. De ziekteverwekkers krijgen de overhand. 2. Daarbij is tevens van belang dat de aandacht verschuift van N, P en K (stikstof; fosfaat en kalium) naar een evenwichtige mineralenvoorziening waarbij calcium, magnesium, zwavel en natrium in de juiste onderlinge verhouding ten opzichte van stikstof, fosfaat en kalium in de bodem aanwezig zijn. Een evenwichtig samengesteld bodemleven, voldoende organische stof en humus zijn daarbij de onmisbare hulptroepen. 3.De meeste gronden in Nederland zijn te zuur. Bijgevolg gedijt het bodemleven niet optimaal, en komt de beschikbaarheid van mineralen en sporenelementen in het gedrang. Door humusopbouw en een evenwichtige mineralenvoorziening kan de pH naar het optimum verschuiven. Deze maatregelen zullen het gebruik van kunstmest overbodig maken. Wel moeten dan, om de humusopbouw veilig te stellen, Gft- en groencompost terug naar de land- en tuinbouw. Na verloop van enkele jaren wordt dan ook het bestrijdingsmiddelenverbruik sterk verminderd. Door de bodem zorgvuldig te voeden bevorderen we het ontstaan van een humusrijke bodem waarin microflora en -fauna ervoor zorgen dat de planten de juiste voedingsmiddelen en plantenhormonen op het juiste moment ter beschikking krijgen. En dit bodemvoedselweb zorgt er ook voor dat de meststoffen niet meer uitspoelen, en de bodem een kruimelige structuur krijgt. De bovengrondse natuur zal zich goed thuisvoelen bij de aldus gecreëerde ondergrondse biodiversiteit. Eerlijke prijzen. De landbouw verdwijnt op dit moment in ras tempo uit Nederland. Per dag vertrekken er gemiddeld tien boeren en tuinders. Dus als we een gezonde landbouw en een gezonde voeding willen realiseren, zal daar ook een reële prijs voor betaald moeten worden. De supermarkten zijn daartoe niet bereid en niet in staat. De onderlinge moordende concurrentie wordt ten dele afgewenteld op de boeren en tuinders en op de producenten in de tweede en derde wereld. Daarom willen we korte ketens in de regio organiseren waarin eerlijke prijzen het uitgangspunt vormen voor alle deelnemende partijen. Voor deze hogere prijs krijgen we als locale samenleving tal van dingen terug: gezondere en smakelijker producten; medezeggenschap; minder milieubelasting en meer natuur. En het versterkt de regionale economie (punt 5), waardoor we minder afhankelijk worden van de wereldmarkt. Anton Nigten.
2004-050.revo
Dit is de tekst van een lezing voor een thema-avond van het Platform Duurzaam Wageningen van 29 maart jl. Mijn telefoonnummer: 0317 – 417158. Ik geef lezingen over dit onderwerp in heel Nederland, mits tijdig afgesproken.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 12
De maatschappelijke onderneming Organisatie: Vereniging Solidair
Introductie Op een of andere manier kent onze samenleving nauwelijks iets anders dan de publieke sector en de markt, de private sector. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat in een liberaliserend economisch beleid steeds meer publiek belang op het terrein van bijvoorbeeld vervoer, infrastructuur, zorg, energievoorziening en wat al niet meer uit de publieke sector verdwijnt en naar de markt gebracht wordt. Daarmee wordt het publieke belang speelbal van de commercie. De opgelegde onderlinge concurrentie tussen bedrijven moet de prijs / kwaliteitsverhouding garanderen, de dienstverlening aan het publiek optimaal en efficiënt laten verlopen. Mondiaal is al wat langer sprake van drie sectoren. De overheid met de publieke sector, de commerciële sector en de wat enigmatische derde sector waar de sociale en solidaire economie heerst. De aard en de potentie van de derde sector wordt nauwelijks gezien al derde speler op het terrein van de economie, terwijl juist daar de mogelijkheid ligt om de publieke zaak vanuit een vernieuwende optiek en organisatievorm te dienen. De maatschappelijke onderneming is in opmars. Dit type onderneming, onderdeel van de derde sector, waarin eerder het profijt voor de samenleving dan winst wordt nagestreefd, voorziet inmiddels Europa-wijd in meer dan zes miljoen banen. Over de rol en positie van de maatschappelijke onderneming zal de Vereniging Solidair een workshop verzorgen. Speciaal aan de maatschappelijke onderneming is site www.mple.info gewijd. Een inleidend artikel is te vinden op http://www.globalinfo.nl/article/articleview/353/1/1 : De trias politica van de economie. Ter voorbereiding
De trias politica van de economie en de maatschappelijke onderneming Paul Dijkstra De deling der machten in de staatshuishouding Op een of andere manier erkent onze samenleving - economisch gezien - nauwelijks iets anders dan de publieke sector en de markt, de private, commerciële sector. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat in een liberaliserend economisch beleid steeds meer publiek belang op het terrein van bijvoorbeeld vervoer, infrastructuur, zorg, energievoorziening en wat al niet meer uit de publieke sector verdwijnt en naar de markt gebracht wordt. Daarmee wordt het publieke belang speelbal van de commercie. De opgelegde onderlinge concurrentie
Paginanummer
tussen bedrijven moet de prijs / kwaliteit verhouding garanderen, en moet de dienstverlening aan het publiek optimaal en efficiënt laten verlopen. Mondiaal is al wat langer sprake van drie sectoren. De overheid met de publieke sector, de commerciële sector en de wat enigmatische derde sector waar de sociale en solidaire economie heerst, de civiele sector. De aard en de potentie van de derde sector wordt nauwelijks gezien als derde speler op het terrein van de economie, terwijl juist daar de mogelijkheid ligt om de publieke zaak vanuit een vernieuwende optiek en organisatievorm te dienen. Derde sector, de maatschappelijke onderneming Binnen de derde sector is de maatschappelijke onderneming in opmars. Dit type onderneming, waarin eerder het profijt voor de samenleving dan winst wordt nagestreefd, voorziet inmiddels alleen al op Europees niveau in meer dan zes miljoen banen. Als sector slaagt de maatschappelijke onderneming zelfs relatief beter in het laten toenemen van werkgelegenheid dan de publieke en private sector, waar eerder sprake is van stagnatie en afname. Mondiaal gezien is de bloei van de maatschappelijke onderneming verbluffend te noemen. Traditioneel voorzien de private en de publieke sector in werkgelegenheid. De werkgelegenheid in deze sectoren staat door ontslagen en bezuinigingen in economisch slechtere tijden steeds verder onder druk. Bepaalde bevolkingsgroepen, en niet alleen maar de zogenaamde zwakken, vallen buiten de boot. De maatschappelijke onderneming zoekt daarin naar oplossingen. Deze onderneming pakt op wat de private en publieke sector laten liggen. Dat doet ze al jaren en de laatste jaren steeds nadrukkelijker, al wordt deze ondernemingsvorm nog onvoldoende erkend en herkend. Naar zijn aard en wezen heeft de maatschappelijke onderneming de winst voor de samenleving als eerste doel en niet zozeer de winst als zodanig. Als algemene aanduiding zijn het dan ook not-for-profit ondernemingen. Toch zullen ook deze ondernemingen moeten leven van wat ze doen, daarin verschillen ze niet van de private onderneming. 1 Het verschil met de reguliere, commerciële onderneming is zeer essentieel, maar wordt niet overal in Europa zo gezien of gevoeld. Iedere zichzelf respecterende en fatsoenlijke onderneming zal zich immers zeker ook willen zien als van maatschappelijk belang. Toch is dat wat anders dan het direkt en primair nasteven van maatschappelijke winst. Het is dan ook niet zo vreemd dat met name in Noord-Europa de maatschappelijke onderneming nog steeds wordt gerangschikt onder de private sector. Ook al is het dan een buitenbeentje met zijn bijzondere identiteit en doelstelling. In het Europese veld van beleid, het uitzetten van strategieën op het terrein van werkgelegenheid, het stimuleren van nationale, regionale en lokale ontwikkelingsplannen, wordt de maatschappelijke onderneming als een vanzelfsprekende verworvenheid van onze tijd gezien. Toch ontbreekt het ook daar aan een samenhangende visie als het gaat om de positie van de maatschappelijke onderneming als onderdeel van een zich steeds duidelijker aftekenende aparte sector in de Europese samenleving. Geschiedenis en positie Historisch gezien heeft de maatschappelijke onderneming zijn wortels in de coöperatieve beweging van eind negentiende, begin twintigste eeuw. De opkomende industrialisatie, het winst- en marktdenken creëerde een klimaat waarin mensen de behoefte kregen zich in hun economisch handelen op een totaal andere manier te organiseren. Soms noodgedwongen omdat ze als stakers of politieke agitatoren werden uitgesloten van arbeid. Vanuit welke achtergrond dan ook, het alternatief was om hun eigen werk op eigen kracht en voorwaarden te organiseren, hun belangen te bundelen. Onderlinge gelijkwaardigheid, democratische werkverhoudingen, maatschappelijke betrokkenheid en vooral afwijzen van winstbejag, waren kenmerken van de bedrijven die werden opgezet. Heel wat grote bedrijven, zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, woningbouwcorporaties, zuivelindustrieën,
Paginanummer
voedingsmiddelenconcerns, omroepen, bouwbedrijven en scheepsbouwmaatschappijen, vinden hierin hun oorsprong. Inmiddels maken ze deel uit van de private, commerciële sector dan wel de publieke sector. Een enkeling beroept zich nog op de bedoelingen van het verleden, is daar trots op en handhaaft elementen daaruit, laat die nog steeds deel uitmaken van hun bedrijfsvisie en identiteit. De coöperatieve beweging is in essentie nooit verloren gegaan. Wel is het zo dat datgene waar ze voor staat en stond, in de loop van de vorige eeuw allerlei vormen en gedaantes is gaan aannemen. En dat veelal buiten de coöperaties zelf om, die zich in meerderheid tot het marktdenken bekeerden en in principe een van de vele verschijningvormen van het reguliere bedrijfsleven zijn geworden. De essentie van de coöperatieve beweging was aanvankelijk, en is nog steeds, de wijze waarop burgers vanuit de basis van de samenleving vorm gaven en geven aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheden en belangen. In de tweede helft van de vorige eeuw ontstonden grote aantallen niet-gouvernementele organisaties (NGO s) en non profit instellingen, die zich sterk maken voor direkte maatschappelijke doelen en belangen. Ook dit element in onze samenleving is altijd aanwezig geweest, maar is in de tweede helft van de twintigste eeuw tot ongekende bloei gekomen. De omstandigheden van deze tijd verschillen nogal van die tijdens de vorige eeuwwisseling en de periode daarna. Het accent van door burgers gedragen initiatieven is verschoven van onderlinge belangenbehartiging en het opzetten van bedrijven en organisaties waarin 2 gemeenschappelijke idealen werden nagestreefd, naar het realiseren van directe winst voor de samenleving, het opheffen van het maatschappelijk tekort. Zo is de coöperatie van toen, de maatschappelijke onderneming van nu. Wat hetzelfde is gebleven, is dat de maatschappelijke onderneming nog steeds staat voor onderlinge gelijkwaardigheid, democratische werkverhoudingen, maatschappelijke betrokkenheid en het daaraan ondergeschikt maken van de winst. Die maatschappelijke betrokkenheid is nu meer dan ooit onderdeel van de bedrijfsidentiteit; het gaat om de maatschappelijke winst. Het direct waarneembare profijt voor de samenleving is het leidende principe geworden. In het Europese taalgebruik en beleid wordt deze samenhang van uiteenlopende initiatieven, organisaties en bedrijven aangeduid als derde sector. Naast de publieke en de private, commerciële sector is daarmee een nieuwe sector gedefinieerd. Deze derde sector wordt ook wel gezien als de civil society. De eerste sector, overheid en publieke sector, is uitdrukkingsvorm van de georganiseerde politieke wil van een land. Deze politieke wil wordt vanwege de wisselingen in de machtsverhoudingen noodgedwongen vormgegeven in tijdelijke compromissen. De tweede sector, de private, commerciële sector, is de wereld van het kapitaal, de markt, gedreven tot groei en winst. De derde sector is de wereld van waarden die in de samenleving tot uitdrukking wordt gebracht, het is de uitdrukkingsvorm van het onvervreemdbaar sociaal kapitaal waar de burgers van een samenleving met elkaar over beschikken. Binnen deze derde sector is de maatschappelijke onderneming als zodanig een verrijking op het speelveld van maatschappelijke verhoudingen en kansen op sociaal economische vernieuwing en innovatie. Voor de sector als geheel en de maatschappelijke onderneming in het bijzonder is het van groot belang om te werken aan haar zichtbaarheid en profilering als sector. Pas dan kan de maatschappelijke onderneming met de organisaties die ze opbouwt om haar belangen te bundelen ook de rol spelen die haar past. De maatschappelijke onderneming en de sociale, de solidaire economie Eerst en vooral is de maatschappelijke onderneming een onderneming in de zin zoals ook de commerciële sector die kent, in termen van organisatie en juridische structuur. De maatschappelijke onderneming is in die zin dan ook een bijzonder fenomeen binnen de derde sector, die over het algemeen alle mogelijke vormen van organisatie en juridische structuur laat zien, zonder nou echt ondernemingen te zijn. De maatschappelijke onderneming is zowel actief op het terrein van de sociale economie
Paginanummer
als dat van de solidaire economie. Wezenskenmerk van de sociale economie is ervoor zorgdragen dat iedereen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. De solidaire economie definieert zich het beste met het begrip delen. Delen van zeggenschap, winst, verantwoordelijkheid. het is de economie van samenwerken boven concurrentie, het is het vervolmaken van de democratie in het economisch leven Het is duidelijk dat de overgang van een sociale naar een solidaire economie veel overlappingen kent wat betreft doelen, bezieling, doorzettingsvermogen en organisatiemethodes. Daarnaast is het net zo duidelijk dat er op een gegeven moment een punt komt waarop een diepe kloof bestaat tussen de twee zienswijzen. De sociale economie beoogt het economische systeem zoals het is te verbeteren en/of te corrigeren. De solidaire economie daarentegen zoekt naar een ander systeem dat nog slechts in heel weinig delen van de 3 samenleving gevonden kan worden. Toch vormt zij een onderdeel van de civil society en is zij zeer aanwezig in het sociale leven van de wereldgemeenschap, in de wereld van waarden. Deze bezieling, en de manier waarop mensen proberen deze bezieling uit te werken in de sociale en solidaire economie, wordt grotendeels onderhouden door het sociaal kapitaal dat daarbij betrokken is. Hierdoor besteden getalenteerde mensen veel tijd aan het op een bepaalde manier doen van dingen zoals zij denken dat die gedaan moeten worden. Ondanks dat er geld mee gemoeid is, is het hen daar niet om te doen. Ondanks de kloof vinden we deze gedachtes en bezieling ook terug bij mensen die bij commerciële bedrijven werken, zelfs op managementniveau, en ook bij mensen die in de politiek of voor de overheid werken, want niets menselijks is ons vreemd. Het is de kunst om deze verschillen in functies en kansen productief te maken, om mensen in staat te stellen met inspirerende oplossingen te komen die goed door werken in de samenleving en die leiden tot allerlei vormen van sociale rijkdom en voorspoed. De sociale en solidaire economie richten zich dan ook niet per se op de economisch zwakkeren, de achterblijvers, op wie buitengesloten is. Het is vanzelfsprekend dat ze zich hierop richt en met name voor overheden is dat aantrekkelijk en van belang omdat men daarmee tegemoet komt aan de wens om iedereen maximaal aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Het maatschappelijk ondernemersschap, dat zich beweegt op het terrein van de sociale en solidaire economie, richt zich op een heel wat breder scala van maatschappelijke behoeften en noden waar binnen de samenleving aan tegemoet gekomen dient te worden. Heel wat sociaal talent is beschikbaar voor de arbeidsmarkt als het gaat om de derde sector. Zeker waar velen zich om verschillende redenen niet thuis voelen in de publieke dan wel private sector, niet passen in de cultuur die in deze sectoren het werkklimaat bepaalt. Dat heeft alles te maken met de krachten die hen drijven en de kwaliteit die ze willen nastreven in hun werkende leven. Die krachten worden gevormd door de waarden en normen waardoor ze zich geïnspireerd weten en in de meest directe vorm tot uiting willen brengen voor het profijt van de samenleving als geheel. Dit ligt verborgen in de wereld van waarden, het sociaal kapitaal waar iedere samenleving op drijft. Privatiseren moet je doen, maar dan wel in maatschappelijke ondernemingen Privatisering staat nogal in de belangstelling en is omstreden. Toch ligt daar de beste kans om de democratie in economische zin te vervolmaken. Zeker als je de hele productielijn van wat er ter wille van het publieke belang nodig is, onderbrengt in maatschappelijke ondernemingen Het is zowel kostenefficiënt, als effectief in bredere zin, om publieke belangen op het gebied van vervoer, energie enz. bedrijfsmatig te organiseren. Het is nogal contraproductief om publieke belangen in te zetten bij commerciële bedrijven, om er vervolgens vanuit te gaan dat in de concurrentiestrijd om de beste marktpositie, service en prijs optimaal worden voor de burger. Het lijkt eerder voor de hand te liggen om dergelijke belangrijke elementen van de samenleving over te dragen aan maatschappelijke ondernemingen, die mede door belanghebbenden worden aangestuurd. Het waterbeheer bevat via de waterschappen nog een echo van democratisch
Paginanummer
georganiseerde structuren in ieders belang. Maar het is even duidelijk dat deze vorm niet is doorontwikkeld op wat er vandaag de dag gevraagd wordt van een organisatie - en in dit geval clusters van organisaties - om met elkaar goed beleid te maken op hun werkterrein. Wat nodig is, zijn goed doordachte bedrijfsmatige organisatievormen met een hoge graad van deelname door belanghebbenden, die op het terrein waar het om gaat effectief en 4 kostenbesparend kunnen opereren. De maatschappelijke onderneming zal zich voor dit soort zaken moeten kunnen doorontwikkelen om dit soort opgaven van beleid uitvoerig aan te kunnen. Daarmee kan de maatschappelijke onderneming als bedrijfsmatige organisatie te behoeve van de samenleving ook werkelijk de rol gaan spelen die nodig is. Een rol die los staat van de publieke en de commerciële sector en als derde economische macht het direkte belang van de burger dient, door de burger wordt gedragen en de burger direct laat ervaren welke risico s en voordelen het beheren van publieke belangen in zich dragen. De deling der machten in economische zin, de trias economica De staat int belastingen en verdeelt het op basis van het politiek compromis. De markt gaat voor winst en groei in de concurrentie-maatschappij. De civil society, de civiele sector, gaat uit van de wereld van waarden en zoekt het profijt voor de samenleving op basis van het onvervreemdbaar sociaal kapitaal. Deze derde sector als herkenbare kracht in de samenleving heeft met de maatschappelijke onderneming een instrument om zich ook economisch duidelijker te manifesteren. Daarmee zal ze het democratisch ideaal nieuwe impulsen kunnen geven om zich te verbreden en duidelijker te verankeren. De verantwoordelijke burger kan hiermee de verantwoordelijkheid ervaren, productief maken als economische factor. Niet als ethisch bijverschijnsel, maar als dragende kracht in een zich vernieuwende democratie.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 13
Het pensioensysteem als basis voor een solidaire economie Organisatie: Rodrigo Fernandez, m.m.v. Myriam van der Stichele (SOMO)
Introductie De huidige veranderingen van de pensioensystemen in de verschillende landen van de EU vormen het sluitstuk van de neo liberale ‘hervormingen’ van de verzorgingstaat. De toegenomen mobiliteit van kapitaal heeft de verschillende overheden tot concurrenten van elkaar gemaakt. Om kapitaal vast te houden en aan te trekken hebben overheden de bekende riedel van dereguleren, privatiseren en terugtreden gespeeld. De groeiende invloed van financiële markten op de beslissingen van bedrijven en overheden is in de jaren 90 duidelijk geworden. In deze tijd zijn ook de hervormingen van de pensioensystemen van de EU en de rest van de wereld bedacht binnen de muren van neo liberale denktanks en instituties als de wereldbank en de OECD. De essentie van de beoogde veranderingen is het gebruiken van de ‘omzet’ van de sociale verzekeringen in het piramide spel van de beurs. De EU zal de komende tijd jaarlijks rond de 450 miljard euro opzij leggen voor de toekomstige vergrijzing. De beoogde ‘hervormingen’ houden in dat private fondsen, banken en financiële instellingen verzekerd zijn van het beheer van deze miljarden euro’s. In de literatuur die pleit voor de privatisering van de verzorgingstaat ten dienste van de wereldwijd opererende financiële markten wordt vooral de stabiliteit geprezen die de ‘conservatief’ opererende pensioen fondsen brengen. Ondanks het zogenaamde risico mijdende gedrag hebben de gemeenschappelijke pensioen fondsen in vier jaar tijd een verlies geleden van rond de 2500 miljard dollar. Kortom er dreigt een groot gevaar met de huidige golf van hervormingen. Maar wat is het alternatief? Betekent een vergrijzende samenleving dat bezuinigingen en verder gaande privatisering onvermijdelijk zijn? Ik denk van niet. Sociale verzekeringen als pensioensystemen kunnen op verschillende manieren juist gebruikt worden om kapitaal voor langere tijd in te zetten voor een solidaire economie. In plaats van een door de markt bepaalde de kapitaalsallocatie moet een financiële structuur ontstaat in dienst van een solidaire economie. Een solidaire economie moet een systeem voor kapitaalsallocatie hebben. Er zullen investeringen gepleegd moeten worden en hiervoor moet kapitaal verzameld worden. Om dit te regelen zijn instanties nodig als banken die binnen een sterk gereguleerde omgeving opereren. Het denken over financiële structuren voor een solidaire economie gaat samen met het denken over hoe met de vergrijzing om te gaan. Er zijn
Paginanummer
verschillende varianten denkbaar van kleinschalige coöperatieve organisaties tot staatsstructuren. Het is tijd om de verschillende opties af te gaan en te zien hoe alternatieve financiële instellingen en structuren kunnen samengaan met een economie die gebaseerd is op solidariteit en duurzaamheid. Dit betekent in de eerste plaats de macht breken van financiële instituties en het opbouwen van een economisch systeem die niet op groei en ongelijkheid is gebaseerd. Pensioenfondsen die collectief worden beheerd kunnen hierin een rol spelen.
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 14
Flitskapitaal en Tobin Tax Organisatie: ATTAC - Vlaanderen
Introductie Elke dag flitst er ongeveer 4000 miljard euro elektronisch de wereld rond via de beurzen. 95% van dat flitskapitaal heeft te maken met onproductieve speculatie. Kopen en direct opnieuw verkopen om hoge winsten te scoren. Winsten die in de zakken van enkelen verdwijnt. Al dat gespeculeer veroorzaakt hoge golven op de financiële markten. Financiële crisissen in Thailand, Rusland, Brazilië en Indonesië vernietigden in enkele maanden tijd miljoenen jobs en verhoogden de armoede en onveiligheid. In een mum van tijd gingen allerlei bedrijven failliet en werden spaargelden waardeloos. De Tobintaks wil deze dictatuur van de financiële markten ondermijnen. Door een kleine belasting te heffen op munttransacties wil ze de speculatie afremmen en zo de financiële markten stabiliseren. De opbrengsten van de Tobintaks zullen gebruikt worden om de ontwikkeling overal ter wereld te financieren en vormt zo een aanzet tot een internationaal herverdelend belastingssysteem. Ook krijgt de politiek met de Tobintaks meer controle over de financiële markten. Door zand in de machine van de financiële markten te strooien wordt ruimte gecreëerd voor democratische experimenten. In deze workshop worden de basisprincipes van de Tobintaks uitgelegd en de belangrijkste mythes er rond ontkracht. Nadien is er mogelijkheid om vragen te stellen over de Belgische en de Europese Tobintaks-campagne.
Ter voorbereiding Zand strooien in de neoliberale machine: de Tobintaks Stijn Oosterlynck, ATTAC 10 veel gestelde vragen over de Tobin-taks 1. Wat is een Tobin-taks ? Een Tobin-taks is een - kleine - belasting op international wisseltransacties. Bij elke omwisseling van Dollars in Yens, Ponden in Reals, of - om een ander voorbeeld te noemen - Kronen in Euro's zal door de invoering van een Tobin-taks over het gewisselde bedrag belasting worden geheven. Daarbij wordt gedacht aan een zeer laag tarief, van bijvoorbeeld 0,1 of 0,25 procent. Toch kan zo'n belasting, als zij wereldwijd ingevoerd zou worden, een enorm bedrag opleveren. Want volgens de
Paginanummer
Bank voor Internationale Betalingen (BIB) gaat op de international valutamarkten gemiddeld per dag wel 1500 miljard dollar om. ATTAC kiest expliciet voor een belasting op alle internationale wisseltransacties. Sommige voorstanders van een Tobin-taks bepleiten uitsluitend een heffing op speculatieve valutatransacties. Bedoeld worden dan vooral die gevallen waar geprobeerd wordt om koersen uit balans te brengen, om vervolgens op de koersschommelingen die daarvan het gevolg zijn winst te maken. In het verlengde daarvan zijn ook voorstellen gedaan om speculatieve transacties met een hoger tarief te belasten dan 'gewone' wisseltransacties. Het probleem is echter dat het technisch niet mogelijk is onderscheid te maken tussen speculatieve en gewone transacties : bij iedere transactie wordt immers gestreefd winst te maken. Door te kiezen voor een kleine belasting op alle internationale wisseltransacties wordt veel onnodig gesteggel voorkomen. 2. Waar komt die naam 'Tobin-taks' vandaan? Het idee voor zo'n belasting is afkomstig van de Noord-Amerikaanse econoom James Tobin, dus naar hem is deze heffing vernoemd. Tobin, die in 1981 de Nobelprijs voor economie won, presenteerde zijn idee voor het eerst tijdens een lezing in Princeton in 1972. Op dat moment werd nauwelijks op het voorstel gereageerd, maar sindsdien duikt het tijdens elke financiële crisis weer op. En inmiddels wordt onder andere in het Europees Parlement en in de Verenigde Naties gestudeerd op de mogelijke invoering van een belasting op internationale wisseltransacties. In de financiële wereld zijn ze daar helemaal niet blij mee. Otmar Issing, economisch brein van de Duitse Bundesbank liet dat goed merken toen hij tijdens een valutacrisis door journalisten gevraagd werd naar de Tobin-taks : 'O, dat. Het monster van Loch Ness steekt zijn kop weer op !' 3. Waarom een Tobin-taks? Niemand is dol op het betalen van belasting, maar verschillende zwaarwegende argumenten pleiten voor invoering van deze nieuwe taks. Allereerst zal door invoering van een Tobin-belasting de enorme speculatie op de wisselmarkten enigszins worden geremd. Het overgrote deel van de valutatransacties betreft het wisselen van bedragen naar een andere munt en weer terug (round trips) in één week, of zelfs één dag. Het merendeel van deze transacties is speculatief en dient geen enkel productief doel. Maar de volatiliteit (vluchtigheid) en instabiliteit van de wisselkoersen neemt er sterk door toe, waardoor ook de onzekerheid in de economie als geheel groter wordt. 'Hit and run' speculatie kan binnen enkele dagen grote bedragen opleveren, maar daarvoor betalen anderen een hoge prijs. Het zijn de armsten in de samenleving die het meeste last hebben van de prijsstijgingen, faillissementen en werkloosheid die daar onder andere het gevolg van kunnen zijn. Door elke keer als geld gewisseld wordt daarop een kleine belasting te heffen, wordt veelvuldig geld wisselen om speculatiewinsten te behalen minder aantrekkelijk. Daarmee samenhangend kan invoering van een Tobin-taks ook de sterke greep waarin de geglobaliseerde financiële markten de nationale staten houden wat losser maken. Tijdens de pesocrisis eind 1994 in Mexico en de recente crisis in Azië is opnieuw gebleken welke vernietigende invloed het geglobaliseerde financiële stelsel kan hebben op economieën door speculatie tegen munten en het van de ene op de andere dag verplaatsen van kapitaal naar financieel lucratievere oorden.
Paginanummer
Tot slot, en dat is niet de minst belangrijke reden, kan een Tobin-taks veel geld opleveren, dat gebruikt kan worden voor sociale doelen. Het precieze bedrag is natuurlijk sterk afhankelijk van de mate waarin zo'n taks speculatief handelen ontmoedigt - hoe beter dat lukt, des te geringer de opbrengst. Maar om de gedachten te bepalen : voor het United Nations Development Programme (UNDP) berekenden economen dat een heffing van 0,1 procent jaarlijks 148 tot 166 miljard dollar in het laatje kan brengen, en een tarief van 0,25 procent zelfs 290 miljard dollar. 4. Zet zo'n belasting geen rem op economische handelingen? Niet alle internationale wisseltransacties zijn schadelijke speculatie. Een bedrijf dat in het buitenland producten in- of verkoopt zal valuta moeten wisselen. En wie buiten de eigen landsgrenzen op vakantie gaat heeft ook buitenlands geld nodig. Omdat bijna niemand zulke activiteiten af wil remmen wordt vaak de vraag gesteld of een Tobintaks daar geen schadelijke gevolgen voor heeft. Het antwoord is 'nee', en wel om een simpele reden. Voor wie speculerend op koersstijging of -daling verschillende malen per week of dag hetzelfde bedrag wisselt kan zelfs een heel kleine belasting op elke transactie uiteindelijk enorm oplopen : bij een maand lang elke dag tien keer wisselen betekent een tarief van 0,1 procent bijvoorbeeld al een heffing van 30 procent per maand. Maar een éénmalige heffing van 0,1 procent op de betaling van in- of uitgevoerde goederen of een som geld om een buitenlandse investering mee te financieren is eigenlijk verwaarloosbaar. Daarom zal een Tobin-taks wel ontmoedigend werken op speculanten, maar zullen nietspeculatieve transacties er niet door worden gehinderd. 5. Is dit dé manier om de macht van financiële markten in te tomen? Oh nee, zeker niet. De belangrijkste beperking van een Tobin-taks is dat valuta slechts een deel van de portefeuilles van grote beleggers en speculanten uitmaken : de handel in obligaties en aandelen wordt door een Tobin-taks niets in de weg gelegd. Een andere beperking is dat een Tobin-taks alleen onder 'normale omstandigheden' zinvol is, om de bij vraag 3 genoemde redenen. Maar in crisistijden is een dergelijke belasting niet effectief. En ook een Tobin-taks zal niet kunnen verhinderen dat nieuwe crises zoals in Mexico of Azië uitbreken. Want als de koers van een munt echt flink onder vuur komt te liggen laat geen valutahandelaar zich van mogelijke miljardenwinsten afhouden door een kleine heffing, die in geen verhouding staat tot zijn potentiële winst. Het idee voor een Tobin-taks is het meest tot de verbeelding sprekende instrument om iets tegen de negatieve gevolgen van de financiële globalisering te doen. Daarom zet ATTAC zich internationaal in voor de invoering van een Tobin-taks als eerste stap. Maar een Tobin-taks is geen doel op zich en zal geen eind maken aan de schadelijke gevolgen van de financiële globalisering. Er zijn daarom ook andere ideeën en voorstellen internationaal in discussie, waar vaak ook door ATTAC en anderen actie voor wordt gevoerd. We noemen er twee : -Tot het begin van de jaren zeventig was het normaal dat landen controle uitoefenden op en beperkingen stelden aan grensoverschrijdende financiële stromen, om ruimte te scheppen voor eigen economische keuzes die niet direct afgestraft kunnen worden door kapitaalvlucht van beleggers en speculanten. Sindsdien is daar door de wereldwijde deregulering en financiële globalisering een eind aan gekomen, met als gevolg dat geldkapitaal nu in een fractie van een seconde van het ene naar het andere land verplaatst kan worden. Tegen die 'tijdgeest' in hebben Chili en Maleisië de
Paginanummer
afgelopen jaren een klein voorbeeld gesteld door kapitaalcontroles in te stellen om de in- en uitvoer van speculatief kapitaal (tijdelijk) af te remmen, of geheel aan banden te leggen. Financiële experts en internationale organisaties voorzagen economische catastrofes als gevolg van deze inbreuk op de vrijheid van kapitaal om zich ongehinderd over de wereld te verplaatsen. Maar de voorspelde rampspoed en ellende bleven uit. En nu geven ze soms zelfs schoorvoetend toe dat de gevolgen van deze maatregelen positief waren, omdat deze landen minder kwetsbaar waren geworden voor de gevolgen van speculatie. -Een ander belangrijk voorstel is een wat verdergaande variant van de Tobin-taks en is genoemd naar Paul Bernd Spahn, de bedenker van het plan. Omdat een kleine heffing op wisseltransacties zoals we zagen in tijden van crisis geen enkele indruk zal maken op valutahandelaren die dikke winst ruiken heeft de Duitse hoogleraar Spahn voorgesteld af te spreken dat het tarief van een in te voeren Tobin-belasting onmiddellijk sterk verhoogd wordt wanneer dat nodig is om een munt tegen speculanten met dollartekens in de ogen te beschermen. Alleen al de geloofwaardige aankondiging dat in zo'n geval een hoge belasting - van indien nodig 50 of zelfs 100 procent - op valutatransacties geheven zal worden kan preventief werken. 6. Is het voorstel praktisch wel uitvoerbaar? Tegenstanders van een Tobin-taks vinden dat een belasting op wisseltransacties helemaal niet nodig is. Volgens de economische standaardtheorie zorgen financiële markten immers voor - zoals dat zo mooi genoemd wordt - 'een efficiënte allocatie van schaarse middelen.' Maar sinds de financiële crises in het laatste decennium van de vorige eeuw wordt dat argument niet meer gebruikt. Niemand durft daarna nog vol te houden dat er géén grote risico's zitten aan het functioneren van de geglobaliseerde financiële markten. Niemand weet waar en wanneer, maar iedereen gaat er vanuit dat nieuwe financiële crises zullen ontstaan. Niet voor niets hebben internationale organisaties als het IMF en regeringsleiders het ene na het andere plan gelanceerd voor de 'herstructurering van de internationale financiële architectuur', overigens tot nu toe met weinig resultaat. In deze voorstellen speelt een Tobin-taks geen rol. Tegenstanders beroepen zich nu vooral op de onuitvoerbaarheid van zo'n taks. Er is de afgelopen jaren daarom veel onderzoek gedaan naar de praktische uitvoerbaarheid. Op zichzelf is er technisch gezien geen probleem, concluderen bijvoorbeeld de internationale topeconomen Barry Eichengreen en Charles Wyplosz. Integendeel, implementatie is zelfs eenvoudiger geworden door de informatietechnologie, die het mogelijk maakt de handel in valuta continu te monitoren. En de Britse econoom John Grieve Smith schreef in de Cambridge Journal of Economics dat invoering van de Tobin-taks zeker niet complexer, en misschien zelfs wel eenvoudiger, is dan het heffen van BTW of inkomstenbelasting. Want een Tobin-belasting kan geheven worden door de banken, die de berekening en heffing van de belasting in hun gecomputeriseerde systemen kunnen inbouwen. 7. Maar verplaatst de valutahandel zich niet naar landen die niet meedoen? Als gevolg van de internationale verwevenheid en liberalisering van financiële markten zal invoering van een Tobin-taks in één land er wellicht toe leiden dat een deel van de valutahandelaren met zijn transacties uitwijkt naar een ander land. Het is daarom op zich natuurlijk het beste als alle landen in de wereld tegelijkertijd beginnen met het in dezelfde mate belasten van de valutamarkten. Maar afwachten tot dat zeer onwaarschijnlijke moment aanbreekt is niet nodig. Er zijn verschillende landen die op eigen houtje jarenlang bepaalde financiële transacties
Paginanummer
hebben weten te belasten : zo inde de Engelse fiscus nog begin jaren negentig 13 miljard dollar per jaar met een belasting op aandelentransacties in Londen. En met name de Europese Unie (EU) zou een voorbeeld kunnen stellen, aangezien de helft van de dagelijkse valutaomzet plaatsvindt in lidstaten. Die handel kan nooit en te nimmer volledig verplaatst worden naar de rest van wereld. Bovendien kan zulk uitwijken ook nog eens minder aantrekkelijk gemaakt worden door bijvoorbeeld een ontmoedigingsheffing op transacties tussen partijen binnen en buiten het heffingsgebied. 8. Zal er niet geprobeerd worden de Tobin-taks te ontduiken? Ja natuurlijk. Maar er is toch ook niemand die voorstelt uit de wet te halen dat iemand vermoorden strafbaar is omdat die wet toch niet alle moorden weet te voorkomen ? Zoals bij elke belasting zal uiterst creatief geprobeerd worden een Tobin-taks te ontduiken. Daarom zullen niet alleen onmiddellijke ('spot') en termijn- ('forward') transacties belast moeten worden, maar ook valutaopties, -swaps en -futures om de ontsnappingsmogelijkheden zo klein mogelijk te maken. Het dichten van gaten in belastingstelsels behoort echter tot de dagelijks routine van regeringen en parlementen. Net als bij elke andere belasting is voor de invoering van een Tobin-taks de politieke wil belangrijker dan de administratieve uitvoerbaarheid. 9. Wat gebeurt er met de opbrengst? Een belangrijke vraag, want het gaat zoals we hebben gezien om nogal wat geld. Het is het meest efficiënt een Tobin-taks direct te innen op de plaats waar geld gewisseld wordt. Maar het probleem daarmee is dat ruim 90 procent van de wisseltransacties in de wereld in dertien landen plaatsvindt : 30 procent in Engeland, 16 procent in de Verenigde Staten, 10 procent in Japan, en bijvoorbeeld bijna 2 procent in ons land. Omdat het niet rechtvaardig is het overgrote deel van de opbrengst van een Tobintaks in deze rijke landen terecht te laten komen, wordt er in verschillende uitwerkingen van het voorstel meestal van uitgegaan dat een aanzienlijk deel of het geheel van de opbrengst voor internationale doelen wordt bestemd, en derhalve moet worden beheerd door een nieuw op te richten internationale organisatie waarin nu eens een keer niet de rijkste landen de dienst uit moeten maken. Bij een heffing van 0,05 procent kan een Tobin-taks per jaar bijna 100 miljard dollar opleveren, en bij een heffing van 0,1 procent bijna 150 miljard dollar. Met zulke bedragen kan een eind gemaakt worden aan veel ellende in de wereld. Voorbeelden ? Elementaire medische zorg voor alle wereldburgers zou de kindersterfte halveren en kost volgens de Verenigde Naties 5 tot 7 miljard dollar per jaar. Het garanderen van universele vrije toegang tot veilig drinkwater kost 10 tot 15 miljard dollar per jaar. Voor 5 tot 6 miljard dollar per jaar krijgt iedereen in de wereld een elementaire schoolopleiding en kan het analfabetisme onder volwassenen worden gehalveerd. En de totale schuldenlast die landen in de Derde Wereld als een molensteen om hun nek hangt is zo'n 170 miljard dollar per jaar. Er zijn, kortom, zoveel goede doelen, dat het eigenlijk onbegrijpelijk is dat een Tobin-taks niet allang is ingevoerd. De verklaring hiervoor is volgens internationaal erkend deskundige Barry Eichengreen eenvoudig : machtige gevestigde belangen willen zo'n belasting niet. 10. Wat kan gedaan worden om de Tobin-taks toch ingevoerd te helpen krijgen? Allereerst moet natuurlijk het voorstel voor een Tobin-taks landelijk, regionaal en plaatselijk bekend worden gemaakt. Daar kan iedereen haar of zijn steentje aan bijdragen. Bijvoorbeeld door het schrijven van brieven en artikelen. Door het organiseren van kleine en grotere discussie- en actiebijeenkomsten. Door het verspreiden van materiaal, zoals deze kleine introductie. Of - zoals een groep wil gaan
Paginanummer
doen - door het uitwerken van een kampanje voor invoering van een lokale Tobintaks, als symbolisch begin. Daarnaast kan de discussie over een Tobin-taks verbreed worden door van alles en iedereen - niet op de laatste plaats partijen en politici, vakbonden en NGO's - te verlangen dat zij een standpunt innemen over de invoering van een Tobin-taks, en dat actief uit gaan dragen. Dan zal ook heel duidelijk worden waar en bij wie de weerstanden zitten en wat het draagvlak is voor invoering van een Tobin-taks. In andere landen wordt hier al langer aan gewerkt. Zo hebben de gemeenteraden van onder anderen ruim vijftig steden in Frankrijk en Sao Paulo in Brazilië zich uitgesproken voor invoering van een Tobin-taks. Ook verschillende vakbonden in de wereld hebben zich voor een Tobin-taks uitgesproken, waaronder de AFL-CIO, de belangrijkste vakcentrale in de Verenigde Staten. En bij het Franse parlement, het Europees Parlement en het Congres in de Verenigde Staten zijn voorstellen voor invoering van een Tobin-taks ingediend. In Canada werd zo'n voorstel in 1998 al door het parlement aangenomen. In Finland heeft de regering zich zelfs voor een Tobintaks uitgesproken. En in België keurde het federale parlement onlangs het eerste volledig uitgewerkte Tobintaksvoorstel goed.
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 15
Het offerblok van Balkenende II Organisatie: Vrouwenalliantie
Introductie Met wat voor toekomst scheept Balkenende II ons op? Staan de korte termijn besparingen voor de staatskas en de focus op economische groei wel in verhouding tot de lange termijn kosten die voortvloeien uit milieudegradatie, verslechtering van de volksgezondheid en een monddood gemaakte samenleving? Voor de kwaliteit van het leven van huidige en toekomstige generaties moeten we zorgen voor een duurzaam evenwicht tussen a. het ecologisch systeem, b. het zorgsysteem van menselijk bestaan en c. het productiesysteem. Het neoliberale marktmodel focust echter voornamelijk op een van deze systemen: het productiesysteem. Economische groei van de productie voor de markt staat voorop. Dit gebeurt middels exploitatie van het ecologisch systeem en van het zorgsysteem van menselijk bestaan. Hoe sneller deze exploitatie verloopt, des te minder tijd en kans hebben mens en natuur om te herstellen. De samenleving raakt hierdoor uit balans. Het is de taak van de overheid corrigerend op te treden als het marktsysteem teveel schade toebrengt aan mens en milieu. Doet de overheid dit niet of onvoldoende, dan komt de bevolking in beweging. Mensen gaan zich organiseren zodra hun belangen in de knel komen, zoals de vakbeweging, de vrouwenbeweging, de milieubeweging, organisaties van ouderen, van minderheden, van patiënten, van vrijwilligers, van huurders, etc. Tezamen vormen zij de civil society , ook wel het sociale kapitaal of het georganiseerd maatschappelijk middenveld genoemd. Het systeem van de civil society is belangrijk voor het sociale weefsel; het vormt het geweten van de maatschappij. Zonder civil society kan een democratische regering niet goed functioneren. Balkenende II is hoofdzakelijk gericht op versterking van het productiesysteem om het Nederlands bedrijfsleven concurrerend te maken op de wereldmarkt. Economische groei in enge zin staat voorop, zoals meer wegen, meer en goedkopere productie voor de markt, overheidssubsidies voor innovatie van het bedrijfsleven, boren in de waddenzee, vergroting van bouwvolume in natuurgebieden. De milieudruk en de Kyoto-verplichtingen worden losgekoppeld van de economische groei en subsidies voor energiebesparende consumptiegoederen afgeschaft. Volksgezondheid is geen prioriteit meer; kosten worden afgewenteld op de bevolking. Het kabinet breekt het stelsel van sociale zekerheid af en bezuinigt op de collectieve voorzieningen. De loonkosten moeten omlaag. We moeten weer terug naar de 40-urige werkweek en doorwerken tot we 65 zijn. Op het offerblok van Balkenende II ligt het ecologisch systeem, het zorgsysteem voor het menselijk leven, en het systeem van de civil
Paginanummer
society . Degradatie van het milieu en de kwaliteit van menselijk leven, zijn echter onzichtbaar in de economische statistieken. In de enge definitie van economische groei vindt geen correctie plaats van sociale kosten, milieukosten en afbraak van de civil society . Zou dit wel gebeuren, dan zou blijken dat er al decennia lang sprake is van negatieve economische groei. En dat wordt alleen maar erger onder kabinet Balkenende II, dat evenals neoliberale economen lijdt aan een ernstige vorm van blikvernauwing In de workshop zal de discussie vooral gaan over de mogelijke alternatieven voor het beleid van het kabinet Balkenende
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 16
Multinationals en gedragscodes Organisatie: XminY, i.s.m. Ver. Milieudefensie en SKK
Introductie Als je het hebt over de problemen die rond globalisering zijn gerezen, heb je het grotendeels over de problemen die multinationals veroorzaken. Wat met 'de markt' wordt aangeduid, bestaat voor een groot deel uit monopolies die onder elkaar handelen en de prijzen uitmaken. Daarnaast zijn het zeer ondemocratische (economische) machten Volgens de neoliberale agenda moet het bedrijfsleven nog veel meer macht krijgen. Nu zijn er verschillende stromingen in de wereld en in Nederland te vinden die proberen die multinationals het hoofd te bieden. Een van de meest in het oog lopende strategieën is die met gedragscodes. Er bestaan inmiddels gedragscodes in vele vormen en maten. Wij onderzoeken wat deze strategie tot nu toe opgeleverd heeft. Vertegenwoordigers van twee organisaties die campagnes voeren met behulp van gedragscodes Vereniging Milieudefensie en de Schone Kleren Kampagne - komen die toelichten. In een tweede deel van de workshop willen we ontdekken of deze strategie of een andere - ook kan leiden tot een structurele bestrijding van multinationals. Met andere woorden: bestaat er op de langere termijn perspectief op een wereld zonder multi's?
Ter voorbereiding Zijn er alternatieven voor Multinationals? Kees Hudig, XminY Als we praten over de economische problemen die worden veroorzaakt door globalisering, hebben we het eigenlijk grotendeels over de problemen die multinationals veroorzaken. Het zijn deze gigantische economische machtsconcentraties die de wereldeconomie (en daarbinnen de handel) domineren. Zij zijn het ook die het meest profiteren van de deregulering en liberalisering die zo kenmerkend zijn voor de huidige globalisering. Daarnaast zijn multinationals ook nog eens de meest ondemocratische instellingen die er – op economisch gebied – bestaan. Terwijl ze gigantische omvang hebben – iedereen kent inmiddels wel die lijst van de 100 grootste economische entiteiten waarvan meer dan de helft uit bedrijven bestaat – hebben alleen de managers en aandeelhouders wat te zeggen. Het zijn dan ook dictaturen, die zouden moeten verdwijnen en waarvoor in feite niet uitmaakt of ze 'het' goed of fout doen. Het simpele feit dat alleen een select groepje rijke mannen dit soort enorme constellaties runt, is al fout.
Paginanummer
Het bestaan van deze dictatoriale monopolies is in feite in directe tegenspraak met het begrip vrijhandel. De grondleggers van het liberalisme (zoals Adam Smith en David Ricardo) hebben dat ook met zoveel woorden verklaard. Vreemd genoeg zal geen enkele adept van het neoliberalisme dit erkennen. De meeste weten overigens niet eens dat Smith en Ricardo dit dachten. Maar zo mogelijk nog merkwaardiger is dat binnen het gehele partijpolitieke spectrum in Nederland dus ook aan de linkerkant, nauwelijks aandacht is voor de aanpak van multinationals. Ze worden als een onvermijdelijk gegeven beschouwd, en meestal zelfs positief beschouwd ('ze brengen werk en investeringen'). Hoogstens bestaat er aandacht voor multinationals die een bepaalde wandaad begaan, niet voor het fenomeen op zich. Gelukkig is dat bij actiegroepen anders. Er zijn allerlei stromingen binnen de internationale actiewereld te ontwaren om multinationals het hoofd te bieden. Een van de meest opvallende antwoorden op de schijnbaar ongebreidelde macht die multinationals krijgen van de heersende politici, zijn de zogenaamde gedragscodes. Het betreft een set aan regels die multinationals (sectoraal of per bedrijf) voorgelegd worden om ze te dwingen zich aan allerlei fundamentele verplichtingen te houden. Binnen de OECD hebben de rijke landen geprobeerd de lont uit het kruitvat te halen door zelf gedragscodes op te gaan stellen en deze zoveel mogelijk een vrijwillig en slecht gecontroleerd karakter te laten aannemen. Organisaties als de http://www.schonekleren.nl/ Schone Kleren Campagne (internationaal: http://www.fairwear.nl/ Fair Wear Foundation) beschouwen goede gedragscodes als een van hun voornaamste wapens. De Schone Kleren Kampagne heeft onlangs een speciale brochure geschreven over het fenomeen gedragscode, waarin ook het verschil uitgelegd wordt tussen de verschillende gedragscodes die inmiddels ontstaan zijn. Zie: http://www.schonekleren.nl/codes/04-03-codes.htm brochure op website SKO. De vraag is of gedragscodes daadwerkelijk kunnen leiden tot het terugdringen van de macht van multinationals. Een tweede strategie is die van de eerlijke handel. De koffie van Max Havelaar is daarvan het bekendste voorbeeld. Maar er komen steeds meer 'eerlijke' merken op de markt, waarmee geprobeerd wordt multinationals te beconcurreren. Zo is er een poging om een 'eerlijke' spijkerbroek te fabriceren (zie: http://www.kuyichi.com/ http://www.kuyichi.com) En de Canadese antireclameactivisten van Adbusters hebben een eigen gymschoen gelanceerd (zie http://www.adbusters.org www.adbusters.org. Toch bestaat er twijfel aan het perspectief van zo'n aanpak. Max Havelaar is in Nederland nooit boven de drie procent uitgekomen en over de achtergronden van kuyichi en blackspot bestaat de nodige twijfel. Natuurlijk bestaat er een keur aan specifieke campagnes gericht tegen een bepaald bedrijf of een bepaalde misstand. Een overzicht daarvan, met veel links, is te vinden op de http://www.globalinfo.nl/article/articleview/393/1/2/ website globalinfo.nl. Meestal betreft het hier echter reactieve campagnes, die alleen beogen een onwelgevallige praktijk te stoppen, zonder daar een alternatief voor aan te bieden. In veel gevallen is het wegnemen van de oorzaak van de problemen ook wel degelijk een oplossing en hoeft er helemaal geen alternatief voor geformuleerd te worden (vergelijkbaar met het alternatief voor cholera: geen cholera). Het alternatief bestaat meestal al gewoon, en wordt weggevaagd op het moment dat de multinationals –
Paginanummer
geholpen door liberaliseringafspraken zoals binnen de WTO of bilaterale handelsakkoorden – de markt over gaan nemen. Daar zijn talloze voorbeelden van, van de melkveehouderij op Jamaica tot de textielproductie in India. Toch pleit juist dat – en juist in deze tijden – voor een generieke strategie om de macht van multinationals aan te pakken. Daarbij moeten we niet vergeten dat bedrijven van de omvang van de huidige multinationals een tamelijk nieuw verschijnsel zijn. Honderd jaar geleden bestonden er in de VS bijvoorbeeld maar vier bedrijven met meer dan 1000 mens in dienst (waaronder de spoorwegen). Toen ging het dus heel goed zonder deze 'onvermijdelijke' instellingen. Politieke macht multinationals Een ander probleem is dat multinationals ook steeds meer politieke macht krijgen. Ook op dat gebied moet de strijd dus geleverd worden. Niet alleen neemt hun invloed toe doordat de politieke structuren steeds meer openstaan voor lobbyactiviteiten (zie daarvoor bijvoorbeeld de http://www.corporateeurope.org/ website van CEO. Binnen het internationale beleid wordt – mede door het gelobby van de bedrijven – steeds meer plaats ingeruimd voor bedrijven. Zie bijvoorbeeld het fenomeen Public Private Partnerships. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Een van de gevolgen – die wederom in Nederland nauwelijks aandacht krijgt – is dat multinationals ook op juridisch vlak steeds meer macht en rechten krijgen. In de VS is een ngo, POCLAD genaamd, die zich speciaal richt op deze problematiek (zie http://www.poclad.org/ . Ook de Britse organisatie Corpwatch heeft een speciale brochure uitgebracht over het probleem van de groeiende juridische macht van bedrijven. (zie: http://www.corporatewatch.org.uk/publications/corp_structures/corp_structure_brief. htm brochure. Het is dus tijd voor een politieke 'roll back' campagne. In de workshop over multinationals moeten beide aspecten uit de verf komen: welke 'economische' alternatieven bestaan er voor bedrijven van de omvang van multinationals. En welk perspectief bestaat er voor het terugdringen van hun groeiende politieke macht? Aan de workshop zullen, als het goed is, deskundigen deelnemen van CEO, Milieudefensie en de Schone Kleren Kampagne.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 17
Patenten op leven in de WTO Organisatie: Werkgroep globalisering Delft/Den Haag
Introductie Wat van iedereen is moet van enkelen worden ! Dit is de belangrijkste gedachte achter het WTO-verdrag over intellectuele eigendom, meestal aangeduid als TRIPS. Dit wordt gedaan op het gebied van software, medicijnen, landbouw en de natuur. De Europese Unie speelt hier een duidelijke rol in. Met name op het gebied van landbouw en biodiversiteit dient de wereld zo commercieel mogelijk te worden geëxploiteerd en dienen Europese concerns daarvan te profiteren. Op het gebied van landbouw wil de EU dat de rechten op erfelijk materiaal en kennis van nuttige planten en dieren ofwel gepatenteerd worden ofwel geëxploiteerd worden door middel van commerciële kwekersrechten. Landbouw en biodiversiteit zijn terreinen waar traditioneel een belangrijke rol is weggelegd voor collectief eigendom ("genetic commons") en cultureel overgedragen kennis. De meeste belangrijke landbouwgewassen op de wereld en veel medicijnen zijn ontdekt en / of gekweekt door groepen mensen zoals religieuze ordes en dorpsgemeenschappen. Dit alles staat op gespannen voet met patentering en ander vormen van commerciële exploitatie door individuen en bedrijven. De workshop gaat over de manier om gemeenschappelijk eigendom en cultureel vestgelegde kennis op het gebeid van landbouw en biodiversiteit in een op markt en individueel eigendom gerichte wereld. Van de deelnemers (maximaal 15) wordt een aktieve inbreng verwacht. Van tevoren zou kunnen worden nagedacht over de volgende vragen: Wat zijn volgens de deelnemers goede alternatieven voor patenten en commerciële kwekersrechten? Hoe kan je commerciële betekenis geven aan het werk van gemeenschappen of is dat onmogelijk? Wat voor inzet zou de EU eigenlijk moeten hebben als het gaat om TRIPS en biodiversiteit?
Ter voorbereiding Deze workshop zal beginnen met een korte inleiding van Nina Holland. Daarn volgt een discussie over twee onderwerpen: 1 Verdragen en problemen; en 2 Mogelijke alternatieven. Aan de deelnemers aan deze workshop wordt gevraagd zich voor te bereiden op deze onderwerpen aan de hand van onderstaande websites.
Paginanummer
Ad 1 Verdragen en problemen -Het WTO-TRIPS verdrag is te vinden op http://www.wto.org/english/tratop_e/trips_e/t_agm3_e.htm -De verschillend afspraken over de bescherming van nieuwe plantenvariëten (UPOV) zijn te vinden op http://www.upov.int/en/publications/conventions/ -Absolute 'cause célèbre' van wat er fout gaat is Percy Schmeiser: http://www.percyschmeiser.com Ad 2 Mogelijke alternatieven -Een goed overzicht van de consequenties van patent op leven is te vinden op http://www.aseed.net/agrocadabra/patents-guides/agro-patentsguide-en.htm#sour -De GRAIN briefings over bilaterale intellectuele eigendomsrechten gaan hier dieper op in http://www.grain.org/briefings/?id=186 -Over de nieuwe plannen van WIPO, de World Inttellectual Property Organisation http://www.grain.org/briefings/?id=159 -En over vormen van traditionele kennis en alternatieven voor UPOV en patenten http://www.grain.org/briefings/?id=97 en http://www.grain.org/briefings/?id=32 -Een organisatie die hier mee werkt in India is SRISTI, http://www.sristi.org -En in de Philipipijnen: Http://www.lrcksk.org -Een dorpje in Pakistan: http://www.monitor.net/~jmko/karakoram/shimsnt.htm -Ook bossen kunnen nuttig gemaakt worden zonder dat hun bestaan bedreigd en hun info gepatenteerd wordt. Zie http://www.info.tdri.or.th/library/quarterly/text/forest.htm
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 18
Illegale arbeidsmigranten aan de onderkant van de arbeidsmarkt: hoe werken we aan positieverbetering? Organisatie: Stichting Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt
Introductie In het afgelopen jaar is in Nederland een ware jacht op illegalen ingezet. Uitgeprocedeerde vluchtelingen worden teruggestuurd, illegale arbeiders en hun werkgevers worden zwaar beboet, verhuurders van woonruimte aan illegalen worden gecriminaliseerd. In de media is vooral veel aandacht en solidariteit te zien met uitgeprocedeerde vluchtelingen. Maar de groep van illegale arbeiders is veel groter. Hun arbeid is een onmisbare schakel in onze economie, vanwege haar prijs, flexibiliteit en inzetbaarheid. In Europa wordt gezocht naar manieren om arbeidsmigratie te reguleren. In enkele landen worden al verblijfsvergunningen voor werk aangeboden, maar veel rechten zijn er niet aan verbonden... Tijdens de workshop zal Marijke Bijl de ontwikkelingen rondom de illegale arbeid in tuinbouwsector van het Westland beschrijven. Daarnaast wordt een model geschetst van vrije arbeidsmigratie met beperkte sociale rechten, wat door velen als een realistisch alternatief wordt gezien (spreker nog onbekend). Ed Hollants zal de risico's die aan dit model verbonden zijn uitwerken. Kernvragen voor de discussie zijn: wat is de betekenis van illegale arbeid in onze economie, hoe worden illegale arbeidsmigranten ingezet, hoe kunnen we solidariteit met hen vormgeven, welke regelingen voor arbeidsmigratie passen bij een globaliserende wereld en welke wegen moeten we daarheen bewandelen?
Ter voorbereiding Europees debat over regulering van arbeidsmigratie Jelle van Buuren
Ontleend aan: De Fabel van de illegaal 48, najaar 2001
Wanneer de Midden- en Oost-Europese landen eenmaal EU-lid zijn, mogen hun burgers dan meteen aan de slag in de West-Europese landen? En moet de EU een migratiebeleid gaan voeren, waardoor mensen uit de zuidelijke landen legaal op de arbeidsmarkt terecht kunnen? Arbeidsmigratie is momenteel een hot issue binnen de EU. De vraag is wie daar nu iets mee op schiet. De Europese Commissie gooide in 2000 de knuppel in het hoenderhok: de EU moest een immigratiebeleid gaan voeren. De afgelopen 20 jaar had men zo'n beleid niet. Europa was geen immigratieregio, vond men, en dus werden arbeidsmigranten
Paginanummer
geweerd. Officieel dan, want illegale arbeidsmigranten waren meer dan welkom in de kassen van het Westland, de bouw, de confectie-industrie, de horeca of de schoonmaaksector. Goedkope arbeid, makkelijk uit te buiten en geen rechten: de stiekeme droom van menig werkgever. Het opjaag- en uitsluitingsbeleid tegen illegalen, heeft dan ook een hoog Don Quichotte-gehalte. Zolang er op de flexibele arbeidsmarkten in het westen een grote vraag is naar goedkope, informele arbeid, en de sociale, economische en politieke situatie elders in de wereld beroerd blijft, zullen migranten blijven komen. Keerzijde is wel dat hun maatschappelijke positie steeds marginaler en mensonterender is geworden. In de woorden van Saskia Sassen, hoogleraar stadsplanning in New York: de moderne samenleving en hightech economieën van wereldsteden kunnen niet zonder de internationale migratie die goedkope arbeidskrachten beschikbaar maakt. Rijkdom en macht concentreren zich weliswaar in de wereldsteden, maar die kunnen niet zonder de verpaupering van een groeiend leger gemarginaliseerde arbeidsmigranten. "De geoliede economieën in de wereldstedelijke centra rusten op de schouders van slechtbetaalde immigranten", aldus Sassen. De informele economie is zodoende niet zozeer een ongewenst, marginaal verschijnsel, maar smeerolie voor de formele economie. Mensensmokkel De snel groeiende Europese economie, de verdergaande flexibilisering van de arbeidsmarkten, de toenemende internationale arbeidsverdeling en last but not least de aanstaande "vergrijzing" van de Europese bevolking, leidde de afgelopen jaren echter tot een kleine kentering in het denken over arbeidsmigratie bij de Europese beleidsmakers. Diverse EU-lidstaten overwogen al dan niet schoorvoetend om arbeidsmigranten van buiten de Unie toe te laten. De Europese Commissie wil de Europese lidstaten aansporen nieuw beleid te ontwikkelen en schreef in een discussiestuk van december 2000: "Het nulmigratiebeleid van de afgelopen 30 jaar is niet langer houdbaar. De afgelopen jaren zijn grote aantallen buitenlanders de EU binnengekomen, gepaard gaande met een stijging van mensensmokkel en illegale immigratie. Aan de andere kant werven een aantal lidstaten, als gevolg van een tekort aan arbeidskrachten, sinds kort actief arbeiders van buiten de Unie. In deze situatie moet een keuze worden gemaakt tussen de opvatting dat de Unie de migratiedruk kan blijven weerstaan, en de opvatting dat migratie een blijvend verschijnsel is en goed gereguleerd dient te worden." De Commissie staat het laatste standpunt voor. De lidstaten zouden periodiek rapportages moeten opstellen, waarin ze uitstippelen in welke sectoren de komende tijd behoefte is aan buitenlandse arbeidskrachten. Daarbij moet niet alleen worden gelet op de economische behoeften, maar ook op "publieke acceptatie van nieuwe arbeidsmigranten, aanwezige mogelijkheden voor opvang en integratie en de mogelijkheden van sociale en culturele aanpassing". Come-and-go immigration Regulering en beheersing van migratiestromen is daarbij het voornaamste doel, waarbij economische motieven nadrukkelijk een rol spelen. "Vele arbeidsmigranten proberen via de asielprocedure of illegaal toegang te krijgen tot de EU. Dat maakt een adequaat beleid om de noden op de arbeidsmarkt te lenigen onmogelijk. Toelating tot de EU moet duidelijk inspringen op de behoeften van de arbeidsmarkt, vooral voor de goedgeschoolde of laaggeschoolde arbeiders en voor seizoenswerkers.
Paginanummer
Toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten moet de EU in staat stellen snel en efficiënt te reageren op de eisen van de arbeidsmarkt, waarbij de complexiteit en snel veranderende natuur van deze eisen erkend moet worden." Toegelaten arbeidsmigranten zouden "in principe" dezelfde rechten moeten krijgen als andere werknemers, maar het niveau van die rechten zou afhankelijk mogen zijn van de lengte van het verblijf. De Europese Commissie kan zich tijdelijke verblijfsvergunningen voorstellen met weinig rechten, die na hernieuwing steeds meer rechten opleveren, en waarna uiteindelijk een definitieve verblijfsvergunning in zicht kan komen. "Come-and-go immigration", noemt de Commissie dat. Asielloket Het discussiestuk van de Europese Commissie laat in een notendop zien welke motieven schuil gaan achter de vaak zo progressief ogende pleidooien voor toelating van arbeidsmigranten. Sleutelbegrip is het krijgen van controle op arbeidsmigratie. In de redenering van de Europese landen ontbreekt nu de controle op wie er binnenkomt: arbeidsmigranten verstoppen zich in de asielprocedure of komen illegaal binnen. Wie zegt dat deze mensen de mensen zijn om wie de arbeidsmarkt staat te schreeuwen? Europees Commissaris Bolkestein bereed niet lang geleden een oud stokpaardje toen hij waarschuwde dat de EU "armoede importeert" door de ongecontroleerde migratieen vluchtelingenstromen. De keuze was duidelijk, vond Bolkestein. Of de EU wordt een immigratieregio, maar dan dienen er net als in Canada en de VS strenge kwalitatieve eisen te worden gesteld aan de immigranten. Of Europa houdt de grenzen op slot en probeert de arbeidsparticipatie van de eigen bevolking te vergroten. De Duitse minister van Binnenlandse Zaken Otto Schily zei het vorig jaar nog iets scherper: 80 procent van de asielzoekers zou eigenlijk arbeidsmigrant zijn. Nu zouden mensensmokkelaars bepalen wie er naar de EU komt. Hoogste tijd, volgens Schily, dat de EU de touwtjes zelf weer in de hand neemt. Alan Travis, columnist van The Guardian, schetste een zelfde perspectief: "We moeten inzien dat Groot-Brittannië weer toe is aan een immigratiebeleid dat uitgaat van zijn economische behoeften in plaats van zijn buitenlandse politiek of zijn sympathie voor asielzoekers." Zo komt men tot de wens om naast het "asielloket" een "migratieloket" te openen. Dat zal vooral als rechtvaardiging ingezet worden om illegalen en mensensmokkelaars harder aan te pakken, want er zou dan immers een legaal kanaal zijn om de EU binnen te komen. Tegelijk kan het ook ingezet worden om het asielbeleid nog scherper te maken, want bij het asielloket zullen mensen dan subiet doorverwezen worden naar het migratieloket: "daar moet u zijn". De behoefte aan controle van arbeidsmigratie verklaart ook het hardnekkige verzet van vooral Duitsland en Oostenrijk tegen het recht op vrij verkeer van werknemers van de Oost- en Midden-Europese landen die op de nominatie staan EU-lid te worden. Duitsland en Oostenrijk bepleitten overgangsregelingen van maar liefst 7 jaar en hopen dat tegen die tijd de welvaartsverschillen genivelleerd zullen zijn, zodat de arbeidsmigratie beperkt blijft en 'gecontroleerd' kan plaatsvinden. Migratietroom Wie zou er iets te winnen kunnen hebben bij dit beleid? Naast een kleine categorie buitenlandse werknemers, die hier legaal en onder betere omstandigheden tijdelijk
Paginanummer
zou kunnen werken, zijn het vooral de Europese lidstaten die er beter van denken te worden. Als de economie er om vraagt, importeert de EU buitenlandse arbeidskrachten. En als de economie niemand nodig heeft, gaat het loket weer dicht. Een asiel- en migratiebeleid dat uitgaat van de economische behoefte van de EUlidstaten: dat bekt natuurlijk lekker in het neo-liberale tijdperk. In Nederland ontstaat dan ook een merkwaardig monsterverbond van rechtse en linkse aanhangers van de migratieloket-gedachte als oplossing voor de huidige problemen. De Nederlandse regering houdt zich tot nu toe op de vlakte, maar uitspraken van de PvdAstaatssecretaris van Justitie Kalsbeek en PvdA-kroonprins Melkert wijzen er op dat de gedachte terrein wint. "Ik denk dat er een permanent verkeer zal ontstaan van mensen die hier tijdelijk kunnen werken", aldus Melkert in het blad Onze Wereld. De kans dat de Nederlandse regering daadwerkelijk de bakens zal verzetten, is echter niet groot. Er zit waarschijnlijk niet meer in dan een wat eenvoudiger toelatingsbeleid voor vooral hoog opgeleide werknemers van buiten de Unie. De VVD blijft mordicus tegen een soepeler migratiebeleid en ook binnen de PvdA verschillen de meningen. In beleidstermen vertaald is er sprake van een conflict tussen het ministerie van Economische Zaken aan de ene kant, en de ministeries van Justitie en Sociale Zaken aan de andere kant. Gelukzoekers In het GroenLinkse politiek-wetenschappelijk tijdschrift De Helling hield Jeroen Doomernik een pleidooi voor een liberaal Europees immigratiebeleid. In zijn visie leidt het opheffen van migratiebeperkingen voor iedereen tot voordelen: de asielprocedure wordt ontlast, de mensensmokkelaars verliezen hun nering, migranten zullen makkelijker heen en weer reizen en veel van hun inkomsten naar het herkomstland laten terugvloeien, en de problemen op de arbeidsmarkt worden opgelost. Zeker in de eerste jaren na het vrijgeven van immigratie zullen relatief veel gelukzoekers naar Europa komen, denkt Doomernik. Op het moment echter dat langzaam het besef de wereld rondgaat dat het helemaal niet zo gemakkelijk is om hier voet aan de grond krijgen, zullen deze aantallen volgens hem afnemen en uiteindelijk in een migratiesaldo resulteren dat in de buurt van het huidige ligt. Voorwaarde zou volgens hem wel moeten zijn dat er "een gedifferentieerd burgerschap" ontstaat, waarbij iemand pas aanspraak kan maken op de verzorgingsstaat wanneer hij daar lang genoeg en in voldoende mate financieel aan heeft bijgedragen. Wat volgens Doomernik resteert is een groep mensen die hier geen werk kan vinden, maar toch blijft en die zichtbare armoede met zich meedragen. "Enigszins cynisch gesteld is het evenwel de vraag of dit niet eerder een esthetisch dan een ethisch probleem is. De persoon in kwestie zou in zijn moederland mogelijk eveneens moeten bedelen en onder de brug slapen, alleen onttrekt zich zijn lot aan onze waarneming", aldus Doomernik. In De Helling is ook de visie van Tineke Strik te lezen, die het idee van eerste- en tweederangsburgers juist afwijst. De mate van betrokkenheid bij en deelname aan de samenleving zou niet alleen een kwestie zijn van cultuur of bereidheid, maar ook afhangen van de rechten die je toegekend worden. "Het zal de cohesie van onze samenleving danig op de proef stellen", aldus Strik. Volgens haar verkiest Doomernik uitsluiting binnen de grenzen boven een selectief toelatingsbeleid aan de grens. Zelf kiest zij voor de benadering van de Europese Commissie: selectief buitenlanders toelaten voor werk, en meer investeren in de werklozen die nu in Nederland aan de kant staan, inclusief een legaliseringscampagne voor de illegalen.
Paginanummer
Fort Europa Rechts zit enigszins in de maag met het nieuwe migratiedebat. Er is een tegenstelling ontstaan tussen het neo-liberale bedrijfsleven, dat voor een soepeler migratiebeleid is, en de conservatieve lijn-Kamp, die bij het Telegraaf- en Volkskrantpubliek onderbuikgevoelens wil opwekken. In Nederland komt die breuklijn binnen het rechtse kamp nog niet volop naar buiten, maar in Duitsland al veel meer. De grote bedrijven hebben daar gedreigd niet langer de verkiezingskassen van conservatieve partijen als de CSU en CDU te spekken, indien die partijen hun rabiate anti-buitenlanders standpunt niet verlaten. De politici van de neo-liberale lijn staan nu voor een flinke pruitdaging. Na decennialang te hebben geroepen dat vluchtelingen, en zeker illegale vluchtelingen, uitvreters zijn die moeten worden tegengehouden en het land uitgegooid, moet men nu schoorvoetend erkennen dat Europa eigenlijk niet zonder hen kan. Welke kansen biedt dit debat tussen neo-liberalen en conservatieven nu aan mensen die zich beroepen op links-radicale uitgangspunten? Vanzelfsprekend dient de discussie over een liberaler migratiebeleid in eerste instantie de economische belangen van de EU, en gaat het om een voortzetting van de uitbuiting met andere middelen. Maar daarmee kan men de zaak niet afdoen. Het Europese migratiedebat schept namelijk wel mogelijkheden om op ideologisch vlak te krabben aan de hegemonie van het huidige asiel- en migratievertoog en om de eigen links-radicale inzichten voor het voetlicht te brengen. Het biedt de kans om de paradox van Fort Europa te belichten. Aan de ene kant alles doen om te voorkomen dat vluchtelingen voet op Europese bodem zetten, aan de andere kant migranten aanwerven. Of: illegalen die hier al jarenlang sectoren van de economie draaiende houden opjagen en uitroken, versus het aantrekken van arbeidsmigranten. Of: wijzen op het legioen vluchtelingen dat gedwongen jarenlang niets zit te doen in opvangcentra en langzaam aan gek wordt, versus de nieuwe wervingscampagnes voor arbeidsmigranten. Kortom: via het migratiedebat kunnen de onzinnigheid, de onhoudbaarheid en de interne tegenstellingen van het huidige beleid ter discussie gesteld worden.
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 19
Rollenspel: Export van voedsel uit hongerlanden? Organisatie: FairFood
Introductie Kruip in de huid van een multinational, een bedreigde boer of een werkeloze slumbewoner ! Ga met FairFood op zoek naar het antwoord op de vraag: wanneer is export van voedsel uit hongerlanden hongervrij? In 90 minuten tijd wordt het publiek betrokken in een rollenspel waarbij de internationale handel van het ontwikkelingsland 'GONO' met het Europese land 'EUROPOORT' wordt geïllustreerd. Door verschillende belangen en daarmee beslissingscriteria wordt het verband gelegd tussen de internationale handel en een aantal structurele oorzaken en honger. Inleiding over FairFood (10 min) / Uitleg rollenspel en spelregels (20 min) / Spel (3) rondes (45 minuten) / evaluatie (10 minuten) Advies: voor 'niet economen' en ander geïnteresseerden raadpleeg www.FairFood.org
Ter voorbereiding FairFood in 't kort FairFood strijdt tegen de honger in de wereld door zich te richten op westers beleid. Omdat wereldwijd nog altijd 800 miljoen mensen niet genoeg te eten hebben om een menswaardig bestaan te leiden. Omdat de oorzaken en daarmee ook de oplossingen voor de honger grotendeels hier, in het handelsbeleid van het Westen, liggen. Omdat er alleen iets kan veranderen als publiek, politiek en bedrijfsleven zich gezamenlijk hard maken voor een structurele aanpak van de honger. Want het lijkt misschien een utopie, maar het kan echt: een wereld waarin niemand meer honger lijdt! Het Doel Voedselzekerheid voor iedereen. De Oplossing Een eerlijk handelssysteem. Er is tenslotte genoeg voedsel in de wereld, er worden alleen steeds meer producten uit hongerlanden geëxporteerd tegen steeds lagere prijzen: boeren in arme landen verdienen daarom vaak te weinig om zichzelf nog goed te kunnen voeden.
Paginanummer
FairFood wil: 1. voldoende inkomsten, eerlijke contracten en goede werkomstandigheden voor boeren en werknemers 2. toegang tot westerse markten voor arme landen (van met name bewerkte producten) 3. tot het bovenstaande gerealiseerd is: ondersteuning van de armste bevolkingsgroepen in zogenaamde 'hongerlanden'. De Methode Het enige dat nodig is, is de wil om handel eerlijk te maken. FairFood heeft daarom een 'coalition of willing' opgezet waarin bedrijven en politici de handen ineen slaan en gezamenlijk een eerlijk beleid uitstippelen en implementeren. Hierbij worden ze ondersteund door experts en scherp gehouden door het grote publiek. Het Middel De manieren waarop ons eten hier elders honger veroorzaakt, de verantwoordelijkheid van politici en bedrijven, hun vorderingen binnen de coalitie, liefst vertellen we er niet over, maar laten we het -op humoristische wijze- zien. Ons middel is dan ook het beeld. Of het nu documentaires, animaties, kunstfilmpjes of videoclips zijn, gemaakt door professionals, vormgevers, cartoonisten, kunstenaars of studenten: het beeld wordt op zoveel mogelijk momenten ingezet, om het grote publiek te informeren en om beleidsmakers uit te nodigen in de FairFood coalitie te stappen. FairFood is: FairFood is een campagne- en lobbyorganisatie, geen hulporganisatie. We communiceren problemen, maar nooit zonder ook de oplossingen te noemen, waarbij we ons altijd op vooruitgang richten. We zijn realisten, geen idealisten, spelen niet in op het sentiment, maar op het verstand en maken gebruik van de middelen van deze tijd: de multimedia. Jongeren zijn onze doelgroep, beleidsmakers ons target, gezamenlijk willen we honger de wereld uitwerken. Doe mee! Honger wordt hier gemaakt en kan dus ook hier worden opgelost! Kijk op www.FairFood.org
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven 19 september 2004
Workshop 20
De globalisering van markten: een perspectief voor vrede? Organisatie: Economen voor Vrede
Introductie In de workshop staat de bijdrage die economen kunnen leveren aan het vraagstuk van oorlog en vrede centraal. Tijdens de workshop zal over die rol gediscussieerd worden naar aanleiding van het artikel 'De globalisering van markten: een perspectief voor vrede?' van Hans Opdam. De bedoeling van het artikel is om een denkraam1) te bieden voor deze discussie. De actiepunten die aan het eind van dit artikel worden genoemd zijn slechts aanzetten. Doel van de discussie is om deze punten nader uit te werken en nieuwe punten daaraan toe te voegen. 1)
Met dank aan Maarten Toonder voor de invoering van dit woord in de Nederlandse taal.
Ter voorbereiding Oorlogen zijn zo oud als de menselijke geschiedenis. En oorlogen zijn er geweest in allerlei gedaanten. Van vetes binnen families, tot gewapende strijd tussen clans en stammen, tussen twee of meer staten, binnen een staat tussen bevolkingsgroepen (burgeroorlogen) of tussen regering en afscheidingsbewegingen. En recentelijk ook de strijd tussen regeringen en wereldwijd opererende terreurgroepen. Vanaf het moment dat de homo sapiens zijn eerste stappen zette zijn er ook 'economieën'. Zo kennen we bijv. de self-supporting economieën van de jagers en de verzamelaars en de feodale economieën van grootgrondbezitters met horigen/slaven en pachters aangevuld met de stedelijke economieën van ambachtslieden en handelaren in de steden. Van recenter datum zijn de planeconomieën en de kapitalistische marktgeoriënteerde economieën. Elk van deze economieën bracht zijn eigen motieven voort voor het voeren van oorlog (veroveren van jachtgebieden, vruchtbaar land, grondstoffen, slaven), maar niet alle oorlogen zijn terug te voeren tot economische motieven. Psychologische motieven (behoefte aan macht, superioriteitsgevoelens, gekrenkte trots, religieus fanatisme) zijn minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker en zijn bijna altijd ook in het spel. De uitdaging om iets zinvols te zeggen over de relatie tussen 'economie' en 'vrede' is dus geen eenvoudige. Er zijn meerdere typen economieën en meerdere typen van vrede. Er is geen een-op-een relatie tussen economie en vrede en het is dan ook zonder betekenis is om te spreken over 'de' relatie tussen economie en vrede. Bovendien liggen vaak niet-economische factoren (gekrenkte trots, revanche
Paginanummer
gevoelens, superioriteitsgevoelens) aan de wortel van gewapende strijd. Door in te zoomen op 'economie' en 'vrede' lopen we het gevaar blind te zijn voor die factoren en - zo als bijv. de oude Marxisten deden - 'de economie' verantwoordelijk te stellen voor alle kwaad. Desondanks maken we in dit artikel toch een paar opmerkingen over 'economie' en 'vrede'. The growing extent of the market Een eerste punt betreft de 'globalisering' van de economie, een onderwerp waarover vandaag de dag een ideologische strijd woedt. Het is interessant om vast te stellen, dat de globalisering van de economie, zoals wij daar nu over spreken, is begonnen in de tijd van de eerste industriële revolutie en de ontwikkeling van de op de markt georiënteerde economie, amper twee eeuwen geleden. Toen ook ontstond wat wij nu de economische wetenschap noemen. Wat gebeurde er toen? In essentie twee dingen: 1. Toepassing van machines, met als gevolg een arbeidsverdeling tussen mens en machine, specialisatie en schaalvoordelen (economies of scale). We spreken van de industriële revolutie. Vooral de economies of scale hebben geleid tot het fenomeen dat we nu globalisering noemen. Binnen een bedrijf (regio) kon meer worden geproduceerd dan in de onmiddellijke omgeving kon worden afgezet. Er werd dan ook actief gezocht naar marktvergroting buiten de regio. 2. Economies of scale dicteerden een toenemende behoefte aan transport. Tegelijkertijd had de industriële revolutie een geweldige invloed op de ontwikkeling van nieuwe transport modi. Aanvankelijk zijn dat de trein en de vervanging van zeilschepen door stoomboten, later de automobielen en vliegtuigen en de ontwikkeling van het containervervoer. Sommigen vonden de ontwikkelingen in het transport nog indrukwekkender dan de toepassing van machines in de industrie en spraken liever over de transportrevolutie in plaats van de industriële revolutie. Beide ontwikkelingen hebben geleid tot een growing extent of the market, zoals Adam Smith al opmerkte, een voortgaande expansie van markten, een groei van nieuwe markten en een groei van transport. Het karakter van de lokale economie veranderde daardoor drastisch. Handwerk werd vervangen door machines. Arbeiders verhuisden van het land naar de steden en de industrie en later naar de dienstensector. Was de lokale economie in vroeger dagen vrijwel zelfvoorzienend, nu vonden goederen die lokaal werden vervaardigd hun bestemming elders, soms ver weg, en de lokale behoeften werden grotendeels vervuld door producenten van elders. Naast de lokale markt ontwikkelden zich regionale markten en voor sommige goederen en diensten zelfs wereldmarkten. De ontwikkelingen in de informatica en communicatietechnologie werkten als een katalysator en hebben het proces van de growing extent of the market verder versneld en geïntensifieerd. Steeds meer transacties geschieden nu al via het internet. Productinformatie, leveringsvoorwaarden en garantievoorwaarden, verzekeringen. contracten en kredieten zijn on line beschikbaar en als ze dat nog niet zijn, dan is dat slechts een kwestie van tijd. Financiële transacties, bedrijfsovernames en transacties in aandelen en onroerend goed worden - gefaciliteerd door de communicatietechnologie - steeds meer grensoverschrijdend. Het is een kwestie van semantiek of men het woord 'globalisering' wil reserveren voor recente ontwikkelingen in onze tijd. Voor een goed begrip van de geschiedenis is het naar mijn mening nuttiger om ook de recente ontwikkelingen te zien als een manifestatie van de growing extent of the market die al in de tijd van Adam Smith is begonnen en door hem als eerste werd gesignaleerd.
Paginanummer
Oorlog en vrede Het is van belang op te merken dat de hierboven beschreven ontwikkelingen een zekere onvermijdelijkheid in zich herbergden. Zij zijn door niemand als zodanig ontworpen of in gang gezet. Zij zijn in hoge mate een technologisch imperatief, waarbij de vraag niet is of men ervoor of ertegen is2, maar veeleer hoe men zich aan de nieuwe realiteit moest aanpassen en hoe inkomens, macht en sociale zekerheid moesten worden gedefinieerd. Dat is een sociale strijd die tot op de dag van vandaag voortgaat. Deze laatste opmerking brengt ons terug bij ons onderwerp. De growing extent of the market creëerde nieuwe machthebbers (handelaren, fabrikanten, kapitaalbezitters) schaadde de belangen van de zittende machthebbers (de adel en de grootgrondbezitters). De veranderingen leidde tot spanningen die uitmondde in veel strijd, waaronder oorlogen De Franse en de Amerikaanse burgeroorlogen waren het toneel van de strijd tussen "oud" en "nieuw". Voor de koloniale expansie van West-Europese landen in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw bestonden meerdere motieven, maar een daarvan was zeker dat men in een wereld waar nog geen vrijhandel bestond de levering van grondstoffen wilde veilig te stellen. Als de koloniën al niet zelf waren veroverd at gun point, dan werd er wel onderling om gestreden door rivaliserende Europese grootmachten. De lokale economie en de inheemse rechtsorde werden ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de kolonisatoren. De Russische revolutie, de latere Chinese revolutie, en de revoluties en vrijheidsoorlogen in vele andere landen waren een antwoord op de kapitalistische expansie, maar ook dat antwoord ging niet zonder bloedvergieten.Voeg daar nog bij, de rol van de wapenindustrie en de enorme destructieve kracht van moderne wapensystemen en men zou kunnen concluderen, zoals velen inderdaad doen - dat de kapitalistische expansie de directe oorzaak is geweest van vele en steeds destructievere oorlogen. Het grote bezwaar tegen deze conclusie is echter, dat de redenering te grof is en eenzijdig. De growing extent of the market heeft niet alleen destructieve maar ook constructieve krachten los gemaakt. Zo zien we, dat in de landen waar de industriële revolutie zich heeft voltrokken de arbeiders zich hebben georganiseerd en een stelsel van arbeidsvoorwaarden heeft afgedwongen die ook in de wet zijn vastgelegd. De technologie stelde steeds hogere eisen aan vakmanschap en werd een factor die heeft bijgedragen tot de algemene onderwijsplicht en tot grotere deelname aan beroepsonderwijs en hoger onderwijs en daardoor tot een mondiger bevolking. De behoefte ontstond aan standaarden voor productkwaliteit en acceptatie van regels voor verkeer en vervoer, voor handel en betalingsverkeer. Er ontwikkelde zich wetgeving voor de regeling van eigendom en eigendomsoverdrachten, voor bescherming van investeringen. Er ontstonden mededingingsregels en regels voor arbeidsvoorwaarden. En dat zijn nog maar enkele voorbeelden te noemen. Kortom, markten hebben niet alleen een einde gemaakt aan oude privileges en nieuwe machthebbers in het zadel geholpen. Zij hebben ook tegenkrachten doen ontstaan en de behoefte gecreëerd aan uniforme regels en zo bijgedragen tot financiële discipline en meer sociale gelijkheid en integratie. Deze integratie heeft zich onmiskenbaar voltrokken binnen de grenzen van de zgn. ontwikkelde markteconomieën, maar uit uitwikkelingen zoals de oprichting van vrijhandelszones, de geleidelijke afbraak van protectie, de wordingsgeschiedenis van de Europese Unie, de oprichting van de WTO is af te lezen dat de behoefte aan integratie over de nationale grenzen heen reikt. Nieuwe uitdagingen De naamsverandering van 'antiglobalisten' in 'andersglobalisten' is een terechte. Het zou een vorm van Donquichotterie zijn om te strijden tegen de krachten achter de
Paginanummer
growing extent of the market. Waar het om gaat is om de ontwikkeling van countervailing powers, maar die hebben niet als doel te strijden tegen de globalisering an Sich maar veeleer om de koers te beïnvloeden waarlangs de globalisering zal verlopen. Zo ook is het gegaan in de eerste eeuwen van de globalisering. De sociale strijd heeft in heel wat landen geleid tot een maatschappij waarin het - in vergelijking met vroeger - goed leven is voor vrijwel alle burgers. Zo beschouwd biedt de growing extent of the market op de (zeer) lange termijn ook perspectieven voor het bereiken van duurzame welvaart en vrede. Welke zijn de countervailing powers die zouden moeten worden opgebouwd of versterkt? Dit is een vermetele vraag, omdat de beantwoording daarvan niet kan worden gegeven door een enkel individu, laat staan de schrijver van dit stukje, maar gegeven wordt door de response van velen. Maar dat belet niet om daarover toch iets te zeggen. Ik noem een paar punten, om te illustreren, niet om te beweren dat er geen belangrijker punten kunnen worden genoemd. 1. Internationale NGO's (zoals Green Peace, Human Rights Watch, Artsen zonder Grenzen, Amnesty International, enz.) maken niet alleen gebruik van de moderne communicatietechnologie, maar organiseren ook countervailing powers die kunnen bijdragen tot betere internationale spelregels en naleving van die regels. Zij zijn nieuwe loten aan de stam van de geschiedenis en aangepast aan deze tijd. 2. De vakbonden dreigen een anachronisme te worden en zouden moeten gaan nadenken hoe zij internationaal een vuist kunnen maken. Omdat de vakbeweging ook steun nodig heeft van het thuisfront zou men binnen de Europese Unie kunnen beginnen met een (re)organisatie van de vakbonden op Europese schaal. 3. Eveneens dicht bij huis ligt de uitdaging om het democratisch gehalte van Europa te vergroten en vorm te geven. 4. De neoliberalen moet men niet bestrijden, omdat zij een voorkeur hebben voor marktwerking. Men kan ze beter op hun voorkeur voor marktwerking aanspreken door te onderhandelen over een level playing field voor concurrenten. Dat houdt o.a. in vrije toegang tot de Europese markten voor arbeid, landbouwproducten, enz. 5. Er zijn zaken die door de markt niet kunnen worden geregeld. In de literatuur staan deze zaken bekend onder de naam market imperfections3. Nieuwe technologische ontwikkelingen leiden er echter toe dat sommige market imperfections verdwijnen, zodat marktwerking wel mogelijk wordt. Meer studie en actie is nodig, met name door het gilde van de economen, om van geval tot geval helder te kunnen onderscheiden waar marktwerking mogelijk en zinvol is en waar 'marktwerking' slechts dient als slogan. 6. Zoals ook in het verleden het geval was botst de growing extent of the market met culturen die niet marktconform zijn. In het verleden werden zulke clashes meestal op gewelddadige wijze uitgevochten ten koste van de technologisch zwakkere partij. De moderne wapentechnologie en communicatiemiddelen liggen thans echter binnen het bereik van een ieder, waardoor het voor beide belangengroepen aantrekkelijker wordt een settlement of disputes te bereiken door overeenstemming over beginselen en spelregels, zoals o.m. over de exploitatie van bodemschatten. Discussie en overeenstemming over spelregels zijn in onze multiculturele wereld thans dringender nodig dan ooit. De growing extent of the market biedt een perspectief op duurzame vrede, maar alleen na een proces van marktontwikkeling dat gepaard gaat met economische en sociale integratie. Dat is nog een lange strijd, waarbij o.m. gestreden wordt over hoe de strijd gestreden wordt. Opmerkelijk genoeg biedt geen van de bovenstaande punten een directe oplossing voor de vraagstukken van oorlog en vrede. Maar daarom
Paginanummer
is dit artikel niet mislukt. De bedoeling was juist om te betogen dat zo'n directe oplossing er niet is. Hans Opdam, Augustus 2004 1 De auteur is verbonden aan en geniet van een prepensioenregeling van de Universiteit van Twente en is lid van de vereniging voor Economie en Vrede (EVV). E-mail:
[email protected] 2 Hoewel sommigen daar wel zo over leken te denken. Denk bijv. aan de actie van de Luddites. 3 Klassieke voorbeelden zijn het goed van de sociale cohesie (participatie, inkomen, recht op onderwijs en gezondheidszorg, geringe criminaliteit, enz.) en de zorg en behoud van het milieu.
De Vereniging voor Economie en Vrede De vereniging voor Economie en Vrede (EVV) werd in 1990 opgericht door prof. Jan Tinbergen, de eerste Nobelprijswinnaar voor de economie. De Vereniging is het Vlaams-Nederlandse afdeling van ECAAR (Economists Allied for Arms Reduction) die in datzelfde jaar werd opgericht door de genoemde Jan Tinbergen, samen met zeven andere Nobelprijswinnaars voor de economie. ECAAR heeft inmiddels afdelingen in meer dan tien landen, waaronder Rusland, Japan en de Verenigde Staten. ECAAR werd opgericht vanuit de grote bezorgdheid bij de 'founding fathers' over de wapenwedloop en de destructieve effecten van de moderne oorlog op het leven en welzijn van mensen. Omdat economen ten diepste geïnteresseerd zijn in het welzijn van mensen moeten zij zich ook bezig houden met de bestudering van de oorlog en de inzet van (massa)vernietigingswapens die veel van wat is opgebouwd weer kapot maken. Oorlogen worden door de meeste moderne economen gedefinieerd als een verschijnsel dat buiten de grenzen van de economie valt. ECAAR is opgericht om te bereiken, dat oorzaken en gevolgen van oorlogen ook door economen onder de loep worden genomen. ECAAR vervult ook een rol als activist en lobbyist. De organisatie heeft ook de status van waarnemer bij de VN en heeft daar een permanente vertegenwoordiger. ECAAR heeft geen omlijnde ideologie of alliantie met de ene of andere politieke beweging. De leden van ECAAR hebben wel met elkaar gemeen, dat men kritisch staat tegen 'oorlog' als politiek instrument. Men kan de EVV bereiken op het volgende adres: Secretariaat EVV Joel van der Beek Zonnebloemstraat 5A 3051 SP Rotterdam E-mail:
[email protected]
Paginanummer
Paginanummer
2e Dag van Alternatieven - 19 september 2004
Overige teksten 1
Bestaanszekerheid wereldwijd: wat kost dat? Lou Keune Het recht op bestaan Begin 2004 hebben medewerkers van een tiental Nederlandse organisaties voorstellen geformuleerd voor een solidair en duurzaam wereldhandelsbeleid1. Enkele van die voorstellen gaan over de noodzaak van garantie van bestaanszekerheid van iedereen op aarde. Onder voorstel 1 wordt gesteld: “Op dit moment worden diverse basisrechten verband houdende met bestaanszekerheid op gebieden als gezondheid, voeding, onderwijs, huisvesting en inkomen, en neergelegd in verklaringen van de Verenigde Naties (waaronder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Mensenrechten, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, milieuverdragen, en de Millennium Doelstellingen), en verankerd in nationale grondwetten, op grote schaal geschonden. Ook wij, inwoners van de landen van het Noorden, moeten erkennen voor deze schending medeverantwoordelijk te zijn.” En voorstel 3 zegt: “Alvorens onderhandelingen over de wereldhandel, hoe dan ook, verder gaan moet begonnen worden met de opbouw dan wel vernieuwing van mondiale instellingen van bestaanszekerheid op gebieden als gezondheid, voeding, onderwijs, huisvesting en milieu. De financiering van het nieuwe beleid dient allereerst plaats te vinden vanuit de bestaande middelen van ontwikkelingshulp. Daarnaast kan financiering gevonden worden door rijkdombestrijding, te beginnen in het Noorden: er komt een belasting op de grote en volatiele transacties in buitenlandse munt van speculanten; lonen en uitkeringen (inclusief pensioenen) worden vanaf modaal voorlopig bevroren; en er worden inkomensmaxima vastgesteld. Hoewel ook de rijken uit de ontwikkelingslanden moeten meebetalen aan deze financiering kan daar niet op gewacht worden. Ook in verband met bestaanszekerheid worden alle schulden van ontwikkelingslanden kwijtgescholden. En programma's van structurele aanpassing die door de internationale instellingen aan ontwikkelingslanden zijn opgelegd, worden stopgezet.” Voorzieningen van bestaanszekerheid Het gaat dus om voorzieningen die garanderen dat iedereen op deze aarde over minstens een basispakket aan middelen kan beschikken om te voldoen aan de primaire levensbehoeften op gebieden als voeding, basisgezondheidszorg, basisonderwijs, huisvesting, toegang tot schoon water en tot riolering, en kleding. Daarmee worden niet alle problemen van bestaansonzekerheid gedekt. Daarbuiten vallen met name directe levensbedreigingen als gevolg van oorlogsgeweld, etnische zuiveringen, natuurgeweld, epidemieën, onderdrukking, en zo meer.
1 Kees Hudig en Lou Keune (red.): Na Cancún: Hoe nu verder? Waar zijn wij vóór? - Voorstellen voor een solidair en duurzaam wereldhandelsbeleid. Amsterdam, XminY, 2004. Zie ook: Lou Keune: Bestaanszekerheid en de vernieuwing van het mondiaal economisch beleid. (http://www.globalternatives.nl/cancun)
Paginanummer
Die voorzieningen van bestaanszekerheid zijn vergelijkbaar met die van de sociale zekerheid in o.a. Nederland. Het zijn dus voorzieningen met een duidelijk structureel en blijvend karakter. Daarmee verschillen zij in essentie van voorzieningen van noodhulp die een ad-hoc karakter hebben, en bedoeld zijn voor situaties als oorlogen e.d.. De voorgestelde voorzieningen hebben als belangrijkste doel mogelijk te maken dat mensen kunnen overleven. Het zijn dus geen voorzieningen gericht op ontwikkeling, het gaat om overleven. Aan het ontwikkelingsdenken ligt de gedachte ten grondslag dat ontwikkeling van de samenleving de noodzakelijke voorwaarde is om te overleven en tot een beter bestaan te komen. Over dat denken en beleid valt veel te zeggen, binnen deze context is het belangrijk te constateren dat meer dan vijftig jaar beleid van ontwikkelingssamenwerking nog steeds niet geresulteerd heeft in bestaanszekerheid voor iedereen. Integendeel, zeker sinds de dominantie van het neoliberale denken zijn de inkomensongelijkheid, de milieudegradatie en het democratische tekort alsmaar toegenomen. En de miljarden mensen die nu nauwelijks of onvoldoende kunnen bestaan kunnen niet wachten tot het sint-juttemis van het (veronderstelde) uiteindelijke resultaat van het internationale ontwikkelingsbeleid. De doelgroep Voor wie zijn deze voorzieningen bedoeld? Met deze vraag komen wij op het vraagstuk van de criteria van voldoende menswaardig bestaan. Die criteria kunnen nogal verschillen in de tijd. Wat wij nu normaal vinden verschilt sterk van de opvattingen van begin twintigste eeuw. En ook verschillen maatstaven naar plaats. Zo wordt in Nederland als armoedegrens meestal een inkomensniveau gehanteerd vergelijkbaar met dat van de bijstanduitkering. Maar een dergelijk inkomensniveau wordt door bijvoorbeeld de Verenigde Naties gezien als middle income2. Deze en andere verschillen in waarderingen worden dikwijls gebruikt als argument dat armoede relatief is. Dat argument geldt steeds minder nu de wereld in verregaande mate gemondialiseerd is en de bestaanseisen ook steeds meer mondiaal bepaald worden. Ondanks alle mogelijke relativeringen zullen maar weinigen betwisten dat mensen van US $ 2 per dag niet menswaardig kunnen bestaan. En dat is de maatstaf die ik voorstel te hanteren. Het gaat daarbij dus om een inkomen van minder dan 2 dollar per persoon per dag, ofwel $ 730 per jaar. Voor alle duidelijkheid, het gaat om een maatstaf met gelijke koopkracht. Het UNDP (2003, pag. 41) zegt daarover: “Living on $ 1 a day does not mean being able to afford what $ 1 would buy when converted into local currency, but the equivalent of what $ 1 would buy in the United States: a newspaper, a local bus ride, a bag of rice”. Wij moeten ons dus proberen voor te stellen hoe in de Verenigde Staten te leven van $ 2 per persoon per dag. Het UNDP3 gaat uit van de volgende aantallen: ruim 2,8 miljard mensen moeten het doen met een inkomen onder US $ 2 per dag. Daarvan hebben ruim 1,2 miljard mensen een inkomen minder dan $ 1 per dag. Het gaat om deze mensen, en niet om bijvoorbeeld de 43 miljoen volwassen inwoners van de Verenigde Staten die onverzekerd zijn tegen ziektekosten; en evenmin om de naar schatting 250.000 Nederlandse huishoudens die hier onder het in Nederland gehanteerde bestaansminimum leven4. 2 Het Human Development Report 2003 van het UNDP geeft voor 2001 US $ 5519 als gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking van de middle income countries. 3 Tenzij anders aangegeven zijn alle nu volgende gegevens ontleend aan of berekend op basis van het Human Development Report 2003 van het UNDP. 4 Gegevens ontleend aan: Menno Hurenkamp: Werkende armen. In: De Groene Amsterdammer, 14 augustus 2004, pag. 8.
Paginanummer
Wat kost het? Bij de berekening van de kosten van de voorgestelde voorzieningen van wereldwijde bestaanszekerheid ga ik er vanuit dat de belangrijkste component zal bestaan uit de overdracht van inkomen aan deze mensen. Deze overdracht kan in natura, bijvoorbeeld gratis basisgezondheidszorg, of in geld. Beide (samenhangende en gelijktijdige) vormen kennen wij ook in Nederland. Ik hanteer daarbij de veronderstelling dat de kosten hoofdzakelijk zullen bestaan uit het overbruggen van het inkomensgat tussen enerzijds de norm van $ 730 per persoon per jaar, en anderzijds het feitelijke inkomen. Daarbij zie ik af van andere kosten als de inrichting van de instellingen die voor de inkomensoverdrachten moeten zorgen. Van het totaal van 2,8 miljard mensen zitten 1.6 miljard mensen in de range van $ 1 tot $ 2 per dag. Ik veronderstel dat zij gemiddeld op $ 1,5 per dag aan inkomen hebben, ofwel een tekort van $ 0,5 per dag. Totaal komt dit neer op een tekort op jaarbasis van $ 292 miljard. En 1.2 miljard mensen zitten in de range van $ 0 tot $ 1 per dag. Ik veronderstel dat zij een gemiddeld inkomen hebben van $ 0,5 per dag, oftewel een tekort van $ 1,5 per dag. Dat komt dus neer op een tekort op jaarbasis van $ 657 miljard. In totaal gaat het dan dus om de financiering van $ 292 miljard + $ 657 miljard = $ 949 miljard. Ter vergelijking 1: Nederland had in 2001 een inkomen per hoofd van de bevolking van $ 27.190 (gerekend in $ met een zelfde koopkracht als die hiervoor gehanteerd) dus in totaal (x 16 miljoen inwoners): $ 435 miljard. Ter vergelijking 2: Het gemiddelde inkomen van de inwoners van de high income countries was in 2001: $ 26.989. De totale bevolking van deze landen was 935,1 miljoen mensen , met een totaal inkomen op jaarbasis van $ 25.238 miljard. Het te financieren bedrag ad $ 949 miljard is daar 3,76 % van. Ter vergelijking 3: De wereldbevolking was in 2001 6148,1 miljoen mensen. Het gemiddelde inkomen per hoofd was $ 7.376. Het totale wereldinkomen was dus $ 45.348,4 miljard. Het te financieren bedrag ad $ 949 miljard is daar 2,09 % van. Conclusie In het verlengde van voorgaande berekeningen zou je kunnen concluderen dat wij Nederlanders gemiddeld minstens 3,76 % van ons inkomen, al dan niet via belastingen, moeten afstaan als onze bijdrage aan de financiering van dit stelsel van wereldwijde bestaanszekerheid.
Paginanummer