Redactioneel
Ouderen en levensvragen
‘Het is het leven zelf dat vragen stelt aan ons en ons hele bestaan is niets anders dan antwoord geven’, zo schrijft Victor Frankl in zijn klassieker The doctor and the soul. Die levensvragen stellen zich gedurende het hele leven, zeker niet alleen bij het ouder worden. Wel is er onmiskenbaar bij ouderen een geheel eigen inkleuring van levensvragen, waarbij ieders levensgeschiedenis een cruciale rol speelt. Hier heeft de ontwikkelingspsychologie een belangrijke bijdrage te leveren en zijn er ontwikkelingstaken te benoemen. Maar het gaat niet alleen om een individuele geschiedenis. Wie nu in de derde of vierde leeftijd verkeert, heeft tijdens zijn levensloop grote veranderingen in zijn culturele omgeving meegemaakt die de omgang met levensvragen beïnvloeden. Het ‘levensbeschouwelijke landschap’ is drastisch veranderd. Daarmee is er niet alleen een individuele levensgeschiedenis geschreven, maar ook een – zeker zo belangrijke – collectieve geschiedenis. Wat deze verschuivingen in het levensbeschouwelijke landschap betekenen voor de omgang van ouderen met levensvragen op dit moment, en of ouderen beter of slechter af zijn met het in Nederland voortgaande secularisatieproces, wordt in deze Geron door diverse auteurs belicht. Volgens de Britse filosoof John Gray ligt er hoe dan ook de maatschappelijke opgave om uiteenlopende levensbeschouwingen een plaats te geven in het openbare leven. Een klassieke vraag die dan niet kan ontbreken is: wat is de rol van de overheid? Hoe staat het met de scheiding tussen kerk en staat? Het debat hieromtrent wordt bijna dagelijks via de media gevoerd, veelal toegespitst op het multiculturele thema. Tenslotte is de thematiek van levensvragen opnieuw aan de orde in de zorg voor ouderen. Hoewel er een hoge mate van onwennigheid is van met name de overheid om hier een nieuwe positie te kiezen, is er overduidelijk in de samenleving en de zorg zelf de constatering, dat hulpverlening niet kan stoppen waar levensvragen beginnen. En dat geldt zeker niet alleen in geval van dat ene grote levensthema, de dood. Ouderenzorg die zich zelf serieus neemt zal vanuit de vragen die het leven stelt aan ouderen tot een aanbod moeten komen en soms nog ongebaande wegen moeten inslaan. Max de Coole & Frits de Lange
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 1
1
28-2-2008 16:25:26
In dit nummer 1 Redactioneel | Max de Coole & Frits de Lange Ouderen en levensvragen 4 De omgang met levensvragen in een veranderend levensbeschouwelijk landschap | Frits de Lange Levensvragen gaan over wat mensen ten diepste drijft en beweegt. Ouderen worden op een eigen manier met levensvragen geconfronteerd, specifiek voor hun levensfase. Ze zoeken steeds minder antwoord binnen gedeelde levensbeschouwelijke tradities. 8 Levensvragen en ontwikkelingstaken van de ouderdom | Alfons Marcoen Er ligt een historische pionierstaak voor ouderen om inhoud te geven aan de derde en vierde leeftijd, in het bijzonder op het terrein van levensvragen. 12 Humor en vertwijfeling in het latere leven | Heather Thomson Humor kan ons helpen om te gaan met het ouder worden. Het komt voort uit de meer lachwekkende manieren waarop wij, uit zwakte en trots, onze geestelijke ontwikkelingstaak om integer te zijn proberen te omzeilen. 16 Jacobine Geel: ‘Goed dat voldongen antwoorden in het museum zijn bijgezet’ | Henk Bakkkerode en Arie van der Marel Levensvragen vindt Jacobine Geel ‘oneindig boeiend.’ Maar de programmamaker en theologe is wars van dogmatiek, want ´er is eigenlijk geen levensvraag meer als je het allemaal al weet.´ Een interview. 21 Als esdoornbladeren in de herfst | Carlo Leget Een pleidooi voor een eigentijdse kunst van het ouder worden waarin vijf levensvragen centraal staan, geïnspireerd op de laatmiddeleeuwse stervenskunst. 25 Op weg naar een expertisenetwerk levensvragen en ouderen | Christien Begeman Begin 2008 start het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen. Doel is om het thema levensvragen goed op de agenda te krijgen in beleid en praktijk van de ouderenzorg. 29 Centrum Ouderen en Levensvragen speelt in op hiaat in de zorg aan huis | Max de Coole & Kees Scheffers In antwoord op levensvragen van ouderen ontstaan nieuwe werkvormen voor geestelijke verzorging. Het Centrum Ouderen en Levensvragen te Nijmegen is hiervan een voorbeeld. 32 Leeftijd en culturele achtergrond in de ouderenzorg | Gert Toes Een beschouwing over de rol van culturele bagage en verschil in leeftijd vanuit de praktijk van de verzorgende in het verpleeghuis.
2
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 2
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:00
35 Discussie | De voortgaande secularisatie laat ouderen met hun levensvragen in de kou staan 37 Boekbespreking | Joep Dohmen Frits de Lange, De mythe van het voltooide leven. Over de oude dag van morgen 39 Van oude menschen… De derde leeftijd en de letteren | Paul Mercken In 2008 vindt de 73e Boekenweek plaats 41 Groepswonen voor oudere migranten | Toon Verlaan Woongroepen voor oudere migranten lossen voor een deel de problematiek van de eerste generatie migranten op: samen wonen met mensen uit eenzelfde cultuur, ondersteund door de eigen verenigingen. 45 Langer doorwerken en de kunst van het verleiden | Willem Peeters & Jan Vis Of ouderen langer zullen doorwerken hangt niet af van overheidsmaatregelen, maar eerder van wat bedrijven doen aan de verdere loopbaanplanning van medewerkers rond de vijft ig. 48 In uitvoering | Wilma Kannegieter Studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening leren de Levenslijn Interviewmethode in combinatie met internet te gebruiken als instrument voor hun beroep. 52 Column | Christina Mercken Lachen om veroudering 53 21 jaar HOVO: de meerwaarde van oudereneducatie | Stan Verdult Stan Verdult nam deel aan een HOVO-cursus en kwam tot de ontdekking dat deze geen context vormt voor ouderen om een meer specifieke gedeelde identiteit te ontwikkelen. 57 Gerongrafiek NIDI | Gijs Beets (NIDI) Vergrijzing en de instroom in zorginstellingen 57 Werken na 65 als noodzaak | Hanna van Solinge, Kène Henkens & Anne Oosterbaan Wie is er bang voor? 59 Actief ouder worden | Joke Meindersma Ouderen als ambassadeur voor vrijwilligerswerk 61 Gesignaleerd Publicaties & congres 64 Gedicht | Jan Sperna Weiland
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 3
3
28-2-2008 16:26:00
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
De omgang met levensvragen in een veranderend levensbeschouwelijk landschap Frits de Lange Levensvragen zijn fundamentele vragen die opkomen als het leven niet meer vanzelf spreekt. Als mensen pijnlijk worden geconfronteerd met het menselijke tekort, maar ook als ze perplex staan van het geluk dat hen in de schoot geworpen wordt.
IN DE AARD VAN ONS BEESTJE Levensvragen gaan over wat mensen ten diepste drijft en beweegt, overeind houdt, inspireert, verwondert en ontroert, maar ook: wat hen tot vertwijfeling en wanhoop brengt, verbijstert, en shockeert. Door antwoorden te zoeken op levensvragen proberen mensen een verhouding te vinden tussen hun oneindige verlangens en hun existentiële eindigheid. Ouderen maken in hun laatste levensfase een balans op. Is hun leven voltooid en af? Worden ze geplaagd door spijt- of schuldgevoelens, of zijn ze alleen maar dankbaar? Verwelkomen ze de naderende dood als welkome vriend of vrezen ze hem als vijand? Wat is (nog) de zin van hun leven als aftakeling en verval zich aandienen? Levensvragen zijn per definitie open, en krijgen nooit een afdoend antwoord. Ze eisen wel op zijn minst een respons, een manier om er mee om te gaan, aandacht. Daaraan geven mensen op tal van manieren vorm. Levensvragen zijn geen import uit de religie, maar komen op uit de aard van ons beestje. Mensen zijn van nature intentionele wezens, open voor wat op hen afkomt. Hun essentie is dat ze ex-isteren (‘naar 4
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 4
buiten staan’). Met de respons die mensen verzinnen op de vragen die het leven oproept, geven ze hun leven zin, een doelgerichte structuur, een groter verband. Ze zoeken iets om voor te leven. Niet alle vragen die het leven stelt zijn even fundamenteel. De term ‘levensvragen’ kunnen we het best reserveren voor vragen die de ultieme zin van iemands leven raken. Waarvoor leef ik alles wel beschouwd, waarvoor heb ik geleefd? Wat betekenen anderen uiteindelijk voor mij? Wat is mijn leven ten slotte waard (geweest)? HET LEVENSBESCHOUWELIJKE LANDSCHAP Lange tijd werden levensvragen vragen vooral in de religie gesteld en met behulp van godsdienstige geloofsvoorstellingen en praktijken beantwoord. Religie was de meest beproefde manier om tot verzoening te komen met het menselijke tekort. In onze cultuur had het christendom een monopolie in de zingeving. De huidige generatie ouderen is groot geworden in de christelijke cultuur van een verzuilde samenleving. 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:01
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
De situatie is nu veel onoverzichtelijker. De secularisatie-these, lange tijd de dominante theorie over de rol van religie in de moderne samenleving, helpt ons niet veel verder om de bonte wereld van zingeving en levensbeschouwing vandaag te begrijpen. Secularisatie (te omschrijven als de vermindering van godsdienstigheid, de beperking van de reikwijdte van de godsdienst en de aanpassing van de inhoud van de godsdienst aan de samenleving) zou zorgen voor het definitieve einde van de religie in de moderne samenleving. Nederland ontkerkelijkt nog steeds. Maar religie is een betekenisvolle factor in de samenleving, mede dankzij de islam die zich met zo’n één miljoen gelovigen tot de tweede godsdienst van Nederland heeft ontwikkeld. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) onderscheidt binnen levensbeschouwelijk Nederland naast de bekende categorieën van niet-religieuze, gematigde humanisten (16%), niet-religieuze humanisten (12%), christenen (25%) en overige gebonden religieuzen (3%) ook een nieuwe groep niet-religieuze niet-humanisten (18%) en een aanzienlijke categorie van ‘ongebonden spirituelen’ (26%). De godsdienst deïnstitutionaliseert en treedt buiten de oevers van de gevestigde religie. Maar verdwijnen doet zij niet. Wel ondergaat zij een ingrijpende metamorfose die het moeilijk maakt om haar nog in traditionele categorieën te verstaan. Met de Franse filosoof Marcel Gauchet laat zich verdedigen dat in de westerse democratie de rol van religie als legitieme basis en bindmiddel van politieke gemeenschappen definitief is uitgespeeld en nu primair een zaak van groepen en individuen is geworden. Mensen zoeken steeds minder antwoord op levensvragen in collectief verband, binnen gedeelde levensbeschouwelijke tradities. Gevestigde instituties verliezen terrein. Kenmerkend voor het huidige levensbeschouwelijke landschap is 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 5
de fragmentarisering en verbrokkeling van tradities. Levensvisies zijn steeds meer het product van individuele bricolage. ‘Spiritualiteit’ wordt steeds meer persoonlijk. We kunnen levensvragen onderscheiden van levensvisie en levensbeschouwing (Van Heijst, Rijksen 1999). Een levensvisie is het dynamische geheel van voorlopige antwoorden die iemand voor zichzelf op zijn levensvragen er op na houdt. Ze zijn persoonlijk, al dan niet religieus, meer of minder gearticuleerd, meer of minder geïnstitutionaliseerd. Ze kunnen onder woorden zijn gebracht, maar ook uit gewoontes, stereotypen of rituelen bestaan. Een levensbeschouwing is een min of meer afgeronde collectieve traditie, een systeem van omgang met levensvragen. Het verschil met vroeger is dat vandaag levensvragen en levensvisies niet meer vanzelfsprekend in termen van levensbeschouwing worden verwoord, beleefd en vormgegeven. De toegang naar de grote religieuze tradities is voor veel mensen dichtgeslibd. De levensvraag individualiseert. Maar privatiseert zij ook? De publieke rol van religie is door de komst van de islam opnieuw voorwerp van discussie geworden en op zijn minst onduidelijk, zoals blijkt uit de discussie naar aanleiding van het WRR-rapport Religie in het publieke domein (2006). Dat heeft ook gevolgen voor de visie op de rol van de overheid. Niet alleen in de discussie over de islam, ook in die over de plaats en identiteit van de Geestelijke Verzorging in de ouderenzorg wordt dat duidelijk. Sommigen opteren voor een strikt seculiere staat, die zich afzijdig houdt van elke bemoeienis met religie en zingeving. Anderen pleiten voor gelijkberechtiging door een neutrale overheid, die het belang van levensbeschouwing erkent, maar geen ervan wil bevoordelen. De discussie wordt bemoeilijkt door begripsverwarringen over wat publiek en privé, seculier en neutraal nu eigenlijk betekent. 5
28-2-2008 16:26:01
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
TAALBARRIÈRE TUSSEN GENERATIES De huidige generatie senioren, gevormd door de Vooroorlogse (geboren tussen 1910-1930) en de Stille Generatie (geboren 1930-1940), beleeft en verwoordt haar levensvragen nog vaak in verzuilde, kerkelijke (of anti-kerkelijke) termen. Hun kinderen uit de babyboom-generatie spreken die taal niet meer, laat staan de jonge zorg- en hulpverlener van nog een generatie later. Zij zijn in een veel meer seculier en multireligieus klimaat opgegroeid. Het gesprek over levensvragen – van mens tot mens – wordt door die taalbarrière bemoeilijkt. De recente aandacht voor ‘levensvragen’ moet worden gezien in de context van dit snel wisselende en diffuus geworden levensbeschouwelijke landschap. De introductie van de term in het zorg- en welzijnsdiscours geeft aan dat persoonlijke communicatie met anderen over ultieme vragen van grote betekenis wordt geacht voor mensen. Aandacht ervoor is een integraal onderdeel van goede zorg- en hulpverlening. Tegelijk klinkt er in de abstracte algemeenheid van het woord ook iets van verlegenheid door: nu veel mensen de woordenschat van de levensbeschouwelijke tradities niet meer goed kennen, moet de vocabulaire om met elkaar over de persoonlijke existentie te spreken soms opnieuw worden uitgevonden. De pastoor en dominee zijn er niet meer als vanzelfsprekend aanspreekpunt; maar wie komt er voor in de plaats? LEVENSVRAGEN SPECIFIEK VAN OUDEREN Ouderen worden op een eigen manier met levensvragen geconfronteerd, specifiek voor hun levensfase. De relatief nieuwe Derde Leeftijd stelt vitale ouderen voor zingevingsvragen als: Doorgaan met werken, waarom? Wat heb ik bereikt in mijn leven, wat heb ik goed of fout gedaan en hoe ga ik verder? Wat beteken ik voor 6
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 6
mijn omgeving, wat laat ik achter voor de generaties na mij? Wat is de zin van mijn arbeid, carrière, huwelijk geweest; kan ik, wil ik, waarom zou ik nog een nieuwe levensfase beginnen? Naarmate ouderen kwetsbaarder worden, plaatst ook de omgang met langdurende ziekte of afhankelijkheid, het lichamelijke en geestelijke verval, verdriet en rouw en de confrontatie met het eigen levenseinde hen voor existentiële vragen. In de geestelijke verzorging wordt werk gemaakt van levensvragen. Een Geestelijk Verzorger omschreef ze voor zichzelf eens zo: Wat bepaalt mijn leven? Voor wie doe ik het allemaal? Waardoor laat ik mij leiden bij belangrijke beslissingen? Waarom moet ik dit allemaal meemaken? Wat zijn mijn bronnen van kracht? Welke waarden dragen me, troosten me? Hoe ben ik verbonden met mijn (levensbeschouwelijke) traditie? Welke conventies en rituelen bieden me steun en structuur? Dat zijn de ‘trage vragen’ (Harry Kunneman) die hij met zijn clienten ter sprake probeert te brengen. Ze kunnen niet meer in termen van één traditie worden beantwoord. LEVENSVRAGEN IN DE HULP- EN ZORGVERLENING, EEN ADEQUATE RESPONS Levensvragen vragen zowel van de oudere, als van zijn/ haar omgeving een adequate respons. In de hulp- en zorgverlening vraagt dat om openheid, deskundigheid en presentie. Dat betekent niet alleen kennis van levensbeschouwelijke tradities en religieuze rituelen, maar ook een antenne voor de ultieme vraag op het juiste moment, het respect voor de authenticiteit van de ander, de durf om hem ter sprake te brengen, de hardnekkige weerstand tegen de verleiding er voor weg te vluchten, de erkenning van de verlegenheid en het onvermogen hem te beantwoorden, de bereidheid de ander uiteindelijk los te laten. 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:01
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
Levensvragen vereisen duurzame presentie: het samen met anderen uithouden en ‘doorwerken’ van ervaren kwetsbaarheid, behoeftigheid, zinloosheid en verlies. Het elkaar bijstaan in iets dat mensen uiteindelijk alleen zelf kunnen ontdekken: de zin van hun eigen ouder wordend leven. LITERATUUR Berger, P.L. (red.) (1999). The Desecularization of the World. Resurgent Religion and World Politics. Grand Rapids: Eerdmans. Dekker, G. (1987). Godsdienst en samenleving. Inleiding tot de studie van de godsdienstsociologie. Kampen: Kok. Donk, W.B.H.J. van de; Jonkers, A.P; Kronjee, G.J. & Plum, R.J.J.M. (red.) (2006). Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie. Den Haag/ Amsterdam: WRR/Amsterdam University Press.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 7
Gauchet, Marcel (1995). Le désenchantement du monde. Une histoire politique de la religion. Parijs: Gallimard. Heijst, Annelies van & Rijksen, Henri (1999). Levensvragen in de hulpvraag, Een werkboek voor hulpverleners en pastores. Best: Damon Kunneman, Harry (2005). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP. Ten Hooven, Marcel & De Wit, Theo (red.) (2006). Ongewenste Goden. De publieke rol van religie in Nederland. Nijmegen: Sun. OVER DE AUTEUR Dr. Frits de Lange is hoogleraar Ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Kampen en redactielid van Geron. Voor contact:
[email protected]
7
28-2-2008 16:26:02
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
Levensvragen en ontwikkelingstaken van de ouderdom Alfons Marcoen Ontwikkelingstaken laten zien dat er in de hele levensloop opdrachten te vervullen zijn. Sommige opdrachten zijn er vanouds en zijn universeel. Er ligt een historische pionierstaak voor diegenen die nu ouder worden om inhoud te geven aan de derde en vierde leeftijd, in het bijzonder op het terrein van levensvragen.
ONTWIKKELINGSTAKEN VAN DE OUDERDOM Ontwikkelingstaken zijn op de tijdslijn van de levensloop gesitueerde opdrachten. In de tweede levenshelft ontstaan ze in de eerste plaats in de confrontatie met de gevolgen van het lichamelijk verouderen en onder de invloed van maatschappelijke verwachtingen en normen inzake het vervullen van bepaalde sociale rollen. Dit zijn normatieve leeftijdgebonden ontwikkelingstaken, die door nagenoeg iedereen vervuld moeten worden, waarover zo dadelijk meer. Daarnaast zijn er normatieve geschiedenisgebonden ontwikkelingstaken waar alle op een bepaald moment levende generaties meer of minder intens en meer of minder langdurig mee geconfronteerd worden. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van een oorlog, een natuurramp of een wereldwijde economische crisis. Niet-normatieve ontwikkelingstaken zijn persoonlijke, niet voor iedereen geldende taken zoals het verwerken van het verlies van een partner of het afscheid nemen van een jarenlange bestuursfunctie in een sportclub. Ze komen voort uit onver8
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 8
wachte belangrijke levensgebeurtenissen en uit particuliere ambities en aspiraties. Normatieve leeftijdgebonden ontwikkelingstaken van volwassenen wortelen in de betrokkenheid op verschillende werkelijkheids- en levensdomeinen, zoals gezondheid, wonen, huwelijk (partnerschap), gezin en familie, beroep en vrije tijd, relaties buiten de familiekring en burgerschap, zelf en identiteit, de tijd en het bestaan in het algemeen (Marcoen, 1987; 2006a). Klassieke sociale rollen (Havighurst, 1953) als huishoud(st)er, zoon/dochter, echtgeno(o)t(e)/partner, ouder, grootouder, broer/zus, familielid, werker, collega, vrijetijdsconsument, vriend, buur, burger, clublid en kerklid, situeren zich in meerdere van deze levensdomeinen. Voor elke leeftijd zijn er met betrekking tot elk van deze werkelijkheidsgebieden en sociale rollen ontwikkelingstaken te formuleren. Zo kan men, bijvoorbeeld, de algemene ontwikkelingstaak voor ouderen in het domein van huwelijk, gezin en familie omschrijven als ‘de relatie met de partner blijven cultiveren, het eventuele verlies van de partner op een constructieve wijze verwerken, de hulp 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:02
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
die kinderen willen en kunnen geven aanvaarden met respect voor hun autonomie, met kleinkinderen, broers en zussen en andere familieleden goede contacten onderhouden’ (Marcoen, 2006a; p. 322). Voor het domein van het beroep en de vrije tijd geldt: ‘na de pensionering de vrij gekomen tijd op een creatieve en constructieve wijze gebruiken, en de vrijetijdsactiviteiten tijdig aanpassen aan de veranderende lichamelijke mogelijkheden’ (Marcoen, 2006a; p. 324).
Door de deregulatie van de levensloop moet het individu herhaaldelijk zelf bepaalde levensdoelen kiezen, bruikbare middelen en vaardigheden verwerven om zijn doelen te bereiken, en onbereikbare doelen opgeven (Wrosch & Freund, 2001). Deze zelfregulatie vraagt regelmatig bezinning, reflectie over zijn identiteit, over het gebruik en de beleving van de tijd, en over de zin van het bestaan, niet het minst ook in de ouderdom.
DEREGULATIE VAN DE LEVENSLOOP Normatieve ontwikkelingstaken zijn onderhevig aan veranderingen omdat de maatschappelijke contexten waarin ze vervuld moeten worden ook veranderen. Recent onderzoek wees bijvoorbeeld uit dat volwassenen vandaag ook de rol van ‘volwassen lerende’ belangrijk vinden ( James, Witte & Galbraith, 2006), een rol die niet ophoudt te bestaan op de drempel van de ouderdom. De betrokkenheid op het eigen lichaam, het zelf, de tijd en het bestaan, lijkt vandaag naast de sociale rollen ook individuele meer solitaire rollen te genereren. De oudere mens wordt meer en meer uitgedaagd om in de rol ‘gezondheidsbewaker’ verantwoordelijkheid op te nemen voor de eigen gezondheid en om in de rol van ‘zingever’ over zichzelf, de tijd en het bestaan na te denken en de overeenkomstige ontwikkelingstaken te vervullen (zie Marcoen, 2006a, pp. 326-331). Evoluties in de maatschappij hebben gemaakt dat volwassenen vandaag meer zelf vorm aan hun leven moeten en kunnen geven. Er zijn nog steeds normen over de optimale volgorde en timing van de vervulling van belangrijke ontwikkelingstaken, maar het leeftijdbereik waarbinnen een en ander verwacht wordt te gebeuren is veel minder strikt. Levenslopen zijn minder geïnstitutionaliseerd, er is meer inhoudelijke variatie en spreiding in de tijd.
LEVENSVRAGEN IN HET PERSPECTIEF VAN DE EINDIGHEID Paul Gauguin maakte in 1897 een schitterend schilderij met als titel: D’où venons-nous ? Que sommes-nous ? Où allons-nous? Dit zijn de grote levensvragen: Waar komen we vandaan? Wie zijn we? Waar gaan we naartoe? Vooral in de tweede levenshelft rijzen vaak existentiële vragen. De toenemende bewustwording van de eigen eindigheid, het besef er ooit eens niet meer te zullen zijn, geeft daar bij de vervulling van de ontwikkelingstaken van de ouderdom aanleiding toe. Oudere mensen blikken terug en vooruit. Alleen of samen met generatiegenoten. Ze getuigen en profeteren. En tussen wat was en wat zal zijn proberen ze zo zinvol mogelijk te leven met een steeds groter wordend aantal lotgenoten in een dynamische maatschappij. De ouderen van vandaag zijn de bevoorrechte getuigen van grote maatschappelijke veranderingen na de tweede wereldoorlog. Zij hebben ze zien gebeuren, er zelf aan geparticipeerd, er zich krachtig tegen verzet of er zich gelaten bij neergelegd wanneer ze zagen hoe hun kinderen eerst, en hun kleinkinderen daarna, nieuwe wegen gingen. Ouder worden en oud zijn vandaag is daarom naast de universele taak van levensvoltooiing ook een historische pionierstaak van inhoud geven aan de derde en vierde leeftijd waarvoor de maatschappij nog geen scripts en modellen heeft.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 9
9
28-2-2008 16:26:02
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
Paul Gauguin: D’où venons-nous ? Que sommes-nous ? Où allons-nous? FOTO | Museum of Fine Arts, Boston; Tompkins Collection – Arthur Gordon Tompkins Fund
LEVENSVOLTOOIING Levensvoltooiing impliceert een levendige betrokkenheid op het verleden, het heden en de toekomst. Het gaat in de eerste plaats om terugblikken, zijn verleden evalueren en verantwoorden, trouw cultiveren aan diepgewortelde overtuigingen, erkennen van vergissingen en fouten, en herhaaldelijk afscheid nemen van mensen en dingen, van eigen inzichten en vaardigheden. Daarnaast betekent levensvoltooiing: het heden verantwoorden, blijvend zin zoeken en zien in wat elke dag aan uitdagingen met zich meebrengt, ten volle leven, actief en passief, op de maat van de unieke persoon die men door de jaren heen geworden is. Tenslotte impliceert het ook de toekomst verantwoorden, zich een rustgevend beeld vormen van de eigen toekomst voor en na het sterven, en van de toekomst van de volgende generaties aan wie men in alle bescheidenheid iets van wat men zelf van de vorige generaties heeft gekregen probeert door te geven. EEN HISTORISCHE PIONIERSTAAK: INHOUD GEVEN AAN DE DERDE EN VIERDE LEEFTIJD Inhoud geven aan de derde en vierde leeftijd betekent vandaag op zoek gaan naar wat het leven 10
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 10
de moeite waard maakt in creatieve trouw aan zijn persoonlijk verleden, in verbondenheid met de voorgaande generaties, en in grote openheid voor de nabije en wereldwijde maatschappelijke veranderingen van het ogenblik. In het dagelijks engagement voor een levensdoel, hoe bescheiden ook, kan de bejaarde mens het fysiek oud worden en oud zijn overstijgen. In het doelgericht en bezonnen handelen en spreken verdwijnt de gevorderde leeftijd met zijn vaak negatieve connotaties op de achtergrond. Wat telt is de persoon die, geïnspireerd door de geest van zijn ware zelf, doet wat gedaan moet worden: dagelijks zorgen voor een zieke echtgenoot, diepe vreugde beleven aan het lezen van gedichten, bezorgd deelnemen aan initiatieven van actiegroepen, door familierituelen en -vieringen de banden tussen zijn kinderen en kleinkinderen duurzaam maken, genieten van de wisseling der seizoenen, reizen en de wereld zien, in stilte bidden, enzovoort. In al deze activiteiten, ondernemingen en eenvoudige handelingen beantwoorden oude mensen – ieder van hen op zijn manier – steeds opnieuw de latente of manifeste levensvragen over de zin van het leven in het perspectief van het levenseinde. Sommigen vinden inspiratie in een al of niet religieuze levensbeschouwing, anderen oriën10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:03
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
teren zich aan inzichten uit de humane wetenschappen, en nog anderen – wellicht de meeste – volgen intuïtief de weg die hen zelf en hun omgeving het meest voldoening geeft. LITERATUUR Havighurst, R. J. (1953). Human development and education. New York: Longmans, Green & Co. James, W.B., Witte, J.E. & Galbraith, M.W. (2006). Havighurst’s social roles revisited. Journal of Adult Development 13, 52-60. Marcoen, A. (2006a). Ontwikkelingstaken in de ouderdom. In Marcoen, A., Grommen R. & Ranst, N. van. Als de schaduwen langer worden: Psychologische perspectieven op ouder worden en oud zijn (pp. 311-333). Leuven: LannooCampus.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 11
Marcoen, A. (2006b). Persoonlijkheidsveranderingen in de tweede levenshelft. In Marcoen, A., Grommen, R. & Ranst, N. van. Als de schaduwen langer worden: Psychologische perspectieven op ouder worden en oud zijn (pp. 189 – 218). Leuven: LannooCampus. Wrosch, C., & Freund, A. M. (2001). Self-regulation of normative and non-normative developmental challenges. Human Development, 44, 264-283. OVER DE AUTEUR Prof. Dr. Alfons Marcoen is emeritus hoogleraar Ontwikkelingspsychologie aan de K.U Leuven.
11
28-2-2008 16:26:38
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
Humor en vertwijfeling in het latere leven Heather Thomson* We zijn dieren maar kunnen wel lachen. Humor is voor mij net zoiets als dansen of jazz spelen, iets wat andere dieren ook niet kunnen. Humor overstijgt een gegeven situatie, speelt in de hoogste registers, zet ons weer op aarde als we proberen engelen te zijn en richt ons weer op wanneer we gevangen in de strikken van het alledaagse ons hoofd laten hangen. Humor op zijn best is inspirerend, uitdagend, energiek en levenwekkend – het is kortom een oefening in spiritualiteit.
Erik Erikson noemt de laatste fase van ’s mensen ontwikkeling ‘integriteit tegenover vertwijfeling’ (in Vital Involvement in Old Age, 1986). Integriteit is de uitdaging van het latere leven. Vertwijfeling is niet hetzelfde als depressie, verdriet of neerslachtigheid. Vertwijfeling is een veel diepgaander houding tegenover een bepaalde situatie of het leven in het algemeen. Het is het totale verlies van hoop en als zodanig geen zaak van louter gevoelens maar een kwestie van geestkracht. Mijn belangstelling voor humor werd gedeeltelijk gewekt door deze vertwijfeling, met name door een studie over vertwijfeling van de Deense wijsgeer Søren Kierkegaard (Over de vertwijfeling: de ziekte tot de dood, 1963, oorspronkelijk 1849). Hij betoogt dat het feit dat mensen in vertwijfeling kunnen vervallen aangeeft dat we geestelijke wezens zijn. Humor ontspringt aan onze manier om op vertwijfeling te reageren.
12
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 12
Al zijn we eindige, aardse schepselen, toch horen we thuis in het tijdelijke èn in het eeuwige. We maken deel uit van de wereld van het noodzakelijke – de wetten van de natuurkunde en scheikunde en zwaartekracht en tijd – en van de wereld van het mogelijke. Wij zijn in staat het moment van nu te overstijgen en nieuwe mogelijkheden te scheppen, die daarvoor nog niet bestonden. Mensen zijn een eigenaardig en ongerijmd mengsel ‘van eindigheid en oneindigheid, van het tijdelijke en het eeuwige, van vrijheid en noodzakelijkheid’ (Kierkegaard). Hoe om te gaan met vertwijfeling, dat is de vraag. Humor komt voort uit de meer lachwekkende manieren waarop wij, uit zwakte of trots, onze geestelijke ontwikkelingstaak om integer te zijn proberen te omzeilen. We zullen zien dat humor ons kan helpen in dat integriteitproces. Humor kan dit volgens mij op drie manieren doen: door ons aards te houden, door met onze zwakte en trots te spotten en door vrijheid te geven en mogelijkheden te openen. 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:39
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
1. HUMOR HOUDT ONS AARDS Ik heb horen zeggen dat in elke oudere een jongere zit – die zich afvraagt wat er verdorie onderweg naar het ouder worden is gebeurd. Er bestaat een hoop seniorenhumor die de omslag probeert te markeren van de verdwijnende jeugd naar de gevorderde leeftijd of ouderdom. Ik zag een cartoon van een jongeman die op straat loopt met een T-shirt dat zegt: ’Ik heb de Everest beklommen’. Naast hem loopt een oud mannetje met een T-shirt dat zegt: ’Ik ben uit bed geklommen’. Dit soort humor maakt ons attent op de afgenomen vaardigheden en vermogens in ons latere leven en op de neerwaartse bijstelling van onze verwachtingen die daarop volgt. Seniorenhumor wordt erg aards als hij aan incontinentie- en seksproblemen raakt. En toch, hoe vreselijk het ervaren van controleverlies in deze levensgebieden ook is, we kennen er waarschijnlijk allemaal moppen over. Ze maken deel uit van de ongerijmdheid dat we aardse schepselen en toch geestelijke wezens zijn. Soms lijkt het allemaal niet in elkaar te passen en wordt de glorie van ons mens zijn herleid tot het naar de wc kunnen gaan wanneer we dat willen. Bereiden grappen over de aftakeling van lichamelijke functies ons misschien voor op het moment dat ook wij aan de beurt zijn? Of is het een manier om dat op afstand te houden, iets dat anderen elders overkomt maar niet mij? Het is waarschijnlijk allebei. Het komische ligt in de tegenstelling die wordt geschetst tussen de toestand van mensen toen zij jong waren vergeleken met nu ze oud zijn. Of de tegenstelling tussen mensen die vandaag gezond van lijf en leden zijn en de vergrijsde bevolking van nu die niet helemaal meer de macht over haar vermogens bezit. Een andere manier waarop humor ons aan de grond houdt is dat hij ons attent maakt op de dood en het hiernamaals. En op het feit dat wij, 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 13
of we het leuk vinden of niet, geen integriteit zullen vinden voordat we ons verzoend hebben met onze eigen dood. Sommige humor doet luchtig over de hele zaak. Ik zag eens een grafsteen met de woorden ‘Zie je wel. Ik zei toch dat ik ziek was’. Soms gaat humor over de poging de dood te ontkennen. Woody Allen is goed in het uitdrukken van de angst voor de dood. Hij zei eens dat het hem niks kan schelen dat hij dood gaat, alleen wil hij er niet bij zijn wanneer het gebeurt. Ook dat hij niet in het hiernamaals gelooft, maar dat hij wel schoon ondergoed zal meenemen. Hoe ook ons antwoord op de gedachte aan de dood uitvalt, de vraag blijft wel wie het laatst zal lachen, wij of hij. 2. HUMOR SPOT MET ONZE ZWAKTE EN TROTS De tweede manier waarop humor ons kan helpen bij onze geestelijke ontwikkelingstaak in het ouder worden is door ons te laten zien hoe belachelijk het toch is dat soort vragen te ontwijken. Sommigen hebben de neiging zich neer te leggen bij de ouderdom en doen alsof ze al dood zijn, of ze veinzen trots dat ze niet oud zijn. De beste samenvatting van dit soort humor is wellicht het citaat van Catherine Aird: ‘Als je geen goed voorbeeld kunt zijn, moet je maar een vreselijke waarschuwing zijn’ (Psycho Proverb Zone: www.proverb.taiwanonline.org.) Plastische chirurgie is één manier waarop mensen een verschrikkelijke waarschuwing kunnen worden. Humor wijst op het belachelijke van zo’n ingreep. Zo hoorde ik het verhaal van een vrouw die zoveel ‘bottomlifts’ had gehad dat ze eindigde met een hoofdsteun. Soms komen ouderen vergezeld van wijsheid in de ouderdom aan, maar het gebeurt ook dat ze er in hun eentje arriveren. In plaats van wijsheid zien we dan onversneden woede en wrok. Een aantal comedy’s beeldt ouderen af als 13
28-2-2008 16:26:39
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
listig en manipulerend, vermomd als hulpeloze oude mannetjes of vrouwtjes. Dit is een klucht, het resultaat van de opzettelijke weigering om een geïntegreerd, verantwoordelijk iemand te worden. Wij lachen erom omdat we weten dat het een belachelijke manier van leven is, juist voor mensen die zo langzamerhand geleerd hadden moeten hebben het nu beter te doen. 3. HUMOR GEEFT VRIJHEID EN OPENT MOGELIJKHEDEN De derde manier waarop humor ons helpt op onze weg naar integriteit is door ons attent te maken op mogelijkheden en vrijheden die we wellicht vergeten hebben, doordat we zo in beslag zijn genomen door het – misschien wel smartelijke – leven van alledag. Waar de eerste soort humor ons met beide benen op de aarde hield, heft deze humor onze zielen en harten omhoog. Hij zegt ons dat we toch meer zijn dan schapen. Deze soort humor schept vreugde in de vrijheden en mogelijkheden die we hebben, hoe beperkt ze ook mogen zijn. Hij kijkt niet achterom en kent geen spijt, maar ziet vooruit en is hoopvol. Er staat een foto van mezelf op de schoorsteen uit het begin van ons huwelijk. Ik kijk met nostalgie naar deze foto als de vrouw die ik eens was. Ik heb een beter voorstel: laten we een T-shirt maken met de woorden: ‘De vrouw (of man) die ik aan het worden ben’ op de voorkant. Dat is een heel andere kijk op het leven. Uiteindelijk berust deze derde soort humor op een fundamenteel vertrouwen dat de wereld geen grap met ons uithaalt maar een goddelijke grap is in ons voordeel. De clown uithangen past in dit type humor. Clowns nemen niets te serieus. Ze dragen potsierlijke kleren en laten ons zo verbaasd staan over onze eigen outfit en het belang dat we er aan hechten voor onze status. Ze voeren schijn14
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 14
baar onmogelijke kunstjes uit. En clowns spelen. Spel en humor zijn wat Peter Berger ‘nabootsingen van transcendentie’ noemt – we spelen dat uiteindelijk de zege wordt behaald, alles goed zal komen en we ons niet moeten laten verstrikken in dodelijke ernst. Al mogen we het reële verlies, de reële tragedie en het reële lijden die we in het latere leven ervaren niet bagatelliseren, toch kunnen we ons vastklampen aan de hoop dat wat er in deze vergankelijke wereld gebeurt niet het laatste woord heeft. Al denkend over humor en vertwijfeling hebben we gezien hoe humor ons kan helpen in de geestelijke taak waar ouder worden ons voor stelt. Humor maakt ons attent op onze dierlijke natuur; we moeten leven met fysieke zwakten, gênante toestanden, ongemakken en ruwe onderbrekingen, met aftakeling en met de dood. Aan de andere kant heft humor ook onze blik omhoog op het moment dat we ons erbij neer willen leggen dat we niet meer dan schapen zijn. Hij toont ons een glimp van de mogelijkheden die ons moed geven om door te gaan. Precies zoals vertwijfeling aantoont dat we geestelijke wezens zijn, zo doet humor dat ook. *Dit artikel is uit het Engels vertaald door dr. Paul Mercken OVER DE AUTEUR Heather Thomson (
[email protected]) doceert systematische theologie aan St Mark’s National Theological Centre, Canberra, de theologische faculteit van de Charles Sturt Universiteit. Zij doceert ook aan het Centre for Ageing and Pastoral Studies (CAPS) in Canberra en deed daar onderzoek naar de spirituele dimensies van ouder worden bij dementerende bewoners. Voor websites en publicaties die voor dit artikel gebruikt zijn, zie: www.tijdschriftgeron.nl. 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:39
Column
Lachen om veroudering
Mijn vrienden en ik stevenen op de veertig af en de eerste tekenen van lichamelijke veroudering steken de kop op. Ze zijn voor ons nieuw, iets waarover wij ons verbazen en waar we veel om moeten lachen. Om de vriendin die bijna een ongeluk veroorzaakt wanneer zij tijdens het autorijden de eerste lichte ouderdomsvlek op haar hand opmerkt. Om de vriend die denkt sjans te maken met een mooi meisje dat dan beleefd meneer tegen hem zegt. Om de vriendin wiens armen te kort worden om de krant nog goed te lezen of om de uitleg van de huisarts dat een kwaaltje ‘wel vaker voorkomt bij het ouder worden’. En om alle vrienden die ineens lijken te beseffen dat ze kunnen vallen en nu iets minder stevig op de schaatsten staan of steevast de trapleuning vastpakken. Het valt me wel op dat de oudere generaties anders reageren. Mijn ouders en hun vrienden zie ik niet lachend de nieuwste tekenen van veroudering met elkaar uitwisselen. Waarom niet? Nog voordat ik de kans krijg rond te vragen, word ik geveld door de griep. En niet zomaar een griepje. Mijn overtuiging dat ik altijd wel kan werken, al is het snotterend in bed met de laptop, moet ik opgeven. Ditmaal ben ik echt ziek. En daarmee ontdek ik zelf het antwoord op mijn vraag: wij reageren anders omdat wij nog lang niet oud zijn. De eerste tekenen van veroudering die wij meemaken zijn als een verkoudheid. Het voelt vrij heftig, maar pas als je flink de griep krijgt, weet je dat je toen niet echt ziek was. Dit inzicht deel ik met een kennis van ruim in de tachtig die vervolgens met sprankelende pretoogjes vertelt: ‘wij lachen er ook om hoor, om al dat gepraat van jullie jonkies over hoe jullie ouder worden.’ Christina Mercken
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 15
15
28-2-2008 16:26:40
FOTO | Mariëtte Verhoeven, Persdienst NCRV.
Jacobine Geel over levensvragen `Goed dat voldongen antwoorden in het museum zijn bijgezet´ Henk Bakkerode & Arie van der Marel Al zijn ze van alle tijden en is er ´een soort eindige voorraad´, levensvragen vindt Jacobine Geel ‘oneindig boeiend’. Die vragen over ´zinvol leven´ rijzen op als ingrijpende veranderingen het leven op z´n kop zetten. Rode draad is de beleving van ´een grotere context´ waarvan elk individu deel uitmaakt. ‘Ouderdom actualiseert en activeert de levensvragen´, weet de programmamaker en theologe. Maar wars van pasklare dogmatische antwoorden roemt ze als ´de waardevolste winst van het humanisme´ dat mensen zelf antwoorden mogen geven. Een interview met Jacobine Geel: ´Er is eigenlijk geen levensvraag meer als je het allemaal al weet.´ 16
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 16
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:40
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
LEVENSVRAGEN EN ZINVOL LEVEN Bij levensvragen gaat het om fundamentele vragen die nooit een definitief antwoord krijgen. Ben je zelf, met name op de tv voor de Ikon en de NCRV, met levensvragen bezig geweest? Jacobine Geel: `Ja, en nog steeds eigenlijk. Misschien wel door mijn achtergrond vind ik het interessant om bij de media te werken; je kunt dan heel vaak raken aan dat soort vragen. De kunst is wel om ze zo klein te maken dat je er in kort bestek nog iets over kunt zeggen. Uiteindelijk probeer ik in dat veld iets te betekenen met mijn programma. Waar mensen zich vragen gaan stellen.´
EEN BELANGRIJKE VRAAG ZAL ALTIJD WEL BLIJVEN: WAAR ZOEK EN CREËER IK VERBONDENHEID EN HOE DOE IK DAT?
Wat manifesteert zich dan aan levenvragen? Jacobine: `De vraag: wat is maatgevend, als ik voor mezelf bepaal of ik zinvol leef. Zinvol leven, ja. Voor sommigen is dan heel belangrijk wat de gemeenschap vindt. Voor anderen vooral wat hij of zij zelf van waarde vindt. Dan zit je in de relatie tussen individu en groep, de gemeenschap. Nog zo’n levensvraag is: wie ben ik, waar hoor ik bij? En: wat behoor ik te doen, wat mag ik willen en waar ben ik aan gebonden? Of: zijn er bronnen buiten mijzelf en de gemeenschap bijvoorbeeld een heilig geschrift?´ `Er zijn fasen in je leven waarin je vragen gaat stellen, als er echt iets verandert. Je gaat uit huis, weg bij je ouders, dat is zo´n moment. Dat je kinderen krijgt. Je beleeft jezelf in een grotere context. Heel belangrijk is ook wanneer ouders wegvallen. Op die momenten breekt wat oneindig is in het individuele leven in. Vanouds had dan de kerk altijd een rol; ze was dan misschien 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 17
Jacobine Geel (44) is op 29 april 1963 geboren in Amsterdam. In haar jeugd woont zij zeven jaar in Indonesië waar haar vader predikant is. Jacobine kiest vervolgens voor een studie theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam: ‘Ik had zin me te gaan bewegen op het grens-gebied van godsdienst, levensbeschouwing, samenleving, cultuur en politiek.’ Vanaf 1999 is zij programmamaker en -presentator, sinds 2004 wekelijks op de radio met Schepper & Co. Ook schrijft ze columns en is zij ambassadeur voor ICCO. De komst van zoon Jacco in 2003 geeft rust én nieuwe energie. In 2007 ontvangt Jacobine Geel de tweejaarlijkse Spaanprijs voor opmerkelijke artistieke, publicitaire of communicatiebijdragen aan het geestelijk of kerkelijk leven. ‘Een pasklaar geloof heb ik niet. Nooit gehad ook’, zegt ze in de NCRV Gids. En in deze Gerōn: ‘De tijdgeest reikt bepaalde vragen aan, maar de mens moet, alles afwegend, toch zelf kiezen.’ evident zinvol. Die momenten vraag je je af: is er een groter, bezield verband, een richting? En als die er niet is, moet ik die er dan niet zelf aan geven om niet jammerlijk te verdwalen?´ `Voor ouderen is de eindigheid meer in zicht en is ook de kwetsbaarheid van het eigen lichaam veel voelbaarder. Als je nog alle tijd van de wereld denkt te hebben en alles aankunt, heb je minder reden jezelf vragen te stellen. Ouderdom actualiseert en activeert de levensvragen. Maar niet bij alle ouderen; het ligt eraan wie je bent en of je het toelaat. Die vragen zijn ook ongemakkelijk of lastig, omdat ze niet definitief te beantwoorden zijn. Ze kunnen ook onzeker maken, omdat ze toch aan ingesleten patronen kunnen morrelen. Je hoeft ze niet toe te laten! Maar ik ben er niet voor om het weg te drukken als het zich aandient. Dan mis je ook een kans op wijzer worden, hoe pijnlijk misschien ook.´ 17
28-2-2008 16:26:50
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
LEVENSVRAGEN GEVEN DYNAMIEK Wat is nu het belang van levensvragen? Jacobine: `Ik vind ze oneindig boeiend. Omdat je er nooit uitkomt en er nooit over uitgepraat raakt. En toch heeft ieder mens het nodig om op z´n tijd een antwoord te formuleren, voor zichzelf. Levensvragen vind ik van levensbelang. Als een vraag zich aandient kun je er een tijdje mee worstelen. Maar als het zich niet uitkristalliseert voegt het niets toe aan je bestaan, dan kom je er innerlijk mee vast te zitten. Je moet bereid zijn te zeggen: ik geloof dat dit het nu is voor mij, dat ik er zo in sta. Over vijf jaar kan het wel anders zijn; je moet jezelf niet vastleggen. Maar altijd alles van alle kanten willen blijven zien, daar word je ook gek van. Bezig zijn met levensvragen geeft soms een hele dynamiek, maar het betekent ook dat je wel een stap moet zetten.´ Verschuiven ook de antwoorden? Jacobine: `Ja. Van pure autonomie, wat het idee was achter de euthanasiewetgeving, naar weer verantwoordelijkheid, relationaliteit, dingen die vragen in een ander perspectief zetten. Bij abortus speelt ook een rol het voortschrijdend technisch inzicht. Baas in eigen buik, prima, maar hoever gaat prenatale diagnostiek en wat kun je er allemaal mee regelen? Dat levert een heel andere discussie op dan toen de abortuswetgeving tot stand kwam.´ `Zo is het ook bij het in leven houden van mensen; technologie bepaalt voor een deel ook de ethische vragen; zeker bij ouderen is dat van belang. Dat vind ik ook heel boeiend. Aan de ene kant de golfbeweging in wat de samenleving belangrijke waarden vindt. Als autonomie heel belangrijk is, is het logisch dat het individu alle vrijheid moet hebben om te bepalen hoe iets gaat. Nu gaat het weer meer om de vraag of en wanneer we elkaars hoeder zijn of waar we het leven zelf moeten hoeden Het levert weer andere gesprekken op; heel boeiend.´ 18
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 18
Waar vind je dat de discussie vooruitgang boekt? Jacobine: (lange stilte) ... `Ik vind autonomie niet het enig zaligmakende. De discussie komt verder als dat wordt losgelaten als het enige principe dat telt. Dat vind ik winst, misschien wel vanuit mijn theologische achtergrond. Dat reikt de traditie mij aan als waarde: niet alleen zelf doen maar ook samendoen, de verbondenheid in het oog houden. Aardig dat dit in de maatschappelijke discussie nu weer aan de orde is. Het antwoord is altijd individueel, het is nooit een maatschappelijk antwoord. De tijdgeest reikt bepaalde vragen aan, maar een mens moet, alles afwegend, toch zelf kiezen. Maar wat betrek je bij die keuze? Puur je eigen ding of ook nog wat anderen vinden, of een morele afweging? Ik vind het fascinerend dat iedereen daarin een eigen zoektocht aangaat. Het zijn heel fundamentele levensvragen. Dat betekent niet dat ik iedere keuze begrijp alsof het de mijne zou zijn. Maar mij boeit dat mensen zelf afwegingen maken in plaats van klakkeloos iets doen omdat het aangeboden wordt. Dat afwegen maakt het spannend. Het gesprek over afwegingen, dat zoek ik. Waarom kies je zo en niet anders? Het moeten blijven denken vind ik heel boeiend.´ GEEN DOGMATIEK MAAR ZELF VRAGEN STELLEN Lang golden allerlei collectieve, normatieve beantwoordingssystemen van religies en levensbeschouwingen. Door secularisatie brokkelt alles weg. Zijn levensbeschouwelijke vragen dan nog beantwoordbaar? Waar moeten mensen hun antwoorden zoeken? Jacobine: `Hebben die oude antwoorden altijd voldaan op het moment dat er echt een vraag opkwam? In de jaren vijftig kreeg je in een christelijk milieu vaak alle antwoorden met de paplepel ingegoten, maar die bij crises totaal niet 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:51
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
voldeden. Je moet er dan toch je eigen weg mee gaan en wijder zoeken dan het voorgekauwde antwoord van de dominee. Vroeger was er gewoon een systeem, een dogmatiek. Dat gaat op de helling naarmate mensen zichzelf toestaan zelf vragen te stellen. De volgende stap is dan eigen antwoorden zoeken. Goed dat het voldongen antwoord in het museum is bijgezet, want dat staat echt los van wat iemand beleeft. Ik heb altijd theologen interessant gevonden die durfden te denken vanuit de situatie waarin zij zaten in plaats van ervan uit te gaan dat ze het al wisten. Bonhoeffer, Sölle, dat zijn letterlijk grensgangers. Dan blijft het rafelig en wil of hoef je ook nooit op alle vragen antwoord te hebben. Maar er zit wel leven in!´ `Er is eigenlijk geen levensvraag meer als je het allemaal wel weet. In een echt levende godsdienstige traditie blijven mensen vragen stellen. Als iemand zelf met een doorleefd antwoord komt, heeft dat antwoord recht op respect. Maar als je een pasklaar antwoord opgedrongen krijgt wanneer je hele leven aan scherven ligt, daar geef ik geen cent voor. Als je tot het besef komt: ik kan het leven niet helemaal zelf maken, er zijn dingen die mij overkomen, maar ik ben ook nog die en die. Dat vind ik een heel ander verhaal. Dan heb je het op jezelf veroverd.´ God is de christelijke traditie, maar levensvragen zijn ook ontologische vragen. Gaan andere levensbeschouwingen anders met levensvragen om, zijn er andere vragen, andere benaderingswijzen, andere antwoorden? Jacobine: `Ik denk niet dat er andere vragen zijn; die zijn echt hetzelfde. De antwoorden kunnen inhoudelijk dicht bij elkaar liggen, maar heel anders klinken. De hoek waarin antwoorden gezocht worden is verschillend, maar hoe opener je aankijkt tegen het stellen van vragen, hoe meer gesprek er is tussen de verschillende antwoorden. Met een puur dogmatisch 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 19
antwoord uit een van de stromingen zal een humanist helemaal niets kunnen. Sterker nog, het humanisme is ongeveer uitgevonden om daar niets mee te kunnen, maar om juist eigen antwoorden te mogen geven. Waar tradities openbreken en mensen zelf mogen zoeken, komt er meer wederzijdse erkenning en begrip, waardering ook. De waardevolste winst die het humanisme biedt op het vlak van de levensvragen is dat mensen zelf hun antwoorden mogen geven. En misschien wel moeten geven, vanuit een opdracht. Mens-zijn betekent dat je over je leven nadenkt en daarin kiest. Ik vind het leven een geschenk, een cadeau, dat moet je niet laten versloffen op een plank. Het leven is mij gegeven, ik heb het niet zelf gemaakt. Ik ben in de schoot geworpen en het is mij ook weer in de schoot geworpen. Het besef dat het je is gegeven vind ik heel waardevol. Dat wordt mij meer vanuit een godsdienstige traditie aangereikt dan vanuit het humanisme. Die notie geeft net een andere verhouding tot je eigen bestaan dan wanneer je het helemaal zelf moet doen.´ ZELFBEWUSTZIJN MET HOOFDDOEKJE Nederland is hard aan het veranderen van een kerkelijke naar een seculiere samenleving, maar niet zonder spiritualiteit. Heeft dat ook uitwerking op de levensvragen die gesteld worden of die opduiken? Jacobine: `Wel op macroniveau maar niet in het individuele leven. Daar gaat het nog steeds om de vragen waarover we het hebben gehad. Alleen, hoe het maatschappelijke gesprek erover gaat, dat kan misschien veranderen. Maar er is een soort eindige voorraad aan levensvragen. Als mens word je geconfronteerd met onvolmaaktheid, een omgeving die iets van je wil en waar je wat mee moet; met eindigheid. Die vragen worden niet anders, maar misschien kunnen wel andere waarden opduiken. In de Islam is een minder groot besef van een Ik en 19
28-2-2008 16:26:51
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
een veel groter besef van het onderdeel zijn van een collectief. Dat waren wij echt kwijt. Wij waren met vijftien miljoen ikjes. In ieder geval doen godsdienst en levensbeschouwing er in het publieke leven meer toe dan we twintig jaar geleden voor mogelijk hielden. Staat en geloof waren definitief gescheiden. Maar dat ligt nu totaal anders.´ Je bent getypeerd als het praat- en leesmeisje. Wat zijn je eigen meest relevante levensvragen? Jacobine: `Sinds ik een kind heb is er bij mij echt iets veranderd. Dat ik ontdekte dat ik zwanger was viel samen met mijn veertigste verjaardag. Een vriend had kort daarvoor gezegd: tot je veertigste gaat het over zelfdoen en nog eens zelfdoen, maar na je veertigste over verbondenheid. Dat is heel erg waar gebleken. Een kind maakt het gevoel van verbondenheid heel erg direct beschikbaar. Ik zal dat nooit meer kwijtraken. Een kind verandert je leven heel erg, juist het gevoel bij het leven, hoe je in het leven staat. Er ontstaat rust. Ik kies voluit voor wat ik heb, in plaats van dat ik altijd droom van wat ik niet heb, echt een verandering. Een kind geeft veel energie. Ik ben heel blij dat het zo is gegaan en dat ik het zo heb gedaan.´
20
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 20
Heb je er antwoorden door gekregen? Jacobine: `Ja, maar wel voor nú natuurlijk. Ik ben die ik ben en ik zal altijd teveel hooi op m´n vork willen nemen en graag de regie willen hebben. Maar mijn leven is wel anders ingericht geraakt. Een belangrijke vraag zal altijd wel blijven: waar zoek en creëer ik verbondenheid en hoe doe ik dat? Dat is belangrijk voor mij; niet omdat ik dat moet vinden, maar omdat het mij een gelukkiger én een leuker mens maakt. Ik erodeer anders gewoon een beetje!´ OVER DE AUTEURS Henk Bakkerode is redactielid van Gerōn en werkzaam bij het ministerie van VWS. Arie van de Marel is redactiesecretaris en redacteur van Gerōn.
Van dit interview met programmamaker en theologe Jacobine Geel is hier een sterk verkorte versie geplaatst. De volledige tekst is te lezen op en te downloaden van de website www.tijdschriftgeron.nl
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:51
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
Als esdoornbladeren in de herfst Over de omslag van levenskunst naar stervenskunst
Carlo Leget In de laatmiddeleeuwse stervenskunst staan vijf grote thema’s centraal. Naar onze tijd vertaald, kunnen deze thema’s een belangrijke rol vervullen in de kunst van het ouder worden.
Sinds ongeveer honderd jaar ontbreekt in de Westerse cultuur de ars moriendi of stervenskunst. Twintig eeuwen lang had dit literair genre er een vanzelfsprekende plaats. Vanaf de antieke cultuur tot ver in de 19e eeuw werd er in vele toonaarden nagedacht en gemediteerd over de dood (Laager, 1996). Er bestond een ‘collectief bewustzijn’ dat het belangrijk was om zich met levensvragen bezig te houden in het licht van de eigen sterfelijkheid. Het memento mori kreeg in literatuur, poëzie en schilderkunst op talloze manieren gestalte (Doude van Troostwijk, 2003). Voor velen was de kerk een plaats waar de omgang met de eigen sterfelijkheid, op het ritme van het kerkelijk jaar, werd ingeoefend. NIEUWE TIJDEN, OUDE VRAGEN De tijden zijn veranderd. De priester of predikant heeft plaats gemaakt voor de arts als belangrijkste professional aan het bed. De dood is gemedicaliseerd geraakt. De aandacht voor levensvragen op het sterfbed raakte op de achtergrond. Dankzij de ontwikkeling van de palliatieve zorg de afgelopen decennia, zien we echter dat er weer meer aandacht komt voor 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 21
deze dimensie (Van Laarhoven & Leget, 2007). Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie behoort aandacht voor de spirituele of levensvragen naast goede lichamelijke en psychosociale zorg tot de core business van palliatieve zorg. In Nederland bereiden de Verenigde Integrale Kankercentra op dit moment een richtlijn voor spiritualiteit en levensvragen voor. Tien jaar geleden was dit nog ondenkbaar. Het gaat dan – in tegenstelling tot de oude stervenskunst – wel om een aandacht die pas ontstaat als de dood zijn schaduw vooruit dreigt te werpen. Wat is het goede moment om over de eigen sterfelijkheid na te denken? Is er naast de ars moriendi in onze cultuur ook behoefte aan een ars senescendi, een kunst van het ouder worden? Nadenken over de eigen sterfelijkheid kan een zinvolle bezigheid zijn ter voorbereiding op het onvermijdelijke. Het kan echter ook een poging zijn de rauwe realiteit van de dood te bezweren door hem in te kaderen. Dat de dood te temmen zou zijn is echter een illusie. Dat weet iedereen die geconfronteerd wordt met groot verlies. De dood ontsnapt steeds weer ons denken. Hij verblindt ons denken en doet ons spre21
28-2-2008 16:26:52
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
ken verstommen. In de woorden van François LaRochefoucauld: ‘De zon en de dood kun je niet strak aankijken.’ LEVENSVRAGEN EN LEVENSEINDE Een van de modellen die op dit moment in ontwikkeling zijn om levensvragen in de palliatieve fase in de zorg te integreren is het ars moriendi model (Leget, 2003). Het model is gebaseerd op de laatmiddeleeuwse stervenskunst waarin vijf grote thema’s werden aangesneden en gepresenteerd in de vorm van keuzen (Bayard, 1999). Naar onze tijd vertaald gaat het om thema’s als autonomie, omgang met het lijden, afscheid nemen, het opmaken van de levensbalans en een visie op wat er na de dood is. In feite spelen deze thema’s voortdurend een rol in ieder mensenleven. Ze veranderen hoogstens van kleur. Waar ze in het dagelijks leven een vanzelfsprekende aanwezigheid hebben, kunnen ze in de stervensfase – als esdoornbladeren in de herfst – hevig opvlammen en alle aandacht naar zich toetrekken. Dat betekent dat ze ook in de kunst van het ouder worden, de ars senescendi, een belangrijke rol kunnen vervullen. Welke vragen dienen zich in de ouderdom aan vanuit het hernieuwde ars moriendi model? VIJF VRAGEN VOOR EEN ARS SENESCENDI De eerste levensvraag die voor ouderen centraal staat heeft betrekking op het eigen levensverhaal. In het licht van de eindigheid is de vraag: Hoe wil ik mijn levensverhaal voltooien? Een dochter gaat met haar moeder naar Berlijn omdat de moeder als jong meisje getraumatiseerd is geraakt door de intocht 22
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 22
van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Ouders gaan in de bergen klimmen, maar nu onder leiding van hun kinderen. De rollen worden omgedraaid. De cirkel rond gemaakt. Verhaallijnen worden bewust opgenomen en doorgetrokken en levensthema’s bewust hernomen en naar een afronding toe gebracht. Dat is niet per definitie een taak van de ‘verteller’ alleen. Samen wordt ‘geschreven’ aan de reeds vervlochten levensverhalen. Er wordt geleefd in het licht van de eindigheid, voorgesorteerd op een afronding. Een tweede levensvraag hangt samen met de omgang met pijn en lijden. Wie niet terecht wil komen in therapeutische hardnekkigheid zal zich ooit moeten afvragen: Wat doe ik en wat laat ik wanneer ziekten zich in de komende jaren gaan aandienen? Een man van eind zestig heeft beginnende tekenen van Alzheimer. Hij krijgt te horen dat hij prostaatkanker heeft. Hij besluit heel bewust om geen curatief traject in te gaan. Na een jarenlang proces heeft hij zijn moeder aan Alzheimer zien sterven. Hij verkiest deze weg niet voor zichzelf. Prostaatkanker kan een relatief milde vorm van kanker zijn in termen van pijn. Hij maakt de keuze om niet te doen, maar te laten. Een bewuste omgang met de eigen eindigheid. Niet angstig of ontkennend. Wel berustend en nuchter. Een derde levensvraag hangt samen met afscheid nemen. De vraag is hier: Wat wil ik vasthouden tot het einde van mijn leven, en wat kan ik loslaten? Loslaten is iets anders dan weggooien of uit handen laten vallen. Loslaten kan ook zijn toevertrouwen, 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:52
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
wegschenken of overgeven. Zowel het vasthouden als het loslaten hebben te maken met een zelfonderzoek naar wat werkelijk van waarde is. Wat waardevol is, kan belangrijk zijn om vast te houden, omdat het steun en inspiratie geeft. Het kan ook leiden tot wegschenken, omdat het leven doorgaat en andere generaties het stokje overnemen. Vraag vier in de ars senescendi is verbonden met de levensbalans die opgemaakt wordt. Leven is fouten maken. Ouder worden is leren van je fouten. In het licht van de eindigheid is hier de centrale vraag: Wat moet ik nog rechtzetten om goed afscheid te kunnen nemen van deze wereld? De vijfde vraag heeft betrekking op het perspectief na dit leven en luidt: Waar leef ik naar toe? Eeuwenlang was dit de centrale vraag in de ars moriendi. Met het wegvallen van een religi-
BRON | http://univ.gda.pl/~literat/grafika/ 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 23
euze achtergrond is ook het perspectief op de dood veranderd. De focus ligt op het hier en nu. Op de kwaliteit van het sterfbed. Toch heeft ieder zijn gedachten over de toekomst. Soms zo sterk dat ze een bron van kracht kunnen zijn om hevig lijden uit te houden. VAN LEVENSKUNST NAAR STERVENSKUNST In de palliatieve zorg is op dit moment een verschuiving gaande. Steeds meer wordt gepoogd te beginnen met ‘palliatief denken’ wanneer mensen zich voor het eerst geconfronteerd zien met een ongeneeslijke ziekte, om te anticiperen op complicaties die zich kunnen voordoen aan het levenseinde. Vergelijkbaar met deze verschuiving pleit ik ervoor dat onze cultuur weer een ars senescendi ontwikkelt, een kunst van het ouder worden die de kwaliteit van het leven verhoogt door het leven bewust te leven en zich toe te eigenen. Niet als doorgeschoten vorm van planningsdrift, maar als vorm van bewustwording van de spanningsvelden waarbinnen men al voortdurend leeft. Een dergelijke kunst zou een belangrijke correctie zijn op de vele manieren waarop men in onze cultuur het proces van ouder worden ontkent, bestrijdt of medicaliseert. Tevens bewijst men daarbij een grote dienst aan zichzelf, de eigen omgeving en de professionals met wie men te maken krijgt aan het levenseinde. Somber hoeft niemand ervan te worden, want ook stervenskunst en de kunst van het ouder worden zijn uiteindelijk vormen van levenskunst. Levenskunst van wel een heel pregnante en vaak indrukwekkende kleur. Zoals esdoornbladeren in de herfst. LITERATUUR Bayard, F. (1999) L’art du bien mourir au XVe siècle. Paris: Presses de l’Université ParisSorbonne. 23
28-2-2008 16:26:56
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
Doude van Troostwijk C. (2003) Laatste Zintuig, Dichters en denkers over dood en rouw. ’s-Hertogenbosch: KBS/VBS. Laager, J. (1996) Ars moriendi. Die Kunst gut zu leben und gut zu sterben. Texte von Cicero bis Luther. Zürich: Manesse. Laarhoven H. van & Leget C. (2007) De vragen aan het einde. Aandacht voor spiritualiteit in de palliatieve fase, Medisch Contact 62 nr. 46 1898-1901. Leget, C. (2003) Ruimte om te sterven. Een weg voor zieken, naasten en zorgverleners. Tielt: Lannoo.
24
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 24
OVER DE AUTEUR Dr. Carlo Leget is theoloog en ethicus. Sinds 2002 werkt hij als universitair docent medische ethiek aan het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen. Daar doet hij onderzoek naar ethiek en spiritualiteit in relatie tot palliatieve zorg. Binnenkort verschijnt van zijn hand Van Levenskunst tot stervenskunst. Over spiritualiteit in de palliatieve zorg. Tielt: Lannoo 2008.
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:58
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
Op weg naar een expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen Christien Begemann Begin 2008 gaat, naar alle waarschijnlijkheid, het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen van start. Doel is om in beleid en praktijk het thema levensvragen en ouderen goed op de agenda te krijgen. Dit zal gebeuren door een stimuleringsprogramma uit te voeren voor vernieuwende initiatieven. Aan beroepskrachten en vrijwilligers zal deskundigheidsbevordering worden aangeboden. Het expertisecentrum zal voorts als platform functioneren voor de uitwisseling van (praktijk)kennis en onderzoek en een verzamelpunt vormen voor informatie over het thema levensvragen.
LACUNE GEESTELIJKE VERZORGING Drie jaar geleden maakte een aantal medewerkers van NIZW Zorg (een der voorlopers van het huidige Vilans) zich zorgen over het feit dat er in de praktijk en het beleid rond ouderen zo weinig aandacht en tijd besteed wordt aan het omgaan met hun levensvragen. Steeds meer kwetsbare ouderen blijven thuis wonen, ook als zij van zorg afhankelijk zijn. Voor ouderen die intramuraal verblijven is in geestelijke verzorging voorzien, hoewel vaak marginaal. Voor thuiswonende ouderen is dat niet het geval. De overheid huldigt hierbij het standpunt dat thuiswonende ouderen gebruik moeten maken van de diensten van kerken of andere levensbeschouwelijke organisaties en volgt hiermee het advies over geestelijke verzorging binnen de AWBZ, zoals uiteengezet door het College van Zorgverzekeringen in 2006. Hier ontstaat echter een lacune omdat lang niet alle ouderen aangesloten zijn bij een kerk of levensbeschou10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 25
welijke organisatie. Binnen de AWBZ is er wel de mogelijkheid om een indicatie voor activerende begeleiding af te geven door het CIZ en daarop ook geestelijke verzorging in te zetten. Maar van deze mogelijkheid wordt tot nog toe weinig gebruik gemaakt. GROTERE PRIORITEIT VOOR LEVENSVRAGEN In januari 2006 organiseerde het NIZW een expertmeeting voor ongeveer 40 beroepskrachten uit de sector zorg en welzijn voor ouderen. De aanwezigen waren het met elkaar eens dat het thema levensvragen een grotere prioriteit verdiende op de agenda van beleidsmakers, managers en financiers, en zagen hier voor het NIZW/ Vilans een rol als voortrekker weggelegd. De volgende stap was het interviewen van een tiental beroepskrachten in zorg en welzijn. Uit de interviews kwamen de volgende thema’s in de levensvragen van kwetsbare ouderen 25
28-2-2008 16:26:59
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
naar voren: hun betrokkenheid op omgeving en maatschappij, hun verlieservaringen, hun waardering van het leven dat achter hen ligt, hoe zij zich verhouden tot het heden en ten slotte de grenzen aan pijn en lijden. De interviews onderstreepten eerdere signalen over de lage prioriteit die instellingen voor zorg en welzijn over het algemeen geven aan het bieden van ondersteuning bij levensvragen door hun beroepskrachten. Een welzijnswerkster verwoordde het als volgt: ‘ik beleef minder eer aan mijn werk dan vroeger doordat ik tegenwoordig nauwelijks tijd heb om met een oudere door te praten over wat hem of haar werkelijk bezig houdt.’ Via de website (zie hieronder) is een begin gemaakt om relevante informatie over activiteiten, literatuur, onderzoek, materialen en deskundigheidsbevordering over het thema levensvragen en ouderen te verzamelen en inzichtelijk te maken voor werkers in het veld. In maart 2007 organiseerden Vilans en ActiZ (brancheorganisatie van zorgondernemers) het congres Zin & Zorg dat bezocht is door 200 vrijwilligers en beroepskrachten uit een breed scala van organisaties. Alleen al het feit dat het congres overtekend was, maakt duidelijk hoeveel belangstelling er voor het onderwerp is. Behalve de inspiratie die de deelnemers aan elkaar en aan inleiders hebben opgedaan, lieten zij weten het unaniem eens te zijn met de plannen voor een expertisenetwerk. Dit netwerk zal een samenwerkingsverband worden van: ActiZ, Unie KBO (katholieke bond voor ouderen), PCOB (protestants christelijke ouderenbond), Agora (palliatieve zorg), Vereniging Het Zonnehuis, de Protestants Theologische Universiteit vestiging Kampen, de MOgroep (brancheorganisatie voor welzijnsinstellingen) en Vilans. Deze laatste fungeert als uitvoeringsorganisatie voor het netwerk.
26
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 26
MULTIDISCIPLINAIRE INTERVISIEGROEPEN Samen met de netwerkpartners is een projectplan voor drie jaar ontwikkeld dat op het moment van schrijven van dit artikel voorligt aan een zevental fondsen dat interesse heeft getoond. Het ministerie van VWS heeft al de toezegging gedaan om te investeren in het projectonderdeel dat gericht is op deskundigheidsbevordering van beroepskrachten. De netwerkpartners en Vilans leveren allen ook een financiële bijdrage of een bijdrage in natura. Om een concreet beeld te geven van de activiteiten van het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen volgt hieronder de uitwerking van een van onze plannen: begeleide multidisciplinaire intervisie over omgaan met levensvragen. Zelfstandig wonende, kwetsbare ouderen krijgen vaak hulp van vrijwilligers en beroepskrachten zoals een ouderenadviseur, een thuiszorgmedewerkster of een verzorgende van een intramurale instelling. In het contact met hen kan een gesprek over een levensvraag zomaar ontstaan, en dat is dan zowel voor de oudere als de vrijwilliger of beroepskracht verrijkend en verwarmend. Helaas staan vrijwilligers en beroepskrachten hier echter ook vaak niet voor open . Daar zijn twee belangrijke redenen voor. In de eerste plaats biedt de organisatie er te weinig ruimte voor. Levensvragen zijn vaak geen expliciet thema in het beleid en er ligt teveel nadruk op efficiency. In de tweede plaats herkennen vrijwilligers en beroepskrachten levensvragen niet steeds en als ze deze wel herkennen, vinden ze het moeilijk hiermee om te gaan. Een bekend voorbeeld hiervan is het willen oplossen van de pijn van de oudere, terwijl het luisteren en begrip tonen soms al voldoende hulp is. Vanuit deze ervaring ontstond het plan voor een door geestelijk verzorgers begeleide inter10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:26:59
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
visie. Kort samengevat komt dat erop neer dat een aantal multidisciplinaire intervisiegroepen wordt gestart. Een geestelijk verzorger van de Zonnehuisgroep verzorgt daarbij de inhoudelijke en methodische inbreng. In de intervisie schenken de deelnemers aandacht aan de levensvragen die zij in hun praktijk tegenkomen. Hoe gaan ze daar mee om? Wat zijn de knelpunten? Wat gaat goed en wat niet? CONCRETE WINST Peterjan van der Wal, geestelijk verzorger van Zorgcombinatie Nieuwe Maas in Vlaardingen (locatie het Zonnehuis), verwoordt wat hij de winst vindt van intervisie over levensvragen, zowel voor de beroepskrachten, de cliënten als de organisatie: ‘Intervisie zal beroepskrachten stimuleren om op een andere manier contact te maken met ouderen. Zelf zullen ze zich hierdoor in hun werk een completer mens gaan voelen en een sterkere band krijgen met de ouderen voor wie ze werken. Levensvragen zijn geen vragen die zich er altijd toe lenen om ‘op afspraak’ besproken te worden. Ze zijn nauw verweven met het alledaagse leven en ontstaan daar ook vaak in. Daarom is het fijn als een beroepskracht of vrijwilliger ze kan herkennen en niet schroomt om er contact over te maken. Ouderen voelen zich eerder thuis in zichzelf en in hun omgeving wanneer ze aandacht krijgen voor wat hen diep beroert. Voor de organisatie betekent dit dat er meer kwaliteit wordt geboden. Aandacht voor levensvragen levert bovendien concrete winst op: angstige bewoners kunnen soms enorm kalmeren als ze door een goed gesprek weer meer met hun bron – en dat wat het leven draagt – in contact komen. En dat scheelt de beroepskrachten weer heel wat tijd en moeite in de dagelijkse omgang met ouderen’.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 27
Herfst Langzaam het leven zien verglijden. Voelen, lijfelijk dat het minder gaat Weten, dit komt nooit meer terug, dit gaat ten einde. Dat is ouder worden. Het is niet mooi, grijs is geen zilver. Het is niet ‘wijs’ zijn, het is erkennen dat er niet meer is De drempel tussen dood en leven, Komt iedere dag een stukje nader. Het is onherroepelijk; de enige weg die er is. En toch die boom die stekken, Die bloemen met hun zaad, Het blijven vragen, vragen zonder antwoord. Die stervende natuur, gaat het teloor? Gedicht van Miep van Odijk-Dikker, uit de in eigen beheer verschenen bundel ’75 jaren’ EEN EXPERTISENETWERK DAT WERKT! Van de hierboven beschreven intervisie-aanpak maakt Vilans een werkboek voor beroepskrachten in zorg en welzijn. Na de ontwikkeling daarvan zal het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen aan de slag gaan om de methode breed te implementeren in de zorg en welzijn voor ouderen. Om het werk van het Expertisenetwerk vruchtbaar te laten zijn, zal Vilans de komende jaren geïnteresseerden er op tal van manieren bij betrekken. Met themabijeenkomsten, cursussen, artikelen en via de website. Met de website wil Vilans onder andere een zo volledig mogelijk overzicht geven van alle initiatieven rond het thema ouderen en levensvragen in Nederland. Nieuwe informatie is dan ook van harte welkom.
27
28-2-2008 16:27:00
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
LITERATUUR College voor Zorgverzekeringen (2006). Uitvoeringstoets geestelijke verzorging. Diemen: CVZ. Begemann, C. & Lier, W. van (2006). Ouderen en levensvragen. Interviews met praktijkdeskundigen. Utrecht: NIZW Zie ook: www.vilans.nl/levensvragen
28
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 28
OVER DE AUTEUR Christien Begemann is als senior medewerker werkzaam bij Vilans en werkt nu aan de opzet van het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen.
[email protected] 030-7892407
[email protected] 030-7892408 (projectleider)
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:00
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
Centrum Ouderen en Levensvragen speelt in op hiaat in de zorg aan huis Max de Coole & Kees Scheffers In antwoord op levensvragen van ouderen ontstaan nieuwe werkvormen voor geestelijke verzorging. Het Centrum Ouderen en Levensvragen te Nijmegen ontwikkelde een concept waarbij professionals en vrijwilligers worden toegerust om geestelijke verzorging aan huis te bieden.
CONTINUÏTEIT GEESTELIJKE VERZORGING Binnen de wereld van de verzorgings- en verpleeghuizen in Nijmegen en die van de longkliniek van het Radboud Ziekenhuis is in 2002 een initiatief genomen dat uiteindelijk geleid heeft tot de oprichting van het Centrum Ouderen en Levensvragen (COL). Belangrijk motief voor dit initiatief was de continuïteit van de geestelijke verzorging, ook voor mensen die nog – of weer – thuis wonen. Hier was sprake van een hiaat in de zorg aan huis. Vanaf het begin is er grote steun geweest voor het initiatief van de kant van ouderenorganisaties, seniorenraden, welzijnsorganisaties, zorgaanbieders en ambtsdragers en vrijwilligers binnen de kerken en het Humanistisch Verbond in Nijmegen. Grootste opgave was financiering van het initiatief. Verschillende landelijke fondsen kiezen niet voor financiering van een initiatief in de levensbeschouwelijke sfeer, zo bleek al gauw. Dankzij andere fondsen, maar vooral dankzij een garantstelling van twee grote zorgaanbieders in de regio Nijmegen, zijn in 2005 twee geestelijk verzorgers aangesteld. 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 29
NIEUWE UITDAGING Geestelijke verzorging is een discipline die in gevangenissen, de krijgsmacht en zorginstellingen een wettelijke grondslag heeft, onder andere in de Kwaliteitswet Zorginstellingen uit 1996 . Maar in de zorg aan huis is het beleid tot nog toe dat het hier om een privézaak gaat (zie ook het artikel van Begemann in dit nummer op pag. 25 tot 28). Met het gegeven dat inmiddels tweederde van de Nederlanders geen ‘geestelijke thuishaven’ meer heeft (Kunneman, 2006), is ook voor geestelijk verzorgers duidelijk dat er een nieuwe uitdaging ligt. Binnen de beroepsgroep is er nog wel een grote verscheidenheid in opvatting hoe men hierop in zal spelen (Schilderman, 2006; Zock, 2007). Voor het Centrum Ouderen en Levensvragen is de keuze duidelijk, zoals hieronder blijkt uit het concept dat men hanteert. Een vrouw neemt contact op met het COL omdat haar huisarts haar naar de psychiater heeft verwezen. Vervolgens voert een vrijwilliger gedurende een aantal maanden, wekelijks gesprekken met haar. Ze is daarna naar de huisarts teruggegaan 29
28-2-2008 16:27:00
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
om te zeggen dat het weer heel goed met haar gaat en dat de psychiater niet meer nodig is. PEILERS VAN HET COL-CONCEPT Levensvragen zijn en blijven eigendom van mensen zelf. Maar het komt veel voor dat deze vragen ook gesteld worden aan de hulpverlener van wiens diensten men gebruik maakt. Dat kan een professional zijn, maar er zijn ook tal van vrijwilligers in de hulpverlening actief. De COL- filosofie is om hulpverleners in algemeenheid meer ontvankelijk te maken voor levensvragen die gesteld worden door ouderen. Het opmerken van levensvragen is één ding, er vervolgens iets mee doen, een ander. Hier valt middels toerusting veel te winnen. Versterking van de bestaande hulpverlening op het gebied van levensvragen is daarmee de eerste peiler van het COL-concept. Uitbreiding van het aanbod op dit gebied door de inzet van eigen vrijwilligers van het COL, is een tweede peiler. De geestelijk verzorger is daarmee te beschouwen als tweedelijns functionaris die vooral toerust en begeleidt. Voorts is het belangrijk om in te spelen op ontwikkelingen in de samenleving, coördinerend op te treden en zo in feite een klassieke opbouwwerktaak te vervullen. Daarmee past het COL helemaal in het door Schilderman zo genoemde ‘care-model’ van geestelijke verzorging, waarin ‘empowerment’, zowel van ouderen als van de betreffende hulpverleners, centraal staat (Schilderman, 2006). Tijdens de crematie van een oudere vrouw, waar maar enkele mensen aanwezig zijn, blijkt ook de aanwezige pastor de vrouw niet te kennen. De vrijwilliger van het COL, die uit met haar gevoerde gesprekken weet hoe de overleden vrouw in het leven stond , heeft zich erop voorbereid om iets over haar te vertellen. Zo ontstaat toch een persoonlijke en waardige crematieplechtigheid.
30
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 30
PASSEND AANBOD Met het COL- aanbod worden ouderen met heel verschillende achtergronden bereikt. Bij het matchen van ouderen en vrijwilligers, wordt rekening gehouden met de specifieke wensen van ouderen, ook wat betreft de levensbeschouwelijke achtergrond van de vrijwilliger. Maar over het algemeen stoort het ouderen niet als een vrijwilliger een andere levensbeschouwelijke achtergrond heeft. Dit geldt ook, zo blijkt uit onderzoek elders, voor de professionele geestelijk verzorger in het verpleeghuis (van der Wal, 2007). Het aanbod van het COL aan ouderen in de regio heeft de volgende inhoud en omvang: • individuele gesprekken door zo’n 90 vrijwilligers (in 2007 zijn 143 ouderen bereikt; in 2006 waren dit er nog maar 69; de prognose voor 2008 is een bereik van 175 ouderen); • gespreksgroepen (in 2007 waren er 9 groepen, met gemiddeld 9 deelnemers per groep); • lezingen (30 lezingen in 2007, met in totaal 900 deelnemers); • schrijven van het levensverhaal van de oudere door een vrijwilliger (eind 2007 zijn voor het eerst 16 ouderen gekoppeld aan inmiddels getrainde vrijwilligers; in 2008 wordt dit voor het COL nieuwe project daadwerkelijk uitgevoerd). Huisartsen die patiënten verwijzen naar het COL, melden terug dat de verwijzing effect resulteert. Mensen komen minder frequent op het spreekuur terug en kunnen blijkbaar hun levensvragen (de andere kant van de lichamelijke klacht, die veelvuldig bij de huisarts wordt neergelegd) kwijt in de gevoerde gesprekken. TOERUSTING Het woord toerusting staat centraal in het aanbod van het COL. Het gaat dan om vrijwilligers en professionals van reeds werkzame organisa10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:00
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
ties en de eigen vrijwilligers van het COL. Op dit moment wordt de toerusting van de eigen vrijwilligers van het COL uitgebreid. Die toerusting is er op gericht om ouderen bij het ‘goed ouder worden’ terzijde te staan. ‘Goed ouder worden’ heeft te maken met zelfwaardering, accepteren van het ouder worden, met autonomie en evaluatie van het leven, ook in morele en levensbeschouwelijke zin. Met aandacht luisteren en zo ruimte geven aan levensvragen en het levensverhaal, is een belangrijk onderdeel van de training en latere begeleiding die de vrijwilligers van het COL ontvangen. Daarmee is de persoon van de vrijwilliger zelf ook in het geding. Het veronderstelt reflectie op de levensweg die men zelf gegaan is en de mogelijkheid om hierover met anderen te spreken. Gelukkig melden zich veel vrijwilligers aan met de nodige ervaring in de zorg, het maatschappelijk werk en het onderwijs. Heel belangrijk, na de basistraining, zijn de geregelde terugkombijeenkomsten met de vrijwilligers, waarin het concrete werk besproken wordt. Tijdens een terugkombijeenkomst van vrijwilligers van het COL komt aan de orde dat een vrouw haar dochter al twintig jaar niet meer gezien heeft. De vrouw stuurt met de verjaardag van de dochter en met Kerstmis altijd een kaartje, maar hoort nooit iets terug. In de groep vrijwilligers ontstaat de discussie of je als vrijwilliger die vrouw niet actief moet helpen om weer contact met de dochter te krijgen. De betreffende vrijwilligster vindt dit niet haar taak en meldt dat het tot nog toe ook niet in de gesprekken aan de orde gekomen is. Een voorbeeld van een dilemma dat zich herhaaldelijk voordoet in dit werk: wel of niet in actie komen? Maar helpen is niet altijd nog meer doen, blijkt bij herhaling. Het gevoerde gesprek vertegenwoordigt een waarde in zichzelf.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 31
TOEKOMSTIGE UITBREIDING Inmiddels heeft het COL in Nijmegen en de regio Zuid Gelderland een plaats verworven en wordt actief verkend hoe het initiatief bestendigd en verder verbreed kan worden. Gemeentelijke overheden in de regio zijn ten tijde van het schrijven van dit artikel voornemens het COL te gaan subsidiëren. En met een actief netwerk (stichting Maat) van aanbieders van wonen, welzijns- en zorgdiensten worden nieuwe samenwerkingsvormen aangegaan. Daarmee ontstaat een belangwekkende proeftuin in de regio Zuid Gelderland op het brede terrein van de extramurale geestelijke verzorging. LITERATUUR Kunneman, Harry (2006). Horizontale transcendentie en normatieve professionalisering: de casus geestelijke verzorging. In: Geloven in het publieke domein. Amsterdam: Amsterdam University Press. Wal, Peterjan van der (2007). Geestelijke verzorging in de context van de nieuwe ouderenzorg. In: Tijdschrift Geestelijke Verzorging 10.45, 18-44. Schilderman, Hans (2006). Religie en zorg in het publieke domein. In: Geloven in het publieke domein. Amsterdam: Amsterdam University Press. Zock, Hetty (2007). Niet van deze wereld? Geestelijke verzorging en zingeving vanuit godsdienstpsychologisch perspectief. Groningen: oratie. OVER DE AUTEURS Max de Coole is redactielid van Geron en bestuurslid van het COL. Kees Scheffers is geestelijk verzorger en verbonden aan het COL.
31
28-2-2008 16:27:01
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
Leeftijd en culturele achtergrond in de ouderenzorg Gert Toes In de zorg- en hulpverlening is momenteel veel aandacht voor cultuurverschillen, meestal ingegeven door het groeiende aantal mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. De soort problemen daarbij is echter minder nieuw dan het lijkt. Vergelijkbare problemen doen zich voor tussen mensen met verschillende Nederlandse achtergronden. Een beschouwing over de rol van culturele bagage en verschil in leeftijd, vanuit de praktijk van met name de verzorgende in het verpleeghuis.
EEN ‘GEACCIDENTEERD LANDSCHAP’: VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK. De volgende voorbeelden zijn opgetekend in een verpleeghuis in Bolsward (Friesland) en dat betekent, dat de Friese taal en cultuur een rol spelen. Cultuurverschillen door de aanwezigheid van mensen uit andere landen spelen hier (nog) geen rol: voor zover mij bekend is er in dit verpleeghuis de afgelopen tien jaar nooit een islamitische, boeddhistische of hindoeïstische bewoner en/of medewerker geweest… We maken kennis met mevrouw Verkruijse. Ze is 86 jaar, heeft de ziekte van Parkinson en vertoont het daarbij horende dementieel beeld. Mevrouw komt uit een hoger sociaal milieu. Thuis bij haar werd er gelezen en gemusiceerd. Na de Middelbare Meisjes School (MMS) heeft ze een opleiding tot laborante gedaan. Haar man was arts. Ze is een belezen vrouw: geschiedenis van met name de Middeleeuwen is haar specialiteit. Ook is ze een groot liefhebber van 32
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 32
klassieke muziek. Ze heeft zelf wat moeite met het bedienen van de CD-speler, maar ze laat graag een symfonie of opera opzetten. Mevrouw Verkruijse komt uit een ander sociaal milieu dan de meeste medewerkers in het verpleeghuis. Dat valt anderen op doordat mevrouw meer dan andere bewoners heel goed weet wat ze wel en niet wil. Ze weet dat ook uitstekend te verwoorden. Haar woordenschat is opmerkelijk rijk. Op adequate wijze gebruikt ze moeilijke woorden die andere bewoners en medewerkers echter niet altijd kunnen plaatsen. Mevrouw Verkruise: ‘De laatste jaren gingen we vaak op de fiets op vakantie. We fietsten dan langs de benedenloop van de Donau. Daar heb je een niet al te geaccidenteerd landschap.’ Als mevrouw een CD laat opzetten van een opera, vertelt ze graag wat over de componist, het verhaal en de soort muziek. Bij het inzien van haar zorgdossier zag ik dat haar gedrag tot onbegrip kan leiden. Een van de verzorgenden noteert daarin, naar aanleiding van het muziek 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:01
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
luisteren: ‘Mevrouw wil graag belangrijk gevonden worden.’ Voor wie mevrouw Verkruijse niet vanuit haar eigen achtergrond beoordeelt, is ze afstandelijk, praat ze bekakt en voelt ze zich belangrijker dan andere mensen. Als je haar echter beter leert kennen, merk je dat ze zeer geïnteresseerd is in anderen. Ze wil dan ook niet ‘belangrijk’ gevonden worden. Klassieke muziek hoort gewoon bij haar geestelijke bagage en net als ieder ander mens wil ze graag af en toe spreken over dat wat haar bijzonder interesseert. VERZUILDE SAMENLEVING Er is (soms groot) verschil in leeftijd tussen bewoners en medewerkers. Zij zijn eigenlijk in verschillende werelden opgegroeid. Voor de huidige generatie ouderen is dit veelal de verzuilde samenleving. Dat laat bijvoorbeeld nog altijd haar sporen na in reacties op andersdenkenden, bijvoorbeeld als een bewoner zegt: ‘die katholieken zijn niet te vertrouwen.’ Opmerkelijk is overigens dat de jongste verzorgenden niet per definitie verder van bewoners afstaan dan iets oudere verzorgenden. Ik heb jonge verzorgenden gezien die uitstekend aansluiting vonden bij oudere bewoners, terwijl oudere collega’s soms geen enkel begrip hadden voor de zienswijze van bewoners. Een volgend voorbeeld heeft op een andere manier te maken met kerkelijke achtergrond. Een dementerende vrouw zit aan de ontbijttafel. Ze moet snel eten want ze gaat zo naar de eucharistieviering. Verzorgende: ‘Het is elke week hetzelfde. Als ze naar de kerk moet zit ze te treuzelen.’ Ik ging even bij haar zitten. ‘Smaakt het?’ ‘Ik mag helemaal niet eten…’ Mevrouw is opgegroeid in de tijd waarin je de hostie alleen op je nuchtere maag mocht ontvangen. Ik heb haar verteld dat de bisschoppen 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 33
hebben aangegeven dat die regels soepeler mogen worden opgevat. Nu ging ze eten. Aan de verzorgenden heb ik uitgelegd hoe haar godsdienstige opvoeding in deze situatie een rol speelde. De Friese taal en cultuur speelt ook een rol in de verzorgingspraktijk. Hebben we te maken met een psychogeriatrische bewoner van wie het Nederlands de tweede taal is, dan is de kans aanwezig dat het Nederlands uiteindelijk verdwijnt. Alle Friezen kunnen ook Nederlands spreken. Maar als iemand in een vergevorderd stadium van dementie verkeert, dan verdwijnt de kennis van het Nederlands en is er alleen nog in het Fries te communiceren. Een uitdaging voor medewerkers die het Fries niet machtig zijn. DE VERZORGENDE GROEIT MEE Op het gevaar af te generaliseren: ziekenverzorgenden zijn vooral medisch opgeleid en geneigd om praktisch handelend op te treden. Ze kijken in eerste instantie vaak met een instrumentele blik: de bewoner moet gewassen en aangekleed worden en zijn of haar medicijnen hebben. Pas in tweede instantie wordt er gekeken naar persoonlijke achtergronden, gewoonten en (eigen)aardigheden. Gelukkig begint dit laatste te veranderen door de invoering van belevingsgerichte en vraaggerichte zorg. Daardoor groeit de aandacht voor het feit dat bewoners in een fase van hun leven zijn aangekomen waarin velen de balans opmaken van dat leven. Dat maakt dat ze vaker nadenken over en reflecteren op hun eigen levensverhaal. Zeker als in dat proces dementie een rol speelt, zal enige begeleiding bij het opmaken van de balans zeer welkom zijn en niet alleen van bijvoorbeeld de geestelijk verzorger. Van verzorgenden mag ook verwacht worden dat zij daarbij een ondersteunende rol kunnen bieden. In opleidingen van verzorgen33
28-2-2008 16:27:01
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
den zal daaraan in toenemende mate aandacht besteed moeten worden. SOCIAAL-AGOGISCH VERZORGENDEN Op de ROC Noorderpoort in Groningen gebeurt dat al. Daar is men zelfs begonnen met een opleiding tot sociaal-agogisch verzorgende, voor ouderen, chronisch zieken, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten. Zij richt zich op mensen die zorg én begeleiding nodig hebben, zowel thuis, als in een zorginstelling. Dat betekent dat de zorg en begeleiding die deze verzorgende gaat geven zich meer en meer richt op een prettig woon- en leefklimaat voor de bewoners, met aandacht voor ieders culturele achtergrond. Uiteraard heeft van de mensen die nu al in de ouderenzorg werken niet iedereen leren handelen volgens de meer persoonsgerichte aanpak, terwijl daaraan wel in toenemende mate behoefte is. Aan verzorging en begeleiding moet evenveel aandacht worden besteed en de mogelijkheden en de belevingswereld van de cliënt zijn uitgangspunt. Die aspecten staan dan ook in veel bijscholingstrajecten op de voorgrond. De ontwikkeling van communicatieve vaardigheden stelt medewerkers in staat samen met de bewoner goed uit te zoeken welke zorg of begeleiding hij of zij nodig heeft, bijvoorbeeld als het gaat om zelfverzorging en dagbesteding. Verzorgenden leren bovendien te onderzoeken hoe naasten ingeschakeld kunnen worden en van welke andere disciplines, voorzieningen of instellingen zij gebruik kunnen maken. WERKEN VANUIT HET LEVENSVERHAAL
Verzorgenden moeten in hun werk goed kunnen omgaan met de leeftijds- en cultuurverschillen tussen henzelf en de bewoners. Er is in de regel een groot leeftijdsverschil en alleen al daardoor is er sprake van een cultuurverschil. Verder kun34
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 34
nen verzorgenden en bewoners sterk verschillen in culturele bagage. Als verzorgenden bewoners open benaderen, met interesse voor hun achtergrond is er al veel gewonnen. Als men dan ook nog de bereidheid heeft iets te gaan leren over de geschiedenis van de bewoner, zal er meer begrip over en weer komen. Door gespitst te zijn op de achtergronden van onbegrepen gedrag, kan veel worden bereikt. Verzorgenden kunnen daarin inzicht krijgen door bijvoorbeeld met een bewoner samen een overzicht in trefwoorden op te stellen van iemands persoonlijke levensverhaal. Door onder meer de feiten uit iemands levensgeschiedenis op papier te zetten en iemands normen en waarden te beschrijven leren zij de achtergronden van bewoners kennen. Dit soort informatie – vastgelegd in de vorm van een levensstijlschema – kan, gevoegd bij iemands zorgdossier, enorm helpen bij het aangaan van gesprekken en het verlenen van goede zorg . LITERATUUR Kooij, C.H. van der (1990) Sociale geschiedenis van de 20ste eeuw. Houten/Diemen: Bohn Stafleu, Van Loghum. Kooij, C.H. van der (2006) Betrokkenheid als basis voor het zorgplan. Apeldoorn. WEBSITES www.zorgtalentproducties.nl en www.imoz.nl Meer literatuur en een voorbeeld van een schema levensgeschiedenis zijn te vinden op de website www.tijdschriftgeron.nl OVER DE AUTEUR Drs. Gert Toes is theoloog. Hij werkt als geestelijk verzorger bij zorggroep Plantein, locatie Bloemkamp in Bolsward. Daarnaast werkt hij free-lance als docent belevingsgerichte zorg bij het IMOZ in Apeldoorn en als docent bij Reliëf (christelijke vereniging van zorgaanbieders). 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:02
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
“De voortgaande secularisatie laat ouderen met hun levensvragen in de kou staan”
Onder secularisatie versta ik een transformatie van het religieuze aanbod naar een gerichtheid op een meer individuele spiritualiteit. Dit gebeurt zowel binnen als buiten de kerken. Die transformatie is gunstig én ongunstig voor ouderen met levensvragen. Gunstig is dat ouderen, waarschijnlijk meer dan vroeger, individuele aandacht krijgen vanuit het (kerkelijke) vrijwilligerswerk. Dat beperkt zich niet meer tot materiële hulp, maar heeft nu ook aandacht voor het individuele geestelijke welzijn. Ook hebben ouderen door de macht van hun getal veel belangstelling van de media, die spiritualiteit als thema hebben (her)ontdekt. Er zit echter ook een ongunstige kant aan de transformatie. Door de ontzuiling werken er nu in de welzijnssector professionele hulpverleners die, doordat zij zelf geen levensbeschouwelijke achtergrond hebben, niet meer de taal kennen om over de levensvragen van de oude dag te spreken. Aan de andere kant zijn er weer positieve berichten over met name geestelijk raadslieden. In de krijgsmacht, gevangenissen en in de ziekenhuiszorg (voor ouderen) blijken zij gemakkelijker taken van elkaar over te kunnen nemen. Zij richten zich niet alleen meer op geloofsgenoten, maar 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 35
Discussie
Ik weet eigenlijk niet in hoeverre het gevoel van ‘in de kou staan’ een normale ondertoon is van de ouderdom. Evenmin weet ik of secularisatie deze ervaring verergert of dat religie hier warmte gaf. Wanneer vinden mensen eigenlijk dat ze NIET in de kou staan? Als ze op min of meer prettige wijze samenhangen met anderen. Nu is één van de meest onontkoombare kanten van ouder worden het geleidelijke afbrokkelen van deze samenhang. Ik denk niet dat het toevallig is dat je onder honderdjarigen nooit ongehuwde kinderloze mensen aantreft. Ik geloof dus wel dat ouderen in de kou staan, en meer dan in het verleden het geval was, maar dat komt niet door de secularisatie, maar doordat zij minder kinderen hebben en doordat die kinderen zich nog maar zelden in de directe omgeving van hun ouders bevinden als die echt oud worden. Godsdienst helpt denk ik niet tegen deze kou. Bert Keizer, verpleeghuisarts en schrijver
35
28-2-2008 16:27:02
THEMA | OUDEREN EN LEVENSVRAGEN
bieden ook geestelijke hulp aan andersdenkenden. Alles afwegende ben ik het niet eens met de stelling. Gerrit Kronjee, wetenschappelijk medewerker Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid te Den Haag Mij lijkt dat ouderen tegenwoordig minder met levensvragen in de kou staan dan vroeger. De zeer aanvechtbare suggestie van de stelling is, dat in vroeger tijden de toenmalige levensbeschouwelijke organisaties aan ouderen veel geestelijke warmte en aandacht boden in bijvoorbeeld de vorm van gesprek en ritueel. Sinds de culturele veranderingen van de jaren zestig is er echter veel meer aandacht voor individuele beleving en betekenisgeving. De kans dat een senior van nu een goede respons vindt op zijn levensvragen is nu dan ook vele malen groter dan toen. We zijn echter lang niet waar we wezen moeten. Het is bijvoorbeeld meer dan treurig dat er eind 2007 nog altijd veel verzorgingshuizen zijn waar geen, of slechts een zeer minimale, formatie geestelijke verzorging beschikbaar is. Freek Boon, redacteur Geron en humanistisch geestelijke verzorger Mensen ontwikkelen hun levensbeschouwing in toenemende mate buiten religieuze instituties om, en ze doen dat op een steeds individuelere wijze. Er is een groot aanbod op de reli-markt. Hierdoor is het ingewikkelder geworden om een solide levensbeschouwing te ontwikkelen, die een bron van steun en heroriëntatie kan zijn als je in het leven vastloopt – zoals bij ziekte, invaliditeit en rouw. Op dat soort existentiële momenten komt het er namelijk op aan, wordt een levensbeschouwing beproefd. Verder is er geen vanzelfsprekend ‘adres’ meer waar mensen terecht kunnen voor geestelijke steun en begeleiding als ze vastlopen. Het zijn overigens niet alleen ouderen die hiervan de dupe kunnen worden, maar iedereen die met moeilijke situaties in het leven wordt geconfronteerd. Dit alles is niemands schuld, laat staan de schuld van een proces zoals de secularisatie. Wel is het de verantwoordelijkheid van politieke en levensbeschouwelijke organisaties om structuren (zoals professionele geestelijke verzorging) in stand te houden van waaruit steun bij levensvragen geboden kan worden. Hetty Zock, bijzonder hoogleraar geestelijke verzorging en universitair hoofddocent godsdienstpsychologie Rijksuniversiteit Groningen
36
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 36
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:03
OUDEREN EN LEVENSVRAGEN | THEMA
Ik vind dit een moeizame these. Met ‘secularisatie’ is blijkbaar de afbrokkeling van traditionele institutionele (kerkelijke) vormen bedoeld en niet het verdwijnen van religieuze of spirituele vragen en ervaringen. De vraag rijst of de traditionele vormen wel zoveel te bieden hadden. Meer specifiek kan ten aanzien van ouder worden de vraag worden gesteld of daarover wel voldoende werd nagedacht om de huidige vragen recht te kunnen doen. Een verlies lijkt me wel de achteruitgang van institutionele verbanden waarbinnen mensen met elkaar belangrijke levensgebeurtenissen delen. Dergelijke verbanden moeten nu actief worden vormgegeven en het onvanzelfsprekende karakter ervan treft vooral degenen die met eenzaamheid worstelen; dat zijn overigens niet alleen ouderen. Voor hen gaat het erom een brede inspirerende cultuur van ouder worden te ontwikkelen, waarin aandacht is voor veranderende levensvragen en voor elkaar. Jan Baars, bijzonder hoogleraar Interpretatieve Gerontologie aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht en docent Wijsbegeerte aan de Universiteit van Tilburg
DOE MEE AAN DE DISCUSSIE OVER DE STELLING Oudere vrouwen hebben het aan zichzelf te danken dat zij onzichtbaar blijven in onze samenleving. Wilt u reageren op deze stelling? Zend uw reactie (maximaal 150 woorden) voor 15 april naar
[email protected]. De reacties leest u in het volgende nummer.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 37
37
28-2-2008 16:27:03
Boekbespreking
Een mens wordt niet zomaar oud Joep Dohmen Frits de Lange (2007). De mythe van het voltooide leven. Over de oude dag van morgen. Zoetermeer: Meinema (200 pagina’s, € 17,95, ISBN 978 90 211 4162 6).
Frits de Lange heeft een mooi en geslaagd boek geschreven over het nieuwe ouder worden: De mythe van het voltooide leven (2007). Bewijs: het is terugkerend onderwerp van gesprek tussen mijn 82 jarige moeder en mij. Als ik, zelf 57, bij haar op bezoek kom, praten we erover. We zijn er allebei door aan het denken gezet over hoe we, ieder voor zich maar ook samen, in het leven stonden, staan en zullen staan. In zekere zin bevat het boek van De Lange alles over onze laatmoderne levensloop: tal van verschil len tussen hoe mensen vroeger oud werden en ‘het nieuwe ouder worden’. De belangrijkste gerontologische opvattingen van de afgelopen 50 jaar en hun verschillen. Antwoorden op de vraag: wat is goed ouder worden? Bovendien gaat De Lange uitvoerig in op die ene prangende vraag: hoe moet ík nu leven, hoe moet ík ouder worden? Voeg daarbij dat hij zelf steeds stelling neemt in een heldere en zeer leesbare stijl, en mijn advies laat zich gemakkelijk raden. Goede boeken zijn belangrijk: ze helpen ons te oriënteren op onze eigen levensweg. Koop dit boek, lees het en bespreek het met elkaar. De Lange beschrijft de context waarin mensen vandaag ouder worden. Hij schrijft over de vergrijzing, de demografische revolutie en het Methusalem complot. Het is zonneklaar dat 38
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 38
mensen tegenwoordig anders oud worden dan vroeger. Tegenwoordig moet iedereen op zijn eigen manier oud worden. Kernbegrip daarbij is keuzebiografie. De gedachte van een gegeven levensloop met vaste levensfasen lijkt voorgoed verlaten. Onze huidige ouderdom wordt op grote schaal aan planning onderworpen. Probleem is echter dat we daarbij nauwelijks kunnen terugval len op goede voorbeelden. Hoewel er natuurlijk allerlei zaken voorgestructureerd blijven, moeten we daar zelf telkens weer op inspelen, eigen keuzes maken en onze ouderdom betekenis geven. Het boek is geschreven vanuit het perspectief van de babyboomers, de na-oorlogse generatie die zo langzamerhand aan pensioen toe is. In dit verband spreekt De Lange (bouwjaar 1955) in navolging van Peter Laslett over De Derde Leeftijd. Dat is de leeftijd tussen volwassenheid en de laatste fase van het leven. Het ziet er naar uit dat deze fase verreweg de meest belangrijke van het moderne leven wordt, omdat daarin zelfbepaling en zelfverwerkelijking hun definitieve vorm zullen krijgen. Althans, dat is wat de babyboomer ervan verwacht. Doorgaans is ouderdom eerst en vooral een budgettaire kwestie. Hoe houden we de grijze golf onder controle? Dat is uiteraard een belang10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:03
Boekbespreking rijk onderwerp, maar laat de vraag naar goed oud worden buiten beschouwing. Die vraag stelt De Lange in zijn boek uitdrukkelijk aan de orde. Wie is oud, vraagt hij zich af? Is ouder worden louter een zaak van kalenderleeftijd? Dat blijkt niet zo te zijn. Wat is trouwens goed leven? Daar bestaan heel verschillende antwoorden op. De meeste gerontologische studies zijn voornamelijk in een gezond en lang leven geïnteresseerd. Omdat de vraag naar het goede leven aldus uit beeld raakt, gaat De Lange te rade bij de klassieke wijsgeren die over dit onderwerp hebben geschreven: Aristoteles, Epicurus, Cicero. Dé held van zijn verhaal is echter Kierkegaard. Diens existentialistische kijk op het leven acht De Lange van beslissende waarde voor het nieuwe ouder worden. Authenticiteit staat voor hem dus voorop: waarachtig ouder worden en sterven. Daarbij is goed rentmeesterschap inbegrepen. Een leven is alleen zinvol als het zich inzet voor een betere wereld, nu én na de dood. Frits de Lange schrijft voorbij het Zwitserleven. Goed ouder worden is voor hem veel meer dan het bekende successful aging, de term die op de markt van welzijn en geluk voor de kunst van het ouder worden is gemunt. In dit boek herhaalt hij het standpunt dat hij de laatste jaren in artikelen en lezingen inneemt. Goed oud worden komt neer op balanceren tussen een viertal menselijke activiteiten: 1. de vervulling van natuurlijke behoeften; 2. een gewaardeerd lid zijn van de gemeenschap; 3. leven volgens morele overtuigingen; 4. het leven betekenis geven. De vijfde en belangrijkste eigenschap is dan de kunst van het redelijke evenwicht: hoe integreer je die vier zaken in jouw leven het best. Goed leven veronderstelt het vermogen om rekenschap af te leggen van veranderingen in situatie en context en daarop flexibel het eigen handelen en kiezen afstemmen. Het betekent bovendien dat men het juiste 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 39
midden tussen de dimensies onderling zoekt. Het nieuwe aan dit boek van De Lange is precies zijn existentialistische insteek. Hoe belangrijk voornoemd evenwicht tussen gezondheid, sociale inzet, moraliteit en spiritualiteit ook moge zijn, het gaat er uiteindelijk om dat het mijn goede leven is. En daarbij is Kierkegaard volgens De Lange de beste gids, omdat hij laat zien hoe de mens op de juiste wijze eindig, tijdelijk kan zijn. De slechte ouderdom is er een waarin je langzaam leegloopt in de dood. Zulke mensen ‘leven als het ware uit zichzelf weg.’ Goed oud worden is dus ethisch oud worden: zowel geëngageerd kiezend als noodzakelijk vertwijfelend. Waarachtig leven betekent dat je leeft als een echt subject, met oog voor transcendentie. Voor de existentialist is het voltooide, volmaakte leven geen optie. Natuurlijk blijven er na lezing van dit boek genoeg vragen over. Als iemand de vertwijfeling nooit gekend heeft, kan hij/zij zich die houding dan alsnog eigen maken? Kun je wel echt subject worden als je jezelf tegelijk steeds op het spel zet? Hoe verhoudt waarachtigheid zich tot die vier andere claims? Authenticiteit staat toch op gespannen voet met de morele eis van juistheid? En als je wel authentiek bent maar ongelukkig, doe je dan iets fout? Tenslotte ben ik wat somberder dan Frits de Lange over het welslagen van zijn ethiek. Het Zwitserlevenidee van successful aging heeft een enorme aantrekkingskracht. Hoe ontwikkelen wij een even sterke magneet als tegenpool? Laat ik niet proberen als humanist de protestant met zijn verantwoordelijkheidsethiek links in te halen. Ik ben het helemaal eens met het pathos van dit boek: word wie je bent! OVER DE AUTEUR Joep Dohmen is hoogleraar Wijsgerige en praktijkgerichte Ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.
[email protected] 39
28-2-2008 16:27:17
BOEKENWEEK | VAN OUDE MENSCHEN
Van oude menschen…
Paul Mercken
DE DERDE LEEFTIJD EN DE LETTEREN In 2008 vindt de 73e Boekenweek plaats, een mooie leeftijd en een goed moment om aandacht te besteden aan de ouderdom. Het thema van de Boekenweek 2008 is dan ook Van oude menschen: De derde leeftijd en de letteren. Dit motto is ontleend aan Couperus’ meesterwerk Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan (1906) waarin een vrouw terugblikt op haar leven. Vitaal, wijs, ervaren, krakkemikkig, afgedankt, er is geen thema waar zo uiteenlopend over wordt gesproken als over de ouderdom. Volgens de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek is het thema van alle tijden, ook nu in een tijd waarin vergrijzing en leeft ijdsdiscriminatie volop in de aandacht staan. De vraag wat het betekent om oud te zijn speelt ook anno 2008. Interessant dus om eens te zien wat romanciers, dichters, essayisten, ervaringsdeskundigen en al die anderen erover zeggen. Wie in het thema ouderdom is geïnteresseerd, kan in de Boekenweek zijn hart ophalen. Er verschijnen vele uitgaven speciaal naar aanleiding van het thema – zo schreef Renate Dorrestein speciaal over het thema het Boekenweekessay (zie hieronder) – en oudere boeken worden opnieuw onder de aandacht gebracht. Maar ook buiten het gedrukte woord zoeken mensen aansluiting bij het thema door lezingen, congressen en discussies te organiseren of, zoals regisseur Ger Thijs, het boek van Couperus tot een toneelstuk te bewerken (tot en met 1 juni in theaters door het land te zien: www.hummelinckstuurman.nl). De Boekenweek vindt plaats van 12 t/m 22 maart 2008. Zie voor meer over de Boekenweek: www.cpnb.nl/bw/2008/
Het boekenweekessay is dit jaar Laat me niet alleen van Renate Dorrestein. Het boekenweekgeschenk schreef Bernlef: De pianoman. Dat gaat niet over ouderdom, maar het draagt toch een en ander aan dat onderwerp bij. In Laat me niet 40
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 40
alleen herkennen we de Nederlandse vertaling van Ne me quitte pas (Jacques Brel). Bij ‘essay’ moeten we trouwens niet denken aan het klassieke genre. De opzet is ongewoon ironisch. In het ‘Woord vooraf ’ merken de fictieve samen10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:18
VAN OUDE MENSCHEN | BOEKENWEEK
stellers van ‘de leermethode Laat me niet alleen’ op dat die ‘internationaal bekend’ staat ‘om haar effectiviteit. In zeven simpele stappen leert u hier, vrijwel zonder inspanning of oefening, hoe oud worden in de eenentwintigste eeuw in z’n werk gaat.’ Het begint met ‘Step One: Let’s take a look at our roots’. Elke stap bevat enkele tips – Ook boven de vijftig nog lekker eten? ga voor recepten naar www.vijftigplusser.nl – en besluit met een paar ‘leermomenten’. ‘Lessen’ uit het verre verleden staan tussen rechte haakjes: “[Een ‘voorbeeld’ is iets uit de tijd dat er nog mensen waren die ‘volwassenen’ heetten, in plaats van ‘jongeren boven de 55’. Een ‘voorbeeld was een handeling of denkwijze die navolging verdiende. Zo leerde men van elkaar.] p. 42. De ironie is zo groot dat de auteur op zeker ogenblik moet aangeven, dat wat ze schrijft waar is: ‘Denkt u niet: Het is de vrouw haar vak om dingen te verzinnen. Dit zijn waargebeurde nieuwsfeiten.’ Ook is de strekking van het boekje ironisch te noemen in relatie tot het boekenweekthema. Alle gekheid op een stokje is het immers een hartstochtelijke aanval op het begrip ‘derde leeftijd’ zoals beleidsmakers van de babyboomgeneratie het als leidraad gebruiken. Leermoment p. 57: ‘Met de invoering van het begrip ‘derde leeftijd’, een periode waarin alles onveranderd koek en ei moet blijven, is er als het ware een scherm tussen de mens en zijn eigen ouderdom en levenseinde geplaatst.’ Ook breekt de auteur een lans voor inter- of crossgenerationele contacten, het belang van ‘buitengaatse volwassenen’ voor kinderen bijvoorbeeld. Een aspect dat niet belicht wordt in dit essay is de toenemende verstilling bij het ouder worden, die de mogelijkheid schept zowel tot verinnerlijking als tot vereenzaming. Deze verstilling, dat is waar De pianoman over gaat, hier echter bij ‘een jongeman, niet een demente bejaarde.’ Maar stelt zich bij ouderen de vraag niet nog krachtiger: ‘Met hoe weinig woorden kan 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 41
iemand toe?’ Evenals: ‘Met hoe weinig kan een mens toe?’ ‘Het zwijgen kostte Thomas weinig moeite, maar niet meer denken, hoe deed je dat?’ De conversatiekamer van de psychiatrische inrichting lijkt hem een ‘soort studiezaal voor zwijgers’. ‘Hij zag de lege blikken van de andere patiënten die hem verder gevorderd leken dan hij. Misschien was het hun al gelukt het domein van het gedachteloze te betreden.’ Dit werkje is echte literatuur, Bernlef waardig.
INGEZONDEN MEDEDELING Ter gelegenheid van de Boekenweek brengt Vuursteen, het NederlandsVlaamse tijdschrift gewijd aan haiku, een bijzondere bijlage uit. Die laat zien hoe de vele facetten van het boekenweekthema ook in dit genre hun uitdrukking vinden. De uitgave van 24 pagina’s bestaat uit twee delen: oorspronkelijke Nederlandstalige haiku’s en vertalingen uit de rijke Japanse haikutraditie. Uit elk daarvan een voorbeeld: De avondbloesems. Nu behoort ook deze dag tot het verleden. Issa (1763-1827) Hij loopt met een stok kan er geen hond meer mee slaan zelfs niet mee dreigen Inge Lievaart De prijs bedraagt € 4,- plus verzendkosten. Te bestellen bij de Haiku Kring Nederland, p/a Kampweg 32, 3981 KK Bunnik E-mail:
[email protected].
41
28-2-2008 16:27:19
Groepswonen voor oudere migranten Toon Verlaan In 2006 telde Nederland ruim 200 woongroepen voor ouderen; 31 ervan werden bewoond door oudere migranten. Dat is 15% van het totaal, terwijl zij maar enkele procenten uitmaken van de totale Nederlandse bevolking van 55 jaar en ouder, ook wanneer we de groep Indische Nederlanders hierbij rekenen. Dit hoge percentage is opmerkelijk. In de landen van herkomst is groepswonen onbekend. Het staat min of meer haaks op de traditionele ideeën over hulp- en zorgverlening die binnen migrantengroepen leven. Het is daarom de moeite waard na te gaan, waarom het groepswonen bij oudere migranten zo aanslaat.
DE WOONGROEP VOOR OUDEREN In de jaren tachtig van de vorige eeuw verschijnen de eerste woongroepen voor ouderen. De deelnemers geven zelf vorm aan hun woonsituatie en zijn daarvoor verantwoordelijk. Binnen de groep beschikt ieder van hen over een eigen woning. Privacy en zelfbeschikking blijven gewaarborgd. De woongroep beschikt over een gemeenschappelijke ruimte. De leden zijn zelf verantwoordelijk voor het organiseren van activiteiten en voorzieningen. Zij vormen een vereniging. Het ontstaan van deze woongroepen valt enerzijds samen met de hernieuwde belangstelling in die tijd voor centraal wonen/groepswonen, anderzijds is er verband met de veranderingen, die zich toen aandienden in de kijk op zorg voor ouderen. Er was sprake van een terugtredende overheid, waarvoor een zorgzame samenleving in de plaats diende te komen. De zelfstandige, zelfbewuste burger moest de 42
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 42
verantwoordelijkheid voor zichzelf en elkaar oppakken. De woongroep maakt dat mogelijk en stelt bovendien nieuwe generaties ouderen in staat om zelf gestalte te geven aan de wijze waarop zij ouder willen worden. De motieven voor het kiezen voor wonen in een woongroep onderstrepen dit, namelijk het vermijden van opname in een verzorgings- of verpleeghuis, het verlichten van het leven van alle dag door onderlinge hulp en het voorkomen van eenzaamheid en maatschappelijk isolement. ZORG- EN HULPVERLENING AAN OUDERE MIGRANTEN Deze zorg en hulpverlening is in Nederland (nog) nauwelijks een issue. De overheid gaat er van uit dat zij gebruik maken van de algemene voorzieningen. Bij arbeidsmigranten ging iedereen ervan uit dat zij zouden terugkeren naar het land van herkomst om daar de oude dag door te brengen. In kringen van migranten zelf leefde 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:20
Vier Chinese heren
het idee dat ouderen zich geen zorgen hoefden te maken bij ziekte en ouderdom. Hun kinderen zorgen dan voor hen zoals dat het geval is in het land van herkomst. In veel niet-westerse samenlevingen is zorgen voor elkaar een zaak van het gezin of de familie, zoals dat gebruikelijk is in agrarische gemeenschappen. Zorgen voor elkaar is binnen een dergelijke context normaal; het wordt ervaren als een plicht, waar niemand zich aan kan onttrekken. Deze plicht wordt vaak letterlijk opgevat. Als ouders niet meer alleen kunnen wonen, nemen de kinderen hen op in hun huis of ze gaan bij hen inwonen. Kinderen en kleinkinderen worden ingeschakeld om daadwerkelijk dagelijks voor de ouders te zorgen. Opname in een verzorgings- of verpleeghuis past daar niet. In die landen kent men het verzorgingshuis vaak slechts als een opvangmogelijkheid voor mensen die geen familie hebben die voor hen zorgt, of voor mensen die de banden met hun familie hebben doorgesneden. Een fatsoenlijke familie laat ouders niet opnemen in een verzorgingshuis, dat is een schande. Verpleeghuizen voor psychogeriatrische patiënten – dementie – kent men daar al helemaal niet. Niet zelden wordt dementie verward met ‘gek’. Niemand wil 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 43
er graag voor uitkomen een gek in de familie te hebben; die kun je beter binnenshuis houden. PRAKTISCHE PROBLEMEN Slechts voor een enkeling kwam de droom van terugkeer naar het land van herkomst uit. Wanneer de kinderen hier eenmaal wonen en werken, gaat men niet zo snel terug. Voor de meeste arbeidsmigranten heeft de migratie bovendien financieel niet genoeg opgeleverd om in het land van herkomst een nieuw bestaan op te bouwen. De voordelen van de Nederlandse sociale voorzieningen bij werkeloosheid en arbeidsongeschiktheid en de medische voorzieningen zijn voor velen een belangrijke reden om hier te blijven. Migranten uit de vroegere koloniën willen over het algemeen al helemaal niet terug. De meeste kinderen valt het zwaar de zorg voor hun ouders op zich te nemen. Er zijn daarvoor nauwelijks woningen. De belasting als verzorger is hoog door de extra taken op het gebied van begeleiding, tolken en veel ziekenbezoek. De traditionele zorggewoonten zijn er niet op berekend langdurig zware zorg te verlenen. Er treden verschillen in inzicht op tussen de generaties over zorgopvattingen. De communicatie 43
28-2-2008 16:27:20
van de kinderen met hulpverleners verloopt vaak problematisch. Ze zijn niet assertief en weten niet wat het aanbod en de mogelijkheden van zorg- en welzijnsvoorzieningen inhouden. DE WOONGROEP VOOR OUDERE MIGRANTEN In de jaren tachtig van de vorige eeuw zien ook de eerste woongroepen voor oudere migranten het licht, zoals een woongroep voor ouderen van Surinaamse afkomst, Shanti Bhawan, in Den Haag en een voor Indische Nederlanders, Tampat Senang, in Enschede. Migrantenorganisaties zijn over het algemeen de initiatiefnemers. In hun ogen kan ouderen een goed alternatief worden geboden voor de steeds moeilijker uit te voeren traditionele familiezorg en wordt tegelijkertijd opname in een verzorgingshuis voorkomen. Deze organisaties verlenen de bewoners vaak de nodige ondersteuning. In Enschede werd twee jaar voor de totstandkoming van de woongroep in 1988 daartoe zelfs een aparte vereniging opge-
Leden van de Ouderenvereniging Tung Lok op bezoek bij het gebouw voor de woongroep Foei Ooi Leeuw. Zij zullen vanaf augustus 2008 hier gaan wonen. Het gebouw wordt 7 etages hoog met daarin 54 appartementen en een gemeenschapsruimte.
OVERZICHT WOONGROEPEN OUDERE MIGRANTEN Afkomst
Plaats
Surinaams-Javaans
Rotterdam/Schiedam, Den Haag (2)
Aantal
Surinaams-Hindoestaans
Rotterdam/Schiedam, Den Haag (2), Utrecht
4
Surinaams-Creools
Den Haag, Utrecht
2
Surinaams (geen onderscheid)
Amsterdam (2), Rotterdam/Schiedam, Den Haag
4
Antilliaans, Arubaans, Surinaams
Groningen
1
Arubaans en Antilliaans
Den Haag
1
Voormalig Nederlands Indië
Den Haag, Almere, Amersfoort, Soest
4
Indisch en ook Chinees
Zwolle (In ontwikkeling)
1
Chinees (Chinees sprekend)
Rotterdam/Schiedam, Den Haag (3), Utrecht (2)
6
Vietnamees
Hoorn
1
Kaap-Verdiaans
Rotterdam/Schiedam
1
Turks
Rotterdam/Schiedam, Den Haag, Deventer
3
Marokkaans
Den Haag
3
1
Totaal
32
Het aantal woningen per woongroep varieert; de meeste bestaan uit 25 à 35 wooneenheden, enkele uit 8 à 9. 44
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 44
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:29
richt, Gotong Rojong. Deze organisaties nemen taken op zich als het beheer van de gemeenschapsruimte, stimuleren van onderlinge hulpverlening, geven van voorlichting, organiseren van activiteiten voor de bewoners, optreden als vertegenwoordiger van de bewoners in het onderhouden van contacten met overheidsinstellingen en zorgverleners, en invloed uitoefenen bij de toewijzing van de woningen. Daarmee doen zich opmerkelijke verschillen voor tussen woongroepen die opgericht zijn door Nederlandse ouderen en de woongroepen voor oudere migranten. Niet de bewoners zelf maar zelforganisaties van migranten – soms een woningbouwcorporatie – zijn verantwoordelijk voor de oprichting en het in stand houden van de woongroep. De deelname is beperkt tot de leden van eenzelfde migrantengroep. Anders dan Nederlandse ouderen kiezen zij voornamelijk voor een woongroep om bij elkaar te kunnen wonen, met mensen met eenzelfde culturele achtergrond en een gemeenschappelijke taal. Daardoor kunnen zij met elkaar contacten onderhouden en terugvallen op ondersteuning van mensen van de vereniging/zelforganisatie van hun eigen groep. De woongroep lost zo een dilemma op in de problematiek bij het ouder worden van migranten van de eerste generatie: ze komt tegemoet aan de behoeften van geborgenheid en onderling contact en tegelijk geeft ze de kinderen de mogelijkheid niet te verzaken in hun zorgplicht. Vanuit dit oogpunt bezien dus een prima oplossing voor oudere migranten van de eerste generatie, die moeite hebben hun draai te vinden in hun nieuwe vaderland. De tijd zal uitwijzen of de woongroep dezelfde functie zal blijven behouden voor komende generaties, zeker wanneer de bemoeienis van de migrantenorganisaties gaat afnemen.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 45
OVER DE AUTEUR Toon Verlaan, gepensioneerd en voormalig directeur van de stichting Radius – welzijn ouderen – in Leiden, is redacteur van Geron. Na zijn studie Sociale Gerontologie aan de VU (19851988) heeft hij zich naast zijn werk verdiept in de problematiek van oudere migranten. Voor reacties:
[email protected]
Variaties op groepswonen: gestippeld wonen en buurtnetwerken Vaak duurt het lang voordat er een nieuw wooncomplex is gebouwd. Daarom is de gemeente Rotterdam afgestapt van het idee dat er altijd een apart wooncomplex gereserveerd moet zijn of nieuw gebouwd moet worden. Een etage in een bestaand flatgebouw blijkt ook te voldoen om de onderlinge contacten en de wederzijdse hulp te realiseren. Zo kunnen de leden van een woongroep verspreid wonen op verschillende etages van een flat. Huishoudens die deel uitmaken van de woongroep, worden twee aan twee in dat gebouw gehuisvest, om de steun over en weer te verstevigen. Rotterdam noemt dit ‘gestippeld wonen’ of ‘harmonicawonen’. De woongroep kan groter en kleiner worden. Amsterdam noemt het buurtnetwerk. Leden van het buurtnetwerk of de woongroep maken gebruik van een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten.
LITERATUUR Voor publicaties die voor dit artikel gebruikt zijn, zie de website: www.tijdschriftgeron.nl
45
28-2-2008 16:27:37
Langer doorwerken en de kunst van het verleiden Willem Peeters & Jan Vis Over de noodzaak tot langer doorwerken is vrijwel iedereen het eens. Vraag is nu waar de sleutel ligt om werknemers langer gemotiveerd te houden. Die ligt eerder bij arbeidsorganisaties dan bij de overheid. Als het gaat om blijvende inzet van werknemers dient onderzocht te worden wat bepalend is voor een succesvolle loopbaan tot op hoge leeftijd en het personeelsbeleid moet daarop worden aangepast.
MOTIVATIEPROBLEMEN Voor wie tot op hoge leeftijd wil doorwerken lijkt het arbeidsklimaat niet gunstig. Bij werkgevers bestaat een negatief beeld van oudere werknemers. Ook de overheid is ouderen kennelijk liever kwijt dan rijk. Bij een aantrekkende economie en ‘ontgroening’ van de samenleving zal echter de druk toenemen om ouderen langer in dienst te houden. De primaire aandacht was tot voor kort gericht op technische investeringen. Nu moet de aandacht verschuiven naar het kostbaarste bezit van arbeidsorganisaties, het eigen arbeidspotentieel. Tot op zekere hoogte kun je mensen dwingen tot langer doorwerken. Dat is een kwestie van financiële teugels aanhalen. Dit is in het recente verleden gebeurd door faciliteiten te schrappen die vervroegd ophouden met werken aantrekkelijk maakten, zoals de VUT-regeling. Hiermee is echter een risico binnengeslopen op uitval vanwege het in de ogen van velen te lang moeten doorwerken. Te lang gezien de fysieke of mentale belasting. Daarmee wordt het probleem op het bordje gelegd van de werkgever, 46
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 46
want deze zal maatregelen moeten verzinnen om de ouder wordende medewerkers gemotiveerd te houden tot aan de eindstreep. Daar ligt de sleutel voor succes, dat niet door middel van overheidsdwang tot stand komt, maar afhankelijk is van verleidingstechnieken van het personeelsmanagement. VRIJE TIJD ALS CONCURRENT Welke organisatie kent ze niet, de ‘intern gepensioneerden’! Oudere medewerkers die weliswaar hun werk zonder morren verrichten, maar pas beginnen te leven als de fabriekspoort of deur van het kantoor achter hen dichtslaat. Dan zetten zij hun energie in voor wat zij beschouwen als zinvolle activiteiten, de voetbalvereniging, de kerk, mantelzorg, een buurtcentrum of fanfare. Zij werken uit financiële noodzaak. Een uitweg is er veelal niet. Ze kunnen in hun werk slechts beperkt worden ingezet en hun arbeidsmarktwaarde is verdampt. Door technologische ontwikkelingen, veranderende taaktoewijzing en organisatorische aanpassingen zijn ze vervreemd van de eigen functie. De vraag is of dit 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:38
probleem van ‘verzuring’ van ouderen valt op te lossen en, belangrijker, valt te voorkomen. OP ZOEK NAAR DE SUCCESVOLLE LOOPBAAN Begonnen moet worden met je ervan te vergewissen welke factoren er toe bijdragen dat werknemers op hogere leeftijd vastlopen en wat binnen de organisatie succes- en faalfactoren zijn, die bepalend zijn voor de motivatie van werknemers. Daarvoor moet intern onderzoek gedaan worden naar het verloop van geslaagde en niet-geslaagde loopbanen. Met behulp van semi-gestructureerde vraagprotocollen kunnen loopbanen van werknemers worden teruggefilmd en kan worden vastgesteld wat een succesvolle loopbaan in de zin van gemotiveerd doorwerken tot op hoge leeftijd bepaalt. De resultaten van deze verkenningen kunnen worden vertaald in maatregelen die het de werknemer aantrekkelijk maken zich in te blijven zetten. Natuurlijk zullen deze maatregelen van organisatie tot organisatie verschillen. In een productiebedrijf zal – zo leert de ervaring – de nadruk komen te liggen op verlichting van de fysieke werkdruk, bijvoorbeeld door inzet van hulpmiddelen of taakaanpassing. In een kantooromgeving kan taakroulatie of taakverbreding uitkomst bieden. De werkgever dient zich te realiseren dat het aangeboden werk en de werkomgeving voldoende moeten kunnen concurreren met wat iemand naast zijn werk aan bezigheden kan ontplooien en dat dit investeringen vergt in termen van opleiding, aanbod van voldoende taakvariatie, inspraak en dergelijke. PERSPECTIEF Bekend is het feit dat in veel organisaties de dialoog tussen leidinggevende en medewerker verschraalt. Dat gaat vaak heel lang goed, tot er een efficiencyslag plaatsvindt en blijkt dat de productiviteit van sommige medewerkers te 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 47
laag ligt. Dan is het vaak te laat om mensen nog te activeren. Tot voor kort was het gebruikelijk om in zo’n situatie uitgebluste medewerkers met vervroegd pensioen te sturen. Het is nu zaak om te voorkomen dat medewerkers wegzakken of vastroesten. Ervaring leert dat het voor veel werknemers bij het begin van de tweede helft van de loopbaan – ergens tussen het vijfenveertigste en vijftigste levensjaar - de moeite waard is om terug te kijken op hun loopbaan en lijnen uit te zetten voor de toekomst. Wie daarmee wacht totdat hij de zestig begint te naderen is vaak te laat. Het perspectief is dan te beperkt geworden. Ook voor de werkgever is het dan minder interessant om nog te investeren in groei en ontwikkeling. Vandaar een pleidooi om werknemers van om en nabij de vijftig de gelegenheid te geven te reflecteren op de loopbaan en samen met de leidinggevende of het personeelsmanagement plannen te maken voor de tweede helft van de loopbaan. Plannen die realistisch zijn, die demotie kunnen inhouden, een stapje terug doen in verantwoordelijkheden en salaris of een overstap inhouden naar een vergelijkbare baan op het zelfde niveau binnen de organisatie of elders. Dat is ook een goed moment om eventueel te kiezen voor zelfstandig ondernemerschap. Veel ouderen hebben een enorme (levens)ervaring opgebouwd die een acceptabel inkomen kan opleveren, mits op bedrijfseconomisch goed doordachte manier omgezet in commercieel verkoopbare producten en diensten. Niet iedereen is daarvoor in de wieg gelegd, maar voor velen is dit een optie, omdat het ze bevrijdt van de druk van de arbeidsorganisatie, van het in hun ogen soms hinderlijke ‘managerial geneuzel’. Zo’n moment van reflectie, van het creëren van nieuw perspectief is niet iets dat zomaar vanuit een bestaand systeem van functioneringsgesprekken kan opbloeien. Er is iets extra’s voor 47
28-2-2008 16:27:38
nodig, een speciale workshop of cursus bijvoorbeeld, ook voor leidinggevenden, waardoor de organisatie laat blijken dat dit moment ernstig wordt genomen. Wie dat goed organiseert – bij voorkeur groepsgewijs en multidisciplinair – zal merken dat ouderen deze extra aandacht waarderen en dat ze daardoor gemotiveerd raken om de geboden handreiking op te pakken. DE PRODUCTIEVE OUDEREN Deze aanpak is niet alleen van belang om ervoor te zorgen dat langduriger inzet van ouderen de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt kan opvangen. Het zal er ook toe bijdragen dat op termijn het langer doorwerken als vanzelfsprekend en aantrekkelijk wordt beschouwd, zodat niet bij een teruglopende economie ouderen weer als eerste worden afgedankt. Wie voortdurend investeert in personeel zal de vruchten daarvan willen plukken. En zal wellicht ook werknemers tot na de klassieke pensioengrens willen vasthouden. En waarom niet! De energie daarvoor hebben ze, zoals blijkt uit de vele, ook commerciële, activiteiten die sommige mensen na hun pensionering ontplooien. Dat vereist wel een leiderschapsprofiel waarin interesse in mensen centraal staat en een personeelsbeleid dat rekening houdt met loopbaanwensen en mogelijkheden van de ouder wordende werknemer. Een beleid dat afstand neemt van vooroordelen over productiviteit, ziekteverzuim en kennis van ouderen. In dat opzicht valt veel te winnen. De productiviteit van ouderen is doorgaans helemaal niet lager dan die van jongeren, ze weten gebreken te compenseren, zijn minder vaak kortdurend ziek en zijn loyaal. Getrouwd zijn met een bedrijf heeft dus ook voordelen. Zo kan men profiteren van hun meerwaarde voor de organisatie, die positief doorwerkt in de werkcultuur. Een opvatting die door de regiegroep GrijsWerkt, ingesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder de vlag 48
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 48
van Seniorpower wordt gedeeld en uitgedragen. DE ROL VAN DE OVERHEID Het gemotiveerd houden van oudere werknemers is primair een zaak van werkgevers en werknemers. Dat betekent niet dat de rol van de overheid verwaarloosbaar is. Zij kan deze rol inhoud geven door nauwkeurig te kijken naar arrangementen, die het ouderen gemakkelijker maakt om langer te participeren. Door ervoor te zorgen dat je na je vijfenzestigste verzekerbaar bent voor arbeidsongeschiktheid, dat je recht blijft houden op zelfstandigenaftrek, en vooral door het goede voorbeeld te geven en het eigen personeelsbeleid in lijn te brengen met de politieke wens ouderen langer te laten participeren. LITERATUUR Thijssen, J.G.L. (1996) Leren, leeftijd en loopbaanperspectief. Deventer: Kluwer bedrijfswetenschappen. Vis, J. (2000). Verzilvering van de vergrijzing. Assen: Van Gorcum. Henkens, K. en Solinge, H. (2003). Het Eindspel. Assen: Van Gorcum. Maassen van den Brink, H. e.a. (2004). Ouderen weten van werken. Amsterdam: Scholar. WEBSITE www.senior-power.nl OVER DE AUTEURS Drs. Willem Peeters (1944) heeft zich gedurende zijn loopbaan als HRM-manager gespecialiseerd op het terrein van Leeftijdsbewust Personeelsbeleid. Hij is oprichter van het bureau 50+ Carrière. Ir. Jan Vis (1928) heeft als organisatieadviseur, ondermeer als partner van Deloitte & Touche, veel ervaring opgedaan in ondernemingen. Jan Vis is adviseur van 50+ Carrière. 10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:38
In uitvoering
Sociaal verhaal: Ouderenverhalen op het internet Wilma Kannegieter In 2007 publiceerden studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Hogeschool van Amsterdam opnieuw meer dan 200 verhalen van ouderen op de website www.sociaalverhaal.nl. De website is in 2005 in het leven geroepen als onderdeel van het landelijke onderwijsvernieuwingsproject Sociaal Verhaal. De doelstelling van dit project was deze studenten Social Work kennis te laten maken met authentieke (levens)verhalen vanuit verschillende bevolkingsgroepen (zoals ouderen, gehandicapten, jongeren) en hen tegelijkertijd ervaring te laten opdoen met de mogelijkheden die het internet biedt om de verhalen bij een groter publiek bekend te maken en mensen aan elkaar te verbinden.
‘IK LIET MIJN OPA DE WEBSITE ZIEN EN ZIJN OOG VIEL OP EEN VERHAAL DAT ZICH AFSPEELDE IN DE OORLOG. HIJ WILDE DIRECT NOG MEER VERHALEN LEZEN OVER DE OORLOG EN OVER ZIJN GEBOORTEPLAATS. IK MOEST HEM NATUURLIJK WEL EVEN WEGWIJS MAKEN OP DE WEBSITE.’
INTERNET ALS SOCIAAL INSTRUMENT De laatste jaren is er sprake van een zeer grote ontwikkeling van sociale toepassingen op internet. Veel mensen hebben internet gevonden als platform voor hun eigen verhalen, als bron van herkenning en inspiratie, als zoekmachine in de eigen geschiedenis en als netwerkinstrument. Verhalensites, internetdagboeken en lotgenotensites zijn enorm populair. Ook ouderen maken steeds vaker, direct of indirect, gebruik van deze sociale toepassingen. Daarnaast blijkt het internet ook een instrument en rijke informatiebron voor professionals uit het sociale werkveld. Hoewel de nieuwe lichting studenten Social Work weliswaar opgroeit in een tijd waarin internet een centraal onderdeel van het leven vormt – Hyves, MSN, foto’s delen via het internet, het is allemaal vanzelfsprekend – lijkt het voor hen minder vanzelfsprekend dat sociale internettoepassingen ook een rol zouden kunnen spelen in het sociale werkveld waarvoor ze worden opgeleid. Als instrument of interventietechniek, maar ook gewoon als sociale activiteit.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 49
49
28-2-2008 16:27:39
In uitvoering INTERVIEWS MET OUDEREN ALS LEERVORM Bij de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Hogeschool van Amsterdam is het interviewen van ouderen al jaren een verplicht onderdeel van het propedeusevak ‘Ouderen in de samenleving’. Door het interview, dat overigens naar keuze met een bekende (oma, opa, buurvrouw etc.) of onbekende wordt gehouden, leren de studenten zich verplaatsen in de belevingswereld van ouderen en leren ze gesprekstechnieken waarbij goed luisteren en doorvragen centraal staat.
‘EEN HELE LEUKE ERVARING OM IEMAND DIE ZO DICHT BIJ JE WOONT VOOR HET EERST ECHT TE SPREKEN. DE VERHALEN DIE VERTELD WERDEN HEBBEN VEEL INDRUK OP ME GEMAAKT.’
Vroeger maakten de studenten een gespreksverslag van het interview en verdwenen de vaak prachtige en ontroerende verhalen in het opleidingsarchief. Sinds 2005 wordt de website www. sociaalverhaal.nl gebruikt als publicatieplatform. Zo wordt het mogelijk de verhalen te delen met de hele internetgemeenschap. Voor alle betrokkenen is dit een interessante ontwikkeling, niet in de laatste plaats voor de geïnterviewde zelf. Zijn verhaal wordt een belanghebbend verhaal dat iets zegt over zijn identiteit en zijn wereld: een verhaal waarmee bezoekers zich kunnen identificeren of waardoor begrip ontstaat bij mensen met een andere ervaring of achtergrond. Tegelijkertijd maakt de student kennis met de sociale impact van het publiceren van verhalen op het internet. De verhalen zijn online goed doorzoekbaar en kunnen ook gebruikt worden ten behoeve van thematisch onderzoek naar bijvoorbeeld onderwerpen als ‘zelfstandigheid’, ‘mobiliteit’ of ‘betekenis van religie voor ouderen’.
50
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 50
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:39
In uitvoering LEVENSLIJN INTERVIEWMETHODE Als instrument bij het interviewen van ouderen maken de studenten gebruik van de Levenslijn Interviewmethode (LIM). Deze methode werkt als volgt: aan het begin van het interview wordt de oudere gevraagd op een stuk papier een tijdbalk te tekenen van geboorte tot heden of tot een denkbeeldige leeftijd van bijvoorbeeld 100 jaar. Daarna geeft de geïnterviewde in een levenslijn aan welke hoogte- en dieptepunten hij heeft gekend. Ook kan gevraagd worden hoe hij de toekomst ziet, als een opgaande of neergaande lijn. De Levenslijn Interviewmethode ondersteunt de oudere bij het reconstrueren van zijn of haar levensverhaal. De grafische weergave helpt om gedachten en gevoelens te ordenen en te uiten. Belangrijke ervaringen en gebeurtenissen komen zo op een natuurlijke manier ter sprake. De pieken en dalen bieden een vertrekpunt om meer te weten te komen over de belevingswereld van toen, de manier waarop iemand nu terugkijkt op de gebeurtenissen en het belang van de ervaringen voor de eigen identiteit en toekomst. De student werkt het interview vervolgens uit in de ik-vorm. Op deze manier komt het verhaal heel dicht bij de lezer. Voor de student levert het extra identificatie op. Hij moet even in de huid van de oudere kruipen. Het wordt onmogelijk om op afstand te blijven. PRIVACY Hoewel veel ouderen graag hun levensverhaal met anderen delen, wil niet iedereen met naam en toenaam op internet. Soms zijn ervaringen te persoonlijk of pijnlijk of zijn ook nog andere mensen bij het verhaal betrokken die herkend kunnen worden.
‘EEN WEEK GELEDEN BELDE IK MIJN OMA OP MET DE VRAAG OF ZE MIJ HAAR VER HAAL WILDE VERTELLEN, EEN VERHAAL OVER HAAR LEVEN. GEK EIGENLIJK, MIJN OMA IS AL TWINTIG JAAR MIJN OMA, EN TOCH WEET IK EIGENLIJK WEINIG VAN HAAR. IK HAD ER BIJVOORBEELD NOOIT BIJ STILGESTAAN DAT ZIJ DE OORLOG HEEFT MEEGEMAAKT, HEB HAAR DAAR OOK NOOIT OVER GEHOORD.’
Studenten krijgen dan ook de opdracht om met degene die ze interviewen te bespreken of het verhaal gepubliceerd mag worden op internet en onder welke voorwaarden. De afspraken worden vastgelegd in een document. Het kan zijn dat het verhaal geanonimiseerd wordt weergegeven of dat alleen de eigen naam wordt veranderd. Het komt ook voor dat mensen wel herkenbaar en zelfs met hun foto op internet willen. VERBINDING EN REACTIE De website www.sociaalverhaal.nl wordt druk bezocht: afgelopen jaar meer dan 50.000 bezoekers! Er zijn ook steeds vaker bezoekers die reageren op eerder gepubliceerde verhalen. De reacties variëren van herkenning (‘ik woonde ook in dat dorp en kende die en die’) tot reacties van medeleven en toegenomen begrip. Ook reageren familieleden die niet bekend waren met 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 51
51
28-2-2008 16:27:44
In uitvoering het levensverhaal van een oma of opa, bijvoorbeeld omdat er niet vaak over het verleden of over bepaalde gebeurtenissen/ervaringen is gesproken. Bijzonder is ook dat verhalen aan elkaar verbonden worden op basis van trefwoorden, zodat wie een verhaal leest, verwante verhalen in de marge van het scherm te zien krijgt. Zo blijken oudere allochtonen en autochtonen of jongeren en ouderen meer met elkaar gemeen te hebben dan gedacht. Life-events zoals de eerste baan, trouwen, kinderen, ziekte en dood zijn universeel, net zoals familie, angst, blijdschap, religie en feest. Tijdsgewricht en omgeving verschillen, gevoel en emotie zijn vaak zeer herkenbaar en dat verbindt mensen met elkaar. OVER DE AUTEUR Wilma Kannegieter is Coördinator digitale onderwijsvernieuwing ISCB aan de Hogeschool van Amsterdam.
52
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 52
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:44
Gerōngrafiek
Vergrijzing en de instroom in zorginstellingen Gijs Beets (NIDI) Europa vergrijst. De naoorlogse geboortegolf wordt 65 jaar. Maar anders dan velen verwachten laat het toenemende aantal ouderen zich niet automatisch, dat wil zeggen 1 op 1, vertalen in de instroom van ouderen in zorginstellingen. Uit het FELICIE-onderzoek naar levensloopkenmerken in negen verschillende EU landen blijkt dat de oudere van nu (75-plus) geheel andere demografische, sociaaleconomische en gezondheidskenmerken heeft dan de oudere van straks. Die van straks heeft veel vaker een partner (waarmee hij/zij al dan niet is gehuwd), is minder vaak kinderloos gebleven, is beter opgeleid en beschikt over meer geld. Zij zullen langer leven, en pas op hogere leeftijd zorgbehoeften krijgen. Omdat het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen kleiner wordt, wonen partners langer samen en woont de langstlevende korter alleen. Zodra iemand zorg nodig heeft, zal vaker dan thans het geval is de partner of een kind die dus verlenen. Mannen zullen vaker voor hun vrouw zorgen. De omvang van de groep die als eerste in aanmerking komt om naar een zorginstelling te verhuizen wanneer de nood aan de man is (degenen met lage opleiding, zonder partner en zonder kinderen) zal de komende decennia zelfs in absolute omvang afnemen (zie de grafiek). In onze vergrijzende samenleving zal de toename van de instroom in de zorg slechts driekwart bedragen van die van het totale aantal ouderen.
Indexcijfers tot 2030 (aantal in jaar 2000=100) van het aantal 75-plussers naar woonsituatie in de Europese Unie: vooral het aantal zelfstandig wonende (echt)paren stijgt
BRON | WWW.FELICIE.ORG
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 53
53
28-2-2008 16:27:45
21 jaar HOVO: de meerwaarde van oudereneducatie Stan Verdult In 1993 beschreef Rob Houtepen in zijn proefschrift de meerwaarde van oudereneducatie en HOVO in het bijzonder. Veertien jaar later worden zijn conclusies nog eens onder de loep genomen en getoetst aan de praktijk.
Het Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO) voorziet in een educatieve behoefte van ouderen. In 1986 gingen in Groningen de eerste HOVO-cursussen van start met circa 40 deelnemers. Het idee was ontleend aan de Université du Troisième Age uit Lyon. Het Groningse initiatief sloeg over naar andere universiteiten en later ook hogescholen. Het succes was te danken aan de geboden interessecursussen en het onderwijs in kleine groepen. Voor de cursisten bleken de sociale aspecten en het discussiëren over de studiestof van waarde. Schreven zich in het najaarssemester van 1993 bijna 4000 personen in, in 2006 telden 15 HOVO-instellingen tegen de 20.000 cursisten. Volgens het onderzoeksrapport HOVO heeft de toekomst uit 2000 is ruim 80 procent van de deelnemers zo tevreden, dat zij willen doorgaan. Bij de meesten staat de persoonlijke ontplooiing centraal: het opdoen van kennis en inzichten en ‘bij en actief ’ blijven. Daaraan blijkt HOVO in hoge mate te voldoen.
54
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 54
Praktijk in de zin van MacIntyre De ‘praktijk in de zin van MacIntyre’ is een activiteit die door een groep mensen gezamenlijk wordt beoefend. Voorbeelden zijn: wetenschap, kunst, sport, enzovoort. Het belangrijkste kenmerk daarbij is het ‘streven naar uitmunten’ van de deelnemers. Daardoor worden krachten gemobiliseerd die gericht zijn op ‘het realiseren van bepaalde goede dingen’ (goods). Daarvan zijn er twee typen: ‘externe goederen’ (macht, prestige, status, geld), die ook in willekeurige andere praktijken te verkrijgen zijn en ‘interne goederen’, die uitsluitend door het deelnemen aan een specifieke praktijk gerealiseerd kunnen worden. Met dit delen-van-dingen-met-elkaardie-ze-niet-met-anderen-delen vormen de deelnemers een gemeenschap en niet zomaar een conglomeraat van individuen.
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:48
Na deelname aan de cursus ‘Liberalisme versus communitarisme’ in het eerste semester van 2007 aan HOVO-Limburg, evalueer ik hier mijn ervaringen aan de hand van het proefschrift Op zoek naar een goede ouderdom, Liberalisme, communitarisme en gerontologie van Rob Houtepen. Daarin wordt oudereneducatie, en het HOVO in het bijzonder, beschreven en geëvalueerd aan de hand van de ‘praktijk in de zin van MacIntyre’ (zie kader). Houtepen gebruikte het praktijkmodel van MacIntyre om antwoord te vinden op de vraag: ’wat voor soort praktijken voor ouderen de context kunnen vormen om een meer specifieke gedeelde identiteit te ontwikkelen.’ Het voert te ver om in dit bestek in te gaan op het nut en de mogelijkheid van het ontwikkelen van nieuwe identiteiten, ‘wij-gevoelens’ en maatschappelijke functies van senioren. Ik wil hier nagaan of het voorbeeld dat hij onderzocht, namelijk de oudereneducatie en vooral HOVO, oplevert wat hij ervan verwachtte. Na een reeks beschouwingen besluit hij met: ’Op basis van de motieven van de deelnemers hoeven we dus zeker niet uit te sluiten dat oudereneducatie een zodanig gemeenschapskarakter heeft dat we van een praktijk in de zin van MacIntyre kunnen spreken. […] Men prijst het informele karakter van de activiteiten. Men is trots op de eigen inspanningen en het resultaat daarvan, die als prestatie worden ervaren. Men roemt het contact met de medecursisten. Men geeft aan veel opgestoken te hebben van het aanbod. Kortom, er zijn genoeg aanwijzingen dat de goede dingen die veel deelnemers aan oudereneducatie nastreven en ervaren het karakter van interne goederen hebben. Zij zouden deze niet in een andere context kunnen nastreven en ervaren’ (pag. 213).
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 55
SPECIFIEK GEDEELDE IDENTITEIT ONDER DEELNEMERS Vanuit deelname aan een cursus wilde ik de bovenstaande conclusie als evaluatiekader nemen en vroeg mij af of deze cursus te typeren was als een praktijk in de zin van MacIntyre, als ‘delen-van-dingen-met-elkaar-die-ze-nietdelen-met-anderen’, en vooral of het ‘streven naar uitmunten’ merkbaar was? Wat de ‘externe goederen’ betreft : dát het HOVO werkelijk in een maatschappelijke behoefte van ouderen voorziet en door hen als een goed wordt gezien, blijkt wel uit de vervijfvoudiging van het aantal deelnemers sinds Houtepen zijn proefschrift schreef. Deelname aan HOVO wordt door een deel van de ouderen als een goed ervaren. Ook zijn er wel degelijk ’interne goederen’ aan te wijzen. Het praktijkkarakter van een cursus ontstaat door de kernfunctie: het inhoudelijke aanbod van de leerstof, de kwaliteit van die stof en het aanbieden ervan. In de cursusbijeenkomsten zelf gebeurt iets en ontstaat een vorm van ‘groepsdynamiek’ op grond waarvan je van een ‘praktijk’ in de zin van MacIntyre zou kunnen spreken. Het gaat dan om discussie en interactie, de communicatie tussen de deelnemers onderling en de wisselwerking met de docent. Het praktijkkarakter van een cursus ontstaat vooral door deze uitwisseling. Een deel van de interne goederen komt namelijk tot stand door de interventies, de bijdragen van cursisten: door het stellen van vragen, het geven van opinies en het bijdragen aan discussies. Er is echter een groot verschil in de mate van inspanning en inbreng van de cursisten. Het viel mij op dat sommigen niet of nauwelijks participeerden terwijl anderen een beduidend grotere inspanning leverden, vooral bij leesopdrachten en het bestuderen van de opgegeven stof. Een dergelijke opgave is naar mijn inschatting niet overdreven groot, maar toch presteerden som55
28-2-2008 16:27:49
migen het om onvoorbereid naar de bijeenkomst te komen. Van iemand die meedoet aan een cursus mág inzet worden verwacht want zo’n cursus wordt pas wat - een werkelijk intern goed, om met McIntyre te spreken - als een ieder wil bijdragen. Het wordt pas écht heel goed als iedereen ernaar streeft om als het ware uit te munten en het liefst met enig perfectionisme optimaal bijdraagt aan het cursusresultaat. Daarvan was helaas nauwelijks iets merkbaar. Het deelnemen aan zo’n cursus is méér dan het consumeren van iets bestaands. Van elke deelnemer zou mogen worden verwacht dat het beste dat hij of zij te bieden heeft, ook werkelijk wordt ingebracht. Dat bepaalt de waarde van het ‘interne goed’ van een cursus, als resultante van de inzet van zowel docent als cursisten. Datgene dat wordt genoten ontstaat immers mede door de gezamenlijke deelname aan een activiteit. Ik ben van mening dat Houtepen in 1993 enigszins overdreef en dat zijn stelling dat een HOVO-cursus te zien was als een ‘praktijk in de zin van MacIntyre’, als een delen-van-dingenmet-elkaar-die-ze-niet-met-anderen-delen, als een streven naar uitmunten dat hen tot een gemeenschap zou maken, niet echt wordt waargemaakt. Houtepen bedoelde deze typering wellicht aardig, maar het strijden om tot de besten te behoren van een wetenschapsteam, een voetbalclub, een onderneming of een kunstenaarscollectief is toch nauwelijks te vergelijken met het sterk vrijblijvende en vrijetijdsachtige van een HOVO-cursus. PARTICIPATIE VERGROTEN Alles moet echter naar z’n eigen maat en mogelijkheden beoordeeld worden. Daarom is het ‘schouderklopje’ dat Houtepen in 1993 uitdeelde, te zien als een uitdaging om na te gaan of het ‘interne goed’-karakter van een HOVO-cursus en het écht deelnemen – in actieve en optimale 56
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 56
participatie –wellicht versterkt zouden kunnen worden. Niet door werkstukken en tentamens. Zulke op prestatie gerichte toevoegingen zijn, gezien de aard van HOVO, zeker niet op hun plaats. Dat zou bij deze cursussen voor ouderen nauwelijks nut hebben en wellicht mensen doen afhaken daar het door een té verplichtend aspect afbreuk zou doen aan het vrije karakter. Wel kan gedacht worden aan een vrijblijvender en wellicht ook leuker middel zoals een cursus begeleiden met een weblog! Deze mogelijkheid zou iets waardevols toevoegen. Als bij elke cursus minstens één cursist een weblog zou opzetten mét reactiemogelijkheid, kunnen tussen de colleges door discussies en toepassingen plaats hebben. Ik ben ervan overtuigd dat deze aanpak met deze extra mogelijkheid het ‘interne goed’ van een cursus zou uitbreiden. Een weblog zou een zekere passende, maar nog steeds vrijblijvende, prestatiegerichtheid aan de HOVO-cursussen kunnen toevoegen. Er blijven immers altijd, laat ik zeggen, ‘restjes’, nuttige aanvullingen, behoeften tot nadere verduidelijkingen, weerleggingen. Kortom, een weblog kan een plek zijn voor voortgezette discussie, waarvoor binnen de cursus zelf te weinig tijd is. OVER DE AUTEUR. Stan Verdult was van 1976 tot 1988 directeur van de landelijk samenwerkende ouderenbonden en daarna, tot zijn VUT in 2001, directeur van de Theodora Vos de Waelstichting, instelling voor ouderenzorg te Zwolle. Van 1991 – 1997 was hij hoofdredacteur van Senior, vaktijdschrift voor de ouderensector. LITERATUUR Voor geraadpleegde literatuur bij dit artikel zie: www.tijdschriftgeron.nl
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:49
Werken na 65 als noodzaak Wie is er bang voor?
Hanna van Solinge, Kène Henkens & Anne Oosterbaan De regelmatig terugkerende discussies over vergrijzing, de houdbaarheid van de AOW en de stelselwijzigingen in pensioenland kunnen het zicht vertroebelen op een financieel onbezorgde oude dag. Het NIDI onderzocht hoe werknemers aankijken tegen de toekomst van de AOW en of mensen verwachten uit financiële noodzaak te moeten doorwerken na hun 65ste jaar.
PENSIOEN IN BEWEGING Om de betaalbaarheid van de oudedagsvoorziening niet in gevaar te brengen werden de afgelopen jaren ingrijpende wijzigingen op pensioengebied doorgevoerd. Versobering van het nabestaandenpensioen en de overstap van het eind- naar het middenloonsysteem zijn daar voorbeelden van. Er wordt bovendien gesproken over een mogelijke verhoging van de pensioenleeftijd en fiscalisering van de AOW. De AOW en de bedrijfspensioenen, die decennialang golden als onwrikbare pijlers onder het Nederlandse pensioenstelsel, blijken minder vast dan altijd gedacht. Mensen zijn onzeker op welke leeftijd zij kunnen of moeten ophouden met werken. VOORZIEN BURGERS AOW-CRISIS? Door de vergrijzing kan de AOW verder onder druk komen te staan. De AOW is immers gebaseerd op het omslagstelsel, waarin de werkenden van nu betalen voor de ouderen van nu. Welke consequenties de veroudering van de bevolking zal hebben voor de AOW-premie en 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 57
de AOW-uitkering is nog onduidelijk. Burgers hebben mogelijk wel een beeld van wat hen op dit punt te wachten staat. Het NIDI onderzocht welk beeld Nederlanders hebben over de toekomst van de AOW en hun financiële positie als gepensioneerde. Ruim 1.500 mensen werd gevraagd naar de houdbaarheid van de AOW voor de komende 10-15 jaar. Uit dit onderzoek blijkt dat de optimisten de pessimisten overtreffen. Ongeveer vier van de tien ondervraagden verwachten een crises in de financiering van de AOW. Achter het gemiddelde percentage van de Nederlanders gaat echter veel spanning tussen de generaties schuil. En die spanning wordt goed duidelijk wanneer we de verwachtingen over een AOW-crisis per leeftijdscategorie onder de loep nemen. Figuur 1 laat zien, dat de verschillende leeftijdsgroepen tegenover elkaar staan. De jongere generaties hebben weinig vertrouwen in het AOW-stelsel zoals het nu functioneert en verwachten in meerderheid een crisis in de AOW. De oudere generaties vertrouwen er in 57
28-2-2008 16:27:49
hoge mate op dat zich geen AOW-crisis voor zal doen. Hoeveel mensen somber lijken over de houdbaarheid van de AOW vertaalt zich niet direct in pessimisme over de eigen financiële positie na het pensioen (zie tabel 1). Een meerderheid van de ondervraagden verwacht over genoeg geld te beschikken om tijdens de pensionering comfortabel te leven. Jongeren zijn er weliswaar aanmerkelijk onzekerder over, maar niet pessimistischer. Kennelijk is bij velen het vertrouwen hoog dat via andere pensioenarrangementen voldoende wordt opzij gelegd. Daarnaast is het aantal ondervraagden dat somber is over de eigen financiële positie na het pensioen met bijna 15 procent allerminst te verwaarlozen. Leeftijd
De groep werkende 65-plussers bestaat voor een belangrijk deel uit personen werkzaam in een vrij beroep en zelfstandige ondernemers. De motieven om te werken na het 65ste zijn erg divers. De belangrijkste reden ligt in de aantrekkelijkheid van het werk. Ook het contact met collega’s is een belangrijke drijfveer. Financiële motieven worden door één vijfde van de werkende 65-plussers genoemd. Anders dan circa 50 jaar geleden hoeven mensen na hun 65ste niet meer te werken om in het levensonderhoud te voorzien. Elke 65-plusser kan aanspraak maken op een uitkering op minimum niveau vanuit de AOW, eventueel aangevuld met bijstand. Hoe het inkomen na het pensioen zich verhoudt tot het eerdere arbeidsinkomen is afhankelijk van de mate waarin er zelf of via de werkgever aanvullend pensioen is opgebouwd. Voor mensen, die tijdens hun werkzame leven niet of onvoldoende in staat of bereid zijn geweest via individuele spaararrangementen het pensioeninkomen tot een acceptabel niveau op te krikken, zal arbeid vaak de enige mogelijkheid zijn om de financiële positie te verbeteren.
Onwaarschijnlijk
Misschien
Waarschijnlijk
15-24 jaar
7,1
49,5
43,4
25-34 jaar
12,1
33,6
54,3
35-44 jaar
12,2
35,6
52,2
45-54 jaar
18,5
28,8
52,7
55-64 jaar
15,5
28,3
55,8
Totaal
14,5
32,5
53,0
TABEL 1 | Denkt u over genoeg geld te beschikken om tijdens pensioen comfortabel te leven?
WERKEN ALS NOODZAAK Anno 2005 lag de arbeidsdeelname van mannen van 65 jaar en ouder op vijf procent, gerekend met de officiële CBS-definitie waarin mensen op zijn minst 12 uur per week moeten werken. 58
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 58
Het NIDI onderzocht mensen die verwachten uit financiële noodzaak te moeten doorwerken na het 65ste jaar. Het blijkt dat één op de vijf Nederlanders verwacht vanwege het geld te moeten doorwerken na zijn 65ste. Er zijn ver10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:50
schillende factoren die hierop van invloed zijn, zoals hun werksituatie, inkomen of gezondheid bijvoorbeeld.
Leeftijd blijkt een zeer sterke predictor voor de verwachting te moeten werken na het 65ste jaar. Hoe jonger iemand is, des te vaker wordt geanticipeerd op langer doorwerken. Naast leeftijd valt op dat vooral mensen die nu reeds in een financieel kwetsbare positie zitten - laag inkomen en weinig vermogen - en in een minder goede gezondheid verkeren, anticiperen op een gedwongen verblijf op de arbeidsmarkt als AOW-gerechtigde. Wat betreft de huidige arbeidsmarktpositie valt vooral de situatie van zelfstandigen op. Van de mannen met een eigen bedrijf verwacht meer dan 40% na zijn 65ste te moeten doorwerken vanuit een financiële noodzaak (tabel 2). Arbeidsssituatie
BIJZO Het AO en 65ste mist m Nederl korting nieuwk De imm pensio ring. D nauwel dan de worpen gemidd staande
bijna de helft van de zelfstandige ondernemers geen pensioen opbouwt en dat vooral een gebrek aan financiële middelen een belangrijke reden is om af te zien van een pensioenvoorziening. ANTICIPEREN OP LANGER DOORWERKEN Hoewel er nog geen aanwijzingen zijn dat de in omvang toenemende groep 65- plussers zich massaal meldt op de arbeidsmarkt is de trend van almaar dalende arbeidsdeelname van 65plussers tot staan gebracht. Mede door de vele stelselwijzigingen en de groeiende diversiteit in arbeidsarrangementen verkeren veel mensen in onzekerheid over het uiteindelijke pensioen dat zij zullen ontvangen en anticipeert bijna een op de vijf werknemers op een uit financiële noodzaak geboren verblijf op de arbeidsmarkt na het 65ste. Het is vooralsnog de vraag welk werk er dan op hen ligt te wachten. Tot op heden is het zo dat werkgevers weinig enthousiast zijn over werken na het 65ste jaar. Voor een reguliere baan zoekt men bij voorkeur een jongere werknemer. Ouderen blijken vooral een interessante doelgroep voor incidenteel en parttime werk op vaak incourante tijdstippen.
Mannen
Vrouwen
Totaal
Loondienst
17,3
21,0
18,8
Zelfstandige
41,9
16,7
32,8
Werkloos/(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt
26,5
18,3
22,0
Totaal
19,7
18,5
19,1
LITERAT Bangma, K Zoetermee Dalen, H.P werkgever. Henkens, K plussers: fe Olieman, R Onvolledige Over de au Hanna va Interdiscip sociologie betrokken
TABEL 2 | Verwachtingen over de financiële noodzaak te moeten werken na het 65ste jaar naar arbeidssituatie
Samenvatt Werken na Oosterbaan Veel, voora ren op noo
Bovengenoemde resultaten sporen met gegevens van het Economisch Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (EIM), dat stelt dat 10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 59
59
28-2-2008 16:27:52
Actief ouder worden
Ouderen als ambassadeur voor vrijwilligerswerk Joke Meindersma De meeste mensen die vrijwilligerswerk doen, zijn er via via in terecht gekomen. Ze zijn enthousiast gemaakt door een actieve vrijwilliger. Het werven van oudere vrijwilligers door zogenaamde ambassadeurs blijkt een effectieve methode.
Het inzetten van oudere vrijwilligers om andere ouderen enthousiast te maken voor vrijwilligerswerk heeft verschillende voordelen. Allereerst is er natuurlijk de gedeelde levensfase. De ambassadeurs behoren zelf tot de doelgroep en hierdoor weten ze wat er in die doelgroep leeft en welke drempels ze moeten wegnemen. De ambassadeur kan dienen als rolmodel: ik zit in dezelfde situatie en doe vrijwilligerswerk, dus u kunt het ook! Daarnaast willen ouderen graag persoonlijk gevraagd worden voor vrijwilligerswerk. Ze zullen minder snel reageren op een advertentie in een lokale krant of op een oproep op de radio. Tot slot hebben oudere ambassadeurs tijd voor een praatje en persoonlijke aandacht. VOORWAARDEN EN VALKUILEN Het is belangrijk dat een ambassadeur goed kan verwoorden waarom hij juist voor dit soort werk heeft gekozen en dat hij dit enthousiasme kan uitdragen. Bovendien moet hij het werk en de organisatie goed kennen en kunnen reageren op kritische vragen. Een organisatie moet ouderen die vrijwilligers werven dus een goede trai60
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 60
ning en begeleiding bieden. Daarnaast moet de organisatie de boodschap die de ambassadeurs uitdragen in de gaten houden. Zij kunnen namelijk andere accenten gaan leggen of een eigen agenda ontwikkelen. Minstens even belangrijk is het tonen van waardering. Beloon hun inzet, maar maak ze niet eindverantwoordelijk voor de werving!
Actief Ouder Worden is een programma van het Oranje Fonds en MOVISIE, waarbij twintig projecten financiële en inhoudelijke ondersteuning krijgen om de maatschappelijke inzet van senioren te stimuleren. Kijk voor meer informatie op www.actiefouderworden.nl De in dit artikel genoemde projecten staan ook op deze website.
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:55
Actief ouder worden ‘Soms zijn oudere ambassadeurs zo betrokken dat ze doorschieten in hun enthousiasme. Ze kunnen zich dan niet voorstellen dat iemand geen vrijwilligerswerk wil doen, want dat zien ze als iets vanzelfsprekends’ aldus Saskia Daru van MOVISIE, die oudere vrijwilligers traint om te werven, ‘maar meestal werkt het enthousiasme, inlevingsvermogen en de jaren ervaring in het vrijwilligerswerk juist erg goed.’ Ouderen identificeren zich niet alleen vanwege de leeftijd met andere ouderen. Het is daarom goed om rekening te houden met de diversiteit binnen de groep ouderen en te zorgen voor variatie onder de ambassadeurs wat betreft geslacht, leefstijl, generatie, culturele achtergrond, opleidingsniveau enzovoort. AMBASSADEURS IN BARENDRECHT De Stichting Welzijn Ouderen Barendrecht (SWOB) laat in haar project ‘Vrijwillig Barendrecht (be)zoekt…’ oudere ambassadeurs op huisbezoek gaan bij ouderen die dreigen te vereenzamen, om te proberen deze ouderen te betrekken bij vrijwilligerswerk. Hiermee slaat de SWOB meerdere vliegen in één klap. In de eerste plaats krijgen de huidige vrijwilligers de mogelijkheid om hun eigen sociale netwerk uit te breiden en heel direct anderen te helpen. Ze kunnen hun eigen ervaring delen en krijgen onder andere door het volgen van een training het gevoel als vrijwilliger serieus genomen te worden. In de tweede plaats worden ouderen door middel van huisbezoeken heel persoonlijk benaderd, wat de kans dat mensen zich opgeven als vrijwilliger aanzienlijk vergroot. De nadruk wordt gelegd op het zichtbaar maken van de eigen kracht en mogelijkheden van de doelgroep, in plaats van een welzijnsaanbod voor de doelgroep te creëren. Tot slot kan de SWOB door de nieuwe aanwas van vrijwilligers weer meer activiteiten organiseren.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 61
ERVARINGEN VAN EIGEN VRIJWILLIGERS Dat organisaties de kennis en ervaring van hun huidige oudere vrijwilligers ook op een andere manier kunnen inzetten, laat De Regenboog AMOC zien. Om te weten te komen hoe ze het beste nieuwe oudere vrijwilligers kunnen werven als buddy of begeleider bij de inloop voor dak- en thuislozen en verslaafden, nodigde deze organisatie haar huidige 55+ vrijwilligers uit voor een brainstormbijeenkomst. Zij beantwoordden vragen over hun redenen om zich als buddy of vrijwilliger op te geven, hun twijfels en vooroordelen voordat ze begonnen, hun ervaringen als vrijwilliger en ze gaven tips voor de werving van nieuwe vrijwilligers. Uit deze bijeenkomst werd vooral duidelijk waarom deze ouderen nou juist dit vrijwilligerswerk hadden uitgekozen. Omdat mensen vaak huiverig zijn om te werken met verslaafden en daklozen, is dit uiterst waardevolle informatie. De uitkomsten worden verwerkt in een wervingsplan voor oudere vrijwilligers, waarin ook veel aandacht zal zijn voor de inzet van de huidige vrijwilligers als ambassadeurs. Voorbeelden als deze laten zien dat de kennis en ervaring van al actieve oudere vrijwilligers van onschatbare waarde is voor het werven van nieuwe oudere vrijwilligers. OVER DE AUTEUR Joke Meindersma is werkzaam bij MOVISIE en betrokken bij het project Actief Ouder Worden:
[email protected] of 030-7892147
61
28-2-2008 16:27:57
Gesignaleerd
Publicaties
Vitaal en kwetsbaar grijs. Kwetsbare ouderen in een vitale buurt. Joop J. Belderok. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2007, ISBN 978 90 6665 882 0, 176 pagina’s. € 19,90 Instellingen vormen niet altijd een ideale woonomgeving door eigenschappen die bewoners eenzijdig afhankelijk kunnen maken. In het eerste deel van dit boek worden aan de hand van Foucault, Habermas en Giddens deze eigenschappen concreet uitgewerkt. In het tweede deel staat de vermaatschappelijking van de ouderenzorg centraal. Nieuwe arrangementen van wonen, welzijn en gezondheid zijn hard nodig, zodat (oudere) buurtbewoners zélf stap voor stap kunnen bouwen aan een leefomgeving die veiliger, socialer en aantrekkelijker is voor vitale en kwetsbare ouderen.
Om nooit meer te vergeten. Een herinneringsboek maken met dementerende mensen. Hilleken Lucassen. Houten: Bohn, Stafleu, van Loghum, 2007, ISBN: 978 90 3135 073 5, 168 pagina’s, € 18,50, Geïllustreerd. Verlies van contact is vaak heel moeilijk in de omgang met dementerenden. Degene van wie je houdt is er nog wel, maar is niet meer de persoon die je kende. Het maken van een herinneringsboek kan helpen het contact met de dementerende te verbeteren en zo lang mogelijk te behouden. Het eerste deel van het boek toont helder hoe een nicht samen met haar beginnend-dementerende tante liefdevol, praktisch en eenvoudig een herinneringsboek maakt, dat gaande de tijd van grote betekenis is voor alle betrokkenen. Het tweede deel bevat nuttige achtergronden en zinvolle tips om een persoonlijk herinneringsboek te maken. Deze aansprekende publicatie maakt helder dat het bijzonder zinvol kan zijn om met mensen die beginnen te dementeren herinneringen op te halen en ze vast te leggen in een herinneringsboek. Voor familie en vrienden, verzorgenden en begeleiders van dementerende mensen. 62
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 62
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:27:57
Gesignaleerd Toekomstverkenning informele zorg. Alice de Boer (redactie). Den Haag: SCP, 2007 ISBN: 978 90 3770 319 1, 168 pagina’s. € 17,90 (te downloaden via www.scp.nl). Hoe ziet de informele zorg er uit in 2020? Sociale en culturele trends zetten de informele zorgverlening onder druk, bijvoorbeeld de stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen. Door de combinatie van arbeid en zorg zal het belang van verlofregelingen in de toekomst alleen maar toenemen. Wat kan de overheid doen aan eventuele knelpunten? In deze uitgave zijn een aantal achtergrondstudies over de toekomst van de informele zorg gebundeld. Een samenvatting hiervan is eerder uitgebracht onder de titel Blijvend in Balans.
De ideeënwinkel van Bij de Tijd. Fenna Bolderheij en Hans Koster. Amsterdam: Uitgeverij PlanPlan, 2007, (te bestellen via de website van de uitgever www.planplan.nl). Een inspirerende uitgave ter gelegenheid van het tienjarige jubileum van stichting Bij de Tijd. Het boekje geeft een overzicht van Amsterdamse projecten die de inzet van 50-plussers in nieuwe taken en rollen in de multiculturele samenleving bevorderen. Ook nieuwe ideeën voor de toekomst komen aan bod: Mixen in Mokum, Welkomgidsen een een Ideeënwinkel voor actieve senioren.
Plezierig oud worden, met levenservaring als krachtbron. Gids, werkboek en website voor ouderen die willen leren van elkaar. Utrecht: Vilans, 2007. Gids, 68 pagina’s. € 5,-; Werkboek, 174 pagina’s. € 46,00 (ook gratis te downloaden via www.vilans.nl/levenskunst). Wat kun je zelf doen om op een prettige manier oud te worden? Het project ‘Plezierig oud worden’ stimuleert dat ouderen met elkaar in gesprek gaan over hun levenservaring en daaruit kracht en inspiratie putten om plezier te houden in het leven. De gids bevat de hoofdlijnen en de belangrijkste stappen die nodig zijn voor het opzetten van bijeenkomsten. In het werkboek is alles gebundeld, met achtergrondinformatie, tips gespreksinformatie en voorbeeldinterviews als inspiratiebron.
10e jaargang | Nr. 1
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 63
63
28-2-2008 16:28:04
Gesignaleerd Het jaar dat mijn vader stierf. Leo Fijen en Anselm Grün. Kampen: Uitgeverij ten Have, 2007, ISBN 978 90 2595 839 2, 221 pagina’s. € 16,90. Televisiepresentator en auteur Leo Fijen en de Duitse monnik-schrijver Anselm Grün begonnen een correspondentie. Toen het levenseinde van Fijens vader naderde en hij ook overleed, mondde de briefwisseling uit in een aangrijpend boek over de belangrijkste thema’s van het leven. Een boek vol herkenningspunten en troost, waarin vele vragen over sterven, afscheid nemen, rouwen en verweesdheid op persoonlijke en authentieke wijze ter sprake komen.
Congres
9e Nationaal Gerontologiecongres ‘Langer leven in de Nederlandse samenleving: De nationale uitdaging’ Vrijdag 3 oktober 2008, Hotel & Congrescentrum De Reehorst, Ede De Nederlandse Vereniging voor Gerontologie (NVG) wil een beeld schetsen van de stand van zaken in het brede gerontologische werkveld in ons land, vooral de toepassing van gerontologische kennis in de praktijk (zelfredzaamheid, kwaliteit van leven, wonen, maatschappelijke participatie etc.). Er ontstaat steeds meer verzet tegen het negatieve beeld over oud en ouder worden. De NVG daagt mensen en instanties dan ook uit om te laten zien dat zij andere ideeën hebben over een lang en kwalitatief goed leven. Voor ouderen, wetenschappers, beleidsmakers en iedereen die met ouderen werkt. Informatie over indienen van abstracts (tot 15 april 2008) en inschrijving: www.nvgerontologie.nl; e-mail:
[email protected]; tel.: 06-46123808.
64
Geron BW_1-10 kopie17x24.indd 64
10e jaargang | Nr. 1
28-2-2008 16:28:16