Ouderen en levensvragen Interviews met praktijkdeskundigen
Christien Begemann Wendy van Lier NIZW Zorg September 2006
Inhoud Inleiding 2 Deel 1: Omgaan met levensvragen van ouderen in de praktijk 4 Deel 2: Gewenste ondersteuning vanuit een landelijk centrum of netwerk ouderen en levensvragen 10 Lijst organisaties 11
Inleiding Het NIZW onderzoekt dit jaar de mogelijkheid om een landelijk centrum of netwerk gericht op levensvragen van ouderen in te richten. Omdat het zorg- en welzijnsbeleid jarenlang gedomineerd is door het marktdenken, zijn nu regelmatig geluiden waar te nemen dat er meer behoefte is aan afstemming op de menselijke maat en voor bezieling in het werk. Zo is er ook meer aandacht voor de behoefte van mensen aan ondersteuning bij levensvragen. Hoewel de verbondenheid van mensen met kerkelijke instituten de laatste veertig jaar sterk is afgenomen, zijn geestelijke vraagstukken over de waarde en de zin van het leven nog steeds even actueel als levendig. Dit geldt des te meer voor ouderen, die in de laatste levensfase staan. De zoektocht naar deze vragen is steeds individueler en facultatiever geworden. Vrijwilligers en beroepskrachten komen deze vragen in hun dagelijkse werk tegen. Wij signaleren onder welzijnswerkers en zorgverleners een grote behoefte om te kunnen voorzien in adequate vormen van ondersteuning en begeleiding van (kwetsbare) ouderen met levensvragen. Het gaat hierbij niet alleen om ouderen die in instellingen wonen maar ook om het toenemend aantal ouderen dat zelfstandig woont. Voor deze ouderen, die vaak alleen wonen, is geen vorm van geestelijke ondersteuning georganiseerd, zoals dit doorgaans in een instituut wel het geval is. Met het landelijk centrum of netwerk stelt het NIZW zich op hoofdlijnen ten doel meer aandacht voor het onderwerp te genereren, en mensen in de praktijk op diverse manieren te ondersteunen in hun omgaan met levensvragen van ouderen. Bij het zoeken naar de juiste invulling voor een dergelijk centrum of netwerk is het natuurlijk belangrijk goed aan te sluiten bij de behoefte van onze doelgroep. Om inzicht te krijgen in de kennis- en ondersteuningsbehoefte van vrijwilligers en beroepskrachten van zorg- en welzijnsinstellingen, is in de periode maart-augustus 2006 een bescheiden aantal interviews gehouden met werkers in de praktijk. Omdat we een brede doelgroep willen bereiken hebben we de interviews gespreid over diverse soorten instellingen en ons zowel gericht op beroepskrachten als vrijwilligers. We hebben gesproken met: – twee ouderenadviseurs – een sociaal-cultureel werkster in een welzijnsorganisatie – een geestelijk verzorger in een koepel van verzorgingshuizen – twee vrijwilligerscoördinatoren in zorginstellingen – een activiteitenbegeleidster in een verpleegafdeling binnen een zorginstelling – een geestelijk verzorger bij een thuiszorgorganisatie – een team maatschappelijk werkers in een ziekenhuis – een hoofd afdeling PG in een verpleeghuis We hebben met de geïnterviewden gepraat over hoe zij levensvragen bij ouderen tegenkomen, hoe ze daarmee omgaan en welke knelpunten zij daarin tegenkomen. Ook hebben we hen gevraagd naar hun wensen ten aanzien van de invulling van het Landelijk Centrum in oprichting. Deze gesprekken bieden een eerste indruk van de richting waarin het Centrum zich kan ontwikkelen. Maar vooral hebben de gesprekken onze kennis over omgaan met levensvragen in de praktijk genuanceerd en ingekleurd. We danken daarvoor degenen die met ons hebben willen praten over dit onderwerp nogmaals!
2
Hieronder treft u in het kort de resultaten aan van de gesprekken over hoe de geïnterviewden met levensvragen van ouderen omgaan; we sluiten met een aantal conclusies hierover af. Daarna geven we weer, welke wensen men had ten aanzien van een landelijk centrum of netwerk voor ouderen en levensvragen. Voor meer informatie zie onze website
www.nizw.nl/levensvragen
3
Deel 1: Omgaan met levensvragen van ouderen in de prakijk A. Wat verstaan praktijkdeskundigen onder levensvragen? Niet voor alle geïnterviewden is de betekenis van het begrip levensvragen hetzelfde. Ook heeft de één er meer affiniteit mee dan de ander. Het is duidelijk een onderwerp dat enige tijd behoeft om in het gesprek zich als het ware te ontvouwen in de betekenis die de geïnterviewde eraan geeft. Wij kregen van een aantal van hen terug dat de gesprekken in die zin ook een functie hebben gehad in het zich (opnieuw) bewust worden van de betekenis en implicaties van levensvragen voor ouderen. Sommige geïnterviewden, met name geestelijk verzorgers, maatschappelijk werkers en ouderenwerkers, hebben een helder beeld bij wat zij onder levensvragen verstaan: ‘ levensvragen gaan over geloof en leven, eindigheid en ziekte’ en ‘zingeving gaat over hoe iemand in het leven staat’ bijvoorbeeld. Andere geïnterviewden vonden het moeilijker te omschrijven en brachten levensvragen in relatie tot begrippen als kwaliteit van leven, levensgeschiedenis en levensbeëindiging. De levensvragen die de geïnterviewden bij ouderen herkennen zijn in vijf thema’s onder te verdelen. Betrokkenheid ‘Hoor ik er nog wel bij nu ik niet meer actief kan zijn?’ ‘Wat is mijn nut en wat zijn mijn mogelijkheden nog nu ik lichamelijke beperkingen heb?’. Dit zijn voorbeelden van levensvragen van ouderen die te maken hebben met hun rol en betekenis voor anderen. Een geestelijk verzorger van verzorgingshuizen geeft aan dat veel ouderen door zingevende taken voor anderen uit te voeren (bijvoorbeeld de buurvrouw met hun boodschappen helpen) zelf zin van hun bestaan ervaren. Op het moment dat dat door lichamelijke of geestelijke achteruitgang niet meer gaat wordt het steeds moeilijker nog zin te ervaren. Ook een geestelijk verzorger bij de thuiszorg neemt waar dat ouderen met beperkingen zich vragen stellen over de zin van hun leven in relatie tot het nut dat ze nog voor anderen hebben: ‘ik ben toch anderen alleen maar tot last’. Een activiteitenbegeleidster signaleert regelmatig bepaald gedrag dat duidelijk ontstaat vanuit de behoefte aan betrokkenheid: bijvoorbeeld een mevrouw die telkens zegt dat haar gehoorapparaat kwijt is als metafoor voor dat ze niet meer mee kan doen. Verlieservaringen een plek geven Dit zijn vragen die natuurlijk sterk spelen als de dood nabij komt: hoe ga je om met de korte tijd die nog voor je ligt? En hoe zal het overlijden zelf verlopen? Maar ook wanneer het “slechts”om lichamelijke of geestelijke beperkingen gaat is er sprake van verlies: verlies van gezondheid, energie en regie over het eigen leven. Veel ouderen ervaren eveneens een gering contact met de kinderen als een verlieservaring, waarover ze soms moeilijk kunnen praten. Een vrijwilligerscoördinator in een koepel van zorgcentra signaleert dat veel vrijwilligers zelf met verlieservaringen te maken hebben: het overlijden van hun partner. Hieruit ontstaat voor hen de vraag hoe ze verder moeten. Een geestelijk verzorger bij een koepel van zorgcentra relateert levensvragen in deze fase vooral aan verlies: zij merkt op dat de vragen hierover vooral op een indirecte wijze worden geuit, bijvoorbeeld “mijn buurvrouw is gisteren naar het verpleeghuis gegaan”. Het team maatschappelijk werk in een ziekenhuis merkt op dat vooral vrouwen moeite hebben met het verlies van zelfredzaamheid, omdat ze zelf altijd voor anderen hebben gezorgd.
4
Waardering van het geleefde leven Vragen op dit gebied hebben te maken met terugkijken op het geleefde leven, en betekenis eraan verlenen. Een ouderenadviseur noemt het: ‘vragen die je kunnen verrijken en verdiepen en de essentie van je leven kunnen versterken. Wat is er van mijn leven geworden en is het geworden wat ik had verwacht?’ Dergelijke vragen spelen ook heel sterk rondom het overlijden. Waardering van het geleefde leven kan zich afspelen in de context van geloof en spiritualiteit: een ouderenadviseur ziet dat ouderen zich regelmatig opnieuw verbinden met het geloof. Zich verhouden tot het nu Oude ouderen leven in een voor hen vreemde tijd. Veranderingen in de samenleving en het dagelijks leven voltrekken zich in een bijzonder hoog tempo. Een ouderenadviseur gaf hierover aan dat zij bij sommige ouderen ziet dat ze zich schamen voor het feit dat ze de veranderingen en ontwikkelingen niet altijd meer kunnen bijbenen, en daarom bepaalde vragen maar niet meer stellen. Hoe je te verhouden tot die verwarrende wereld, wie of wat zijn nu je ankerpunten? Een sociaal-cultureel werkster noemde ook als aspect hierbij: hoe kun je naar mooie dingen van deze tijd kijken? Grenzen en oorzaken van lijden Een coördinator van vrijwilligers in een verpleeghuis constateert dat bewoners vragen stellen over waarom dit leed hen moet treffen. Niet alleen bewoners vragen zich dit af, ook bij familieleden bestaan levensvragen over de kwaliteit en de waarde van het leven van hun ouder of partner. Een afdelingshoofd van een psychogeriatrische afdeling vertelt dat de cliënten van de afdeling zo ziek zijn dat ze zelf die vragen niet echt meer stellen, maar hun familieleden wel. Bijvoorbeeld: ‘Is dit nog menswaardig? Is dit wat mijn moeder zou hebben gewild?’
B. Aan welke ondersteuning bij levensvragen hebben ouderen behoefte? Ouderen kunnen hun zingevingsvraagstukken met hun naaste familieleden en vrienden bespreken. Veel ouderen vinden het volgens de geïnterviewden echter prettig om met iemand buiten de eigen kring over levensvragen te praten: met sommige dingen willen ze bijvoorbeeld hun kinderen niet belasten, of zaken kunnen te gecompliceerd in het eigen systeem verweven zijn. Ouderen hopen met hun vragen, pijn en verdriet bij zorgverleners terecht te kunnen. De geïnterviewden hebben de indruk dat bij ouderen vooral behoefte bestaat aan werkelijk contact, lotgenotencontact, hulp bij het zoeken naar antwoorden en praktische steun. De zorgverleners en de organisaties waar zij werkzaam zijn proberen tegemoet te komen aan deze behoefte. Dit lukt echter niet altijd. Werkelijk contact Het allerbelangrijkste dat hierbij door de geïnterviewden wordt genoemd is aandacht, en daarmee samenhangend, werkelijk contact. Dit wordt verder uitgewerkt met een uitspraak als: ‘ze willen niet als een ding behandeld worden’ (geïnterviewde vindt dat dat teveel gebeurt). Maatschappelijk werkers in ziekenhuizen geven aan dat ouderen steun ervaren wanneer iemand er voor hen is en een luisterend oor biedt. Werkelijk contact wordt door een sociaal-cultureel werkster als volgt omschreven: ‘Echt nabij zijn, ook lichamelijk door dichtbij ze te zitten en als ze dat willen hen aan te raken, is heel belangrijk.’ Een andere geïnterviewde zegt hierover: ‘het gaat erom dat je binnen de relatie die je hebt met de ouderen iets inbouwt, aandacht en tijd om jezelf af te stemmen op wat er binnen in de oudere gebeurt en daarover samen in contact komen’.
5
Steun van lotgenoten Sommige ouderen willen hun gevoelens, gedachten en vragen met andere ouderen delen. Gesprekken met andere ouderen bieden herkenning en steun. Eén van de geïnterviewde geestelijk verzorgers verzorgt op verzoek van een aantal COPD-patiënten één keer per maand een bijeenkomst over zingeving en levensvragen. De activiteitenbegeleidster op een verpleegafdeling voor psychogeriatrische patiënten vertelt dat de thematische bijeenkomsten voor deze bewoners, geleid door een geestelijk verzorger, gesprekken over verdriet, rouw en geloof tot stand brengen. ‘Er ontstaat een niveau van contact tussen de bewoners dat in het dagelijks leven op de afdeling ontbreekt.’ Hulp bij het zoeken naar antwoorden Ook hebben ouderen behoefte aan informatie en meedenken. Ouderen en familieleden willen geïnformeerd worden over het verloop van de ziekte, het lijden en de dood. De vraag die hierbij centraal staat is: Wat staat (mij) te gebeuren? Zij ontlenen grote steun aan zorgverleners die meedenken over het omgaan met verlies, ziekte en dood. Zorgverleners kunnen bij vraagstukken rondom afhankelijkheid en afnemende mogelijkheden samen met de oudere zoeken naar een nieuwe zinvolle invulling van het dagelijkse bestaan gegeven de ervaren beperkingen. Of kunnen bij een naderend levenseinde de oudere steunen door samen met de cliënt duidelijk te krijgen hoe hij of zij de laatste periode wil doorbrengen en afscheid wil nemen.
Praktische steun In sommige situaties vormt praktische ondersteuning (gedeeltelijk) een antwoord op ervaren zingevingsproblematiek. Deze vorm van ondersteuning wordt vooral bij levensvragen als gevolg van eenzaamheid en lichamelijke beperkingen geboden. De geïnterviewde maatschappelijk werkers zeggen bij eenzaamheid ouderen te begeleiden bij het uitbreiden en intensiveren van het netwerk. De inzet van een vrijwilliger van instelling voor welzijn van ouderen wordt hierbij aangehaald als een van de veel gebruikte mogelijkheden om het netwerk te vergroten. Als lichamelijke beperkingen zingevende activiteiten in de weg staan, wordt samen met de oudere gekeken naar mogelijkheden om de ervaren barrières te slechten. Een van de geïnterviewden zegt hierover: ‘ik zoek samen met ouderen eventueel naar oplossingen want ik hoor te vaak van hen dat ze zich overheerst voelen door hun kinderen, artsen en andere hulpverleners’.
C. Wie kan ondersteuning bieden? Vrijwel alle geïnterviewden zijn van mening zijn dat iedereen die met ouderen in aanraking komt (zowel vrijwilligers als beroepskrachten) hier aandacht voor zou moeten hebben. Niet iedereen hoeft hier natuurlijk diep op in te gaan, maar signalering en eventueel verwijzing naar collega’s (zoals geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of meer ervaren zorgverleners) die er meer mee vertrouwd zijn zou een vereiste moeten zijn. Een van de redenen waarom geïnterviewden dat vinden is dat veel vragen op dit gebied zich niet lenen voor gesprekken “op afspraak”, maar juist ontstaan vanuit het contact dat in een vertrouwensrelatie tussen een oudere en zijn\haar begeleider of ondersteuner kan groeien. Geestelijk verzorgers, psychologen en maatschappelijk werkers ziet men vooral als degenen die bij meer complexe vragen, en vragen die met geloof en spiritualiteit te maken hebben, een rol spelen. Zij zijn specifiek opgeleid om ondersteuning bij dergelijke vragen te kunnen bieden maar dit geldt niet voor overige zorgverleners.
6
D. Knelpunten in het ondersteunen van ouderen bij levensvragen Organisatorische randvoorwaarden Het systeem van zorg, hulp en dienstverlening biedt volgens de geïnterviewden weinig ruimte om een wezenlijke relatie met cliënten aan te gaan. ‘Het thema is van de agenda verdwenen’ zei een geïnterviewde sociaal- cultureel werkster. Het heeft geen prioriteit op de agenda van beleidsmakers en financiers, en men is zich vaak weinig bewust van het belang van het onderwerp. Ditzelfde geldt, hoewel in mindere mate, ook voor managers in ouderenzorg en –welzijn. Het gebrek aan aandacht voor zingevingsproblematiek is allereerst zichtbaar bij de indicatiestelling: een specifieke indicatie voor geestelijke verzorging is niet mogelijk (valt onder ondersteunende of activerende begeleiding). Een van de geïnterviewde geestelijk verzorgers zegt dat sommige indicatieadviseurs het belang van een specifieke functie geestelijk verzorger niet erkennen: zij zijn van mening dat maatschappelijk werkers goed in staat zijn deze geestelijke zorg te bieden. Ook bij de zorgorganisaties heeft het onderwerp vaak een lage prioriteit, die op verschillende manieren tot uitdrukking komt. Ondersteuning bij levensvragen wordt door de organisatie beschouwd als improductiviteit. Geestelijk verzorgers en psychologen hebben slechts een beperkte formatie en andere medewerkers worden niet geschoold in het omgaan met levensvragen van cliënten. Momenten waarop collega’s op elkaars werkwijze en houding kunnen reflecteren ontbreken vaak. Tijdgebrek, werkdruk en teveel regulering belemmeren mensen om goed toe te komen aan het ondersteunen van ouderen bij hun levensvragen. De hoge werkdruk leidt volgens een van de zorgverleners tot de neiging om ‘op de automatische piloot’ te gaan werken. Zoals een ouderenadviseur het verwoordt: “Je bent hulpverlener, voor dat beroep heb je gekozen. Je zou graag tijd willen hebben om samen te zijn met iemand, echt goed te luisteren naar wat iemand bezig houdt. Door tijdsdruk lukt dat lang niet altijd”. Een andere ouderenadviseur geeft aan dat zij door tijdsdruk vanwege de te halen case-load soms gesprekken niet eens aan durft te gaan: ‘Soms stel je je de vraag of het eigenlijk niet beter was geweest het vaak heel persoonlijke onderwerp te laten rusten in plaats van het wel aan te raken maar geen tijd te hebben er verder iets mee te kunnen doen.’ Bovendien, zo geeft een van de geïnterviewden aan, is de praktische en materiële situatie van een oudere soms zó nijpend, dat alle aandacht uitgaat naar het oplossen van deze problemen. Sommige zorgverleners gaan op zoek naar vrijwilligers die wel voldoende tijd hebben om met de oudere te praten over de levensvragen waarmee hij of zij worstelt. Geschikte vrijwilligers zijn volgens een van de geestelijk verzorgers echter niet altijd voorhanden. Competenties en vaardigheden Een ander knelpunt vormen de competenties en persoonlijke vaardigheden van sommige beroepskrachten en vrijwilligers. Omgaan met levensvragen vraagt, naast invoelingsvermogen, van zorgverleners dat ze: – levensvragen herkennen: levensvragen worden vaak niet rechtstreeks maar op een meer indirecte manier (al dan niet non-verbaal) geuit. Bovendien is zingevingsproblematiek soms lastig te onderscheiden van depressie, rouw of eenzaamheid. Dit onderscheid is van belang om de meest geschikte ondersteuningsvorm in te kunnen zetten; – een vertrouwelijke relatie met iemand durven en kunnen aangaan; – inzicht hebben in hun eigen zingeving(svraagstukken): hoe de zorgverlener omgaat met levensvragen van anderen is afhankelijk van de eigen zingeving en levensfase. Een van de geïnterviewden geeft hierbij aan dat vrijwilligers eerder bereid zijn hun eigen zingeving ter sprake te brengen en ter discussie te stellen dan beroepskrachten;
7
– niet altijd direct met oplossingen willen komen: vooral jonge en onervaren medewerkers vinden het soms lastig dat ze existentiële vragen bij de ander niet kunnen wegnemen en voelen zich dan machteloos. Soms vertonen ouderen gedrag (zich terugtrekken of juist heel veel aandacht vragen) dat het voor zorgverleners moeilijk maakt hier levensvragen in te herkennen en erop te reageren. Een afdelingshoofd van een psychogeriatrische afdeling laat weten vooral moeite te hebben met het bespreken van het onderwerp euthanasie: ‘je hebt het toch over leven en dood. Bovendien zorgt het feit dat ik vaak al jaren voor diegene heb gezorgd ervoor dat het gesprek mij ook emotioneel raakt.’ Dit illustreert het feit dat levensvragen bij ouderen ook levensvragen voor zorgverleners kunnen oproepen.
8
Concluderend Levensvragen hebben we allemaal; zowel cliënten, als vrijwilligers en beroepskrachten. Levensvragen gaan over een breed scala van onderwerpen en kunnen niet worden beperkt tot vragen op het gebied van religie en spiritualiteit. Het merendeel van de geïnterviewden gaf te kennen, dat het ontbreekt aan tijd om ouderen met levensvragen in voldoende mate ter zijde te kunnen staan. Een opvallende conclusie voor ons is dat een aantal geïnterviewden aangaf dat het hen zelfs in hun beroepstrots beschadigde, om ouderen bij iets zo fundamenteels als het ware in de steek te laten. Een ouderenadviseur merkte bijvoorbeeld op dat ze zich soms in een gesprek de vraag stelt of ze wel op een bepaald onderwerp in zal gaan, omdat ze toch geen tijd zal hebben om er een vervolg aan te geven. Voor ons is duidelijk geworden, dat landelijke agendering van dit thema van groot belang wordt geacht door de geïnterviewden. We komen er niet met te verwijzen naar geestelijk verzorgers en maatschappelijk werk: in contact zijn over levensvragen ontstaat juist vaak in relaties tussen ouderen en degenen die hen regelmatig ondersteunen, zoals verzorgenden, verpleegkundigen en ouderenwerkers. Zolang in regelgeving en financiering omgaan met levensvragen niet erkend wordt als een taak die moet worden uitgevoerd, blijft het teveel woekeren met beperkte tijd. En het lijkt erop dat dit niet alleen ouderen die met levensvragen zitten tekort doet, maar ook beroepskrachten die naar eigen voelen niet goed invulling kunnen geven aan hun werk wat dit betreft. Naast landelijke agendering, is het noodzakelijk dat ook organisaties in zorg en welzijn levensvragen weer in hun agenda opnemen. Dan is het mogelijk om in werkbesprekingen en in uitvoering van het werk uit te wisselen over het omgaan met levensvragen, en daarmee de kwaliteit van leven van vaak kwetsbare ouderen te vergroten.
9
Deel 2: Gewenste ondersteuning vanuit een landelijk centrum of netwerk ouderen en levensvragen Doelgroep ‘De oprichting van een landelijk centrum voorziet in de behoefte van een brede doelgroep’ vertelt een van de geestelijk verzorgers. De andere geïnterviewden delen haar mening. Professionals (zowel zorgverleneners als beleidsmakers) van thuiszorgorganisaties, welzijnsorganisaties, verpleeg- en verzorgingshuizen en instellingen voor gehandicapten hebben volgens hen baat bij de komst van het landelijk centrum. Vooral jonge, onervaren zorgverleners en medewerkers in verzorgingshuizen, waar veelal geen geestelijk verzorger in dienst is, hebben veel behoefte aan ondersteuning op dit terrein. Vrijwilligers moeten niet tot de doelgroep van het landelijk centrum gerekend worden, ook al spelen zij volgens de zorgverleners een belangrijke rol in de ondersteuning van ouderen bij zingevingsproblematiek. Maar vrijwilligers worden door beroepskrachten begeleid; zij moeten vrijwilligers de ondersteuning bieden die zij nodig hebben rond dit onderwerp.
Functies en taken Het op te richten centrum of netwerk zou volgens de geïnterviewden een vijftal taken moeten hebben: A. Deskundigheidsbevordering. Het gaat om trainingen, train-de-trainerbijeenkomsten en workshops (al dan niet binnen de eigen organisatie gegeven) waarbij deelnemers de mogelijkheid krijgen onderling ervaringen uit te wisselen. De scholing heeft tot doel de bewustwording van hulpverleners m.b.t. levensvragen te vergroten en hen handvatten te geven in het omgaan met zingevingsvraagstukken van ouderen. Belangrijke onderwerpen die volgens de zorgverleners aan bod zouden moeten komen zijn onder andere luisteren, signalering, houding en de eigen zingeving. Een van de geïnterviewden zegt over dit laatste: ‘Hoe mensen reageren op levensvragen van anderen heeft te maken met de periode van hun leven waarin zij zich bevinden, de innerlijke balans en de zingevingsvragen die bij henzelf leven’. B. Netwerkfunctie Daarnaast heeft het centrum een belangrijke netwerkfunctie. De meeste geïnterviewden geven aan dat zij, evenals andere zorgverleners, behoefte hebben aan interdisciplinaire bijeenkomsten waar zorgverleners van verschillende organisaties elkaar ontmoeten om ervaringen uit te wisselen en inspiratie op te doen.
C. Agendering Agendering van het thema bij de politiek (gemeenten, indicatieorganen en ministeries) en beleidsmakers van zorgorganisaties vinden geïnterviewden eveneens belangrijk. Aanpassing van beleid is noodzakelijk om goede ondersteuning van ouderen bij levensvragen te kunnen realiseren: beroepskrachten zouden meer tijd moeten hebben om ouderen hierbij te ondersteunen en meer gebruik van deskundigheidsbevordering moeten kunnen maken. Door een van de geïnterviewden wordt in dat kader opgemerkt dat onderwerpen als ziekte, eenzaamheid en doodgaan beter bespreekbaar moeten worden gemaakt: ‘dergelijke thema’s zijn vaak nog steeds taboe.’
10
D. Vraagbaak Het fungeren als vraagbaak en het verstrekken van informatie over levensvragen vormt een vierde taak van het centrum. Sommige zorgverleners hebben met name behoefte aan algemene informatie over levensvragen, andere geïnterviewden vragen om doelgroepspecifieke kennis. Zo zegt een van de ouderenadviseurs meer inzicht te willen krijgen in de levensvragen die bij mannen een rol spelen omdat mannen hierover minder open zijn dan vrouwen. Een afdelingshoofd wil graag meer informatie ontvangen over zingevingsvraagstukken van familieleden bij het naderende levenseinde van psychogeriatrische patiënten. E. Ontwikkelen van instrumenten en materialen Dit is de vijfde taak die de geïnterviewden het centrum toedichten. Medewerkers ontbreekt het vaak aan tijd om, bijvoorbeeld t.b.v. een themamiddag, zelf instrumenten en materialen te ontwikkelen. Enkele zorgverleners zeggen eerder activiteiten op het terrein van zingeving te organiseren wanneer zij kunnen beschikken over kant-en-klare materialen. Een van de ouderenadviseurs heeft behoefte aan een folder voor zorgverleners die (meer) aandacht vraagt voor levensvragen bij ouderen. Een andere geïnterviewde vraagt concreet om de ontwikkeling van materialen ten behoeve van de opzet van zogenaamde levenskringen. Hiermee bedoelt zij een vaste gespreksgroep voor ouderen waarin intimiteit en delen centraal staan en gerichte ondersteuning (bijv. door een geestelijk verzorger wordt geboden).
De volgende organisaties hebben meegewerkt aan de interviews: Zorgcentrum Albert van Koningsbruggen in Utrecht, hoofd afdeling psychogeriatrie Zorgcentrum de Bijnkershoek in Utrecht, activiteitenbegeleidster Markenheem, centrum voor zorg en dienstverlening in Doetinchem, coördinator vrijwilligerswerk Zorgcentrum Florence in Rijswijk, coördinator vrijwilligerswerk Welzijnsorganisatie Doenja in Utrecht, ouderenadviseur Welzijnsorganisatie Portes in Utrecht, sociaal-cultureel werkster in het ouderenwerk Stichting Welzijn Ouderen IJsselstein, ouderenadviseur Zorggroep Tellens in Friesland, humanistisch geestelijk verzorger Zorgketen Oosterlengte, Oost-Groningen, humanistisch verzorger Canisius Ziekenhuis Nijmegen, team maatschappelijk werk
11