Over belevenis en storytelling in Osnabrück In hoeverre maakt het Nussbaumhaus in Osnabrück gebruik van storytelling? Het gaat misschien wat ver om te spreken van een Nussbaumwelle, maar de recente aandacht voor deze Duits-Joodse schilder uit Osnabrück was op zijn minst opmerkelijk. De belangstelling voor Nussbaum kwam goeddeels voort uit de publicatie van ‘Orgelman, een schildersleven’. In 2015 werd dit boek van Mark Schaevers bekroond met de Gouden Uil en genomineerd voor de ECIliteratuurprijs. Voor Nieuwsuur vormde het winnen van de Gouden Uil aanleiding om precies op 4 mei een item te wijden aan Schaevers boek en Nussbaums lotgevallen. Het televisieprogramma typeerde Nussbaums werk als een ‘geschilderd oorlogsdagboek’. Het noemde de kunstenaar een van de beroemdste schilders van de 20e eeuw en ‘de Anne Frank van de beeldende kunst’. Het eerste was opvallend want na WOII waren Nussbaum en zijn werk nagenoeg vergeten. Inmiddels is in Osnabrück het Nussbaumhaus een toeristische trekpleister van enige importantie en speelt het een bescheiden rol in de citymarketing van de stad. Zoals Schaevers fijntjes de New York Times citeert: ‘Nussbaum heeft Osnabrück nodig gehad, nu heeft Osnabrück Nussbaum nodig’. Voor museumprofessionals is een bezoek aan het Nussbaumhaus interessant om na te gaan in hoeverre het museum gebruikt maakt van vormen van storytelling. Nussbaums levensverhaal, zijn werk en de totstandkoming van de collectie zijn zo fascinerend dat deze erom vragen om in een museum verteld te worden zoals Mark Schaevers dat heeft gedaan in zijn bekroonde biografie. Nussbaum en diens leven vormen geen mythe van eenzelfde omvang als die van Van Gogh – de weg naar postume roem is geplaveid met verhalen – maar Nussbaums levensloop is meeslepend genoeg en de wording van de collectie van het Nussbaumhaus dusdanig intrigerend dat een combinatie hiervan geschikt is om als museaal verhaal over het voetlicht te brengen. In het kort komt Nussbaums leven erop neer dat hij in 1904 werd geboren in Osnabrück. Hij was de jongste van twee broers en zijn ouders waren welgesteld. Nussbaums vader schilderde in zijn vrije tijd en stimuleerde de artistieke aspiraties van zijn zoon. Felix werd in de gelegenheid gesteld om te studeren aan de kunstacademies van Hamburg en Berlijn. Hij brak redelijk snel door en kreeg in 1932 een stipendium, de Villa Massimo-Preis waarmee hij kon studeren in Rome. Tot dan toe was er weinig aan de hand in Nussbaums leven. Maar de geschiedenis zou zich tegen hem keren en na zijn vertrek naar Rome kreeg hij alleen nog iets van Duitsland te zien toen hij vanuit de Mechelse Dossin Kazerne per trein werd vervoerd naar Auschwitz waar hij in 1944 overleed. Tussen zijn jaren in Rome en zijn dood leefde hij als balling in Frankrijk en België. De werken die hij gedurende die exilperiode maakte, werden langzaam maar zeker terug gevonden en vanaf 1998 tentoongesteld in het speciaal daarvoor door Daniël Libeskind ontworpen Felix Nussbaumhaus. 1
Niet alleen Nussbaums leven in vogelvlucht kent een dramatisch verloop, ook de meer losse gebeurtenissen uit het leven van de schilder bezitten de nodige tragiek. Zo vertrok Nussbaums vader met wie hij een innige band had in 1914 naar het front toen Felix 10 jaar oud was, iets dat de jonge Felix niet onberoerd liet. Maar dat is niet het enige ‘verhaal’ in Nussbaums leven. Tijdens zijn verblijf in Rome schudde hij, nog zeker niet alles vermoedend, de hand van Joseph Goebbels. Aan het begin van de tweede wereldoorlog werd hij geïnterneerd in het Zuidfranse St Cyprien omdat hij, de wrede ironie ten top, als Duitser ongewenst in België verbleef. Hij wist te ontsnappen uit gevangenschap door tijdens een oponthoud in Bordeaux – de Duitse autoriteiten hadden de terugkeer van alle geïnterneerde landgenoten geëist – een melkman van de kazerne om te kopen. Hiermee ontsprong hij voorlopig de dans. Mogelijk had het beter met hem kunnen aflopen wanneer hij gedurende zijn onderduik in Brussel niet loyaal was gebleven aan zijn vrouw Felka Platek. Zijn trouw aan Felka, die per se in Brussel wilde blijven en met wie Nussbaum geen geweldig huwelijk had, weerhield hem ervan om zijn onderduikadres te verlaten en met vrienden uit te wijken naar de Ardennen, waar hij veiliger was geweest dan in de Belgische hoofdstad. Uiteindelijk werd Nussbaum in Brussel verraden en met de laatste Duitse trein uit Mechelen afgevoerd naar Auschwitz. Nussbaums herrijzenis als kunstenaar en de wijze waarop zijn werk terugkeerde in Osnabrück zijn eveneens verhalen die het verdienen om verteld te worden. In De Orgelman besteedt Schaevers ruim vijftig pagina’s aan de wording van de collectie van het Nussbaumhaus. Dit hoofdstuk vertoont af en toe trekken van een schelmenroman. Het begint ermee dat er voor wat betreft Nussbaums werk na WOII sprake was van een ware diaspora. De schilderijen lagen verspreid over heel Europa, op alle plaatsen waar Nussbaum tijdens zijn exil- en onderduikperiode had gewoond en gewerkt. Ze werden teruggevonden op plekken waar verloren gewaand werk altijd weer opduikt: zolderkamers en kelders. Hoogtepunt van het verhaal was de terugkeer van 117 Brusselse doeken in Osnabrück. Deze werden vanuit België Duitsland binnengesmokkeld in een gehuurde, zwarte Mercedes. Verantwoordelijk voor deze daad was Auguste Nussbaum, een nicht van Felix die de oorlog overleefde en de drijvende kracht achter de rehabilitatie van haar neef. Met de terugkeer van zijn schilderijen werd tegemoet gekomen aan Nussbaums diepste wens. ‘Als ik ten onder ga, laat mijn schilderijen dan niet doodgaan. Toon ze aan de mensen’. Deze woorden worden aan Nussbaum toegeschreven, maar het is niet zeker dat hij ze ook werkelijk heeft uitgesproken. Het verhaal van zijn leven vatten ze echter wel adequaat samen. Gezien zijn levensloop is het legitiem om de vraag te stellen in hoeverre een museum dat is gewijd aan het werk en leven van Felix Nussbaum gebruik maakt van storytelling. Om die vraag naar behoren te beantwoorden is het van belang om storytelling nader te definiëren. Het is geen eenduidig begrip en de toepassingsmogelijkheden ervan lopen uiteen. Storytelling kan weliswaar 2
simpelweg worden vertaald als het vertellen van verhalen, maar dat doet geen recht aan de complexiteit en het belang van het begrip. Kenmerkend voor storytelling in tijden van digitale media is dat verhalen verteld kunnen worden met behulp van meerdere en onderling verschillende media die ieder hun eigen tempo en eigenschappen bezitten. Er wordt recent ook wel gesproken over trans mediale storytelling. Daarbij is de wijze van vertellen optimaal afgestemd op de media die worden ingezet om een verhaal over te brengen. Het kan dan gaan om printmedia, maar ook om digitale media. Er bestaat dan ook een trits aan begrippen zoals online storytelling, digitale storytelling, mobiele storytelling, virtuele storytelling, cross mediale storytelling, interactieve storytelling die alle gelijkenis vertonen en die in meer of mindere mate aangeven dat verhalen kunnen worden overgebracht met behulp van uiteenlopende devices en dat de mate waarop de bezoeker het verloop van het verhaal kan beïnvloeden variabel is. Ondanks de gangbare koppeling tussen storytelling en online media is niet alle informatie die digitaal wordt verspreid per definitie een vorm van storytelling. Het is pas mogelijk te spreken van storytelling wanneer basale verhaalelementen worden ingezet om een boodschap over te brengen. Hierbij moet worden gedacht aan zaken als intrige, personages, drama en strijd. Bij het grotendeels ontbreken daarvan kan feitelijk niet worden gesproken van storytelling. Content en drager moeten niet met elkaar worden verward. In een commerciële context wordt storytelling vooral gebruikt om met verteltechnieken een marketingboodschap effectiever over te brengen. De gedachte hierachter is dat een verhalende tekst of beelden met een narratieve structuur een boodschap beter doen beklijven dan wanneer deze op puur informatieve wijze wordt overgebracht. Storytelling sluit aan bij de vertrouwdheid van mensen met plotstructuren en archetypen. Het gebruik ervan moet ertoe leiden dat de aandacht van mensen c.q. consumenten langer wordt vastgehouden. In musea is het begrip storytelling langer bekend en heeft het een bredere betekenis dan binnen de reclame en marketing. Al in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd er over gesproken in de museumwereld en nog altijd is het een thema met de nodige actualiteitswaarde. Musea zien het vertellen van verhalen als onderdeel van hun ‘core business’. Mede om die reden en de toegenomen digitale en interactieve mogelijkheden bij de presentatie van collecties en tentoonstellingen heeft storytelling binnen musea een behoorlijke vlucht genomen. Niet langer staat altijd het object met zijn verhaal centraal, maar wordt een verhaal verteld aan de hand van objecten. In talloze musea worden hiertoe aanzetten gedaan. Verhalend opgezette teksten, videopresentaties, en soms ook acteurs die worden ingezet om verhalen te vertellen. Wie vaak musea bezoekt, komt er regelmatig mee in aanraking. Er mag worden aangenomen dat het toepassen van storytelling binnen musea ertoe leidt dat bredere en vooral ook jongere doelgroepen zich meer aantrokken zullen voelen tot musea en dat het 3
educatieve effect van museumbezoek toeneemt wanneer storytelling als uitgangspunt wordt gehanteerd bij de presentatie van werken en objecten. Bezoekers zullen een museum leuker vinden en aangereikte informatie zal beter beklijven. Mede hierdoor zou storytelling moeten leiden tot langer verblijf van bezoekers in een museum. Dit is voor musea minder cruciaal dan voor winkels waar een correlatie bestaat tussen verblijfsduur en verkopen, maar een prettige bijkomstigheid is het wel. Eveneens mag worden verondersteld dat het gebruik van elementen van storytelling zal leiden tot een hogere kans op herhalingsbezoek en meer mond-tot-mond reclame. De vraag is wel of de werking van storytelling in musea wel zo groot is als de voorstanders ervan hopen en vermoeden. Anders gezegd: werkt het eigenlijk wel in de praktijk? Intuïtief is het zeker een aansprekend concept, maar daarmee is nog weinig bewezen. Veel teksten en boeken over storytelling hebben een sterk ‘how to…’ karakter en argumenten voor het gebruik ervan hebben in dergelijke boeken een nogal casuïstisch karakter. Het bewijs voor het effect van storytelling wordt door pleitbezorgers van storytelling vooral gezocht in de wijze waarop de hersenen op verhalen reageren. Wanneer mensen worden geconfronteerd met verhalen leidt dat tot meer activiteit in bepaalde delen van de hersenen. Met dergelijke bewijsvoering moet wel enigszins voorzichtig worden omgesprongen. De hersenen van een dode zalm geven onder een MRI-scan ook nog signalen af die zouden duiden op hersenactiviteit. Maar het zijn niet alleen MRI-scans die als bewijs voor storytelling worden aangedragen. Verhalen bevorderen volgens sommige auteurs ook de aanmaak van dopamine en serotonine, stoffen die ervoor zorgen dat iemand zich prettiger voelt. Andere, meer sociaal-culturele argumenten die ten slotte worden aangedragen om de effectiviteit van storytelling te onderbouwen zijn de hedendaagse hang van mensen naar authentieke verhalen en de talrijke mogelijkheden die online en sociale media bieden om informatie met elkaar te delen, iets dat men eerder doet met verhalen die boeien dan met een platte, informatieve boodschap. Los van deze enigszins impressionistische bewijsvoering bestaat er ook veldonderzoek aan de hand waarvan iets gezegd kan worden over de kracht van storytelling. Empirisch onderzoek naar de effecten van audiotours heeft uitgewezen dat gebruikers daarvan langer verblijven in musea en meer tijd spenderen aan exposities die worden ondersteund door een audiotour. Onderzoek van het lectoraat Cross Media Utrecht wees al langer geleden uit dat verhalen positieve invloed hebben op de houding van bezoekers ten aanzien van museumbezoek en dat de bereidheid om het bezochte museum aan te bevelen bij vrienden en familie toeneemt als gevolg van storytelling. Gelet op de diversiteit aan musea in Nederland en de breedte van het begrip storytelling, kunnen musea op uiteenlopende manieren verhalen een rol laten spelen bij het inrichten van exposities en het presenteren van de vaste collectie. Even kortweg en gestructureerd zijn dit de mogelijkheden daartoe: 4
1. Een verhaal te vertellen bij of aan de hand van een object 2. Personages met hun verhaal verbinden met een object of meerdere objecten. 3. Personages verbinden met de presentatie als geheel 4. Objecten verbinden door middel van een verhaal om deze zo binnen een bepaalde historische of maatschappelijke context te plaatsen. 5. Een tentoonstelling of collectie integraal als een verhaal te presenteren. Met bovenstaande opties in het achterhoofd is het niet moeilijk om in de museumwereld voorbeelden te vinden van storytelling. Sommige instellingen zijn daarbij innovatiever dan andere, wat overigens niet wil zeggen dat een vernieuwende aanpak per definitie leidt tot gejubel alom. Zo werd het verbouwde Scheepvaartmuseum – een en al verhaal – volop geprezen maar was infantilisering ook een van de woorden waarmee het vernieuwde museum werd getypeerd. Door sommige critici werd betreurd dat een indrukwekkend, historisch museum was verworden tot een pretpark voor zesjarigen. Daar stond tegenover dat pleitbezorgers van storytelling het museum roemden om de manier waarop mensen met ‘museumangst’ tegemoet werden getreden, op hun gemak werden gesteld en werden verleid met spannende verhalen en een spectaculaire presentatie. Het gerenoveerde Spoorwegmuseum dat ook sterk inzet op beleving en storytelling kreeg eveneens kritiek te verduren nadat het roer was omgegooid. Het ontbreken van informatieve teksten leidde tot klagende bezoekers die meer kennis wensten op te doen over de tentoongestelde wagons, treinstellen en locomotieven. Het aloude tekstbord werd node gemist. Veel wijst erop dat voor kindermusea storytelling eerder wordt geaccepteerd dan bij musea met een meer volwassen doelgroep. De noodzaak om een collectie verhalenderwijs te presenteren wordt sterker gevoeld bij musea met kinderen als primaire doelgroep. Een goed voorbeeld daarvan is het Verzetsmuseum Junior dat in 2015 werd uitgeroepen tot het beste kindermuseum van het land. Het museum laat scholieren kennis maken met Jan, Eva, Nelly en Henk die als kind de oorlog beleven. Via deze kinderen komen de jeugdige bezoekers meer te weten over het dagelijkse leven in de oorlog, de Jodenvervolging, het verzet en hoe het was om op te groeien in een NSB-gezin. Daarbij wordt uitgegaan van waargebeurde verhalen en een authentieke collectie. Het Verzetsmuseum is niet het enige oorlogsmuseum dat gebruik maakt van storytelling. Het Nationaal Militair Museum organiseert ‘De militair vertelt’. Wekelijks kunnen bezoekers van het museum luisteren naar de persoonlijke verhalen van militairen. Iedere zaterdag vertelt een soldaat over zijn (oorlogs)ervaringen en bestaat er de mogelijkheid om de militair vragen te stellen. Het Bastogne War Museum doet op een manier die lijkt op de aanpak van het Verzetsmuseum junior eveneens aan storytelling. In het museum worden bezoekers voorgesteld aan vier personages die de uitleggen hoe zij zelf de oorlogsjaren in Bastogne hebben beleefd. De verhalen van de personages 5
spitsen zich toe op het Ardennenoffensief en de dramatische gebeurtenissen rondom de stad in die periode. De verschillende verhaallijnen komen samen wanneer de personages belanden in een kelder onder een nagebouwd Bastenakens café, een levensecht decor voorzien van caféstoeltjes voor de toeschouwers. Dat juist oorlogsmusea storytelling omarmen is waarschijnlijk geen toeval. Personages en verhalen maken identificatie mogelijk en bevorderen de empathie bij de bezoeker, waardoor de aangedragen informatie meer emotionele lading krijgt en beter beklijft. Bovendien vormen liefde en strijd voor talloze verhalen de belangrijkste ingrediënten. Zonder oorlog en revolutie zou een deel van de wereldliteratuur ongeschreven zijn gebleven. Storytelling lijkt geschikter en meer te worden toegepast in geschiedenis- en natuurmusea dan in musea waarvan de hoofdmoot van de collectie uit kunst bestaat. Toch zijn de mogelijkheden daartoe ook bij kunstmusea aanwezig. Er zijn zonder meer voorbeelden te vinden van storytelling in kunstmusea. Het Van Gogh maakt zowel digitaal als bij de presentatie van de collectie gebruik van verhalen uit Van Goghs leven en het Stedelijk Museum Amsterdam liet voor de tentoonstelling On the move fotografen een videoboodschap inspreken zodat zij op verhalende wijze hun foto’s konden toelichten. Het Rijksmuseum omringde de late Rembrandt tentoonstelling eveneens met vormen van storytelling. Overigens doen niet alleen bekende kunstmusea iets aan storytelling. Het Museum voor hedendaagse Aboriginal kunst in Utrecht werkt met een Storyteller App om zo de vertelcultuur van de Aboriginals voor bezoekers tot leven te brengen. Het is een intrigerende vraag waarom kunstmusea op het gebied van storytelling achter lijken te blijven bij musea met andersoortige collecties. Het kan te maken hebben met aard en wezen van dergelijke musea. Bezien vanuit de indeling zoals die is ontwikkeld in het project Museumkompas vallen kunstmusea veelal in de categorie ‘Museum als Heiligdom’. Het verzamelen en presenteren van een topcollectie staat bij dit archetype centraal. Van nature lijkt het museale ’Heiligdom’ in mindere mate open voor zoiets als storytelling. Je kunt namelijk moeilijk beweren dat de collecties van dergelijke musea zich er niet voor zouden lenen. Kunstmusea kunnen het curriculum vitae van de kunstenaar centraal stellen zoals het Van Gogh nu sterker doet dan voorheen. Daarnaast is het mogelijk om het verhaal over het werk en de collectie te vertellen, zeker wanneer de betreffende kunst zich daartoe leent. Ten slotte kan de kunst worden geplaatst in de context van zijn tijd, wat ook de nodige verhalen kan opleveren. Het voorafgaande maakt de vraag interessant in hoeverre het Nussbaumhaus gebruik maakt van technieken die je als storytelling zou kunnen typeren. In hoeverre komt het levensverhaal van Felix Nussbaum aan bod in het museum? Wordt er van de collectie een verhaal gemaakt? Wordt de kunst in de context van zijn tijd geplaatst en worden de narratieve mogelijkheden daarvan ten volle benut? 6
Het Nussbaumhaus heeft de reputatie een gebouw zonder uitgang te zijn. Dat is overdreven want iedereen die het museum bezocht heeft het, weliswaar soms met hulp van de supposten die zijn ingesteld op verdwaalde bezoekers, ook weer weten te verlaten. Maar het wordt bezoekers niet gemakkelijk gemaakt. Het museum heeft geen middelpunt en de bezoeker loopt het risico zich even gedesoriënteerd te voelen als Nussbaum in zijn laatste levensjaren. Hij doolt rond in een museum dat de werken van Nussbaum toont, maar op sommige plekken met opzet zo leeg en kaal is dat vanzelf de gedachten afdwalen naar de schilderijen die Nussbaum door zijn vroegtijdige dood nooit heeft kunnen maken. Verder is in het Nussbaumhaus niets aan het toeval overgelaten, niets is er zonder betekenis. Zo verwijzen de zonnebloemen in de tuin naar Van Gogh en loopt de Nussbaum-Gang in de richting van de nabij gelegen Villa Schlikker, in de oorlog het hoofdkwartier van de Osnabrücker NSDAP. De Nussbaum-Brücke, ook onderdeel van het driehoekige gebouw, wijst naar de plek waar ooit de Joodse synagoge van Osnabrück stond. De ijzeren brug heeft de breedte van een spoorrail. Voorts zijn alle vloeren in het gebouw ongelijk, wat een bezoeker het gevoel geeft op een hellend vlak te staan. Er bestaat een organische samenhang tussen het leven van Nussbaum, de collectie van het Nussbaumhaus en het gebouw dat op een complexe manier in dienst staat van de kunstenaar en zijn werk. Het zorgt ervoor dat Libeskinds creatie de moeite van het navertellen waard is, maar dat vereist wel voorkennis. Het Nussbaumhaus laat zijn bezoekers raden naar gelaagdheid van de architectuur en zonder aanvullende informatie is het lastig iets van de beoogde beklemming te voelen. Los van wat het gebouw teweeg brengt, doet het Nussbaumhaus in bescheiden mate aan storytelling, waarbij moet worden opgemerkt dat de schilderijen van Nussbaum op zich sterk narratief van aard zijn en zeker ook de nodige symboliek bevatten. Het leven van Nussbaum wordt op tekstborden chronologisch verteld aan de hand van de cruciale periodes. De tekstborden zijn informatief maar niet bijzonder verhalend en wijden nauwelijks in detail uit over de dramatische episodes in Nussbaums bestaan. De audiotour gaat dieper in op specifieke gebeurtenissen, maar doet dat op een ingetogen manier. Veel van de details die Nussbaums leven zo tragisch maken blijven onvermeld en ook aan de totstandkoming van de collectie worden niet veel woorden gewijd. Wel is er bij de receptie een audiotour beschikbaar voor kinderen die meer verhalend van aard is dan de reguliere audiotour. Als vertelvorm is gekozen voor een conversatie tussen een volwassene en een kind. Ook toont het museum een film van het dagelijkse leven in een zorgeloos Osnabrück anno 1927 wat voor een wrang contrast zorgt met de gebeurtenissen die later zouden volgen.
Aan excessieve mythevorming wordt door het Nussbaumhaus niet gedaan. Het gebouw, de
schilderijen en de belangrijkste feiten uit Nussbaums leven moeten voor zich spreken. Weinig valt er in het museum te vernemen over de handdruk van Goebbels, de ontsnapping uit de kazerne van 7
Bordeaux, de laatste trein naar Auschwitz en de schilderijensmokkel in een zwarte Mercedes. Dat getuigt van een zekere terughoudendheid, maar bezien vanuit storytellingsperspectief is het een gemiste kans. Dat valt echter het museum maar deels te verwijten. Het gebrek aan storytelling in het Nussbaumhaus vloeit weliswaar tot op zekere hoogte voort uit de visie van het museum, maar meer nog is het een budgettaire kwestie. In Osnabrück moet men het doen met bescheiden middelen. Er is weinig budget en er is niemand in dienst die zich fulltime kan bezig houden met marketing en vanuit dat perspectief het gebruik van storytelling kan bevorderen. Binnen het museum leven zeker ideeën voor wat betreft storytelling. Zo bestaat het plan om een audio- of multimediatour te ontwikkelen aan de hand van de memoires van Fritz Steinfeld, een goede vriend van Nussbaum en de eerste die bij het Rode Kruis informeerde naar diens lot en dat van Felka Platek. Het ontbreekt echter het Nussbaumhaus aan tijd en geld om dit plan uit te voeren. Geen geld, geen mankracht, het mantra van de kleinere musea. Wie zich na een bezoek aan het museum verder wil verdiepen in het leven van Felix Nussbaum kan een bezoek brengen aan de Nussbaum-Villa in de Schlossstraße, gelegen achter de universiteit van Osnabrück aan de rand van de Schlossgarten. Vanaf het Nussbaumhaus duurt de wandeling minder dan een kwartier. Dit biedt de gelegenheid om na te denken over de vraag of Nederlandse musea iets kunnen leren van het Nussbaumhaus. Ogenschijnlijk weinig, hoewel het ook mogelijk is te leren van andermans gemiste kansen. Maar uiteindelijk draait het om Nussbaums werk en wellicht maakt dit maakt meer indruk door de ingetogen wijze waarop het aan het publiek worden getoond. Een overvloed aan verhalen kan ook een averechts effect hebben en uiteindelijk verstorend werken. In sommige musea is een schilderij aan een betonnen muur genoeg om te beroeren. De Schlossstrasse, ten slotte, is een rustige straat. Statig en beschaafd wat het lot van Nussbaum misschien nog schrijnender maakt. Het kwaad lijkt in dergelijke straten verder weg dan in groezelige achterbuurten. In de tuin van de Nussbaum-Villa staat een plaquette die herinnert aan de familie Nussbaum. Onderaan de plaquette wordt melding gemaakt van het feit dat in de villa zich het atelier bevond van een ‘Künstler’. Ruurd Mulder Docent-onderzoeker Cultuur bij het lectoraat Cross media Hogeschool van Amsterdam. 8
Referenties "Beyond Sight“. (2015, oktober 16). Opgehaald van Stadt Osnabrück: http://www.osnabrueck.de/start/aktuelles/news/beyond-sight.html Bakker, S. d. (2015, oktober 5). Uitgelezen: Storytelling on Steroids. Opgehaald van marketingfacts: http://www.marketingfacts.nl/berichten/uitgelezen-storytelling-on-steroids Boonstra, R. (2015). Transmedia storytelling. Amsterdam: Boom Lemma Uitgevers. Bosman, A. (2015, oktober 9). Een museum zonder uitgang - Archief - TROUW. Opgehaald van www.trouw.nl: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2755106/1998/07/18/Een-museumzonder-uitgang.dhtml 'De Anne Frank van de Kunst' | Nieuwsuur - Nos. (2015, oktober 9). Opgehaald van http://nos.nl: http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2033921-de-anne-frank-van-de-kunst.html?title=de-annefrank-van-de-kunst De Grote Museumtest. (2015, oktober 15). Opgehaald van Historisch Nieuwsblad: http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/31265/de-grote-museumtest.html De militair vertelt. (2015, oktober 25). Opgehaald van Nationaal Miliatair Museum: https://www.nmm.nl/mobile/de/ Helm, N. v. (2015, oktober 15). Van Gogh Museum zet met nieuwe website in op storytelling. Opgehaald van Dutchcowgirls: http://www.dutchcowgirls.nl/media/7566 Iersel, S. v. (2015, oktober 9). http://sigridvaniersel.nl/weblog/2014/08/25/storytelling-in-musea/. Opgehaald van http://sigridvaniersel.nl/: http://sigridvaniersel.nl/weblog/2014/08/25/storytelling-in-musea/ Iersel, S. v. (2015, oktober 7). Welk museum vertelt echt een verhaal? - Storytelling Matters. Opgehaald van Storytelling Matters: http://www.storytellingmatters.nl/contentmarketing/item/welk-museum-vertelt-echt-eenverhaal.html J.M.G. Floor, W. v. (2006). Marketingcommunicatiestrategie. Groningen: Wolters Noordhoff. Joel Lanir, T. K. (2015). The Influence of a Location-Aware Mobile Guide on Museum Visitors' Behavior. Interacting with computers, 443-460. Opgehaald van http://iwc.oxfordjournals.org/content/25/6/443.short Lier, M. v. (2012). Rapportage Museumwijzer. Utrecht: Hogeschool Utrecht, BMC Adviesmanagement, Erfgoedwerk. Liplijn, P. (2015, oktober 7). Er was eens... de ins & outs van online storytelling ... Opgehaald van www.cultuurmarketing.nl: https://www.cultuurmarketing.nl/er-was-eens-de-ins-en-outsvan-online-storytelling/# 9
Mulder, R. (2013). De kunst van cultuurmarketing. Bussum: Coutinho. Museum voor hedendaagse Aboriginal kunst. (2015, oktober 25). Opgehaald van Storyteller App: http://www.storytellerapp.nl/ Oene, A. v. (2013). Presentatievormen voor collectieverhalen in musea. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Postma, P. (2013). Anantomie van de verleiding, neuromarketing succesvol toegepast. Amsterdam: Adfo Groep. Schaevers, M. (2015). Orgelman - Felix Nussbaum, een schildersleven. Amsterdam - Antwerpen: De Bezige Bij. Schwetter, A. S. (2015, otober 20). Curator Nussbaumhaus Osnabrück. (R. Mulder, Interviewer) Stadt Osnabrück. (2015, oktober 25). Opgehaald van "Beyond Site": http://www.osnabrueck.de/start/aktuelles/news/beyond-sight.html Startseite. (2015, oktober 15). Opgehaald van Felix-Nussbaum-Haus: http://www2.osnabrueck.de/fnh/10508.asp Stedelijk Museum Amsterdam. (2015, oktober 25). Opgehaald van On the move: http://www.stedelijk.nl/tentoonstellingen/on-the-move#sthash.NXieZowE.dpuf Verzetsmuseum Junior winnaar ‘Kidsproof Museum 2015’. (2015, oktober 12). Opgehaald van Nederlandse Museumvereniging: http://www.museumvereniging.nl/Nieuwsoverzicht/Nieuwsdetailpagina/tabid/351/NewsList Id/9/NewsItemId/1024/Default.aspx Vliet, H. v., & Hekman, E. (2012). Enhancing user involvement with digital cultural heritage; the usage of social tagging and storytelling. First monday, Volume 17, number 5-7. Weich, J. (2013). Storytelling on steriods. Amsterdam: BIS Publishers.
10