Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 1
eenzaamheid
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 3
Víctor Català
Eenzaamheid een fragment (Eenzaamheid verschijnt augustus 2011)
Vertaald door Elly Bovée
2011 Uitgeverij omas Rap
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 4
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 5
1
De beklimming
Voorbij Ridorta hielden ze een kar aan die dezelfde kant op ging en Matias, die zijn krachten wilde sparen, vroeg de voerman of ze tot aan de voet van de berg mee konden rijden. De boer, die wel zin had in een praatje, schoof opgewekt opzij en zei tegen Mila dat ze achter hen in de laadbak kon gaan zitten. Ze wierp de onbekende een dankbare blik toe want hoewel ze geen moeite had met lopen, was ze moe. Haar man had gezegd dat het vanaf Llisquents, waar de postkoets hen had achtergelaten, naar Ridorta niet meer dan een halfuur was maar ze hadden al zeker een uur en een kwartier gelopen voor ze de zwarte kerktoren van het dorp boven de groenige heuvel uit zagen steken. Tot ze de kar aanhielden waren er weer vijien lange minuten voorbijgegaan en door de zon, het stof en de tegenslag was het humeur van de arme vrouw flink gedaald. Zodra ze zich in de laadbak had genesteld, haar rug tegen het schot en haar bundel kleren naast zich, deed ze haar hoofddoek af die ze als een dakje over haar voorhoofd had geschoven, en hield hem als een waaier vast om zich koelte toe te wuiven. Ze had het erg warm en de koele lucht streek langs haar hals en slapen als een zachte lieozing die haar helemaal doortrok en licht deed huiveren. Toen ze met waaieren ophield, voelde ze zich uitgerust en kalm genoeg om zich over te geven aan de schoonheid van de prachtige route die Matias zo vaak had geroemd. Ze keek naar alle kanten. Achter de kar kronkelde de hoofdweg steil naar beneden, vol gaten, diepe karrensporen en droge kluiten die geleidelijk aan onder de draaiende wielen verbrokkelden,
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 6
zo tergend traag dat de weg pas midden in de zomer geëffend zou zijn. Dan zou hij een tijdlang uit een dik stoed bestaan, tot de najaarsregens zouden toeslaan. Links rees hoge begroeiing op die over de weg hing, tegengehouden door ongelijke stenen wallen die hier en daar naar voren bolden en een groter gevaar vormden dan de begroeiing zelf. Hogerop waren de akkers afgezet met groepjes agaven waarvan de stijve, vlezige bladen als gebundelde sabels in de lucht priemden, met daartussen weelderige tamarisken en brem die juist begon te bloeien met zijn door stekeltjes omrande bloesem. Aan de andere kant, enkele meters onder de weg, lag de vlakte van Ridorta tegen de heuvel gevlijd, als een schaakbord in gelijkmatige vlakken verdeeld. Die vlakken waren bevloeide velden, de rijkdom van het dorp en volgens oude feodale wetten onder de inwoners verdeeld. In dit jaargetijde sproten overal frisse, heldere tinten van jonge groenten uit de geelrode aarde, omringd door kanaaltjes van helder water die als spiegelglas in de zon fonkelden. Mila was overweldigd door al die schoonheid. Als kind van de schrale vlakte waar het ontbrak aan handen, water en voeding, kon ze haar ogen nauwelijks geloven: het was alsof ze een fata morgana zag in deze kleine vlakte die, omsloten door een met huizen bezaaide heuvel en bergen van kale, ruwe steen, zo’n vruchtbaar en gelukkig bestaan had. Geen snipper land lag braak, geen enkel onkruid zoog de sappen uit de aarde! Alles was bewerkt, alles omgewoeld met hak of spade, alles liefdevol verzorgd en prachtig gedijend. Daaronder, op Mila’s geboortegrond, werkten maar weinig mensen op het land en ze woonden op grote afstand van elkaar, en in de brede bermen vol kreupelhout en allerlei ongedierte koesterden groene hagedissen zich in de zon, en op het schrale gras graasden een paar magere koeien waarvan je de ribben kon tellen en je de botten bijna door hun huid zag steken. Hier zag je geen nutteloos vee en bovendien woonden de men-
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 7
sen dicht opeen als de vingers van een hand: vrouwen bewogen als pionnen over de vierkante vlakken, vlijtig als mieren lieten ze de emmers in de putten zakken en haalden ze weer op, maakten de aarde los, hoopten haar op rondom de planten of rustten onder een vijgenboom uit, allemaal met omhooggeslagen rokken, naar voren geschoven hoofddoeken en door de zon gebruinde armen en benen. Bij deze aanblik voelde Mila haar hart van boerenkind weer kloppen en ze kreeg een hevig verlangen, een nauwelijks te onderdrukken drang om van de kar te springen en naar die velden te lopen om ook de warme aarde te voelen, de vochtige bladeren en het kostbare water dat met een gouden fonkeling tussen de kluiten sijpelde. Matias had gelijk: het was mooi en vrolijk rondom Ridorta, dat dorp hoog op de heuvel, omgord door een fraaie sjerp van vlakke velden; als de omgeving zo vrolijk was kon de kluizenaarsnederzetting in de bergen niet zo treurig zijn als men zei. Mila stelde zich de plek voor als een hooggelegen nest van waaruit ze, zodra ze haar hoofd uit het raam stak, dit verbluffende landschap onder zich zou zien. O, had ze ook maar zo’n mooie moestuin om naar hartenlust in te werken, dan zou ze nooit meer naar haar eigen streek terugverlangen. Opgewonden door dit soort gedachten draaide ze zich naar opzij om ze met haar man te delen maar toen ze de twee rechte ruggen voor zich zag, slikte ze haar woorden in en de hoopvolle gedachte die op het punt stond haar schuilplaats te verlaten, deinsde als een schichtig dier terug. De twee mannen zaten rustig te praten zonder op haar te letten, ze hoorde de woorden kou… treurigheid… kalveren… heel hoog… maar ze had geen idee waarover ze het hadden want haar hart en gedachten keerden naar het veld terug. De betovering was echter gebroken en hoe mooi het landschap ook was, haar eerdere enthousiasme keerde niet terug. Met iets treurigs in haar blik wendde ze haar hoofd af en keek omhoog: de hemel was een grote leeg-
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 8
te vol verblindend licht dat pijn deed aan haar ogen… Ze gluurde door de opening tussen de twee mannen; in de verte zag ze iets egaal groens, als een uitgestrekt tapijt… Weer keek ze naar de twee ruggen: die van de boer was mager en knokig als van de koeien op de grote vlakte, en als in een tweede huid in een versleten hemd gestoken dat naar zweet en houtskool rook. De andere rug, breed en zacht als een kussen, barstte zowat uit het zwarte jasje dat onder de armen zo knelde dat het elk moment open kon scheuren. Wat is die man toch dik geworden sinds ons trouwen, dacht Mila, die zich opnieuw realiseerde dat alles hem te krap zat en dat hij eruitzag als een ingesnoerde, plompe stropop. Zelfs de vilten hoed die hem vroeger zo goed stond, leek zo langzamerhand op een kapelaansmuts waar aan weerszijden twee rode oren onder uitstaken die van melkglas leken. Daaronder stak de witte streep van zijn gesteven boord kil als marmer tegen zijn zwarte jasje af. De schaduw van de twee mannen viel als een koele mantel over Mila heen en ze voelde zich behaaglijk op haar plekje in de laadbak, volkomen ontspannen naar geest en lichaam. De kar vorderde intussen langzaam, zo langzaam dat het leek of hij een gevecht voerde met zichzelf en nauwelijks van zijn plaats kwam, alsof hij geen andere taak had dan de kluiten op de weg te pletten. Vanaf het moment dat er een boom opdook, kon je rustig een stuk van de rozenkrans bidden tot je hem voorbij was, en het trage geschommel maakte Mila loom en slaperig. Ze had er genoeg van de twee ruggen, de hemel en de bonte velden te zien, en haar nek deed pijn van het om zich heen kijken. Ze wreef erover om de stijeid te verdrijven en nadat ze naar een prettiger houding had gezocht, bleef ze stil tegen de rand van de kar zitten met uitzicht op het tapijt voor haar: een prachtig tapijt dat op een dik geelzijden weefsel leek waarop de zon vanaf de andere kant van de weg gouden sterren wierp. Ze werd door een
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 9
diepe rust bevangen en er viel een rode waas over haar ogen, daarna een blauwe en vervolgens een zwarte… Door een klap op haar schouder schrok ze wakker. ‘Hè, wat is er?’ vroeg ze verward. ‘Vooruit, we moeten afstappen!’ zei haar man, die op de stilstaande kar al rechtop stond. Mila kwam tot zichzelf, stond wankelend op en ze sprongen op de grond. ‘Tot ziens, vriend, en God zij met u.’ ‘Tot ziens, kluizenaar, en mevrouw! Ik kom u boven op het feest van Sint-Pons wel bezoeken!’ ‘Doe dat. Kom maar iets drinken.’ ‘Graag. Tot ziens! ‘Tot ziens!’ Het gezicht van de boer, roodgloeiend als de bodem van een pan kon zijn, vertoonde een brede lach; hij hanteerde de teugels soepel alsof ze van elastiek waren, riep een paar keer ‘ju, ju, paard!’ en de kar hernam zijn trage gang, man en vrouw met tevreden gezichten bij de stenen wal langs de kant van de weg achterlatend. ‘Hoorde je dat?’ vroeg de vrouw bedachtzaam, ‘hij noemde je kluizenaar…’ ‘Ik heb hem immers verteld dat we naar de kluis gaan.’ ‘Ik krijg er hoofdpijn van,’ voegde ze eraan toe, onzeker in de verte kijkend. ‘Hoezo?’ ‘Nou ja, hoe moet ik het zeggen... ik vind dat zo’n beroep niet past bij een jonge man… het past meer bij een oude man of een heilige.’ ‘Doe niet zo dwaas! Het is een beroep als alle andere.’ En hij stampte op de grond omdat zijn broekspijpen opgekropen waren. Mila klopte haar rokken uit en slaakte een zucht.
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 10
Toen zijn broekspijpen weer op zijn enkels vielen, schoof Matias zijn stok door de knoop van zijn knapzak, waarin wat kleding zat, en legde hem op zijn schouder. ‘Zullen we gaan?’ Ze klemde haar bundel onder de arm. ‘Goed.’ Een paar meter verder werden de stenen wal en de begroeiing onderbroken en opende zich de toegang tot een pad. Het was een diepe, ongelijke geul vol gladde en glibberige kiezels: een van de vele groeven in het immense gelaat van de berg waarlangs de tranen van de hemel, het water van de winterse buien, naar beneden stromen. Achter elkaar volgden ze het pad, hij tussen zijn tanden fluitend en zij heel voorzichtig en na elke vier stappen zich omdraaiend. ‘Ben je al moe?’ ‘Het is zo steil!’ ‘Ze noemen dit de Canal de Trencacames. In de winter is deze route gevaarlijk.’ ‘Nog gevaarlijker dan nu?’ ‘Dit stelt toch niks voor!’ Toen hij een floers over haar ogen zag trekken, voegde hij er monter aan toe: ‘Wacht maar af tot je de Barranc Negre ziet! Daar is het pas echt gevaarlijk!’ ‘Zijn alle wegen hier zo?’ ‘Dit is de kortere weg, de eigenlijke ligt hoger, boven Murons, maar deze afsnijding komt beter uit. Je vindt het nu nog zwaar omdat je niet aan de bergen gewend bent maar na wat oefening wil je geen andere route meer. Weet je, wat omhoog zwaarder lijkt dan trappen klimmen is naar beneden een feest, je hebt dan het gevoel te zweven, je voeten kunnen niet meer stoppen en je bent beneden voor je het weet.’ Mila slaakte een zucht, en ze liepen verder. Onder haar voeten gleden de stenen weg en aan weerszijden haakten de takken van
10
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 11
de braamstruiken als scherpe klauwen in haar kleren. Geleidelijk aan hield Matias op met fluiten en de bundel kleren voelde als een rotsblok. Nog vijig stappen en ze ploe buiten adem neer. Matias die vooropliep, draaide zich om. ‘Ben je alweer moe?’ ‘Ik kan niet meer…’ ‘We kunnen niet te veel tijd verliezen voor de zon ondergaat.’ ‘Is het nog ver?’ ‘Natuurlijk, we zijn nog maar net begonnen.’ Ze schrok. ‘Heilige Maria! Nog maar net begonnen? En dat terwijl we al vanaf vier uur vanochtend op pad zijn!’ Hij begon te lachen. ‘We zijn nog maar net met klimmen begonnen, bedoel ik… Maak je geen zorgen, we zijn er wel op tijd.’ En hij boog opzij om een tak muizendoorn naast het pad te plukken. Mila keek hem strak aan, met een angstige en argwanende blik. We zullen zien of ze gelijk krijgen met hun waarschuwingen en deze man me weer eens voor de gek houdt! dacht ze, en terwijl ze opstond voelde ze een steek in haar hart. Hij sprak haar moed in: ‘Vooruit, nog even doorzetten en we zijn op de Fita.’ ‘Als ik die plunjezak maar niet had!’ Matias deed alsof hij haar niet hoorde en ze klommen zwijgend verder. De Canal werd steeds steiler en moeilijker begaanbaar, hun voeten gleden voortdurend op de stenen uit en ze moesten zich aan de struiken vastgrijpen. Hun gehijg schrikte de hagedissen op die ijlings een schuilplaats zochten, en doornige takken geselden hun verhitte en bezwete gezichten. Matias had zijn vilten hoed in zijn nek geschoven en zijn gesteven boord was zo slap als een vaatdoek. Af en toe lag het pad minder diep en zag je heel even een olijfgaard waarna het meteen weer verzonk en ze geen van beiden
11
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 12
nog iets anders boven hun hoofden zagen dan een streep helblauwe lucht. In een van die olijfgaarden zagen ze onder een boom een ossenspan met een ploeg stilstaan terwijl de boer ernaast op de grond zat uit te rusten. De dieren verjoegen de vliegen door met hun staart te zwiepen en met hun poten te stampen, de man had een zwarte aardewerk kruik naast zich staan en hield een vuistgrote ui in zijn hand. De takken van de olijomen weefden boven hen tegen de hemel een zilveren boog van filigrein terwijl de omgeploegde aarde eronder brede bruine strepen liet zien. Mila keek jaloers naar de boer en mompelde: ‘Als ik de moed had zou ik hem een slok water vragen… Ik ben uitgedroogd!’ ‘Ik ook, laten we erheen gaan.’ Ze liepen de olijfgaard in, dronken wat en maakten een praatje. Weer vertelde Matias dat ze naar de kluis gingen, en weer voelde Mila zich onrustig en bezorgd zonder te weten waarom. Daarna klommen ze verder naar boven over de ronde, gladde stenen van de uitgesleten bedding, terwijl aan weerszijden bramen- en doorntakken als dolle dieren hun klauwen naar hen uitsloegen. Matias kreeg een hoestaanval en een vogeltje dat op de punt van een agave zat, een distelvink, vloog met een levendig en doordringend gefluit weg. Hoewel de diepe bedding van de Canal in de schaduw lag, heerste er een zomerse warmte. Mila voelde haar hemd tegen haar rug plakken, kletsnat, alsof het zo uit de tobbe kwam, en haar hart ging heig tekeer. Plotseling maakte het pad een scherpe zwenking naar boven alsof het over een obstakel heen moest. Mila uitte een kreet van verbazing omdat ze met haar bovenlichaam in het zonlicht baadde terwijl haar voeten en benen nog in de schaduw van de Canal stonden. Het pad eindigde op deze plek en de Canal splitste zich in drie vertakkingen die een omgekeerde ypsilon voorstelden: twee van
12
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 13
de takken liepen naar beneden en omvatten een groot deel van de berg terwijl de derde, een beetje schuin, verder naar boven ging. Op het punt waar de drie vertakkingen samenkwamen, was een klein plateau uitgesleten waar het op dat uur even zonnig was als op de vlakte beneden. ‘Hier kunnen we even uitrusten,’ zei Matias. Mila liet het zich geen tweemaal zeggen en ze ploe uitgeput en gebroken op de grond, met kloppende slapen en voetzolen alsof ze hoge koorts had. Ze bekeek haar schoenen: die waren volkomen geruïneerd! Daar was niets meer aan te doen… Als hij haar de waarheid over deze route had verteld, had ze espadrilles aangetrokken om haar trouwschoenen, het enige goede paar dat ze bezat, te sparen. Om haar ongenoegen te verdrijven keek ze naar boven. Aan haar rechterkant ging de Canal zo loodrecht naar beneden dat de helling van bovenaf op een gespleten putwand keek. Mila sloeg drie kruisen. Dit was geen pad voor nette mensen maar voor geiten of bandieten. Aan de overzijde van de Canal stonden op de hellingen en rotsen verweerde olijomen; deze kant was een rotsveld, bezaaid met heidestruiken en bloeiende tijm waarvan de geur als de pure ademtocht van engelen naar hen opwoei. De andere poot van de ypsilon, de linker, liep glooiender naar het dal en verdween ten slotte in een bergplooi. Tussen beide poten verhief zich eerst een ronding als een vrouwenborst, en een uitstulping of natuurlijke menhir die zich scherp tegen de heldere hemel aekende en het einde van een kleine vlakte markeerde, versterkte deze indruk nog omdat hij aan een tepel deed denken. Vlak daaronder lagen de overblijfselen van reusachtige stenen treden waarboven een roestige ijzeren staaf in de harde rotsen was gedreven. ‘Weet je waar we zijn?’ vroeg Matias opeens. ‘Hoe kan ik dat weten als ik hier nog nooit geweest ben?’ ‘Nou, we zijn op de Roquís Petit. Je weet dat er drie zijn: de Ro-
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 14
quís Gros, die van Sint-Pons en deze hier. Dat daar,’ en hij wees naar de tepel, ‘noemen ze de Fita dels Moros. Men zegt dat de Moorse koning hier vroeger een wachter had gezet die de berg de hele dag moest bewaken zonder ook maar een moment zijn ogen te sluiten of een voet te verzetten, op straffe des doods.’ ‘En de kluis, waar is die?’ ‘Daarbeneden, achter je, als je om de Roquís heen loopt… Vooruit, sta op, dan wijs ik de plek aan.’ Ze stond met tegenzin op terwijl hij met zijn rug naar de vlakte naar het zuidwesten wees. ‘In dat duistere gebergte?’ ‘Nee, dat is de Roquís Gros. Het is dichterbij. Zie je hoe de Barranc Negre die kleinere berg daar als een band omvat? Wel, het ravijn begint bij de Col van Sint-Pons, en daaronder ligt de kluis.’ ‘Lieve hemel! Moeten we daar nog helemaal naartoe klimmen?’ ‘Welnee! We buigen zo meteen af, daar is ons pad.’ ‘Waarschijnlijk kun je vanuit de kluis die mooie moestuinen beneden zien.’ ‘Nee, daarvandaan niet. Van hieruit wel.’ En Matias liep het vlakke terrein over en beklom de treden van de uitkijkpost. Mila wilde hetzelfde doen maar haar benen waren te kort: elke trede was meer dan een halve meter hoog. ‘Heremetijd, wat een kolossale treden!’ ‘Die zijn door de Moren gemaakt… Men zegt dat het hier wemelde van de Moren. Kom maar, geef me je hand. Zo, hopsa! Hou je hier vast en kijk…’ Het duizelde Mila. Aan haar voeten gaapte een immense leegte, als de urn van een afwezige wereld en daarbeneden, helemaal beneden en heel ver van haar vandaan, strekte zich als het wonderbaarlijke bezinksel van deze gouden voorjaarsdag de vlakte met de moestuinen uit, Ridorta, en een andere, nog grotere vlakte met nog veel meer dorpen, als groepjes tortelduiven genesteld tussen valleien, bosschages en wegen; tot haar blik zich in de wazige verte en het mistige blauw van de horizon verloor.
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 15
Ze vouwde vroom haar handen. ‘Wat is het hier mooi!’ ‘Had ik je niet gezegd dat je het hier mooi zou vinden?’ Voldaan begon Matias de namen op te sommen van alle dorpen en bergtoppen die ze konden zien. Verrukt en overweldigd omvatte Mila met een weidse blik de ruimte alsof ze dat betoverende uitzicht op haar netvlies wilde branden. Ze was daar roerloos blijven staan als Matias, die al van steen naar steen sprong, niet lachend had gezegd: ‘Krijg je er nog steeds niet genoeg van?’ Die vraag bracht haar terug naar de werkelijkheid, maar voor ze de Fita spijtig achter zich liet wierp ze nog een laatste verwonderde blik over het landschap. De poot van de ypsilon die bergopwaarts ging, was minder steil dan de Canal, maar het pad, zonder kiezels en uit de ruwe rotsen gehouwen, zat vol scherpe punten en oneffenheden die Mila’s voeten nog meer pijnigden. Hun vermoeidheid, die tot verlenging van hun rustpauze had geleid, ontnam hun de lust tot praten. Zwijgend en met gebogen hoofden klommen ze naar boven. Mila, die Matias af en toe hoorde hijgen en puffen, dacht aan haar mans zwaarlijvigheid die haar steeds meer begon tegen te staan. Hij maakt zich nergens druk over: hij wordt nog zo vet als een walvis... En voor het eerst kreeg ze het gevoel dat deze blakende jonge man binnen de kortste keren in een astmalijder kon veranderen. Ditmaal was het Matias die als eerste stilstond. Toen Mila hem had ingehaald, wierp ze hem een koude blik toe en zei kortaf: ‘Je had weleens kunnen zeggen dat we zo lang onderweg zouden zijn, dan had ik wat te eten meegenomen. Ik val bijna flauw.’ ‘Hou nog even vol! We zijn bijna bij het pad naar de kluis.’ ‘Als jij “bijna” zegt, dan weet ik het wel,’ zei Mila dof. Hij antwoordde niet en ze liepen door.
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 16
Maar Matias had deze keer de waarheid gesproken: na enkele stappen vonden ze het pad. ‘Als je wilt, rusten we nog even,’ zei hij. ‘Dit is erger dan het vagevuur,’ was alles wat ze antwoordde. Ze gingen zitten. Matias haalde zijn tabakszak tevoorschijn en rolde een sigaret. Zijn vrouw nam haar hoofddoek af, klopte die uit en legde hem, omdat het niet zo warm meer was, losjes rond haar hals. Ze waren halverwege de Roquís van Sint-Pons, die boven hen rood en oranje kleurde in de avondzon, en zich verloor in diepten en ravijnen die met grote blauwe schaduwen gevuld werden. Niets wees op de aanwezigheid van een vlakte, en het parelgrijs van de hemel strekte zich met gouden tinten aan de horizon boven hen uit, en van links naar rechts dreven groepen parelmoeren wolken die voortdurend van vorm en kleur veranderden. Mila keek er verstrooid naar en ontdekte een zwarte stip, niet groter dan een vlieg, die echter steeds groter en groter werd. ‘Wat is dat?’ vroeg ze aan Matias. ‘Waarschijnlijk een raaf.’ ‘Nu zwee hij boven die bergkam…’ ‘Precies boven de Niña Blava. Hij zal iets geroken hebben, iets wat ze op de hoeve van Sint-Pons in de Barranc Negre hebben gegooid. Die ligt vlak onder de Niña.’ ‘Waarom heet die berg zo?’ ‘Omdat hij vanaf een bepaalde kant gezien op een meisjeshoofd lijkt, met een knotje in haar nek. Ik zal het je wel een keer vanaf de Bram aanwijzen… ’s Ochtends vroeg is hij zo blauw als de hemel en dan lijkt hij wel een schilderij.’ Matias zweeg, zijn blik verloren in de verte, en toen Mila hem zo kalm en vredig zag zitten kijken, vond ze dat men hem voor een echte heilige zou kunnen houden. Maar alsof deze gedachte haar heimelijk stak, wendde ze plotseling huiverend haar blik af.
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 17
Met zijn sigaret nog in zijn mond stond Matias op, en ze sloegen het pad in. Het was smal en glad alsof er eeuwenlang een kolossaal wiel overheen was gegaan. Het liep naar het zuidwesten en reeds na enkele stappen doemde het immense vulkaangesteente van de Roquís Gros voor hen op, alles overtreffend en alles beheersend als een soeverein in een prachtige mantel van blauwpaarse schaduwen die majestueus over ravijnen en kloven viel en zo’n imposante indruk maakte dat Mila’s hart samenkneep. De Roquís, nog een eind weg, verspreidde een koele bries, een vreemde winterse ademtocht die de door de voorjaarszon verwarmde huid zo onaangenaam verraste dat je de neiging kreeg je om te draaien. Bij Mila was die neiging zo sterk, dat ze abrupt bleef staan. Toen hoorde ze een vaag rumoer, waarvandaan wist ze niet, als het gesnurk van een reusachtig dier dat vermoeid in slaap was gevallen. ‘Wat is dat voor geluid, Matias?’ vroeg ze bang. ‘Het ruisen van de bergbeek, de Mala Sang die aan de Bram ontspringt.’ Die woorden brachten Mila in herinnering wat haar man verteld had over de wonderbaarlijke werking van het water van de Bram dat lustelozen hun eetlust terugschonk en mens en dier genas van alle kwalen en gebreken: scrofulose, herpes, zwerende wonden, hardnekkige diarree en kwaadaardige gezwellen… En terwijl zij over wonderen en ziekten nadacht, slingerde het pad zich naar boven, hoger en hoger, helemaal om de Roquís heen tot het steeds dieper de koele schaduw binnen drong. Opeens bleef Mila staan en draaide zich vol verbazing om: lieve moeder Maria, wat een reis hadden ze afgelegd! Onder hen zag ze alleen maar bergen, immense zwijgende bergen die tegen elkaar leunden, tegen elkaar aan lagen en zich onderdompelden in de schemerige stilte van de avond die zich als een rouwsluier over hen heen legde. Mila zocht in deze blauwe verlatenheid het levende teken van
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 18
een rookpluim, van een huisje, van een menselijk wezen, maar ze ontdekte niets, niet het geringste teken dat de aanwezigheid of nabijheid van mensen verried . ‘Wat een eenzaamheid!’ mompelde ze ontzet en ze voelde zich in nog groter duisternis dan die van de peilloze diepten wegzinken.
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 19
2
Duisternis
Zodra ze met een steen op de poort klopten, klonk er luid hondengeblaf vanuit het huis. Het geblaf werd van alle kanten beantwoord. Geschrokken greep Mila naar de arm van haar man, die er eenvoudig om lachte. ‘Dat zijn de berggeesten… Die apen alles na wat ze horen.’ Mila’s angst werd door deze vreemde verklaring nog groter maar ze zei niets, want ondanks het lawaai van twee kanten hoorde ze achter de deur voetstappen naderen. Een zwak licht scheen over de met glasscherven en ijzeren pinnen bedekte muur, iemand sloe moeizaam naar de deur. Toen was het weer een minuut lang stil, tot een aarzelende stem vroeg: ‘Wie klopt er op dit uur nog aan?’ ‘Doe open, Gaietà, wij zijn het.’ ‘Wie zijn “wij”?’ ‘Ik en mijn vrouw, Gaietà. Doe maar open!’ Weer was het een minuut lang stil. ‘Wanneer zijn jullie aangekomen?’ vroeg de stem van binnen weer. ‘Zojuist, want mijn vrouw is onderweg gevallen.’ Mila boog zich naar haar man over en fluisterde in zijn oor: ‘Waar wacht hij op?’ ‘Hij is voorzichtig,’ antwoordde Matias even zacht. Argwanend klonk opnieuw de stem: ‘Wat valt er daarbuiten te fluisteren?’ ‘Ik zeg alleen maar tegen mijn vrouw dat u bang bent,’ bracht
1
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 20
Matias in en terwijl hij zijn tabakszak tevoorschijn haalde, voegde hij er lachend aan toe: ‘Kijk naar boven, Gaietà, ik gooi mijn persoonsbewijs over.’ En hij gooide inderdaad zijn buidel over de muur. Kort daarop klonk het geknars van een grendel, het krassen van ijzer over de grond en de harde klik van een grote sleutel in het slot, en toen zagen ze opeens een verticale lichtstreep in het midden van de poort. ‘Goedenavond,’ zei Matias en hij duwde tegen de poort. ‘Moge God ons die allen schenken!’ De poort zwaaide open en er verscheen een kleine magere man met een glimmende sikkel in de hand. Naast hem hield een achtjarige jongen een zwartgeblakerde lantaarn en Matias’ tabaksbuidel omhoog. Matias moest lachen toen hij de sikkel zag. ‘U bent wel op uw hoede, hè, Gaietà?’ De man lachte mee. ‘Er gaat niets boven goed gezelschap, moet u weten… Hier komen in elk geval meer roofdieren dan rijtuigen voorbij, dus moet je op je hoede zijn.’ Hij liet de sikkel, die nog even onheilspellend flitste, op de grond vallen en sloot met een kniestoot de twee poortvleugels, zekerde de grendel met een ketting die aan de muur vastzat, draaide de grote sleutel in het slot een slag om en toen hij dat allemaal bedachtzaam gedaan had, draaide hij zich naar de nieuwkomers, glimlachte nogmaals en wreef zich in de handen. ‘Nu kunnen we praten. Ik verwachtte al dat u op dit uur van de dag aan zou komen. Welkom! En wat voor goede berichten brengt u mee?’ ‘Zoals u vast wel vermoedt, hebben we erg veel zin om uit te rusten,’ verklaarde Matias en terwijl hij zijn buidel uit de handen van de jongen aanpakte, voegde hij eraan toe: ‘We wisten niet dat Baldiret bij u zou zijn.’ ‘Ach, weet u, kluizenaar, ik voelde me wat eenzaam helemaal alleen in dit grote huis, en zei tegen de jongen: “Kom me boven
20
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 21
maar gezelschap houden!” En zolang ik hem verhaaltjes vertel, is het best, niet?’ De man keek de jongen glimlachend aan, en de jongen keek de man glimlachend aan om vervolgens verlegen het hoofd te buigen. Mila, die alleen maar goedenavond had gezegd, keek intussen nieuwsgierig in het rond. In het spaarzame licht van de lamp kon ze vaag een door hoge muren omgeven binnenplaats onderscheiden die bij een huis hoorde. Midden op het erf zag ze een put met een gedeukte emmer ernaast; op de achtergrond werd de gevel van het huis door een grote arcade onderbroken, en daarnaast in de hoek van de binnenplaats bevond zich een natuurstenen trap... meer kon ze niet zien want het mannetje, dat nog steeds glimlachend in zijn handen stond te wrijven, had zich naar haar toegekeerd en vroeg: ‘U bent dus gevallen, kluizenaarster? Hoe kwam het? Was u duizelig geworden?’ ‘O, ik was over de wortel van een pijnboom gestruikeld… het is niets.’ En Mila betastte haar beschadigde voorhoofd. ‘Wel, het bloedt nog een beetje; maar we hoeven u de laatste sacramenten nog niet te geven, denk ik; met wat tonder komt alles in orde.’ Hij wendde zich tot de jongen: ‘Kleine, raap de sikkel op en laten we naar boven gaan.’ En nogmaals met een glimlach naar het echtpaar zei hij: ‘Wedden dat u vanavond nog niet gegeten hebt?’ Matias vertelde dat ze al geruime tijd niets meer hadden gegeten; en terwijl ze de trap beklommen, de kleine met sikkel en lamp voorop en de anderen achter hem aan, zei het mannetje dat hij dat ook al verwacht had en voor alle zekerheid avondeten had klaargemaakt. ‘Ik weet niet of ons eten u zal smaken, kluizenaarster, tenzij u erg veel trek hebt! Wij zijn me twee koks, de kleine en ik…’ En hij lachte hartelijk. Mila mocht hem meteen. Hij leek haar een goed mens, vriendelijk en behulpzaam. Hij was klein en tenger, maar zag er bol uit in zijn korte, wijde jak en eveneens korte broek van grove donke-
21
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 22
re wol. Een muts van schapenvacht bedekte de hel van zijn hoofd, en de andere hel was helemaal glad, eerder van nature baardloos dan pas geschoren. Hij droeg met ijzer beslagen schoenen en liep bedachtzaam. Mila schatte hem veertig. Ook als ze niet had geweten dat hij herder was, dan had ze het meteen aan zijn uiterlijk gemerkt en aan de sterke geur van schapenwol die om hem heen hing. Die geur hing bijgevolg in het hele huis, ze had hem al geroken voor ze op de poort klopten, op de binnenplaats was hij sterker en boven in het huis waar geen frisse lucht hem kon verdrijven was hij nog intenser en opdringeriger. Ze kwamen via een klein terras in de keuken. Het was een heel ruim vertrek waarvan de wanden en het plafond, zwart van rook en schaduw, terug leken te deinzen voor hun blik, en slechts het oplichten van een koperen of messing voorwerp verried waar ze waren. Onder de schoorsteenkap gloeide nog wat as en daarnaast was iets zwarts te zien: misschien een pan. De grote tafel die in het duister stokstijf op zijn vier kromme poten rustte had iets weg van een enorm dier zonder kop dat klaarstond om de binnenkomers aan te vallen. Mila ontwaarde verder een morsige, versleten gootsteen, kastdeuren, een meelzeef; de hele rest bleef voor haar een mysterie: een mysterie vol vreemde verrassingen. De herder had al pratend een ijzeren lamp aangestoken. ‘Vanavond beschouw ik u als gast in uw eigen huis. Omdat de kluizenaarster hier nog nooit geweest is, moeten we haar een beetje wegwijs maken, nietwaar? Terwijl jij de tafel dekt, kleine, laat ik haar het huis zien. Kom maar mee, kluizenaarster.’ Maar toen hij zich omkeerde en haar naar alle kanten zag kijken, bleef hij staan: ‘U bent toch niet bang voor spoken? Angst is een schadelijke worm, die moet je uitroeien. Vrouwen zijn er bijzonder gevoelig voor, maar met Gods wil zullen we u ervan genezen.’ En hij voerde haar mee. Mila’s ogen zochten Matias, maar die was in de keuken achtergebleven.
22
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 23
Ze kwamen in een groot vertrek waar geen andere meubels stonden dan een staande klok, wat tafels en enkele stoelen. Langs de wand lag een lange balk op de grond, als een dode slang. De aanblik van die kale ruimte deed Mila denken aan de eenzaamheid van de bergen, onder het doodskleed van de avondnevel, en ze huiverde. De herder vertelde haar dat er vroeger, op de feestdag van de heilige, in dat vertrek werd gedanst, maar dat mijnheer pastoor het had verboden uit angst dat ze door de vloer zouden gaan, want die was helemaal verrot. De ruimte had aan de ene kant een blinde muur en aan de andere twee deuren en achterin een balkon. ‘Laten we eerst hier naar binnen gaan. Dit is uw slaapkamer, kluizenaarster.’ Er stonden een opgemaakt bed met een roestkleurige sprei erover, een secretaire, stoelen en een waskom. Door het glasloze raam waarvan het luik openstond, kwam een ijskoude wind die de lamp bijna uitblies. ‘Altijd de adem van die verdomde Roquís!’ De herder sloot het luik en tilde de lamp op om een ingelijste prent te laten zien. ‘Sint-Pons, kluizenaarster. Een voortreffelijke heilige, patroon van de goede gezondheid.’ Mila bekeek de heilige die gekleed was als een bisschop, met een mijter op zijn hoofd en het kruis in zijn linkerhand, terwijl hij zijn andere hand met twee gestrekte vingers zegenend ophief. Ze gingen de tweede slaapkamer in; daar stonden een onopgemaakt bed, een kleerkast, en een lange tafel met zeven of acht rieten stoelen. In een hoek kronkelde een smalle wenteltrap naar boven en in een andere hoek bood de vloer ruimte aan een wenteltrap die naar beneden leidde. Aan weerszijden van het vertrek had men als huldebetoon tegenover elkaar twee identieke beeltenissen opgehangen van Sint-Pons als martelaar, geflankeerd door twee vazen met rozen.
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 24
‘Wel, kluizenaarster, dat was het dan, dit is uw huis. Voor twee vogeltjes als u is de kooi groot genoeg, en als er nog meer bij komen, ook. De vorige bewoners waren met zijn zessen… zevenen… achten. Ja, alles bij elkaar met zijn achten en iedereen had zijn eigen slaapplekje. En nu zal ik u de kapel laten zien, die zeer de moeite waard is, dat kan ik u wel zeggen. Bovendien…’ Op dat moment zag Mila plotseling iets boven het hoofd van de man wegschieten, dat hem deed verstommen en haar lippen deed verbleken. Gaietà kreeg een lachaanval en zwaaide met zijn lamp heen en weer. ‘Wat een grap, kluizenaarster! Nu is u helemaal de stuipen op het lijf gejaagd!’ En toen hij wat tot bedaren kwam, voegde hij er geruststellend aan toe: ‘U hoe niet zo te schrikken, het is de uil uit de klokkentoren die u goedenacht komt wensen. Morgen kunt u hem zien; nu moeten we hem maar liever met rust laten. U bent overigens erg snel bang, kluizenaarster, dat zag ik meteen al. Dat kunt u beter afleren, anders zal het u bezuren… Angst roep je zelf op, weet u; alles wat in de lucht en op aarde beweegt maakt zich weinig druk om ons…’ Maar Mila glimlachte stilletjes, want ze dacht aan de stalen sikkel in de handen van de herder en aan de argwaan waarmee hij de poort opende. De planken vloer kraakte: Matias kwam eraan en riep: ‘Waar zijn jullie? Waar zijn jullie?’ Hij kwam zeggen dat Baldiret het eten op tafel had staan en dat hij stierf van de honger. Mila wilde snel naar hem toe lopen, maar Gaietà hield haar tegen. ‘Voor we gaan eten, moeten we nog naar de kapel. Wat zou de heilige ervan vinden als u hem links liet liggen?’ En hij daalde met de lantaarn in de hand de trap af. Matias klakte aeurend met zijn tong maar zij glimlachte berustend en volgde de herder. Ze werden halverwege de trap onthaald op een zware verstikkende lucht en toen ze die overwonnen hadden gingen ze de ka-
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 25
pel in, waar een ijskoude graflucht zich als een natte deken om hen heen sloot. Mila huiverde en trok haar hoofd tussen haar schouders. Achter in het schip van de kapel, laag en recht als een spoorwegtunnel en even donker en vochtig, blonk iets als een dof en vaag hemellichaam: het hoofdaltaar. Gaietà had zijn bontmuts onder zijn oksel geklemd en nadat hij een kruis had geslagen wees hij Mila het wijwatervat, liep langzaam naar voren, knielde voor het altaar en boog zijn hoofd. Vervolgens hield hij de lantaarn zo hoog mogelijk in de lucht en bewoog hem van rechts naar links en van links naar rechts. In het midden van het gewelf, omringd door rookbeslagen verguldsels, engeltjes met bekraste en geschramde ledematen en vazen vol geknakte en verbleekte papieren rozen zag Mila nogmaals SintPons, met zijn kleine gestalte en dikke buik, met zijn lange grijze baard, de mijter op zijn hoofd, het kruis in de ene hand en de andere met twee gestrekte vingers opgeheven, en onder zijn gewaad, wapperend alsof er een sterke wind stond, bungelde een lange puntige voet die deed denken aan Matias’ tabaksbuidel wanneer die leeg was. Dit was de derde keer binnen korte tijd dat Mila de heilige zag, en ze vond hem lelijker dan ooit met die verwarde baard, die dikke vrouwenbuik en die verdwaalde voet die nergens bij leek te horen. Hij gaf Mila een onaangenaam gevoel, tussen aeer en angst, en ze zou er nooit meer achter komen of ze het Onzevader dat ze onwillekeurig begon te bidden, afmaakte of niet. De kapel was zo huiveringwekkend dat ze er kippenvel van kreeg. De herder had Mila alles tot in detail willen laten zien maar toen hij zag dat Matias ongeduldig werd liet hij het hierbij. ‘Een andere keer maar, kluizenaarster. Alles beetje bij beetje, nietwaar?’ En terwijl hij haar in het voorbijgaan op de votiefgaven wees die aan de muur hingen – beschilderde tabletten, armen en benen van gele was, houten krukken, verbleekte haarlokken…
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 26
alles muf, stoffig en wormstekig, als spullen op een verlaten zolder –, liep hij achter het hoofdaltaar langs en ging via een deurtje de kapel uit. Mila haalde opgelucht adem alsof ze aan een kerker ontsnapt was. Het deurtje leidde naar de sacristie die vol stond met oude kisten en kapot gereedschap, en van de sacristie kwamen ze in een andere ruimte die eveneens met rommel, stof en spinnenwebben gevuld was. Daar werden ze onthaald op luid geblaf en opgewonden krabgeluiden van achter de deur achter in het vertrek. Mila deinsde achteruit en Gaietà riep: ‘Hé, Mussol, hou je een beetje koest, zeg! Wil je soms je muilkorf om?’ En hij schoof de grendel van de deur. De hond sprong tegen hem op alsof hij hem wilde verslinden. ‘Kom maar, kluizenaarster, hij stelt zich alleen maar aan.’ Maar de hond gromde zacht en loerde naar de vreemdelingen, waarop Gaietà hem bij zijn halsband pakte en met zijn neus tegen de rokken van de vrouw duwde. ‘Wat is dat nu, ouwe jongen? Doe je lelijk tegen de vrouw des huizes? Besnuffel haar maar goed, en pas op als je het nog een keer doet!’ Hij maakte een dreigend gebaar met zijn hand en de hond hield op met grommen. Ze waren in de stal. De warmte en doordringende geur benamen Mila de adem en ze zag een onduidelijke witte laag op de grond liggen, als sneeuw in een zwarte nacht. ‘Dat is mijn kudde,’ zei de herder glimlachend, ‘een stelletje uit de hemel gevallen engelen. Morgen zal ik u de allermooiste lammetjes van de heilige laten zien.’ Aan de andere kant van de stal zag je het silhouet van de arcade op de binnenplaats tegen het zwakke licht van de sterren afsteken; een houten hek hield de dieren gevangen. Ze liepen dwars door de stal, gevolgd door de hond. Mila’s rokken waren niet zo lang dat het nodig was ze op te tillen, maar tel-
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 27
kens als ze op iets zachts stootte, huiverde ze en sloot ze haar ogen. De dieren lagen tegen elkaar aan geschurkt; maar sommige ooien stonden nog rechtop en staarden als betoverd naar de lantaarn. De ram liet een lang trillerig geblaat horen en deed nieuwsgierig een paar stappen naar voren. ‘Wat wil je, koning Herodes?’ vroeg de herder, die even bleef staan om het dier over zijn knokige kop te krabben. De ram boog genotvol zijn kop, en Mila bewonderde zijn krachtige, gekrulde hoorns. ‘Zijn ze erg wild, herder?’ ‘Zeker, zeker, kluizenaarster. Je moet ze goed in de hand houden!’ De herder stuurde de hond terug en sloot het hek, en ze liepen over de binnenplaats naar de trap. ‘Wat is het koud!’ riep Mila uit, en ze keek huiverend naar de strakke hemel. ‘Welnee, het weer is zo zacht als ambrozijn, kluizenaarster. Maar als je uit zo’n oven komt, zou zelfs een niesbui kouvatten.’ ‘Het is inderdaad lekker warm daarbinnen.’ ‘Zeg dat wel. En ik slaap liever daar op stenen met wat stro dan in een van de slaapkamers boven in het beste bed met zeven matrassen.’ De keuken zag er heel anders uit. Een groene geëmailleerde olielamp waarvan het spiegeltje als een hoopje diamanten schitterde, verlichtte alles. Er lag een tafellaken op tafel met daarop een soepterrine en vier gele borden die glansden alsof ze van goud waren. De herder deed de lantaarn uit en hing hem aan de schoorsteenmantel. ‘Zullen we dan maar, kluizenaars? U hebt nu wel genoeg gevast, dacht ik…’ Maar opeens zweeg hij, verbaasd. ‘De soepterrine is leeg! Hoe zit dat, kleine?’ De kleine wreef verlegen zijn oor langs zijn opgetrokken schouder.
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 28
‘Ben je niet iets vergeten? Een geheugen als een zeef. We kunnen toch niet uit de pan eten; we verbranden onze snorren nog.’ Hij liep naar het vuur, haalde de kookpot eraf en goot de soep in de terrine. Er stegen een heerlijk aroma en een wervelende witte damp op, alsof de terrine een vaas was en de damp een boeket geurige bloemen. Iedereen snoof met genoegen. ‘Wat ruikt dat lekker!’ riep Mila verrast uit. ‘Herderssoep, kluizenaarster,’ antwoordde Gaietà terwijl hij de pan neerzette. ‘Een teentje knoflook, een takje tijm, en laten sudderen. Wij mannen maken niet zoveel omhaal als jullie.’ Ondanks zijn verontschuldiging vond Mila de soep heel lekker: met elke lepel voelde ze iets van haar verloren geest terugkeren en toen haar bord helemaal leeg was, keek ze vervuld van dankbaarheid en bewondering naar het schriele mannetje. Wat een geluk dat ze hier zo’n goede ziel hadden getroffen! Wat als ze die eerste avond alles in haar eentje had moeten doen? Toen de soep op was, zette Gaietà een rijstschotel met kabeljauw op tafel. Mila moest haar lach onderdrukken: de rijstkorrels waren zo groot als een vingerkootje. ‘Dit is echt iets bijzonders!’ zei de herder voldaan. ‘Deze schotel hee me een slapeloze nacht bezorgd. Wat kan ik voor bijzonders voor hen klaarmaken, dacht ik…? Ik brak me het hoofd maar kon niets bedenken. De ochtend had zich al aangekondigd toen ik uit bed sprong. Ik liet de kleine liggen ronken en daalde de Niña af om raad te gaan vragen aan zijn moeder, die me dit idee aan de hand deed.’ Hij zweeg om een paar happen weg te werken. ‘Het is elk geval niet slecht gelukt… Wat vindt u, kluizenaarster, u hebt hier meer verstand van.’ De honger deed wonderen: en iedereen vond de rijst heel lekker, ook al had hij te lang gekookt. Na het eten was Mila’s somberheid goeddeels verdwenen; de kluis leek haar minder troosteloos en de eenzaamheid van de bergen minder absoluut. De persoon van de herder gaf haar een gevoel van warme vertrouwdheid en geborgenheid. 2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 29
Met dat gevoel ging ze slapen, maar de hobbels en oneffenheden van het vreemde bed, de zware vermoeidheid, het doffe maar onafgebroken ruisen van de beek van Sint-Pons die van alle kanten de slaapkamer binnen drong en de doordringende roep van de torenuil hielden haar urenlang uit de slaap. Toen ze pas tegen de ochtend in slaap viel, had ze een akelige droom. Ze droomde dat ze de kluis verliet om naar haar geboortestreek terug te keren, en daalde daartoe de bergen af, maar hoe meer bergen ze achter zich liet, hoe meer er voor haar opdoemden, zodat ze er nooit doorheen kwam. Ze liep en liep tot ze in de verte een lichtje zag. Godzijdank, dacht ze, de lantaarn van de herder… En ze daalde verder af, helemaal opgelucht. Maar toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het lichtpuntje, dat opeens verdubbeld was, niet de lantaarn van de herder bleek maar de ogen van Sint-Pons, van de Sint-Pons in de kapel, die met één hand aan de ploeg en de andere met twee gestrekte vingers omhoog een olijfgaard ploegde, zijn voet, die misvormde voet die op Matias’ tabakszak leek, met zich meeslepend. Mila probeerde te vluchten toen ze de heilige zag, maar de heilige bleef staan en gooide rode bolletjes naar haar hoofd. Het waren veenbessen en ze voelde ze zelfs in haar mond en dacht verschrikt dat haar schedel doorboord was. Maar de bolletjes kwamen door de wond in haar voorhoofd die als een venster openstond en terwijl ze erdoorheen kwamen, voelde ze zo’n scherpe pijn dat ze de heilige omwille van Gods liefde smeekte op te houden met gooien. En toen begon de heilige heel hard te lachen, schuddend met zijn dikke vrouwenbuik, en zei spottend: ‘Kluizenaarster, kluizenaarster, kluizenaarster!’ Het woord waaraan ze zo’n hekel had. Mila voelde haar hart breken en ze begon troosteloos te huilen; maar de herder troostte haar als een klein kind, wiste haar tranen en zei zacht: ‘Wees maar niet bang, we doen er wat tonder op.’
2
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 30
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 31
Eenzaamheid werd in de zomer van 2011, in opdracht van Uitgeverij omas Rap te Amsterdam, gedrukt bij Pantheon drukkers te Velsen. Het omslag werd ontworpen door Studio Jan de Boer, de typografie van het binnenwerk werd verzorgd door Adriaan de Jonge, Amsterdam. Het omslagbeeld is aomstig van Bridgeman Art Library. Copyright © 10 Víctor Català Copyright Nederlandse vertaling © 2011 Elly Bovée isbn 0 00 (boek) nur 02 www.thomasrap.nl
Eenzaamheid [vooruitboekje]_Opmaak 1 06-07-11 12:42 Pagina 32