Oud wit – Prins de Vos
“Ik wil je.”
Het is het eerste berichtje dat ik vandaag van hem ontvang. De uren waarin het stil blijf zijn ondragelijk. Pas als ik de trilling in mijn broekzak voel begint mijn hart bloed rond te pompen. Daarvoor ben ik gewoon zo goed als dood.
“Neem me, ik ben van jou.”
Daarna weer een halve dag geen reactie. In die verloren tijd buig ik me over mijn huiswerk, maak ik afspraken met vriendinnen en ruim ik de vaatwasser in voordat mam thuis komt van werk. Maar alles tevergeefs; schoolboeken schuif ik snel weer aan de kant, op afspraken kom ik niet opdagen en mam levert toch altijd commentaar.
Zijn donkere ogen en haren. Ik sluit mijn ogen en beeld me in dat ik zijn lippen kus. Die moeten wel naar iets zoets smaken, zo vol en roze als ze zijn.
“Op een dag zijn we voor altijd samen. Niemand tussen ons.”
Waarom niet nu? Thomas, ik wil niemand anders dan jij.
Roos en Annelies zal ik het nooit kunnen vertellen, ze zijn zo kinderlijk. En mam al helemaal niet. Het zal me niets verbazen als zij nog op je valt, Thomas. Je bent zo mooi. Waarom kies je toch voor mij?
“Waarom niet nu?”
Halfzes. Mam kan ieder moment thuiskomen en ik heb nog niet geleerd voor Duits. Ze zal vast weer boos worden. Wat maakt het ook uit, we gaan later samen naar Italië, dus Duits hoef ik toch niet te leren.
Op mijn kamer is het steenkoud. Ik verwissel mijn gympen voor sloffen en trek een extra trui aan. De schaduw van de grote boom voor het raam danst op de rode muur naast mijn bed. Soms doemt er een vreemd gezicht in op, dan knipper ik en is het weer gewoon een schaduw.
Ik laat me neervallen op bed met mijn telefoon in mijn hand. Het luik in het plafond dat toegang biedt tot de zolder kleppert lichtjes. Het waait hard vanavond.
“Nu kan het niet, je weet waarom. Heb geduld, prinses.”
De voordeur klettert dicht en mam roept mijn naam, gevolgd door de mededeling dat ze thuis is. Alsof ik dat nog niet door had. Ik roep terug dat ik slaap en draai me nog eens om.
“Ik wil het nu, ik kan niet meer wachten.”
Vroeger dacht ik dat liefde iets was dat je plande. Je ziet een leuke jongen in de klas weet dan: daarmee krijg ik verkering. Dan word je verliefd en hij ook op jou en dat is dan je eerste liefde. Na een tijd kus je elkaar en raak je elkaar aan. Zo ging het ook bij Roos en Annelies. Maar jij overkomt me, Thomas. Als je mij niet had aangesproken had ik je nu niet gekend. Ik had het met jou nooit kunnen plannen. Het moet zo zijn, jij moet het zijn. Mijn eerste kus, mijn eerste keer.
In een korte droom sta jij voor de deur. Het is nacht want het maanlicht beschijnt het ding dat je in je handen hebt. Eerst zie ik niet wat het is, maar ineens weet ik het. Er druipt bloed vanaf en je grijnst terwijl je het me aanrijkt. Ik neem het warme ding dat een hart blijkt aan maar laat het van schrik gelijk vallen. Alles zit onder het bloed. Spetters op je schoenen, zelfs op je gezicht. Het hart ligt in een
plas tussen ons in en ik zie hoe het bibbert en stuiptrekt. Als jij je mond opent om iets te zeggen word ik gewekt door een trilling in mijn hand.
“Je hebt gelijk. Morgenavond bij mij, halfacht, Niersstraat 65.”
Als mam naar boven komt om me te halen voor het avondeten zeg ik dat ik geen honger heb. Tien minuten later staat er een dampend bord voedsel op mijn nachtkastje. Ze zucht diep en loopt mijn kamer weer uit.
Heel de nacht ben ik wakker. Morgen zal ik niet naar Duits gaan. Na het derde uur ga ik naar de stad voor een nieuwe broek en trui. Misschien koop ik ook een zwart setje lingerie. Zwart vind je mooi, toch?
“Ik zal er zijn.”
Ik loop in het donker naar de badkamer en bekijk mijn borsten. Het is niet veel, Roos heeft meer en is een jaar jonger. Ik had verwacht dat ik op mijn veertiende vollere borsten zou hebben. Hopelijk vind je me toch mooi. Als ik terug in bed ben kruip val ik toch nog kortstondig in slaap. De schooldag kroop voorbij, ook al ging ik na het derde uur weg. Ruzie met Roos, omdat ik er gisteren weer niet was. Het zal me wat.
“Tot straks, prinses.”
Niersstraat 65. Ik twijfel even voor ik op de bel druk. Ik wil voor altijd bij jou zijn, maar ben ook even bang dat dit het was.
Een man met donker haar doet open. Hij grijnst en de huid rond zijn volle lippen rimpelt wat. Het is Thomas.
De kamer is klein en donker. In een hoek staat een bed met lakens die vast ooit stralend wit waren. Je vraagt of ik wat te drinken wil en voor ik antwoord kan geven duw je een glas in mijn handen.
Jij bent mijn eerste liefde, ik hou van jou. Ik weet niet of ik dit tegen je zeg of alleen maar denk, maar het is zo. Ik kan me niet herinneren of ik zelf mijn trui uit trok of dat jij het deed. Je vindt mijn borsten mooi.
Ik vind jouw lichaam mooi, het is precies zoals ik dacht. Je staat naakt voor me. Je bent de eerste man die ik naakt zie, op mijn vader na natuurlijk, maar dat telt niet.
Even voel ik heel veel pijn, maar dat hoort zo, toch? Je geur is anders dan ik dacht, Thomas. Je frons herken ik niet van de foto’s. Ik voel me duizelig.
Als ik wakker word stinkt het. Mijn hoofd doet pijn. Je rookt een sigaret uit het raam en je draagt alleen een onderbroek.
Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.