Ouderen en indoor-mobiliteit
Ingrid Lock maart 1994 BMGT 94.486
'jIf[s
je oud bent moet je sterker zijn dan ooit"
Paul van Vliet in zijn theatershow 'Overleven'
I
Voorwoord Dit verslag kwarn tot stand in het kader van de tweede stage van de opleiding Bewegingstechnologie van de Haagse Hogeschool te Den Haag. De auteur is vierdejaars-student van deze studierichting. Dit verslag is een rapportage van de resultaten van een verkenning op het gebied van indoor-mobiliteit in verb and met het ouder worden. Dit rapport is bedoeld aIs inIeiding op de mobiliteit binnenshuis. Mijn dank gaat uit naar aile medewerkers van BMGT/ gerontechnologie, in het bijzonder naar mijn begeleider Dr. J. Rietsema, de medewerkers van Glaukopis en mijn stagebegeleider vanuit de opleiding Ir. H.H.N. Oonk. Ingrid Lock
II
Samenvatting Het begrip indoor-mobiliteit is gedefinieerd a1s :
1 Definitie van Indoor-Mobiliteit Hierin onderscheiden we twee categorieen : categorie 1 spatial indoor-mobility Verplaatsing van het gehele lichaam. Dit betreft relatief grote veranderingen van het lichaamszwaartepunt. Hieronder rekenen we vormen van voortbewegen zoals lopen, rijden in rolstoel, traplopen etc. categorie 2 local indoor-mobility Verplaatsing van delen van het lichaam. Dit betreft relatief kleine verandering van het lichaamszwaartepunt. Local indoor-mobility is onder te verdelen in : a. hanteren van voorwerpen grijpen, handelingen voor persoonlijke hygiene, handelingen tijdens afwassen, openen deur, bedienen van apparatuur etc. b. geen voorwerpen hanteren bukken, leunen, reiken, gaan zitten, op een been gaan staan etc. Verouderingsprocessen die invloed hebben op de indoor-mobiliteit uiten zich op een aantal gebieden, te weten : - lichamelijk : Anatomische en fysiologische veranderingen in botten, spieren, gewrichten, organen waardoor de wijze van uitvoering van een activiteit wordt beinvloed - cognitief : Verandering van denkprocessen, verwerkingscapaciteit waardoor de interactie met en reacties op de omgeving wijzigen. - sensorisch : Betreft opname van gegevens uit de omgeving met name van belang in verband met feed-back over de uitgevoerde bewegingen en waarneming van verstoringen in de omgeving. - psychisch : De wijze waarop de omgeving benaderd/ ervaren wordt. Ben negatief zelfbeeld, eenzaamheid en reacties van personen in de omgeving kunnen lei den tot een verminderde bewegingslust.
III Ouderen ondervinden de meeste problemen in indoor-mobiliteit bij traplopen, iets oppakken, in/ uit bed gaan, gaan zitten/ opstaan en het verplaatsen op dezelfde verdieping. Voor de analyse van problemen is een interview of postenquete niet toereikend. Met behulp hiervan kunnen weI probleemvelden worden aangegeven. Een objectieve maat voor probleemidentificatie is de tijdsduur die nodig is voor de uitvoering van een activiteit. Het bepalen van oorzaken van mobiliteitsproblemen moet plaatsvinden op het niveau van de uit te voeren bewegingen (per gewricht). Problemen op het gebied van indoor-mobiliteit zijn te beinvloeden door gebruik van hulpmiddelen, aanpassingen in de woonomgeving en fitness-training. In het rapport wordt een opsomming gegeven van hulpmiddelen die de mobiliteit kunnen beinvloeden. Mogelijke aanpassingen in de woonomgeving worden aangegeven aan de hand van gegevens verkregen uit checklijsten over veilig wonen voor ouderen. Er wordt ingegaan op het proefproject 'Ben veilig en comfortabel huis voor ouderen' en er worden enige aanbevelingen geformuleerd. Tot slot wordt aangegeven in welke richtingen onderzoek mogelijk is op het gebied van de gerontechnologie in de toekomst.
IV
Summary The definition of indoor-mobility is :
2 The definition of indoor-mobility.
There are to different groups of indoor-mobility based on the displacements of the centre of gravity of the body : group 1 spatial indoor-mobility Displacements of the whole body. I.e. walking, jumping, driving a wheel-chair and climbing stairs. group 2 local indoor-mobility Displacements of parts of the body. These involve small displacements of the center of gravity of the body. This group of movements is devided in two parts: a. Manipulation of objects. I.e. grasping, actions involving personal hygiene, washing the dishes, open doors, use of elektrical devices. b. No manupalation of objects. I.e. stooping, leaning on, reaching out, sit down, move to one leg. Aging has reflections in several fields : - physical changes Anatomical and physiological changes of bones, muscles, articulations and organs which causes a different way of performing activities. - cognitive changes Changes in the thinking-process and in the capacity of processing information. This affects the interaction with the environment. - sensory changes This concerns the take up of information from the environment which is used as feed-back about the way of moving and about disturbing factors that can effect the stability of the person. - psychical changes The way people opproach and experience the environment. When people think in a negative way about themselves or feel lonely they don't want to move as much as before. The elderly have difficulties with indoor-mobility in climbing stairs, stooping to pick something from the floor, going in and out bed, sit down and get up in a chair and with walking at the same level.
v To analyse the problems in indoor-mobility it is not sufficient to use an interview or written investigation. An interview or written investigation can be used to make clear the fields of problems. An objective way of identification of problems is by measuring the time spent to complete the activity. The determination of mobility-problems should be done at the level of movements of the individual articulations. To cope with problems of indoor-mobility you can use aids, adaptations in the livingenvironment or fitness-training. This report gives an enumeration of different aids that can be used. The adaptations in the living-environment which are discussed are based on check-lists about safe living environments for elderly. Some recommendations are given in relation to the project 'A safe and comfortable home for the elderly' in Eindhoven. At the end some posibilities for further research in gerontechnology in the field of indoor-mobility are given.
VI
Inhoudsopgave VoofW'oord ................................................................................................... I
Samenvatting .................................................................................................. . .
Summary ....................................................................................................... .
II
IV
1 Inleiding .... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
2 Definitie van indoor-mobiliteit .................................... .
3
3 Ouder worden en indoor-mobiliteit ................................ . 3.1 Invloed van veroudering op indoor-mobiliteit .................. . 3.2 Problemen van ouderen ................................. . 3.3 Valproblemen ........................................ .
6
17
4 Analysemethoden indoor-mobiliteit ............................... .
19
5 Beinvloeden van indoor-mobiliteit ................................ 5.1 Hulpmiddelen ........................................ 5.2 Aanpassingen in de woonomgeving ......................... 5.3 Fitness .................. ..........................................................................
22 22
6
11
. . . .
26 28
6 Aanbevelingen proefproject 'Een Veilig Huis Voor Ouderen' ............ .
29
7 Onderzoeksvelden indoor-mobiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
31
.. Iiteratuur1IJst .................................................................................................. .
32
Bijlage 1 : overzicht verouderingsprocessen Bijlage 2 : overige (relevante) literatuur Bijlage 3 : prive-ongevallen van ouderen
1
lInleiding Het is bekend dat de gemiddelde levensverwachting voor mannen en vrouwen de laatste jaren is gestegen en in de toekomst nog meer zal toenemen. Het percentage ouderen in de samenleving zal naar verwachting ook stijgen. Verouderingsprocessen en met name (chronische) aandoeningen aan het houdings- en bewegingsapparaat zijn van invloed op het zelfstandig functioneren van ouderen. Het TUE-Instituut voor Gerontechnologie houdt zich bezig met onderzoek en onderwijs op het wetenschapsgebied 'gerontechnologie'. Gerontechnologie omvat het ontwerpen en ontwikkelen van produkten en technieken voor een ondersteunde leef-, werk- en woonomgeving en aangepaste medische zorg voor ouderen, kortom het afstemmen van de technische omgeving op de behoeften en capaciteiten van ouderen. Het instituut participeert in het Europese netwerk 'Ageing and Technology' (COST AS). Binnen dit netwerk bestaan plannen om gezamenlijke onderzoeksvoorstellen inzake mobiliteit binnenshuis te formuleren. De TUE heeft de intentie uitgesproken hieraan te willen meewerken. Deze stage moet inzicht verschaffen in de problematiek en de vragen, zodat een verkenning van de mogelijkheden binnen de TUB uitgevoerd kan worden. Mobiel zijn is een belangrijke voorwaarde om zelfstandig te kunnen wonen, sociale contacten te kunnen onderhouden etc. en kan een bijdrage leveren aan het verhogen van de kwaliteit van het leven. Bij een voortschrijdende leeftijd, kan de mobiliteit om verschillende redenen, zoals normale verouderingsverschijnselen, ziektes en handicaps afnemen. Om met technologische oplossingen in te kunnen spelen op de behoeften van ouderen moeten problemen en behoeften van ouderen onderzocht worden. Dit project is erop gericht een bijdrage te geven aan de analyse van het probleemgebied 'mobiliteit van ouderen binnenshuis'. De meest relevante vraagstukken zijn gedefinieerd en geanalyseerd. Daartoe is antwoord gegeven op onderstaande vragen. Wat verstaan we onder indoor-mobiliteit ? (hoofdstuk 2) Welke veranderingen treden op bij veroudering en welke hebben invloed op de indoor-mobiliteit ? (paragraaf 3.1) Welke problemen van ouderen zijn reeds bekend ? (paragraaf 3.2) Hoe kun je mobiliteitsproblemen van ouderen analyseren? (hoofdstuk 4) Welke hulpmiddelen zijn er om de mobiliteit te vergroten, te behouden of te ondersteunen? (paragraaf 5.1) Welke aanpassingen in de woning zijn relevant voor de mobiliteit ? (paragraaf 5.2)
2
Tot slot worden in dit rapport adviezen geformuleerd ten aanzien van het proefproject 'een veilig en comfortabel huis voor ouderen' en worden mogelijke onderzoeksvelden op het gebied van indoor-mobiliteit, binnen het wetenschapsgebied gerontechnologie geformuleerd.
3
2 Definitie van indoor-mobiIiteit Binnen het vakgebied Gerontechnologie wordt met betrekking tot mobiliteit onderscheid gemaakt tussen indoor-mobiliteit en outdoor-mobiliteit. Outdoor-mobiliteit omvat alle activiteiten die buitenshuis plaats vinden, zoals gebruik van openbaar vervoer, lopen over onregelmatige oppervlakten, autorijden etc. Bij het gebruik van het begrip indoor-mobiliteit doelt men op activiteiten binnenshuis die bijdragen aan de zelfstandigheid van de oudere. De idee is dat behoud van indoor-mobiliteit bij ouderen door gebruik van ondersteunende technologie/ hulpmiddelen kan bijdragen aan het langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Welke activiteiten in dit verband tot indoor-mobiliteit worden gerekend is vooralsnog niet duidelijk omschreven. Het begrip indoor-mobiliteit is daarvoor nog onvoldoende omlijnd. Het is noodzakelijk het begrip indoor-mobiliteit nader te definieren. Wie aan mobiliteit denkt heeft al snel het veranderen van plaats in gedachten. In het (para-)medische werkveld zal ook de beweeglijkbeid van gewrichten worden genoemd (begrippen als immobilisatie, mobiliseren van gewrichten worden veelvuldig gebruikt). Het begrip mobiliteit heeft in de Nederlandse taal de betekenis van beweeglijkbeid, vlugheid [van Dale]. Minaire [Minaire, 1992] definieerde mobiliteit als :
3 Definitie mobiliteit volgens Minaire [Minaire, 1992]. Het begrip indoor-mobiliteit moet gereserveerd worden voor doelgerichte verplaatsingen. Hiermee wordt bedoeld dat het om bewegingen gaat die ertoe bijdragen dat een doel wat eerst niet bereikt kon worden ten gevolge van de mobiliteit nu weI bereikt kan worden. Mobiliteit is een hulpmiddel voor het oplossen van een probleemsituatie. De verschillende aspecten van indoor-mobiliteit zoals boven beschreven zijn samengevoegd tot een nieuwe omschrijving van het begrip indoor-mobiliteit.
4 Definitie van Indoor-Mobiliteit
4
Deze definitie zegt nog niets over het scort activiteiten. Cullen en Moran [Cullen & Moran, 1991] deelden de dagelijkse activiteiten op in vier hoofdgroepen.
Physical/personal
Instrumen!al
Nutrition
Drinking Eating Dietary complIance
Cooking Food snoPPlng Budgeting Access dietary informatIOn
Hygiene
Washing/shaving Cleaning teeth
Laundry Ironing CleanIng Changing bed linen
Dressing Toilet/contlnence Bathing Mobility
Sed to chair Steps 8. Stairs In/out of bath Indoor mobility Outdoor mobility
Way finding Crossing roads In/out of car Public transport
Environment Open/close doors Maintenanceirepairs Open/clOse windows Oeccrating Gardening Open/clOse curtains Operate switches Weekly refuse disposal FueDing solid-fuel appliances Daily refuse disposal
Atbeelding 1 Indeling dagelijkse activiteiten in vier hoofdgroepen [Cullen & Moran, 1991].
Deze activiteiten zijn zeer divers van aard. Ben aantal beschrijven een beweging en anderen beschrijven een activiteit. Bijvoorbeeld in en uit bad gaan heeft overlap met baden. Baden omvat onder andere het inl uit bad gaan, het wassen, het afdrogen etc. Deze wijze van indelen is niet eenduidig genoeg. Deze activiteiten hebben weI als gemeenschappelijke factor het verplaatsen van het lichaamszwaartepunt. Het is zinvol om de indeling in vier hoofdgroepen te herzien en te vervangen voor een indeling op basis van verplaatsingen van het lichaamszwaartepunt. De indeling wordt als voIgt:
indoor-mobiliteit: categorie 1 : spatial indoor-mobility
Verplaatsing van het gehele lichaam, relatief grote veranderingen van het lichaamszwaartepunt. Hieronder vallen vormen van voortbewegen zoals lopen, rijden in rolstoel, traplopen etc. categorie 2 : local indoor-mobility
Verplaatsing van delen van het lichaam, relatief kleine verandering van het lichaamszwaartepunt. Onder te verdelen in : a. hanteren van voorwerpen grijpen, handelingen voor persconlijke hygiene, handelingen tijdens afwassen, openen deur, bedienen van apparatuur etc.
5 De inventarisatie op het gebied van de indoor-mobiliteit wordt beperkt tot de activiteiten onder 1 en 2b vermelde vormen van indoor-mobiliteit, vanwege de beperkte tijdsduur van de stageperiode. In tabel I worden de activiteiten per categorie aangegeven. Deze activiteiten richten zich primair op mobiliteit zonder het gebruik van voorwerpen. De problematiek van categorie 2a wordt sterk beInvloedt door de vormgeving van het produkt en in mindere mate door de veroudering zelf. Tabel I Activiteiten behorend tot indoor-mobiliteit. categorie 1 (spatial indoor-mobility)
categorie 2b (local indoor-mobility)
* gaan (in al zijn verschijningsvormen) * springen * hinken * traplopen * omdraaien * rijden met, in en uit rolstoel * op objecten gaan staan (trap/ stoel) * in en uit bad of douche
* staan op een been * van zit naar lig en andersom * van stand naar lig en andersom * bukken/ knielen * reiken * het op de tenen gaan staan * steunen/ leunen
* over obstakels stappen (drempel,
* schoppen
voorwerp)
* omkijken
6
3 Ouder worden en indoor-mobiliteit Uchamelijke en geestelijke veranderingen door verouderingsprocessen zijn van grote invloed op het zelfstandig functioneren van ouderen. In dit hoofdstuk zal eerst aandacht besteed worden aan de verschillende aspecten van veroudering en hun gevolg voor de indoor-mobiliteit. Vervolgens zullen de door de oudere ondervonden problemen op het gebied van de indoor-mobiliteit worden belicht. Tot slot zal aandacht worden besteed aan de valproblematiek binnenshuis. 3.1 InvIoed van veroudering op indoor-mobiliteit Onder veroudering verstaan we het optreden van ogenschijnlijk spontane, irreversibeIe veranderingen met de tijd [Eulderink, 1993]. Om de invloed van verouderingsprocessen op de mobiliteit te bepalen zijn niet de oorzaken, maar de gevolgen van veroudering interessant. Voordat ingegaan wordt op de verouderingsprocessen moet men zich realiseren dat lang niet alle ouderen even snel en in dezelfde mate veroudereno Zelfs binnen het lichaam kunnen de organen in verschillende snelheid veroudereno Bovendien zijn er veel interindividuele verschillen wat betreft veroudering. Veroudering zal zich uiten op een aantal gebieden. - lichamelijk : Anatomische en fysiologische veranderingen in botten, spieren, gewrichten, organen. - cognitief : Verandering van denkprocessen, verwerkingscapaciteit. - sensorisch : Opname van gegevens uit de omgeving. - psychisch : De wijze waarop de omgeving benaderd/ ervaren wordt.
In tabel II is een overzicht gegeven van de bij ouderen optredende verouderingsprocessen.
7 Tabel II Overzicht verouderingsprocessen. ,. ,
.
, ....
* afname spierkracht * afname lenigheid * verminderde coordinatie * afname uithoudingsvermogen *afname functioneren organen * veranderde lichaamshouding
.
h
* afname gehoor * afname zien * afname tactiliteit * afname smaak * afname reuk * verminderde evenwichtsfunctie
.. f
* afname reactievermogen * verminderde aandachtf concentratie * afname verwerkingscapacteit * afname aanpassingssnelheid * vergeetachtigheid psychisch
* minderwaardigheidscomplex * anderen zeggen 'niet doen' * eenzaamheid * angst
Iichamelijke veranderingen De in de tabel genoemde veranderingen kunnen leiden tot een vermindering van de mobiliteit. De mate waarin een vermindering van functie optreedt is sterk afhankelijk van de ernst van de beperking en de mate waarin beperkingen gecompenseerd kunnen worden door het eigen lichaam. Aanleiding voor mobiliteit is een in de huidige situatie niet te bereiken doel, bijvoorbeeld het oppakken van een pen van de vloer vanuit een rechtopstaande positie. Om het doel te realiseren zal de persoon een vooropgezette strategie volgen. Bij de uitvoering wordt een beroep gedaan op de coordinatie, lenigheid en spierkracht. Bij verminderde coordinatie (zowel grove als fijne motoriek) zal de beweging meer tijd en moeite gaan kosten. Een verminderde lenigheid kan tot gevolg hebben dat een bepaalde positie niet bereikt kan worden; De effecten van een beperkte 'range of motion' bij ouderen zijn onderzocht door Grootten, Graafmans en Verstappen [Grootten et aI., 1990]. Ben gebrek aan spierkracht kan de uitvoering van een beweging onmogelijk maken (b.v. het openen van jampot). De spierkracht van de m. quadriceps femoris (deze spier strekt de knie en buigt de heup) neemt in de periode 20-75 jaar 26-38 % af. De vorm van de curve laat en toename van spierkracht zien tot het 30ste jaar vervolgens een vlak gebied gevolgt door een afname vanaf het 50ste jaar (zie atbeelding 2). Afname van spierkracht aileen kan volgens Pendergast et aI. niet de enige oorzaak zijn voor het niet meer kunnen uitvoeren van een activiteit, want de gevraagde spierkracht is vaak lager dan de maximaal mogelijk te leveren kracht [Pendergast et aI., 1993].
8
_0
250
.•••• n/3
rad.
s~'
.•
. - -.... 1'(
200
iii 1S0 Z
.;
"
a
~
,
100
£'
i.
50
10
2Q
t.O
50
10
AGE. yr
atbeelding 2 Afname van de spierkracht met de leeftijd [Larsson et al.]. Ben verminderd uithoudingsvermogen veroorzaakt een gevoel van vermoeidheid, waardoor een activiteit minder lang volgehouden kan worden. Op oudere leeftijd gaan de organen minder goed functioneren. De bloedcirculatie vermindert door afname van de hartfunctie, waardoor organen minder goed van bioed c.q. zuurstof worden voorzien. Afname van hart- en longfunctie hebben de grootste invloed op de mobiliteit. Ook de veranderde lichaamshouding speelt een rol bij de vermindering van de mobiliteit. De vormverandering van de romp kenmerkt zich door een versterkte kyfose en een afgeviakte lendelordose. De buikwand puilt over het algemeen uit naar voren. Ten gevolge biervan ligt het totale lichaamszwaartepunt relatief ver naar ventraal in de romp. De oudere ondervindt bier met name met bukken nadeel van. De oudere zal eerder neigen tot voorover vallen. Het looppatroon van de oudere kenmerkt zich door een meer schuifelende gang [Craik, 1989]. De voeten worden minder hoog opgetild. De gangsnelheid ligt over het algemeen lager en de staplengte is kleiner. De gang van de mannen kenmerkt zich door een breed gangspoor, terwijl de vrouwen op oudere leeftijd juist kiezen voor een smaller gangspoor. sensorische veranderingen Ter ondersteuning van de beweging speelt informatie uit de omgeving een grote roi. Met name het gehoor en de visus hebben een belangrijke functie [Age & Design]. Zij moeten informatie verstrekken over verstoringen in de omgeving die de balans kunnen verstoren. Zonder deze informatie is het lichaam minder goed in staat in te
9
spelen op de omgeving. De propriocepsis (pees-, gewricbtssensoren en spierspoeItjes) van de oudere is verminderd waardoor bet waarnemen van de positie van licbaamsdelen in de ruimte minder precies is. De afname van reuk en smaak bebben geen directe invloed op de indoor-mobiliteit, maar zijn belangrijk voor de wijze waarop de omgeving wordt ervaren. Reuk en smaak bebben ook een bescbermende functie. Reuk in verband met bet op tijd merken van bet aanbranden van voedsel, bederf van voedingsmiddelen en een waarscbuwende functie bij vrijkomen van rook of gas in de woning. Smaak speelt een rol bij bet ontdekken van bedorven voedingsmiddelen. Afname van de tastzin kan ertoe leiden dat ouderen sneller iets laten vallen door onvoldoende grip. Met name bet banteren van kleine objecten is hierdoor bemoeilijkt.
psychische veranderingen Het proces van ouder worden gaat niet ongemerkt. De ouder ervaart dit in zijn omgeving door de manier waarop bier door anderen gereageerd wordt. Ouderen krijgen door anderen vaak bet stempel opgedrukt van oud, gebrekkig en dement zijn, terwijl dit lang niet in alle gevallen waar is. Gevoelens van minderwaardigbeid kuooen ertoe leiden dat ouderen meer tbuis blijven. Eenzaamheid en bet wegvallen van vrienden, kennissen in de omgeving kuooen aanleiding zijn tot een vermindering van de bewegingslust (bet boeft allemaal niet meer zo nodig). Men vindt dat men recbt beeft op verzorging en eist deze ook op 'omdat men oud is'. Beperkingen in de mobiliteit kuooen ook opgelegd worden door mensen in de omgeving, doordat men tegen de oudere zegt 'dat moet je niet doen op deze leeftijd, dat is veel te gevaarlijk'. Angst om te vallen kan ook aanleiding zijn tot beperking van de indoor-mobiliteit. Met nadruk moet gezegd worden dat gelukkig niet alle ouderen een negatief zeIfbeeld bebben. cognitieve veranderingen De oudere heeft een minder hoge reactiesnelheid. Plotselinge verstoringen van de balans worden minder goed opgevangen, waardoor de kans op een val groter is. De verwerkingscapaciteit is lager. De oudere beeft meer tijd nodig om informatie van buitenaf te interpreteren. Snelle wijzigingen in de omgeving kuooen niet gevolgd worden. Ze kuooen door de oudere als verwarrend ervaren worden. Veranderingen dringen pas later door. Het is minder goed mogelijk meerdere activiteiten tegelijk uit te voeren. De oudere heeft moeite met het bewaren van de concentratie. De aandacbt is snel afgeleid. Het aanleren van nieuwe dingen is moeilijker en kost meer tijd. Cognitieve problemen spelen een rol in de mobiliteit als de activiteiten complexer zijn (b.v. beweging van meerdere licbaamsdelen tegelijk, wanneer ingespeeld moet worden op de omgeving). pathologische veranderingen Daarnaast is er nog een grote groep van pathologiscbe omstandigheden die de mobiliteit van de oudere kan beperken (zie tabel ill). Bovendien blijken ouderen vaak meerdere ziekten gelijktijdig te bebben. De mate waarin de indoor-mobiliteit beinvloed wordt is afhankelijk van bet stadium en ernst van de ziekte.
10 Tabel III Veel voorkomende ziektebeelden bij ouderen.
* aandoeningen aan hart en bloedsomloop * aandoeningen aan bewegingsapparaat * aandoeningen aan zenuwstelsel * aandoeningen aan adembalingsorganen
* schildklierafwijkingen * incontinentie * dllizeligheid
* medicatie In bijlage 1 is een uitgebreider overzicht opgenomen. We zullen hier kort aandacht besteden aan aandoeningen van het bewegingsapparaat en duizeligheid. aandoeningen van het bewegingsapparaat Hiermee worden aandoeningen aan botten, spieren en gewrichten bedoeld. De meest bekende botziekte onder ouderen is osteoporose [Pols & Birkenhage, 1992], [Smals, 1993]. Zoals bekend neemt de botmassa af vanaf ongeveer het 35ste jaar. De osteoclasten overheersen de osteoblasten. Het botverlies is in de menopauze van de vrouw versneld, waarna net als bij de man een periode van lineair botverlies intreedt. De afname van de botmassa kan aanleiding zijn tot (spontane) fracturen. Per leeftijdscategorie zijn er een aantal kenmerkende fracturen. - 50-60 jaar : pols en onderarm fracturen (colles-fractuur) - 60-70 jaar : inzakking van wervels ( lichaam wordt hierdoor 10-15 em korter) - 70 + jaar: heupfractuur Veel voorkomende klacht is een acute pijn in rug, die wijst op een wervelfractullr. De osteoporotische houding is karakteristiek voor de oudere. De vormverandering van de romp uit zich als een versterkte kyfose, afgevlakte lordose. Door het in elkaar zakken van de wervel neemt het ventilatievermogen af, wat een gevoel van kortademigheid geeft. Vaak is de propriocepsis verstoord, wat Ieidt tot onzekerheid door de ervaren evenwichtsstoornis. Deze onzekerheid uit zich in de vorm van steun zoeken aan stoeIen, kasten en leuningen tijdens het lopeno De meest voorkomende gewrichtsziekten zijn osteoarthrose en rheumatoide arthritis. Bij osteoartrose is er sprake van degeneratie van gewrichtskraakbeen. Deze degeneratie treedt op op plaatsen die relatief weinig belast worden. Kenmerken van osteoartrose zijn de vorming van subchondraal bot, osteofyten aan de gewrichtsranden en subchondrale eysten. Veel voorkomende klachten zijn : - pijn (startpijn, aanhoudende en nachtelijke pijn bij ernstige vormen) - stijfheid (o.a. startstijfheid) - instabiliteit van gewrichten - functievermindering
11
Bij osteoarthrose zijn heupen, knieen, cervicale wervelkolom en hallux vaak aangedaan. Endorotatie en extensie van de heup zijn het eerst beperkt. Bij de hallux betreft het meestal een hallux rigidus. Hulpmiddelen die ter verlichting van de pijn kunnen worden gebruikt zijn onder andere een wandelstok, een hogere stoel en aandacht schenken aan veiligheid van de woning. Rheumatoide arthritis (RA) is een auto-immuunziekte die zich meestal tussen het 35ste en 45ste jaar ontwikkelt, maar ook na het 65ste levensjaar. Kenmerken van RA zijn vermoeidheid, vermagering en algehele malaise. Het is noodzakelijk de leefwijze aan te passen door tussendoor voldoende rust te nemen. Het optredende functieverlies is vergelijkbaar met osteoartrose. Optredend functieverlies kan tegemoet worden gekomen met gelijkvloers wonen, traplift, badlift, douche- en toiletaanpassingen. duizeUgheid Men spreekt van duizeligheid indien ten gevolge van exogene invloeden de regeling van de lichaamsbalans tekort schiet, of als de regelreflexen niet meer efficient werken. Gevolgen van duizeligheid zijn onder andere een gevoel van misselijkheid en vallen. Duizeligheid kan veroorzaakt worden door vasculaire, neurologische en metabole stoornissen en door gebruik van geneesmiddelen. De vasculaire aandoeningen gaan gepaard met vermindering van de lichaamsreflexen door een verminderde doorbloeding van de hersenen ten gevolge van afknelling van vaten of een plotselinge daling van de bloeddruk. De vasculaire stoornissen kunnen veroorzaakt worden door abrupte hoofdbewegingen, maar ook door te snel opstaan vanuit zit of Jig. Bij neurologische stoornissen is door een neurologische ziekte de reflexbaan beschadigd, waardoor het evenwicht moeilijker gehandhaafd kan worden. Bij metabole stoornissen moet gedacht worden aan daling van de suikerspiegel in het bloed die duizeligheid tot gevolg kan hebben. Bij duizeligheid kan een wandelstok zelfvertrouwen geven, moeten duizeligheid- uitlokkende omstandigheden worden vermeden en kunnen symptomen worden bestreden met medicijnen. 3.2 Problemen van ouderen
Door verschillende onderzoekers zijn inventarisaties gedaan naar problemen van zelfstandige thuiswonende ouderen. In deze onderzoeken werd onder andere aandacht besteedt aan de mobiliteit. In de meeste gevallen werd gebruik gemaakt van een enquate of interview. De resultaten van drie onderzoeken zullen nader bekeken worden om de problemen rond de indoor-mobiliteit te illustreren. onderzoek 1 : VERMEULEN & BOSMA 1988 [Venneulen & Bosma, 1992] Door Vermeulen en Bosma werden 326 zelfstandig wonende ouderen in de leeftijd van 65-75 jaar woonachtig in Eindhoven geenqueteerd. De gevonden resultaten zijn weergegeven in Tabel IV.
12 Tabel
rv Resultaten Vermeulen en Bosma 1988.
activi teit
% met problemen
volle boodsebappen tas dragen
22
teem agels knippen
17
bard ~oedsel bijten
15
400 I 1 aan een stuk lopen
11
zeIf c; ten koken
11
traplc pen zonder sill te staan
9
~ ppakken I
9
gespr ek volgen in groep
7
klein letters lezen
4
seboc: nen aan do en
3
gezie ~ten berkennen op 4 m.
3
zieb, vassen
1
ziebz If aankleden
1
eten nijden
1
knopc n diebtdoen
1
zeIfst mdig naar we gaan
1
luiste en naar radio
0.9
in/u t bed gaan
0.3
hareIl kammen
0.3
op de zeIfde verdieping verplaatsen
0.3
zelf e en
0.3
televi >ie kijken
0.3
Probler p.en die in tabel IV voorkomen zijn zeer uiteenlopend van aard. De meeste probleI1 ~en treden op bij bet dragen van een volle boodsebappentas, bet knippen van de teen ~agels, bet bijten van bard voedsel. Op bet gebied van de indoor-mobiliteit (binneIl de categorieen 1 en 2b) worden de meeste problemen ondervonden bij traplop ~n en iets oppakken.
13 onderzoek 2: SENSE-PROJECT 1992 [KJerk & Huijsman, 1992] In de omgeving van Sittard werd door de Klerk en Huijsman een onderzoek (het SENSE-project; SENSE staat voor senioren-service) onder 372 thuiswonende ouderen verdeeld over een onderzoeksgroep en een controlegroep. Voorafgaande aan de verdeling werd een selectie gedaan op grond van criteria als hulpbehoevendheid of bijzondere woonvormen op basis van de door de ouderen geretourneerde enqueteformulieren. In de onderzoeksgroep werden 68 mannen en 118 vrouwen ingedeeld. Omdat de resultaten van onderzoeks- en controlegroep goed overeenkwamen zullen hier alleen de resultaten van de onderzoeksgroep behandeld worden. In tabel V zijn de gevonden problemen op het gebied van ADL weergegeven. (ADL = algemene dageUjkse levensverrichtingen) De ouderen blijken gemiddeld 1 ADL-beperking te hebben. Tabel V Percentage ouderen met problemen bij ADL-activiteiten van de onderzoeksgroep.
II
ADL-activiteit
~problemen
trap lopen
38.6
administratie doen
31.5
buitenshuis verplaatsen
25.9
volledig wassen
15.6
aan- en uitkleden
9.1
binnenshuis verplaatsen
4.3
in/ uit bed
5.4
gaan zitten/ opstaan
5.4
radio/ t.v. bedienen
2.7
gezicht/ handen wassen
1.6
toiletbezoek
1.1
eten/ drinken 1.1 L.oals wt tabel V blukt J wonlt de meeste hinder ondervonden blJ trap 10pe n, bwtenshuis verplaatsen en het volledig wassen.
onderzoek 3 : THE TAMPERE WNGITUDINAL STUDY ON AGING 1979 en 1989 [Jylha et al., 1992] In deze studie is een groep thuiswonende ouderen in Finland in de leeftijd van 60-79 jaar gevolgd voor een periode van 10 jaar. In 1979 waren alle deelnemers tussen de 60 en 69 jaar. In tabel VI zijn de resultaten van de overlevenden in de testgroep van 1979 opgenomen. De groep bestond uit 111 mannen en 130 vrouwen.
14 Tabel VI Overzicht van % ouderen met problemen van de testgroep onderverdeelt naar geslacht in 1979 en 1989. omschrijving activiteit
60-69 0' 1979
70-790' 1989
60-69 9 1979
70-79 9 1989
zwaar huishoudelijk werk
37
49
45
63
dragen zware last
22
40
37
62
traplopen
22
35
25
44
teennagels knippen
6
29
15
35
buiten verplaatsen
13
28
15
31
tenminste 400 m. lopen
6
21
11
21
licht huishoudelijk werk
9
22
11
17
eten koken
5
26
3
8
in/ uit bed
6
12
4
5
tussen kamers verplaatsen
3
13
6
10
wassen en baden
3
15
3
9
aan- en uitkleden
2
12
3
10
hand en/ gezicht was sen
2
7
4
5
eten
1
4
1
2
De genoemde volgorde in de tabel komt overeen met de volgorde van moeilijk naar minder moeilijk voor de totale onderzoeksgroep. Men heeft de meeste moeite met zwaar huishoudelijk werk, het dragen van een zware last en het traplopen. Vrouwen blijken in alle gevallen meer problemen te hebben dan mannen.
Opvallend is de toename van de problemen in de 10 jaar verstreken tussen het eerste en het tweede onderzoek. Het verschilpercentage maakt inzichtelijk op welk gebied de meeste achteruitgang optreedt en waar potentifHe mogelijkbeden voor preventieve activiteiten liggen. Verschilpercentage zijn weergegeven in tabel VII.
15 Tabel VII Verschilpercentage tussen 1979 en 1989 opgesplitst naar geslacht. De activiteiten zijn gerangschikt in volgorde van toename van problemen van mannen en vrouwen samen. activiteit
%0 %:jl
teennagels knippen
23
20
zware last dragen
18
25
traplopen
13
19
buitenshuis verplaatsen
15
16
zwaar huishoudelijk werk
12
18
tenminste 400 m. lopen
15
10
zelf koken
21
5
licht huishoudelijk werk
13
6
wassen en baden
12
6
aan- en uitkleden
10
tussen kamers verplaatsen
10
4
in en uit bed
6
1
gezicht/ handen wassen
5
1
eten
3
1
-
7
samenvatting en conclusie : Het is niet verantwoord alle onderzoeksgegevens zomaar samen te nemell, omdat zij betrekking hebben op verschillende onderzoeksgroepen die niet gelijk van samenstelling zijn en een verschillende achtergrond hebben. Om toch een indruk te krijgen van de belangrijkste probleemvelden binnenshuis op het gebied van indoor-mobiliteit is nagegaan welke onderzoeks-items in alle drie de onderzoeken voorkwamen, te weten 400 m lopell, zelf eten kokell, traplopen, zich wassell, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, zich op dezelfde verdieping verplaatsen en zelf eten. De meeste problemen komen globaal voor bij 400 m lopen, traplopen en zich wassen. Minder problemen worden ervaren bij aan- en uitkledell, in en uit bed gaan, verplaatsen op dezelfde verdieping en zelf eten. Naast items die in alle drie voorkomen zijn ook oppakken van voorwerpen (onderzoek 1) en zitten/ opstaan (onderzoek 2) interessant, daar deze vergelijkbaar scoorden aan respectievelijk traplopen en in en uit bed gaan.
16 Aile items vallen binnen indoor-mobiliteit met uitzondering van 400 m lopeno Problemen met het lopen van langere afstanden zullen met name buitenshuis een rol spelen. Binnenshuis zijn de aan een stuk afgelegde afstanden over het algemeen klein. Het is echter weI een indicatiedat ouderen problemen onder vinden met lopen in het algemeen.
In tabel VIII zijn de activiteiten opgenomen die binnen dit r'roject de belangrijkste probleem velden zijn op het gebied van indoor-mobiliteit (eten koken, wassen en aanen uitkleden behoren tot categorie 2a en blijven buiten beschouwing). Tabel VIII Activiteiten indoor-mobiliteit behorend in
Iactiviteiten indoor-mobiliteit
categorie~n
1 en 2b.
I
* traplopen * oppakken (i.v.m. bukken) * in/ uit bed * gaan zitten/ opstaan * verplaatsen op dezelfde verdieping
Ouderen hebben vaak last van ADL-problemen. ADL-handicaps hebben een grote invloed op de mobiliteit, omdat er dagelijks en frequenter een beroep op wordt gedaan. Vit de resultaten blijkt dat vrouwen over het algemeen meer problemen ondervinden dan mannen (onderzoek 3). Een opva11end aspect is de toename van de hoeveelheid problemen in 10 jaar tijd (onderzoek 3). De problemen van de jonge oudere zijn minder omvangrijk dan bij hoog-bejaarden (zie afbeelding 3 [Hazzard, 1990]). 50....-_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _-.,
4O'j--l!II
~ 30 t::I
~
~
20.'--
10'
waking
bathing
ctessing
eating
Activities of Doily Living
Atbeelding 3 Percentage ouderen dat problemen heeft met diverse ADL-activiteiten per leeftijdsgroep [Hazzard, 1990].
17 De onderzoeken geven informatie over probleemgebieden in de zin van wel/ geen problemen, maar bieden onvoldoende informatie over oorzaken en aanleidingen van problemen. Daarvoor zullen de activiteiten nader geanalyseerd moeten worden op een dieper niveau (zie ook hoofdstuk 4). 3.3 Valproblemen Een val kan bij een oudere grote gevolgen hebben voor de zelfstandigheid. In 1984 overleden 1548 mensen ten gevolge van een prive-ongeval, waarvan 89 % door een val [Rogmans et al., 1987]. Ben val kan ook leiden tot (ernstig) lichamelijk letsel. De belangrijkste vormen van letsel zijn fracturen van de onderste extremiteit, schedel, hals en romp en hersenletsel. Ouderen krijgen vaak ongevallen tijdens huishoudelijk werk en de persoonlijke verzorging. Op hogere leeftijd zijn relatief meer vrouwen dan mannen betrokken bij prive-ongevallen. De belangrijkste patbologische oorzaken zijn duizeligheid, onweI worden, ziekte van Parkinson, evenwichtsstoornissen, epileptische aanvallen, loopstoornissen en black-outs. Verschillende onderzoekers hebben gezocht naar factoren die het valrisico kunnen voorspellen. Door Kalf en Schendel zijn deze verschillende kenmerken uit een groot aantal onderzoeken verzameld, zie tabel IX [Kalf & Schendel, 1993]. Deze gegevens moeten met enige voorzichtigheid worden geinterpreteerd, omdat de verschillende onderzoeken ongelijke populaties gebruikten en omdat vergeten of verzwegen valincidenten niet meegenomen zijn. Tabel IX kenmerken van vallers [Kalf & Schendel, 1993] • • • • • • • • • • • • •
vrouw ouder dan 75 jaar algehele slechte gezondheid in eigen beleving bij eerdere valletsel opgelopen verminderde mobiliteit, niet zelfstandig buitenshuis kunnen lopen dysfunctie van de houdingsreflex, grote sway rugstijfheid heupspierzwakte/ verminderde beenkracht lagere ADL-score verminderde positie- en vibratiezin polyfarmacie incontinentie arthritis
·CVA • • • • • •
verminderde visus en gehoor orthostatische hypertensie parkinsonisme lagere score cognitieve tests depressiviteit alcoholgebruik
18 Tinetti deed een studie naar factoren die het valrisico vergroten. Zij concludeerde dat met name een uitvoering van een mobiliteits-test bestaande uit een aantal voorgeschreven manoeuvres een goede relatie met het valrisico had. [Tinetti, 1986] Naast intrinsieke oorzaken van vallen spelen ook extrinsieke factoren een ro1. De inrichting van de woning kan een bijdrage leveren aan een veiliger leefomgeving door valgevaarlijke situaties te voorkomen/ verrnijden. Woningonderdelen die regelmatig tot een valleiden zijn vaste trap, drempel, badkamervloer, bedden, stoelen en huishoudtrapjes. Bij ouderen gebeuren relatief meer ongevallen waarbij de vaste trap, bedden en stoelen betrokken zijn. Door de Stichting Consument en Veiligheid (SCV) worden door rniddel van het Prive-Ongevallen Registratie Systeem (PORS) de priveongevallen geregistreerd die binnen komen op de EHBO-afdelingen van een aantal grote ziekenhuizen in Nederland. Aan de hand van gegevens uit het PORS, die representatief zijn voor de Nederlandse ouderen vanaf 55 jaar zullen ongevallen met trap, drempel, badkamer en toilet nader worden toegelicht (zie ook bijlage 3). trap Per jaar gebeuren er ongeveer 5850 ongevallen met 55 +-ers waarbij de trap betrokken is. De activiteit die men deed op het moment van het ongeval is in de meeste gevallen onbekend. De meeste ongevallen gebeuren door een val van hoogte (91.3 %) of door een val van gelijk niveau (6.7 %). In geval van een val van gelijk niveau betreft het ongevallen door verstuiken of verzwikken van de enkel, door uitglijden en door struikelen. Het opgelopen letsel betreft in de meeste gevallen een fractuur, gevolgd door een kneuzing/ haematoom, distorsie en een open wond [SCV, PORS 1986-1991]. drempel In 1988 werden op jaarbasis 260 ongevallen met drempels geregistreerd. Deze ontstonden ten gevolge struikelen, tengevolge van stoten van voet of tenen tegen de drempel, door het van de drempel afglijden en door uitglijden op de drempel. Het opgelopen letsel was sterk afhankelijk van het soort ondergrond en waartegen gevallen werd. In de meeste gevallen werd letsel opgelopen aan de onderste extrerniteit [Bruls et al., 1990]. badkamer Per jaar gebeuren ruim 1500 ongevallen bij ouderen van 55 jaar en ouder in de badkamer. De meeste ongevallen gebeuren tijdens de (persoonlijke) verzorging. Het betreft in 86.9 % vallen van gelijk niveau, waaronder uitglijden, struikelen en verstappen/ verzwikken. Bijna de helft van de letsels zijn fracturen, daamaast komen in rnindere een kneuzing/ haematoom en open wonden voor [SCV, PORS 1986-1991]. toilet Bij en op het toilet gebeuren per jaar ongeveer 570 ongevallen bij ouderen vanaf 55 jaar. Belangrijkste oorzaak is een val van gelijk niveau onderverdeeld in ongevallen door uitglijden, struikelen en verstappen/ verzwikken. Ongevallen ontstaan bij in de meeste gevallen tijdens de (persoonlijke) verzorging of ten gevolge van ziekte. De meest voorkomende letsels zijn fracturen en in mind ere mate kneuzing/ haematoom en open wonden [SCV, PORS 1986-1991].
19
4 Analysemethoden indoor-mobiliteit Indoor-mobiliteit betreft activiteiten waarbij zwaartepuntsverplaatsingen een rol spelen. Om mobiliteitsproblemen te detecteren zijn verschillende technieken bruikbaar. We onderscheiden hierin twee benaderingen wat betreft beoordeling van het probleem. methode 1 : ondervraagde beslist en beoordeelt - schriftelijke enquete - interview methode 2 : onderzoeker beslist en beoordeelt (in de praktijk of in laboratorium) - observatie aan de hand van vastgestelde criteria - testen op basis van vastgestelde criteria
Beide benaderingen hebben zowel voor- als nadelen. voordelen methode 1 + veel in korte tijd. (interview kost meer tijd dan een schriftelijke enquete) + informatie over een breed scala van onderwerpen nadelen methode 1 - verkregen informatie is subjectief, beinvloeding van ondervraagde door onderzoeker kan optreden. - ondervraagde kan zaken niet willen vermelden of vergeten zijn - geen inzicht in de oorzaak van de problematiek - oppervlakkige informatie - respons vaak laag voordelen methode 2 + mogelijkheid tot objectief testen aanwezig + inzicht in de oorzaken van de problematiek + gedetailleerde informatie nadelen methode 2 - informatie over een beperkt scala van onderwerpen - subjectief als onderzoeker moet beoordelen - tijdconsumerend Om inzicht te verkrijgen in probleemvelden is de schriftelijke enquete of het interview veelal toereikend. Het probleem van verzwijgen of niet willen onderkennen van problemen blijft een tekortkoming van deze benadering. De vraagstelling moet niet suggestief zijn. Een veel voorkomende fout is het stellen van ontkennende vragen. Doordat deze vragen op meerdere wijzen zijn te interpreteren leidt dit tot verwarring. Bij het opstellen van vragen dient men na te gaan of vragen niet dubbelzinnig zijn.
20 Om ouderen te kunnen adviseren over hulpmiddelen/ aanpassingen is een gedetailleerder inzicht in de problematiek gewenst. De schriftelijke enqu~te/ interview is voor dit doel niet toereikend door gebrek aan diepgang. Het kan weI als een basis zijn voor verdere analyse in het uit de enqu~te/ interview naar voren komende probleemveld. Analyse binnen het probleemveld is alleen mogelijk indien bekend is hoe mobiliteitsproblemen zich uiten. Mogelijke uitingsvormen zijn opgenomen in tabel X.
Tabel X Uitingsvormen van problemen.
* vallen * activiteit niet meer doen. (erbij neerleggen) * meer tijd vragen dan 'normaal' * angst (om te vallen) * meer moeite kosten, snel moe * pijn * ontwijken van probleemsituaties (vermijdingsgedrag) * bijna-val situaties Veel van deze uitingsvormen zijn gebaseerd op gevoelens, zoals angst, pijn, hoeveelheid moeite en zijn daardoor niet meetbaar. Als indicator voor problemen is aIleen de tijdsduur nodig voor het uitvoeren van een activiteit direct bruikbaar als objectieve maat. De benodigde tijd zal toenemen wanneer er meer problemen zijn en is oneindig groot als een probleem niet opgelost kan worden. Analyse van mobiliteitsproblemen is uitgevoerd door Mathias et ale [ Mathias et al., 1986], Tinetti [Tinetti, 1986] en Czaja [Czaja, 1993]. Mathias et ale en Tinetti maakten gebruik van een testopstelling waarin proefpersonen een parcours moesten afleggen. De verrichtingen werden vastgelegd op video en de benodigde tijd werd gemeten. Aan de hand van de video-opnamen werden de problemen per handeling gescoord op de wijze van uitvoering. De 'get up and go' test van Mathias et ale bestaat uit opstaan, lopen, draaien en gaan zitten De mobiliteitstest van Tinetti bestaat uit opstaan, lopen, trap op, draaien, trap af, lopen en gaan zitten. Czaja deed onderzoek naar veel gebruikte bewegingen bij verschillende handelingen en de mate waarin daarbij problemen waren.
21 In de ergotherapie wordt gebruik gemaakt van een functionele analyse in de vorm van een vragenlijst (zie tabel XI). Tabel XI vragenlijst ergotherapie [Grady, 1986]
Ibenlijst functionele analyse 1. Korte omscbrijving van de verrichting 2. Materiaal 3. Attributen 4. Inventaris 5. Hoe wordt de verrichting uitgevoerd ? 6. Waarom zo ? 7. Welke eisen worden er aan de verrichting gesteld ? 8. Wat kan de persoon hiervan niet ? 9. Kun je de methode veranderen en toch het doel bereiken ? ja/ nee 10. Hoe? 11. Levert de nieuwe methode een verandering op van het eisenpakket ? ja/ nee 12. Welke? 13. Kan dit ?
Ter ondersteuning van het afnemen van interviews werd door v. Rossum een vergelijkbare analyseformulier gebruikt [v. Rossum, 1993]. Een extra aspect in deze analyse is of de client akkoord gaat met de geboden oplossing. Het accepteren van een altematief door de client is van groot belang. Bij het niet accepteren van een aangeboden hulpmiddel, onafhankelijk of het bijdraagt of niet, blijft het probleem bestaan in de vorm van weigeren van gebruik uit 'trots' of klagen over secundaire aspecten als vorm, kleur etc. Analyse van problemen moet op een dieper niveau worden gedaan. Een activiteit is opgebouwd te denken uit vier niveaus. Iedere activiteit bestaat uit verschillende taken. Taken bestaan uit verschillende handelingen en handelingen bestaan op hun beurt weer uit bewegingen (per gewricht). 1 2 3 activiteit = aantal taken = aantal handelingen
4
= aanta! bewegingen
Probleemanalyse moet plaats vinden op niveau 4 en vraagt een zeer gedetailleerde analyse van oorzaken en gevolgen van bewegingsstoornissen. Analyse op een hoger niveau geeft niet voldoende informatie over de oorzaak van het probleem. Kennis van bijna-val- en valsituaties is interessant om hieruit de kritische punten van de valproblematiek te doorgronden. Het vergelijken van omstandigheden kan duidelijkbeid verschaffen over doorslaggevende aspecten die een val veroorzaken. Valsituaties zijn echter moeilijk te imiteren in proefopstellingen. Reconstructie en gedetailleerde bescbrijvng van valomstandigheden behoort tot de mogelijkbeden.
22
5 Beinvloeden van indoor-mobiliteit In dit hoofdstuk wordt ingegaan op weJke wijze ingespeeld kan worden op beperkingen in indoor-mobiliteit, zodanig dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Daarbij kan gedacht worden aan interventies vanuit de omgeving, zoals hulpmiddelen en aanpassingen in de woonomgeving. Daarnaast is het mogelijk de indoor-mobiliteit te belnvloeden door middel van fitness. In afbeelding 4 is het verband tussen de vraag en mogelijkheden uitgezet gedurende het leven. Met de vraag wordt bedoeld de eisen die door de omgeving of uitgevoerde activiteit opgelegd worden aan het individu. In het leven zijn twee perioden te onderscheiden waarin afhankelijkheid optreedt. Op jonge leeftijd, wanneer men nog niet zelfstandig kan leven en afhankelijk is van de ouders en op hogere leeftijd, wanneer door verouderingsprocessen de mogelijkheden te kort schieten. Veranderingen in de woonomgeving en het gebruik van hulpmiddelen beogen een verschuiving omlaag van de vraaglijn. Fitness beoogt een verschuiving van het afhankelijkheidspunt (A) naar rechts.
= vraag = mogelijkheden
' - - - - - - - - - -..:.leeftijd -+
Atbeelding 4 Relatie tussen vraag en
mogelijkheden in de loop van het leven. (A = afhankelijkheidspunt) 5.1 Hulpmiddelen
Het ouder worden gaat gepaard met lichamelijke en geestelijke veranderingen die het uitvoeren van een bepaalde handeling kunnen bemoeilijken. Het gebruik van hulpmiddelen met een ondersteunende of vervangende functie dragen ertoe bij dat ouderen deze handelingen weI kunnen uitvoeren en daardoor langer zelfstandig kunnen blijven.
23 Er zijn zeer veel hulpmiddelen verkrijgbaar voor uiteenlopende handicaps. Om te bepalen welk hulpmiddel nodig is, is het nodig de problematiek van de handicap goed te weten en deze te combineren met marktkennis van beschikbare produkten. Hulpmiddelen zijn op verschillende manieren in te delen : 1. naar problematiek 2. naar gebruik ad. 1. - bewegingsbeperkingen in diverse gewrichten Om tegemoet te komen aan de bewegingsbeperking zijn deze hulpmiddelen vaak verlengd enl of gebogen, ter vergroting van het bereik, licht van gewicht, ter ontlasting van aangedane gewrichten en verdikt ter verbetering van de grip. - vermindering van spierkracht Hulpmiddelen zijn licht van gewicht, compenserend (ze maken handelingen overbodig of minimaal) en ondersteunend, zodat de handeling zo min mogelijk spierkracht kost. - verstoorde innervatie Prikkelgeleiding naar de spier of een zintuig functioneert slecht of niet meer. Hulpmiddelen moeten daarom compenserend en lastenverlichtend zijn voor de betrokkene en zijnl haar omgeving. - coordinatiestoornissen Richten, sturen en afstemmen van bewegingen zijn gestoord. Hulpmiddelen zijn vergrotend (denk aan lenzen) en geleidend (de beweging sturend). - stoornissen in sensibiliteit Het gevoel is verdwenen (dit geldt ook voor de pijnsensatie). Hulpmiddelen zijn beschermend en preventief van aard. Bij beperkingen van de indoor-mobiliteit zullen we voomamelijk te maken hebben met hulpmiddelen van de eerste en tweede soort. Daarnaast zullen ook hulpmiddelen voor coordinatiestoornissen hun bijdrage kunnen leveren aan de mobiliteit. ad. 2. Een indeling naar gebruik geeft geen informatie over de aard van de problemen, en is goed geschikt wanneer hulpmiddelen moeten worden uitgezocht. Door het Instituut voor Revalidatie-Vraagstukken te Hoensbroek is een catalogus opgezet waarln in Nederland verkrijgbare technische hulpmiddelen zijn gerangschikt naar toepassingsgebied en waarln de fabrikantenl leveranciers van deze hulpmiddelen zijn opgenomen [RIC, 1988]. Hieronder is op basis van deze catalogus en gegevens van een aantal bedrijven een selectie gemaakt van reeds verkrijgbare hulpmiddelen die van dienst kunnen zijn bij problemen in de indoor-mobiliteit. Zij zijn ingedeeld naar toepassingsgebied om de herkenbaarheid te vergroten.
24 hulpmiddelen voor toiletbezoek - toiletstoelen voor kamer en douche - toiletblokken (o.a. hoog/ laag toiletblok) - verhoogde toiletzittingen - verstelbare toiletzittingen - arm- en rugsteunen voor het toilet - handgrepen hulpmiddelen voor wassen/ baden/ douchen - bad- en dochestoelen - bad- en douchematten en anti-slipstrips - wastafels - badkuipen - badplanken - badliften - handgrepen loophulpmiddelen met een arm gehanteerd - wandeIstokken/ witte stokken - elleboogkrukken - schaal- en onderarmkrukken - okselkrukken - drie-, vier- en vijfpoten - stokhouders - rubber- en ijsdoppen loophulpmiddelen met beide armen gehanteerd - looprekken - rollators - trippelstoelen - looptafels rolstoelen - handbewogen duwwagens - tweezijdig met de hand bewogen rolstoelen (keuze uit hoepels voor of achter) - handbediende rolstoelen met hefboom- en met kettingaandrijving - elektrische rolstoelen (wel/ niet bekrachtigd) - elektrische huisscooter transferhulpmiddelen - hef- en draaihulpmiddelen (voor transfer) - schuifplanken en gIijmatten - draaischijven - bedgalgen/ -portal en en touwladders - trapliften - met de voet bewogen rolstoelen
25 meubilair - 'sta op' stoelen (elektrisch, met veerzitting) - werkstoelen - arthrodesestoelen - 'sta op' bedden/ 'hoog laag' bedden - bedklossen, pootverhogers overig - extra trapleuning - helping-hand - extra verlichting - automatische deuren - deurintercom - afstandbediening - orienteringshulpmiddelen (akoestische bakens etc.) - hellingbanen - antislipmateriaal - deurstandindicators - wagentjes voor het verplaatsen van voorwerpen - alarmeringssystemen - etc. Wanneer een hulpmiddel gekozen wordt moet gelet worden op een aantal aspecten, zoals kwaliteit, duurzaamheid, benodigd onderhoud, functionaliteit, effectiviteit, kosten, gebruiksgemak, veiligheid, het moet meeneembaar zijn en zelfstandig te gebruiken. De situatie waarin en de wijze waarop een hulpmiddel bij de toekomstige gebruiker wordt geintroduceerd is mede bepalend voor de acceptatie hiervan. Er moet voldoende tijd en aandacht gegeven worden om te kunnen luisteren naar problemen en gevoelens met betrekking tot de gesignaleerde problematiek. Stigmatiserende uitspraken moeten vermeden worden. Men moet de gebruiker overtuigen van wat het nut en de waarde van het hulpmiddel voor hem/ haar is. Het uiterlijk van het hulpmiddel moet zo min mogelijk stigmatiserend zijn om de drempel het te gaan gebruiken te verlagen. Een belangrijk onderdeel in het adviseren over een hulpmiddel is het aangeven van de mogelijkbeden en onmogelijkbeden van het hulpmiddel. Dit laatste ter voorkoming van teleurstellingen in de toekomst. Het informeren naar ervaringen wanneer het hulpmiddel al enige tijd wordt gebruikt kan veel informatie geven over tekortkomingen. De informatie die verkregen wordt van de gebruiker kan dienen a1s feed-back aan de ontwikkelaar om in de toekomst verbeteringen aan het hulpmiddel te geven. Bovendien geeft het de gebruiker een gevoel van betrokkenheid en vertrouwen. Voorlichting over mogelijkbeden van hulpmiddelen in de periode waarin de mobiliteit nog goed is werkt drempelverlagend en kan een postief effect hebben op de acceptatie in de toekomst.
26 5.2 Aanpassingen in de woonomgeving
Om de veiligheid in huis te checken zijn van meerdere auteurs checklijsten verkrijgbaar die gehanteerd kunnen worden door ouderen/ hulpverleners ter beoordeling van de veiligheid van ouderen in huis. Vit deze checklists zijn de adviezen geselecteerd die betrekking hebben op de mobiliteit binnenshuis. [1] Stichting consument en veiligheid [SCV] [2] Hartford House [Hartford House] [3] GGD Gooi & Vechtstreek [GGD, 1992] TRAP [1,3]
[1,2,3] [1] [2,3] [3] [2,3] [3] [2] [2] [2]
Traptreden voldoende stroef b.v. hout, vaste vloerbedekking (tapijt, vinyl, linoleum) Traptreden hebben antislipprofiel of -stroken. Trap voorzien van een stevige leuning. Trap heeft aan beide zijden een leuning. Bij laatste trede zit een extra handgreep. Trap is goed verlicht. Er liggen geen spullen op de trap. Na de laatste trede buigt de leuning af naar de muur Geen tapijt op de trap Strippen in afwijkende kleur op de randen van de treden.
WOONKAMER [1,2,3] Genoeg loopruimte tussen het meubilair, geen planten, tafeltjes of kastjes die in de weg staan. [1,2,3] Zonder moeite kunnen opstaan uit een luie stoel, bij voorkeur een hoe stabiele stoel met een rechte leuning, zodat eenvoudiger opstaan. [1,3] Raampjes en schuiven moeten bereikbaar zijn zonder klimpartijen; een hulpbeugel, koordje of stok is een handig hulpmiddel. [3] Meubels moeten goed stabiel zijn; erop leunen of steunen is mogelijk zonder dat het meubilair gaat schuiven of kantelen. [3] Meubilair heeft geen scherpe hoeken of randen. [2,3] Geen losse kleden op de grond. [3] Vloer is stroef. [3] Telefoon is makkelijk bereikbaar. [3] Geen losse snoeren op de grond waarover kan struikelen. [2] Geen hoogpolig-tapijt.
KEVKEN [1,3]
[3] [3]
SpuUen die vaak nodig zijn moeten gemakkelijk te pakken zijn nit koelkast of keukenkast (op grijphoogte). Bukken en reiken moeten voorkomen worden met het oog op duizeligheid en vallen. In de keuken is een stoel of kruk, zodat langdurig staan niet nodig is. Vloer is stroef, ook bij morsen van water.
27
BADKAMER/TOILET [1,2,3] [1,2,3] [2,3] [3] [3] [3] [2] [2] [2] [2] [2] [2] [2]
Voldoende steunpunten en antislipmatten of -tegels in bad en douche in verb and met uitglijden op een natte gladde ondergrond. Beugels/ handgrepen voor in en uit bad/ douche stappen. Beugels/ handgrepen bij toilet. Voldoende ruimte om te wenden en keren. Deur van de buitenzijde te ontgrendelen. Lampen met een schakelaar bediend. Gebruik een rubberen vloer in de badkamer. Het bad beeft een badzitje voor in en uit bad gaan. Gebruik een doucbestoel. In hoogte instelbare douchekop. Toilet met toiletverhoger, eventueel met armsteunen. Pas een zigzag-handgreep toe in een natte omgeving. lp.v. handgrepen aan de muur ook rail aan de rand van het bad maken.
SlAAPKAMER [1,3] [1,3] [1] [3] [3]
Een hoog bed of bedklossen onder het bed strekt tot de aanbevelingen zodat je eenvoudiger opstaan. Lichtknop binnen handbereik vanuit bed. Extra nachtlampje ter orientatie helpt de coordinatie. Geen losse kleedjes. Om het bed heen kunnen lopen (om het bed op te kunnen maken).
GANG/HAL [1] Geen hoge drempels bij voor- of achterdeur. Zorg dat de drempel goed zichtbaar is door afwijkende kleur. [3] Geen obstakels in de gang, vrije loopruimte. [3] Gang is goed verlicht. ALGEMEEN [3] Schoenen en pantoffels zijn goed passend en geven goede steun. [3] Zowel in huiskamer als slaapkamer is een telefoon. [3] In noodgevallen kan gebruik gemaakt worden van een telefooncirkel of een alarmeringssysteem. [2,3] Geen drempels of oneffenheden bij overgang ander vertrek of andere vloerbedekking. [2] Zorg dat lichtschakelaars eenvoudig te bedienen zijn, ook uit een zittende positie. Bovengenoemde aanpassingen in de woonomgeving kunnen bijdragen aan een veiliger woonomgeving en de indoor-mobiliteit. Naast deze eenvoudig door de oudere aan te brengen aanpassingen kan er bij de bouw al rekening worden gehouden met toekomstig aan te brengen hulpmiddelen en verminderde mobiliteit. Het huis moet toegankelijk zijn met een rolstoel. Indien de woning meer verdiepingen heeft moet rekening gehouden worden met een in de toekomst aan te brengen traplift. Daarvoor moet de breedte minimaal 80 em zijn en de doorgang moet ongeveer 200 em zijn. Om bet aanbrengen van een traplift eenvoudiger te maken moet zowel boven en beneden
28
ruimte zijn voor een uitlooprail. Om bouwkundige aanpassingen te voorkomen mogen zich direct naast de trap geen deuren bevinden, maar een muur. Dit komt ook ten goede aan de veiligheid (geen openslaande deuren in de loop, niet allopend op de trap openen van deuren). Omdat de mobiliteit bij het ouder worden kan afnemen moeten woonkamer, keuken en toilet met weinig loopafstand te bereiken zijn. De slaapkamer moet grenzen aan het toilet en de douche. In geval van meerdere verdiepingen moet er op elke verdieping een toilet zijn, zodat het 's nachts niet nodig is trap te lopen (veel ongevallen gebeuren 's nachts wanneer de oudere naar het toilet gaat [Wijlhuizen,1993]). Indien een trap wordt opgenomen is het zinvol te kiezen voor een rechte trap, zodat er geen smalle treden in de bocht zijn. 5.3 Fitness Zowel hulpmiddelen als woningaanpassingen spelen in op de omgevingsfactoren die indoor-mobiliteit beinvloeden. Ben andere methode, waar in dit rapport niet diep za1 worden ingegaan, is de persoon zelf 'aan te passen' door middel van training. Door training van o.a. spierkracht en lenigheid moet het moment waarop de vraag, opgelegd door activiteit en omgeving, hoger is dan de mogelijkbeden van de persoon. Het moment waarop iemand afhankelijk wordt van anderen kan door verhoging van de functionele mogelijkbeden worden verlaat. Naast het verbeteren van de functionele capaciteiten is het bewegen voor ouderen goed in verband met de ontwikkeling van de osteoporotische processen. De opbouw van botweefsel vindt plaats door belastingsprikkels. Wanneer deze door fitness kunnen worden opgelegd betekent dit dat hier een mogelijkbeid ligt om door middel van fitness (in combinatie met kalkrijkvoedsel) de botontkalking te beinvloeden. Door training kunnen mensen meer vertrouwen krijgen in hun eigen mogelijkbeden, waardoor een stuk angst voor vallen kan worden weggenomen en men zich zekerder verplaatst.
29
6 Aanbevelingen proefproject 'Een Veilig Buis Voor Ouderen' inleiding AI enige jaren bestaat er bij diverse personen, instanties en instellingen in Nederland behoefte aan een technisch informatiecentrum voor ouderen. Enerzijds doordat ouderen minder uitgebreid ervaring hebben opgedaan met de nieuwe technische ontwikkelingen en anderzijds doordat de meeste bestaande technologieen niet specifiek op de interesses en mogelijkheden van ouderen zijn gericht. Bij bedrijven bestaat er de behoefte om op oudere gerichte produkten op de markt te brengen. Op initiatief van de gemeente Eindhoven en de Technische Universiteit Eindhoven en in samenwerking met de Hogeschool Eindhoven, de Stichting Welzijn Ouderen Eindhoven en de Federatie Overleg van Ouderenorganisaties is er een proefproject opgezet om na te gaan of er behoefte is aan een definitief Centrum Techniek voor en door Ouderen (CTO), die moet gaan functioneren als : een voorlichtings- en adviescentrum om de oudere burger kennis te laten nemen met nieuwe consumentenprodukten en hulpmiddelen. een ontmoetingspunt voor ouderen, bedrijven en onderzoeksinstituten om prototypen te testen en ideeen uit te wisselen. opbouw van een expertisecentrum waar gegevens van en voor ouderen te verkrijgen zijn over verouderingsprocessen en zorgmogelijkheden. Het definitieve CTO zal een intermediaire functie krijgen tussen ouderen enerzijds en onderzoekers, produktontwikkelaars, marketingfunctionarissen, zorgverleners en beleidsmakers anderzijds. In het proefproject is gekozen voor de uitwerking van een thema, te weten 'veilig en comfortabel wonen. Er zal een modelwoning op ware grootte worden tentoongesteld, waarin allerlei technische produkten en voorzieningen aangebracht zullen zijn, waarmee ouderen op eenvoudige wijze veilig en comfortabel wonen. In dit hoofdstuk zijn een aantal suggesties/ adviezen opgenomen die een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid binnenshuis (zie ook hoofdstuk 5). inrichting - hoog/ laag stoel - opnemen van hoog/ laag keuken - hoog/ laag bed - stoelen die niet kantelen ook niet als erop geleund wordt - voordeur met intercom - geen losliggende kleedjes ontwerp - alles per rolstoel/ indoormobiel bereikbaar, vrije draaicirkel - rubberen vloer in douche, met licht profiel - ruimte voor verplaatsen met looprek, vergelijkbaar met de eisen voor een goede
30 bereikbaarheid per rolstoel - automatisch open schuivende deuren - kleine afstand tussen woonkamer, keuken en toilet, mogelijk een doorgeefkast tussen keuken en eetkamer, waardoor lopen met pannen of schalen niet nodig is. - rekening houden met eventueel aan te brengen van beugels in douche, toilet - een ruim opgezet toilet en douche - lichtpunt bereikbaar liggend in bed - trap met aan beide zijden een leuning voorlichting - niet stigmatiserend - go ed/ slecht situaties naast elkaar zetten, hieraan bleek behoefte te zijn bij een voorlichtingsbijeenkomst voor ouderen in Den Haag over veiligheid in en om huis - Ben trap opnemen in de woning. Ben vaste trap is een situatie die veel voor komt bij ouderen en waar over het algemeen veel problemen mee zijn te verwachten. Opnemen van een trap in de woning, desnoods kunstmatig, geeft de mogelijkbeid tot geven voorlichting over mogelijkbeden op het gebied van bijvoorbeeld trapliften, gevaren van spullen op de trap en dergelijke.
31
7 Onderzoeksvelden indoor-mobiliteit
* beinvloeden van verouderingsprocessen door training (fitness) Nagaan in hoeverre fitness een verbetering kan zijn voor de mobiliteit van ouderen. Het ontwikkelen van trainingsmethodieken en fitness-apparatuur voor ouderen.
* ontwikkeling/ verbetering/ testen hulpmiddelen Een voorbeeld kan zijn ontwikkeling van een hulpmiddel voor het knippen van de teennagels. Testen van hulpmiddelen op functie, gebruiksgemak e.d. * op arstand bedienen van apparaten, omgeving Ontwikkeling/ verbetering van een universele afstandsbediening waarmee verschillende apparaten en omgeving bediend kunnen worden (openen/ sluiten gordijnen, deuren/ ramen, t.v./ radio). Een mogelijke vorm voor een dergelijke afstandbediening zou een module kunnen zijn met een lichtstraal die gericht wordt op het betreffende object en waarmee door het indrukken van een knop de gevraagde functie wordt uitgevoerd. Er moet veel aandacht besteed worden met de eenvoud van de bediening.
* registratie van bewegingen van ouderen en analyse probleembewegingen Vanuit een gegeven probleem moet nagegaan worden welke factoren bepalend zijn voor het ontstaan van het betreffende probleem. Nagegaan moet worden waarin de bewegingen van ouderen zich onderscheiden van die van jongeren. * ontwikkelen van standaard analysemethode indoor-mobiliteit d.m.v. een parcours Opzetten van een standaard-methode ter analyse van mobiliteitsproblemen. Te denken valt aan een methode die vergelijkbaar is met die van Tinetti, Mathias et al. en Czaja.
* etTectiviteit van hulpmiddelen Een organisme zal emaar streven zo min mogelijk energie te verbruiken, door een zo optimaal mogelijk bewegingspatroon (ook weI bekend als het minimum principle) Bewegingsproblemen zullen zich uiten in een hoger energieverbruik. Door het meten van het energiegebruik kan het effect van het gebruik van een hulpmiddel mogeUjk worden gemeten. Daamaast zal moeten worden nagegaan of het hulpmiddel wei werkelijk een hulp biedt. Hiermee wordt bedoeld dat het huIpmiddel tot een wezenlijke verbetering moet leiden. De eisen die aan de gebruiker worden gesteld door het hulpmiddel moet afgestemd zijn op de mogelijkbeden van de gebruiker.
* alarmeringssystemen Tijdens een bezoek aan een voorlichtingsbijeenkomst voor ouderen in Den Haag bleek dat de ouderen erg enthousiast waren over de mogelijkbeid van alarmering via alarmeringssystemen. WeI bleek dat ouderen de medallIon vaak vergaten om te doen of het Iastig vonden om het onder de kleding te dragen. Het idee werd geopperd dat inbouwen in een horloge een mogelijke oplossing kon zijn. Een ander aspect was het feit dat het medallIon niet waterdicht was. De oudere zag dit als een tekortkoming daar ook zij zich realiseerden dat juist in de badkamer het valrisico hoog was. Gerontechnologie kan hierop inspelen door een waterdichte versie te ontwikkelen.
32
Literatuurlijst Age & Design. Age & design for new technology. Age & Cognitive Performance Research Centre, University of Manchester, Manchester M139PL Bruls PWM, Andel JA, Jaartsveld RFM, Functie en constructie van drempels in de woning, Stichting Consument en Veiligheid, olctober 1990, rapport nr. 84, ISBN 90-6788-099-X Craik R, Changes in locomotion in the aging adult, in : Woollacott MH, Shumway-Cook A, Development of posture and gait across the life-span, University of South Carolina Press, 1989 Cullen K, Moran R, Technology and the Elderly. the role of technology in prolonging the independence of the elderly in the community care context, 1991, EC-Programme MOFA-CT90-0027 Czaja SJ, Weber RA, Nair SN, A Human Factors Analysis of ADL Activities: A Capability-Demand Approach, The Journals of Gerontology, 1993, vol 48 (special issue):44-48 Dale v., Groot Woordenboek der Nederlandse taal, 1984 Eulderink et al. (red), Inleiding gerontologie en geriatrie, Bohn Stafleu van Loghum, 1993 GGD, Ouderen in evenwicht, achtergrondinformatie en tips om ongevallen in huis te voorkomen, GGD Gooi & Vechtstreek, september 1992 Grady J, Zelfredzaamheid. ADL Basiszorg, uitgeversmaatschappij De Tijdstroom Loghum-Gent, 1986, ISBN 90-352-1103-0 Grootten WJA, Graafmans JAM, Verstappen F, Bewegingsbeperking bij ouderen, in: Visser APh(red), Jong over Cud veroudering in een gezondheidswetenschappelijk perspectief, Thesis Publishers, Amsterdam, 1990 Hartford House (131 tips), uitgave van Community Affairs Department - The Hartford House, ITT Hartford Insurance Group, Hartford Plaza, Hartford, CT 06115 Hazzard WR, Andres R, Bierman EL, Blass JP, Principles of geriatric Medicine and Gerontology. second edition, 1990 JyIha M, Jokela J, Tolvanen E, Heikkinen E, Heikkinen R-L, Koskinen S, Leskinen E, Lyyra A-I.., Pohjolainen P, The tampere Longitudinal study on Ageing, description of the study, basic results on health and functional ability, Scandinavian Journal of Social Medicine, 1992, suppl. 47
33 Kalf JH, van Schendel FME, Vallen: NeuroloJPsche aspecten bij de oudere patient, Vox Hospitii 1993, 12-(17-3) de KIerk MMY, Huijsman R, De start van het SENSE-project: uitgangsituatie van Sittardse ouderen., deel 1 van de evaluatie van het SENSE-project, institute for Medical Technology Assessment (iMTA), rapport nr. 92.19, 1992 Larsson 1.., Grimby G, Karlsson J, Muscle strenght and speed of movement in relation to age and muscle morpholof:.\', J Appl Physiol, 1979,46 : p. 451-455 Mathias S, Nayak USL, Isaacs B, Balance in Elderly Patients: The "Getup and Go" Test, Arch. Phys. Med. Rehab., 1986, Vol. 67 : p. 387-389 Minaire P, The theoretical models of analysis of the disablement process: applications to the concept of mobility, p. 82 in : Dejaummes M, Medevielle JP, Mobility and transport for elderly and disabled persons : mobility for a better quality of life, proceedings of the 6th international conference '92, volume 1, INRETS, Arcueil Cedex 1992 Pendergast DR, Fisher NM, Calkins E, Cardiovascular, neuromuscular, and metabolic alterations with age leading to frailty, The Journals of Gerontology, 1993, vol. 48 (special issue) : 61-67 Pols HAP, Birkenhager JC, Diagnostiek en behandeling van osteoporose, Nederlands Tijdschrift voor Chronische Ziekten, dec 1992, no. 4 RIC, catalogus technische hulpmiddelen voor mensen met een handicap deel 1 een overzicht van in Nederland verkrijgbare hulpmiddelen, Revalidatie Informatiecentrum, Hoensbroek, Okt. 1988 Rogmans, WHJ, Thien WMAH, Zonneveld RJ, Veilig op leeftijd, veiligheid voor ouderen in en om de woning, stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam, 1987, VUGA Uitgeverij B.V., 's Gravenhage v. Rossum E, The effect of preventive home visits to the elderly, proefschrift Rijksuniversiteit limburg, 1993, Maastricht SCV, Checklist voor ouderen, (bijlage 13 uit instructiemap voor voorlichters), Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam SCV, Prive-ongevallen registratie systeem, Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam Smals AGH, Dia&nostiek. preventie en behandeling van osteoporose, Tijdschrift voor therapie en geneesmiddelenonderzoek, nr. 1, feb 1993
34 Tinetti ME, Performance oriented assessment of mobility problems in elderly patients, J Am Geriatr Soc, 1986,34:119-26 Vermeulen CA, Bosma AMM, De .:ezondheid van ouderen epidemioloiie en beleid, academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam, 1992 Wijlhuizen GJ, On.:evallenpreventie bij ouderen (65 +) in de privesfeer, in : Blom MM, Kuin Y, Hendriks HPJ (red), Ouder worden '93, NIZW, Utrecht, 1993
Bijlage 1 : overzicht verouderingsprocessen Lichamelijk
* uithoudingsvermogen * afname uithoudingsvermogen * afname mechanische efficientie * minder goede circulatie * lenigheid * afname beweeglijkbeid gewrichten * spierkracht * afname spierkracht
* afgenomen spiertonus * coordinatie * oog/ hand coordinatie * lichaamshouding * verandering lichaamshouding * toename lichaamsgewicht * lichaamszwaartepunt verplaatst naar voren => evenwicht * afname orgaanfunctie * hart * longen * nieren * lever * geslachtsklieren * hersenen Sensorisch * afname gehoor Bij het ouder worden gaat de kwaliteit en gevoeligheid van de hoorcellen achteruit evenals de doorgifte van de informatie aan de hersenen. Het gehoor kan in zijn geheel afnemen of slechts in een bepaald frequentiegebied. Ouderen hebben bovendien meer moeite om in een rumoerige omgeving de juiste geluidsbron te selecteren. Afnemen van het gehoor heeft ook invloed op de mobiliteit. De opname van omgevingsinformatie, zoals het ergens tegenaan botsen met de voet en feedback van voetplaatsing verminderd. Daarnaast speelt het gehoor een rol bij het herkennen van overgangen in de vloersoort. ( tegels, vloerbedekking of linoleum hebben hun eigen geluid ) Afname van feed-back uit de omgeving kan medebepalend zijn voor het optreden van ongevallen binnenshuis. * afname zien De belangrijkste veranderingen op het gebied van de visus zijn : afname van de grootte van het gezichtsveld grotere stijfheid van de lens waardoor het accomodatiegebied afneemt minder lichtinval op het netvlies door vertroebeling van de lens minder kleuronderscheid met name voor blauwtinten (men kijkt als het ware door geel-filters).
pupilreflex kost meer tijd, waardoor een minder snelle adaptatie bij overgang van licht naar donker plaats vindt. Omdat het de visus een groot deel van de informatievoorziening uit de omgeving verzorgt is het van belang te zorgen voor een zo maximaal mogelijk zicht, o.a. door keuze van goede verlichting. Bij onvoldoende feed-back uit de omgeving zal de oudere minder zeker bewegen. * afname tactiliteit * afname smaak * afname reuk * afname van labyrinthfunctie * afname functie spier-, pees- en gewrichtssensoren * trage minder doelmatige houdingsreflexen COlmitie * aanpassingssnelheid lager * afname van verwerkingscapaciteit * vergeetachtigheid * reactietijd omhoog * reactievemogen daalt * verminderde aandachtj concentratie * minder dingen tegelijk
Psychisch * minderwaardigheidscomplex * eenzaamheid, weinig contact met omgeving * wegvallen van mensen in de omgeving * angst Ziekten * duizeligheid * zenuwstelsel * dementie * ziekte van Parkinson (tremor) * hart en bloedsomloop *hartinfarct * decompensatie van het hart (minder hard werken) * ritmestoornissen * bloeddrukstoornissen * arthero-sc1erosis * Cerebro-Vasculair-Accident * bloedarmoede * diabetes mellitis * bewegingsapparaat * rugklachten * botziekten * osteoporosis * osteomalacie
* gewrichtsziekten
* rheumatoide arthritis
* osteoartrose * foot·disorders * likdooms * eeltvorming
* ingegroeide nagels
* ademhalingsorganen * benauwdheid * kortademigheid * astma/ bronchitis * schildklierafwijkingen * hypothyreoide * hyperthyreoide * incontinentie
* medicatie
Bijlage 2 : overige (relevante) literatuur ouder worden Birren JE, Warner Schaie K (editors), Handbook of the PsychololLY of Aging, van Nostrand Reinhold Company, 1980 Bush TL, Miller SR, Criqui MH, Barrett-Conner E, Risk Factors for Morbidity and Mortality in Older Populations: An Epidemiologic Approach, in : Hazzard WR, Andres R, Bierman EL, Blass JP, Principles of ~riatric Medicine and GerontololLV, second edition, 1990 : 125-137
vallen Campbell AJ, Borrie MJ, Spears GF, Risk Factors For Falls in a CommunityBased Prospective Study of People 70 Years and older, Journal of Gerontology : Medical Sciences, 1989, Vol. 44, No.4 : M112-117 Campbell AJ, Reinken J, Allan BC, Martinez GS, Falls in old age: A study of frequency and related clinical features, Age Ageing, 1981, 10 : 264-70 Isaacs B., Clinical and laboratOIY studies of falls in old people: prospects for prevention, Clin Geratr Med, 1985, 1 : 513-524 Leibowitz HW, Shupert CL, Spatial orientation mechanisms and their implications for falls, Clin Ger Med 1985, 1 : 571-580 Nickens H., Intrinsic factors in falling among the elderly, Arch Intern Med 1985, 145 : 1089-93 Ouderen yallen vaak als ze 's nachts naar het toilet gaan, Trouw, 23-11-1993 Ring C, Nayak USL, Isaacs B, Balance Function in Elderly People Who Have an Who Have Not Fallen. Arch. Phys. Med. Rehab.,1988, Vol. 69 : 261-264 Tinetti ME, Speechly M, Ginter SF., Risk-factors for falls among elderly persons living in the community, N Eng! J Med, 1988,319 : 1701-1707 Tinetti ME, Williams TF, Mayewski R., Fall risk index for elderly patients based on a number of chronic disabilities, Am J Med, 1986, 80 : 429-434 Tinetti ME, Speechly M, Prevention of falls among the elderly, The New England Journal of Medicine, Vol. 320, No. 16 : 1055-1059 Tinetti ME, Eill.s., in : Hazzard WR, Andres R, Bierman EL, Blass JP, Principles of geriatric Medicine and Gerontology, second edition, 1990 : 1192-1199
Trouw, Ouderen vallen vaal< als ze 's nachts naar het toilet 11-1993
~aan,
Trouw, 23-
traplopen Andriacchi TP et al., A Study of Lower-limb Mechanics durin~ Stair-Climbin~ The Journal of Bone and Joint Surgery, July 1980, Vol. 62-A, No.5: 749-757 Archea JC, Environmental factors associated with stair accidents and falls in the elderly, Clin Geriatr Med, 1985, 1 : 555-567 Bradford J, Mc Fayden B, Winter DA, An integreted biomechanical analysis of normal stair ascent and descent, J Biomech 1988, 21 : 733-744 Lundgren-lindquist b, Aniansson A, Rundgren A, Functional Studies in 79year OIds. III Walkin~ Performance and Climbin~ Capacity, Scand. J. Rehab. Med., 1983, 15 : 125-131 Simoneau et al., The Influence of Visial Factors on Fall-Related Kinematic Variables Durin~ Stair Descent by Older Women, Journal of Gerontology, 1991, Vol. 46 : M188-M195 overig Chen H.-C. , Ashton-Miller JA, Alexander NB, Schultz AB, Stewin~ over Obstacles: Gait Patterns of Healthy Younl: and Old Adults, Journal of Gerontology : Medical Sciences, 1991, Vol. 46, No.6: M196-M203 Corgiat MD, Brummel-Smith I(, Gill C, Assessment of Mobility Impairments in Older Persons,in: Annual Supplement of the Journal of Rehabilitation Research and Development, Rehabilitations R&D Progress Reports, 1988 Czaja SJ (editor), Human Factors Research Needs for an National Academy Press
A~n~
Population,
Faletti MV, Clark Me, A Capability-Demand Approach to the A~ed in Technolo~cal Environments: A Case for Improved Task Analysis, in: Robinson PI(, livingston J, Birren JE (editors), A~nl: and Technolo~cal Advances, Plenum Press, 1984 Nationale Woningraad, Handboek aanpasbaar bouwen. apri11992, Almere Koller WC, Glatt SL, Gait Disorders, in : Hazzard WR, Andres R, Bierman EL, Blass JP, Principles of ~eriatric Medicine and Gerontolo~, second edition, 1990 : 1183-1191
Koncelik JA, Aging and the product environment, Environmental Design Series vol. 1, 1982, Hutchinson Ross Publishing Company, ISBN: 0-87933-428-2 Molenbroek JFM, Houtkamp JJ, Burger AKC, Bejaarden antropometrie onderzoek naar en toepassing van afmetingen van Nederlandse bejaarden, jun. 1984, Ie druk nov. 1983, TH Delft Myers DB, Grennan DM, Palmer DG. Handgrip function in patients with rheumatoid arthritis, Arch Phys Med Rehabil, 1980, 61 : 369-373 Powell Lawton M, Aging and Performance of Home-Tasks, Human Factors, 1990,32(5), 527-636 Sainsbury R, Mulley G., Walking sticks used by the elderly, Br Med J 1982, 284 : 1751 (artikel betreft lengte van stok) Spirduso WW, MacRae PG, Motor Performance and Aging, in : Handbook of Psychology of Aging, Third Edition, 1990, Academic Press, Inc. Tinetti ME, Ginter SF, Identifying mobility dysfunctions in elderly patients, JAMA 1988, 259 : 1190-1193
Bijlage 3 Prive-ongevallen van ouderen [PORS (1986-1991), SCV]. De gegevens zijn representatief voor de ouderen van 55 jaar en ouder in Nederland. Tabel Tabel Tabel Tabel
A B C D
: ongevallen trap : ongevallen drempel : ongevallen badkamer : ongevallen toilet
Tabel A ongevallen trap I
Gemiddeld aantal per jaar
5850
Aard ongeval - Val van hoogte - Val van gelijk niveau * verstuiken/ verzwikken enkel * uitglijden * struikelen
91.3 % 6.7 % 3.7% 1.2 % 1.1 %
Letsel - fractuur - kneuzing/ haematoom - distorsie - open wond
44.4 22.1 11.9 11.5
% % % %
Tabel B Ongevallen drempel Gemiddeld aantal per jaar
260
Aard ongeval - struikelen - stoten van voet of tenen aan drempel - afgUjden van drempel - uitglijden op drempel
60.4 % 27.3 % 4.9 % 1.2 %
Letsel - Letsel aan onderste extremiteit
onbekend
Tabel C Ongevallen badkamer Gemiddeld aantal per jaar Aard ongeval - val van gelijk niveau * uitglijden * struikelen * verstappen/ verzwikken Letsel - fractuur - kneuzing of haematoom - open wond
ruim 1500 86.9 %
45.3 % 20.4 % 18.6 %
Tabel D Ongevallen toilet
Gemiddeld santa! per jaar Aard ongeval - val van gelijk niveau * uitglijden * struikelen * verstappenJ verzwikken Letsel - fractuur - kneuzingJ haematoom - open wond
570 82.9 %
53.2 % 19.0 % 14.5 %