‘Ouderen, Eenzaamheid & Hulpverlening’
Naam student: Roxanne Bosch Studentnr: 500603900 Opleidingsinstituut: Hogeschool van Amsterdam Product: Scriptie Klas: MV408 Onderzoekssupervisor: Norbert Bussink Docentexaminator: Marja van Beek Datum: 24-06-2013
Samenvatting In het afstudeer jaar van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heb ik besloten om mijn onderzoek te richten op een knelpunt in de hulpverlening aan ouderen in onze samenleving die kampen met eenzaamheidsproblematiek. In alle lagen van de bevolking komt eenzaamheid voor. In dit onderzoek richt ik mij op de hulpverlening aan ouderen die wonen in een verzorginghuis. Ik heb dit onderzoek uitgevoerd met de focus op hulpverleners die werken binnen deze setting met dergelijke ouderen. De probleemstelling die ik kan formuleren uit zowel praktijk ervaring als mede door het bestuderen van literatuur en verschillende onderzoeken is dat er sprake is van handelingsverlegenheid van de hulpverlener bij het handelen en in zetten van hulpverlening bij eenzaamheidproblematiek bij ouderen. Hulpverleners spelen niet adequaat in op de problematiek waar de doelgroep mee kampt. Het gevolg hiervan is dat is dit knelpunt uiteindelijk ook een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van eenzaamheidsproblematiek onder ouderen. (Fokkema en van Tilburg, 2003) Ik heb bij de probleemstelling de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Zijn de huidige interventies (van professionals met de functie en taken van een maatschappelijk werker) die maatschappelijk werkers toepassen in verzorgingshuizen in Lelystad wat betreft de problematiek eenzaamheid onder ouderen effectief en worden deze eenzaamheidsinterventies adequaat toegepast?’ Uit mijn onderzoek zijn interessante bevindingen gekomen. Het blijkt dat er nog veel verbeterpunten liggen bij het bieden van hulp gezien de problematiek eenzaamheid. Deze verbeterpunten liggen niet alleen bij de hulpverleners maar ook bij de organisatie waar de hulpverleners werkzaam zijn. Zo blijkt dat de hulpverleners behoefte hebben aan deskundigheidsbevordering gezien de problematiek eenzaamheid. Onder andere door gebrek aan kennis en ontwikkeling op dit gebied blijken hulpverleners niet altijd in staat om de juiste hulpverlening te bieden aan de doelgroep ouderen. Maar ook het ontbreken van een beleid of richtlijnen bij de betreffende organisaties draagt bij aan het feit dat de hulpverlening aan de doelgroep niet altijd aansluit bij de hulpvraag van de cliënt waardoor de gevoelens van eenzaamheid waarmee dergelijke ouder kampt niet verminderen. Bij de hulpverlening aan ouderen zijn veel verschillende aspecten die meespelen voor effectieve en adequate hulpverlening aan eenzame ouderen. Dit is niet iets dat puur ligt in de uitvoering en achtergrond van een methodiek, techniek of interventie. Ook andere factoren spelen mee zoals het gedrag en reflectief inzicht van de ouderen, het reflectief inzicht van de professional op het eigen handelen maar daarnaast ook kennis over het begrip/thema eenzaamheid en de hierbij in te zetten interventies. Daarbij is het ook belangrijk dat de organisatie up to date blijft wat betreft de problematiek en hier beleid of richtlijnen voor opstelt in het belang van de cliënten, hulpverleners en de organisatie zelf.
2
Inhoudsopgave Deel I: Inleiding, keuze thema en kritische beschouwing beroepspraktijk 1. Inleiding 2. Beschrijving beroepspraktijk en keuze thema 2.1 Micro 2.2 Meso 2.3 Macro 3. Probleemstelling 3.1 Wat is het probleem? 3.2 Wie heeft het probleem? 3.3 Wanneer is het probleem ontstaan? 3.4 Waarom is het een probleem? 3.5 Waar is het een probleem? 3.6 Wat is de aanleiding? 4. Theoretische verkenning 4.1 Doelgroep ouderen 4.2 Verzorgingshuis/woonzorgcentrum 4.3 Feiten en cijfers verzorgingshuizen 4.4 Vergrijzing 4.5 Begrip Eenzaamheid 4.6 Visie op eenzaamheid in de afgelopen decennia 4.7 Feiten en cijfers uit verschillende onderzoeken betreffende eenzaamheid en ouderen 4.8 Eenzaamheid, beleid en interventies 4.9 Bevindingen uit de theoretische conceptie
Blz. 6 Blz. 7-10 Blz. 7-8 Blz. 8-9 Blz. 9-10 Blz. 11-14 Blz. 11-12 Blz. 12 Blz. 12 Blz. 12 Blz. 13 Blz.13-14 Blz. 15-18 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 16 Blz. 16 Blz. 17 Blz. 17 Blz. 17-18 Blz. 18
Deel II: Empirisch onderzoek 5. Doelstelling en vraagstelling 5.1. Doelstelling 5.2. Hoofdvraag 5.3. Deelvragen 5.4. Operationalisatie centraal begrip 6. Theoretische conceptie 6.1 Inleiding 6.2 Achterliggende theorie: Ouderen en Eenzaamheid 6.3 Achterliggende theorie: Eenzaamheid & Interventies 6.4 Uitkomst eerder gedaan onderzoek interventies 6.5 Operationalisatie centraal begrip 7. Methodisch kader 7.1. Kwaliteit en representativiteit 8. Resultaten 8.1 Resultaten literatuur onderzoek 8.2 Resultaten Interviews
Blz. 5 - 18
Blz. 19 - 44 Blz. 20-21 Blz. 20 Blz. 21 Blz. 21 Blz. 22-28 Blz. 22 Blz. 22 Blz. 25 Blz. 27 Blz. 28 Blz. 29-32 Blz. 29-32 Blz. 33-39 Blz. 33 Blz. 34-39 3
9. Conclusie en aanbevelingen 9.1. Conclusies 9.2. Aanbevelingen
Blz. 40-44 Blz. 40-42 Blz. 43-44
Deel III: Bronnenlijst & Bijlagen
Blz. 45 - 79
10. Bronnenlijst
Blz. 46-48
Bijlage – 1 Topic/vragenlijst Bijlage – 2 Verbatim Bijlage – 3 uitwerking 1e analyse (2x) Bijlage – 4 uitwerking 2e analyse/reductiefase
Blz. 49-51 Blz. 52-60 Blz. 61-75 Blz. 76-79
4
Deel I: Inleiding, keuze thema en kritische beschouwing beroepspraktijk 1. INLEIDING 2. BESCHRIJVING BEROEPSPRAKTIJK EN KEUZE THEMA 3. PROBLEEMSTELLING 4. THEORETISCHE VERKENNING
5
1. Inleiding Ik ben Roxanne Bosch, 4e jaars student aan de Hoge school van Amsterdam. In het kader van ons afstuderen aan de opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening wordt van ons studenten verwacht dat wij een onderzoek doen naar een knelpunt in de hulpverlening en dit uitwerken in een scriptie. Het thema van mijn onderzoek is ‘Ouderen, eenzaamheid en hulpverlening’. Ik heb dit onderwerp gekozen op basis van mijn eigen ervaringen in zowel mijn privé leven als in mijn stage van het tweede jaar. In 2012 is mijn oma in een verzorgingshuis voor ouderen terecht gekomen. Ik ben destijds betrokken geweest bij de overplaatsing van haar eigen woning naar een verzorgingshuis en de hulpverlening voor mijn oma. Na een aantal maanden zag ik dat mijn oma te maken kreeg met gevoelens van eenzaamheid. Ondanks dat zij een groot netwerk om zich heen had kampte zij toch met deze gevoelens. Ik merkte op dat de hulpverlening niet juist signaleerde of de juiste hulpverlening bood waardoor ik mijn oma, onder andere door deze gevoelens van eenzaamheid, langzaam in een depressie zag glijden. Ook bij enkele andere medebewoners in het verzorgingshuis van mijn oma zag ik soortgelijke problemen en dat daar niet op de juiste manier door de hulpverlening mee werd omgegaan. Ook in mijn tweedejaars stage kreeg ik te maken met het thema ouderen en eenzaamheid. Ik liep destijds stage bij De Regenbooggroep Amsterdam. Omwille van een maatjesproject werd ik gekoppeld aan een oudere man die ook worstelde met dergelijke gevoelens. Ook hier zag ik dat er wat betreft de hulpverlening omtrent deze problematiek dingen mis gingen waardoor de gevoelens en hulpvraag van deze man niet op de juiste manier aangepakt werd. Door deze verschillende ervaringen is mijn interesse gewekt. Deze ervaringen zijn tevens de aanleiding geweest voor het kiezen van dit onderwerp. Ik wil mij in het onderzoek richten op de doelgroep eenzame ouderen in verzorgingshuizen en de knelpunten in de hulpverlening en het uitvoeren van de interventies daarbij. Ik denk dat in dergelijke instellingen veel eenzaamheid heerst onder ouderen en dat het noodzakelijk is om onderzoek te doen naar de knelpunten in de hulpverlening die maatschappelijk werkers en andere professionals met soortgelijke taken in deze zorginstellingen bieden.
6
2 Beschrijving van de beroepspraktijk en keuze thema Dit onderzoek is gericht op professionals die ondersteuning bieden aan ouderen die kampen met eenzaamheidsproblematiek en de hulpverlening die daarbij geboden wordt. In dit onderdeel van de scriptie zal ik mijn thema verantwoorden op zowel micro, meso en macro niveau. Ik doe een beschrijving van de beroepspraktijk en het door mij gekozen thema. 2.1 Micro Ik wil op dit niveau kijken naar de professional en de cliënt. Met professional bedoel ik in deze context, hulpverleners die werkzaam zijn met ouderen (65+) en daarbij soortgelijke taken uitvoeren die behoren tot het maatschappelijk werk. Ik wil meer inzoomen op de ouderen en eenzaamheid en daarnaast kijken naar de professionals die dergelijke ouderen begeleiden. Om zo een korte beschrijving te geven van de beroepspraktijk en mijn thema te verantwoorden. Ik wil graag beginnen met een inleidend citaat, waarin kort en krachtig het overkoepelende thema van mijn onderzoek wordt omschreven. ‘Als een van de grootste problemen onder ouderen wordt vaak eenzaamheid genoemd. Oud en eenzaam horen bij elkaar, zo lijkt het wel. Maar alleen zijn is niet hetzelfde als eenzaam zijn. Als je eenzaam bent dan ben je niet voldoende in staat om je ervaringen en gevoelensmet anderen te delen terwijl je daar wel behoefte aan hebt. Anders gezegd: eenzaamheid is het negatief ervaren verschil tussen de kwaliteit van het netwerk dat iemand nu onderhoudt en het netwerk dat iemand voor zichzelf kan wensen. Naarmate iemands netwerk zwakker is, neemt zijn of haar draagkracht af. De kansen op vereenzaming, sociaal isolement en andere problemen nemen dan toe’ (Oostelaar & Wolfswinkel 2006, p. 54). Na de oriëntatiefase van mijn onderzoek en het opstellen van mijn onderzoeksontwerp ben ik tot de conclusie gekomen dat er sprake is van relatief veel eenzaamheidsproblematiek binnen de doelgroep ouderen. Ik heb besloten om deze problematiek te onderzoeken bij bejaarden ouderen die wonen in verzorgingshuizen (tegenwoordig ook wel woonzorgcentra genoemd). Ik heb gekozen voor deze doelgroep omdat er nog weinig specifiek onderzoek is gedaan naar deze doelgroep wonend in dergelijke instellingen. Uit cijfers blijkt dat een aanzienlijk deel van deze doelgroep kampt met de eerder genoemde problematiek (Voor de feiten en cijfers verwijs ik u naar de theoretische verkenning, vanaf Blz. 15). Als we kijken naar ouderen als individu, dan blijkt dat deze vaak een gevoel van eenzaamheid kunnen ervaren. Verschillende risicofactoren leiden tot verschillende typen van eenzaamheid. Wat je ziet gebeuren als mensen ouder worden, is dat er zich steeds vaker ingrijpende life events voor doen. Deze gebeurtenissen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van gevoelens van eenzaamheid. Er kunnen verschillende situaties bijdragen aan het ontwikkelen van dergelijke gevoelens. Zoals het opgeven van een eigen woning of de sociale contacten die er waren in de buurt waar de oudere woonde. Een ander voorbeeld is het verliezen van een partner. Maar ook een verslechterde gezondheid, zowel fysiek als psychisch, kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van eenzaamheid. Dit zijn slechts enkele voorbeelden waardoor deze problematiek ontstaat onder ouderen (De Jong Gierveld, 1998. p.25). Wat ik hiermee duidelijk wil maken is dat oudere mensen dusdanig kunnen kampen met deze gevoelens dat het hen uiteindelijk kan belemmeren in hun dagelijks functioneren. We hebben dan te maken met eenzaamheidsproblematiek. Het is daarom noodzakelijk dat deze doelgroep ondersteuning krijgt in de vorm van hulpverlening passend bij deze problematiek. Zodat zij 7
om leren gaan met deze gevoelens en niet langer belemmerd worden in hun functioneren. Juist bij het bieden van hulpverlening bij deze problematiek blijkt dat er nog de nodige verbeteringen nodig zijn om deze doelgroep op de juiste manier te ondersteunen. Hulpverleners maken niet altijd de juiste inschatting. Uit eerder gedaan onderzoek kwam naar voren dat rond de 20% van de ouderen die door hulpverleners als eenzaam werden aangemerkt dit niet zelf zo ervoeren. Ook bij ouderen die juist als niet-eenzaam werden aangemerkt bleek de schatting in ongeveer 20% van de gevallen niet te kloppen (Linnemann, M., van Linschoten, p., Royers, 2001). Een andere opvallende constatering kwam naar voren tijdens de uitvoering van mijn theoretische verkenning en literatuur studie. Zo blijkt dat in verschillende eerder gedane onderzoeken, in de onderzoeksresultaten beschreven wordt, dat de hulpverlening bij eenzaamheid bij ouderen niet adequaat wordt uitgevoerd met als gevolg dat de problematiek van de oudere niet minder wordt of verminderd. De hulpverleners handelen vaak niet juist bij de uitvoering van en/of het kiezen van interventies bij de hulpvraag van de oudere. Deze resultaten sluiten aan bij mijn eigen bevindingen uit de praktijk zoals ik in de inleiding van de scriptie al omschreef. Deels in de theoretische verkenning vanaf (pagina 15) en deels in de theoretische conceptie (vanaf pagina 20) zal ik hier meer over toelichten en ingaan op de achterliggende theorieën. Ik ga onderzoeken hoe de hulpverleners omgaan met eenzaamheid onder ouderen die wonen in verzorgingshuizen en het uitvoeren van interventies die in worden gezet bij deze problematiek. Is dit genoeg toereikend en wordt er adequaat gehandeld gezien de problematiek? De maatschappelijk werker ofwel de professional moet in staat zijn om zijn of haar cliënten op een professionele manier te begeleiden. Het geven van hulp en dienstverlening aan cliënten behoort tot de essentie van het maatschappelijk werk. Ik wil dit knelpunt analyseren door mee te kijken vanuit het perspectief van deze professional. Door hen te interviewen kan ik hier een beter beeld over vormen en de informatie die voortkomt uit deze interviews kan ik analyseren. Hierdoor kan er meer verdieping in informatie worden opgedaan betreffende dit actuele thema onder ouderen en de hulpverleners die werken met deze doelgroep. Zo kan er mogelijk betere zorg verleend worden aan de doelgroep die te maken heeft met deze problematiek. 2.2 Meso Eenzaamheid is een thema dat al sinds jaar en dag bestaat. Het is echter een actueel thema geworden sinds hier onderzoek naar gedaan wordt door verschillende onderzoekers, onderzoeksinstanties en organisaties. Dit heeft onder andere te maken met andere thema’s die spelen in de samenleving zoals de vergrijzing en de invoering van de WMO. Door dergelijke ontwikkelingen in de samenleving is het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar eenzaamheid en de hulpverlening hierbij. Maar ook signalering door personen en organisaties die hierdoor de noodzaak zien om nader onderzoek te doen, bijvoorbeeld in het belang van de doelgroep of de organisatie of kwaliteitsverbetering in de zorg. Als we kijken naar de organisatorische context waarin het door mij benoemde knelpunt zich afspeelt, dan zijn deze voornamelijk gericht op hulpverleners die werkzaam zijn in verzorgingshuizen en hulp en dienst verlenen aan de doelgroep ouderen (65+). Deze professionals zijn werkzaam voor een organisatie en deze organisatie biedt in dit geval zorg aan ouderen die wonen in de vorm van een verzorgingshuis/woonzorgcentrum. De organisatie draagt uit dat zij zorg bieden aan de doelgroep ouderen. Hieronder vallen vele vormen van zorg uitgevoerd door verschillende disciplines. De 8
maatschappelijk werkers en andere professionals die soortgelijke taken uitvoeren in dergelijke instellingen bieden psycho sociale en praktisch materiële hulp aan de ouderen, dit kan bijvoorbeeld individuele hulpverlening zijn of in groepsverband. Ik ga binnen Lelystad bij drie verschillende verzorgingshuizen/zorginstellingen analyseren hoe de professionals hulpverlening bieden aan dergelijke ouderen gericht op de eerder beschreven problematiek. Ik noem deze professionals voor nu en gedurende het onderzoek hulpverleners of professionals. 2.3 Macro De levensverwachting van ouderen neemt toe, evenals het aantal mensen dat een hogere leeftijd bereikt. Deze hogere leeftijd gaat vaak gepaard met een achteruitgang in de gezondheid van ouderen en een verlies aan kwaliteit van leven. Eenzaamheid is één van de specifieke problemen waarmee veel ouderen te maken krijgen. Uit longitudinaal onderzoek van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA), waarin ouderen van 55 tot 85 jaar gedurende een periode van 10 jaar zijn gevolgd, blijkt dat in Nederland ruim 1,2 miljoen mensen van 55 jaar en ouder eenzaam zijn (Fokkema & Van Tilburg, 2005). Het macroniveau betreft kenmerken op het niveau van de samenleving. Ik richt mij hierbij op de sociaal maatschappelijke factoren met betrekking tot mijn gekozen onderwerp, ouderen, eenzaamheid, professionals en interventies. Daar hebben zich de afgelopen jaren veel ontwikkelingen voorgedaan en grote verschuivingen plaatsgevonden. Een van de grootste ontwikkelingen die op dit moment plaats vindt is de vergrijzing. Nederland vergrijst. De mensen worden gemiddeld genomen steeds ouder. Het aantal hoogbejaarden (ouder dan tachtig) neemt drastisch toe en dat zal grote gevolgen gaan krijgen voor onze kwetsbare economie. Dit zal ook zijn uitwerking hebben op de zorg. Ouderen worden door de goede medische zorg, verbeterde woonvoorzieningen, goede zorg en dienstverlening steeds ouder. Deze groep ouderen vormt door aard en omvang een belangrijke categorie binnen het maatschappelijk werkgebied en de gezondheidszorg. Door de vergrijzing ontstaat er echter druk op de verzorgingsstaat van Nederland. De zorg neemt steeds meer toe. Ouderen worden daardoor afhankelijker van hun persoonlijke netwerk. Ook in zorginstellingen is er minder individuele tijd per oudere. Dit komt deels door de vergrijzing, maar ook door de economische crisis. Hierdoor zijn op grote schaal bezuinigingen ingevoerd. Dit heeft een negatieve invloed op de ouderenzorg. Door de vergrijzing en het doorvoeren van bezuinigingen ontstaat er kosteneffectief werken in de zorg. Minder individuele tijd per oudere besteden en een organisatie draaiende te houden met minder geld vanwege de bezuinigingen wordt ook wel kosteneffectief werken genoemd. Wat er gebeurt is het stijgen van de productiviteit in de zorg voor minder tijd en geld. Productiviteitsstijgingen in de gezondheidszorg, welzijnszorg en de maatschappelijke dienstverlening hebben ertoe geleid dat hulpverleners steeds vaker gebonden zijn aan protocollen voor de te verrichten taken in het werk. De focus op efficiënt werken, leidt ertoe dat hulpverleners steeds minder tijd hebben voor de cliënt. De sociale aspecten van het werk komen daardoor minder aan bod, vanwege het taakgerichte karakter in de zorg. Daarnaast vinden er veel personeel wisselingen plaats in de zorg, waardoor er nauwelijks nog binding ontstaat tussen een hulpverlener en een cliënt. En dat terwijl het bezoek van een hulpverlener vaak een van de weinige sociale contacten is die de cliënt heeft (Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling(RMO), 1997).
9
Ook de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zorgt voor de nodige ontwikkelingen. Er komt meer nadruk op zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid van de burgers zelf. Er moet flink worden bezuinigd. Dit heeft ook gevolgen voor de hulpverlening binnen zorginstellingen als verzorgingshuizen. Door bezuinigingen en het feit dat de verantwoordelijkheid meer bij de burger zelf gelegd wordt kan het zijn dat er binnen verzorgingshuizen minder tijd en geld te besteden is aan de problematiek eenzaamheid. Een overkoepelend en achterliggend begrip dat in zekere mate ook bijdraagt aan het eerder genoemde knelpunt en meespeelt wat betreft sociaal maatschappelijke factoren is de individualisering van de samenleving. Individualisering wordt gekenmerkt door een aantal aspecten, zoals de toegenomen sociale autonomie van het individu. Individuele keuzes zijn niet langer gerelateerd aan de normen en waarden van bepaalde instituties, maar kunnen in vrijheid worden genomen. Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid gekregen voor het aangaan van relaties, omdat traditionele bindingen zoals de kerk en familiepatronen minder van belang zijn geworden, in een mindere mate belangrijk. Mensen die deze eigen verantwoordelijkheid niet kunnen nemen, lopen het risico om eenzaam te worden. De toegenomen sociale autonomie kan naast bevrijdende gevoelens dus ook eenzaamheidsgevoelens tot gevolg hebben (RMO, 1997).
10
3. Probleemstelling Het onderwerp dat ik voor mijn scriptie gekozen heb is kort gezegd eenzaamheid bij ouderen en hoe hulpverleners hiermee omgaan in de hulpverlening. Ik trek dit onderwerp specifiek door naar een drietal verzorgingshuizen in Lelystad en focus mij hierbij op de kwaliteit van het handelen en de hulpverlening door de hulpverleners bij deze doelgroep. Ik zal in dit hoofdstuk aan de hand van verschillende paragrafen toelichten wat de probleemstelling is en wat dit inhoudelijk betekend. 3.1 Wat is het probleem? Zoals ik in de inleiding van deze scriptie al omschreef werd ik door verschillende situaties geconfronteerd met het thema ouderen en eenzaamheid. Ik signaleerde dat er binnen verzorgingshuizen een groep ouderen is die kampt met eenzaamheidsproblematiek en niet de juiste zorg lijkt te krijgen die zij echter wel nodig hebben. De hulpverlening lijkt niet goed aan te sluiten bij de zorg die nodig is voor deze doelgroep. In de praktijk blijkt dat hulpverleners die werkzaam zijn met de doelgroep ouderen in verzorgingshuizen niet goed op de hoogte zijn van de problematiek eenzaamheid en de hulpverlening die hierbij geboden kan worden. Er is een breed scala aan interventies dat kan worden ingezet om de ouderen te ondersteunen maar toch sluit de hulpverlening niet altijd goed aan bij wat de cliënt nodig heeft. Dit komt onder andere doordat er nog weinig of niet doeltreffend onderzoek is gedaan naar dergelijke interventies en het handelen van de hulpverleners bij dit thema. Wat wel blijkt uit eerder gedaan onderzoek is dat er na het handelen van de hulpverleners en de door hen ingezette interventies bij de doelgroep, maar weinig ouderen een daling ervaren in de eenzaamheidgevoelens. (Fokkema en van Tilburg, 2005) Het uitvoeren van mijn literatuurstudie en het bestuderen van de verschillende onderzoeken, rapporten en studies betreffende eenzaamheidproblematiek en de hulpverlening hierbij, zette mij aan het denken en riep verschillende vragen bij mij op. Waarbij in de huidige en meest recente onderzoeken juist de nadruk ligt op kwantitatief onderzoek waar op die manier gekeken wordt naar de effectiviteit van de interventies, lijkt het mij juist interessant om het kwalitatief onderzoek te doen naar de geboden interventies vanuit de hulpverlening. Hierbij wil ik mij vooral focussen op de beleving en het perspectief van de hulpverlener/professional. Op deze manier krijg je meer inzicht gezien het handelen van de professional en zo kun je mogelijk meer zicht krijgen in de knelpunten in de handelingen en uitvoering van de interventie. De probleemstelling die ik kan formuleren uit zowel praktijk ervaring als mede door het bestuderen van literatuur en verschillende onderzoeken is dat er sprake is van handelingsverlegenheid van de hulpverlener bij het handelen en in zetten van hulpverlening bij eenzaamheidproblematiek bij ouderen. Hulpverleners spelen niet adequaat in op de problematiek waar de doelgroep mee kampt. Het gevolg hiervan is dat is dit knelpunt uiteindelijk ook een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van eenzaamheidsproblematiek onder ouderen. Ik ga onderzoeken of dit bij drie verschillende woonzogcentra ook het geval is in de stad Lelystad. Dit doe ik door de focus te leggen op de professionals die deze hulp bieden in dergelijke setting. In paragraaf 5.2 van de scriptie heb ik aan de hand van deze probleemstelling passende hoofd en deelvragen geformuleerd zodat ik gericht onderzoek kon uitvoeren naar dit probleem. Ik doe dit onderzoek niet vanuit de opdracht van één bepaalde instelling. Ik probeer juist een zo breed mogelijk onderzoek te doen naar de verschillende instellingen in Lelystad om zo een breed beeld van de hulpverlening aan eenzame ouderen in deze stad te creëren. Zo kunnen er meerdere 11
organisatie mee profiteren van de uitkomst van dit onderzoek en kunnen zij zelf bepalen of de informatie waardevol of bruikbaar is binnen de eigen instelling/organisatie. Het kan ook aanzetten tot denken over het eigen handelen binnen de organisatie, wat uit kan monden tot discussie. 3.2 Wie heeft het probleem? Dit onderzoek betreft hulpverleners die niet adequaat handelen bij het verlenen van hulp aan ouderen die kampen met eenzaamheid. Er lijkt sprake te zijn van een bepaalde handelingsverlegenheid van de hulpverleners bij het inzetten van hulp bij de doelgroep. Dit is een constatering vanuit eerder gedaan onderzoek en mijn eigen beleving in de praktijk. De hulpverleners hebben in dit onderzoek te maken met het probleem. Dit knelpunt heeft als gevolg dat de doelgroep waarmee zij werken zowel direct als indirect ook de lasten dragen van het knelpunt van de hulpverleners. Zolang de ouderen niet de juiste hulp krijgen zullen zij geen vermindering in hun eigen problematiek ervaren. 3.3 Wanneer is het probleem ontstaan? Eenzaamheid op zich is een probleem dat sinds jaar en dag bestaat. Eenzaamheid is echter een probleem geworden sinds is geconstateerd dat mensen er onder kunnen lijden en het hun dagelijks functioneren belemmerd. Dit is ook zo bij de doelgroep ouderen. Als ik fixeer op het probleem dat in mijn onderzoek wordt behandeld dan kan ik uit de literatuur en onderzoeken uit het verleden opmaken dat er ongeveer sinds 1980 onderzoek wordt gedaan specifiek gericht op de effectiviteit van de hulpverlening. Sindsdien wordt er vanuit de onderzoeken gesignaleerd dat de hulpverlening aan eenzame ouderen niet altijd adequaat verloopt. 3.4 Waarom is het een probleem? Maatschappelijk werkers die werkzaam zijn in de hulpverleningssector van de doelgroep ouderen hebben onder andere de taak om de problematiek eenzaamheid te signaleren en waar nodig het bieden van interventies. Het blijkt uit verschillende onderzoeken zoals ik al eerder heb benoemd en omschreven, dat er nog steeds een grote groep ouderen in verzorgingshuizen te maken heeft met eenzaamheid en deze gevoelens na het inzetten van hulpverlening niet verminderen. Dit zou onder andere kunnen duiden op een knelpunt in de uitvoering van de hulpverlening aan ouderen die met deze gevoelens van eenzaamheid te maken hebben. Als dit probleem niet adequaat aangepakt wordt, zal dit consequenties hebben voor de toekomst. Door de vergrijzing zal het aantal ouderen in verzorgingshuizen met de jaren steeds meer toenemen. Zolang hulpverleners niet de juiste kennis hebben van, of inzicht hebben in de problematiek eenzaamheid zal het aantal ouderen dat met deze gevoelens kampt alleen maar toenemen. Het is daarom van belang dat er onderzoek gedaan wordt naar het handelen van deze professionals en de eigen visie en ervaring betreffende dit onderwerp. Anders zal er een steeds groter wordende groep ouderen ontstaan die te maken krijgt met eenzaamheid, waarbij het dusdanig ernstig wordt dat het hun dagelijks functioneren belemmert. Dit kan resulteren in andere gevolgen zoals lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen maar bijvoorbeeld ook het raken in een sociaal isolement. Eenzaamheid is vanwege verschillende redenen een probleem. Zo blijkt uit verschillende studies dat het je bloeddruk verhoogd met daarbij het stressniveau en het risico op een depressie. Daarmee zijn deze gevoelens even slecht voor je gezondheid als roken of overgewicht. Vooral bij ouderen kan eenzaamheid gevaarlijk zijn, omdat zij meestal een zwakker gestel hebben. (Cacioppo, et al. mei 2009) 12
3.5 Waar doet het probleem zich voor? Eenzaamheid komt voor in alle lagen van de bevolking. In mijn onderzoek richt ik mij echter op ouderen die wonen in verzorgingshuizen en de betreffende hulpverlening die geboden wordt door de zorginstelling, gericht op het maatschappelijk werk of werknemers die soortgelijke taken uitvoeren als een maatschappelijk werker en hun visie en ervaring gezien de problematiek eenzaamheid en de knelpunten die zij ervaren in het bieden van hulp aan eenzame ouderen . 3.6 Wat is de aanleiding? De aanleiding voor dit onderzoek is om een steentje bij te dragen aan de verbetering van de hulpverlening bij eenzaamheidsproblematiek en voor mijzelf een bijdrage aan mijn eigen ontwikkeling en meer kennis en verdieping betreffende dit onderwerp. Eenzaamheid onder ouderen is al een aantal jaar een actueel thema vanuit verschillende gemeentes in heel Nederland. Ondanks dat er meer aandacht voor het thema eenzaamheid is wordt er wel geconstateerd dat de geboden hulp niet altijd lijkt te werken. Dit maakt mij nieuwsgierig en roept vragen bij mij op. Zo vraag ik mij af of de hulpverlening wel adequaat is en passend bij de doelgroep. Ik vraag mij af waarom er sprake is van handelingsverlegenheid onder de hulpverleners bij deze problematiek. Deze nieuwsgierigheid zette mij aan tot het doen van dit onderzoek. Ik heb vervolgens besloten dat ik in de gemeente waar ik zelf woonachtig ben, Lelystad, bij verschillende instellingen wil gaan onderzoeken wat hier de visie is van de hulpverlening met betrekking tot eenzaamheid en de uitvoering van de hulpverlening om zo mogelijk meer inzicht te creëren in dit knelpunt. Ik zal kort toelichten bij welke organisaties ik dit onderzoek uit voer. In de methodische verantwoording van de scriptie zal ik dieper in gaan op de respondenten, betrouwbaarheid, validiteit en dergelijke zaken. Ik heb drie verzorgingshuizen (tegenwoordig ook wel woonzorgcentra genoemd) benaderd. Alle drie de instellingen zijn woonzorgcentra, deze zijn onderverdeelt onder twee overkoepelende organisaties in Lelystad, namelijk WoonzorgFlevo en Coloriet. Deze organisaties hebben verschillende afdelingen, waaronder verzorgingshuizen. Ik heb specifiek gezocht naar professionals die werkzaam zijn met de ouderen in dergelijke setting. Zo kwam ik terecht bij de verzorgingshuizen: De Hoven, De Hanzeborg en De Uiterton. Coloriet – De Hoven ‘Coloriet biedt zorg, behandeling en begeleiding aan oudere wonend in een verzorgingshuis, maar daar naast ook aan mensen met een lichamelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening. Ouderen hebben andere vragen dan jongeren of gezinnen met opgroeiende kinderen. Daarom zijn er bij Coloriet gespecialiseerde maatschappelijk werkers voor ouderen. Zij hebben ruime kennis en ervaring in het begeleiden van ouderen, chronisch zieken en mantelzorgers’.(www.coloriet.nl) WoonzorgFlevo – Hanzeborg ‘Woonzorgcentrum Hanzeborg is een bijzonder gebouw, waar zorg,voorzieningen en activiteiten samenkomen. Het is geen ivoren toren, uitsluitend bestaande uit een verzorgingshuis en verpleeghuis, maar juist een mooie combinatie van alles waar mensen dagelijks mee te maken hebben. Bewoners kunnen zelf kiezen of ze daarvan gebruik willen maken of toch liever in hun eigen appartement verblijven’ (woonzorgflevo.nl). In de Hanzeborg is geen maatschappelijk werk, alleen
13
een psycholoog is daar werkzaam. Deze voert daardoor ook deels de taken uit van een maatschappelijk werker omdat die verder niet werkzaam zijn in deze instelling. WoonzorgFlevo - De Uiterton In De Uiterton zijn appartementen voor verzorgingshuiszorg en verpleeghuiszorg (samen circa 80 plaatsen). In De Uiterton hebben ze niet zoals bij De hoven en De Hanzeborg maatschappelijk werkers en/of een psycholoog die daar intramuraal werken. Bij De Hanzeborg is een samenwerkingsverband met de maatschappelijk werkers/ouderenadviseurs van De Maatschappelijk Dienstverlening Lelystad (MDF). Deze hebben een inloopspreekuur bij de Uiterton en daarnaast kunnen de ouderen altijd een afspraak maken met de hulpverleners van het MDF.
14
4. Theoretische verkenning 4.1 Doelgroep ouderen In ouderenbeleid wordt geen strikte grens gegeven van het begrip oud. Vaak worden groepen ouderen gedefinieerd afhankelijk van het beleidsterrein. Gaat het over de kansen voor ouderen op de arbeidsmarkt, dan worden mensen van 50-65 jaar bedoeld, bij AOW -gerechtigden worden mensen vanaf 65 jaar bedoeld en bij het gebruik van zorgvoorzieningen gaat het vooral om 75plussers(www.nationaalkompas.nl). Voor de uitwerking van mijn onderzoek en de doelgroep ouderen in dit onderzoek zijn ouderen gedefinieerd als personen van 65 jaar en ouder wonend in een verzorgingshuis. 4.2 Verzorgingshuis/woonzorgcentrum Verzorgingshuis & bewoners Een verzorgingshuis biedt aan zijn bewoners:
verzorging (bijvoorbeeld huishoudelijke zorg, persoonlijke verzorging, recreatie, maaltijdvoorziening); niet-complexe verpleging of begeleiding, in verband met lichamelijke, psychogeriatrische of psychosociale problemen door ouderdom.
De zorg en dienstverlening van een verzorgingshuis is erop gericht bewoners zoveel mogelijk zelfredzaam te laten zijn. Indicatie Om in aanmerking te komen voor deze (zorg)voorziening is een indicatie van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) noodzakelijk. (www.rijksoverheid.nl) 4.3 Feiten en cijfers Verzorgingshuizen Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er een groep ouderen woonachtig is in verzorgingstehuizen die te maken hebben met gevoelens van eenzaamheid. Uit feiten en cijfers van deze onderzoeken blijkt dat er een groep ouderen is in verzorgingstehuizen die ondanks de zorg van het verzorgingshuis kampen met eenzaamheid:
Van de meer dan 2,6 miljoen Nederlanders van 65 jaar en ouder wonen er ruim 100.000 in een verzorgingshuis/woonzorgcentrum en ruim 50.000 in een verpleeghuis. Nederland telt bijna 1.700 verzorgings- en verpleeghuizen. (bron: SCP, Ouderen in instellingen) 29% van de bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen in Nederland is eenzaam. (Bron: Nivel, feb. 2008) Een op de tien tehuisbewoners komt helemaal nooit buiten en een op de vijf (40.000 mensen) minder dan een keer per maand. Ouderen in zorginstellingen die meedoen aan groepsactiviteiten en vaker een praatje maken met het verzorgend personeel, oordelen positiever over hun leven. Het gaat dan niet zozeer om gesprekken tijdens de zorg, maar meer om een praatje tussendoor. Ze voelen zich bijvoorbeeld meer thuis, voelen zich veilig en minder eenzaam, vervelen zich minder en ervaren meer warmte en genegenheid. (Bron: Nivel, feb. 2008) 40% van de tehuisbewoners vindt dat de verzorging gehaast gebeurt en dat het personeel onvoldoende tijd heeft voor een vertrouwelijk gesprek. Driekwart van de verpleeghuisbewoners is afhankelijk van hulp van anderen voor de persoonlijke verzorging en het naar buiten gaan. (bron: http://www.ouderenfonds.nl) 15
4.4 Vergrijzing De bevolking van Nederland is geleidelijk aan het vergrijzen. Vergrijzing houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt. Op 1 januari 2011 telde Nederland 2,6 miljoen ouderen (personen van 65 jaar en ouder). Dit komt neer op 16% van de totale bevolking (in 1900 betrof het 6%). Daarnaast is sprake van 'dubbele vergrijzing'. Dit houdt in dat binnen de groep 65-plussers het deel 80-plussers toeneemt. Op 1 januari 2011 waren er 668.000 mensen van 80 jaar en ouder, wat neerkomt op 4% van de bevolking. Van de 65-plussers was 26% ouder dan 80 jaar (in 1900 was dat 11%)(bron: www.rivm.nl).
Rond 2050 is 10% van de bevolking 80-plusser (Bron: CBS) In 2010 waren er 3 miljoen ouderen huishoudens (Bron: CBS) De levensverwachting bij geboorte blijft toenemen. Mannen worden gemiddeld 78,1 en vrouwen 82,0 jaar (Bron:CBS) Het aantal allochtone ouderen in Nederland stijgt snel tot 360.000 ouderen in 2015. De grootste groep 55-plus migranten bestaat uit Surinamers, gevolgd door Turken, Marokkanen en Antilianen (Bron: Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten) Bijna één op de vijf Nederlanders is met pensioen (Bron: CBS, juli 2012). In 2011 waren er meer dan 3 miljoen mensen met pensioen. In het jaar 2000 lag het aantal op zo'n 2,4 miljoen, 15 procent van de totale bevolking. De gemiddelde pensioenleeftijd is gestegen van 61 jaar in 2006 naar 63 jaar in 2011 (Bron: CBS, juli 2012). Van alle gepensioneerden blijven 50.000 personen in het buitenland (Bron: CBS, juli 2012). (www.ouderenfonds.nl) 4.5 Begrip eenzaamheid De definitie van eenzaamheid die in Nederland meestal gehanteerd wordt is afkomstig van De Jong Gierveld (1984, p. 45) en luidt als volgt: ‘Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties… Deze situatie wordt des te ernstiger beleefd naarmate de betrokkene zichzelf minder goed in staat acht alsnog bepaalde relaties binnen redelijke termijn te realiseren dan wel verstoorde relaties te verbeteren.’ Gewenste relaties die wel eens gemist worden op oudere leeftijd zijn een partnerrelatie of hechte vriendschap; bij kwaliteiten in relaties die gemist worden horen intimiteit, regelmatig gezelschap, de gezelligheid van het vroegere gezinsleven’. 4.5 Visie op eenzaamheid in de afgelopen decennia Gevoelens van eenzaamheid zijn menselijk, iedereen heeft wel eens in een bepaalde mate te maken met gevoelens van eenzaamheid. In de meeste gevallen verdwijnen deze gevoelens na verloop van tijd. Er is echter een substantieel deel van mensen op de wereld die in dergelijke mate kampen met gevoelens van eenzaamheid dat het gevoel niet minder wordt en hen zelfs kan verstoren in hun dagelijks functioneren. Er zijn verschillende opvattingen over hoe mensen denken over eenzaamheid. Moustakas benoemd het als volgt, ‘het gevoel van eenzaamheid is eigen aan het menselijk leven’ (Moustakas, C.E., Lonelineless , New York, Prentice Hal, 1961). Ruben & Shaver hebben er een andere opvatting over, namelijk dat eenzaamheid een gezonde honger is naar intimiteit en gemeenschap en daarnaast een teken van gebrek aan kameraadschap, gezelschap en een zinvolle plek in de wereld (Rubenstein, C.M & P. Shaver, 1980, p. 319-337). In de sociale wetenschappen wordt eenzaamheid door onderzoekers omschreven als een onplezierige ervaring, het grootste aspect van dit gevoel wordt gecreëerd door een netwerk met te weinig contacten waar op de een of andere manier een vorm van voldoening uit gehaald wordt.
16
4.6 Gevolgen van eenzaamheid Er zijn dus mensen die dusdanig lijden onder hun gevoelens van eenzaamheid waardoor het hen zelfs kan belemmeren in hun dagelijks functioneren. Het blijkt dat eenzaamheid waarvan deze intens ervaren wordt en een lange periode aanhoudt gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Het gevolg hiervan kan zijn dat een persoon kan leiden aan depressies met daarbij de uiting van psychosomatische klachten. Al in 1977 blijkt uit een onderzoek van Lynch dat mensen die kampen met eenzame gevoelens meer vatbaar zijn voor ziekten, wat dusdanig uit de hand kan lopen en uiteindelijk kan resulteren in het in grote mate gebruik maken van onder andere medische voorzieningen. Zo is eenzaamheid uiteindelijk niet alleen een probleem voor de persoon die kampt met de gevoelens van eenzaamheid maar daarnaast ook voor de samenleving (Lynch, J.J. 1977). Er is zelfs uit longitudinaal onderzoek gebleken van Perlman uit 1988 dat de gezondheid van ouderen in een aantal jaren aanzienlijk achteruit gaat wanneer er geen vermindering is in de gevoelens van eenzaamheid. Zo bleek dat de deelnemende ouderen die tijdens het eerste onderzoek eenzamer waren dan andere ouderen, twee jaar later vaak een verslechterde gezondheid hadden in vergelijking met de oudere die minder eenzaam waren bij het onderzoek twee jaar daarvoor (Perlman, 1988). Verder is uit onderzoek van Nederlandse bodem gebleken dat eenzaamheid zelf als rede wordt genoemd voor oudere voor een opname in een verzorgingshuis. Dus naast het feit dat er een vergrote kans is op klachten wat betreft de gezondheid door eenzaamheid, is er ook nog gebleken dat eenzaamheid een reden kan zijn voor een oudere om niet langer zelfstandig te wonen maar opgenomen te worden in een verzorgingshuis (De Jong-Gierveld & Kamphuis, 1984). Wat hieruit blijkt is dat er al een aantal decennia lang onderzoek gedaan naar het fenomeen eenzaamheid en wat voor gevolgen dit kan hebben voor je fysieke en mentale gezondheid, in zowel Nederland als andere landen in de wereld. 4.7 Feiten en cijfers uit verschillende onderzoeken betreffende eenzaamheid en ouderen
25 % van de 65-plussers loopt extra risico op gezondheidsproblemen, opname in een tehuis of overlijden. Deze groep kwetsbare ouderen neemt de komende twintig jaar toe van zevenhonderdduizend tot een miljoen. (Bron SCP 2011) Eén op de drie Nederlanders voelt zich wel eens eenzaam. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico, zoals chronisch zieken, gehandicapten, ouderen, allochtonen, mantelzorgers, dak- en thuislozen en alleenstaanden. Van de ruim 2,6 miljoen 65-plussers voelen bijna 800.000 mensen zich eenzaam. 4% Van de 65plussers, meer dan 100.000 mensen, voelen zich ernstig tot uiterst eenzaam. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). Er zijn meer dan 4,1 miljoen 55-plussers. Hiervan voelt meer dan 1 miljoen zich eenzaam. Van hen zijn 200.000 extreem eenzaam. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). Eenzaamheid verhoogt je bloeddruk, stressniveau en het risico op een depressie. Daarmee zijn deze gevoelens even slecht voor je gezondheid als roken of overgewicht. Vooral bij ouderen kan eenzaamheid gevaarlijk zijn, omdat zij meestal een zwakker gestel hebben. (Bron: onderzoek Professor Cacioppo, Universiteit van Chicago, mei 2009) Van alle 65-plussers woont ongeveer 52% alleen en van alle 75-plussers ongeveer 64,6%. Het meest eenzaam zijn alleenwonende ouderen die gescheiden zijn en weinig sociale relaties hebben. (Bron: SBS Statline, per 1 januari 2009) 6,8% van de bewoners (meer dan 10.000 ouderen) in zorginstellingen krijgt nooit bezoek (Bron: Vilans 2007). 20% van de bewoners komt minder dan eens per maand buiten.
17
20% (420.000 ouderen) van de ouderen viert Kerst en Oud en Nieuw niet. Ruim 200.000 ouderen (10 % van de ouderen) in Nederland zitten tijdens de feestdagen zonder bezoek. (Interview-NSS) Zelf actief blijven en bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen of deelnemen aan (laagdrempelige) activiteiten vermindert eenzaamheid en de kans op sociaal isolement (prof. Jenny Gierveld, VU Amsterdam, 2009) (bron: www.ouderenfonds.nl) 4.8 Eenzaamheid beleid en interventies Nederland kent een groot aantal verschillende soorten eenzaamheidsinterventies, variërend van cursussen, groepsactiviteiten, projecten, aanpakken enzovoort. Deze interventies richten zich op verschillende niveaus, namelijk: ● Microniveau: de eenzame mensen oudere ● Mesoniveau: de personen die contact hebben met eenzame mensen, bijvoorbeeld beroepskrachten of vrijwilligers. ● Macroniveau: de samenleving, de bevolking als geheel. Wat je ziet gebeuren binnen de gemeenten in Nederland is dat zij het bestrijden van eenzaamheid zien als onderdeel van het betreffende het ouderenbeleid of eigenlijk ook gezien het beleid van de WMO. De aandacht voor eenzaamheid maakt soms deel uit van andere activiteiten, zoals huisbezoeken aan ouderen of het bieden van ontmoetingsplaatsen. Voorbeelden van ontmoetingsplaatsen zijn gespreksgroepen, vriendendiensten en netwerkversterking. Deze interventies, die gericht zijn op het sociaal activeren van personen of het bieden van ontmoeting, hoeven niet te resulteren in het verminderen van (verschillende vormen van) eenzaamheid (Verwijs en Nederland, 2012). Dit is bijvoorbeeld gebleken uit een onderzoek van het Verwey Jonker Instituut uit 2012. Gemeenten richten zich vooral op het bestrijden van sociale eenzaamheid en minder op het bestrijden van emotionele eenzaamheid. Ook zijn er gemeenten die de aanpak van eenzaamheid niet expliciet noemen in beleidsnota’s, maar het wel als onderdeel zetten in de opdrachtformulering naar de lokale welzijnsorganisatie (Alleato, 2011).De gevarieerde aanpak van eenzaamheid kent vaak een groot politiek draagvlak. Desondanks is er weinig structureel beleid bij gemeenten en komen concrete uitvoeringstrajecten moeilijk van de grond. (Verwijs, R. en Nederland, T. November, 2012)). 4.9 Bevindingen uit de theoretische conceptie Als ik terug kijk op mijn theoretische verkenning dan valt mij op dat eenzaamheid veel voorkomt bij ouderen die wonen in verzorgingshuizen. Als je kijkt naar de feiten en cijfers dan vind ik dit persoonlijk erg confronterend. Ook wordt er gesproken over de gemeenten die in mijn optiek eenzaamheid onderschatten en meer als ‘onderdeel van’ zien in plaats van een opzichzelfstaande problematiek. Wat het gevolg hiervan is, is dat er geen beleid is omtrent deze problematiek, alleen als een onderdeel van een groter beleid, zoals het ‘ouderenbeleid’ in zijn algemeen. Wat opvallende informatie is uit de laatste paragraaf 4.8 van deze theoretische verkenning is dat daar wordt benoemd dat gemeenten zich meer richten op sociale eenzaamheid in plaats van emotionele eenzaamheid. In de theoretische conceptie zal ik dieper ingaan op deze aspecten zowel gericht op de begrippen sociale en emotionele eenzaamheid als op de bevinding dat de interventies voornamelijk gericht zijn op sociale eenzaamheid.
18
Deel ll: Empirisch onderzoek 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 6. THEORETISCHE CONCEPTIE 7. METHODISCH KADER 8. RESULTATEN 9. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
19
5. Doelstelling en vraagstelling 5.1.Doelstelling Ik zal door het uitvoeren van dit onderzoek inzicht verschaffen over het thema en het begrip eenzaamheid. Ik kijk echter ook naar de hulpverlening die geboden wordt met betrekking tot de problematiek eenzaamheid. Ik richt me hier op de hulpverlening en interventies die toegepast worden met betrekking tot eenzaamheid onder ouderen. Een overzicht van de visies, beleving en ervaring van professionals op eenzaamheid en knelpunten in de hulpverlening zou kunnen zorgen voor meer inzicht en ontwikkeling omtrent deze problematiek. Wat uiteindelijk bij zou kunnen dragen aan vermindering van de problematiek en meer gerichte hulpverlening en daarnaast het verkrijgen van meer inzicht betreffende de problematiek eenzaamheid en ouderen. Als we kijken naar degene die de hulpverlening uitvoeren dan zijn dit de professionals werkzaam in deze doelgroep. De visie van deze professionals op de eenzaamheidproblematiek onder ouderen is van belang. Er is hier nog weinig zicht op en weinig onderzoek naar gedaan. Ondertussen blijkt dat er nog steeds knelpunten worden ervaren bij de hulpverlening aan deze doelgroep en lijken zij niet de juiste hulp te krijgen die zij nodig hebben om deze gevoelens te verminderen. Dit is een probleem waar hulpverleners tegen aanlopen en ouderen zijn hier uiteindelijk de dupe van. Het empirische onderzoek zal voornamelijk betrekking hebben op het handelen bij en de visie op de eenzaamheidsproblematiek van professionals. Daarnaast kijk ik tijdens de interviews met de professionals samen naar de organisatie van de professional en of hij/zij vindt dat de organisatie in hun beleving goed bezig is met betrekking tot het aanbod voor eenzaamheidproblematiek en of er beleid of richtlijnen aanwezig zijn binnen de organisatie. Meer kennis van de problematiek door middel van het doen van een onderzoek dat is gericht op het handelen en de visie van de professional zal hopelijk leiden tot adequater handelen bij eenzaamheid. Hoe meer kennis van, hoe beter er gewerkt kan worden aan oplossingen. Het onderzoek zal het verzorgingshuis en haar professionals handvatten aanreiken. De inzichten die ik opdoe tijdens het onderzoek zal ik omzetten in aanbevelingen. Deze aanbevelingen bieden inzicht in de problematiek en zullen aansturen op bijvoorbeeld bepaalde interventies en het benaderen van eenzame ouderen. De verzorgingshuizen in Lelystad zijn bij dit onderzoek dus gebaat, doordat hierdoor betere zorg op maat geleverd kan worden. En daarnaast is het bruikbaar voor de professionals, zij krijgen een beeld van de verschillende visies van professionals werkzaam in Lelystad met eenzame ouderen. Het is verantwoord onderzoek met een duidelijk omschreven probleem en doelstelling. Doordat het onderzoek goed georganiseerd is en er onder andere zeven professionals meewerken aan het onderzoek is het uiteindelijk haalbaar en daarnaast ook informatief voor de beroepspraktijk en eventueel voor toekomstige studenten die meer te weten willen komen over dit onderwerp.
20
5.2 Hoofdvraag Zijn de huidige interventies (van professionals met de functie en taken van een maatschappelijk werker) die maatschappelijk werkers toepassen in verzorgingshuizen in Lelystad wat betreft de problematiek eenzaamheid onder ouderen effectief en worden deze eenzaamheidsinterventies adequaat toegepast? 5.3 Deelvragen Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te kijken naar wat eenzaamheid is en wat factoren zijn die bijdragen aan eenzaamheid onder de betreffende doelgroep. Verder moet er ook specifieker gekeken worden naar de knelpunten binnen de hulpverlening en de uitvoering van de hulpverlening. Dit doe ik door middel van het opstellen van deelvragen. Deze zullen mij stapsgewijs helpen om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. De eerste twee vragen zijn opgesteld voor het literatuur onderzoek, de laatste twee vragen voor het empirische onderzoek. 1. Welke soorten eenzaamheid onder ouderen zijn er bekend en welke factoren dragen bij aan het ontstaan van eenzaamheid, specifiek geldend voor ouderen in zorginstellingen? 2. Wat is er bekend over interventies die het ontstaan van eenzaamheid tegengaan, of die ingezet kunnen worden om eenzaamheid te reduceren/verminderen? 3. Wat is de visie van de professionals op de eenzaamheidsproblematiek onder oudere in verzorgingshuizen? 4. Hoe voeren de professionals de hulpverlening betreffende eenzaamheidsproblematiek onder ouderen uit en wat zijn hierbij de werkzame en niet werkzame factoren van de interventies en wordt hierbij rekening gehouden met beleid en/of richtlijnen vanuit de organisatie waar zij werkzaam zijn?
5.4 Operationalisatie centraal begrip Na het uitvoeren van als eerste de theoretische verkenning vervolgd door meer verdieping in mijn literatuuronderzoek in de theoretische conceptie, mondt dit uit in mijn centrale begrip eenzaamheidsinterventies. Ik zal nu een korte beschrijving geven van eenzaamheidsinterventies als centraal begrip. Aan het einde van de theoretische conceptie van mijn onderzoek is een uitgebreide operationalisatie van het centrale begrip (Blz. 28 ). Eenzaamheidsinterventies Met eenzaamheidsinterventies bedoel ik alle activiteiten van een ander dan de eenzame zelf die erop gericht zijn het proces van het verminderen van eenzaamheid in gang te zetten of te houden of een situatie van eenzaamheid succesvol te beëindigen. Dus interventies gericht op het verminderen dan wel niet beëindigen van gevoelens van eenzaamheid. (Linnemann et al., 2001)
21
6 Theoretische conceptie 6.1 Inleiding Het uitvoeren van het eerste deel van mijn onderzoek was gedeeltelijk het verkennen van de literatuur betreffende mijn onderwerp. In de theoretische conceptie is het van belang om meer verdieping te creëren in mijn onderwerp en het eerder beschreven knelpunt in de hulpverlening. In dit hoofdstuk is het belangrijk dat er meer empirische informatie onderzocht en beschreven wordt over het toepassen van interventies op eenzame ouderen, hoe maatschappelijk werkers en soortgelijke professionals binnen zorginstellingen dit uitvoeren en of het effectief is volgens deze medewerkers. Dit heb ik geprobeerd te onderzoeken, onderbouwen en beargumenteerd door middel van het bestuderen van literatuur. Dit deel van het onderzoek is daarom gericht op deels het beantwoorden van mijn deelvragen van het literatuuronderzoek en deels de literaire onderbouwing, conceptualisatie en argumentatie van mijn empirische vraagstelling. Dit alles zal uiteindelijk leiden tot de operationalisatie van het centrale begrip van mijn onderzoek. Na het beschrijven van mijn probleemstelling, het doen van een knelpunten analyse en het uitvoeren van de theoretische verkenning ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn centrale begrip betreffende mijn onderzoek eenzaamheidsinterventies is geworden. Ik zal in deze theoretische conceptie tot de operationalisatie van dit begrip komen. Als eerste zal ik de belangrijkste aspecten en achterliggende theorie omtrent ouderen en het eenzaamheid omschrijven. Dit is van belang omdat de interventies zijn gebaseerd op de eenzaamheidsproblematiek van deze ouderen. Daarop volgend zal ik meer toelichten over de interventies betreffende eenzaamheid en ouderen en de achterliggende theorie, daarbij kijkend naar knelpunten, andere onderzoeken en hieruit mijn bevindingen opdoen om zo uiteindelijk tot de operationalisatie van mijn begrip komen. 6.2 Achterliggende theorie: ouderen en eenzaamheid De definitie van eenzaamheid die in Nederland meestal gehanteerd wordt is afkomstig van De Jong Gierveld (1984, p. 45) en luidt als volgt: ‘Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties… Deze situatie wordt des te ernstiger beleefd naarmate de betrokkene zichzelf minder goed in staat acht alsnog bepaalde relaties binnen redelijke termijn te realiseren dan wel verstoorde relaties te verbeteren.’ Gewenste relaties die wel eens gemist worden op oudere leeftijd zijn een partnerrelatie of hechte vriendschap; bij kwaliteiten in relaties die gemist worden horen intimiteit, regelmatig gezelschap, de gezelligheid van het vroegere gezinsleven. Als we kijken naar wat belangrijk is voor de beleving van eenzaamheid onder ouderen en voor het geboden psycho sociale werk hierbij dan is het tijdsperspectief een belangrijk aspect. Als eenzaamheid een aantal jaar aanhoudt zonder een vermindering in het eenzaamheidsgevoel dan wordt dit ook wel chronische eenzaamheid genoemd. Daarnaast heb je ook nog het begrip conditionele eenzaamheid. Dit ontstaat wanneer zich een ingrijpende verlies ervaring voordoet. Ook heb je een vorm van eenzaamheid die van korte duur is en in vlagen voor komt. Deze vorm van eenzaamheid gaat vaak vanzelf over. Gezien het aspect tijdsperspectief, speelt er ook mee hoe de oudere zelf aankijkt tegen zijn of haar situatie wat betreft de eenzame gevoelens, zien zij deze als veranderlijk en tijdelijk, dit is ook van belang. Aan de hand van het tijdsperspectief en de aard van het ‘soort’ eenzaamheid dat ervaren wordt kunnen er binnen deze groep drie typen eenzame mensen omschreven worden: de extreem en uitzichtloze eenzamen, die zeer teleurgesteld zijn in hun relaties met anderen; de ernstig en uitzichtloze eenzamen, die tot bepaalde hoogte berusten in 22
hun eenzaamheid; en de sociaal actieve eenzamen, die hun situatie niet als uitzichtloos beoordelen ( De Jong Gierveld, 1984). De Jong Gierveld is een onderzoeker die een grote bijdrage heeft geleverd door het onderzoeken van het fenomeen eenzaamheid onder ouderen. Over de jaren heeft zij veel verschillende onderzoeken gedaan met betrekking tot dit thema. De Jong Gierveld gebruik voor haar definitie van eenzaamheid een cognitieve benadering. Wat zij hierbij als belangrijk aspect benoemt is de subjectieve waarneming van de persoonlijke relaties. Ieder individu, dus iedere oudere beleeft eenzaamheid op een andere manier, het kan zijn dat ouderen hetzelfde aantal of soort relaties heeft. Maar door de verschillen in wensen en behoefte wat betreft een relatie tot een persoon bepaalt in wat voor mate eenzaamheid ervaren kan worden. Deze verschillen ontstaan doordat een ieder zijn eigen persoonlijkheid heeft en een ander leven geleid heeft. Daarnaast heb je ook nog de cognitieve verwerking van eenzaamheid. Hoe gaan ouderen om met eenzaamheid en wat een oudere wil of wenst in een relatie kan worden aangepast aan de tot dan toe veranderde situatie. Twee soorten eenzaamheid Om structuur en bruikbaarheid van het onderzoek te creëren is het handig om eenzaamheid te onderscheiden. Er zijn twee soorten eenzaamheid te onderscheiden als we kijken naar het werken in de praktijk met oudere: de eenzaamheid van het emotionele isolement en de eenzaamheid van het sociale isolement ( Weiss, 1973). Als we kijken naar de eerste vorm van eenzaamheid, eenzaamheid van het emotionele isolement, dan blijkt dat deze ontstaat door het verlies van iemand waarmee een zeer hechte band was. Bij deze vorm van eenzaamheid is er vaak sprake van de volgende symptomen: rusteloosheid, het verlangen naar de gemiste relatie, angst, gebrek aan concentratie, moeite met ontspanning (bijv. slecht slapen), overgevoeligheid voor reacties van anderen, alertheid voor dreiging en het ervaren van een doordringende eenzaamheid zelfs in het gezelschap van anderen. Deze vorm van eenzaamheid valt volgens Weiss te bestrijden door bijvoorbeeld het aangaan van een nieuwe hechte relatie, of leren om te gaan met de verloren relatie door deze een plek te geven in je huidige leven. Denk hierbij aan het neerzetten van een foto van de overleden op een voor de persoon belangrijke plek (bijv. in de woonkamer), regelmatig bezoekjes brengen aan het graf van de overleden persoon en dergelijke dingen. (Stevens, N. 1999) Er is sprake van eenzaamheid van het sociale isolement wanneer een persoon mensen om zich heen mist met dezelfde interesses, waarmee iemand bijvoorbeeld gezamenlijk activiteiten kan doen. Wat je hier ziet is dat er dan een gebrek is aan regelmatig contact met andere personen. Er is een gemis wat betreft gezelligheid en sociale interactie. De symptomen hiervan zijn rusteloosheid, het verlangen naar de gemiste relaties, verveling, doelloosheid en een gebrek aan bevestiging voor dagelijkse routines. Aan dit gevoel van eenzaamheid kan worden gewerkt door te werken aan het maken van een nieuwe vrienden en kennissen en zo langzamerhand een netwerk op te bouwen zodat je gedeelde interesses kan delen en dergelijke. Het is heel belangrijk wanneer je werkt met ouderen om je bewust te zijn van deze twee vormen van eenzaamheid en te kijken van welke vorm van eenzaamheid er bij de te begeleiden oudere sprake is. Aan de hand daarvan kan je kijken wat voor interventies mogelijk zijn en wat de te behalen doelen worden voor de betreffende oudere (Stevens, N. 1999).
23
Oorzaken van eenzaamheid op latere leeftijd Vooral door gedragswetenschappers is er door de jaren heen onderzoek gedaan naar de oorzaken van eenzaamheid onder ouderen. Het blijkt dat de meest aangegeven oorzaken betrekking hebben op ongewenste veranderingen in relaties. De veranderingen hebben invloed op het ervaren van gevoelens van geluk en iemand zijn welbevinden, het kan zijn dat iemand door deze veranderingen wordt belemmerd in zijn dagelijks functioneren omdat de gevoelens van eenzaamheid de overhand nemen. Wat je veel tegenkomt in studies, onderzoeken maar ook in de praktijk bij eenzaamheid en ouderen is dat de belangrijkste oorzaak van eenzaamheid wordt waargenomen als een gebrek aan sociale vaardigheden. In meer recentere onderzoeken blijkt juist dat dit niet het geval hoeft te zijn. Ten tijde van mijn literatuuronderzoek werd mij duidelijk dat er veel meer oorzaken aan ten grondslag liggen. Ze zijn niet enkel gericht op een gebrek aan sociale contacten of sociale vaardigheden. Zo zijn er ook praktische oorzaken die bijdragen aan het ontstaan van eenzaamheid. Denk hierbij aan fysieke beperkingen, het niet tevreden zijn met de woonomgeving, niet deel kunnen nemen aan het (openbaar) vervoer. Maar ook zoals ik net uit heb gelegd bij het bovenstaande tussenkopje, Twee soorten eenzaamheid, kan emotionele eenzaamheid ook een reden zijn. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de oorzaak van eenzaamheid ontstaat door het verlies van iemand waarmee een zeer hechte band was. Er kan dus sprake zijn van situationele gebeurtenissen zoals pensionering, verlies van de partner, verhuizing uit een vertrouwde leefomgeving, en ziekte of sterven van leeftijdgenoten. Daarnaast zijn er ook nog persoonlijke kenmerken die bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van eenzaamheidsgevoelens. Zo hangt eenzaamheid vaak samen met een lage zelfwaardering en een gebrek aan assertiviteit om zelf sociale contacten te leggen, opbouwen en te onderhouden. Zo zijn er meerdere negatieve emotionele gevoelens die samenhangen met eenzaamheid, zoals zich snel afgewezen voelen, machteloosheid, zelfmedelijden en zich niet geliefd voelen of in de steek gelaten voelen door anderen. Je kan deze negatieve gevoelens van twee kanten bekijken: aan de ene kant als het gevolg van eenzaamheid. Maar aan de andere kant kunnen deze gevoelens zich onafhankelijk ontwikkelen en de oorzaak zijn van het feit dat sociale contacten met personen niet als positief of als voldaan beschouwen wordt. Ondersteuning van een oudere cliënt bij het verminderen van eenzaamheid vereist een analyse van mogelijke gevoelens en gedragingen, naast de situationele oorzaken. Op basis van dergelijke analyse kan men tot een keuze komen voor geschikte interventies (Stevens, N. 1999) De oorzaken van eenzaamheid kunnen op verschillende niveaus liggen: Intra-individuele oorzaken / micro-niveau Deze oorzaken kunnen worden toegeschreven aan het individu. Verklaringen in de persoonlijke levenssfeer zijn te vinden in bijvoorbeeld persoonlijkheidskenmerken zoals het ontbreken van bepaalde sociale vaardigheden, gezondheidsproblematiek zoals bv slechthorendheid, mobiliteitsproblemen, slechtziendheid, incontinentie (Linnemann, et al. 2001 p.15). Inter-individuele oorzaken / meso-niveau Met inter individuele oorzaken, in de literatuur ook wel het meso-niveau genoemd, worden oorzaken bedoeld die liggen in het contact met andere mensen. Bijvoorbeeld: ziekte of overlijden van de partner, goede vrienden en familie, verlies van contacten door emigratie, verhuizing en scheiding, afname van het cognitieve vermogen waardoor vrienden, kennissen en buren sneller geneigd zijn om contact met de oudere te mijden (Linnemann, et al. 2001 p.15).
24
Maatschappelijke oorzaken / macro-niveau Hierbij gaat het om die invloed die de maatschappelijke factoren hebben op het gemak waarmee mensen contact leggen met anderen. Mensen kunnen hierin belemmert worden door: beeldvorming over minderheden, ouderen en alleenstaanden, toenemend individualisme en verminderde solidariteit. Kenmerk van maatschappelijke factoren is dat velen de invloed ondergaan, terwijl individuen er weinig invloed op kunnen uitoefenen. Dergelijke factoren hebben vaak ongemerkt effect op de manier waarop mensen met elkaar contact leggen en die contacten onderhouden(Linnemann, et al. 2001 p.15) 6.3 Achterliggende theorie: Eenzaamheid & Interventies Om duidelijkheid en structuur aan te geven tijdens de uitvoering van mijn onderzoek en het uiteindelijk beschrijven van de resultaten en conclusies zal ik nu verder toelichting geven over de verschillende niveaus waarnaar de oorzaken van eenzaamheid zijn te vertalen, gevolgd door het beschrijven van de verschillende type interventies die ik in mijn achterhoofd zal houden bij het uitvoeren van mijn empirische onderzoek en het afnemen van interviews van professionals werkzaam in verzorgingshuizen. In het verlengde van de oorzaken van eenzaamheid zijn interventies aan te geven op drie verschillende niveaus: Intra individuele interventies Hieronder vallen alle activiteiten die erop gericht zijn de eenzaamheid bij individuele ouderen te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld zijn psycho therapie, maar ook het verstrekken van een hoorapparaat(Linnemann, et al. 2001 p.19). Inter individuele interventies Hierbij moet je denken aan het werken in groepen, dus in interactie met andere personen. Bij groepstherapie of groepsactiviteiten is het vaak zo dat eenzaamheid niet nadrukkelijk als aanleiding wordt benoemd. Vaak worden de ouderen samengebracht in de hoop dat men met de mede deelnemers contact zal behouden of leert blijvend contact te houden met de anderen(Linnemann, et al. 2001 p.19). Maatschappelijke interventies Dergelijke interventies zijn vaak in tegenstelling tot de eerder al benoemde intra en inter individuele interventies veel indirecter van aard. Door te werken aan veranderingen in heersende opvattingen, bijvoorbeeld over ouderen en minderheidsgroepen, of door contactmogelijkheden voor mensen te vergroten, wordt gewerkt aan het scheppen van voorwaarden waaronder gewenste veranderingen kunnen plaatsvinden (Linnemann, et al. 2001 p.19). Nu we dieper in zijn gegaan op verschillende aspecten en de achterliggende theorie van ouderen en eenzaamheid is het van belang om te kijken naar de interventies die gebruikt worden in de praktijk om eenzaamheid bij ouderen te verminderen en de achterliggende theorie betreffende deze interventies. Het is namelijk zo dat er ouderen zijn die dermate last ondervinden van hun eenzame gevoelens dat zij daardoor gehinderd worden in hun dagelijks functioneren. Eenzaamheidsinterventies kunnen hierbij behulpzaam zijn. Met eenzaamheidsinterventies bedoel ik alle activiteiten van een ander dan de eenzame zelf die erop gericht zijn het proces van het verminderen van eenzaamheid in gang te zetten of te houden of een situatie van eenzaamheid 25
succesvol te beëindigen. Dus interventies gericht op het verminderen dan wel niet beëindigen van gevoelens van eenzaamheid. (Linnemann, et al. 2001) Bij het ontstaan van eenzaamheid kunnen er meerdere factoren een rol spelen. Er is geen rechtstreeks verband te leggen tussen oorzaken van eenzaamheid en typen interventies. De keuze van de interventie wordt in de praktijk deels bepaald door de aard van de cliënt, in dit geval de betrokken oudere, en wordt daarnaast mede beïnvloed door de beroepsachtergrond van de professional. (Linnemann, et al. 2001, p.20) Ik zal nu achtereenvolgend een ordening in het type interventie aangeven: Wanneer hulpverlening wordt ingezet bij eenzaamheidsproblematiek kunnen we vijf typen interventies onderscheiden:
Algemene voorlichting en mentaliteitsverandering. Bevordering van deskundigheid van hulpverleners. Sociaal-culturele activering. Persoonlijke activering. Cursussen, gespreksgroepen en therapie.
1 Algemene voorlichting en mentaliteitsverandering Bij de eerste interventie zijn gericht op voorlichtingscampagnes of –reclames. Daarbij horen ook het verspreiden van folders en het houden van informatiebijeenkomsten over eenzaamheid. Het doel hierbij is voornamelijk het onder de aandacht brengen van eenzaamheid in de samenleving of (directe) sociale omgeving van eenzamen. (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007, p.95-99) 2 Deskundigheidsbevordering intermediairs/medewerkers/professionals Dienstverlening in zorginstellingen en daarnaast aan huis is vaak gericht op zorg en minder op welzijn. Het doel van het bevorderen van deskundigheid is dat hulpverleners, zorgverleners en vrijwilligers meer kennis verschaffen in het signaleren van- en adequaat reageren op eenzaamheidsproblematiek. Hiervoor is tegenwoordig schriftelijk en audiovisueel materiaal ontwikkeld. Deze worden bijvoorbeeld verschaft door de gemeente. Ook in woonzorgcentra worden steeds vaker themabijeenkomsten en cursussen georganiseerd met betrekking tot het thema eenzaamheid en ouderen. (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007, p.95-99) 3 Sociaal-culturele activering Sociaal-culturele activering is vooral gericht op het uitvoeren van activiteiten voor ouderen om zo aan te zetten tot het leggen en behouden van contacten. Dit kan in veel uiteenlopende activiteiten uiteengezet worden en is niet per se direct gericht op het thema eenzaamheid. Er kan hierbij indirect ingespeeld worden op eenzaamheid en het verminderen van deze gevoelens. Je moet hierbij denken aan groepsactiviteiten als schilderen en zingen, koffie inloopspreekuur en kaarten knutselen. (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007, p.95-99) 4 Persoonlijke activering Persoonlijke activering is gericht op bewustwording en stimulering van de persoon zelf. De nadruk ligt hierbij op het geven van aandacht en emotionele- en praktische steun om de sociale zelfredzaamheid te versterken. Persoonlijke stimulering staat in deze aanpak dan ook centraal. Voorbeelden van dergelijke interventies zijn bijvoorbeeld op huisbezoek gaan (dit kan door vrijwilligers of beroepskrachten), Buddyprojecten en telefonische hulpdiensten. De persoon op wie de interventie is gericht, moet zich bewust zijn van zijn eigen eenzaamheidsbevorderende houding 26
en gedrag en zich aangesproken voelen zelf iets aan zijn eenzaamheid te doen. (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007, p.95-99) 5 Cursussen, gespreksgroepen en therapie Dit soort type interventie richt zich eveneens op de eenzame persoon. Echter het verschil hierbij is dat een therapie, cursus of gespreksgroep diepgang kan creëren op één bepaald aspect van de persoon en waar deze persoon het moeilijk mee heeft. Je kunt hierbij denken aan het ontbreken van sociale vaardigheden of assertiviteitsproblemen, wat voor de cliënt bijdraagt aan gevoelend van eenzaamheid of de eenzaamheid in stand houdt. (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007, p.95-99)
6.4 Uitkomst eerder gedaan onderzoek naar interventies In 2006 doen Fokkema en van Tilburg voor het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) een effect- en procesevaluatie-onderzoek naar eenzaamheidsinterventies bij ouderen. In het onderzoek werd duidelijk dat over de effectiviteit van interventies die ingezet worden bij eenzaamheid onder ouderen nog maar weinig bekend is. Hierdoor is het niet mogelijk om te constateren dat er ook echt sprake is van vermindering van eenzaamheid en of dit dan ook wordt gerealiseerd door de ingezette interventie. Vrijwel nooit wordt de geschiktheid van de interventie in twijfel getrokken. Dit is niet zo verwonderlijk. Bij de start van de eenzaamheidsinterventie onder oudere mensen wordt doorgaans te weinig rekening gehouden met de oorzaken van hun eenzaamheidsgevoelens. Daardoor wordt te snel gegrepen naar standaard oplossingen zoals het vergroten van het sociale netwerk met nieuwe kennissen of vrienden. Goed bedoelde interventies voor bepaalde groepen van ouderen kunnen hierdoor al bij voorbaat gedoemd zijn te mislukken, zeker ook wanneer we de omstandigheden van deze ouderen nader bezien. Een interventie waarin het gezellig bijeenzijn van ouderen wordt bevorderd, zal weinig effectief zijn voor een oudere man of vrouw die een intieme relatie mist, of die door een slechte gezondheid minder mobiel is. (Fokkema & van Tilburg, 2006, p.25) Wat duidelijk blijkt uit het onderzoek is dat de effectiviteit van eenzaamheidsinterventies nog grotendeels onbekend is. Er worden in het onderzoek verschillende interventies onderzocht. Er blijkt veel diversiteit te zijn onder de verschillende interventies. Echter op een punt bleken zij amper te verschillen. Zo bleek ook uit de conclusie van het rapport door de RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu): ‘Alle interventies zoeken geheel of gedeeltelijk de oplossing van het eenzaamheidsprobleem in één oplossingsrichting namelijk netwerkontwikkeling via verhoging van de sociale participatie. Op andere manieren van netwerkontwikkeling zoals verbeteren persoonlijke kenmerken of beïnvloeding maatschappelijke ontwikkelingen wordt nauwelijks ingezet. Evenmin als op twee andere oplossingsrichtingen om eenzaamheid te verminderen, namelijk standaardverlaging dat wil zeggen verlaging van wensen en verwachtingen van relaties en het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid. Dit is waarschijnlijk ook één van de redenen die het uitblijven van de beoogde eenzaamheidseffecten kunnen verklaren: de grote variëteit in de mate, vorm en oorzaken van eenzaamheid zorgt er wellicht voor dat elke eenzaamheid een andere aanpak vereist.’(www.rivm.nl)
27
6.5 Operationalisatie centraal begrip Na het uitvoeren van als eerste de theoretische verkenning vervolgd door meer verdieping in mijn literatuuronderzoek in de theoretische conceptie, mondt dit uit in mijn centrale begrip eenzaamheidsinterventies. Eenzaamheidsinterventies Eenzaamheidsinterventies kun je op twee verschillende manieren ordenen (Linnemann et al., 2001). Zo kan worden aangesloten bij de oorzaken van eenzaamheid: individuele oorzaken, inter-individuele oorzaken en maatschappelijke oorzaken. Ook kan een indeling worden gemaakt naar typeninterventies: algemene voorlichting en mentaliteitsverandering (1), deskundigheidsbevordering van hulpverleners (2), sociaal-culturele activering en ontmoeting (3), persoonlijke activering (4) en cursussen, gespreksgroepen en therapie (5). Omdat naar mijn inzicht deze indeling naar typen het aanbod van methoden het helderst in kaart brengt, maak ik in deze conceptie als wel in mijn gehele onderzoek gebruik van de indeling naar typen interventies. Met eenzaamheidsinterventies bedoel ik alle activiteiten van een ander dan de eenzame zelf die erop gericht zijn het proces van het verminderen van eenzaamheid in gang te zetten of te houden of een situatie van eenzaamheid succesvol te beëindigen. Dus interventies gericht op het verminderen dan wel niet beëindigen van gevoelens van eenzaamheid. (Linnemann et al., 2001)
28
7
Methodisch kader 7.1 Kwaliteit en representativiteit
In dit onderdeel geef ik weer wat voor soort onderzoek ik wil gaan uitvoeren, hoe ik het onderzoek denk vorm te gaan geven en beschrijf ik waarom ik juist voor deze vormgeving kies .Ik doe een inductief onderzoek. Een inductief onderzoek is een onderzoek waarbij de onderzoeker als het ware open het onderzoek ingaat en nog niet weet wat de uitkomst van zijn onderzoek zal zijn. (Baarda, De Goede en Teunissen, 2009) Om mijn hoofdvraag te kunnen beantwoorden heb ik zowel een literatuuronderzoek als een kwalitatief onderzoek gedaan. Bij het doen van kwalitatief onderzoek gebruikt men vaak interviews of observaties. De resultaten uit mijn literatuuronderzoek heb ik gebruikt om meer achtergrondkennis te hebben bij het doen van mijn interviews en tevens voor het beantwoorden van mijn eerste twee deelvragen. Kwalitatief onderzoek wordt uitgevoerd in alledaagse omstandigheden waarin de onderzoekssituatie niet verstoord wordt (Baarda et al., 2009: 178). Bij kwalitatief onderzoek richt de onderzoeker zich op het verkrijgen van betrouwbare informatie over de beleving van een bepaald onderwerp van de respondenten en waarom die beleving zo is. De hoofdvraag en bijbehorende deelvragen zijn beschrijvend van aard. Dit onderzoek is een beschrijvend en inventariserend onderzoek omdat het gaat om de beschrijving en inventarisatie van de visie, belevingen en ervaringen van mijn respondenten. Voor het onderzoek is mijn voorkeur uitgegaan naar verschillende maatschappelijk werk instellingen zodat ik de beleving, visie en ervaring van verschillende professionals kan onderzoeken wat betreft de hulpverlening bij en het uitvoeren van interventies bij eenzaamheid bij ouderen. Op die manier worden mijn onderzoeksresultaten niet teveel beïnvloed door de organisatiecultuur van een specifieke instelling. Ik wil dat mijn onderzoek de concrete situatie van de instellingen zelf overstijgt en meer een representatie is van de meningen van de maatschappelijk werkers en eventueel andere professionals werkzaam in maatschappelijk werk instellingen in zijn algemeenheid over de hulpverlening en de uitvoering daarvan aan ouderen. Onderzoekseenheid, plaats en methoden Passend bij de deelvragen waarmee ik uiteindelijk mijn overkoepelende onderzoeksvraag wil beantwoorden zal mijn dataverzamelingsmethode voornamelijk bestaan uit het interviewen van respondenten. De populatie waaruit mijn respondenten afkomstig zijn bestaat uit de medewerkers van de organisaties Coloriet en Woonzorg Flevoland die werkzaam zijn op drie verschillende afdelingen binnen deze organisaties. Bij de Coloriet gaat het om de afdeling De Hoven en bij Woonzorgflevo betreft het de afdelingen De Hanzeborg en de Uiterton. Voor dit onderzoek zal ik niet zelf de respondenten uitzoeken. Dit wordt voor mij gedaan door mijn contactpersoon bij de instellingen waar ik het onderzoek ga doen. De contactpersoon verspreidt een mail onder de medewerkers met mijn vraag om mee te werken aan mijn onderzoek, de mensen die hierop reageren zullen mee doen aan het onderzoek. Vanuit mijn perspectief worden de respondenten dus geselecteerd op basis van een vindplaatsgerichte steekproef. Dit houdt in dat ik naar de betreffende instellingen toe ben gegaan waar ik verwachtte dat ik de eenheden (maatschappelijk werkers en andere professionals met dergelijke taken en werkend met de doelgroep) die ik nodig heb voor mijn onderzoek kon vinden en aldaar respondenten heb opgedaan die verbonden zijn aan deze plek. 29
Uiteindelijk hebben zeven medewerkers gereageerd op de mail en zij hebben ingestemd om mee te werken aan mijn onderzoek. Dit waren twee maatschappelijk werkers van het verzorgingshuis De Hoven (Coloriet). Er zijn drie maatschappelijk werker in dienst op deze afdeling maar één maatschappelijk werker kon niet deelnemen aan het onderzoek in verband met ziekte. Bij de instelling De Hanzeborg heeft één psycholoog ingestemd om mee te doen. Zij is tevens de enige psycholoog werkzaam binnen deze instelling. Er zijn bij de Hanzeborg verder geen maatschappelijk werkers in dienst. De psycholoog neemt deels taken op zich die een maatschappelijk werker ook uitvoert in de hulpverlening aan de eerder beschreven doelgroep. Vanuit het verzorgingshuis De Uiterton heb ik van de MDF (Maatschappelijk Dienstverlening Flevoland) vier ouderenadviseurs geïnterviewd, waarvan er één tevens een coördinator was van het activerend huisbezoek. Het activerend huisbezoek is een interventie gericht op eenzame ouderen waarbij de ouderadviseur een gesprek aangaat met de oudere en deze vervolgens koppelt aan een vrijwilliger die probeert de oudere te activeren zodat deze uiteindelijk zelfstandig dingen gaat ondernemen om eenzaamheid tegen te gaan. In De Uiterton hebben ze niet zoals bij De Hoven en De Hanzeborg maatschappelijk werkers en/of een psycholoog die daar intramuraal werken. Bij De Hanzeborg is een samenwerkingsverband met de maatschappelijk werkers/ouderenadviseurs van De Maatschappelijk Dienstverlening Lelystad (MDF). Deze hebben een inloopspreekuur bij de Uiterton en daarnaast kunnen de ouderen altijd een afspraak maken met de hulpverleners van het MDF, die vervolgens op huisbezoek komen binnen het verzorgingshuis. Ik heb middels zeven halfgestructureerde diepte-interviews gevraagd naar de beleving, ervaring en visie van professionals die werken met de doelgroep ouderen wonend in een verzorgingshuis en in de hulpverlening aan dergelijke ouderen gebruik maken van eenzaamheidsinterventies. Ik heb gekozen voor deze professionals, bestaande uit twee maatschappelijk werkers, een psycholoog en vier ouderenadviseurs omdat zij regelmatig gebruik maken van deze interventies en werken met de doelgroep. Ik heb gekozen voor een halfgestructureerd interview omdat ik dan als interviewer vrij ben om van de vraagstelling- en volgorde af te wijken als dat beter loopt in het gesprek (Baarda et al.2009:235). Ik heb voor een diepte-interview gekozen omdat ik zeven mensen interview en omdat ik dan bij bepaalde onderwerpen goed kan doorvragen en hopelijk de geïnterviewden ook persoonlijke en emotionele aspecten aan mij toevertrouwen (Baarda et al 2009:234). Ik heb gebruik gemaakt van een topicvragenlijst, waarbij ik ruimte laat voor de eigen inbreng van mijn respondenten. Betrouwbaarheid Ik heb ervoor gekozen om kwalitatief onderzoek te doen en deze keuze heeft consequenties voor de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek. Betrouwbaarheid van een onderzoek komt kort gezegd neer op de afwezigheid van toevallige fouten. Wanneer de methode van onderzoek steeds herhaald zou worden, zal dat moeten leiden tot dezelfde uitkomsten. Wanneer dit echter niet het geval is, is de betrouwbaarheid in het geding. Bij kwalitatief onderzoek kan een probleem ontstaan met de betrouwbaarheid. Dit komt door het feit dat de onderzoeker zijn eigen onderzoeksinstrument is. Bij de uitvoering van de interviews maakte ook ik ter plekke de keuzes wanneer ik wilde doorvragen en wanneer niet, of op welke manier. Mijn keuzes kunnen het beeld hebben vertekend. Ook is er in kwalitatief onderzoek het gevaar van betrokkenheid. Het is als onderzoeker van belang dat je zo objectief mogelijk bent. Het gevaar bestaat dat je de kritische blik verliest door het persoonlijke contact. Hier moet voor worden gewaakt. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten moet de methode van dataverzameling zoveel mogelijk gestandaardiseerd worden. Het 30
gebruik maken van topiclijsten helpt hierbij. Net als het analyseren van de data door middel van een analyse model. Op deze manier kunnen de verschillende verhalen van de geïnterviewden met elkaar vergeleken worden en kunnen er uiteindelijk uitspraken gedaan worden op basis van deze gegevens. Een ander voordeel is dat bij het analyseren van letterlijk uitgetypte interview, je de uitspraken in de context terug kunt zien. Dit vergroot de betrouwbaarheid van de uitspraken. Het van belang om in de verantwoording van het onderzoek transparant en open te zijn over de gemaakte keuzen. Dit versterkt de controleerbaarheid van het onderzoek. Het gaat hier om vragen als: hoe ben ik aan mijn respondenten gekomen, hoe heb ik hen benaderd, hoe heb ik mijn data verkregen en hoe heb ik mijn data uiteindelijk geanalyseerd? Verder heb ik heb in mijn onderzoeksresultaten citaten uit de interviews opgenomen. Ik heb deze citaten geanonimiseerd. Ik heb zo min mogelijk te veranderd in deze citaten, om de betrouwbaarheid te vergroten. Maar om de leesbaarheid goed te houden heb ik soms kleine aanpassingen gedaan. Validiteit Een onderzoek dient naast betrouwbaar ook valide te zijn. Of een onderzoek valide is, is soms lastig te bepalen. Dit is zeker het geval bij kwalitatief onderzoek. Dat komt onder andere doordat de onderzoeker bijvoorbeeld de onderzoeksresultaten verkeerd interpreteert of doordat de respondenten niet de juiste informatie geven. Er is onderscheid te maken tussen interne en externe validiteit. De interne validiteit is bij kwalitatief onderzoek vaak hoog. De onderzoeker kan de werkelijkheid vaak van zeer dichtbij waarnemen. In wezen is er een kleine afstand tussen de onderzoeksgegevens en de werkelijkheid waarvan de gegevens een afspiegeling zijn (Baarda, 2009). Dit was in mijn onderzoek ook het geval. Ik heb halfgestructureerde interviews afgenomen. Voor de respondenten bood dit veel ruimte voor hun eigen uitweiding en inbreng. Wat zij mij als onderzoeker vertelden, was hun werkelijkheid. Ik veronderstel dus dat de interne validiteit van mijn onderzoek relatief hoog is. Het garanderen van externe validiteit is in het geval van mijn onderzoek een moeilijk punt. Een onderzoek is extern valide als de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn. Zij zijn dan niet alleen geldend voor de onderzoeksgroep, maar bijvoorbeeld ook voor een grotere groep. Hierbij kan je denken aan alle professionals in Nederland die werken met de doelgroep en te maken krijgen met het knelpunt wat is beschreven in dit onderzoek. De grootte van de onderzoeksgroep is grotendeels bepalend voor de externe validiteit. Dan geldt dat hoe groter de onderzoeksgroep is, des te hoger de externe validiteit zal zijn. Als we kijken naar de externe validiteit, gericht op de hulpverleners in de stad Lelystad, dan is deze denk ik vrij groot. In Lelystad heb ik onderzoek gedaan bij alle verzorginghuizen die er zijn binnen deze gemeente. Ik heb niet alle hulpverleners gesproken die werken bij deze organisatie maar wel een aanzienlijk deel. Dus de externe validiteit binnen de stad Lelystad is vrij groot gezien dit onderzoek. Het onderzoek is denk ik te klein om de uitkomsten en analyses verder te generaliseren over bijvoorbeeld heel Nederland. Daar is het onderzoek te klein voor geweest. Het is echter wel aannemelijk dat ook hulpverleners van vergelijkbare zorginstellingen in Nederland zich zullen herkennen in de beschrijvingen. Dataverzamelen De resultaten uit het literatuuronderzoek zijn tevens gebruikt om meer achtergrondkennis te hebben bij het doen van de interviews en het maken van een vragenlijst (zie bijlage 1), deze is als leidraad gebruikt tijdens het doen van de interviews met de zeven professionals in het werkveld die ik heb bevraagd. De interviews zijn opgenomen op een mobiele telefoon.
31
Datapreparatie Allereerst is de opgenomen tekst, verbatim uitgetypt. Op alle interviews is een kwalitatieve inhoudsanalyse volgens Mayring op de tekst toegepast. Vervolgens hebben verschillende analyses plaatsgevonden (zie bijlagen 3 en 4). Maatschappelijke en ethische relevantie van het onderzoek De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek omvat een aansluiting bij het huidige debat over de aanpak van eenzaamheid onder ouderen. Het onderzoek levert praktische kennis op over de behoeften van ouderen en over de effectiviteit van de huidige hulpverlening ten aanzien van de vermindering van eenzaamheid bij drie verzorgingshuizen in Lelystad. Het onderzoek is tevens van belang om de gezondheid van de doelgroep, namelijk de ouderen te waarborgen. Zij zijn namelijk overgeleverd aan de zorg van de instelling waar zij wonen en daardoor is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie waar tot een bepaalde mate verantwoordelijkheid van de professionals die daar werkzaam zijn verwacht wordt.
32
8. Resultaten 8.1 Resultaten Literatuuronderzoek In de literatuur ben ik op zoek gegaan naar informatie over eenzaamheid en ouderen, wat de rol hierin is van de professional en wat interventies zijn die voornamelijk worden gebruikt bij eenzaamheidsproblematiek onder ouderen. Ik heb meer inzicht gekregen in het begrip eenzaamheid en welke soorten eenzaamheid er zijn, namelijk emotionele en sociale eenzaamheid. Ook ben ik mij gaan verdiepen in de oorzaken van eenzaamheid. Er kan sprake zijn van situationele gebeurtenissen zoals pensionering, verlies van de partner, verhuizing uit een vertrouwde leefomgeving en ziekte of sterven van leeftijdgenoten. Daarnaast zijn er ook nog persoonlijke kenmerken die bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van eenzaamheidsgevoelens. Zo hangt eenzaamheid vaak samen met een lage zelfwaardering en een gebrek aan assertiviteit om zelf sociale contacten te leggen, opbouwen en te onderhouden. Zo zijn er meerdere negatieve emotionele gevoelens die samenhangen met eenzaamheid, zoals zich snel afgewezen voelen, machteloosheid, zelfmedelijden en zich niet geliefd voelen of in de steek gelaten voelen door anderen(Fokkema & Van Tilburg, 2003). De oorzaken kunnen ontstaan of invloed hebben op micro, meso en macro niveau. Ook ben ik meer verdieping en achtergrond informatie gaan analyseren betreffende de interventies die ingezet worden bij eenzaamheid. Zo kwam ik tot de ontdekking dat er verschillende soorten interventies zijn en dat deze zijn in te delen in vijf typen:
Algemene voorlichting en mentaliteitsverandering. Bevordering van deskundigheid van hulpverleners. Sociaal-culturele activering. Persoonlijke activering. Cursussen, gespreksgroepen en therapie.
In het verlengde van de oorzaken van eenzaamheid zijn interventies tevens aan te geven op drie verschillende niveaus, namelijk: intra-individuele interventies, inter-individuele interventies en maatschappelijke interventies. Vervolgens ben ik gaan kijken naar wat er al bekend is over interventies gericht op eenzaamheid en de effectiviteit van de interventies. Het bleek dat hier in de afgelopen jaren voornamelijk kwantitatief onderzoek naar gedaan is. Opmerkelijke resultaten uit verschillende onderzoeken gezien eenzaamheid onder ouderen en de interventies hierbij, was dat de door hen onderzochte interventies gebaseerd op de 5 typen interventies (die ik eerder in de theoretische conceptie heb) beschreven vaak niet effectief zijn. Dit komt door verschillende factoren, zoals interventies die niet juist worden ingezet op basis van de oorzaken van eenzaamheid bij de oudere en er wordt te snel van uit gegaan dat de eenzaamheid alleen te maken heeft met het sociale aspect, waardoor er niet wordt gekeken naar emotionele eenzaamheid. Verder was zeer waarschijnlijk meer effect mogelijk geweest indien de uitvoering van de interventies anders was verlopen, de interventies in een andere setting of voor een andere doelgroep hadden plaatsgevonden of indien voor andere (varianten op de) interventies was gekozen (Fokkema & Van Tilburg, 2006).
33
8.2 Resultaten interviews Na het analyseren van de interviews met hierbij verschillende fases (zie bijlagen voor analyses), kon ik beginnen aan het beschrijven van de resultaten. In mijn topiclijst die ik heb gebruikt voor de interviews heb ik verschillende onderwerpen verdeelt. In de resultaatbeschrijving gebruik ik deze onderwerpen omdat deze aansluiten bij de twee deelvragen die horen bij mijn empirische onderzoek. Zo kan ik de resultaten beschrijven en aan de hand daarvan de twee deelvragen te beantwoorden. Visie professionals op ouderen en de eenzaamheidsproblematiek in verzorgingshuizen Ik heb zeven professionals geinterviewd die werkzaam zijn in het werkveld waar het eerder beschreven knelpunt zich afspeelt. Zij voeren allen taken uit met betrekking tot het maatschappelijk werk. Tijdens het uitvoeren van de interviews en het analyseren van de verbatim uitgewerkte interviews ben ik tot interessante inzichten en informatie gekomen. Eenzaamheid is een breed begrip en iedere professional heeft zijn of haar eigen visie op eenzaamheid en de doelgroep ouderen. Zo vroeg ik hen wat hun visie was op het begrip eenzaamheid en of deze in de afgelopen jaren veranderd was door de actualiteit van het thema in onderzoeken en dergelijke. Wat ten eerste duidelijk werd, is dat vrijwel elke hulpverleners regelmatig te maken heeft met ouderen en eenzaamheid. Allen gaven aan regelmatig hulp te verlenen aan ouderen die kampen met gevoelens van eenzaamheid. Zij gaven ook allen aan dat zij interactie hebben (in de vorm van begeleiding) met ouderen die dusdanig belemmering in hun dagelijks leven ervaren door deze gevoelens, dat zij daarom of hulp zochten hierbij of dat dit gesignaleerd werd door bijvoorbeeld, familie, andere verzorgenden in het verzorgingshuis of de huisarts. Zo benoemde een van de professionals ‘het wordt niet altijd zo benoemd, dat je daar dan vaker, of ze hebben meer klachten op andere gebieden of als je doorvraagt naar hun netwerk dat is dan vaak heel klein. Mensen missen vaak het contact met andere mensen, gaan vaak ook geen andere contacten meer aan met andere mensen want, of ze kunnen het niet goed meer of ze schamen zich of ze zeggen die andere zijn toch..., kunnen ook niet meer praten of kan ik ook niet goed meer een gesprek mee voeren. Dus het, je merkt wel dat er veel eenzaamheidproblematiek is. Ja.’ Wat tijdens de interviews bij veel van de professionals naar voren kwam was dat zij in de praktijk veel ouderen tegenkomen die niet snel geneigd zijn om te praten over de eenzame gevoelens waar zij mee kampen. Vaak bleek eenzaamheid een achterliggend probleem te zijn. Ouderen benoemen volgens de hulpverleners niet graag dat zij eenzaam zijn. Dit komt naar voren in verkapte zinnen vanuit de oudere, zoals ‘Ik zie mijn kinderen nooit’ of ‘Ik verveel me’. Wat door een aantal professionals benoemd werd als de reden hiervoor was namelijk dat de oudere generatie die op dit moment 75 jaar en ouder is, zeg maar de ‘vooroorlogse generatie’, uit een tijd komen waarin zij veel hebben meegemaakt en opgegroeid zijn met een andere mentaliteit. Deze ouderen vragen niet snel om hulp en willlen niet hun ‘vuile was’ buiten hangen. In tegenstelling tot de generaties daarna waarbij het veel vanzelfsprekender is dat je om hulp vraagt wanneer dat nodig is en er veel meer sprake is van een open cultuur waarin alles besproken kan worden. Wat ook een interessant gegeven is wat tijdens de gesprekken met de hulpverleners duidelijk werd is dat het overgrote deel van de hulpverleners eenzaamheid voornamelijk wordt gezien als een sociaal aspect. In de theoretische conceptie heb ik uitgelegd dat er twee vormen zijn van eenzaamheid. Er is sprake van ‘sociale eenzaamheid’ wanneer een persoon mensen om zich heen mist met dezelfde 34
interesses, waarmee iemand bijvoorbeeld gezamenlijk activiteiten kan doen. Wat je hier ziet is dat er dan een gebrek is aan regelmatig contact met andere personen. Er is een gemis wat betreft gezelligheid en sociale interactie. Je ziet dat de professionals voornamelijk inspelen op deze vorm van eenzaamheid. Er zijn wel een aantal maatschappelijkwerkers die tijdens het interview dieper ingaan op ‘emotionele eenzaamheid’ wat meer betrekking heeft op het gemis en/of verlies van een persoon of intieme relatie. Ze leggen verbanden en oorzaken uit met betrekking tot het type emotionele eenzaamheid. Echter naar aanleiding van alle gesproken professionals lijkt het zicht op deze vorm van eenzaamheid en de mate dat hierbij interventies ingezet worden in de beleving van de hulpverleners aanzienlijk minder dan in de mate dat er gesproken wordt over sociale eenzaamheid. Één van de professionals benoemde dat ‘eenzaamheid’ in haar beleving ook altijd een soort van ondergeschoven kindje is geweest. Veel van de bevraagde professionals gaven ook aan dat eenzaamheid een problematiek is die sinds een aantal jaar wat meer op de voorgrond is komen te staan en nu meer een actualiteit is. Daarvoor werd het meer beschouwd als iets dat hoorde bij het ouder worden. Een typerende uitspraak en wat tevens aansluit bij het feit dat eenzaamheid voorheen niet echt werd gezien als een probleem is de uitspraak van één van de ouderenadviseurs: ‘Het is iets wat je steeds vaker tegenkomt en waar steeds meer op ingezet wordt, en wat je meer tegen komt. Ik kan me niet herinneren dat ik 5 jaar geleden op deze manier met eenzaamheid te maken had. Het is alleen maar complexer en meer geworden. Ook de hulpvragen op dit gebied.’ Veel van de geïnterviewde professionals gaven aan dat hun visie op eenzaamheid in de afgelopen jaren was veranderd. Daarentegen waren er ook een aantal die niet het gevoel hadden dat hun kijk op de problematiek veranderd was. Dit is een interessant gegeven want bepaalde professionals hadden door de actualiteit van het onderwerp en het feit dat er nu meer over bekend is wel een veranderd beeld gekregen in de loop van de jaren. Er waren echter ook een aantal professionals die dit niet zo hebben ervaren en waarvan de visie op het thema en in wisselwerking met clienten gewoon hetzelfde is gebleven. Resultaten toepassen van Interventies Voorafgaand aan het afnemen van de interviews bij de professionals heb ik besloten halfgestructureerde interviews af te nemen, waarbij ik wel een aantal vragen en topics heb opgesteld maar waarbij ruimte was voor de professional en voor mij als interviewer om meer verdieping te krijgen in de beleving en handelwijze van de professional omtrent het thema eenzaamheid. Bij het doen van mijn literatuuronderzoek heb ik besloten om aan de hand van de opgestelde theorie van Linneman meer verdieping te zoeken in de door hem benoemde vijf typen interventies. Dit was voor mij van belang om zo structuur en duidelijkheid te creëren in het onderzoek. 1 Algemene voorlichting en mentaliteitsverandering. Geen van de ondervraagde professionals had als directe taak het geven van algemene voorlichting wat betreft het thema eenzaamheid. Dit kwam meer voor als indirecte taak. Bijvoorbeeld bij face to face gesprekken met cliënten waar het begrip ter sprake komt, of wanneer een collega van een andere instelling vraagt om meer verduidelijking omtrent het thema eenzaamheid of betreffende interventies. Ook heb ik een coördinator ouderenadviseur geïnterviewd. Zij leidt het project activerend huisbezoek waarbij zij vrijwilligers koppelt aan onder andere eenzame ouderen en waarbij het activeren van de ouderen het belangrijkste doel is. Zij geeft voorlichting over eenzaamheid aan de vrijwilligers of ook in gesprek met de oudere die zich aanmelden voor het project. 35
2 Bevordering van deskundigheid van hulpverleners. Geen van alle organisaties waar ik hulpverleners van heb ondervraagd bieden informatiebijeenkomsten, cursussen of andere vormen van deskundigheidsbevordering omtrent het thema eenzaamheid voor de hulpverleners. Ik heb een aantal ouderenadviseurs geïnterviewd, zij gaven wel aan dat de gemeente van Lelystad wel eens dergelijke bijeenkomsten heeft georganiseerd en dat zij hierbij aanwezig zijn geweest, maar niet bij de organisaties waar de professionals werkzaam zijn. 3 Sociaal-culturele activering. Wat betreft sociaal culturele activering was er bij de verschillende verzorgingshuizen veel georganiseerd, voornamelijk verschillende groepsactiviteiten. De ouderenadviseurs hebben bij het verzorgingshuis De Uiterton een inloopspreekuur, en ook zijn er verschillende vormen van vrijwilligerswerk waarvan de ouderen ondersteuning kunnen vragen. Alle professionals gaven een positieve waardering aan deze vorm van hulpverlening en vonden dat de organisatie waar zij werkzaam zijn genoeg bieden gezien de problematiek eenzaamheid. Ik heb twee maatschappelijk werkers van het verzorgingshuis de Coloriet geïnterviewd en zij leiden onder andere zelf een groepsactiviteit die gericht was op eenzaamheid en beginnende depressie, genaamd ‘Op zoek naar zin’. 4 Persoonlijke activering. Iedere professional die ik heb geïnterviewd deed op zijn of haar manier aan een vorm van persoonlijke activering van eenzame ouderen. Dit was per professional verschillend. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat ik professionals van drie verschillende woonzorgcentra heb geïnterviewd, waarbij de werkwijze per instelling natuurlijk verschilt. De twee maatschappelijk werkers van de organisatie Coloriet (De Hoven) doen aan persoonlijke activering in de behandeling van hun cliënten. Zij benoemden hierbij verschillende technieken, interventies en achterliggende methodieken zoals het maken van een socio of genogram om inzicht te krijgen in het netwerk en om dit bespreekbaar te maken. Ook vertelde een van de maatschappelijk werkers dat zij nog vaak gebruik maakte van het boek “De Gereedschapskist” van de Monnink. De ouderenadviseurs maken gebruik van KOT, Korte Oplossingsgerichte Therapie. Dit is een gesprekstechniek waarbij goed wordt doorgevraagd en gekeken wordt naar de eigen kracht van de cliënt. En de psycholoog van de Hanzeborg deed aan persoonlijke activering door persoonlijke begeleiding en waar nodig het bieden van verschillende therapieën, afhankelijk van de cliënt. 5 Cursussen, gespreksgroepen en therapie. Wat betreft het geven van cursussen aan ouderen die kampen met de problematiek, was er bij geen één instelling een cursus voor ouderen omtrent het thema eenzaamheid. Bij elk verzorgingshuis was wel sprake van gespreksgroepen voor ouderen waarbij eenzaamheid wel besproken kan worden alleen niet het hoofdthema van de cursus of groepsgesprek is. Het verschilt per organisatie wat voor rol de professional vervult bij dergelijke groepsactiviteiten of cursussen. Alleen bij de maatschappelijk werkers van Coloriet was er sprake van een leidende taak bij een gespreksgroep. De overige professionals werkzaam bij de andere organisaties hebben voornamelijk een taak hierbij in de vorm van verwijzing of advies met betrekking tot een gesprekgroep voor de cliënt. Ook therapie en behandeling waren mogelijk. Ook hierbij geldt dat de dat de taken van de betreffende professionals per organisatie verschillend zijn. De maatschappelijk werkers van Coloriet en de psycholoog van de Hanzeborg geven persoonlijke begeleiding en therapie. De ouderenadviseurs 36
geven ook persoonlijke begeleiding, maar verwijzen vaak door naar groepsactiviteiten en vrijwilligersorganisaties voor ondersteuning bij de eenzaamheid van de oudere. Knelpunten / verbeterpunten in de beleving van professional - Knelpunten Ook ben ik tijdens de gesprekken met de professional dieper ingegaan op de knelpunten die worden ervaren bij de hulpverlening en uitvoering van interventies bij eenzame ouderen. Veel van de professionals vinden eenzaamheid nog steeds een moeilijk en een breed begrip. Zo worstelden een aantal professionals met het inschatten van de mate waarmee een client met eenzaamheid kampt. Dit bepaalt in hoeverre het iemands functioneren in het dagelijksleven verstoort en iemand er echt last van ondervindt. Zo benoemde een van de ouderenadviseurs werkzaam bij het verzorgingshuis De Uiterton, ‘En ik vind het dan altijd heel moeilijk, van wij bepalen als zogenaamde professionals wat we met eenzaamheid moeten doen. Volgens mij maken wij daar fouten in, volgens mij moet je naar de ouderen toe , die het, dat is al lastig, wat vindt hij of zij wat er moet gebeuren. En dat is vaak wel, dat gebeurt dan wat minder zeg maar.’ Zij vindt dat we meer naar de cliënt toe moeten stappen en kijken wat deze wil en kan in plaats van zelf een passende interventie bedenken en inzetten. Doordat zij moeite heeft met het bepalen van de mate waarin iemand met eenzaamheid kampt, heeft dit zijn invloed bij het inzetten van interventies en het begeleiden van de cliënt. De psychologe werkzaam bij de Hanzeborg ervaart vooral knelpunten in de hulpverlening aan eenzame ouderen wanneer er sprake is van meerdere problemen bij de client. ‘Kijk zodra er een depressie bij gaat spelen en zodra er nog veel meer andere problemen, ja, onder liggen of daarnaast meebewegen en ja dan is het wel eens lastig om te bekijken van wat is nou het grootste probleem en wat ga je als eerste aanpakken. Dat zou dan wel een knelpunt kunnen zijn ja. Het is niet zo dat ik standaard denk van nou moet ik dat doen.’ Een ouderenadviseur van het MDF werkzaam in het verzorgingshuis de Uiterton, gaf als knelpunt aan dat de ouderen moeilijk te motiveren zijn: ‘Nou in motivatie, motivatie leeftijdsfase, ik ben 80 en ik hoef niet meer zo nodig , laat mij maar gewoon lekke rusten en ik wil mijn kinderen/kleinkinderen hier niet mee belasten. Ik wil ze liever niet lastig vallen om boodschapjes voor me te doen. Ze verzinnen vaak smoesjes waardoor ze niet verder komen in hun gevoelens. Ze willen het wel maar durven het niet te vragen. Dat is wel heel belangrijk, dat ze ook durven vragen.’Ook een van de andere ouderenadviseurs sluit aan bij wat de professional hierboven zegt, nl: ‘Hoe moeilijk het is om ze te laten bewegen, niet letterlijk bewegen. Maar om verandering te weeg te brengen. Ik merk dat mensen die eenzaam zijn, vaak moeite hebben om te praten’ Wat ook een aantal keer als knelpunt werd benoemd door de professionals had betrekking op het begrip acceptatie. Sommige professionals vinden het moeilijk om een client ‘los te laten’ wanneer zij wel signaleren dat een oudere eenzaam is maar dat deze oudere er verder niks meer wil doen. Of dat zij wel een eerste stap zetten tot hulpverlening en het er vervolgens bij laten door niet meer op te dagen en dergelijke. Zij gaven aan dat je een client verder niet kan dwingen en dat je als professional ook met je eigen gevoel van zorg loopt. De vraag hierbij is wanneer is het de verantwoordelijkheid van de client en wanneer van de professional bij dit aspect gericht op de eenzaamheidsproblematiek. Een van de ondervraagde professionals benoemde dit als volgt: ‘Als een oudere zegt van nou dat wil ik niet, wanneer laat je het als hulpverlener los, ik denk dat het heel belangrijk is dat als professional 37
of als vrijwilliger weet, oke dat is iemand die heel snel zegt dat wil ik niet, maar je moet niet zomaar het accepteren of loslaten.’ Dit is echter een professioneel dilemma en niet per se een knelpunt van een interventie. Hierbij spelen aspecten mee als afstand en nabijheid, acceptatie en los laten van de client. Een opvallende constatering bij de bovenbenoemde knelpunten is dat er maar weinig knelpunten worden benoemd betreffende de uitvoering van een interventie. Er wordt niet echt ingegaan op ervaren knelpunten van aspecten van de interventie zelf. Knelpunten ontstaan eerder door het gedrag van de oudere zelf wat belemmert in de uitvoering van de interventie (bijvoorbeeld niet op komen dagen, niet meer naar bijeenkomsten komen, moeite met motivatie), moeite hebben met het inschatten van de mate waarin een oudere met eenzaamheid kampt, knelpunten in de hulpverlening door meervoudige problematiek. Vaak wanneer ik heel direct vroeg naar een knelpunt, liggend aan de uitvoering en aspecten van de techniek of interventie, dan konden de professionals niet een directe aanleiding geven tot een knelpunt of ervaren probleem. De professional ziet dit niet als een disfunctionaliteit in de interventie maar eerder dat het niet passend is bij de cliënt door omstandigheden. Zo benoemde één van de professionals ‘Ja dat gebeurt vaker, met alle interventies wel eens. Dan matched het niet of dan is het gewoon nog te vroeg om dergelijke interventies in te zetten. Het is ook een vingerspits gevoel , je denkt met de cliënt mee, je moet niet achter de cliënt aanhollen want dat werkt niet. Je moet naast de cliënt staan en samen oplopen’. - Verbeterpunten Wat ik echter ook een interessante uitkomst vond die naar voren kwam tijdens de interviews, was het feit dat een aantal van de professionals vanuit hun mening ook benoemden wat er zou kunnen verbeteren omtrent de hulpverlening aan eenzame ouderen. Ik denk dat het heel belangrijk is om de mening en visie van de professional in kaart te brengen om zo bij te dragen aan een positieve ontwikkeling van de bestijding van eenzaamheid onder ouderen. Zo gaf de professional van verzorgingshuis De Hanzeborg aan: ‘Ik denk dat het sowieso goed is om gewoon een keer in de zoveel tijd het thema onder de aandacht te brengen zodat het gewoon een beetje blijft leven en zodat iedereen er alert op blijft. Ik denk eigenlijk dat dat het belangrijkste is wat je kan doen als organisatie. Het onderwerp gewoon een keer in de zoveel tijd herhalen en onder de aandacht brengen.’ Dit is belangrijk om de bewustwording onder verschillende disiplines werkzaam in woonzorgcentra hoog te houden. Zo blijft eenzaamheid een besproken thema en een probleem dat op de voorgrond blijft aangezien, naar aanleiding van de interviews, de professionals vaak te maken hebben met eenzaamheidsproblematiek. Ook de coördinator ouderenadviseur kwam met een innovatief verbeterpunt dat volgens haar goed aansluit op de huidige ontwikkelingen in de samenleving en de verwachtingen van de overheid van de samenleving. ‘Namelijk dat we meer op onszelf en de omgeving aangewezen worden voor hulp en dienstverlening. Dat kan je in wijken wel proberen te creëren om eenzame mensen bij elkaar te zetten, een vorm van welzijn , dat zou eigenlijk beter zijn. Dat je in een wijk kijkt, waar wonen die mensen en breng deze met elkaar in contact, er moet wel een klik zijn natuurlijk wij zoeken ook onze eigen vrienden uit.’ Zij doelt hiermee om meer samenwerking tussen verzorgingshuizen en andere mensen en faciliteiten in de buurt. Dit is in haar ogen mogelijk een verbetering ter preventie van of ter verbetering van het bestrijden van eenzaamheid. Zij tilde dit idee zelfs tot een nog hoger niveau 38
door te benoemen dat het ook interessant zou zijn om meer samenwerkingsverbanden met andere verzorgingshuizen en betrokken organisaties aan te gaan om zo meer een lijn te trekken wat betreft de hulpverlening bij eenzaamheid, om eenzaamheid op een zo breed mogelijk vlak aan te pakken.’ En dat proberen we wel , als er cursussen zijn in de buurt en dat weten we of iets dergelijks, waar bijvoorbeeld kan worden samengewerkt met andere organisaties en projecten, dat je kan koppelen of zo iets. Op die manier, zo kan je breder kijken.’ Verschillende professionals gaven aan dat het goed zou zijn als er meer gedaan werd aan deskundigheid bevordering in de vorm van informatiebijeenkomsten en cursussen voor de hulpverleners. Dit om hun kennis uit te breiden en meer inzicht te krijgen in de eenzaamheidsproblematiek en mogelijke interventies die hierbij gepast zijn. Visie van de professionals op de effectiviteit van interventies Ondanks dat de professionals knelpunten ervaren en zeker ook verbeterpunten aangeven betreffende de hulpverlening en de uitvoering hiervan aan de doelgroep eenzame ouderen, waren vrijwel alle professionals in een bepaalde mate ook deels positief over de effectiviteit van de door hun gebruikte interventies. Ondanks de al eerder benoemde knel en verbeterpunten waren alle professional over het algemeen redelijk positief over de werking van de interventies en hun eigen handelen bij het uitvoeren van de interventies. Uitspraken van de hulpverleners over de effectiviteit van interventies waren onder andere: ‘Als ik dat in procenten zou moeten zeggen, zou ik zeggen zo een 35 tot 55% effectief is, maar omdat we zoveel, echt oude ouderen hebben, dan heb ik het echt over 88 tot 95, hoe effectief kan dat nog zijn, snap je? En dan om je op dat grijze vlak van blijven we hier, is dit nog activeren’ . Deze professional was zeer tevreden over de werking van de interventies maar was volgens eigen zeggen wel realistisch in de haalbaarheid en effectiviteit van interventies bij deze doelgroep. Ook een van de andere professionals was positief over een eenzaamheidsinterventie: ‘Ik vind bijvoorbeeld activerend huisbezoek echt heel erg effectief, want in tegenstelling tot alleen maar een praatje maken, wordt iemand hier echt geactiveerd, je weet als oudere dan beter waar ze heen kunnen of wat ze kunnen doen als ze zich eenzaam voelen. Daarom geloof ik echt in deze interventie.’ Het activerend huisbezoek is een interventie die gericht is op eenzame ouderen waarbij de ouderadviseur een gesprek aangaat met de oudere en deze vervolgens koppelt aan een vrijwilliger die probeert de oudere te activeren zodat deze uiteindelijk zelfstandig dingen gaat ondernemen om eenzaamheid tegen te gaan. Uiteindelijk zijn al deze resultaten bij elkaar een bron van belangrijke informatie die bijdragen aan het beschrijven van de conclusie en aanbevelingen. Ik heb zowel verschillende als overeenkomende inzichten opgedaan gezien de besproken knel- en verbeterpunten. Ik heb inzicht gekregen in de visies, beleving en ervaring van deze verschillende hulpverleners.
39
9
Conclusie en aanbevelingen 9.1 Conclusies
In Nederland is sprake van een hoge mate van eenzaamheid onder ouderen en er wordt onderzoek gedaan naar de oorzaken en interventies gericht op eenzaamheid (Fokkema & Van Tilburg, 2006). Mijn onderzoek heeft bijgedragen aan het vergroten van inzicht, kennis en het eigen handelen en uitvoeren van de interventies voor deze problematiek onder ouderen. Er is gekeken naar de visie, ervaring en effectiviteit van de interventies bij deze problematiek vanuit de beleving van de professional zelf. De interventies gericht op het verminderen van eenzaamheid zijn per type besproken en ook van belang is de visie van de professional op het thema en de problematiek eenzaamheid. De eerste twee deelvragen betreffende mijn literatuur onderzoek zijn goed naar voren gekomen in de theoretische conceptie en de laatste twee deelvragen gericht op mijn empirische onderzoek zijn besproken in de interviews en vervolgens geanalyseerd en uitgewerkt door mij. Als we kijken naar de literatuur studie en deze vergelijken met de resultaten die zijn voortgekomen uit de geanalyseerde interviews dan zijn er zeker overeenkomsten gezien de professionals die ik heb geïnterviewd, werkzaam in verzorgingshuizen in Lelystad, en de uitkomsten uit eerder gedane onderzoeken van onder ander Fokkema & Van Tilburg naar de effectiviteit van interventies bij eenzame ouderen. Zo benoemde Fokkema en Van Tilburg in een onderzoek uit 2006 dat interventies door verschillende factoren niet werkzaam zijn. Dit komt bijvoorbeeld door interventies die niet juist worden ingezet op basis van de oorzaken van eenzaamheid bij de ouderen en wordt er te snel van uit gegaan dat de eenzaamheid alleen te maken heeft met het sociale aspect, waardoor er niet wordt gekeken naar emotionele eenzaamheid. Verder was zeer waarschijnlijk meer effect mogelijk geweest indien de uitvoering van de interventies anders was verlopen, de interventies in een andere setting of voor een andere doelgroep hadden plaatsgevonden of indien voor andere (varianten op de) interventies was gekozen. Dit zijn ook deels punten die naar voren zijn gekomen uit de resultaten van het onderzoek. Wat opvallend is aan de onderzoeken die ik in mijn literatuur studie ben tegengekomen, is dat deze allen meer gericht waren op kwalitatief onderzoek en de deelnemende ouderen. Mij leek het juist interessant en raadzaam om de handelingen en visie van de professionals werkzaam met deze doelgroep nader te bestuderen. In mijn onderzoek zijn de professionals maatschappelijk werkers, ouderenadviseurs en een psychologe. De professionals zijn namelijk de personen die de interventies inzetten bij cliënten. Dus het was naar mijn mening van belang om een kwalitatief onderzoek te doen naar het gebruik van de eenzaamheidsinterventies en dit gezien vanuit het perspectief van de professional met daarbij zijn of haar visie op het begrip eenzaamheid bij ouderen. Over het algemeen wordt het als knelpunt ervaren om de situatie waarin de oudere verkeert goed in kaart te brengen. Dit komt mede doordat eenzaamheid vaak samenhangt met schaamte of het feit dat de oudere generatie van nu niet graag om hulp vraagt of zijn of haar problemen bespreekbaar maakt. Ik denk dat de professional ondersteuning mist van een gestandaardiseerde werkwijze omtrent eenzaamheid, zoals het werken met een bepaalde methodiek met goede vragenlijsten en daaruit voortvloeiend de mogelijkheid tot verschillende interventies. Ook speelt mee dat iedere professional zijn eigen visie heeft op eenzaamheid, de een ziet het als een soort van bijkomstig probleem terwijl de ander het inschat op zeer ernstige problematiek, waardoor er geen consensus is onder de hulpverleners . 40
Wat mij verder is opgevallen is dat de professionals hun interventies voornamelijk richten op sociale eenzaamheid, soms reiken ze te snel oplossingen aan in de vorm van hulp voor sociale eenzaamheid voordat ze de problematiek goed in kaart hebben gebracht. Dit is een opvallende constatering en dit sluit ook aan bij uitkomsten uit eerder gedaan onderzoek zoals ik eerder omschreven heb in de theoretische verkenning -en conceptie. Na uitvoering van verschillende analyses op de antwoorden van de professionals kan ik verbanden leggen met andere uitspraken die zijn gedaan tijdens de interviews. Vanuit mijn bevindingen uit de interviews lijkt er een soort van collectief beeld ontstaan waarbij voornamelijk gedacht wordt dat eenzaamheid te maken heeft met het sociale aspect, namelijk een gebrek aan regelmatig contact met andere personen. Dit duidt tevens op beperkte kennis op het gebied van eenzaamheid als problematiek. Dit is echter ook iets wat denk ik een soort stereotype is in de samenleving, eenzaamheid wordt voornamelijk gekoppeld aan het sociale aspect, het gemis van gezelligheid en sociale interactie. Juist het emotionele aspect van eenzaamheid, wat meer betrekking heeft op het verlies en/of gemis van een persoon of intieme relatie wordt hierdoor over het hoofd gezien of onderschat. Een andere interessante verbinding die gelegd kan worden uit de resultaten en analyses van de interviews is dat een aantal hulpverleners aan gaven dat er geen vorm was van deskundigheidsbevordering met betrekking tot het onderwerp eenzaamheid en een aantal vertelden hier wel behoefte aan te hebben. Wat ik hieruit kan opmaken is dat er niet genoeg kennis is betreffende het onderwerp eenzaamheid en de interventies die je hierbij kan inzetten. Een gevolg hiervan is dat de visie op eenzaamheid voornamelijk gericht is op het sociale aspect en dat er ook grotendeels interventies worden ingeschakeld gericht op deze vorm van eenzaamheid. In sommige gevallen kan dit de cliënt ook helpen en zal dit aansluiten bij het verminderen van de gevoelens van eenzaamheid. Dit kan echter ook verklaren waarom interventies in bepaalde gevallen niet werken bij het verminderen van dergelijke gevoelens bij oudere cliënten omdat de gekozen interventie niet aansluit bij de emoties en oorzaken van het ontstaan van de eenzaamheid bij de cliënt. Een opvallende constatering bij de knelpunten die de professionals zelf benoemde in de interviews, is dat er maar weinig knelpunten worden benoemd betreffende de uitvoering van een interventie. Er wordt niet echt ingegaan op ervaren knelpunten van aspecten van de interventie zelf. Eerder knelpunten ontstaan door het gedrag van de oudere zelf wat belemmert in de uitvoering van de interventie (bijvoorbeeld niet op komen dagen, niet meer naar bijeenkomsten komen, moeite motivatie), moeite hebben met het inschatten van de mate waarin een oudere met eenzaamheid kampt, knelpunten in de hulpverlening door meervoudige problematiek of omgevingsfactoren. Vaak wanneer ik heel direct vroeg naar een knelpunt, liggend aan de uitvoering en aspecten van de techniek of interventie, dan konden de professionals niet een directe aanleiding geven tot een knelpunt of ervaren probleem. De professional ziet dit niet als een disfunctionaliteit in de interventie maar eerder dat het niet passend is bij de cliënt door omstandigheden. Er lijkt weinig sprake van reflectie op het eigen handelen met betrekking tot de hulpverlening aan eenzame ouderen vanuit de professionals zelf. Een aantal professionals gaf na het interview aan dat zij door het interview meer bewustwording en inzicht hadden gecreëerd over hun eigen handelen met betrekking tot het thema eenzaamheid en dat het hen aan het denken had gezet over hoe ze zelf met het thema omgaan. Dit sluit tevens aan bij het punt van deskundigheidsbevordering wat ik eerder in deze conclusie al aangaf. Het blijkt dat er kennis ontbreekt op het gebied van de problematiek eenzaamheid. Hierdoor is het ook moeilijker om te kunnen reflecteren op je eigen handelen of bewustwording te creëren omtrent dit onderwerp en inzicht te ontwikkelen in dit knelpunt in de hulpverlening. 41
We kunnen hieruit concluderen dat er bij de hulpverlening aan ouderen veel verschillende aspecten meespelen voor effectieve en adequate hulpverlening aan eenzame ouderen. Dit is niet iets dat puur ligt in de uitvoering en achtergrond van een methodiek, techiek of interventie. Ook andere factoren spelen mee zoals het gedrag en reflectief inzicht van de ouderen, het reflectief inzicht van de professional op het eigen handelen maar daarnaast ook kennis over het begrip/thema eenzaamheid en de hierbij in te zetten interventies. Wat ik verder een zeer interessant gegeven vond dat voor is gekomen uit de resultaten van de interviews van de professionals, is dat vrijwel geen één organisatie een beleid of richtlijnen heeft betreffende het werken met eenzaamheid bij ouderen. Gezien eenzaamheid een relatief veel voorkomend probleem is waar een substantieel deel van de oudere onder lijdt volgens verschillende onderzoeken, zoals blijkt uit mijn theoretische verkenning/conceptie, denk ik dat het van belang is dat er meer aandacht wordt besteed aan dit thema vanuit de organisaties waar de professionals werkzaam zijn. Lelystad is een kleine stad en ik heb bij de drie voornaamste verzorgingshuizen een onderzoek gedaan onder de hulpverleners daar. In geen van de drie verzorgingshuizen zijn er beleid of richtlijnen betreffende eenzaamheid. Ik denk dat dit duidelijk maakt dat ‘eenzaamheid’ door deze organisaties in Lelystad niet als een dermate groot probleem wordt ervaren onder de cliënten in de betreffende instellingen om er een beleid voor op te stellen. Een beleid of richtlijnen zou denk ik juist meer duidelijkheid en structuur aan de hulpverleners die te maken hebben met dit thema met de hulpverlening aan de ouderen. Ik denk dat er nog veel te halen valt wat betreft deskundigheidsbevordering gezien het thema eenzaamheid onder professionals. De professionals kunnen zo meer hun kennis ontwikkelen wat betreft de problematiek en bewustwording en reflectief inzicht creëren omtrent het thema eenzaamheid. De visie van de hulpverlener op het thema speelt ook mee bij de inzet van en uitvoering van hulpverlening en interventies. Bij geen van de organisaties en instelling was een beleid omtrent het thema, een van de professionals benoemde tijdens de interviews ook dat eenzaamheid in haar ogen een beetje ‘het ondergeschoven kindje’ leek. Ik denk dat deze zin heel duidelijk omschrijft hoe er door organisaties en professionals tegen eenzaamheid onder ouderen aangekeken wordt. Eenzaamheidsproblematiek wordt nog deels onderschat. Terwijl eenzaamheid juist de hoofdoorzaak kan zijn voor de ontwikkeling van depressies en andere stoornissen onder ouderen. Deze gedachtegang van organisaties en professionals beïnvloeden ook hulpverleningsprocessen en het uitvoeren van interventies. Wat er mogelijk voor zorgt dat de hulpverlening niet altijd efficiënt is en adequaat wordt uitgevoerd door de professionals.
42
9.2 Aanbevelingen
Deskundigheidsbevordering
Een belangrijke aanbeveling die is voortgekomen uit het onderzoek is de noodzaak naar meer deskundigheidbevordering onder de professionals. Geen een van de organisaties waar de betreffende professionals werkzaam zijn bieden cursussen of informatiebijeenkomsten aan met betrekking tot het thema eenzaamheid onder ouderen en hoe je hiermee om kan gaan in de hulpverlening en eventueel in te zetten interventies. Dit is wel van belang voor de hulpverleners gezien kennisverbreding maar ook om bewustwording te creëren betreffende het onderwerp eenzaamheid. De professionals zijn zo beter in staat te reflecteren op hun eigen handelen gezien de interventies die worden ingezet bij deze problematiek, wat uiteindelijk kan bij dragen aan meer effectiviteit van het verminderen van eenzaamheid onder ouderen. Dit is tevens een punt dat werd benoemd door de professionals zelf, zij zouden het ook prettig vinden om meer inzicht te krijgen gezien de problematiek eenzaamheid. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de hulpverleners vooral gericht zijn op het begrip sociale eenzaamheid. Hierdoor wordt er minder aandacht besteed aan emotionele eenzaamheid wat als gevolg heeft dat de doelgroep niet altijd de juist hulp krijgt bij zijn of haar problematiek. Ik denk dat deskundigheidsbevordering ook wat dit aspect betreft veel kan betekenen. Ik denk namelijk dat door het ontbreken van kennis en het beeld wat nu heerst in de hulpverlening maar ook in de samenleving gezien het begrip eenzaamheid er aan bijdragen dat er op dit moment niet genoeg zicht is op emotionele eenzaamheid bij de doelgroep. De organisaties kunnen trainingen, cursussen of informatiebijeenkomsten aanbieden voor de hulpverleners zodat zij zich verder ontwikkelen gezien het thema eenzaamheid.
Beleid/richtlijnen
Als laatste aanbeveling denk ik dat het belangrijk is dat er binnen de organisaties, als wel verzorgingshuizen gekeken moet worden naar beleid of op zijn minst richtlijnen met betrekking tot eenzaamheid onder ouderen. Alle professionals gaven aan dat geen van de organisaties beleid of richtlijnen hebben op het gebied van eenzaamheid. Ik denk dat het belangrijk is, ook om te kwaliteit van de zorg up to date en goed te houden, om gezien de eenzaamheidsproblematiek hier als organisatie of verzorgingshuis een beleid of in ieder geval richtlijnen voor op te stellen. Zo ontstaat er voor de hulpverleners maar ook de organisatie zelf een structuur betreffende deze problematiek die houvast biedt voor de hulpverleners die werken met deze doelgroep en te maken hebben met eenzaamheidsproblematiek.
Eenduidige werkwijze omtrent eenzaamheidsproblematiek onder ouderen
Ik denk dat de professional werkend met de doelgroep ondersteuning mist van een gestandaardiseerde werkwijze omtrent eenzaamheid, zoals het werken met een bepaalde methodiek met goede vragenlijsten en daaruit voortvloeiend de mogelijkheid tot verschillende interventies. Ook speelt mee dat iedere professional zijn eigen visie heeft op eenzaamheid, de een ziet het als een soort van bijkomstig probleem terwijl de ander het inschat op zeer ernstige problematiek, waardoor er geen consensus is onder de hulpverleners. Zoals ik net al benoemde bij de aanbeveling ‘beleid en richtlijnen’ zou dit de hulpverleners meer richting en structuur geven in de hulpverlening. 43
Een eenduidige manier van werken gezien eenzaamheid kan gerealiseerd worden er één bepaalde methodiek ontwikkeld wordt voor in de ouderenzorg waarin aan de hand van een stappenplan omschreven wordt hoe je als hulpverlener om kan gaan met ouderen en welke interventies hierbij ingezet kunnen worden. Dit plan moet passen binnen de structuur van het verzorgingshuis, de instelling en organisatie. Als dit tevens samengevoegd wordt met meer deskundigheidsbevordering in de vorm van bijvoorbeeld trainingen en informatiebijeenkomsten en daarnaast een beleid en/of richtlijnen gezien het onderwerp eenzaamheid, dan zal dit een goede stap zijn in de richting van het verbeteren van de hulpverlening aan eenzame ouderen. Als er duidelijke standaarden zijn voor een methodiek en interventies zodat de professionals meer zicht en grip hebben op de eenzaamheidsproblematiek. Deze standaarden kunnen worden ontwikkeld aan de hand van de vijf typen interventies die ik al eerder heb omschreven in mijn onderzoek namelijk: algemene voorlichting en mentaliteitsverandering (1), deskundigheidsbevordering van hulpverleners (2), sociaal-culturele activering en ontmoeting (3), persoonlijke activering (4) en cursussen, gespreksgroepen en therapie (5).
44
Deel lll: Bronnen en bijlagen 10. BRONNENLIJST 11. BIJLAGE 1: TOPIC/VRAGENLIJST BIJLAGE 2: VERBATIM BIJLAGE 3: UITWERKING 1E - ANALYSE BIJLAGE 4: UITWERKING 2E - ANALYSE/ REDUCTIEFASE
45
10 Bronnenlijst Artikelen/Rapporten/Studies/Boeken
Jong Gierveld, J. de (1984). Eenzaamheid: Een meersporig onderzoek [Loneliness: a multimethod approach]. Deventer: Van Loghum Slaterus.
Jong Gierveld, J. de, & Dykstra, P. (1998). Eenzaam of niet eenzaam? Identificatie van eenzaamheidsrisicogroepen onder oudere mannen en vrouwen. In M.I. Broese van Groenou, D.J.H. Deeg, C.P.M. Knipscheer & G.J. Ligthard (Eds), VU Visies op Veroudering . Amsterdam: Thela-thesis.
Jong Gierveld, J. & van Tilburg T., (2007)Zicht op eenzaamheid, Ouderen en eenzaamheid: wel of geen probleem? Den haag, 2007.
Fokkema, C. M., & Van Tilburg, T. G. (2003). Aanpak van eenzaamheid: helpt het? Een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Den Haag: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut.
Fokkema, C. M., & Van Tilburg, T. G. (2005). Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen . Den Haag: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI).
Fokkema, C.M. & Tilburg, T. van (2006), Aanpak van eenzaamheid: helpt het?: een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Den Haag: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut , 149 p.
RMO (Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling). (1997). Vereenzaming in de samenleving. Sdu Uitgevers, Den Haag.
Cacioppo, J.T., Distel, M.A., Rebollo-Mesa, I., Abdellaoui, A. Derom, C.A., Willemsen, G., Boomsma, D.l. (2009) Familial Resemblance for Loneliness .
Linnemann, M., van Linschoten, p., Royers,. (2001) Eenzaam op leeftijd, Interventies bij eenzame ouderen. Amsterdam, 2001.
Perlman, D., Loneliness research; Preventing the Harmful, Peplau, L.a. Goldston Publication. Washington 1984
Lynch, J.J. The broken heart, the medical consequenses of loneliness, basic books. New York, 1977 Moustakas, C.E., Lonelineless , New York. Prentice Hal, 1961.
Rubenstein, C.M & P. Shaver, Loneliness in two Northeastern cities, The Atomy of Loneliness. New York, International Universities Press, 1980, p. 319-337.
46
Weiss, R. S. (1973). Loneliness: The experience of emotional and social isolation. Cambridge, MA: MIT Press.
Alleato (2011). Inventarisatie aanpakken eenzaamheid / sociaal isolement in de provincie Utrecht. Utrecht: Alleato, centrum voor maatschappelijke ontwikkeling.
Verwijs, R., Nederland, T. (November 2012) Lokaal sterk tegen eenzaamheid, stappenplan voor gemeenten, Verwey Jonker instituut. Amsterdam, 2012.
Stevens, N (1999) Handboek Klinische Psychologie, Eenzaamheid bij ouderen. Amsterdam 1999.
Oostelaar, D., Wolfswinkel, G. (2006) Ouderen in de samenleving, Basisboek hulp- en dienstverlening. Bussem: Coutinho , 2006.
Snellen, A. (2010) Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. Bussum: Coutinho.
Verhagen, P (2012) Ondernemen en innoveren in zorg en welzijn, van signaal naar succesverhaal. Bussum: Coutinho.
Baarda, B., Goede, M., Teunissen, J. (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Noordhoff uitgevers.
Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker (2009) NVMW. Utrecht: Drukkerij Anraad.
Internetbronnen
www.ouderenfonds.nl/wie_zijn_we/organisatie/feiten_en_cijfers - Bekeken op 2 juni, 2013 (Feiten en Cijfers)
http://www.woonzorgflevo.nl/locaties/de-hanzeborg - Bekeken op 1 juni, 2013 (Lokaties)
http://www.woonzorgflevo.nl/locaties/de-uiterton - Bekeken op 1 juni, 2013 (Lokaties)
http://www.coloriet.nl/Paginas/default.aspx - Bekeken op 28 mei, 2013 (De Hoven)
http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-doelgroepen/ouderen/wie-behoorttot-de-doelgroep-ouderen/ - Bekeken op 29 mei, 2013 (Doelgroep ouderen)
47
http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/huidig/ - Bekeken op 06 juni, 2013 (vergrijzing)
http://rivm.nl/Zoeken?query=de+oplossing+van+het+eenzaamheidsprobleem+ - Bekeken op 3 juni, 2013 (Oplossing eenzaamheid)
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verpleeghuizen-en-verzorgingshuizen/vraag-enantwoord/hoe-vraag-ik-een-plek-aan-in-een-verpleeghuis-of-verzorgingshuis.html - Bekeken op 8 juni, 2013 (Indicatie verzorgingshuis)
11. Bijlagen 48
Bijlage 1 – Topiclijst Roxanne Bosch – Scriptie 2013 Thema: Eenzaamheid & ouderen Vragenlijst/topiclijst interviews 2013 Topic 1 Functie -
Wat is uw functie binnen de organisatie? Welke taken horen bij uw functie? Hoelang bent u actief in deze functie? In hoeverre richt u zich op de leeftijdsgroep 55-75 (of ouder)?
Topic 2 Ouderen en eenzaamheid/visie/beleving -
Wat betekend de problematiek eenzaamheid onder ouderen voor u als professional in het werkveld waarin u zich begeeft?
-
Heeft u in uw functie vaak te maken met ouderen die kampen met eenzaamheidproblematiek?
-
Hoe ervaart u het contact met eenzame ouderen in de hulpverlening
-
Geven ouderen zelf aan of zij met gevoelens van eenzaamheid kampen of is dit iets dat vanuit uw functie wordt gesignaleerd?
-
Ervaart u verschillen in het behandelen van de eenzaamheidsproblematiek onder ouderen?
-
Wat vindt u kenmerkend aan de hulpverlening aan eenzame ouderen?
-
Op welke manier krijgen ouderen volgens u met eenzaamheid te maken?
Topic 3 Interventies/methodiek/hulpverlening/handelen -
Welke interventies past u toe?
-
Zijn deze gebaseerd op een bepaalde methodiek?
-
Waar let u op bij het inzetten van de interventie?
-
Houdt u rekening met de oorzaken waardoor het gevoel van de eenzaamheid is ontstaan? (verantwoording: uit eerder onderzoeken is namelijk gebleken dat daar niet genoeg op gelet wordt en er vaak een bepaalde interventie die de organisatie gebruikt wordt toegepast zonder echt naar de oorzaak van de gevoelens van eenzaamheid te kijken) Zo ja, hoe gaat u hiermee om, voert u dit uit?
49
-
Loopt u bij het uitvoeren van de hulpverlening aan ouderen met eenzaamheidproblematiek wel eens tegen knelpunten aan, zo ja wat voor knelpunten zijn dit?
-
Wordt er vanuit uw organisatie een beleid uitgevoerd omtrent eenzaamheidsproblematiek?
-
Vind u dat er vanuit de organisatie waar u werkt genoeg wordt geboden qua hulpverlening en dergelijke gezien de eenzaamheidsproblematiek onder de ouderen?
-
Zouden er mogelijk verbeteringen plaats kunnen vinden in de geboden interventies met betrekking tot de hulpverlening ofwel het beleid dat wordt uitgevoerd omtrent eenzaamheid.
-
Is uw kijk op de problematiek eenzaamheid en het bieden van de hulpverlening hierbij veranderd in de afgelopen jaren, of is dit constant gebleven?
-
Hoe komen de interventies/hulpverlening bij eenzaamheid bij een oudere, zowel psycho sociaal, als wel praktisch materieel tot uiting?
-
Waar denkt u dat de voornaamste behoefte ligt (met betrekking tot eenzaamheid) van senioren in een woonzorgcentrum (bejaardenhuis) ? (alleen beantwoorden als hulpverlener wel eens werkt met ouderen in een verzorgingshuis/bejaardenhuis)
-
Welke taak ligt hier mogelijk voor hulpverlening?
-
Geeft u ook algemene voorlichting wat betreft eenzaamheid onder ouderen(bijvoorbeeld tijdens een gesprek of aan andere hulpverleners)?
-
Worden er wel eens cursussen of informatiebijeenkomsten voor hulpverleners gehouden betreffende het onderwerp eenzaamheid?
-
Worden er sociaal culturele activiteiten georganiseerd, en wat is uw taak hierbij? (sociale activiteiten zoals: koffie inloopspreekuur, of groepsactiviteiten zoals zingen en schilderen, met als hoofddoel gezelligheid maar eenzaamheid wordt alsnog met een ‘omweg’ aangepakt.
-
Wat doet u als hulpverlener, wat betreft persoonlijke activering als het gaat om eenzaamheid, dus wat kan u doen in de begeleiding om de verandering van de oudere en zijn eigen situatie (kampen met de gevoelens van eenzaamheid) te stimuleren.
-
Worden er voor de eenzame ouderen ook cursussen, gespreksgroepen of therapie geboden? Zo ja, wat houdt dit in, hoe ziet dit eruit? Zo niet, waarom niet? Op basis van uw mening als professional en in de interactie met uw cliënten, vindt u dat de interventies effectief zijn? Zo niet, wat zou er beter kunnen? Zo ja, waarom zijn deze interventies effectief?
-
50
Bijlage 2 – Verbatim (geanonimiseerd) Ik heb als voorbeeld bij deze een verbatim uitgewerkt interview van een van de professionals die heeft meegewerkt aan mijn onderzoek. Gezien ik zeven interviews heb afgenomen, heb ik op advies 51
van mijn studie begeleider Norbert Bussink de overige verbatims uit dit verslag gelaten. De uitgewerkte verslagen en geluidsopnames kunnen natuurlijk altijd bij mij opgevraagd worden als dit nodig is. Interview 24-04-2013 I = Roxanne Bosch (Interviewer) G= Professional (Geïnterviewde) Topic 1: Functie I: Nou we beginnen gewoon een beetje met algemene vragen, Wat is uw functie binnen de organisatie? G: Ik ben maatschappelijk werker binnen de organisatie, dat is dus heel breed. We zitten hier in Lelystad maar ook in Dronten en Zeewolde. I: Ja, nou dat is mooi en welke taken horen bij uw functie? G: Nou de hoofdtaak is psycho sociale hulpverlening en dan natuurlijk ook het stukje praktisch materiële hulpverlening. Ik kom wel veel mensen tegen die financiële problemen hebben, of die, of dat ook gewoon niet meer zelf kunnen doen, hun financiën kunnen regelen. We vragen bijvoorbeeld vaak bewindvoering aan of mentorschappen. Maar de hoofdtaak is vooral psycho sociale hulpverlening, vooral bij verlies en acceptatie van ziektes. Er zitten hier natuurlijk veel mensen op deze locatie met een chronische ziekte, je hebben vaak natuurlijk wel moeite met het accepteren en het verwerken van wat hen is overkomen. Dus dat is een grote taak voor ons. I: en hoelang bent u actief in deze functie? G: Negen jaar geloof ik, bijna negen jaar I: hier bij deze organisatie (Coloriet) of als maatschappelijk werker? G: Bij coloriet I: In hoeverre richt u zich op de leeftijdsgroep 55-75 (of ouder)? G: Ja eigenlijk alleen maar, dat is de doelgroep. En dan vaak ook wel boven de 70 denk ik. Ook wel eens vanaf 55 maar dat komt gelukkig niet vaak voor. Alleen maar deze doelgroep ja I: ja, ja Topic 2: eenzaamheid & ouderen/visie/beleving I: Wat betekend de problematiek eenzaamheid onder ouderen voor u als professional in het werkveld waarin u zich begeeft? Dus hoe jij de problematiek eenzaamheid ziet vanuit het oogpunt als professional. G: Of dat veel voorkomt? I: Wat uw kijk is op eenzaamheid onder ouderen 52
G: Ik denk wel dat het veel voorkomt, bij mensen die toch door de problemen die ze meemaken in hun leven, waar ze tegen aanlopen, misschien dat ze mensen van zich af stoten. Ja dat ze dan geïsoleerd raken, dat dat veel voorkomt. Ook natuurlijk als ze ja bepaalde ziektes krijgen waardoor ze niet naar buiten kunnen om iets te ondernemen, dan komt dat voor. Of bijvoorbeeld door. Ik had dan bijvoorbeeld een mevrouw die haar partner is vorige jaar overleden, maar die waren vooral met zijn tweeën deden ze alles, dus weinig netwerk om hun heen. En het netwerk dat ze hadden daar waren ook al mensen van weggevallen. Dus zij kwam heel erg geïsoleerd te staan en was gewoon heel eenzaam. Ze had gewoon weinig netwerk. I: Ja, mooi voorbeeld I: U zegt het net al een klein beetje, heeft u in uw functie vaak te maken met ouderen die kampen met eenzaamheidproblematiek? I: Ja het is vaak iets dat er bij komt, want mensen die bij ons worden opgenomen, die, kijk die hulpvragen die zij hebben die moeten ook gerelateerd zijn aan de zorg, het is niet zo dat wij per definitie, relatie problemen gaan behandelen. Of het moet te maken hebben met het behandelen van de ziekte. Het moet een connectie hebben met het ziektebeeld, wij zijn geen algemeen maatschappelijk werkers. Dus wij mogen niet alle hulpvragen behandelen. Maar kijk het kan natuurlijk wel zo zijn dat door dat ze wat meemaken, die mevrouw waar ik net over vertelde is ook gevallen en die heeft behoorlijk wat botbreuken opgelopen, is hier in het woonzorgcentrum gekomen voor revalidatie, maar had ook te kampen met eenzaamheid en voelde zich eenzaam. En doordat zij zich eenzaam voelde, belemmerde dit haar revalidatie proces, dus dan ga je dat meenemen, dan ga je dus ook wat aan die eenzaamheid doen. I: ja,dan is het dus echt een aspect of onderdeel van.. G: ja, ja, zo moet je het wel een beetje zien I: Hoe ervaart u het contact met eenzame ouderen in de hulpverlening G: Hoe ik dat contact ervaar I: eigenlijk zeg je het net al een beetje, het is dan een onderdeel van of een onderdeel op zich, het is dus meer van hoe je je dat op zo een moment signaleert, ze komen met een bepaalde hulpvraag binnen. G: ja ze worden hier opgenomen. En dan krijgen wij een verwijzing van de verpleeghuisarts en uhm ja als er dus iets speelt of als iemand zelf behoefte heeft aan hulp en, maar in de eerste instantie is dat altijd ziekte gerelateerd dus aan de opname gerelateerd, het verwerken van de opname hier. Zoals als mensen hier blijven (mensen die permanent in het woonzorgcentrum blijven wonen), dan is het natuurlijk ook weer heel iets anders, dan kan je zitten op de huiskamer met een groep mensen. Er worden veel activiteiten georganiseerd en activiteiten begeleiding. Dus hier ja, kunnen ze aardig uit hun isolement gehaald worden. I: En heb je vaak te maken met eenzaamheid bij je cliënten, of dat je het vaak tegen komt in de werk? G: ja, ja weet ik nou niet zo goed of dat heel vaak voorkomt. Maar je ziet wel dat mensen die hier zijn opgenomen, ook wel allerlei problemen hebben bijvoorbeeld met familie ofzo, je ziet veel mensen die relaties verbroken hebben, met hun kinderen. Of andere familieleden. Kijk en dat komt natuurlijk 53
ook ergens vandaan. Het kan te maken hebben, of dat het een gevolg is en dat ze daardoor eenzaam zijn. Dat zie je wel heel veel, verbroken contacten. I: Geven ouderen zelf aan of zij met gevoelens van eenzaamheid kampen of is dit iets dat vanuit uw functie wordt gesignaleerd? Want ik hoor net eigenlijk al dat ze worden doorverwezen met een andere hulpvraag, dus dat is denk ik niet met als hulpvraag specifiek op eenzaamheid. G: ja ik geloof nou niet dat ik dat ooit gehoord heb, of dat ze dat zo benoemen dat ze eenzaam zijn, Dat wordt meer op een andere manier gebracht, met andere woorden gebracht. Dus gebroken contacten of overlijden van partner waardoor de gevolgen wel zijn dat ze eenzaam worden. I: Ervaart u verschillen in het behandelen van de eenzaamheidsproblematiek onder ouderen? Ik denk inderdaad dan als ik al een beetje zo hoor dat, dat inderdaad zo is, want ze komen inderdaad met hele verschillende hulpvragen binnen. G: Ja, kijk ouderen zijn sowieso al niet geneigd om hulp te vragen, dus daar ligt ook alweer iets, ja ze hebben toch zoiets van vuile was niet buiten hangen. Dus daar ligt al een punt . Het is toch moeilijker voor ouderen om te praten over, wat het allemaal met hun doet, dat zijn ze gewoon niet gewend. I: nee niet zoals deze generaties inderdaad, dus dat sluit eigenlijk heel goed aan bij mijn volgende vraag. Wat vindt u kenmerkend aan de hulpverlening aan eenzame ouderen? Dus het misschien niet willen vertellen, schaamte gevoelens. Of het niet hulp willen vragen, dat bedoel ik. G: Ja het is denk ik vooral de groep mensen, we hebben hier ook een revalidatie afdeling voor ouderen die weer naar huis gaan, daar ga je iets voor doen. Daar ga je voor zorgen dat zij het thuis ook weer redden. Niet alleen op het gebied van zorg maar ook dat zeg woon weer verder kunnen. Met het netwerk vergroten, mochten ze dat willen. Dus kijk de mensen die hier blijven, ik denk dat daar wel genoeg voor geboden wordt. Ik denk dat die zich daar wel weer prettig voelen. I: Dus daar ervaar je het eigenlijk minder de eenzaamheid? G: Ja daar heb je gewoon meer mogelijkheden, ze blijven hier dus je hebt meer mogelijkheden om te zorgen dat ze zich minder eenzaam voelen. Er wordt er is meer compensatie denk ik voor de mensen die hier blijven denk ik, er spelen natuurlijk wel gevoelens van, ja verdriet, het moeten accepteren van wat ze is overkomen. Of bijvoorbeeld verdriet ja dat je familie bijna niet komt, maar er is hier wat meer compensatie want ja je zit bij de groep. I: ja je kan ze ook deel laten nemen aan groepsactiviteiten en dergelijke. G: Ja, ja en er zijn allerlei activiteiten in de dagbesteding te doen. Er zijn vrijwilligers waarmee ze naar de stad kunnen of even wandelen. Ja. In huis zijn er gewoon veel meer mogelijkheden I: Op welke manier krijgen ouderen volgens u met eenzaamheid te maken? Het is een klein beetje herhaling van wat u eerder al heeft gezegd, dus bijvoorbeeld geen contact met kinderen meer, of.. G: Ja, op die manier, of als mensen toch nog wat jonger zijn. Stel ze krijgen een CVA. En dan ineens geen werk meer hebben. Dan mis je natuurlijk ook de contacten met collega’s . Ja je hele leven ziet er dan ineens heel anders uit. Dus dat moet weer helemaal opnieuw ingericht worden, dus ja op die manier. Of wat je ook wel eens ziet, als mensen ergens anders bijvoorbeeld wonen en daar iets krijgen CVA zeg maar, dat gebeurd het dat er bijvoorbeeld hun kinderen hier in de buurt wonen en die gaan dan zo een ouder, vader of moeder hier naar toe halen. Ook dan kan dat leiden tot 54
ontwrichting, want ze hebben hier hun wortels niet. Ook dan kan je natuurlijk gevoelens van eenzaamheid krijgen, want de kinderen komen bijvoorbeeld helemaal niet zo vaak langs. I: Ja, hele andere verwachtingen Topic 3 Interventies/methodiek/hulpverlening/handelen I: Nu wil ik een beetje in gaan op de interventies, welke interventies past u toe? En dan op eenzame ouderen gericht in de instelling. En eventueel wat voor methodieken. G: Je gaat in kaart brengen wat die oudere wil, probeert natuurlijk in ieder geval het netwerk in kaart te brengen. Je kunt proberen weer contact te leggen met de kinderen, dat je daar hulp uit biedt. Ja, .. I: dus echt sociale netwerk benadering inderdaad, en kijken wat er nog is. Gebruikt u ook bepaalde instrumenten, gebruikt u bepaalde werkbladen of werkt u volgens een bepaalde methode. G: Ja, nou ja, we gebruiken wel veel ‘de gereedschapskist’ van de Monnick I: Ja dat is een bekende G: En uhm, nou ja daar haal ik wel de technieken uit. De boomtechniek bijvoorbeeld, dat je kijkt naar wat vinden mensen belangrijk, wat voor contact. Moet dat te maken hebben met hobby’s uuhm andere dingen, waar haalt degene energie uit, hoe doet diegene dat en waar kan zo iemand contacten leggen. Ja dus dat is uuhm en we werken ook met een genogram, nouja ecogram. Dat je kan zien, welke contacten zijn er. Want mensen hebben natuurlijk ook vaak de indruk dat er helemaal geen contacten meer zijn terwijl vaak blijkt dat er nog wel wat contacten zijn in het netwerk. En hoe kan je dat dan weer aantrekken bijvoorbeeld, ja I: Een soort bewustwording inderdaad creëren van iemands eigen handelen G: Ja Misschien ook kijken hoe sociaal vaardig zijn mensen. En dat zou je dat in een rollenspel kunnen doen. Misschien stoten ze door bepaald gedrag wel mensen af, het gaat om bewustwording en proberen dat op een andere manier te gaan doen I: en dan inderdaad ook een soort inzicht krijgen in hun gedragspatronen en natuurlijk voor zichzelf natuurlijk I: Houdt u rekening met de oorzaken waardoor het gevoel van de eenzaamheid is ontstaan? (verantwoording: uit eerder onderzoeken is namelijk gebleken dat daar niet genoeg op gelet wordt en er vaak een bepaalde interventie die de organisatie gebruikt wordt toegepast zonder echt naar de oorzaak van de gevoelens van eenzaamheid te kijken) Dus ja, houdt u daar rekening mee en waar let u op bij het inzetten van de interventies en technieken. G: ja je werkt vanuit de cliënt, je moet sowieso weten waarom iemand eenzaamheid voelt. Dus het is ja, je kunt niet zomaar een interventie inzetten omdat je denkt, dat hoor bij eenzaamheid. Ja wat past bij een bepaalde cliënt, dat zal ook niet altijd, dat is altijd een beetje zoeken. De mensen hier zijn ook niet altijd, die hebben heel vaak ook ja wat cognitieve problemen. Dus vaak is het moeilijk om dat uhm, ja die bewustwording zeg maar tot stand te brengen, het reflecterend vermogen is ook niet altijd helemaal intact, dus dan is het moeilijk. Ja als iemand door, door de hersenbeschadigingen heel naar uit de hoek kan komen, dan is het ook moeilijker natuurlijk om ja, nieuw contacten te leggen. 55
Dus ja, dat zijn allemaal dingen waar je rekening mee moet houden. Je kan dus niet zomaar zeggen, of iedere techniek, zomaar bij iedereen toepassen. I: Ja dus jullie kijken juist heel goed naar de oorzaken bij het inzetten van een interventie? G: ja, ja hoe komt die eenzaamheid, en wat wil en kan de cliënt zelf en wat kan de cliënt zelf Kijk die mevrouw die ik dan net noemde die gaat weer naar huis. En die is, die kan ook nog goed nadenken over dingen. Dus dan kan je ja, veel makkelijker allerlei interventies inzetten, dan ja bij iemand met een hersenbeschadiging. I: Loopt u bij het uitvoeren van de hulpverlening aan ouderen met eenzaamheidproblematiek wel eens tegen knelpunten aan, zo ja wat voor knelpunten zijn dit? Ervaar je wel eens dingen waar je tegen aan loopt? G:ja wat ik net zeg eigenlijk hè, mensen met cognitieve problemen dat is wel moeilijker. En ook dat je gewoon niet alles kunt oplossen, kijk mensen die ja, mensen zijn dus op leeftijd als ze hier worden opgenomen. Dus die hebben al een heel leven lang misschien op een bepaalde manier gereageerd naar hun familie zeg maar, ja dan wil je wel proberen om dat contact te herstellen met familie als dat speelt. Maarja dan moet je je er soms ook maar bij neerleggen dat dat niet altijd kan, als je alles geprobeerd hebt. Maarja dat niet alles kan en dat mensen al heel lang in zo een patroon zitten, wat nu niet meer te doorbreken valt, ook die cognitieve problemen. I: ja, dan is het echt acceptatie in je rol als professional eigenlijk, dat je niet alles op kan lossen. G: ja. I: Wordt er vanuit uw organisatie een beleid uitgevoerd omtrent eenzaamheidsproblematiek? Of is dat iets dat vanuit jullie (maatschappelijk werkers) verwacht wordt? G: Er is geen beleid vanuit coloriet. Wat wij gebruiken is onze methodes. Vindt u dat er wel een beleid zou moeten zijn, of dat het zo goed is? G: Ja ik geloof niet dat er nou speciaal beleid zou moeten komen. Nee. I: Vind u dat er vanuit de organisatie waar u werkt genoeg wordt geboden qua hulpverlening en dergelijke gezien de eenzaamheidsproblematiek onder de ouderen? G: Ja, ik denk dat ja, hier heel veel gedaan wordt, om mensen een zo prettig mogelijk leven te bieden hier. Dus ja er wordt heel veel georganiseerd, etentjes, kerstdiner, zo een fancy fair wordt wel eens georganiseerd. Ook en, ja daar is het doel ook van dat er contacten gestimuleerd worden met de wijk. I: Ook maatschappelijke betrokkenheid inderdaad. G: Er zijn ook heel veel vrijwilligers, daar wordt ook heel veel aandacht aan besteed, om veel vrijwilligers binnen te krijgen. Ja, dus ik denk dat hier wel heel veel gedaan wordt. En dat is niet alleen door ons, het maatschappelijk werk, maar door de hele organisatie. Door alle medewerkers. I: Zouden er mogelijk verbeteringen plaats kunnen vinden in de geboden interventies met betrekking tot de hulpverlening ofwel het beleid dat wordt uitgevoerd omtrent eenzaamheid. 56
G: Moeilijke vraag, ik denk niet dat het op beleid, ik denk dat dat wel goed is. Je kan natuurlijk altijd meer, ja je kan altijd nog meer activiteiten kunnen organiseren en nog meer vrijwilligers kunnen werven, ja er zijn mensen die bijvoorbeeld elke dag naar buiten willen. Ja, ik denk dat er wel heel veel wordt geboden en dat je het ja ook een beetje op die manier moet doen. Dus praktisch met mensen naar, uuhm naar het natuurpark. Dat gebeurd ook, of naar Palazzo of zo gaan. Dus op een praktische manier mensen ergens meenemen naartoe, naar buiten te laten gaan en dat daardoor mensen zich beter gaan voelen. Niet alleen door praten. I: Ja ook echt dingen ondernemen inderdaad. G: Praten is dus niet altijd makkelijk voor mensen. En echt dingen verwerken hier is gewoon niet voor iedereen weggelegd. Als mensen ergens zo een beschadiging op hebben gelopen dan blijft het probleem wat ze ervaren zich herhalen en dan, dat kan je eigenlijk niet wegnemen door erover et praten, want nou ja er is geen reflecterend vermogen. Dus dat blijft zich wel steeds herhalen. I: En als u kijkt naar u taak als maatschappelijk werker en de interventies die u uitvoert, zouden daar alleen verbeteringen plaats kunnen vinden. Of is dat meer iets wat bij de hulpverleners zelf ligt van, het ligt niet per se aan een techniek als het niet lukt maar meer aan de inzetmogelijkheden, ja het werkt niet dus we moeten gewoon naar wat anders kijken, op die manier. G: Ja, nou je bent zelf natuurlijk ook altijd wel op zoek naar andere interventies, dus uhm, ja wat ik de laatste tijd ook wel meer gebruik, bijvoorbeeld bij mensen die steeds maar blijven zitten in zo een kringetje van maar blijven herhalen van het maar niet kunnen accepteren dat ze hier zijn opgenomen, hè een bepaalde ziekte hebben gekregen, meer te kijken naar de positieve dingen in het leven. Dus dat is dan weer die positieve psychologie, en dat werkt bij sommige mensen dan wel weer heel erg goed, dus dan ga je weer terug naar, wat ze , kijk je naar hun leven en dan ga je kijken per levensfase, naar dierbare herinneringen heet dat dan die methodiek, dan ga je dierbare herinneringen ophalen. En omdat mensen als ze zo negatief zijn, dan kom je ook weer in zo een spiraal van negativiteit en dan is het heel moeilijk om het positieve naar boven te halen, maar met deze methodiek. Ga je dat dus proberen te versterken, juist de positieve dingen. I: Ja, meer oplossingsgericht? G: Ja, de herinneringen naar boven halen van de dingen die goed zijn geweest in het leven. En als je eenzaam of depressief bent dan lukt je dat niet, in je eentje dan, positieve dingen te onthouden. Maar met deze methodiek kan iemand worden geholpen. En dan ga je kijken naar wat wel positief is en hoe je dat naar boven kan brengen. En wij zijn ook gestart met, vorig jaar dan, met groepsbijeenkomsten, dat heet dan ‘op zoek naar zin’. Dat is speciaal ook bedoeld voor mensen met eenzaamheidsproblematiek en nou ja met beginnende depressie. En ook daar in wordt gekeken naar dierbare herinneringen, positieve herinneringen. Dus we hebben een gesprek met die mensen. Een groepsgesprek, ook aan het eind daarvan wordt een creatieve opdracht gegeven. Dus dat maken ze iets en dat heeft dan te maken met het onderwerp waar we het over gehad hebben. En dan nemen ze dat weer me terug naar hun kamer, een anker van oke, wat als het ene goed gevoel heeft, wat ze hebben gekregen van die bijeenkomst. Dus zelf ben je ook altijd wel een beetje opzoek naar nieuwe interventies, nieuwe methodieken I: Is uw kijk op de problematiek eenzaamheid en het bieden van de hulpverlening hierbij veranderd in de afgelopen jaren, of is dit constant gebleven? Want je werkt hier negen jaar en ook met de doelgroep. G: Ja, ik denk dat dat niet zo heel erg veranderd is. Ja je merkt wel dat mensen kijk ze worden natuurlijk ook niet, niet voor niks hier opgenomen. Dat is misschien wel een beetje kort door de bocht, maar als mensen hier worden opgenomen dan si er wel wat aan de hand, dan heb je dus 57
waarschijnlijk niet een heel groot, betrokken netwerk. Dat is wel een beetje kort door de bocht maar er speelt altijd wel wat. Niet alleen dat mensen ziek zijn, maar ja er zijn toch ook wel vaak andere problemen. Gewoon een beetje inherent aan de doelgroep. I: Deze vraag is misschien wel herhaling. Hoe komen de interventies/hulpverlening bij eenzaamheid bij een oudere, zowel psycho sociaal, als wel praktisch materieel tot uiting? Hierop heb je net al vrij uitgebreid antwoord op gegeven. En bij praktisch materieel denk ik bijvoorbeeld aan financieel wat je in het begin van het gesprek eigenlijk al zei. I:En waar denkt u dat de voornaamste behoefte ligt (met betrekking tot eenzaamheid) van senioren in een woonzorgcentrum (bejaardenhuis) ? Dus bijvoorbeeld in groepsactiviteiten, of toch meer juist een op een contact met de maatschappelijk werkers G: ja, dat kan beide zijn. Maar wat heel belangrijk is, is even het persoonlijke contact. Het praatje, bijvoorbeeld bij de koffieautomaat. Dat, nou ja dat is ook uit onderzoek gebleken dat mensen zich daardoor bijvoorbeeld goed gaan voelen. Even dat persoonlijke contact, even een grapje of een praatje dat is heel belangrijk voor mensen. Dat er aandacht is, dat ja ze zich gezien en gehoord voelen. Dat is natuurlijk ook heel belangrijk. Het is voor iedereen he.. I: ja, ja het is voor iedereen zo inderdaad. I: Geeft u ook algemene voorlichting wat betreft eenzaamheid onder ouderen(bijvoorbeeld tijdens een gesprek of aan andere hulpverleners)? G: Niet echt voor, jet gaat dan niet alleen over eenzaamheid, het is altijd wel een onderdeel van. Kijk we geven ook mantelzorgondersteuning. En daar geven we ook wel een voorlichtingsbijeenkomsten voor. Kijk en dan hebben we het daar wel over. Bijvoorbeeld ook voor de mantelzorger, dat zijn meestal ook wel mensen al op leeftijd. Dat dat ook wel een groot risico kan zijn voor de mantelzorger, dat deze overbelast raakt. Niet meer zelf eropuit gaan of zelf geen contact meer heeft met vrienden of vriendinnen. En dat het een groot risico is voor de draaglast van de mantelzorger, dus op die manier benoemen we het wel. Want de kans bestaat dat iemand geïsoleerd raakt I: Ja een beetje in het kader van preventie eigenlijk G: ja, en het is gewoon heel zwaar natuurlijk mantelzorger te zijn, en als je dan niet ergens anders je energie uit kan opdoen, contacten te onderhouden. Wordt het nog zwaarder en heb je de kans dat je een burn out krijgt. Dus daar bij wordt het dan wel benoemd en ook in individuele contacten met mantelzorgers. Dat ze ook gewoon goed voor zichzelf meten zorgen en dat de draagkracht en draaglast in verhouding zijn. Worden er wel eens cursussen of informatiebijeenkomsten voor hulpverleners gehouden betreffende het onderwerp eenzaamheid? (Nee zoals je al in de eerdere antwoorden kan zien) I: Worden er sociaal culturele activiteiten georganiseerd, en wat is uw taak hierbij? (sociale activiteiten zoals: koffie inloopspreekuur, of groepsactiviteiten zoals zingen en schilderen, met als hoofddoel gezelligheid maar eenzaamheid wordt alsnog met een ‘omweg’ aangepakt. G: Dat is dus eigenlijk wat door de activiteiten begeleiding wordt gedaan. En uhm, ja, I: Daar zit verder niet echt een taak voor jullie in behalve doorverwijzen, denk ik, of aanbevelen. G: En wat ik net al zei dan, de groep “Op zoek naar zin” . Ja. 58
I: en daarin nemen jullie wel echt een hoofdrol in wat betreft het begeleiden van die groep toch? G: ja, ja een heel leuke methodiek. Maar dat is dan ook echt een behandelgroep. Het hoofddoel is dan niet gezelligheid, wat wel heel belangrijk is. Maar ja het hoofddoel is wel de behandeling. I: En dat is dan vooral gericht op depressie en eenzaamheid? Gericht op hoe je dat kan aanpakken, of hoe je daar mee om kan gaan. G: Ja, je hebt mensen die eenzaam zijn en depressief, ja als je eenzaam bent kun je natuurlijk ook depressief worden. Nee en daar dan mensen bij elkaar te brengen van een locatie, van verschillende huiskamers, heb je ook weer een mogelijk dat ze contact met elkaar maken en hopelijk later ook elkaar weer eens opzoeken. Dat is dan een nevendoel. I: Wat doet u als hulpverlener, wat betreft persoonlijke activering als het gaat om eenzaamheid, dus wat kan u doen in de begeleiding om de verandering van de oudere en zijn eigen situatie (kampen met de gevoelens van eenzaamheid) te stimuleren. ‘Op zoek naar zin ‘ is daar een onderdeel van, maar in de persoonlijke begeleiding, dus een op een. Wat je doet om de oudere dus inzicht te laten krijgen in zijn eigen situatie en te stimuleren om te leren gaan met deze gevoelens. G: Je probeert altijd de cliënt weer zo, ja zo veel mogelijk in hun kracht te zetten, het zelf laten doen, dus ja dat ligt natuurlijk aan de cliënt. Dat is heel moeilijk om zo in zijn algemeenheid te zeggen. Je kijkt naar de cliënt en wat die kan. En ja, als je bijvoorbeeld denkt iemand wil naar een buurthuis of dat dat een van de mogelijkheden is om weer contact te leggen. Dat is dan bijvoorbeeld voor de mensen die weer naar huis gaan. Ja dan kijk je of diegene zelf kan bellen met het buurthuis en dan afspraken kan maken, over wanneer diegene er naar toe gaat. Ja het is een beetje heel cliënt gericht. Kijken wat iemand zelf kan. I: We hebben nog twee vraagjes, ik denk echter dat we er een kunnen over slaan want die hebben we al grotendeels beantwoord. Worden er voor de eenzame ouderen ook cursussen, gespreksgroepen of therapie geboden? Zo ja, wat houdt dit in, hoe ziet dit eruit? Zo niet, waarom niet? Nou dat heb je eerder al uitgebreid toegelicht. En ik denk dat therapie misschien eerder door psychologen geboden wordt en door het maatschappelijk werk begeleiding, denk ik. G: Wij behandelen wel, we hebben echt een overlap met de psychologen, het psycho sociale hulpverlening/behandeling. Dat komt gewoon overeen. Tijdens de opleiding maatschappelijk werk leer de gewoon heel veel methodieken. En ja behandelmogelijkheden en die zetten wij in. Dus wij kunnen wat dat betreft net zoveel als de psychologen. I: Ja. Ja. I: Op basis van uw mening als professional en in de interactie met uw cliënten, vindt u dat de interventies effectief zijn? Zo niet, wat zou er beter kunnen? Zo ja, waarom zijn deze interventies effectief? Ervaar je dat als effectief G: Ja, ja op zich effectief. Mensen hebben natuurlijk, het is niet zo van je zet ene interventie in, je begeleidt iemand een tijdje en het gaat goed. Maar uuhm mensen kunnen natuurkijk altijd wel weer een terugval hebben. Dus ja het is dan mooi om dan terug te grijpen op bepaalde interventies die je dan in hebt gezet, zodat zij zelf denken van oké, zo zou ik het kunnen aanpakken. En anders komen ze weer bij ons terug. Ja dat heb je wel natuurlijk hier, intern, ja als mensen dan na ontslag naar huis gaan dan heb je daar geen zicht meer op. Ja ze durven dat toch niet zelf hulp te vragen. 59
Ja, kijk je komt natuurlijk altijd in je leven weer nieuwe dingen tegen waardoor je weer opnieuw, als je bijvoorbeeld even niet goed in je vel zit dat is het hele goed mogelijk dat je weer in een dip komt. Ja dan hoop je dat mensen handvatten hebben gekregen om er dan weer zelf uit kunnen komen, dat of dat ze weer opnieuw hulp komen vragen als ze er zelf niet uit komen. I: Ja dat je dat dan mee geeft die handvaten I: Ja, nou dat was alweer het interview, ik weet niet of u nog vragen voor mij heeft of verder nog wat aan te vullen heeft? G: Nou nee, ik vond het wel leuk ik hoop dat je er wat aan hebt. I: Ja zeker het ging hartstikke goed. Einde interview
Bijlage 3 - 1e analyse interview 60
Ik heb als voorbeeld bij deze twee van de zeven analyses van een interview van twee van de professionals bijgevoegd die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek. 1e Analyse interview Tabel 1: parafrasering, generalisering en 1ste reducatiefase Regel
Nr.
Parafrase
Generalisering
9/10
1
alle taken die het maatschappelijk werk doet, dus het psycho sociale stuk, praktisch materieel, belangenbehartiging, signalering en daarnaast geef ik ook nog trainingen aan de zorg en ik ben aandachtsfunctionaris ouderenwerk
Taken van de professional in zijn functie in het verzorgingshuis
32/34
2
het komt veel voor, hè mensen als ze ouder worden verliezen ze veel mensen in hun omgeving en ze ervaren verlieservaringen, ook in hun gezondheid, ze kunnen steeds minder. Wat dat betreft is er wel veel eenzaamheid
Visie op eenzaamheid vanuit de professional
36
3
ja, het wordt niet altijd zo benoemd, maar er is veel eenzaamheid.
Constatering maatschappelijk werker
40/45
4
het wordt niet altijd zo benoemd, dat je daar dan vaker, of ze hebben meer klachten op andere gebieden of als je doorvraagt naar hun netwerk dat is dan vaak heel klein. Mensen missen vaak het contact met andere mensen, gaan vaak ook geen andere contacten meer aan met andere mensen want, of ze kunnen het niet goed meer of ze schamen zich of ze zeggen die andere zijn toch, kunnen ook niet meer praten of kan ik ook niet goed meer een gesprek mee voeren. Dus het, je merkt wel dat er veel eenzaamheidproblematiek is. Ja.
Constatering/visie op eenzaamheid van maatschappelijk werker + kenmerken in beleving van mw’er
je kijk wel samen met iemand, van wat kunnen we eraan veranderen. Kunnen we kijken of er activiteiten zijn of dat ze, is er misschien wel iemand waarmee ze contact
Handelen / omgaan met de eenzaamheidsproblematiek onder ouderen
48/52
5
Opvallend – het is een van de meerdere problemen, meerder klachten meestal
61
zouden kunnen hebben. Je probeert op die manier, je gaat niet zeggen, ‘goh je bent eenzaam hè’. Want dan benadruk je het probleem en dan heeft iemand het gevoel dat er nog meer aan de hand is verder.
Opvallend – zij benoemd niet het begrip eenzaamheid, anders lijkt het ‘nog een extra probleem’
58/60
6
het wordt niet zo gauw benoemd door de oudere, ‘ik ben eenzaam’. Het is toch ook wat schaamte om dat toe te geven. Ja dus dat wordt niet zo heel erg expliciet benoemd
Mw’er ervaart in de praktijk dat maar weinig ouderen direct benoemen dat zij eenzaam zijn, benoemt hiervoor een oorzaak, nl: schaamte
66/69
7
Nou je hebt wel eens ouderen die zeggen ‘van mij hoeft het allemaal niet meer hoor , ik heb toch niemand meer’ of, op die wijze is het nog wel, of mensen zijn depressief of hebben rouwverwerkingproblemen. Het is altijd wel.. het is nooit een ding eigenlijk, het is altijd verweven in.
In beleving mw’er is de ‘eenzaamheid’ bijna nooit een opzichzelfstaand probleem, voornamelijk verweven met meerdere problemen als bijv. rouw
73/74
8
Ouderen vragen niet graag zelf om hulp, dit is meestal door signalering van huisarts of andere verzorgende. Oudere zal niet snel zelf om hulp vragen betreffende eenzaamheid
Mw’er krijg vaak te maken met de problematiek op doorverwijzing of wanneer deze dat zelf signaleert bij oudere
80
9
Ja, in die zin, echt op verwijzing worden wij ingezet.
Mw’er krijg vaak te maken met de problematiek op doorverwijzing of wanneer deze dat zelf signaleert bij oudere
82/84
10
de hulpvraag eenzaamheid, het is eigenlijk meer verwerking en acceptatie, depressies, stemmingswisselingen of financiële zaken waarop wij ingezet worden. Dan signaleer je wel dat er iemand een heel klein netwerk heeft en daarop ga je dan weer verder
Mw’er ziet eenzaamheid als achterliggend probleem, iets wat zij zelf signaleert wanneer cliënt met andere problemen voor gesprek komt
86
11
je pakt het wel op het probleem aan waar iemand op verwezen wordt
Mw kijkt naar de verbinding van eenzaamheid en eventueel andere knelpunten van de cliënt
62
90/94
12
verlieservaringen, dat is kenmerkend aan eenzame ouderen en een klein sociaal netwerk maar dat komt ook vaak door die verlieservaringen. Hoe ouder je wordt, broers, zussen alles, veel valt weg en dan vaak is het toch uuhm of kinderen wonen ver weg of er is niet veel contact hè dus dat.. vrienden vallen weg of ze worden zelf uuhm vrienden die ze nog wel hebben maar die worden zelf ook minder mobiel. Dus ja dat.. En ja echt het contact op verschillende manieren.
Kenmerkend in de hulpverlening aan ouderen wordt benoemd door mw’er.
Visie op eenzaamheid, niet alleen in contact, ook in emotionele verbinding
-
Verlieservaringen Kinderen wonen niet in de buurt Verlies gezondheid Verlies netwerk door overlijden van vrienden
94/96
13
En eenzaamheid is niet alleen contacten he, het is ook als je je niet meer verbonden voelt met de ander. Of geen verbinding meer kunt vinden met andere mensen, ja.
104/111
14
wat is de hulpvraag hè waarvoor ben je bij Uitvoeren van de cliënt? En daarna ga ik ook kijken wat is hulpverlening/interventies nou het netwerk? Hoe ziet de familie eruit, is er nog familie, hoe ziet het gezin van herkomst eruit, je gaat eerst wat die kaart - Kijken naar netwerk uitbrengen en dan ga je kijken van nou wat - Wat wil en kan iemand, doet iemand aan activiteiten en op basis a.d.h.v. deze dingen kan je interventies inzetten daarvan ga je kijken van nou wat wil iemand, wil iemand inderdaad nog activiteiten ontwikkelen, wil iemand contacten aanhalen of niet. Dus zeg maar een sociaal netwerk benadering, dus dat je ook een formulier, lijst maakt van wat voor contacten heeft u, op welke gebieden heeft u steun en hoe ervaart u dat. Dan kan je ook inzichtelijk krijgen van nou wat heeft iemand
113/114
15
het maken van een sociogram of een genogram om te kijken, ja hoe ziet het eruit en waar kunnen we iets doen of waar wilt u iets aan doen
Gebruikte/ in te zetten interventies door mw’er
63
116/120
16
dat je niet heel erg gaat benadrukken (wat betreft de eenzaamheidsproblematiek) stel je voor dat iemand dus heel weinig heeft het kan hè, zo een instrument kan ook heel positief werken, dat iemand toch ziet dat degene nog veel mensen om zich heen heeft dan degene dacht of steun. Maar het kan ook dat het netwerk heel klein is. Dus daar moet je wel op letten, want dan kan je bij iemand nog meer benadrukken dat iemand eenzaam is.
Waar mw’er op let wanneer deze een interventie inzet
122/130
17
wat is er wel of wat zou u nog willen of wat is er nog mogelijk, wat zou er nog mogelijk zijn. Ja natuurlijk met de beperkingen die de mensen vaak hebben als ze hier zijn (verzorgingshuis). Dat zijn dingen waarop je moet letten hoor ook bij interventies inzetten van wat zijn de beperkingen, je kan niet tegen iemand zeggen die bijna niks meer kan of apathisch is en amper of niet kan praten van ga maar lekker naar de dagbesteding of activiteiten, ja dan blijft iemand nog zielig of nou ja ‘zielig’ uuh in ieder geval zonder contact (en blijft zo alsnog kampen met eenzaamheid). Dan kan je beter een op een contact of wat diegene graag wil. Dus je gaat eigenlijk altijd wel uit van de cliënt en de mogelijkheden en de beperkingen die de cliënt heeft. En daarna kijk je weer verder.
Kijken naar het handelen van de mw’er. Wanneer zet deze een interventie in. Handelingswijze
136/139
18
we zullen niet snel ingezet worden op eenzaamheid want dat is vaak niet de directe hulpvraag, het is meer verliesverwerking of acceptatieproblemen. En daar koppel je dan inderdaad die andere, nou ja eenzaamheidproblematiek aan, dus het is, het werkt wat anders.
Handelingswijze van mw’er – ook m.b.t. signalering
145/148
19
ja dat gebeurd vaker, met alle interventies wel eens. Dan matched het niet of dat is het gewoon nog te vroeg om dergelijke interventie in te zetten. Het is ook een
Knelpunten in het uitvoeren van de interventies
64
vingerspits gevoel , je denkt met de cliënt mee, je moet niet achter de cliënt aanhollen want dat werkt niet. Je moet naast de cliënt staan en samen oplopen.
Mw’er ziet dit niet als een disfunctionaliteit in de interventie maar eerder dat het niet passend is bij de cliënt door omstandigheden.
151
20
nee, nee, niet anders dan bij andere
Mw’er zegt geen knelpunten of iets anders opvallends te merken bij interventies gericht op eenzaamheid
155/157
21
Er wordt niet specifiek eenzaamheid, wat ik weet benoemd. Wel is het zo dat er dat op welbevinden, welzijn er heel veel aandacht voor is en daar valt natuurlijk eenzaamheid ook onder. Maar het wordt niet zo specifiek eruit gepakt , en eenzaam als probleem.
Mw’er benoemd dat er geen beleid is omtrent eenzaamheid. Niks specifieks
162/165
22
Ja dat zeg ik hè, het is niet zo zeer aan de oppervlakte, het is vaak iets dat ja erbij is en kijk, het is ook niet zo dat mensen die dan op hun kamer zitten waarvan de verzorgers zeggen die moeten naar de huiskamer want ze vereenzamen of ze zijn zo alleen, op die kamer, maar iemand kan ook heel prettig vinden om gewoon alleen te zijn.
Mw’er benoemd weer dat eenzaamheid meestal niet het ‘hoofdprobleem is’ en is positief over het aanbod m.b.t. eenzaamheidsinterventies
170/173
23
er wordt best veel georganiseerd voor mensen, er is dagbesteding, dagactiviteiten, vrijwilligers die ingezet worden. Dus ik denk niet dat daar, nee als mensen problemen ondervinden kunnen ze hulp krijgen. Misschien dat er in de preventie van eenzaamheid nog wel wat te verbeteren valt.
Mw’er is over het algemeen tevreden in wat de instelling aanbiedt m.b.t. eenzaamheidsinterventies. Eventueel verbeterpunt: Preventie
177
24
Nee, dat zou ik zo niet weten
(mevr ervaart geen problemen/knelpunten in uitgevoerde interventies, zij ziet dit eerder als een aspect dat te maken heeft met de cliënt, of andere problemen die meespelen die belemmeren dat de interventie positief uitwerkt, ziet dit niet als een knelpunt vanuit de interventie zelf)
65
187/188
25
En bij ouderen heb je natuurlijk ook nog dat er veel om hun heen wegvalt. Maar of echt mijn kijk erop veranderd is, nee ik wist al dat het er was.
Visie op eenzaamheid is in de loop van de jaren niet veranderd
193/98
26
meer door verliesverwerking, acceptatie of mensen die bijvoorbeeld financiële, hun eigen administratie niet meer kunnen doen en er is verder niemand die het kan doen. Dat is vaak ook al wel een teken, dat dat, ergens is het ook wel weer logisch dat de partner ook heel oud is en die kan het dan ook niet meer, er zijn geen kinderen ook wat dan ook. Op die manier komt het wel tot, want eenzaamheid is wat ik al zei hè, niet vooropstaand, het zit vaak eronder (onder een ander probleem).
Mw’er legt handelen uit bij hulpverlening bij eenzaamheid.
Benoemd weer dat het meer een onderliggend probleem is
226/228
27
ja we werken op verwijzing, dus mensen moeten zelf een hulpvraag hebben. Dus als mensen zelf niet aangeven van, ik wil hulp bij eenzaamheidsproblematiek, dan worden we daar ook niet op ingezet.
Mw’er legt handelen uit bij hulpverlening bij eenzaamheid.
235/237
28
Je kijkt altijd naar het netwerk, omdat op het werk wil je altijd dat mensen zelf de regie hebben en zelf verder kunnen. En dat doe je door anderen daar te betrekken of iemand weer in beweging te krijgen met anderen.
Mw’er legt handelen uit bij hulpverlening bij eenzaamheid.
239/240
29
Dus nee, algemene voorlichting onder ouderen wordt er niet gegeven ook niet aan zorgmedewerkers of wat dan ook.
Mw’er doet wat betreft interventies niks met algemene voorlichting o.i.d.
248/249
30
nee, we hebben hier drie maatschappelijk werkers en wij worden ingezet als daar een hulpvraag of verwijzing is.
Mw’er verteld dat er geen cursussen, trainingen of info bijeenkomsten worden gehouden omtrent het thema eenzaamheid
253/254
31
Die worden georganiseerd door ‘Welzijn’ (Organisatie stichting gericht op ouderen) en daar hebben wij als maatschappelijk
Er zijn wel sociaal cultureel activiteiten, maatschappelijk werkers hebben hier echter geen 66
werker verder geen taak bij.
taak bij. Is wel positief over dit initiatief.
257/260
32
Ja als advies, ja of vragen of iemand belang heeft bij activiteiten. Ja.
Toelichting handelen sociaal culturele activiteiten, alleen in de vorm van advies of doorverwijzing
263
33
Sociogram, genogram of de netwerkbenadering. Van waar kan je het dan uitbouwen uuh ja
Inzetten van interventies
265/268
34
Wij hebben een ‘Op zoek naar zin’ cursus. Die wordt door een collega gegeven. Het is meer de bedoeling dat, preventie voor depressie. Mensen die, ja mensen die eigenlijk niet per se gericht op eenzame ouderen, maar goed. De oudere in het algemeen. (eenzaamheid is wel een onderdeel hiervan natuurlijk)
Interventies die de maatschappelijk werker inzet bij eenzaamheidsproblematiek
284/285
35
natuurlijk voorlichting kan wel goed zijn om mensen bewust te maken, maar ik denk eerder dat je van die cursussen, vriendschapscursus of, die heb je of om het netwerk uit te breidden.
Met betrekking tot verbeteringen: Mw’er vind voorlichting wel belangrijk maar ziet meer nut in praktische activiteiten
287/294
36
maatjesprojecten, vrijwilligers inschakelen,he maar als iemand zich echt eenzaam voelt omdat deze geen verbinding meer voelt dan hebben we het nu alleen over activiteiten doen, nou en contacten , maar iemand moet ook echt voelen dat er weer contact en binding is. Dus ik denk dat dat aan de ene kant wel effectief is maar als iemand echt niet het gevoel heeft van ik maak echt contact of ik durf het contact niet aan want iedereen om mij heen gaat toch dood, die verlies ik toch weer, dan is dat iets waar je aan moet werken en dan is het niet effectief om iemand maar naar de dagactiviteiten, tuurlijk het is wel goed als iemand zich er beter door voelt en degene het leuk vindt dan is het prima. Maar je moet wel naar het onderliggende toe gaan
Uitleg over de effectiviteit van interventies
67
werken. 301/304
37
Ja dat is, met elke cliënt doe je natuurlijk Visie op eigen handelen, uitvoering maatwerk he, het is niet dat je bij alles zo van behandeling/interventies iets hebt van, nou ik trek een protocolletje uit de kast en dat zet je er vervolgens op. Voor iedereen is het anders en werkt iets niet, dan ga je kijken van waarom werkt dat dan niet. En dan ga je daar weer ergens wat op in zetten. Het is niet een ABCtje
306/310
38
je werkt met mensen en iedereen heeft, natuurlijk is het heel mooi dat er bepaalde instrumenten zijn om bepaalde dingen helder te krijgen. Maar het is niet dat je dan dat uit de kast trekt en dan denkt, nou en dan gaan we dat doen. Nee het is heel erg, ik vind altijd ook het leukste van het werk, dat je met de cliënt werkt en kijkt naar wat past bij deze cliënt en wat heeft deze cliënt nodig en hoe kunnen we dat bewerkstelligen. Daar gaat het in feite om.
Visie op handelen/inzetten van interventies
68
1e Analyse interview Tabel 1: parafrasering, generalisering en 1ste reducatiefase
Regel
Nr.
Parafrase
Generalisering
55 t/m 59
1
Eenzaamheid is vaak een bijkomend probleem, niet het probleem waarmee de oudere zich aanmeld bij de maatschappelijk werker. Hulpvraag moet gerelateerd zijn aan zorg waarvoor oudere is geïndiceerd. Het moet een connectie hebben met het ziektebeeld. We zijn geen algemeen maatschappelijk werkers
Eenzaamheid wordt door maatschappelijk werker ervaren als vaak een bijkomstig probleem. Het moet een specifiek probleem zijn gericht op oudere zorg. Maatschappelijk werk ziet zichzelf niet als algemeen maatschappelijk werk.
78/79
2
eenzaamheid wordt door maatschappelijk werker gezien als onderdeel van of een onderdeel op zich van een probleem. Het ligt eraan hoe/wat de mw’er signaleert.
* Eenzaamheid is vaak een onderdeel van een andere hulpvraag. Het ligt aan de mw’er hoe deze dit aspect signaleert
85/86
3
Er worden veel activiteiten georganiseerd en activiteiten begeleiding. Dus hier ja, kunnen ze aardig uit hun isolement gehaald worden.
In de beleving van de maatschappelijk werker zijn de activiteiten nuttig en werkzaam (positief)
90/92
4
ja weet ik nou niet zo goed of dat heel vaak voorkomt. Maar je ziet wel dat mensen die hier zijn opgenomen, ook wel allerlei problemen hebben bijvoorbeeld met familie ofzo, je ziet veel mensen die relaties verbroken hebben, met hun kinderen. Of andere familieleden.
Mw’er kan niet benoemen of eenzaamheid in haar beleving vaak voorkomt, ziet wel signalementen, a.d.h.v. netwerk van de oudere
100/102
5
ja ik geloof nou niet dat ik dat ooit gehoord heb, of dat ze dat zo benoemen dat ze eenzaam zijn, Dat wordt meer op een andere manier gebracht, met andere woorden gebracht. Dus gebroken contacten of overlijden van partner waardoor de gevolgen wel zijn dat ze eenzaam worden.
Cliënten benoemen eenzaamheid in beleving van mw’er niet met het woord eenzaamheid, meer in verkapte zinnen en onderwerpen.
108/110
6
Ja, kijk ouderen zijn sowieso al niet geneigd om hulp te vragen, dus daar ligt ook alweer
*Mw’er vindt dat ouderen niet snel geneigd zijn om hulp te vragen/over 69
iets, ja ze hebben toch zoiets van vuile was niet buiten hangen. Dus daar ligt al een punt . Het is toch moeilijker voor ouderen om te praten over, wat het allemaal met hun doet, dat zijn ze gewoon niet gewend.
problemen te praten
119/120
7
Dus kijk de mensen die hier blijven, ik denk dat daar wel genoeg voor geboden wordt. Ik denk dat die zich daar wel weer prettig voelen.
*Mw’er ervaart behandeling en begeleiding in verzorgingshuis betreffende eenzaamheid als positief.
124/128
8
Ja daar heb je gewoon meer mogelijkheden, ze blijven hier dus je hebt meer mogelijkheden om te zorgen dat ze zich minder eenzaam voelen. Er wordt er is meer compensatie denk ik voor de mensen die hier blijven denk ik, er spelen natuurlijk wel gevoelens van, ja verdriet, het moeten accepteren van wat ze is overkomen. Of bijvoorbeeld verdriet ja dat je familie bijna niet komt, maar er is hier wat meer compensatie want ja je zit bij de groep.
mw’er vindt dat er wat betreft eenzaamheidsproblematiek meer te doen is wanneer ouderen wonen in verzorgingshuis. Meer compensatie door andere bewoners. Steun van groep/medebewoners
132/133
9
Ja, ja en er zijn allerlei activiteiten in de dagbesteding te doen. Er zijn vrijwilligers waarmee ze naar de stad kunnen of even wandelen. Ja. In huis zijn er gewoon veel meer mogelijkheden
Mw’er vindt dat er binnen een verzorginghuis meer mogelijkheden zijn m.b.t. eenzaamheid + er zijn verschillende activiteiten, positieve waardering
1554/155 10
Je gaat in kaart brengen wat die oudere wil, probeert natuurlijk in ieder geval het netwerk in kaart te brengen. Je kunt proberen weer contact te leggen met de kinderen, dat je daar hulp uit biedt.
Uitvoering van interventie, contact leggen familie/netwerk
160
11
Ja, nou ja, we gebruiken wel veel de gereedschapskist van de MUNNICK
Voor ondersteuning van interventies maakt deze mw’er gebruik van het boek ‘De gereedschapskist’
164/170
12
De boomtechniek bijvoorbeeld, dat je kijkt naar wat vinden mensen belangrijk, wat voor contact. Moet dat te maken hebben met hobby’s, waar haalt degene energie uit, hoe doet diegene dat en waar kan zo iemand contacten leggen. en we werken ook met een genogram, nouja ecogram. Dat je kan zien, welke contacten zijn er.
Er wordt gebruik gemaakt van verschillende interventies/technieken om eenzaamheid te verminderen. O.a. de boomtechniek, genogram en ecogram worden benoemd.
70
Want mensen hebben natuurlijk ook vaak de indruk dat er helemaal geen contacten meer zijn terwijl vaak blijkt dat er nog wel wat contacten zijn in het netwerk. En hoe kan je dat dan weer aantrekken bijvoorbeeld. 174/176
13
Ja Misschien ook kijken hoe sociaal vaardig zijn mensen. En dat zou je dat in een rollenspel kunnen doen. Misschien stoten ze door bepaald gedrag wel mensen af, het gaat om bewustwording en proberen dat op een andere manier te gaan doen
Redenen om interventie te doen (bewustwording, aanleren sociale vaardigheden) + techniek rollenspel
188/196
14
ja je werkt vanuit de cliënt, je moet sowieso weten waarom iemand eenzaamheid voelt. Dus het is ja, je kunt niet zomaar een interventie inzetten omdat je denkt, dat hoor bij eenzaamheid. Ja wat past bij een bepaalde cliënt, dat zal ook niet altijd, dat is altijd een beetje zoeken. De mensen hier zijn ook niet altijd, die hebben heel vaak ook ja wat cognitieve problemen. Dus vaak is het moeilijk om dat, ja die bewustwording zeg maar tot stand te brengen, het reflecterend vermogen is ook niet altijd helemaal intact, dus dan is het moeilijk. Dus ja, dat zijn allemaal dingen waar je rekening mee moet houden. Je kan dus niet zomaar zeggen, of iedere techniek, zomaar bij iedereen toepassen.
Maatschappelijk werker zegt wel te kijken naar de oorzaken van eenzaamheid voordat zij interventie inzet.
200
15
hoe komt die eenzaamheid, en wat wil en kan de cliënt zelf en wat kan de cliënt zelf
Mw’er kijkt naar oorzaken en behoefte cliënt
209/215
16
mensen met cognitieve problemen dat is wel moeilijker. En ook dat je gewoon niet alles kunt oplossen, kijk mensen die ja, mensen zijn dus op leeftijd als ze hier worden opgenomen. Dus die hebben al een heel leven lang misschien op een bepaalde manier gereageerd naar hun familie zeg maar, ja dan wil je wel proberen om dat contact te herstellen met familie als dat speelt. Maarja dan moet je je er soms ook maar bij neerleggen dat dat niet altijd kan, als je alles geprobeerd hebt. Maarja dat
Mw’er benoemd knelpunten bij het inzetten van eenzaamheidsinterventies. (cognitieve problemen cliënt, mensen zijn vastgeroest in oude patronen/moeilijk te veranderen) Als mw’er moet je je er soms bij neerleggen dat mensen niet te veranderen zijn
71
niet alles kan en dat mensen al heel lang in zo een patroon zitten, wat nu niet meer te doorbreken valt, ook die cognitieve problemen.
224
17
Er is geen beleid vanuit coloriet. Wat wij gebruiken is onze methodes
Geen beleid vanuit organisatie
228
18
Ja ik geloof niet dat er nou speciaal beleid zou moeten komen. Nee
Mw ziet geen noodzaak in beleid omtrent eenzaamheid
233/236
19
ik denk dat ja, hier heel veel gedaan wordt, om mensen een zo prettig mogelijk leven te bieden hier. Dus ja er wordt heel veel georganiseerd, etentjes, kerstdiner, zo een fancy fair wordt wel eens georganiseerd. Ook en, ja daar is het doel ook van dat er contacten gestimuleerd worden met de wijk.
Mw is positief over wat de organisatie biedt betreffende eenzaamheid
240/242
20
Er zijn ook heel veel vrijwilligers, daar wordt ook heel veel aandacht aan besteed, om veel vrijwilligers binnen te krijgen. Ja, dus ik denk dat hier wel heel veel gedaan wordt. En dat is niet alleen door ons, het maatschappelijk werk, maar door de hele organisatie. Door alle medewerkers.
Mw toont tevredenheid over werkzaamheden met betrekking tot eenzaamheid vanuit organisatie
247/253
21
Moeilijke vraag, ik denk niet dat het op beleid, ik denk dat dat wel goed is. Je kan natuurlijk altijd meer, ja je kan altijd nog meer activiteiten kunnen organiseren en nog meer vrijwilligers kunnen werven, ja er zijn mensen die bijvoorbeeld elke dag naar buiten willen. Ja, ik denk dat er wel heel veel wordt geboden en dat je het ja ook een beetje op die manier moet doen. Dus op een praktische manier mensen ergens meenemen naartoe, naar buiten te laten gaan en dat daardoor mensen zich beter gaan voelen. Niet alleen door praten.
Mw’er uit tevredenheid over activiteiten. Vindt dat eenzaamheid niet alleen aangepakt moet worden d.m.v. praten. Ook door het doen van praktische dingen zoals uitstapjes.
257/260
22
Praten is dus niet altijd makkelijk voor mensen. En echt dingen verwerken hier is gewoon niet voor iedereen weggelegd. Als mensen ergens zo een beschadiging op
Praten is niet altijd de juiste interventie voor eenzaamheid
72
hebben gelopen dan blijft het probleem wat ze ervaren zich herhalen en dan, dat kan je eigenlijk niet wegnemen door erover et praten, want nou ja er is geen reflecterend vermogen. Dus dat blijft zich wel steeds herhalen. 266
23
269/275
nou je bent zelf natuurlijk ook altijd wel op zoek naar andere interventies
Als een interventie niet lukt, iets anders proberen
meer te kijken naar de positieve dingen in het leven. Dus dat is dan weer die positieve psychologie, en dat werkt bij sommige mensen dan wel weer heel erg goed, dus dan ga je weer terug naar, wat ze , kijk je naar hun leven en dan ga je kijken per levensfase, naar dierbare herinneringen heet dat dan die methodiek, dan ga je dierbare herinneringen ophalen. En omdat mensen als ze zo negatief zijn, dan kom je ook weer in zo een spiraal van negativiteit en dan is het heel moeilijk om het positieve naar boven te halen, maar met deze methodiek. Ga je dat dus proberen te versterken, juist de positieve dingen
Richten op positiviteit, oplossingsgerichte interventie
279/285
24
de herinneringen naar boven halen van de dingen die goed zijn geweest in het leven. En als je eenzaam of depressief bent dan lukt je dat niet, in je eentje dan, positieve dingen te onthouden. Maar met deze methodiek kan iemand worden geholpen. En dan ga je kijken naar wat wel positief is en hoe je dat naar boven kan brengen.
Mw vindt oplossingsgerichte interventies goed werken m.b.t. eenzaamheidsproblematiek
283/290
25
wij zijn ook gestart met, vorig jaar dan, met groepsbijeenkomsten, dat heet dan ‘op zoek naar zin’. Dat is speciaal ook bedoeld voor mensen met eenzaamheidsproblematiek en nou ja met beginnende depressie. En ook daar in wordt gekeken naar dierbare herinneringen, positieve herinneringen. Dus we hebben een gesprek met die mensen. Een groepsgesprek, ook aan het eind daarvan wordt een creatieve opdracht
Interventie groepsbijeenkomst op zoek naar zin’ als voorbeeld van nieuwe interventie, professional is positief over de interventie
73
gegeven. Dus dat maken ze iets en dat heeft dan te maken met het onderwerp waar we het over gehad hebben. En dan nemen ze dat weer me terug naar hun kamer, een anker van oke, wat als het ene goed gevoel heeft, wat ze hebben gekregen van die bijeenkomst. Dus zelf ben je ook altijd wel een beetje opzoek naar nieuwe interventies, nieuwe methodieken 296/301
26
ik denk dat dat niet zo heel erg veranderd is. Ja je merkt wel dat mensen kijk ze worden natuurlijk ook niet, niet voor niks hier opgenomen. Dat is misschien wel een beetje kort door de bocht, maar als mensen hier worden opgenomen dan si er wel wat aan de hand, dan heb je dus waarschijnlijk niet een heel groot, betrokken netwerk. Dat is wel een beetje kort door de bocht maar er speelt altijd wel wat. Niet alleen dat mensen ziek zijn, maar ja er zijn toch ook wel vaak andere problemen. Gewoon een beetje inherent aan de doelgroep.
Kijk op problematiek eenzaamheid is door de jaren heen niet veranderd. Eenzaamheid is te verwachten bij doelgroep ouderen
312/315
27
Maar wat heel belangrijk is, is even het persoonlijke contact. Het praatje, bijvoorbeeld bij de koffieautomaat. Dat, nou ja dat is ook uit onderzoek gebleken dat mensen zich daardoor bijvoorbeeld goed gaan voelen. Even dat persoonlijke contact, even een grapje of een praatje dat is heel belangrijk voor mensen
Belangrijke factor in behandeling eenzaamheid – persoonlijke aandacht, een op een contact
323/325
28
Niet echt voor, het gaat dan niet alleen over eenzaamheid, het is altijd wel een onderdeel van. Kijk we geven ook mantelzorgondersteuning. En daar geven we ook wel een voorlichtingsbijeenkomsten voor. Kijk en dan hebben we het daar wel over.
Interventie voorlichting, alleen indirect. Bijvoorbeeld voor mantelzorgers. Geen cursussen of dergelijke voor de professionals
354/355
29
Het hoofddoel is dan niet gezelligheid, wat wel heel belangrijk is. Maar ja het hoofddoel is wel de behandeling.
Betreft activiteitenbegeleiding, mw’er neemt hierin een hoofdtaak
74
360/363
30
je hebt mensen die eenzaam zijn en depressief, ja als je eenzaam bent kun je natuurlijk ook depressief worden. Nee en daar dan mensen bij elkaar te brengen van een locatie, van verschillende huiskamers, heb je ook weer een mogelijk dat ze contact met elkaar maken en hopelijk later ook elkaar weer eens opzoeken. Dat is dan een nevendoel.
Interventie, het samenbrengen van mensen om zo sociale interactie te stimuleren (nevendoel)
371/373
31
Je probeert altijd de cliënt weer zo, ja zo veel mogelijk in hun kracht te zetten, het zelf laten doen, dus ja dat ligt natuurlijk aan de cliënt. Dat is heel moeilijk om zo in zijn algemeenheid te zeggen. Je kijkt naar de cliënt en wat die kan.
Dit doet maatschappelijk werker aan persoonlijke activering van cliënt
386/387
32
Wij behandelen wel, we hebben echt een overlap met de psychologen, het psycho sociale hulpverlening/behandeling. Dat komt gewoon overeen.
Mw’er ziet overlap met psychologen, mw’er geven behandeling m.b.t. eenzaamheid
397/401
33
ja op zich effectief. Mensen hebben natuurlijk, het is niet zo van je zet een interventie in, je begeleidt iemand een tijdje en het gaat goed. Maar uuhm mensen kunnen natuurlijk altijd wel weer een terugval hebben. Dus ja het is dan mooi om dan terug te grijpen op bepaalde interventies die je dan in hebt gezet, zodat zij zelf denken van oké, zo zou ik het kunnen aanpakken. En anders komen ze weer bij ons terug.
Mw’er ervaart interventies als effectief en adequaat ingezet door eigen handelen
34
Ja dan hoop je dat mensen handvatten hebben gekregen om er dan weer zelf uit kunnen komen, dat of dat ze weer opnieuw hulp komen vragen als ze er zelf niet uit komen.
Wat mw’er wilt bereiken met cliënt
75
Bijlage 4 – 2e analyse /reductiefase interviews Ik heb als voorbeeld bij deze een aantal tweede analyses van interviews van de professionals bijgevoegd die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek. Tabel 2: Reductiefase per afgenomen interview professoinals Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8
Reductie (Maatschappelijk werker Coloriet) Professional ervaart geen verandering van het begrip/thema eenzaamheid over de afgelopen jaren Professional ervaart interventies als effectief en adequaat ingezet door eigen handelen en geeft een positieve waardering Professional uit negatieve waardering effectiviteit gebruikte interventies bij eenzaamheid Visie op het begrip eenzaamheid benoemd vanuit de beleving de professional In de beleving van de professional is eenzaamheid vaak een achterliggend probleem/bijkomstig en wordt weinig benoemd door ouderen In de beleving van de professional zijn er verbetermogelijkheden wat betreft de huidige interventies die ingezet worden bij eenzaamheid In de beleving/ervaring van de professional zijn ouderen niet snel geneigd zijn om hulp te vragen/over eenzaamheid te praten Professional uit zich positief over de geboden hulpverlening omtrent eenzaamheid binnen de gehele organisatie
9
Professional is in staat om achterliggende theorie of methodiek toe te lichten m.b.t. eenzaamheid door de zijn/haar in te zetten interventies
10
Professional geeft in zijn/haar beleving aan wat de eventuele oorzaken zijn van eenzaamheid Er wordt gebruik gemaakt van verschillende interventies/technieken om eenzaamheid te verminderen door de professional Professional geeft aan in zijn/haar beleving rekening te houden met de achterliggende oorzaken en hierover door te vragen bij de cliënt Professional benoemd redenen voor het inzetten van een interventie bij eenzaamheid Professional benoemd knelpunten waar in zijn/haar beleving tegenaan wordt gelopen bij het uitvoeren van interventies bij eenzaamheid onder ouderen Professional benoemt dat er geen beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie en uit zich hier positief over uit Professional benoemt dat er geen beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is en uit zich hier negatief over uit Professional vindt oplossingsgerichte behandeling een goede methode/techniek m.b.t. het verminderen van eenzaamheid bij ouderen Professional doet aan persoonlijke activering van cliënt bij eenzaamheid Professional doet aan activiteiten begeleiding Professional doet in zijn/haar beleving aan signalering en benoemd dit Professional houdt rekening met de behoefte van de cliënt en benoemd dit Professional geeft indirect voorlichting m.b.t. eenzaamheid
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
76
27 25, 26,34 2 1,2,
5,6 3,7,8,9, 19, 20, 21 10, 12, 24, 26, 31
11,12, 31 14,15 13 16, 22, 23 17, 18
25 32 30 4 15, 28 29
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Reductie Maatschappelijk werker Coloriet Professional geen ervaart verandering van het begrip/thema eenzaamheid over de afgelopen jaren Professional ervaart interventies als effectief en adequaat ingezet door eigen handelen en geeft een positieve waardering Professional uit negatieve waardering effectiviteit gebruikte interventies bij eenzaamheid Visie op het begrip eenzaamheid benoemd vanuit de beleving de professional In de beleving van de professional is eenzaamheid vaak een achterliggend/bijkomstig probleem In de beleving van de professional zijn er verbetermogelijkheden wat betreft de huidige interventies die ingezet worden bij eenzaamheid In de beleving/ervaring van de professional zijn ouderen niet snel geneigd zijn om hulp te vragen/over problemen te praten Professional uit zich positief over de geboden hulpverlening omtrent eenzaamheid binnen de gehele organisatie Professional is in staat om achterliggende theorie of methodiek toe te lichten m.b.t. eenzaamheid door de zijn/haar in te zetten interventies Professional geeft in zijn/haar beleving aan wat de eventuele oorzaken zijn van eenzaamheid Er wordt gebruik gemaakt van verschillende interventies/technieken om eenzaamheid te verminderen door de professional Professional geeft aan in zijn/haar beleving rekening te houden met de achterliggende oorzaken en hierover door te vragen bij de cliënt Professional benoemd redenen voor het inzetten van een interventie bij eenzaamheid
25 24, 36 19, 36 2, 5, 13,37,38 4, 18, 22, 26 23, 35 6, 7,8 23, 31 15, 28, 33 4,12 14,15, 33, 34 16,
10, 11, 17 Professional benoemd knelpunten waar in zijn/haar beleving tegenaan wordt gelopen bij 19, 20 het uitvoeren van interventies bij eenzaamheid onder ouderen Professional benoemt dat er geen beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie 21 is Professional kan benoemen dat er beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is en uit zich hier negatief over uit Professional vindt oplossingsgerichte behandeling een goede methode/techniek m.b.t. het verminderen van eenzaamheid bij ouderen Professional doet aan persoonlijke activering van cliënt bij eenzaamheid Professional doet aan activiteiten begeleiding Professional doet in zijn/haar beleving aan signalering en benoemd dit 9, 10 Professional houdt rekening met de behoefte van de cliënt en benoemd dit 14 Professional geeft geen voorlichting m.b.t. eenzaamheid 29 Eenzaamheid onder ouderen komt veel voor in ervaring/beleving van professional 3 Professional wordt ingezet op doorverwijzing 9, 27, 32 Professional geeft aan dat er geen info bijeenkomsten of cursussen zijn omtrent 30 eenzaamheid (zowel voor professionals als cliënten
77
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Reductie Psycholoog Professional ervaart verandering van het begrip/thema eenzaamheid over de afgelopen jaren Professional ervaart interventies als effectief en adequaat ingezet door eigen handelen en geeft een positieve waardering Professional uit negatieve waardering effectiviteit gebruikte interventies bij eenzaamheid Visie op het begrip eenzaamheid benoemd vanuit de beleving de professional In de beleving van de professional is eenzaamheid vaak een achterliggend probleem/bijkomstig In de beleving van de professional zijn er verbetermogelijkheden wat betreft de huidige interventies die ingezet worden bij eenzaamheid In de beleving/ervaring van de professional zijn ouderen niet snel geneigd zijn om hulp te vragen/over problemen te praten Professional uit zich positief over de geboden hulpverlening omtrent eenzaamheid binnen de gehele organisatie Professional is in staat om achterliggende theorie of methodiek toe te lichten m.b.t. eenzaamheid door de zijn/haar in te zetten interventies Professional geeft in zijn/haar beleving aan wat de eventuele oorzaken zijn van eenzaamheid Er wordt gebruik gemaakt van verschillende interventies/technieken om eenzaamheid te verminderen door de professional Professional geeft aan in zijn/haar beleving rekening te houden met de achterliggende oorzaken en hierover door te vragen bij de cliënt Professional benoemd redenen voor het inzetten van een interventie bij eenzaamheid Professional benoemd knelpunten waar in zijn/haar beleving tegenaan wordt gelopen bij het uitvoeren van interventies bij eenzaamheid onder ouderen Professional kan benoemen dat er richtlijnen zijn omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is en uit zich hier positief over uit, geen beleid Professional kan benoemen dat er beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is en uit zich hier negatief over uit Professional vindt oplossingsgerichte behandeling een goede methode/techniek m.b.t. het verminderen van eenzaamheid bij ouderen Professional doet aan persoonlijke activering van cliënt bij eenzaamheid Professional doet aan activiteiten begeleiding Professional doet in zijn/haar beleving aan signalering en benoemd dit Professional houdt rekening met de behoefte van de cliënt en benoemd dit Professional geeft indirecte voorlichting m.b.t. eenzaamheid Eenzaamheid onder ouderen komt veel voor in ervaring/beleving van professional Professional wordt ingezet op doorverwijzing Professional geeft aan dat er geen info bijeenkomsten of cursussen zijn omtrent eenzaamheid (zowel voor professionals als cliënten Professional uit zich positief over de geboden sociaal culturele activiteiten binnen de organisatie
21 32, 34
2, 14 34 18, 20, 24, 33
17, 18 9, 30,31 5,7,8 28,31 10,11,12 19 13
9, 26,27 3, 6, 16 22, 29 23 4
25
78
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Reductie maatschappelijk werker/coördinator ouderenadviseur MDF/Uiterton Professional ervaart verandering van het begrip/thema eenzaamheid over de afgelopen jaren Professional ervaart interventies als effectief en adequaat ingezet door eigen handelen en geeft een positieve waardering Professional uit negatieve waardering effectiviteit gebruikte interventies bij eenzaamheid Visie op het begrip eenzaamheid benoemd vanuit de beleving de professional In de beleving van de professional is eenzaamheid vaak een achterliggend probleem/bijkomstig In de beleving van de professional zijn er verbetermogelijkheden wat betreft de huidige interventies die ingezet worden bij eenzaamheid In de beleving/ervaring van de professional zijn ouderen niet snel geneigd zijn om hulp te vragen/over problemen te praten Professional uit zich positief over de geboden hulpverlening omtrent eenzaamheid binnen de gehele organisatie Professional is in staat om achterliggende theorie of methodiek toe te lichten m.b.t. eenzaamheid door de zijn/haar in te zetten interventies Professional geeft in zijn/haar beleving aan wat de eventuele oorzaken zijn van eenzaamheid Er wordt gebruik gemaakt van verschillende interventies/technieken om eenzaamheid te verminderen door de professional Professional geeft aan in zijn/haar beleving rekening te houden met de achterliggende oorzaken en hierover door te vragen bij de cliënt Professional benoemd redenen voor het inzetten van een interventie bij eenzaamheid Professional benoemd knelpunten waar in zijn/haar beleving tegenaan wordt gelopen bij het uitvoeren van interventies bij eenzaamheid onder ouderen Professional kan benoemen dat er beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is en uit zich hier positief over uit Professional kan benoemen dat er geen beleid is omtrent eenzaamheid vanuit de organisatie is Professional vindt oplossingsgerichte behandeling een goede methode/techniek m.b.t. het verminderen van eenzaamheid bij ouderen Professional doet aan persoonlijke activering van cliënt bij eenzaamheid Professional doet aan activiteiten begeleiding Professional doet in zijn/haar beleving aan signalering en benoemd dit Professional houdt rekening met de behoefte van de cliënt en benoemd dit Professional geeft algemene voorlichting m.b.t. eenzaamheid Eenzaamheid onder ouderen komt veel voor in ervaring/beleving van professional Professional wordt ingezet op doorverwijzing Professional geeft aan dat er weinig tot geen info bijeenkomsten of cursussen zijn omtrent eenzaamheid (zowel voor professionals als cliënten Professional uit zich positief over de geboden sociaal culturele activiteiten binnen de organisatie Sociaal culturele activiteiten zijn niet de taak van professional, kan wel een vervolg zijn ervan d.m.v. doorverwijzing Professional vindt het in zijn/haar beleving moeilijk in te schatten of interventie effectief is Professional ziet individualisering als maatschappelijke invloed op eenzaamheid
26 9, 31, 34 31 2,3,4,33
7, 29, 35, 36 10
14, 17,22, 23, 37 12,13 14
9,18,19, 20,21 24 25 23, 26
5,8 11,16,33 27 6 29
30 32 38, 39
79