BESTEMMINGSPLAN
HET LAGE LAND/ OUD PRINSENLAND
november 2007
BESTEMMINGSPLAN
HET LAGE LAND/ OUD PRINSENLAND
Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
Vastgesteld d.d. 06 november 2008
Gedeeltelijk goedgekeurd d.d. 21 april 2009
november 2007 Onherroepelijk d.d. 26 juni 2009
INHOUD I
Toelichting
II
Voorschriften
III
Bijlagen
IV
Kaarten (apart bijgevoegd)
I TOELICHTING
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1
2
Inleiding
7
1.1 1.2 1.3
7 7 8
Beleid 2.1 2.2
3
5
Vigerend bestemmingsplan Overheidsbeleid 2.2.1 Rijksbeleid 2.2.2 Provinciaal beleid 2.2.3 Gemeentelijk beleid en deelgemeentelijk beleid
9 10 10 10 11 13
3.1
13 13 13 15 16
Geschiedenis 3.1.1 Ontstaan en ontwikkeling van Het Lage Land 3.1.2 Archeologie 3.1.3 Monumenten Beschrijving van het plangebied
Wijkvisie en detailhandelsvisie
19
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
19 19 19 20 21 22 22
Wijkvisie het Lage Land Wonen Groenstructuur Verkeer en vervoer Winkelcentra (detailhandelsstudie) en bedrijven Voorzieningenstructuur Speelplekken
Planbeschrijving
23
5.1 5.2
23 23 23 23 24 24 24 25
5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6
9
Gebiedstypering
3.2 4
Aanleiding Ligging en begrenzing Doelstelling bestemmingsplan
Wijkvisie Wonen 5.2.1 De Stempels 5.2.2 Grote Prins 5.2.3 Berlagehof 5.2.4 Kleine bouwlocaties 5.2.5 Vrijstelling voor het ‘optoppen’ van meergezinswoningen 5.2.6 Wijzigingsbevoegdheid Dosio- en Vignolastraat 5.2.7 Vrijstelling voor het realiseren van een extra verdieping van het clubgebouw aan de Lieven de Keystraat Openbare ruimte Verkeer en vervoer Winkelcentra en bedrijven 5.5.1 Winkelcentra 5.5.2 Bedrijven Horeca Overige voorzieningen
25 25 25 26 26 27 28 28
6.1 6.2 6.3 6.4
29 29 30 30 30
Water Beleidskader Water Samenwerking met de waterbeheerder Huidige watersysteem De wateropgave
7
Milieu 7.1 7.2 7.3
7.4 7.5 7.6
7.7 7.8
33 Beleid Milieuzonering Geluid 7.3.1 Wegverkeer 7.3.2 Railverkeer 7.3.3 Luchtvaart 7.3.4 Industrielawaai 7.3.5 Conclusie Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid 7.6.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg 7.6.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail 7.6.3 Transport gevaarlijke stoffen over water 7.6.4 Leidingen 7.6.5 LPG-tankstations 7.6.6. Vuurwerkopslaglocaties Flora en Fauna Duurzaamheid
33 33 34 34 36 37 37 37 37 42 43 44 45 45 45 45 46 46 48
8
Sociale veiligheid en leefbaarheid
51
9
Handhaving
53
10
Financiële uitvoerbaarheid
55
11
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
57
11.1 11.2
57 65
Vooroverleg ex artikel 10 Bro Inspraak
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De gemeente Rotterdam heeft in 2001 een begin gemaakt met het actualiseren van vigerende bestemmingsplannen voor een groot deel van haar grondgebied. Deze actualisering is mede ingegeven door de te verwachten wijziging van de WRO, waarbij de termijn van orde van tien jaren een fatale termijn zal worden. De taak kan daarnaast niet los worden gezien van de, mede met het oog op een betere serviceverlening aan de burger, in gang gezette actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen binnen de gemeente. Binnen de gemeente Rotterdam wordt deze actualiseringsronde aangeduid als de “inhaalslag bestemmingsplannen”. Flexibiliteit De gebieden waarvoor in het kader van de inhaalslag nieuwe bestemmingsplannen gemaakt worden kenmerken zich door een redelijk stabiele situatie. In de bestemmingsplannen integreert het vastgestelde gemeentelijk beleid met het deelgemeentelijk beleid. Ook kunnen gebieden die momenteel weinig dynamiek kennen op korte of lange termijn transformeren. Er is lang niet altijd zekerheid over de toekomstige ontwikkelingen. Daarom worden in de toelichtingen van de te actualiseren plannen de initiatieven en gedachten zoals die er waren ten tijde van het opstellen van het structuurplan “Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010” (RPR 2010) beschreven. Als ontwikkelingen voldoende zijn uitgekristalliseerd en bestuurlijk gedragen worden zullen deze worden vastgelegd in de voorschriften en op de plankaart. Is deze duidelijkheid er nog niet ten tijde van de vaststelling en goedkeuring van de bestemmingsplannen, dan zal later via een herziening de ontwikkeling alsnog worden vastgelegd in het betreffende bestemmingsplan. Deelgemeente Prins Alexander Binnen de deelgemeente Prins Alexander is een groot deel van de bestemmingsplannen nog actueel. Aan een gedeelte wordt door de gemeente Rotterdam op reguliere basis gewerkt. Een drietal plannen zal in het kader van de “inhaalslag bestemmingsplannen” worden geactualiseerd. Eén van die drie plannen is het bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in hoofdzaak Prins Alexanderpolder voor gronden gelegen ten zuiden van de Hoofdweg”. Dit is een oud plan (vastgesteld door de raad op 24 april 1957 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 mei 1958), dat door zijn globaliteit redelijk voldoet. De wijkvisie “Het Lage Land” (vastgesteld door de deelgemeenteraad d.d. 3 september 2001) vormt de basis voor het voorliggende nieuwe bestemmingsplan. Overigens heeft het voorliggende nieuwe bestemmingsplan de naam “Het Lage Land/Oud Prinsenland” gekregen, omdat het plangebied ook de oudere delen van de wijk Prinsenland (Michelangelobuurt en Sterflats e.o.) omvat.
1.2
Ligging en begrenzing
Het plangebied is gesitueerd aan de noordzijde van de gemeente Rotterdam in de deelgemeente Prins Alexander. Het plangebied omvat de wijk Het Lage Land en het oudere gedeelte van Prinsenland (Michelangelobuurt en Sterflats e.o.). De oostkant van het plangebied wordt scherp begrensd door de Prins Alexanderlaan. Dit is de noordzuid-verbinding met de stad en met Ommoord, Zevenkamp en het intercitystation van de NS. Ten oosten van de metro ligt de wijk Oosterflank met het winkelcentrum Alexandrium. De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Dr. J.J.P. Oudsingel en het verlengde daarvan. Ten noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein Prins Alexander, waarin onder andere verschillende autohandelaren, autosloopbedrijven en bouwmarkten zijn gevestigd. In dit gebied ligt ook een groot schoolgebouw van het ROC Zadkine. Daarachter liggen de spoorlijnen van de NS, volkstuinen, de autosnelweg A20 en de wijk Ommoord. Aan de westkant vormt de autosnelweg A16 een duidelijke grens van de woonbebouwing van de wijk. De autosnelweg maakt deel uit van het plangebied. Tussen de A16 en het Kralingse Bos ligt een buffer van volkstuinen en sportvelden. Ten zuiden van het plangebied ligt de wijk Prinsenland. Dit is een relatief nieuwe woonwijk die hoofdzakelijk in de jaren negentig is gebouwd. Het oudere gedeelte van Prinsenland (Michelangelobuurt en Sterflats e.o.) behoort eveneens tot het plangebied.
7
Op het onderstaande overzichtskaartje is het plangebied en de directe omgeving weergegeven.
Ligging plangebied
1.3
Doelstelling bestemmingsplan
De doelstelling van het voorliggende bestemmingsplan is enerzijds de bestaande situatie juridisch vast te leggen met regels voor de bestaande bebouwing (aanpassingen, uitbreidingen, e.d.); anderzijds heeft het bestemmingsplan tot doel een aantal ingrepen in Het Lage Land/Oud Prinsenland mogelijk te maken die voortkomen uit de door de deelraad op 3 september 2001 vastgestelde wijkvisie en waarvan inmiddels de planontwikkeling in een vergevorderd stadium is.
8
2
Beleid
2.1
Vigerende bestemmingsplannen
Voor de gronden van het plangebied vigeren meerdere bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan “Uitbreidingsplan in hoofdzaak Prins Alexanderpolder voor gronden gelegen ten zuiden van de Hoofdweg” (vastgesteld door de raad op 24 april 1957 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 mei 1958) is een globaal plan waarmee de gemeente Rotterdam destijds de bebouwing van dit gedeelte van de Prins Alexanderpolder mogelijk maakte. Het was de eerste naoorlogse uitbreidingswijk ten oosten van de “ruit” rond Rotterdam, in de tijd van de wederopbouw van Nederland, waarbij de ontwikkeling van grootschalige woningbouwlocaties aan de orde van de dag was om de grote woningnood te lenigen. Het plan kent voor het gehele woongebied in feite maar één bestemming: “woongebied met daarbij behorende voorzieningen en wegen”. De andere bestemmingsplannen zijn later vervaardigd en omvatten gedeelten van de gronden van het uitbreidingsplan in hoofdzaak. Op het kaartje op de volgende pagina is een overzicht gegeven van de vigerende bestemmingsplannen in het plangebied en omgeving. De nummers verwijzen naar de onderstaande gegevens. BP-nummer 297: Prins Alexander, bp in hoofdzaak voor gronden gelegen ten zuiden van de Hoofdweg, vastgesteld: 25-04-1957, goedgekeurd: 09-05-1958, kroonbesluit: 06-05-1960 BP-nummer 517: Hoofdweg west,
vastgesteld: 03-09-1998, goedgekeurd:08-12-1998, kroonbesluit:09-03-1999
BP-nummer 319: Terbregge, ubp in hoofdzaak, vastgesteld: 19-03-1953, goedgekeurd:20-04-1954, kroonbesluit: 11-11-1955 BP-nummer 331: Hoofdweg en omgeving ubp in ond/hz, vastgesteld: 03-03-1960, goedgekeurd: 09-03-1961, kroonbesluit: 17-06-1963 BP-nummer 339: Gronden gelegen ter weerszijden van de Kralingseweg en de Ringvaartweg, vastgesteld: 16-08-1962, goedgekeurd: 04-09-1963, kroonbesluit: 10-09-1965 BP-nummer 484: Prinsenland,
vastgesteld: 27-09-1990, goedgekeurd: 21-05-1991, kroonbesluit: 29-12-1993
9
Door de gemeente Rotterdam wordt de actualisering van het bestemmingsplan aangegrepen om het gebied te voorzien van een meer gedetailleerde regeling, waarbij de rechtszekerheid van de burgers wordt verbeterd maar waarin toch de nodige flexibiliteit zal worden ingebouwd. Bovendien zullen de op stapel staande ingrepen in de bebouwde omgeving zoveel mogelijk worden vastgelegd, afhankelijk van de stand van de besluitvorming hierover.
2.2
Overheidsbeleid
2.2.1 Rijksbeleid Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden. 2.2.2 Provinciaal beleid Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 Het Ruimtelijk Plan regio Rotterdam 2020, kortweg RR 2020, bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. De tijdshorizon van het plan is 15 jaar (2005-2020). Het RR 2020 is opgesteld door Provincie en de stadsregio en is in oktober 2005 vastgesteld. De kern van het RR 2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven.
10
In het RR 2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma’s en projecten. Het RR 2020 kent voor het Lage Land – Oud Prinsenland één relevant thema, namelijk het thema ‘trendbreuk in herstructurering’. Dit thema is met name van toepassing op de naoorlogse tuinsteden in de regio. Het is voor het plangebied slechts beperkt relevant omdat Het Lage Land – Prinsenland niet een wijk is waar de problemen van de naoorlogse tuinsteden zich heel erg manifesteren en waar om die reden op grote schaal moet worden geherstructureerd. Met de trendbreuk wordt gedoeld op de omslag van gestapelde woningen naar meer grondgebonden woningen en verhoging van het aantal nieuw te bouwen woningen. Nota Regels voor ruimte De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. De nota bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. Gezien het feit dat de nota alleen de regels geeft die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn, wordt bij de plantoetsing uitgegaan van één hardheidsgradering. Dit betekent dat bij afwijking van de regels uit het toetsingskader in beginsel goedkeuring wordt onthouden aan (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan. De nota is onderverdeeld in de onderdelen: algemeen; economie, mobiliteit en samenleving; landelijk gebied; milieu; water en cultureel erfgoed. 2.2.3 Gemeentelijk en deelgemeentelijk beleid Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010, dat in maart 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld, biedt de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven-Müllerpier uitgezonderd) komt hierin niet aan de orde. Evenmin gaat het plan uitgebreid in op de ruimtelijke planvorming in de regio. Hiervoor bestaan andere plannen, zoals het Havenplan, het Streekplan van de provincie Zuid-Holland, het ROM-Rijnmond-programma en het rapport 'De Haalbare Kaart', dat zich richt op de ruimtelijk-strategische opgaven in de Stadsregio Rotterdam. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. Het RPR 2010 geeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen aan. Wel wordt, evenals in het Streekplan Rijnmond, in deel 4 “De sectorale wensen en de aanvullende studies” het TramPlus-systeem genoemd als zijnde onderdeel van het wensbeeld “de mobiele stad”. In de kaart van het “Wensbeeld 2010+“ is een TramPlus-lijn door het bestemmingsplangebied getekend. Deze lijn komt van Rotterdam-Zuid, via de derde nog te bouwen stadsbrug, door het plangebied (de route is dezelfde als genoemd in het streekplan) en gaat via het NS-station Rotterdam Alexander verder naar het noorden richting Hillegersberg. Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad het Verkeers- en Vervoersplan Rotterdam vastgesteld. Hierbij is een motie aangenomen die inhoudt dat er geen trampluslijn-oosttangent zal worden aangelegd door de wijken Het Lage Land en Prinsenland. Waterplan Rotterdam 2000-2005 Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bepleit in haar Vierde Nota Waterhuishouding (DirectoraatGeneraal Rijkswaterstaat, 1997) om gebiedsgericht een nota met een gemeenschappelijke visie over de waterhuishouding op te stellen. Het betreft een gemeenschappelijke visie van de gemeente, de waterschappen en andere actoren in het veld van de waterhuishouding. Het Waterplan Rotterdam 2000-2005, vastgesteld in oktober 2000, is zo’n nota voor het stedelijk gebied van Rotterdam. Deze is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater en ondiep grondwater en het afvalwatersysteem vanaf inzameling en tot en met de zuivering. Het is deze nota waaraan de gegevens en het beleid in de planbeschrijving onder paragraaf 5.8 “Water” zijn ontleend.
11
Ruimtelijk beleid t.a.v. zendmasten voor mobiele telecommunicatie in Rotterdam Het Rotterdams ruimtelijk beleid ten aanzien van zendmasten voor mobiele telecommunicatie vormt de basis van het beleid in het plangebied; dit is uitgewerkt in de planbeschrijving in paragraaf 5.9 van de toelichting. Prostitutiebeleid In de nota “Het Rotterdams prostitutiebeleid” van de bestuursdienst gemeente Rotterdam (juni 2000) is het Rotterdamse prostitutiebeleid uitgewerkt. In de nota is een definitie van het begrip “seksinrichting” opgenomen, die tevens in de voorschriften van dit bestemmingsplan is opgenomen: “Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht“. Deze definitie houdt in dat ook inrichtingen waar geen sprake is van prostitutie, maar waar wel seksuele handelingen worden verricht, als seksinrichting worden aangemerkt (bijvoorbeeld een erotische massagesalon en een escortbedrijf). Indien uitsluitend sprake is van voorstellingen of vertoningen van seksuele aard (zoals animeerbars, seksbioscopen, seksautomatenhallen etc.) dan valt de inrichting onder horeca. Met betrekking tot nieuwe vestigingen geldt dat deze zich niet kunnen vestigen in strijd met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld bij de woonbestemming). Ten aanzien van bestaande vestigingen geldt in beginsel dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan overeenkomstig het in de APV opgenomen overgangsrecht. Voor deze bestaande inrichtingen (als bestaande inrichting wordt aangemerkt de seksinrichting waarvan de exploitant kan aantonen dat die al vóór 1 februari 2000 werd geëxploiteerd) geldt, met andere woorden, de strijdigheid met het bestemmingsplan niet als weigeringsgrond voor de APV-vergunning. Daarmee wordt niet uitgesloten dat om planologische redenen tot handhaving van het bestemmingsplan kan worden overgegaan. De seksinrichtingen waaraan een vergunning is verleend zullen bij de periodieke herziening van bestemmingsplannen (zoals in het voorliggend bestemmingsplan) positief worden bestemd. Dat geldt ook voor seksinrichtingen die gevestigd zijn in woningen, tenzij ernstige planologische redenen zich daartegen verzetten. Horecabeleid Begin 2004 heeft het dagelijks bestuur van deelgemeente Prins Alexander de Horecanota Deelgemeente Prins Alexander 2004-2006 vastgesteld. De horecanota is voor het voorliggende bestemmingsplan met name relevant voor de horeca in de in het plangebied gelegen winkelcentra. Bij horeca in deze context gaat het volgens de horecanota in hoofdzaak om de winkelondersteunende functie en het verlevendigen van het straatbeeld. Voor de woonstraten van Het Lage Land geeft de nota de beleidskwalificatie ‘consolideren’: meer horeca dan nu in de woongebieden is gevestigd is niet gewenst. Wat de horecanota voor de verschillende winkelcentra betekent is aangegeven in paragraaf 5.6. Wijkvisie Het Lage Land De “Wijkvisie Het Lage Land” is tot stand gekomen door een samenwerkingsverband tussen de deelgemeente Prins Alexander, de twee corporaties met veel bezit in het gebied (PWS en De Nieuwe Unie), Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en de dienst Stedebouw+Volkshuisvesting (dS+V). Deze wijkvisie omvat een visie omtrent de belangrijkste toekomstige ontwikkelingen voor Het Lage Land. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn het behoud van het tuinstedelijk karakter van de wijk, het integrale karakter van de aanpak, differentiatie in bevolkingssamenstelling en draagvlak voor de visie onder de bewoners. Het gebied van de wijkvisie omvat hetzelfde deel van de wijk Het Lage Land als het plangebied van dit bestemmingsplan, waaronder ook de oudere delen van de wijk Prinsenland (Michelangelobuurt en Sterflats e.o.). De tijdhorizon van de wijkvisie is 2010 met een doorkijk naar 2020. In hoofdstuk 4 van deze toelichting komt de wijkvisie inhoudelijk aan de orde. Beleidskader detailhandelsstructuur Prins Alexander In opdracht van de deelgemeente Prins Alexander en het Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam heeft het bureau B.R.O. uit Vught een kader- en actieprogramma voor de toekomstige detailhandelsstructuur in Rotterdam Prins Alexander (12 nov. 2002) opgesteld. Op 2 februari heeft de deelraad het beleidskader van de detailhandelsstructuur vastgesteld. In hoofdstuk 5.5 wordt hier verder op ingegaan.
12
3
Gebiedstypering
3.1
Geschiedenis
3.1.1 Ontstaan en ontwikkeling van het Lage Land In 1965 is een start gemaakt met de bouw van de wijk Het Lage Land, gelegen in de Rotterdamse deelgemeente Prins Alexander. Het is de eerste naoorlogse uitbreidingswijk ten oosten van de Ruit van Rotterdam. De geometrische opbouw van het landelijk weidegebied werd hiertoe in een strikt rechthoekig verkavelingsplan omgezet. De oorsprong van het rechthoekige verkavelingspatroon ligt in de 12e en 13e eeuw, toen een dik veenpakket werd ontgonnen. De ontginning begon bij een dijk of kade op de stevige grond langs de deltarivieren. Haaks op de kade werden sloten gegraven zodat een repeterend waaiervormig verkavelingspatroon ontstond. In de 17e eeuw werd het veenpakket tot onder het waterpeil afgegraven ten behoeve van turfwinning, waarna een stelsel van waterplassen overbleef. In de 19e eeuw werden de plassen ingepolderd en werd het gebied voorzien van een nieuwe verkaveling met een strikt geometrische regelmaat. De ontwerpgedachten van Lotte StamBeese zijn bepalend geweest voor de huidige stedenbouwkundige verschijningsvorm van Het Lage Land: een heldere opzet met een rechthoekig verkavelingspatroon, dat hoofdzakelijk uit stroken en stempels (oostzijde) is opgebouwd. Dit afwisselende beeld van groen en bebouwing verleent de wijk haar groene tuinstadkarakter. Door de voortgaande verstedelijking van de Alexanderpolder maakt Het Lage Land inmiddels deel uit van een compleet stadsdeel aan de oostzijde van Rotterdam. Het uitgebreide voorzieningencentrum Alexandrium, een intercitystation, een metrolijn en een goede aansluiting op het rijkswegennet liggen in de directe omgeving. De groene buitenwijk van voorheen is veranderd in een groene stadswijk. 3.1.2 Archeologie Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam werkt momenteel aan een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zullen worden in de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Momenteel worden door de provincie bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot de archeologie de volgende beleidsinstrumenten geraadpleegd: de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van ZuidHolland. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Bewoningsgeschiedenis de Het bestemmingsplangebied maakte tot in de 18 eeuw deel uit van een veengebied, dat in de 10de/12de eeuw is ontgonnen (Afb. 1). Bij de ontginning werden parallel lopende sloten gegraven en werden kaden aangelegd, die dienden om de watertoevoer van de naastgelegen nog onontgonnen stukken veengebied tegen te gaan. Op de afzonderlijke percelen verrezen boerderijen, die vaak een bewoningslint in het ontgonnen landschap vormden. De middeleeuwse nederzetting Kralingen, waarvan de resten van de kerk liggen op de huidige begraafplaats Oud-Kralingen direct ten zuiden van het bestemmingsplangebied, betreft een dergelijke lintbebouwing.
13
Met uitzondering van de nederzetting en lintbebouwing van Kralingen en een aantal kaden werd het veengebied in de 17de en 18de eeuw benut voor veenwinning, waardoor er grote plassen ontstonden. Nadat de veenplassen waren drooggemaakt, kwamen oudere, prehistorische landschappen aan de oppervlakte te liggen. Het gaat onder meer om geulafzettingen (Afzettingen van Gorcum), waarvan bekend is dat deze in het Neolithicum/Bronstijd als woonplaats werden benut (Afb. 2:1). Vindplaatsen uit deze tijd zijn in het bestemmingsplangebied overigens niet bekend. Archeologische potentie De prehistorische geulafzettingen in het bestemmingsplangebied worden op de CHS-regio Rijnmond gekarakteriseerd als een gebied met redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Aanwijzingen voor bewoning uit het Neolithicum/Bronstijd kunnen hier aangetroffen worden (Afb. 2:1). Bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zijn vooral te verwachten ter hoogte van de voormalige Veenweg (Afb. 2:2), die deel uitmaakte van de lintbebouwing van Kralingen, maar mogelijk ook op andere plaatsen. Door de vervening en later de droogmaking van het gebied wordt verwacht dat eventuele bewoningssporen die aan of dicht onder de oppervlakte liggen sterk zijn aangetast. Conclusie De kans op de aanwezigheid van onverstoorde bewoningssporen uit de Middeleeuwen en de Prehistorie aan of dicht bij de oppervlakte wordt niet groot geacht. Over dieper gelegen bewoningssporen is niets bekend. Voorgesteld wordt uitsluitend archeologisch vooronderzoek in het plangebied te verrichten (door middel van een aanlegvergunning) bij graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en dieper dan 1 meter beneden het maaiveld (met uitzondering van bestaande weg- en leidingcunetten).
14
3.1.3
Monumenten
Algemeen De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wet RO). Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status. Wel heeft BenW in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan.
15
Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de voorschriften. Het plangebied Binnen het bestemmingsplangebied is geen beschermd stadsgezicht gelegen. Het plangebied kent de volgende beeldbepalende objecten. Adres Berlagestraat 96 Springerstraat 340-342
3.2
Naam/functie Religieus gebouw Religieus gebouw
Type BO BO
Bouwjaar 1966 1965
Beschrijving van het plangebied
Type woongebied Het plangebied is een “planmatig ontwikkeld woongebied”. Het is tot stand gekomen tussen de jaren 50 en 70 van de 20ste eeuw, met incidenteel latere invullingen en vernieuwingen en kent een orthogonale structuur, hetgeen inhoudt dat de bebouwingsstructuur is ‘opgehangen’ aan een rechthoekig stratenpatroon. De structuur van deze wijk is karakteristiek voor de wederopbouwperiode. Het achterliggend idee bij de bouw was dat blokken (gestapelde) woningen, georiënteerd op de zon en vrijstaand in het groen, licht, lucht en ruimte in huis konden brengen. Aan de clustering van bijzondere functies en voorzieningen als kerken en scholen én de differentiatie in de woningtypologie ligt de naoorlogse wijkgedachte ten grondslag; de wijk is de primaire, veilige woonomgeving, waarbinnen voor alle bewoners de dagelijkse voorzieningen aanwezig moeten zijn. De hoofdstructuur van het gebied bestaat uit doorgaande wegen, met daaraan gekoppeld winkelstraten, woonstraten, woonhoven, winkelpleinen en bedrijvenlocaties. De bebouwing staat vrij in een openbaar toegankelijke omgeving en varieert van stroken hoogbouw tot blokjes laagbouw. Identieke configuraties kunnen worden herhaald, zodat sprake is van stempels. Vaak zijn combinaties van speciale functies (kerken, scholen, speel- en sportvelden, e.d.) en bedrijfshoven in de stedenbouwkundige plattegrond opgenomen, met name in de groenstroken. Bebouwing, openbare ruimte en groen zijn in samenhang met elkaar ontworpen. Kenmerkend is dat de onderdelen van de openbare ruimte in elkaar overlopen; geheel omgrensde ruimtes komen niet voor. De nadruk ligt op het collectieve gebruik; er is verhoudingsgewijs weinig privéruimte (soms voortuinen). Door het samenspel van gebouwen en groenvoorzieningen zijn coulissen ontstaan die ‘schermen’ vormen in de ruimte.
16
De bebouwing is eenvoudig en bestaat merendeels uit lage tot middelhoge blokken (lage eengezinsof bejaardenwoningen) met hier en daar een hoogteaccent (portiek-) etageflats, galerijflats). Er is veelal een doordachte afwisseling tussen laag, middelhoog en hoog, de verhouding varieert per stempelgebied. Karakteristiek en kwaliteit van het woongebied De kwaliteit van dit type woongebied ligt in de sterke samenhang tussen bebouwing, openbare ruimte en groen(structuur). In de meest geslaagde gevallen is een harmonieuze, ruime en groene woonomgeving gerealiseerd, met een grote ruimtelijke continuïteit en een herhaling van aan elkaar verwante inrichtingskenmerken. Een belangrijke kwaliteit in de ruimtelijke opbouw is de situering van de bouwblokken ten opzichte van elkaar en de relatie met de groene, rustig ingerichte terreinen tussen de stempels/stroken (gazons, bomen in de grasstrook, struiken tegen de basementen). De ruimte binnen de stempels is zonder scherpe overgangen voortgezet in de ruimte daaromheen en vormt daarmee een geheel. Veelal ligt de expressiviteit meer in de groenstructuur dan in de terughoudend vormgegeven bebouwing. De kwaliteit van dit soort gebieden ligt dan ook meer in de stedenbouwkundige aspecten dan in de bebouwing, bijvoorbeeld in de afwisseling tussen de korte en lange lijnen (zichtrelaties), de afwisseling tussen lage en hogere bouwblokken en de verhouding tussen bebouwing en open ruimte, waardoor meer of minder besloten ruimtes ontstaan. Karakteristiek voor strokenbouw is de helderheid van de simpele hoofdvorm van de blokken en het geringe verschil tussen entreezijde en niet-entreezijde. Vaak gaat het om een stapeling van horizontale lagen waarbinnen de individuele woning afleesbaar is. Het wonen is opgetild; de plint legt de relatie tussen blok en maaiveld. Aan de ene kant liggen de entrees, garages, stallingen of bedrijfjes, de andere gevel is vaak blind. Hier werden struiken geplant om het bouwblok als het ware los te maken van het maaiveld. De blokken hebben echter geen duidelijke voor- en achterkant. Per blok/rij zijn de woningen identiek. Een gebouw bestaat vaak uit twee relatief dichte, gemetselde, kopgevels als ‘boekensteunen’ met glasgevels ertussen. Het gevelvlak heeft een grote plasticiteit door terugspringende glasvlakken, inen uitspringende balkons en galerijen met licht- en donker contrasten, waardoor een ‘doordringbare’ gevel ontstaat. De gevel als geheel vormt een weefpatroon; door het spel van licht en donker zijn de gevelvlakken transparant en nooit ‘plat’. De gevels krijgen eenheid door de sterk ritmisch werkende herhaling van per woning identieke raam- en deurpartijen en balkons. De kozijnen vullen het gehele gevelvlak per woning. Het metselwerk is eenvoudig, de detaillering vaak koud tegen elkaar gezet en eenvoudig. In de oudere gebieden (bijvoorbeeld Pendrecht en Het Lage Land) heeft de bebouwing typische wederopbouwdetails zoals ‘televisievensters’, beplating van bijzondere soorten natuursteen of betonnen prefab-elementen. In het winkelgebied kunnen de als één geheel ontworpen luifels een sterk horizontaal accent geven. In de Koepelnota Welstand die op 29 april 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld wordt voor de verschillende gebiedstypen in de stad, in het geval van Het Lage Land/ Oud Prinsenland de ‘stempelen strokenbouw’, middels criteria aangegeven hoe bij nieuwbouw danwel verbouw omgesprongen moet worden met de aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten in het gebied.
17
18
4
Wijkvisie en detailhandelsvisie
4.1
Wijkvisie Het Lage Land
De wijk Het Lage Land (inclusief het oude gedeelte van de wijk Prinsenland) telt ca. 14.000 inwoners en heeft een woningbestand van 7.600 woningen. Naast de twee woningcorporaties (De Nieuwe Unie en Patrimoniums Woningstichting) met zo’n 50% bezit in Het Lage Land zijn er ook enkele corporaties met een klein bezit, particuliere beleggers (ca. 25%) en eigenaar-bewoners (ca. 25%). De wijk kenmerkt zich als een harmonieuze wijk, waarin het aangenaam wonen is. Het tuinstedelijke karakter en de binding van bewoners aan de wijk vormen de sterkste punten van de wijk. In 2000/2001 is de wijkvisie Het Lage Land opgesteld en in september 2001 vastgesteld door de raad van de deelgemeente Prins Alexander. In het kader van het opstellen van deze wijkvisie is door de deelgemeente Prins Alexander en de corporaties De Nieuwe Unie en Patrimoniums Woningstichting (PWS) een inventarisatie gemaakt van de kansen en bedreigingen van de verschillende delen van deze wijk. Op basis hiervan zijn een aantal uitvoeringsprogramma’s opgesteld.
4.2
Wonen
Het particuliere deel van de woningvoorraad, waarvan circa de helft van eigenaar-bewoners is en de andere helft van particuliere verhuurders, staat er over het algemeen redelijk bij. De woningen van de particuliere verhuurders zijn over het algemeen klein (maximaal 3 of 4 kamers) en iets duurder dan de corporatiewoningen. De particuliere woningvoorraad is de afgelopen jaren sterk in prijs gestegen en is daardoor en door de aantrekkingskracht van Het Lage Land, moeilijker bereikbaar geworden voor huishoudens met lagere- en middeninkomens. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een verschraling van de wijk, omdat met het verlies van aan de wijk gebonden bewoners een waardevolle kracht dreigt te verdwijnen. Het Lage Land zal een belangrijk deel van haar bereikbare voorraad moeten behouden voor het huisvesten van haar (startende) minder draagkrachtige bewoners en minder draagkrachtige bewoners van elders. De bewoners moeten aan de wijk worden gebonden door ze een wooncarrière te bieden. Daarbij geldt dat de woningvoorraad meer dan tot nu toe gevarieerd moet worden naar type, grootte, uitvoering, prijs en eigendomsvorm. In de wijkvisie wordt gestreefd naar het geschikt maken van de woningvoorraad voor een bevolkingssamenstelling die overeenkomt met die van de deelgemeente Prins Alexander als geheel. Over Het Lage Land/Oud Prinsenland als geheel vertoont de woningvoorraad een grote diversiteit naar bebouwingsvorm en prijsklasse. In verschillende deelgebieden is echter geen sprake van een grote verscheidenheid. De meeste corporatiewoningen behoren tot de bereikbare voorraad, zijn gestapeld en klein (maximaal 3 of 4 kamers). Deze woningen zijn met name geconcentreerd in het zuidelijk en oostelijk deel van het plangebied. Naar verwachting zullen, bij ongewijzigd aanbod, de woningen van de corporaties steeds meer worden bewoond door passanten (bewoners met goede economische vooruitzichten die tijdelijk in Het Lage Land komen wonen) en huishoudens met weinig economisch perspectief. De huidige en nieuwe bewoners die een stap in hun wooncarrière willen maken zijn dan genoodzaakt de wijk te verlaten. Ouderen die meer comfort wensen en meer zorg behoeven gaan bij gebrek hieraan elders wonen. Deze ontwikkelingen schaden de binding van mensen aan de wijk. De wijkvisie Het Lage Land richt zich op een woningvoorraad die de huidige bewoners in staat stelt in hun eigen buurt een wooncarrière te doorlopen. Dit betekent zowel ontwikkeling van woningen voor ouderen met (aankomende) zorgbehoeften als woningen voor gezinnen in het midden- en duurdere prijssegment. De huurwoningen in de Stempels zijn in eigendom bij de corporaties De Nieuwe Unie en PWS. In samenwerking met deze corporaties is bezien in hoeverre deze doelstelling kan worden bereikt door renovatie van bestaande woningen dan wel door sloop/nieuwbouw.
4.3.
Groenstructuur
De groenstructuur wordt gekenmerkt door een aaneen schakeling van groene ruimten en lange zichtlijnen. De hoofdopzet kent een heldere opdeling in groene lijnen langs de hoofdontsluiting, grotere groene vlakken op wijkniveau, het groen langs de straten en velden in gemeenschappelijke tuinen en de waterlijnen.
19
De belangrijkste groenelementen in de wijk zijn de groenstrook langs de rijksweg aan de westkant van de wijk en de omgeving van de sterflats, de voormalige metroreservering (parkas) en het groen langs de Prinsenlaan, de Prins Alexanderlaan, de Kromhoutstraat, het Lagelandsepad, de Koningslaan en de Van Epenstraat. Met haar ruimte en volwassen groenvoorzieningen is Het Lage Land concurrerend voor veel woongebieden op VINEX-locaties. Aan de andere kant heeft een dergelijke volwassen groenstructuur ook een nadeel: het onderhoud. Daar komt bij dat de zachte drassige ondergrond ter plaatse van Het Lage Land een grotere inspanning vraagt dan elders. Achterblijvend onderhoud kan immers zorgen voor een negatief beeld. De differentiatie van het groen en de ruimte is onvoldoende. Hiërarchie, oriëntatie en representatie krijgen onvoldoende gestalte en variatie van natuurlijk en cultuurlijk groen ontbreekt. De wijkvisie geeft aan dat van sommige groenvoorzieningen in Het Lage Land de betekenis opnieuw zal worden afgewogen. Aan de hand daarvan zal worden bekeken of de voorzieningen worden opgeknapt, in de huidige vorm zullen blijven bestaan of worden aangepast. Naast de groenvoorziening in de wijk zelf bestaat er ook een relatie tussen de recreatiegebieden Kralingse Bos en het Prinsenpark. De functionele en ruimtelijke relaties met deze gebieden worden waar mogelijk versterkt. In paragraaf 5.3 (‘openbare ruimte’) wordt verder ingegaan op de groenstructuur.
4.4
Verkeer en vervoer
Openbaar vervoer Het Lage Land beschikt over behoorlijk openbaar vervoer dankzij de nabijheid van de metro en de diverse buslijnen door de wijk. Er doen zich echter ook een aantal knelpunten voor met betrekking tot tijdstippen, frequenties en routes van de openbaarvervoerlijnen. Met name voor de groep ouderen is het gebruik kunnen blijven maken van de stedelijke voorzieningen van wezenlijk belang. Vanwege de nabijheid van de metro wordt het oostelijk deel van de wijk beter bediend door het openbaar vervoer dan het westelijke deel. Op dit moment biedt de wijkbus voor ouderen een goede aanvullende vorm van openbaar vervoer. Fietspaden De structuur van fietspaden in de wijk is kwalitatief en kwantitatief voldoende. Op korte termijn worden enkele aanpassingen gedaan in de vorm van de aanleg van een nieuw stuk fietspad langs de Koningslaan en het verbeteren van de bewegwijzering. De wens van de bewoners om aanleg van een fietsring rond Het Lage Land zal niet worden gehonoreerd, omdat ter plaats een 30 km/u-regime gaat gelden. Autoverkeer en verkeersveiligheid Het Lage Land/Oud Prinsenland kent een aantal doorgaande wegen. Naast de autosnelweg A16 vormen de Prinsenlaan, de Koningslaan en de Henri Eversstraat de belangrijkste verkeerswegen van het gebied. Een belangrijke stap op weg naar verbetering van de verkeersveiligheid is gezet met het besluit Het Lage Land in 2001 en 2002 vrijwel geheel tot 30 km/u-gebied om te vormen, conform de principes van Duurzaam Veilig (binnen de woongebieden). Hierdoor blijft er slechts een aantal wegen binnen de wijk over waar 50 km/u mag worden gereden (Koningslaan (noordelijk deel), Prinsenlaan en Henri Eversstraat). Naar verwachting worden hierdoor de meeste gevaarlijke verkeerskruisingen veilig. Parkeren In Het Lage Land levert het parkeren in het algemeen geen grote problemen op. Er is echter een aantal knelpunten gesignaleerd. Het gaat daarbij met name om parkeeroverlast door het winkelcentrum Alexandrium in de noordoosthoek van de wijk en parkeerdruk rond de winkelcentra Lageland en Jacob van Campenplein. Ook is er sprake van parkeerdruk bij voorzieningen (kort parkeerders) in de woonomgeving en in de buurt van scholen (door parkerende ouders). Op de Prinsenlaan tenslotte is sprake van een knelpunt door het parkeren van grote voertuigen. Inmiddels geldt op de Prinsenlaan een parkeerverbod voor vrachtwagens.
20
4.5
Winkelcentra (detailhandelsstudie) en bedrijven
Winkelcentra In het plangebied zijn drie winkelconcentraties gelegen: het wijkwinkelcentrum Lageland (Samuel Esmeijerplein/Marinus Bolkplein), het buurtsteunpunt Jacob van Campenplein en het buurtsteunpunt Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats. Het bureau BRO uit Vught heeft in opdracht van het Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam en de deelgemeente Prins Alexander een actualisering uitgevoerd van de in 1998 vervaardigde visie op de toekomstig gewenste detailhandelsstructuur in de deelgemeente (Kader en actieprogramma voor de toekomstige detailhandelsstructuur in Rotterdam Prins Alexander van 12 november 2002), die door de deelraad is vastgesteld op 2 februari 2004. Het BRO-rapport is in samenspraak met de ondernemers en andere belanghebbenden tot stand gekomen, de belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn in onderstaande beschrijvingen van de winkelcentra opgenomen. Wijkwinkelcentrum Lageland In de wijkvisie Het Lage Land is aangegeven dat de bestaande supermarkten Albert Heijn (noordzijde) en Super de Boer (zuidzijde) naar een moderne maat willen uitbreiden. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan is er overleg gevoerd tussen zowel de vertegenwoordigers van de supermarkten alsmede de eigenaren. Voor de noordzijde is de eigenaar, Redema Consultans B.V. met een concreet plan gekomen waarin alle betrokken partijen waaronder de deelgemeente Prins Alexander zich kunnen vinden. Het gaat in essentie niet alleen om de uitbreidingsbehoefte maar ook om het nieuwe economisch impuls voor dit winkelcentrum uit de jaren 60. Het winkelcentrum bestaat uit twee grote pleinen waar maar een dag in de week echte levendigheid is vanwege de aanwezigheid van de markt. De overige dagen van de week worden de ruimtes als groot en leeg ervaren. De planvorming voor herstructurering van dit winkelgebied richt zich voornamelijk op “de juiste plek voor de juiste functie”, de logische routing langs de winkels en markt, het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform stedelijke normering van de uitbreiding en een goede oplossing van de expeditie. Al deze punten moeten ertoe leiden dat de twee pleinen als “een heldere overzichtelijke ruimte wordt ervaren met logische routes waar het prettig is om te vertoeven”. Het voorgestelde plan voor de noordelijke zijde van het winkelcentrum komt aan alle punten tegemoet. Buurtsteunpunt Jacob van Campenplein Het buurtsteunpunt Jacob van Campenplein heeft een supermarkt die voor de dagelijkse boodschappen essentieel is voor de buurt, een aantal specialistische winkels, dienstverlening en horeca. Modernisering van het winkelcentrum is gewenst. Met name de uitstraling en versterking van het winkelfront aan de zijde van de Jacob van Campenweg is voor verbetering vatbaar. Ook hier zijn er uitbreidingsplannen voor de supermarkt. In het BRO- rapport wordt voorgesteld om de winkel in woninginrichting te concentreren in bestaande panden op of rond het pleingedeelte van het centrum. De vrijkomende panden kunnen dan door winkels die beter in het winkelfront passen in gebruik worden genomen. Het bestaande gebruik van de winkels en de eigendomssituatie maken overigens dat dit plan moeilijk tot uitvoering kan worden gebracht. Buurtwinkelcentrum Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats Buurtsteunpunt Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats heeft een functie voor de bewoners uit het noordelijk en oostelijk deel van de wijk voor de dagelijkse boodschappen. Een probleem is echter dat het winkelcentrum een kwakkelend bestaan leidt. BRO stelt dat zonder ingrijpen het centrum verder achteruit gaat en adviseert de detailhandelsfunctie ter plekke op te heffen. De wijkvisie beoogt op deze plaats woningbouw, aangevuld met voorzieningen met een functie voor ouderen. Eigenaar van de winkels en bovengelegen woningen is de woningstichting PWS Rotterdam. Deze stichting heeft eind 2003 besloten de winkels en bovengelegen woningen te slopen en te vervangen door nieuwbouw van woningen en bedrijfsruimten op de begane grond (Berlagehof). Overige bedrijvigheid In Het Lage Land is een beperkt aantal verspreid liggende bedrijven gevestigd. Er is geen aanleiding om bepaalde bedrijvigheid in het gebied weg te bestemmen, behalve in het gebied tussen Prinsenlaan en Folkert Elsingastraat (Grote Prins); inzet daarbij is vervanging door woningen en afbouw van het gevelbeeld van de Prinsenlaan. Bedrijven hebben echter wel te maken met de beperkingen die voortvloeien uit de ligging in een woongebied. Indien eigenaren plannen hebben om te vertrekken, kan de gemeente overwegen hieraan medewerking te verlenen.
21
4.6
Voorzieningenstructuur
Het Lage Land kent een breed aanbod aan sociale-, culturele, maatschappelijke en zorgvoorzieningen voor verschillende doelgroepen. Uitbreiding en versterking van de zorgvoorzieningen voor ouderen is op termijn gewenst. Niet de aanwezigheid van, maar de afstemming tussen de voorzieningen onderling verloopt problematisch. De bewoners maken zich zorgen over leefbaarheidsvraagstukken en de beschikbaarheid van zorgvoorzieningen bij het ouder worden. Voorts komt dan ook het thema van de bereikbaarheid van de voorzieningen aan de orde, zowel in tijd als mobiliteit. In de wijkvisie wordt een aantal (meest sociale) thema’s onderscheiden die vragen om een oplossing: introductie van nieuwe bewoners; spanning tussen leefstijlen (allochtoon/autochtoon en oud/jong); toenemende gevoelens van onveiligheid; toenemende vraag naar zorgfuncties voor ouderen; behoefte aan brede schoolprincipe (samenwerking tussen voorzieningen); doelgroepen hebben allemaal eigen behoefte aan voorzieningen. De ruimtelijk relevante aspecten met betrekking tot de voorzieningenstructuur beperken zich tot het toelaten van voorzieningen in de onderbouw in geval van nieuwbouw- en/of verbeterplannen (met name in de Stempels, Grote Prins en Berlagehof) en het bouwen van levensloopbestendige woningen.
4.7
Speelplekken
Speel- en verblijfsplekken voor de jeugd van verschillende leeftijden vormen een belangrijk onderdeel van een leefbare buurt. Niet iedereen is echter altijd blij met een dergelijke voorziening voor de deur. Bovendien kunnen deze plekken ten koste gaan van andere functies, zoals parkeervoorzieningen. De wijkvisie beoogt ruime speel- en verblijfsvoorzieningen voor de jeugd te realiseren. Deze dienen aanpasbaar te zijn en bij de inrichting dient rekening te worden gehouden met voldoende toezichtmogelijkheden en zo min mogelijk hinder voor de omgeving.
22
5
Planbeschrijving
5.1
Wijkvisie
In september 2001 heeft de raad van de deelgemeente Prins Alexander de wijkvisie Het Lage Land vastgesteld. In deze wijkvisie zijn een aantal uitvoeringsprogramma’s opgenomen die er op gericht zijn de kwaliteit van het woningbestand in de wijk te verbeteren. Per uitvoeringsprogramma definieert de wijkvisie vervolgens diverse concrete projecten. Voor een aantal van deze projecten geldt dat zij inmiddels zover gevorderd zijn wat betreft planvorming dat zij in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Voor projecten die nog niet zover zijn geldt dat te zijner tijd het bestemmingsplan op onderdelen herzien zal moeten worden. Hieronder wordt per uitvoeringsprogramma nader op de in het bestemmingsplan opgenomen projecten ingegaan.
5.2
Wonen
5.2.1 de Stempels Met de “Stempels” wordt het gebied bedoeld tussen de Prins Alexanderlaan en de Berlagestraat/Michelangelostraat, dat bestaat uit een zich herhalend stedenbouwkundig patroon. Hier bevindt zich vijf maal een compositie van 2-, 4- en 7-laagse bebouwing. De twee corporaties De Nieuwe Unie en PWS zijn de eigenaars van de meeste woningen. Het gebied van de Stempels kent een hoge concentratie van goedkope huurwoningen met een relatief kleine woonoppervlakte. In het kader van de wijkvisie hebben de genoemde corporaties in overleg met de deelgemeente een woonprogramma opgesteld dat het kader vormt voor de maatregelen in de komende 10 jaren. De wijkvisie geeft aan dat door gedeeltelijke sloop/nieuwbouw, aanpassing en samenvoeging van woningen de Stempels een modernisering zullen ondergaan. Diverse portiek- en eengezinswoningen gaan ook in de verkoop. De twee 4-laagse woonblokken aan de Van Heukelomstraat zullen worden gesloopt door De Nieuwe Unie; zo ook de ouderenblokjes (2-hoog) aan de Michelangelostraat. PWS zal de vergelijkbare tweelaagse ouderenwoningen aan de Berlagestraat eveneens slopen. De nieuwbouw op de Van Heukelomlocatie is reeds in aanbouw en vastgelegd op de plankaart van dit bestemmingsplan. De sloop- en nieuwbouwplannen voor de ouderenblokjes langs de Berlagestraat en de Michelangelostraat bevinden zich in dusdanig vergevorderd stadium dat zij ook op de plankaart zijn weergegeven. Voor het overige wordt de bestaande woonbebouwing van de Stempels in het bestemmingsplan vastgelegd. Wel wordt via een vrijstellingsmogelijkheid maximaal 5 meter ruimte geboden wordt voor de visuele versterking van de koppen van de bestaande woonblokken, bijvoorbeeld middels het uitbreiden van de woonfunctie aan de kopzijde, de aanbouw van een nieuwe entree of het bijplaatsen van een liftvoorziening aan de kopzijde van het gebouw. Het plan biedt daarmee de benodigde flexibiliteit om met gerichte, kleinschalige ingrepen de bestaande bebouwing te kunnen opwaarderen. Langs de Berlagestraat en de Michelangelostraat kan er op de plaats van de vier ouderenblokken nieuwbouw worden ontwikkeld. Op deze locaties is nieuwe bebouwing in twee lagen toegestaan. Invulling met een terugliggende derde bouwlaag is mogelijk vanaf drie meter achter genoemde voorgevelrooilijn. Achtertuinen worden bij voorkeur uitgevoerd met een groene erfafscheiding. Benadrukt wordt hierbij de waarde van het herhalingspatroon bij de overige vier Stempels. 5.2.2 Grote Prins Onder de Grote Prins wordt de totale locatie Prinsenlaan/Koningslaan/Folkert Elsingastraat/Klaas Timmerstraat verstaan. Het gaat hierbij om een bestaande bedrijvenlocatie die conform de wijkvisie een transformatie zal ondergaan tot (voornamelijk) woningbouwlocatie. In 2003 is in opdracht van PWS een bouwplan ontwikkeld voor in totaal ca. 185 woningen voor het oostelijke deel van de Grote Prins. Het plan bestaat uit drie woonblokken van resp. 15 lagen (hoek Koningslaan/Prinsenlaan), 6 lagen (hoek Koningslaan/Folkert Elsingastraat) en 6 tot 11 lagen (hoek Folkert Elsingastraat/Cees Wegerifhof). Het bestemmingsplan maakt de realisatie van dit bouwplan, inclusief een ondergronds gebouwde parkeervoorziening op eigen terrein, mogelijk. Op de begane grond van de nieuwbouw zijn praktijkruimten en maatschappelijke voorzieningen (tot maximaal 1.500 m²) toegelaten. De thans op de bouwlocatie gevestigde bedrijven zijn weg bestemd.
23
Voor het westelijke deel van de Grote Prins (Prinsenlaan/hoek Klaas Timmerstraat) biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid van woningbouw van 4 tot maximaal 17 lagen. Ook hier zijn op de begane grond van de nieuwbouw maatschappelijke voorzieningen (tot maximaal 1.500 m²) toegelaten. Bouwplannen voor deze locatie zijn in ontwikkeling. Het bestaande kantoorpand aan de Prinsenlaan en de kantoorpanden aan de Folkert Elsingastraat/Klaas Timmerstraat zijn gewoon in het bestemmingsplan ingepast. 5.2.3 Berlagehof PWS heeft besloten de bestaande bebouwing aan de Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats (winkels en bedrijven met gedeeltelijk vier woonlagen daarboven) te willen slopen en te willen vervangen door nieuwbouw. Sloop/nieuwbouw ter plekke is conform de wijkvisie. Een nieuwbouwplan is, onder de naam “Berlagehof”, inmiddels in een dermate vergevorderd stadium dat het is opgenomen in het bestemmingsplan. De nieuwbouw betreft ca. 86 woningen: een blok van maximaal 4 bouwlagen langs de Springerstraat en een blok van maximaal 7 bouwlagen langs de Duikerstraat. Behalve deze woonbebouwing staat het nieuwe bestemmingsplan aan de Duikerstraat horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond toe en een gebouwde parkeervoorziening op het binnenterrein. Begin 2004 heeft de deelraad van Prins Alexander het detailhandelsbeleid voor Prins Alexander voor de komende jaren vastgesteld op basis van een studie en advies van het bureau BRO uit Vught d.d. 12 november 2002. De deelraad heeft, conform het advies van BRO en een later aanvullend advies uit 2005, besloten dat er op de locatie Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats geen detailhandel meer moet terugkeren. In het bestemmingsplan is derhalve detailhandel in de nieuwbouw Berlagehof uitgesloten. 5.2.4 Kleine bouwlocaties De wijkvisie noemt naast de hiervoor beschreven ontwikkelingen nog een vijftal kleine bouwlocaties. In het bestemmingsplan zijn daar drie van opgenomen. De vierde bouwlocatie aan de Van Aelststraat is afgevallen vanwege een inmiddels gerealiseerde uitbreiding van een school op deze plek. De vijfde locatie, de Alard Duhameelstraat, is afgevallen naar aanleiding van de inspraak op dit bestemmingsplan. Een nieuwe bouwlocatie is de bouwlocatie aan de Romanohof. De in het bestemmingsplan opgenomen locaties zijn: - de Zocherstraatlocatie: bestemming Woningen Laagbouw (maximaal 10 eengezinswoningen op nog braakliggende bouwlocatie); - Folkert Elsingastraat noordzijde: bestemming Woningen A (bouwlocatie voor 9 eengezinswoningen, maximale bouwhoogte 4 bouwlagen). - Romanohof: bestemming Woningen B ( woonzorgcentrum in 3 bouwlagen); - Tattistraat: bestemming Woningen Gestapeld (31 gestapelde woningen in maximaal 7 bouwlagen). 5.2.5 Vrijstelling voor ‘optoppen’ meergezinswoningen In de voorschriften is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor het ‘optoppen’ van meergezinswoningen met, afhankelijk van de ligging van het blok, één danwel twee bouwlagen. In het plangebied bevinden zich relatief veel blokken met meergezinswoningen. De meeste woonblokken kennen geen liftvoorzieningen, ed. Door een grondige renovatie kunnen de woningen vaak weer meer toekomstwaarde krijgen, maar het bijplaatsen van liften en dergelijke en vergroting van de woningen is over het algemeen financieel pas haalbaar als daar extra woonruimte, bijvoorbeeld in de vorm van een extra bouwlaag tegenover staat. In de voorschriften bij dit bestemmingsplan is daarom een vrijstellingmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van één of meerdere extra bouwlagen op de bestaande woonbebouwing, het zogenaamde optoppen. Aan deze vrijstelling wordt als eis gesteld dat het optoppen niet ten koste mag gaan van de bezonning van nabijgelegen woningen en verder stedenbouwkundig op verantwoorde wijze kan worden opgelost. Als er sprake is van toevoeging van woningen moet er tevens voldaan worden aan de parkeereisen zoals die geformuleerd zijn in de Rotterdamse bouwverordening. Dat wil zeggen voldoende parkeergelegenheid en op eigen terrein. De vrijstellingsmogelijkheid voor optoppen geldt voor alle meergezinswoningen in het plangebied, met uitzondering van de woningen ten westen van de Klaas Timmerstraat en de groenstrook in het verlengde hiervan. De woningen ten westen van deze lijn vallen binnen de invloedssfeer van de rijksweg A16. Hier spelen geluidshinder en externe veiligheid (groepsrisico) een rol en verder voldoet de luchtkwaliteit in deze zone niet aan de Europese normering, waardoor uitbreiding van het aantal woningen hier dan ook niet wordt voorgestaan.
24
In het oostelijk deel van het plangebied zijn op een gedeelte van de meergezinswoningen twee extra bouwlagen mogelijk. Deze bouwblokken worden in de voorschriften concreet benoemd. Woonblokken die reeds eerder zijn opgetopt komen niet in aanmerking voor deze vrijstellingsmogelijkheid. 5.2.6. Wijzigingsbevoegdheid Dosio- en Vignolastraat In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een deel van de bebouwing aan de Dosiostraat en de Vignolastraat. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk een achtertuin te realiseren waarvan de maximale diepte niet meer bedraagt dan de huidige achtergrens van de aanwezige tuinen. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de gehele breedte van de gebouwen. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen op de plankaart en in de voorschriften (art. 28). Hiermee is voldaan aan het verzoek van De Nieuwe Unie die in de toekomst ter plaatse nieuwbouw zal gaan realiseren. 5.2.7. Vrijstelling voor het realiseren van een extra verdieping van het clubgebouw aan de Lieven de Keystraat In dit bestemmingsplan is een vrijstelling opgenomen (art. 13 lid 3) voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van het (tennis)clubgebouw aan de Lieven de Keystraat. De maximale bouwhoogte voor deze locatie wordt door middel van deze vrijstelling acht meter in plaats van de huidige vijf meter. Hiermee is voldaan aan het verzoek van de appellant, tennisvereniging Pharo, de mogelijke toekomstige huurder van het complex.
5.3
Openbare ruimte
Uitgangspunt voor de buitenruimte is het behoud van het openbare karakter en versterking van de kwaliteit. De (deel-)gemeente is verantwoordelijk voor het openbaar gebied. Waar nodig zal de uitvoering worden afgestemd op de uitvoering van maatregelen aan aangrenzende woonbebouwing. De corporaties en andere woningeigenaren zijn verantwoordelijk voor de herinrichting van de bij de woningen behorende binnenterreinen. Parkas In de periode 2002-2003 is er gewerkt aan een nieuw inrichtingsplan voor de Parkas, de voormalige metroreservering die als groenstrook van noord naar zuid door Het Lage Land loopt. Conform het vastgestelde inrichtingsplan is de Parkas opgenomen in het bestemmingsplan door middel van de bestemmingen Groen en Water.
5.4
Verkeer en vervoer
Wat betreft verkeer en vervoer zijn er enkele aspecten die geregeld moeten worden in het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om de ontsluitingsstructuur (30 km/h- en 50 km/h wegen) en de autosnelweg A16. Ontsluitingsstructuur De ontsluitingsstructuur van Het Lage Land zal als volgt worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen wegen waar maximaal 50 km/u mag worden gereden (bestemming “verkeersweg”) en de 30 km/u wegen (bestemming “verblijfsgebied”). De enige 50 km/u wegen die in het plangebied in de nieuwe situatie aanwezig zullen zijn, zijn de Koningslaan (noordelijk deel), de Prinsenlaan en de Henri Eversstraat. De autosnelweg A16 is de enige weg waar harder dan 50 km/u mag worden gereden. Een en ander betekent dat deze wegen ook zoneplichtig zijn in het kader van de Wet geluidhinder (akoestisch onderzoek noodzakelijk bij het vestigen van gevoelige functies in de directe omgeving). De twee grote wegen waaraan het plangebied grenst, maar die er geen deel van uitmaken (de Hoofdweg en de Prins Alexanderlaan) zijn wel zoneplichtige wegen, waarmee rekening dient te worden gehouden wanneer in het plangebied gevoelige functies worden gevestigd. De straten en wegen in het plangebied die worden ingericht als 30 km/u-gebied zijn niet belast met een onderzoekszone in het kader van de Wet geluidhinder.
25
Openbaar vervoer Al geruime tijd is er sprake van een mogelijke TramPluslijn tussen de metrostations Alexander en Kralingsezoom door het westelijke deel van Het Lage Land en Prinsenland. Om de realisatie van deze TramPluslijn niet bij voorbaat uit te sluiten en om op de regionale en stedelijke besluitvorming hierover niet vooruit te lopen is in de wijkvisie een indicatief tracé opgenomen. Dit indicatieve tracé loopt over de Koningslaan, de Hendrick Staetsweg, de Jacob van Campenweg en de Nancy Zeelenbergsingel. Zowel het dagelijks bestuur van de deelgemeente als de deelraad hebben inmiddels expliciet aangegeven tegen de aanleg van deze TramPluslijn te zijn. Als alternatief tracé is een route via de Boszoom aangegeven. Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad het VVPR vastgesteld. Hierbij is een motie aangenomen die inhoudt dat er geen trampluslijn-oosttangent zal worden aangelegd door de wijken Het Lage Land en Prinsenland. In het voorliggende bestemmingsplan is derhalve binnen het plangebied geen mogelijkheid opgenomen voor de aanleg van een TramPluslijn. Parkeren Het stedelijk parkeerbeleid voor wonen is aangescherpt; van toepassing zijn de nieuwe normen die zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Derhalve zijn in dit bestemmingsplan geen parkeernormen opgenomen.
5.5
Winkelcentra en bedrijven
5.5.1 Winkelcentra Het Lage Land telt thans, zoals eerder genoemd in hoofdstuk 4, drie winkelcentra: LageLand (Samuel Esmeijerplein/Marinus Bolkplein), Jacob van Campenplein en Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats. Op 2 februari 2004 heeft de deelraad het beleid voor de komende jaren voor de winkelcentra van Prins Alexander vastgesteld. Dit beleid is gebaseerd op het rapport van het bureau BRO d.d. 12 november 2002 ”Kader en actieprogramma voor de toekomstige detailhandelsstructuur in Rotterdam Prins Alexander”. Per winkelcentrum is het volgende beleid vastgelegd:
Centrum
Strategie
Lageland - Moderniseren Groot en compacter wijkwinkelcentrum maken.
J. van Campenplein Buurtsteunpunt
- Markt zijn werk laten doen.
Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats Onvoldoende toekomst als
- Geen detailhandel meer, ook niet na sloop
Investeringen in Aandachtspunten voor het proces kwaliteit aanbod - Openbare ruimte + - Gestructureerd en gezamenlijk met eigenaren en ondernemers werken routing versterken aan verbetering. - Inkorten. - Eigenaren overtuigen van de kansen - Aanbod die geboden worden. thematiseren. Projectontwikkelaars interesseren. - Derde supermarkt toevoegen. - Bestaande supermarkten vergroten tot moderne maat. - Markt handhaven. - Ontwikkeling - Niet sturen, maar volgen. betekent opvolging - In bestemmingsplan ook andere door andere functies dan detailhandel toestaan. functies. Is niet bedreigend, want supermarkt is na vergroting die nu in procedure is sterk genoeg om positie als buurtsteunpunt veilig te stellen. -Begeleid vertrek, o.b.v. onderhandelingen met individuele ondernemers. Samenwerking gemeente, deelgemeente en eigenaar
26
detailhandelsconcentratie
of nieuwbouw
(PWS). Ook toepassen op ondernemers buiten detailhandel en horeca vertrek collega’s beïnvloedt positie. - Geen detailhandel meer toestaan. - Bestemmingsplan overeenkomstig aanpassen.
Bovengeformuleerd beleid is in het bestemmingsplan vastgelegd voor zover er reeds sprake is van concrete plannen. Winkelcentrum Lageland De bebouwing in het winkelcentrum kent de bestemming “Gemengde bebouwing”. Op de begane grond worden behalve winkels ook dienstverlening met baliefuncties en maatschappelijke voorzieningen toegelaten. Daarnaast zijn maximaal 7 horecavoorzieningen met in totaal een maximale oppervlakte van 700 m² toegelaten. De ruimte in de bestaande kiosken is daarbij meegerekend. Conform het voorgestelde detailhandelsbeleid laat het bestemmingsplan binnen de bestaande bebouwing tevens de vestiging van een derde supermarkt toe. Deze supermarkt mag zich uitsluitend vestigen in de bebouwing rondom het Marinus Bolkplein of het Samuel Esmeijerplein, dat wil zeggen alleen in het eigenlijke winkelgebied. De vestiging van een supermarkt wordt uitgesloten in de bebouwing aan de ‘achterzijde’ van het winkelgebied, aan de zijde van de Jaap van der Hoekplaats/Henk Speksnijderstraat. Het huidige noordelijke deel van het winkelcentrum Lage Land (het AH-blok) maakt een gedateerde indruk en is aan een grondige renovatie toe. Hiertoe zullen nieuwe luifels en puien worden geïntroduceerd waardoor de uitstraling van het winkelcentrum weer op niveau komt.. Onderdeel van de herontwikkeling is tevens optimalisatie van de huidige winkelplattegronden. De ingrepen zijn erop gericht de ruimtelijke samenhang in het gebied te vergroten. De Albert Heijn en andere winkelbedrijven hebben te kennen gegeven te willen uitbreiden. Daarnaast zullen een aantal winkels worden toegevoegd om het branchepatroon te complementeren. Hierdoor wordt zowel het noordelijke deel als het winkelcentrum in totaal versterkt. In totaal zal circa 1000 m2 BVO winkeloppervlak worden toegevoegd waarvan ruim 400 m2 wordt toegevoegd aan de supermarkt. Deze uitbreiding is in dit bestemmingsplan meegenomen. Winkelcentrum Jacob van Campenplein Voor de uitbreiding van de supermarkt aan het Jacob van Campenplein is de bouwvergunningprocedure in een vergevorderd stadium; deze uitbreiding is derhalve in het bestemmingsplan opgenomen. Tevens maakt het bestemmingsplan het mogelijk de onderbouw van de bebouwing aan de oostzijde van het voetgangersgebied met 5 meter te verbreden. Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden door bedrijfsverplaatsingen de dagelijkse detailhandel aan de kant van de doorgaande weg te concentreren. Plannen hiervoor zijn in ontwikkeling. Gezien het voor het winkelcentrum Jacob van Campenplein voorgestelde beleid heeft de begane grond een ruime bestemming gekregen. Behalve winkels zijn er baliefuncties t.b.v. dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen (max 1.000 m²), kantoren en maximaal 6 horecavoorzieningen met in totaal een maximale oppervlakte van 500 m² toegelaten. De bestaande seksinrichting is in het bestemmingsplan ingepast. Winkelcentrum Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats Woningstichting PWS heeft als eigenaresse van dit winkelcentrum met daarboven gelegen woningen rond de jaarwisseling 2002/begin 2003 besloten tot vervanging door nieuwbouw. Het gaat hierbij om de nieuwbouw van woningen met ruimtes voor voorzieningen op de begane grond langs de Duikerstraat en parkeren op het binnenterrein. Aan de noordzijde van het bouwblok worden op de gehele begane grond (atelier)woningen gerealiseerd. Plannen hiervoor zijn in een vergevorderd stadium en zijn als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen (zie paragraaf 5.2.3. Berlagehof). Conform het door de deelraad vastgestelde detailhandelsbeleid wordt in het bestemmingsplan detailhandel op deze locatie uitgesloten. 5.5.2 Bedrijven In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit.
27
De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt (tot een maximum van 70 vierkante meter) en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
5.6
Horeca
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is reeds kenbaar gemaakt dat de vastgestelde horecanota van de deelgemeente Prins Alexander 2004-2006 uitgangspunt is als het gaat om het toestaan van horeca in (onder meer) het voorliggende plangebied. Voor de in het plangebied gelegen winkelcentra kan er vanuit de horecanota het volgende worden aangegeven: Voor winkelcentrum Lage Land geeft de nota de beleidskwalificatie ‘beperkt ontwikkelen’, dat wil zeggen uitbreiding van het aantal gelegenheden met beperkte openingstijden (tot 23.00 uur); Voor winkelcentrum Jacob van Campenplein geeft de nota de beleidskwalificatie ‘consolideren’; dat wil zeggen geen nieuwe inrichtingen toestaan. Ook vergroting, verruiming van de openingstijden en verzwaring van de exploitatievorm is niet toegestaan. Voor Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats geeft de nota de beleidskwalificatie ‘consolideren’, maar afhankelijk van nieuwbouwplannen kan van de beleidskwalificatie, gemotiveerd, worden afgeweken.
5.7
Overige voorzieningen
Het Lage Land heeft een veelkleurig palet van voorzieningen binnen haar grenzen. Zowel binnen de zorg, als binnen het sociaal-cultureel werk als binnen het onderwijs is er sprake van een ruim aanbod. Op dit moment vindt er een inventarisatie plaats waarbij de behoeften, het gebruik en de manco’s van welzijnsvoorzieningen in de wijk in kaart worden gebracht. De inventarisatie heeft betrekking op vier thema’s (woonomgeving, thuis/gezin, onderwijs/werk en vrije tijd) en vijf werkvelden (fysieke woonomgeving, sociale woonomgeving, zorg, educatie en werk en georganiseerde vrije tijd). De belangrijkste onderwerpen hebben te maken met sociale aspecten, zoals introductie van nieuwe bewoners, normen en waarden, spanning tussen leefstijlen, vrije tijd en zorg en de verbetering van de bereikbaarheid van de zorg. In de wijkvisie zijn geen concrete fysieke ingrepen in de bebouwde omgeving aangegeven, die betrekking hebben op de genoemde voorzieningen. Wel wil de gemeente enige planologische ruimte inbouwen voor de vestiging van kinderopvang en andere maatschappelijke voorzieningen. In dit bestemmingsplan wordt vestiging van deze voorzieningen zoveel mogelijk rechtstreeks toegelaten. In de begane grondlaag (plinten) van gestapelde woningbouwcomplexen worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt.
28
6. Water 6.1. Beleidskader Water Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de 4e Nota Waterhuishouding (december 1998). Deze Nota staat in het teken van het integraal duurzaam (stedelijk) waterbeheer, met het oog op zowel kwaliteit als kwantiteit (droge voeten). Als tweede rijksdocument kan de nota “Anders omgaan met water; waterbeheer in de 21ste eeuw” (WB21) genoemd worden. Kern van dit beleid is dat het water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Voor het stedelijk gebied komt het erop neer dat er meer ruimte gezocht moet worden om water op te kunnen vangen, bijvoorbeeld door het aanleggen van vijvers of door het afkoppelen van het regenwater van het riool. Om het waterbeleid van de 21ste eeuw uit te voeren zijn drie strategieën van belang: · anticiperen in plaats van reageren; · techniek en ruimte worden slim gecombineerd; · trits vasthouden - bergen - afvoeren. Uit het WB21 vloeide het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) voort. In het NBW van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven. Hierin is eveneens een werknorm voor de kans op overstroming vanuit oppervlaktewater (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd. Onder het NBW valt ook de uitvoering van de KRW, oftewel de Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn is afkomstig uit Europa en moet ervoor zorgen dat op Europees niveau de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. Verder is met de wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening (per 1 november 2003) de Watertoets wettelijk verplicht gesteld. Ook deze toets vloeit uit het WB21. Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. Het plan is 28 juni 2006 vastgesteld. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Regionaal beleid De gemeenteraad van Rotterdam heeft in 2000 het Waterplan Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan zijn lange termijn streefbeelden en kwaliteitsdoelstellingen, geformuleerd die een beeld geven van de gewenste situatie voor het watersysteem in heel Rotterdam. De streefbeelden hebben een integraal karakter, niet alleen waterkwaliteit en -kwantiteit, maar ook natuurwaarden en belevingswaarden spelen een rol. Momenteel wordt er gewerkt aan het Waterplan 2, dat het gemeentelijk waterbeleid voor de periode 2006 - 2010 moet gaan beschrijven. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), een onderdeel van het Waterplan Rotterdam, zijn doelstellingen ten aanzien van het rioolstelsel van Rotterdam opgenomen. Hoofddoel uit het plan is “het realiseren en instandhouden van een goed functionerend stelsel voor de inzameling, berging en transport van afvalwater en regenwater en de afvoer van afvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie”.
29
6.2. Samenwerking met de waterbeheerder De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders tot een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente overleg gevoerd met de waterbeheerders. Er heeft een aantal keren in algemene zin overleg plaatsgevonden over de watertoets in bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan het Lage Land - Oud Prinsenland hebben het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de gemeente samen besproken op 16 oktober 2003.
6.3. Huidige watersysteem Kenmerken oppervlaktewatersysteem Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard beheert de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater in dit plangebied. Het Lage Land ligt in de polder Prins Alexander en is onderdeel van het uitgestrekte oppervlaktewaterbemalingsdistrict no. 53, bestaande uit Ommoord en de voornoemde polder. Afwatering vindt plaats vanuit Nieuw-Terbregge en Ommoord door het plangebied, via de hoofdwatergang langs de Prinsenlaan in oostelijke richting. Even buiten het plangebied maalt gemaal “de Lage Bemaling” het water op tot een hoger peil, waarna het via de Nieuwerkerkse Tocht door Capelle aan den IJssel zijn weg vervolgt tot aan het poldergemaal P.D. Kleij. Dit gemaal slaat het water van de polder Prins Alexander uit op de boezem. Het waterpeil in het plangebied is zeven meter beneden NAP (het Lage Land is een van de laagst gelegen delen van Nederland). De afvoersituatie is een knelpunt. Er treden regelmatig hoge waterstanden op in de wijk. De hoofdwatergangen in het plangebied (inclusief een strook van vijf meter vanuit de insteek van het talud van een watergang.) zijn bestemd als “Hoofdwatergang”, hierdoor worden de waterhuishoudkundige belangen beschermd in het bestemmingsplan. De functies van het locale watersysteem zijn stadswater, viswater en water met natuurfunctie. Het singelwater wordt gekarakteriseerd als hard, zoet water. De zuurgraad is soms hoog als gevolg van algenbloei. De waterbodem van de singels heeft een kwaliteit die overwegend ligt in klassen II of beter. Verontreiniging van de waterbodem (klassen III en hoger) is terug te voeren op zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Volgens het Waterplan Rotterdam maakt het watersysteem deel uit van het streefbeeld Blauwe Ring. Het streefbeeld Blauwe Ring gaat uit van een watersysteem waarbij zowel de belevingswaarde als de ecologische ontwikkeling even belangrijk zijn. De waterkwaliteit dient minimaal te voldoen aan de grenswaarden. Het water is helder met een doorzicht van minimaal 50 centimeter en het is biologisch gezond en hygiënisch betrouwbaar. Minimaal 25 % van de oevers is natuurvriendelijk ingericht en de waterpartijen zijn minimaal 1 meter diep met diepere overwinteringplaatsen. Het percentage oppervlaktewater dat in dit streefbeeld is genoemd (7,5%) wordt in het plangebied niet gehaald. De huidige hoeveelheid oppervlaktewater voldoet echter wel aan de Schielandse normen voor waterkwantiteit. Regen en afvalwatersysteem Het Lage Land heeft een gemengd rioolstelsel. Het neerslagwater dat op verharde oppervlakten valt wordt afgevoerd via het riool. Ten zuiden van de Prinsenlaan ligt een rioolwaterpersleiding die het rioolwater naar de AWZI Kralingseveer voert.
6.4 De wateropgave In Het Lage Land is regelmatig sprake van wateroverlast, waardoor het groen tussen de flatgebouwen onder water komt te staan. Met de bouw van een nieuw oppervlaktewatergemaal in Ommoord zal de afvoersituatie worden verbeterd. Aan de nieuwbouwprojecten die in het plangebied zijn voorzien worden vanuit duurzaam waterbeheer regels gesteld. Er moet een rioleringsplan voor het project ter goedkeuring worden ingediend bij de waterkwaliteitsbeheerder. Verder geldt dat er geen uitlogende, milieubelastende materialen zoals zink, koper en lood worden toegepast in daken, goten e.d. welke afgekoppeld zijn/blijven van de riolering cq. direct afwateren naar het oppervlaktewater. Dergelijke lozingen zijn op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren niet toegestaan. De nieuwbouwlocaties zijn te klein om te moeten dan wel te kunnen bijdragen aan de vergroting van het areaal oppervlaktewater.
30
Als de toename van verhard oppervlak in een bouwproject meer dan 10.000 m² is en er is sprake van afstroming naar oppervlaktewater, dan is aanvullende waterberging graven een plicht. Aangezien er op het grootste deel van het oppervlak van de nieuwbouwlocaties al bebouwing of verharding aanwezig is zal de toename van verhard oppervlak gering zijn. Bij nieuwbouwprojecten wordt ernaar gestreefd minimaal 60% van alle schone verharde oppervlakken niet aan te sluiten op het riool, maar af te koppelen naar het oppervlaktewater. Bij nieuwbouw dient tevens rekening te worden gehouden met een minimale drooglegging (verschil maaiveld – waterpeil) van 1,00 meter. Voor wateroverlast gevoelige delen van bebouwing moeten zeker niet onder dit niveau worden aangelegd. De mogelijkheid om de waterhuishouding te verbeteren is ruimtelijk-juridisch mogelijk gemaakt, mochten er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan hiervoor financiële middelen beschikbaar komen. Dit is in het plan mogelijk gemaakt doordat in de voorschriften binnen de bestemmingen “Groen”, “Verkeersweg” en “Verblijfsgebied” de gronden mede bestemd zijn voor water. Het bestemmingsplan staat de verbetering van de waterhuishouding niet in de weg.
31
32
7. Milieu 7.1. Beleid Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 – 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; 2. richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; 3. veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; 4. waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden; 5. het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; 6. veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; 7. de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen. In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
7.2 Milieuzonering De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren ’50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren ’70 werkt de gemeente met de Rotterdamse ‘Staat van Inrichtingen’. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren ’90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-bedrijvenlijst). De VNG-bedrijvenlijst geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle bedrijfstypen. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar ‘afstandsnormen’ gegeven.De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld.
33
De VNG-bedrijvenlijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: 1. ‘rustige woonwijk’; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2; 2. ‘gemengde wijk’; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3; 3. ‘industriegebied I’; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 4; 4. ‘industriegebied II’; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 5; 5. ‘industriegebied III’; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 6. Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijven en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met ‘gemengde wijk’. Dit houdt in dat ook hier bedrijven toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3. Het merendeel van het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als ‘rustige woonwijk’. Dit houdt in dat binnen het plangebied bedrijven in de milieucategorieën I en II zijn toegestaan. Het westelijk deel van plankaart-zuid is aangeduid als ‘overgangsgebied’ (gemengde wijk). Naast categorie I- en II-bedrijven zijn in dit deel van het plangebied volgens de Rotterdamse systematiek ook categorie III-bedrijven mogelijk moeten zijn. Dit bestemmingsplan maakt bedrijven mogelijk tot categorie II; de aanwezige categorie III-bedrijven worden positief bestemd.
7.3 Geluid Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. 7.3.1 Wegverkeer Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Breedte geluidzones langs wegen Soort gebied Stedelijk gebied Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer Zonebreedte 200 meter 350 meter
1 of 2 250 meter
Buitenstedelijk gebied 3 of 4 5 of meer 400 meter 600 meter
In de wijken Het Lage Land en Oud Prinsenland zal in de toekomst enige herstructurering plaatsvinden. Er worden mogelijk bestaande woningen gesloopt en vervangen en er worden een aantal braakliggende terreinen opgevuld met nieuwe woningen. Daarnaast kunnen geluidongevoelige bestemmingen worden gewijzigd in geluidgevoelige bestemmingen en wordt de mogelijkheid geboden om de bebouwing te verdichten (in de hoogte). Ten behoeve van deze ontwikkelingen zijn door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) in opdracht van de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V) de relevante akoestische aspecten weg- en railverkeerslawaai voor het gebied in beeld gebracht.
34
In dit onderzoek is de geluidbelasting op de gevels van de bebouwing berekend met het “Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002” (RMW 2002) zoals omschreven in de Wet geluidhinder (Wgh). De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma WinHavik (versie 6.36) van DirActivity software. Dit programma maakt gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 10). Naast de rijksweg A16 zijn ook de volgende binnenstedelijke wegen onderzocht: Prins Alexanderlaan, Hoofdweg, Prinsenlaan, Henri Eversstraat en het gedeelte van de Koningslaan vanaf de Hoofdweg tot aan de kruising met de Duikerstraat. Voor de Hendrik Staetsweg, Berlagestraat, Duikersstraat, Michelangelostraat en het resterende deel van de Koningslaan geldt een maximum rijsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben van rechtswege geen zone en zijn daarom niet onderzoeksplichtig maar zijn wel in het akoestisch onderzoek meegenomen op advies van DCMR. Conform de nieuwe wet Geluidhinder, welke begin 2007 in werking is getreden, zijn de rekenresultaten ook in de nieuwe toetsingsmaat (de Lden-waarden) weergegeven. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai wordt dan 48 dB(A). Echter daar de nieuwe wet nog niet van kracht was op moment van het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan en de aanvraag van de hogere waarden, zijn aan deze resultaten nog geen conclusies verbonden. Uit het onderzoek is gebleken dat zowel vanwege alle onderzochte binnenstedelijke wegen als vanwege de rijksweg A16 de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden. De berekende maximale geluidbelasting voor binnenstedelijke wegen bedraagt 65 dB(A) vanwege de Henri Eversstraat. De rijksweg A16 heeft een maximale berekende geluidbelasting van 55 dB(A). In onderstaande tabel wordt per wegvak aangegeven wat de berekende maximale geluidbelasting is. Tabel maatgevende geluidbelastingen wegverkeer (incl. aftrek artikel 103)
Letmaal incl. aftrek artikel 103 [dB(A)]
Lden incl. aftrek artikel 103 [dB]
50 km/uur - wegen Hoofdweg Prins Alexanderlaan Prinsenlaan Henri Eversstraat Koningslaan
53 58 63 65 59
53 57 62 64 59
30 km/uur - wegen Koningslaan Hendrik Staetsweg Berlagestraat Duikerstraat Michelangelostraat
62 60 62 62 61
62 59 62 61 60
Rijksweg A16
55
54
wegvak
= 51 - 55 dB(A) = 56 - 60 dB(A) = 61 - 65 dB(A)
Om de geluidbelasting vanwege de rijksweg en de binnenstedelijke wegen te reduceren zijn een aantal maatregelen te bedenken, zoals het aanleggen van geluidsschermen en –wallen en het aanbrengen van stil asfalt. Het aanleggen van schermen en wallen zijn echter niet goed inpasbaar in het plangebied. Het aanbrengen van stil asfalt op de Henri Everstraat en de Prinsenlaan zorgt voor een reductie van 4 dB(A).
35
Er dient dan echter nog steeds een hogere waarde besluit genomen te worden, immers deze reductie leidt er niet toe dat de belasting onder de voorkeursgrenswaarde komt te liggen. Het aanvragen van een hogere waarde besluit is mogelijk omdat de maximaal te verlenen hogere grenswaarde niet wordt overschreden. Omdat het treffen van maatregelen uit onder andere stedenbouwkundige en financiële overwegingen niet wenselijk is, zijn hogere waarden aangevraagd. Uit het verrichte geluidsonderzoek is gebleken dat er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai, 50 dB(A), zoals die gold voor 1 januari 2007. Derhalve is ten behoeve van dit bestemmingsplan bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een verzoek om hogere waarde ingediend vanwege wegverkeerslawaai. Gedeputeerde Staten hebben met hun besluit van 17 juli 2007, kenmerk DGWM/2007/7917A, voor dit bestemmingsplan hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is als bijlage aan het plan gevoegd (is het hetzelfde besluit als voor railverkeerslawaai). Voor de 30 km/u-wegen geldt dat de geluidbelasting meer bedraagt dan 60 dB(A). Het huidige wegdektype op deze wegen is klinkers. Indien Dicht Asfalt Beton (DAB) wordt toegepast zal de geluidbelasting vanwege deze wegen kunnen worden gereduceerd tot onder de 60 dB(A).De reductie bedraagt namelijk zo’n 3 à 4 dB. Deze wegen hoeven echter niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder, waardoor het aanvragen van een hogere waarde besluit voor deze wegen niet noodzakelijk is. 7.3.2 Railverkeer Een aantal van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn gesitueerd binnen een toetsingszone railverkeer. In het bestemmingsplangebied zijn twee toetsingszones te onderscheiden, te weten de zone behorende bij de spoorlijn ‘Rotterdam – Utrecht’ (traject 600 en 601) en zone behorende bij de metro Calandlijn (traject 617). Om de geluidbelasting van het railverkeer te bepalen, zijn de berekeningen uitgevoerd in overeenstemming met het ‘Reken- en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai’ [RMR 2004]. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma WinHavik (versie 6.36) van DirActivity software. Dit programma maakt gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor railverkeerslawaai (versie 6). Vooruitlopend op de nieuwe wet Geluidhinder, welke naar verwachting begin 2007 in werking zal treden, zijn, net als bij het wegverkeer, ook hier de rekenresultaten in de nieuwe toetsingsmaat (de Lden-waarden) weergegeven. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai wordt dan 55 dB(A). Echter daar de nieuwe wet nog niet van kracht was op moment van het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan en de aanvraag van de hogere waarden, zijn aan deze resultaten nog geen conclusies verbonden. In onderstaande tabel is de maatgevende geluidbelasting vanwege de spoorlijn ‘Rotterdam – Utrecht’ (traject 600 en 601) en de metro Calandlijn (traject 617) weergegeven. Tabel maatgevende geluidbelasting railverkeerslawaai
traject 600 en 601 617
Letmaal [dB(A)] 59 58
Lden [dB] 57 56
= 57 - 60 dB(A) = 61 - 65 dB(A) > 65 dB(A)
Uit deze tabel blijkt dat vanwege het railverkeer de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) wordt overschreden. De maximale geluidbelasting vanwege traject 600 en 601 bedraagt 59 dB(A) en de maximale geluidbelasting vanwege traject 617 bedraagt 58 dB(A). Om de geluidbelasting vanwege het railverkeer te reduceren zijn een aantal maatregelen te nemen. Toepasbare maatregelen in het overdrachtsgebied zijn o.a. schermen en het overkluizen van de spoorbaan in zijn geheel of gedeeltelijk (luifel).
36
Een andere effectieve maatregel is het toepassen van raildempers (dempend materiaal tegen de rails) en het bekleden van perrons met geluiddempend materiaal. Met raildempers kunnen reductie’s worden bereikt van 2 à 3 dB. Gedeputeerde Staten kunnen een hogere waarde verlenen, als het om stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële redenen niet mogelijk is de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde. Dit is hier het geval. Omdat de maximaal te verlenen hogere grenswaarde van 70 dB(A) wordt niet overschreden, zijn hogere waarden aangevraagd. Uit het verrichte geluidsonderzoek is gebleken dat er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai, 57 dB(A), zoals die gold voor 1 januari 2007. Derhalve is ten behoeve van dit bestemmingsplan bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een verzoek om hogere waarde ingediend vanwege railverkeerslawaai. Gedeputeerde Staten hebben met hun besluit van 17 juli 2007, kenmerk DGWM/2007/7917A, voor dit bestemmingsplan hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is als bijlage aan het plan gevoegd (is het hetzelfde besluit als voor wegverkeerslawaai). 7.3.3 Luchtvaart Het plan ligt niet binnen de 35 KE-zone, zoals vastgesteld door middel van het besluit “Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport” op 17 oktober 2201, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Luchtvaartwet en de bij de Wet geluidhinder behorende besluiten nodig is. 7.3.4 Industrielawaai Het plan ligt niet in de zone rond een industrieterrein, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Wet geluidhinder en de daarbij behorende besluiten nodig is. 7.3.5 Conclusie Uit het verrichte geluidsonderzoek is gebleken dat er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai, 50 dB(A), en railverkeerslawaai, 57 dB(A), zoals die gold voor 1 januari 2007. Derhalve is ten behoeve van dit bestemmingsplan bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een verzoek om hogere waarden ingediend vanwege weg- en railverkeerslawaai. Gedeputeerde Staten hebben met hun besluit van 17 juli 2007, kenmerk DGWM/2007/7917A, voor dit bestemmingsplan hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Het toetsingsaspect geluid heeft geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen, die dit plan mogelijk maakt.
7.4 Luchtkwaliteit De normen voor luchtkwaliteit zijn gegeven in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het Besluit geeft normen voor de buitenlucht, maar die normen gelden niet voor de werkplek. Daar geldt de wetgeving op het gebied van de arbeidsbescherming. Uit artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit volgt dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht moet nemen. Dat betekent dat er ten behoeve van het bestemmingsplan een onderzoek naar de luchtkwaliteit moet worden uitgevoerd. In het Besluit luchtkwaliteit zijn voor een aantal stoffen grenswaarden aangegeven, uitgedrukt in het aantal microgrammen van de betrokken stof per m3 buitenlucht. De concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood liggen in Rotterdam en omgeving ruim onder de grenswaarden. Voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof geldt dat de gemiddelde concentraties per jaar niet boven de 40 μg/m³ mag uitkomen. De grenswaarden voor NO2 en fijn stof worden nu nog op veel plaatsen in Nederland overschreden, maar door technische ontwikkelingen zal de situatie verbeteren. De grenswaarde voor fijn stof moet in 2005 zijn bereikt, die voor NO2 in 2010. Voor fijn stof wordt naast het jaargemiddelde ook gekeken naar het aantal dagen met een hoge concentratie. De daggemiddelde concentratie mag maximaal 35 keer per jaar hoger zijn dan 50 μg/m³. Om het luchtkwaliteitsprobleem op te lossen, zullen de plannen uit het Nationaal Luchtkwaliteitplan uitgevoerd moeten worden. Naast dit plan worden voor Rotterdam verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven in de “Uitwerking van het Plan van Aanpak knelpunten Rotterdam”.
37
Plangebied Ingenieursbureau van Gemeentewerken heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt ingegaan op de bijdrage van het autoverkeer aan de luchtkwaliteit. De concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood liggen in de omgeving van Rotterdam ruim onder de grenswaarden zoals die in het Besluit Luchtkwaliteit 2005 staan. Dit is ook het geval in het bestemmingsplangebied Lage Land Oud Prinsenland. Dit onderzoek richt zich daarom op concentraties NO2 en PM10. Rijkswegen In opdracht van de Provincie Zuid-Holland wordt door TNO regelmatig een zonekaart gemaakt met daarop de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie langs de snelwegen rond Rotterdam in 2010. Het scenario dat bij de berekening voor deze kaart wordt gebruikt is het ‘UitvoeringsNotitie Referentie Raming scenario’ (UNRR-scenario). Met behulp van deze kaart is vastgesteld dat ten westen van de groenstrook tussen de bebouwing aan de Jacob van Akenstraat en de Van der Helmstraat de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2-concentratie door het verkeer op de A16 wordt overschreden. In dit deel van het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats en is het bestemmingsplan conserverend. Het overige deel van het plangebied Lage Land - Oud Prinsenland valt buiten de overschrijdingszone van zowel de A16 als de A20. Dit betekent dat binnen het plangebied waar ontwikkelingen plaatsvinden de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 concentratie niet door het verkeer op de A16 en A20 wordt overschreden. Binnenstedelijke wegen De concentraties in Lage Land - Oud Prinsenland worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 6.0. In onderstaande tabel staan de onderzochte wegvakken weergegeven, de verkeersintensiteiten in 2007, 2010 en 2017, en invoergegevens. Tabel Onderzochte wegvakken Nr. Wegvak Tussen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Hoofdweg Hoofdweg Prins Alexanderlaan Prins Alexanderlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Henri Eversstraat Koningslaan Koningslaan Hendrick Staetsweg Berlagestraat Duikerstraat Michelangelostraat
Rijksweg A16 Metaalstraat / Hoofdweg Henri Eversstraat / Grote Beer Prins Alexanderlaan Berlagestraat / Michelangelostraat Koningslaan Jacob van Campenweg Berlagestraat Hoofdweg H. Staetsweg / Duikerstraat Koningslaan Henri Eversstraat Koningslaan Prinsenlaan
en Metaalstraat / Koningslaan Prins Alexanderlaan Henri Eversstraat / Grote Beer Prinsenlaan Berlagestraat / Michelangelostraat Koningslaan Jacob van Campenweg Rijksweg A16 Prins Alexanderlaan H. Staetsweg / Duikerstraat Prinsenlaan Jacob van Campenweg Prinsenlaan Berlagestraat Dreessingel
38
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Hoofdweg Hoofdweg Prins Alexanderlaan Prins Alexanderlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Henri Eversstraat Koningslaan Koningslaan Hendrick Staetsweg Berlagestraat Duikerstraat Michelangelostraat
36.717 27.824 10.820 11.234 9.936 10.046 10.681 11.302 8.641 12.917 6.458 7.311 7.071 7.036 4.357
38.152 28.943 11.179 11.483 10.184 10.046 10.805 11.302 9.239 13.662 7.056 7.311 7.789 7.430 4.357
38.547 29.123 11.263 11.607 10.408 10.130 11.004 11.464 9.538 14.283 7.439 7.311 7.957 7.717 4.544
2017 Autonoom + plan
Autonoom
Autonoom + plan
Heden
Autonoom
Straat nr.
Tabel Verkeersintensiteiten 2007, 2010 en 2017 Naam Intensiteit (mtv/etm) 2007 2010
41.023 31.096 11.777 11.979 10.557 10.046 11.178 11.426 10.316 15.277 8.252 7.311 9.105 8.387 4.482
41.417 31.275 11.861 12.104 10.781 10.130 11.377 11.588 10.615 15.898 8.635 7.311 9.272 8.674 4.668
Snelheidstype
Bom en facto r
Tabel Invoergegevens voor het plangebied per wegvak Nr.
Wegvak
Weg type
Afstand wegas wegrand
Rekenafstand (meters) NO2 PM 10
(x in m)
(x+5)
(x+10)
Rijksdriehoek coördinaten X
Y
1
Hoofdweg
2
9
14
19
Doorstromend stadsverkeer
1
96.000
440.000
2
Hoofdweg
2
9
14
19
Doorstromend Stadsverkeer
1
97.000
440.000
9
14
19
Doorstromend stadsverkeer
1
97.000
440.000
9
7
19
Doorstromend Stadsverkeer
1
97.000
439.000
3 4
Prins Alexanderlaan Prins Alexanderlaan
2 2
5
Prinsenlaan
2
4
9
14
Doorstromend stadsverkeer
1
97.000
439.000
6
Prinsenlaan
2
4
9
14
Doorstromend stadsverkeer
1
97.000
439.000
7
Prinsenlaan
2
4
9
14
Doorstromend stadsverkeer
1
96.000
439.000
8
Prinsenlaan
2
9
14
19
Doorstromend Stadsverkeer
1
96.000
439.000
9
Henri Eversstraat
3a
4
9
14
Normaal stadsverkeer
1
97.000
439.000
10
Koningslaan
3a
8
13
18
Normaal Stadsverkeer
1
97.000
440.000
11
Koningslaan
3a
Normaal stadsverkeer
1
97.000
439.000
12
Hendrick Staetsweg
3a
Normaal Stadsverkeer
1
96.000
439.000
13
Berlagestraat
3a
14
Duikerstraat
3a
5
15
Michelangelostraat
3a
4
3
8
13
5
10
15
4
9
14
Normaal Stadsverkeer
1
97.000
439.000
10
15
Normaal stadsverkeer
1
97.000
439.000
9
14
Normaal Stadsverkeer
1
97.000
439.000
In onderstaande tabel worden de gemiddelde achtergrondconcentraties in het plangebied weergegeven in de huidige situatie (cijfers 2007) en in toekomstige situatie voor de jaren 2010, 2015 (jaar uit vorige onderzoek), 2017 (einde planperiode) en 2020.
39
Jaargemiddelde NO2- en PM10-achtergrondconcentratie en aantal overschrijdingen dagnorm fin stof (PM10) door de achtergrondconcentratie
Jaar 2007 2010 2015 2017 2020
Jaargemiddelde NO2 concentratie (µg/m3) 32,2 – 34,2 29,5 – 30,5 26,0 – 27,0 24,7 – 25,7 22,8 – 23,7
Jaargemiddelde PM10 concentratie (µg/m3) 24,1 – 24,5 21,3 – 21,6 19,9 – 20,2 19,5 – 19,8 18,9 – 19,3
Aantal overschrijdingen PM10 dagnorm (dagen) 25 – 26 16 – 17 12 – 13 11 – 12 9 – 10
Over het algemeen is er een langzaam afnemende achtergrondconcentratie naar de toekomst. Dit wordt onder andere veroorzaakt door maatregelen bij de industrie en een uitstootreductie bij het autoverkeer. Tussen 1990 en 2000 is de uitstoot van NO2 in de regio Rijnmond met 20% gedaald en de concentratie met 10%. Met het CARII model (versie 6.0) zijn de jaargemiddelde NO2- en PM10-concentraties en het aantal overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde PM10-grenswaarde op 13 à 19 meter van de as van de weg berekend voor 2007, 2009 (inclusief de eerste ontwikkelingen van het plangebied), 2010 en 2017. Uit de rekenresultaten is een aantal conclusies te trekken. Deze worden hieronder uiteengezet. Als een grenswaarde wordt overschreden is dat in de tabellen vetgedrukt weergegeven. Jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie In 2007, 2009, 2010 en 2017 wordt nergens in het gehele plangebied de grenswaarde van de jaargemiddelde NO2 concentratie overschreden. Deze norm vormt geen belemmering voor ontwikkelingen in Lage Land - Oud Prinsenland. Jaargemiddelde fijn stof concentratie De jaargemiddelde PM10 concentratie blijft in 2007, 2009 (op moment van realisatie ven de eerste ontwikkelingen), 2010 en 2017 in het gehele plangebied onder de grenswaarde. Deze norm vormt geen belemmering voor ontwikkelingen in Lage Land - Oud Prinsenland. Daggemiddelde fijn stof concentratie De grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde PM10 concentratie wordt in 2007 langs de hoofdweg overschreden, zoals is op te maken uit onderstaande tabel. Uit deze tabel wordt ook duidelijk dat de 24-uurgemiddelde PM10-norm in 2009, 2010 en 2017 langs een groot aantal wegen niet wordt gehaald. Echter, ook zonder de geplande ontwikkelingen zou deze norm in 2009, 2010 en 2017 worden overschreden langs deze wegen. Het maximaal aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt echter na 2007 nergens meer gehaald. Gelet op de bovenstaande punten wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan Lage Land Oud Prinsenland voldoet aan het Besluit Luchtkwaliteit 2005. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen zoals beschreven in het onderhavige bestemmingsplan.
40
Autonoom + plan
Autonoom
Autonoom + plan
Autonoom
Autonoom + plan
Hoofdweg Hoofdweg Prins Alexanderlaan Prins Alexanderlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Prinsenlaan Henri Eversstraat Koningslaan Koningslaan Hendrick Staetsweg Berlagestraat Duikerstraat Michelangelostraat
Autonoom
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Heden
Straat nr.
Tabel Overschrijding daggemiddelde grenswaarden PM10 in meters vanaf de as van de weg in 2007, 2009, 2010 en 2017 Naam Overschrijding (dagen) 2007 2009 2010 2017
41 36 29 29 30 30 32 30 31 31 29 31 29 29 28
32 27 22 22 23 23 24 22 24 24 22 23 23 22 21
32 27 22 22 23 23 24 22 24 24 23 23 23 22 21
27 23 18 18 19 19 20 19 20 20 19 20 19 19 18
27 23 18 18 19 19 20 19 20 20 19 20 19 19 18
17 15 12 12 13 12 13 13 13 13 13 13 13 13 12
17 15 12 12 13 13 14 13 13 13 13 13 13 13 12
Bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit Het vigerende plan voor nagenoeg het hele plangebied is het “Uitbreidingsplan in hoofdzaak Prins Alexanderpolder voor gronden gelegen ten zuiden van de Hoofdweg”. Dit plan kent voor het gehele woongebied in feite maar één bestemming, te weten “woongebied met daarbij behorende voorzieningen en wegen”. Aan deze bestemming is geen hoogtebeperking verbonden. Dit betekent dat de nieuwe ontwikkelingen ruimschoots passen binnen het geldende plan en momenteel op basis daarvan gerealiseerd kunnen worden. In dit nieuwe bestemmingsplan wordt dus de feitelijke situatie bestemd en worden een aantal uitbreidingsmogelijkheden gehandhaafd. Per saldo betekent het dat dit onderhavige bestemmingsplan minder mogelijk maakt dan het momenteel nog vigerende uitbreidingsplan. Geconcludeerd wordt dan ook dat dit plan niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in vergelijking met het vigerende plan. Maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit De komende jaren worden op verschillende overheidsniveaus maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Op 1 november 2005 heeft de Gemeente Rotterdam de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit gepresenteerd. Daarin staan nieuwe maatregelen die door de gemeente Rotterdam ingevoerd gaan worden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Omdat bij de berekeningen wordt uitgegaan van prognoses voor de toekomstige concentraties en emissie factoren die door het RIVM op landelijk niveau zijn vastgesteld, zijn de regionale maatregelen niet meegenomen in de berekeningen. De verwachting is dat de berekende concentraties in werkelijkheid lager uitvallen door het toepassen van deze maatregelen. Luchtkwaliteit verbeterende maatregelen op (inter)nationaal niveau Tot 2015 nemen de NO2 en PM10 concentraties af door maatregelen bij verkeer en industrie in binnenen buitenland. Over de te nemen maatregelen zijn afspraken gemaakt door de overheden. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn: · stellen van emissie (Euro-) normen bij verkeer; · stimuleren van verschuivingen in de brandstofmix bij verkeer; · realiseren van maatregelen bij de industrie door toepassing van NeR (Nederlandse emissie Richtlijnen), BEES (Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties) en Besluit Verbranding Afvalstoffen.
41
In het Nationaal Luchtkwaliteitsplan 2004 wordt aangegeven welke maatregelen rijk, provincies en gemeenten treffen om zo veel mogelijk aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 te voldoen binnen de gestelde termijn. Voorbeelden van acties uit het Nationaal Luchtkwaliteitsplan 2004 voor de sector verkeer zijn: · fiscale stimulering van roetfilters bij nieuwe dieselpersonenauto’s; · fiscale stimulering van vervroegde introductie van schone vrachtwagens en bussen; · bepleiten in EU voor een forse aanscherping van fijn stof norm voor vrachtwagens en bussen. Luchtkwaliteit verbeterende maatregelen op lokaal niveau Op 1 november 2005 heeft de Gemeente Rotterdam de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit gepresenteerd. Daarin staan nieuwe maatregelen die door de Gemeente Rotterdam ingevoerd gaan worden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Op regionaal niveau heeft de DCMR, in opdracht van ROM-Rijnmond, een Regionaal actieprogramma Luchtkwaliteit Rijnmond opgesteld. In beide documenten zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Deze maatregelen zijn niet meegenomen in de berekening van de NO2- en PM10-concentraties en betreffen o.a.: · grootschalige toepassing van stadsverwarming en restwarmte in nieuwbouw en bestaande bouw. · Vervanging en onderhoud van gemeentelijke voertuigen: o opstellen mobiliteits- en voertuigplan gericht op invoering schone voertuigtechnologie; o roet- en NOx-filters op 80 bussen van de RET; o roetfilters op 30 vuilniswagens van de Roteb; o roetfilters voor Roteb-veegmachines en kleinere dieselvoertuigen. · Opnemen van milieueisen in de concessie voor het vervoergebied van de RET. · Opnemen van milieueisen bij aanbesteding van werken. · Aanpak Ring van Rotterdam (invoeren snelheidsregulering). · Opstellen vervoerplannen voor Rotterdamse diensten. · Tegengaan gebruik diesellocomotieven. · Aanpak van binnenstedelijke knelpunten: o versnellen uitvoering maatregelen uit Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer; o onderzoeken en implementeren aanvullende maatregelen; o invoeren milieuzonering. · Aanpak van scheepvaartemissies: o onderzoeken effecten en bepalen en implementeren maatregelen; o verbetering en uitbreiding walstroomvoorzieningen; o stimuleren toepassing emissiebeperkende maatregelen. · Communicatie: o brede publiekscampagne voor meer bewustwording.
7.5 Bodem Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota “Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad”. Historische gegevens plangebied Tussen 1869 en 1878 worden de veenplassen (de overblijfselen van eeuwenlange veenontginningen) tot de droogmakerij Prins Alexander omgevormd.
42
Alleen de Noordplas (nu Kralingse Plas) ten westen van het gebied blijft over. Rond 1900 wordt een nieuwe ontsluitingsweg naar Gouda aangelegd (de Hoofdweg). Aan weerszijden worden daarna boerderijen gebouwd. Het gebied wordt in die tijd benut voor veeteelt. Vanaf de jaren twintig ontstonden tuinderijen, direct aan weerszijden van de Hoofdweg. Het meer zuidelijk gelegen gebied bleef in gebruik voor veeteelt. Tussen 1930 en 1933 wordt huisvuil van de voormalige gemeente Hillegersberg gestort op het terrein van een tuinderij aan de Hoofdweg, ter plaatse van de huidige Van der Helmstraat. Mogelijk is ook meer zuidwaarts in het gebied (Koningslaan/Prinsenlaan) afval opgebracht als “toemaakdek”. In de vijftiger jaren worden plannen ontwikkeld voor de bouw van nieuwe woonwijken in de Alexanderpolder. Daartoe begint men eind jaren vijftig met de aanleg van de hoofdwegen Prinsenlaan, Berlagestraat, Koningslaan, Jacob van Campenweg en de Hendrick Staetsweg. In de periode 19581970 worden de tussenliggende gebieden volgebouwd, waarbij wordt aangevuld met zand en teelaarde. Tussen 1970 en 1975 worden wijkdelen ten zuiden van de Prinsenlaan volgebouwd. In het westelijke deel van deze uitbreiding wordt teelaarde gebruikt, waarin onderhoudsbaggerslib is gemengd. In de jaren 80 wordt overal een meter ophoogzand/grond aangevuld. Dit herhaalt zich op een aantal plekken in de jaren 90, waarin tevens de laatste bebouwing van de wijk wordt voltooid. Resumé: grotendeels is het gebied opgehoogd met schoon zand en teelaarde. In bepaalde wijkgedeelten is al dan niet ernstig verontreinigd materiaal toegepast. Binnen het gebied zijn verder enkele bedrijven- en winkelconcentraties aanwezig en liggen ondergrondse tanks nabij flatgebouwen. Indicatieve Bodemkaart Rotterdam In 2000 is de indicatieve Bodemkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Op basis van globaal historisch onderzoek naar de ontwikkelings- en gebruiksgeschiedenis, en de vervuilende bronnen en processen, is een verdeling in “ruimtelijke eenheden” gemaakt. Deze ruimtelijke eenheden hebben bij benadering hetzelfde vervuilingsniveau. Het Lage Land (waarin ook opgenomen het gedeelte Oud Prinsenland) is zo’n ruimtelijke eenheid. Per ruimtelijke eenheid is een inschatting gemaakt van de bodemkwaliteit. Dit is weergegeven op drie kaarten, te weten een kaart “contactzone”, “ondergrond” en “kans op puntbronnen”. De contactzone is de grondlaag tussen het maaiveld tot 1,00 meter diepte. Op de kaart “contactzone” is het plangebied aangegeven binnen zone II (bij een verdeling in vier zones, waarbij zone I de streefwaarde is en zone IV waarden boven de interventiewaarde aangeeft). Deze zone II houdt in dat er over het algemeen, naast verkennend bodemonderzoek, ook aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk is. Op de kaart “ondergrond” (dieper dan 1,00 meter beneden maaiveld), valt het plangebied binnen zone I (beneden de streefwaarden) en is er dus sprake van een schone ondergrond. Op de kaart “kans op puntbronnen” is het plangebied gelegen binnen zone II. Dat betekent in dit geval dat er matige kans is op het aantreffen van puntbronnen.
7.6 Externe veiligheid Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de voorschriften is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn. In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor -7 tien slachtoffers en 10 /jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en -4 -6 buisleiding ligt de lijn op 10 /jaar voor 10 slachtoffers en 10 /jaar voor 100 slachtoffers.
43
Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. 7.6.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg Over de A16 en A20 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen, die in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgesteld door Adviesgroep AVIV b.v., zijn indicatieve berekeningen gedaan met betrekking tot externe veiligheid langs Rijkswegen en provinciale wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd (de Risicoatlas is van maart 2003). Uit de Risicoatlas blijkt dat voor het gedeelte van de A16 tussen knooppunt Terbregseplein en knooppunt Ridderkerk 1 de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 60 meter bedraagt en het aandachtsgebied voor groepsrisico (10-8 plaatsgebonden risicocontour) 260 meter. Voor de A20 tussen knooppunt Terbregseplein en knooppunt Gouwe is dit respectievelijk 18 en 250 meter. Zowel de 10-6 als de 10-8 contour van de A20 raken het plangebied niet. Deze contouren vormen dan ook geen risico voor het plangebied en voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de A16 ligt geheel binnen het plangebied. De eerste bebouwing bevindt zich echter buiten deze contour, zodat hier geen overschrijding plaatsvindt. Het groepsrisico is door het ingenieursbureau van Gemeentewerken in 2001 berekend met behulp van het programma IPORBM. Er heeft geen update plaatsgevonden van deze berekening met het programma RBM-II, omdat in het programma RBM-II uit gegaan wordt van lagere transportcijfers en een andere modellering wordt toegepast. De uitkomsten van dit programma zullen dan ook lager zijn dan de uitkomsten van het IPORBM. Uit de berekeningen van het IPORBM komt naar voren dat de oriënterende waarde in de huidige situatie niet wordt overschreden. Onderstaande figuur laat dit zien.
Groepsrisico A16 huidige situatie
Cumulatieve frequentie [/jr]
1.0E-03
Km 0.0-1.0
1.0E-04 1.0E-05 1.0E-06 1.0E-07 1.0E-08 1.0E-09 1.0E-10 1
10
100
1000
10000
Aantal slachtoffers
Binnen het aandachtsgebied van het groepsrisico worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De huidige situatie zal niet veranderen, waardoor de berekening van het groepsrisico in de bestaande situatie ook van toepassing is op de toekomstige situatie. Geconcludeerd kan worden dat het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A16 geen risico vormen voor het plangebied en de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
44
7.6.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail Over de spoorlijn Rotterdam CS - Gouda worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. In de Risicoatlas Spoor (juni 2001), die in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgesteld door DHV Milieu en Infrastructuur bv, zijn indicatieve berekeningen gedaan naar externe veiligheid langs het spoor. Voor het plangebied is het baanvak 63 van belang. Uit de Risicoatlas blijkt dat voor dit baanvak het plaatsgebonden risicocontour (10-6) minder is dan 10 meter en raakt het plangebied dus niet; het aandachtsgebied voor groepsrisico bedraagt 380 meter. Binnen deze zone zijn (beperkt) kwetsbare objecten gesitueerd en vinden ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats. De risicoatlas geeft aan dat de maximale overschrijding van het groepsrisico ten op zichten van de oriënterende waarde een factor 2,835 is. Dit wordt bepaald door het kilometer baanvak met aan weerszijden het hoogste persoonsdichtheid. Dit is ter hoogte van het station Capelle Schollevaer. Het plangebied ligt op een dusdanige afstand van dit station dat de (toekomstige) inwoners niet van invloed zijn op dit groepsrisico. Het transport van gevaarlijke stoffen over rail leidt niet tot nadelige gevolgen voor het plangebied en de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. 7.6.3 Transport gevaarlijke stoffen over water De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader “Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas” vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico’s van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden. Indien zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen dan wel aanmeren moet een zone van 40 meter vanaf de kade vrij gehouden worden van kwetsbare bebouwing. In een zone tussen 40 en 65 meter vanaf de kade mogen alleen kwetsbare functies worden gebouwd als goed gemotiveerd kan worden waarom hier gebouwd moet worden en niet buiten de 65 meter-zone; dit is in Rotterdam vanaf raainummer 1034 (Hoek van Holland) tot en met raainummer 1004 (ingang Schiehaven). Voor binnenvaartschepen zijn deze veiligheidsafstanden 25 respectievelijk 40 meter; dit gebied loopt vanaf raainummer 1004 (ingang Schiehaven) tot raainummer 995 (splitsing Nieuwe Maas en Hollandse IJssel). Deze afstanden gelden niet voor bedrijfsbebouwing waarin minder dan 50 mensen verblijven. Het bestemmingsplan ‘Het Lage Land / Oud Prinsenland’ ligt niet in de directe nabijheid van de Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas. Dit aspect behoeft dan ook geen verder onderzoek. 7.6.4 Leidingen Door het plangebied loopt een rioolwaterpersleiding ten noorden van en evenwijdig aan de Prinsenlaan. Deze leiding is, inclusief een zakelijke rechtsstrook aan weerszijden, op de plankaart aangegeven. Het zelfde geldt voor de leiding van de stadsverwarming en de ondergrondse hoogspanningsleiding die door het gebied lopen. 7.6.5 LPG-tankstations Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere LPG-tankstations zijn vastgelegd. Deze afstandsnormen treden in de plaats van de 80-meter veiligheidscontour die is vastgelegd in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Welke nieuwe afstandsnorm er gaat gelden rond een vulpunt, is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van LPG in m3 per jaar. De ministeriële regeling bevat de volgende afstandsnormen: als in de milieuvergunningen is vastgelegd dat er niet meer dan 1000 m3 LPG per jaar mag worden verkocht geldt een veiligheidscontour van 45 meter rondom het vulpunt (dit is een berekende 10-6-plaatsgebonden risicocontour); als in de milieuvergunning is vastgelegd dat er niet meer dan 1500 m3 LPG per jaar mag worden verkocht ligt de veiligheidscontour op 110 meter van het vulpunt; bij een doorzet van meer dan 1500 m3 moet de veiligheidscontour worden berekend. In het plangebied zijn geen LPG-vulpunten gelegen. In de directe nabijheid van het plangebied is echter een LPG-vulpunt gesitueerd, te weten aan de Prinsenlaan 987. In de milieuvergunning van het LPG-tankstation aan de Prinsenlaan 987 zijn thans geen voorschriften opgenomen met betrekking tot de maximaal toegestane LPG-doorzet. De eigenaar van het LPG-tankstation heeft aangegeven een 3 jaarlijkse LPG-doorzet te hebben van circa 750 m .
45
Conform aanbeveling van VROM kan een LPG-tankstation, in gevallen waarbij zich geen belemmeringen aangaande externe veiligheid voordoen, in een hogere categorie worden ingedeeld. Dit met het oog op de ontwikkelmogelijkheden van het tankstation en de uitvoerbaarheid en handhaving van de regelgeving voor externe veiligheid. De vergunning voor het LPG-tankstation aan de Prinsenlaan 987 zal binnen een afzienbare termijn worden herzien. Daarbij wordt onder andere de LPG-doorzet gemaximaliseerd tot 1.500 m3 per jaar. De DCMR zal hiervoor het initiatief nemen. De ontwerpbeschikking hiervan zal naar alle waarschijnlijk in februari 2008 ter inzage worden gelegd. Naar verwachting zal de beschikking in april 2008 van kracht zijn. Aangezien het niet wenselijk is, dat het vaststellen van een bestemmingsplan wordt uitgesteld totdat de Wm-vergunning, waarin de maximale LPG-doorzet per jaar is vastgelegd, is herzien, wordt geadviseerd om bij het vaststellen van het bestemmingsplan uit te gaan van een maximale LPG-doorzet van 1.500 per jaar. Dit betekent dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 110 meter vanaf het vulpunt ligt. Binnen deze afstand van het LPG-vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de afstandseisen voor nieuwe situaties van de nieuwe Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), die op 1 juli 2007 in werking is getreden. In de Revi zijn tevens voor bestaande situaties kortere afstanden aangegeven, waaraan bij de vergunningverlening moet worden voldaan. Deze afstanden zullen over circa drie jaar, wanneer de verbeterde vulslangen en hittewerende coatings zijn aangebracht, ook voor nieuwe situaties gelden. Voor het onderhavige LPG-tankstation betekent dit dat zich binnen een afstand van 40 meter van het LPG-vulpunt geen bestaande kwetsbare objecten mogen bevinden. Aangezien binnen een afstand van 40 meter van het LPG-vulpunt behorend bij het LPG-tankstation aan de Prinsenlaan 987 geen kwetsbare objecten liggen, voldoet het LPG-tankstation aan de afstandseisen voor bestaande situaties. De risicocontour van de ondergrondse tank alsmede de contour van de afleverzuil raken het plangebied niet. De afstanden van deze contouren bedragen 25 respectievelijk 15 meter en zijn aangegeven op de milieu behorende bij het bestemmingsplan. 7.6.6 Vuurwerkopslaglocaties Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden. Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats – afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Binnen de gemeente Rotterdam komen alleen vuurwerkopslagplaatsen tot 10.000 kilo voor. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen. Binnen het plangebied zijn momenteel geen vuurwerkverkooppunten aanwezig.
7.7
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: · categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
46
·
·
categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.
Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Plangebied Door het Ingenieursbureau Gemeentewerken is op basis van een veldbezoek een quickscan flora en fauna voor het plangebied uitgevoerd. In deze quickscan zijn aannames gedaan over het al dan niet voorkomen van, door de Flora- en faunawet, beschermde soorten. De ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, leidt volgens deze quickscan tot de volgende gevolgen: · Er zullen geen beschermde planten worden vernietigd. Ontheffing van de flora- en faunawet is dan ook niet noodzakelijk. · In het broedseizoen zullen verscheidende soorten vogels in het bosplantsoen en in solitaire bomen hun nest maken; er zijn tijdens het veldbezoek meerdere lege nesten aangetroffen. Vaste nesten van vogelsoorten zoals de kauw en de blauwe reiger zijn niet aangetroffen. Net als voor de vleermuizen geldt ook voor vogels dat ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of foerageer-/migratieroutes moeten worden vermeden. Aantasting is slechts toegestaan indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Vogels maken ook deel uit van de soortenlijst behorende bij categorie 3. Er dient dan ook ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Deze ontheffing kan verkregen worden als de gunstige instandhouding van de soort geen gevaar loopt. In de praktijk komt dit erop neer dat ontheffing wordt verleend onder voorwaarde dat het rooien van het bosplantsoen zal geschieden buiten het broedseizoen of na verklaring van een boswachter dat er geen broedplaatsen zijn. In de Rotterdamse Algemene Plaatselijke Verordening is geregeld dat een kapvergunning onder voorwaarden kan worden verleend, onder andere ter bescherming van natuur- en milieuwaarden (artikel 4.4.4.). In de praktijk wordt deze werkwijze aldus toegepast dat vergunning wordt verleend onder voorwaarde dat buiten het broedseizoen wordt gekapt. Om deze reden wordt er voor vogels geen ontheffing aangevraagd. · Amfibieën zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. In het plangebied zijn twee watergangen aanwezig. De watergang ten zuiden van de Prinsenlaan is grotendeel beschoeid en de zuidzijde bestaat voor een deel uit natuurlijke begroeiing. De andere watergang bevindt zich ten noorden van de Dreessingel; aan de noordzijde van deze singel is natuurlijke begroeiing aanwezig. In deze watergangen zullen de algemeen voorkomende amfibieën zoals de groene kikker, bruine pad en watersalamander aanwezig zijn. Dit zijn soorten uit categorie 1 waarvoor geen ontheffing hoeft worden aangevraagd. · De in het plangebied voorkomende kleine zoogdieren – zoals muizen, woelratten, egels en mollen – zullen vermoedelijk worden verstoord door de uit te voeren werkzaamheden. Aanwezige verblijfplaatsen en holen zullen worden vernietigd. In de directe omgeving zijn echter voldoende geschikte gebieden aanwezig, waar de dieren naar kunnen uitwijken. De instandhouding van de soort is dan ook niet in het geding. Tevens betreft het hier soorten uit categorie 1 waarvoor geen ontheffing hoeft worden aangevraagd. · Vleermuizen zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Desondanks is het mogelijk in dat het noordelijk deel van het plangebied verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. In dit deel van het plangebied zijn in de flatgebouwen geschikte holten aangetroffen. Dit is niet het geval in het zuidelijk deel van het plangebied, waardoor hier naar alle waarschijnlijkheid geen
47
verblijfplaatsen zijn. Zowel in het noordelijk als in het zuidelijk deel van het plangebied zijn een aantal gebieden aan te wijzen als mogelijk foerageergebied of vliegroute. De ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, kunnen op twee manieren invloed hebben: 1. Door het kappen van bomenrijen kan een belangrijk foerageergebied en/of vliegroute verdwijnen. 2. Door het uitvoeren van sloopwerkzaamheden aan de bebouwing kunnen verblijfplaatsen en kraamkolonies worden vernietigd. In het kader van het bouwplan zal nader bekeken worden of er vleermuizen aanwezig zijn. Is dit het geval, dan geldt dat ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of foerageer-/migratieroutes moeten worden vermeden. Aantasting is slechts toegestaan indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Vleermuizen maken dan ook deel uit van de soortenlijst behorende bij categorie 3. Dit houdt in dat als er verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd hiervoor een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Deze ontheffing kan verkregen worden als de gunstige instandhouding van de soort geen gevaar loopt. Op onderstaande figuur is te zien dat het plangebied (rood omcirkeld) niet in de directe nabijheid ligt van habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebieden. Op enkele kilometers zijn echter wel onderdelen van de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) gelegen. Echter de nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn, gezien de afstand tussen deze ontwikkelingen en de PEHS, niet van invloed op deze gebieden. Figuur 1: Overzicht natuurgebieden in nabijheid van bestemmingsplangebied Lage Land - Oud Prinsenland
Bron: Gisweb
7.8
Duurzaamheid
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Het college heeft in het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam aangegeven hoe aan de zeven Speerpunten Milieu gewerkt gaat worden. Uiteraard spelen de hierin geschetste duurzaamheidsmaatregelen het eerst een rol bij het plannen van nieuwe functies en het bouwen van nieuwe gebouwen. Mochten er in de toekomst nieuwe bouwof inrichtingsplannen ter sprake komen dan zullen deze duurzaamheidsprincipes zoveel mogelijk worden gehanteerd.
48
In het kader van dit bestemmingsplan betekent rekening houden met duurzaamheid het (juridisch) mogelijk maken van een aantal duurzaamheidsmaatregelen die in bestaande wijken genomen kunnen worden, zoals: het plaatsen van afvalcontainers, glasbakken etc; het aanleggen van watergangen, retentievijvers; het verbeteren van de fiets-infrastructuur in de wijk; het reserveren van ruimte voor fietsenstallingen; het ondergronds of decentraal parkeren van auto’s.
49
50
8
Sociale veiligheid en leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiek-ruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto’s en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor het bestemmingsplan Het Lage Land/Oud Prinsenland, dat grotendeels conserverend van aard is en waarin dus geen grote functionele wijzigingen worden voorgesteld, bestaan er weinig mogelijkheden om bovenstaande aspecten door middel van fysiek-ruimtelijke ingrepen te verbeteren. Voor die deelgebieden binnen het plangebied waar wel aanpassingen in de bebouwde omgeving zullen plaatsvinden kan dit aspect te zijner tijd wel worden meegenomen. Het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid in het plangebied zal daarom vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het wel mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van ondergrondse afvalcontainers.
51
52
9
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid. Conclusie: De regeling in het ten tijde van het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan vigerende bestemmingsplan was erg globaal. In het kader van handhaving op basis van deze regeling is er geen illegaal gebruik geconstateerd. Bij het van kracht worden van het voorliggende bestemmingsplan zal worden gehandhaafd op de nieuwe bestemmingsregeling.
53
54
10
Financiële uitvoerbaarheid
In het Lage Land ontwikkelen corporaties voor eigen rekening en risico’s een aantal locaties op eigen grond. Dit maakt dat voor de gemeente deze ontwikkelingen minimaal budgettair neutraal verlopen. Voor het onderhavige bestemmingsplan is de ontwikkeling van een aantal projecten van invloed op de financiële uitvoerbaarheid. Te noemen zijn de volgende projecten: - Berlagehof / Duikerstraat - Grote Prins 2e fase (westelijke deel) - Uitbreiding winkelcentrum Lage Land - Kleine bouwlocaties – Zocherstraat, Tattistraat, Folkert Elsingastraat (noordzijde) - Romanohof Omdat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is zijn er geen verdere financiële gevolgen voor de grondexploitatie. Berlagehof / Duikerstraat Dit betreft sloop / nieuwbouw van woningen van PWS. In de nieuwe situatie is de verkaveling afwijkend van de huidige situatie waardoor een deel van gemeentelijk terrein dient te worden uitgegeven en bouwrijp te worden gemaakt. Gesprekken hierover vinden momenteel plaats met PWS, waarbij het uitgangspunt is dat een eventueel negatief saldo van de grondexploitatie zal worden doorbelast aan PWS. Grote Prins 2e fase (westelijke deel) PWS laat studies verrichten naar nieuwbouw, waarbij woningbouw aangevuld met maatschappelijke voorzieningen in de plint gedacht is. Circa 50% van de studielocatie is gemeentelijk eigendom. Het gemeentelijk terrein is een braakliggende kavel waar de ‘bouwrijp maken kosten’ minimaal zijn. In de huidige studies wordt het parkeren in het pand opgelost, waardoor in de huidige het woonrijp te maken oppervlak eveneens beperkt te noemen is. Haalbaarheidsstudies van de huidige planvorming laten een positief saldo zien van de grondexploitatie. Uitbreiding winkelcentrum Lage Land De voorziene uitbreiding van ca. 1.000 m2 aan de noordzijde van het winkelcentrum vereist relatief hoge kosten voor de onderdelen bouwrijp en woonrijp maken. Deze kosten kunnen binnen de grondexploitatie worden opgevangen. De grondexploitatie verloopt minimaal budgettair neutraal. Zocherstraat De uitgifte van de kavel zal op een dusdanige manier plaatsvinden dat de grondexploitatie minimaal budgettair neutraal verloopt. Het betreft maximaal 10 woningen (egw). Tattistraat De kavel is uitgegeven t.b.v. de realisatie van 31 woningen (SOR). De grondexploitatie verloopt minimaal budgettair neutraal. Folkert Elsingastraat noordzijde De kavel is uitgegeven t.b.v. de realisatie van 9 woningen (egw). De grondexploitatie verloopt minimaal budgettair neutraal. WoonzorgcentrumRomanohof De kavel is braakliggend. Uitgifte zal plaatsvinden indien de grondexploitatie minimaal budgettair neutraal verloopt.
55
56
11
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
11.1 Vooroverleg ex artikel 10 Bro In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan “Het Lage Land/Oud Prinsenland” toegezonden aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Provinciale Planologische Commissie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (voorheen het Hoogheemraadschap van Schieland) Zuid-Hollandse Milieufederatie Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland Kamer van Koophandel Tennet Zuid-Holland Ministerie van Defensie Rijksdienst voor de Monumentenzorg Gasnet Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij Bureau oudheidkundig onderzoek Rotterdam Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek DCMR VROM-Inspectie Ministerie van Economische Zaken PTT Telecommunicatie Ministerie van Landbouw KPN Telecom Stadsregio Rotterdam Directeur-generaal van de Energievoorziening Regionaal Economische Overlegorgaan GGD Rotterdamse Vrouwenraad Brandweer Rotterdam
Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 12 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan hadden de partijen 7 tot en met 12 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is geen reactie ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop. 1.
Provinciale Planologische Commissie (PPC) Luchtkwaliteit In een deel van het plangebied worden de grenswaarden luchtkwaliteit overschreden. In het plan van aanpak knelpunten luchtkwaliteit Rotterdam is het bereiken van een goede luchtkwaliteit bij gevoelige bestemmingen uitgangspunt. Gewezen wordt, mede gelet op de recente jurisprudentie, dat ook de invloed van het plan op de luchtkwaliteit voor fijn stof in beeld dient te worden gebracht, waarbij wordt aangegeven in welke mate uw gemeente de emissies voor fijn stof beperkt, zowel binnen als buiten het plangebied. Gewezen wordt verder op het plan van aanpak fijn stof, dat de provincie zal opstellen (A) Reactie Naar aanleiding van een update van het luchtonderzoek is de paragraaf ‘luchtkwaliteit’ aangepast. De onderzoeksresultaten van het luchtonderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt. Hierbij is ook aandacht geschonken aan de fijn stof normen en de invloed die het plan heeft op de luchtkwaliteit. Tevens is beschreven wat voor maatregelen er op (inter)nationaal en regionaal niveau genomen worden om de luchtkwaliteit te verbeteren.
57
1.2.
Water Gevraagd wordt nog aan te geven in hoeverre de watereisen- en wensen van het Hoogheemraadschap van Schieland zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Geadviseerd wordt te verduidelijken of alle aspecten zijn overgenomen, of dat er sprake is van afwijking van het advies (A). Reactie De waterparagraaf heeft de instemming van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit betekent dat de waterbeheerder akkoord is met de in dit bestemmingsplan opgestelde wateropgave. De twee uitgangspunten die het hoogheemraadschap miste in de waterparagraaf (zie reactie 2.1), zijn hierin opgenomen. Dit betekent dat aan alle eisen en wensen van de waterbeheerder is tegemoet gekomen. De huidige stand van zaken met betrekking tot de waterkwaliteit ontbreekt nog. Geadviseerd wordt hieraan aandacht te besteden (A). Reactie Een beschrijving van de waterkwaliteit is toegevoegd aan de waterparagraaf. In paragraaf 5.8.4. wordt vermeld dat er problemen zijn betreffende wateroverlast. Verzocht wordt aan te geven op welk termijn maatregelen worden getroffen. De verwijzing naar de bemalingcapaciteit is niet voldoende. De betreffende wateropgave dient gekwantificeerd te worden (A). Reactie De gemeente is geen voorstander van het noemen van termijnen waarop maatregelen worden uitgevoerd. Aangenomen kan worden dat voorgestelde beheersmaatregelen binnen de termijn van dit bestemmingsplan gerealiseerd zullen worden. Wel kan hier vermeld worden dat met de bouw van het nieuwe gemaal (het gemaal Ommoord) begonnen is. Dit gemaal staat echter buiten het plangebied. Tevens zal er een nieuwe waterafvoer in Fascinatio (gemeente Capelle aan den IJssel) komen ten behoeve van onder andere Prinsenland. Daarmee zal de afvoercapaciteit voor Het Lage Land via het bestaande gemaal aanzienlijk toenemen.
1.3 Overlegreactie ex artikel 10 Bro 1985 1.3.1 Akoestisch onderzoek In de overlegreactie van Rijkswaterstaat d.d. 9 december 2004 wordt aangegeven dat een akoestisch onderzoek wordt gemist en dat Rijkswaterstaat dit onderzoek alsnog ter beoordeling wenst te ontvangen. De reden daarvan is dat in het bestemmingsplan is verwoord dat zich in het plan geen nieuwe situaties in het kader van de Wet geluidhinder zouden voordoen. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de zone van de A16. Er zijn een aantal bouwlocaties die te beschouwen zijn als nieuwe situaties als bedoeld in de Wet geluidhinder. Er wordt voorzien in extra bouwlagen, ook dat wordt volgens de Wet geluidhinder beschouwd als een nieuwe situatie. Verzocht wordt het geluidsonderzoek alsnog aan Rijkswaterstaat ter beoordeling toe te zenden en het bestemmingsplan waar nodig aan te passen (G2). Reactie Alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn onderworpen aan een akoestisch onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de milieu-paragraaf. Het rapport waarin de resultaten van dit onderzoek vermeld staan zal aan Rijkswaterstaat worden toegezonden. 1.3.2 Luchtkwaliteitberekeningen Rijkswaterstaat wijst er op dat voor de luchtkwaliteitberekeningen met het UNRR-model dient te worden gerekend. Inmiddels is uit een brief van staatssecretaris Van Geel gebleken dat toch met het RR-scenario gerekend dient te worden. Mede gezien mogelijke consequenties voor de nieuwbouwlocatie Alard Duhameelstraat nabij de A16 acht Rijkswaterstaat het wenselijk inzicht in de berekeningen te krijgen. Verzocht wordt hieraan gehoor te geven en - daar waar nodig – daarmee in het bestemmingsplan rekening te houden (G2).
58
Reactie De nieuwbouwlocatie aan de Alard Duhameelstraat is komen te vervallen. Voor de overige nieuwe ontwikkelingen is een aanvullend luchtonderzoek op basis van het Besluit luchtkwaliteit 2005 uitgevoerd. De berekeningen zijn hierdoor uitgevoerd op basis van het UNRR-model. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de paragraaf ‘luchtkwaliteit’. 1.3.3 Detailhandel De Kamer van Koophandel Rotterdam heeft bij brief van 3 december 2004 aangegeven op hoofdlijnen met het plan in te stemmen. Gevraagd wordt aandacht te besteden aan de door de Kamer gemaakte opmerkingen over de detailhandelsontwikkelingen in de wijk, de parkeerruimte en de Staat van Bedrijfsactiviteiten (A). Reactie Verwezen wordt naar de reacties op de opmerkingen van de Kamer van Koophandel (onder 5). 2.
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Uitgangspunten bij nieuwbouw Twee van de uitgangspunten zijn niet in de waterparagraaf van het bestemmingsplan overgenomen: - Bij nieuwbouwprojecten wordt ernaar gestreefd minimaal 60% van alle schone verharde oppervlakken niet aan te sluiten op het riool, maar af te koppelen naar het oppervlaktewater. Dit is landelijk beleid (4e Nota waterhuishouding) en ook met oog op de Kaderrichtlijn Water van belang. - Bij nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met een minimale drooglegging (verschil maaiveld – waterpeil) van 1,00 meter. Voor wateroverlast gevoelige delen van bebouwing moeten zeker niet onder dit niveau worden aangelegd. Deze punten hebben betrekking op de ambitie om de waterkwaliteit te verbeteren, een effectieve afvalwaterzuivering mogelijk te maken en om wateroverlast te voorkomen. Deze punten zijn dermate belangrijk dat ze in de waterparagraaf als onderdeel van de wateropgave niet mogen ontbreken. Reactie De twee ontbrekende uitgangspunten zijn alsnog opgenomen in de waterparagraaf.
2.2.
Hoofdwatergangen a. Ten aanzien van de plankaart wordt opgemerkt, dat enkele hoofdwatergangen niet zijn aangeduid op de plankaart, waarschijnlijk vanwege een onvolkomenheid in de destijds door ons aangeleverde gegevens. Op de bijgevoegde kaart zijn de ontbrekende hoofdwatergangen geel gemaakt. Verzocht wordt de plankaart hierop aan te passen. Reactie De ontbrekende hoofdwatergangen (=keurstroken) zijn op de plankaart ingetekend. b. Gewezen wordt in het bijzonder op de situatie ten noorden van de Folkert Elsingastraat, waar een woonbestemming ten behoeve van nieuw te bouwen woningen ligt. Op de plankaart is niet aangegeven dat de aangrenzende bestaande watergang aan de oostzijde van het toekomstige bouwblok naar het zuiden afbuigt. De watergang is moeilijk te onderhouden, terwijl deze een belangrijke schakel vormt in de afvoer van water uit het plangebied. Expliciet wordt uitgesproken dat de keurstrook langs het water toegankelijk dient te blijven voor rijdend onderhoudsmaterieel. Reactie Ter hoogte van het toekomstige bouwblok is aan de oostzijde van de watergang een keurstrook van 5 meter op de plankaart opgenomen. Deze strook kan gebruikt worden voor het onderhoud van de betreffende watergang.
2.3.
Opmerkingen plantoelichting, paragraaf 5.8.3 - Aan het eind van de eerste alinea wordt gesproken van “een strook van vijf meter vanuit de rand van het water”. Deze zogenaamde keurstroken liggen echter vijf meter uit de insteek van het talud van een watergang. - In de tweede alinea staat “…. die het rioolwater naar de AWZI Kralingseveer of de AWZI Groenedijk voert”.
59
Het rioolwater uit het plangebied wordt naar de AWZI Kralingseveer gevoerd en niet naar Groenendijk. Verzocht wordt de aangehaalde zinnen te corrigeren. Reactie Beide zinnen zijn gecorrigeerd. 3. 3.1.
Zuid-Hollandse Milieufederatie Betrokkenheid Waterschap Hoewel er wel een eenmalig overleg is geweest met het Hoogheemraadschap van Schieland, is er nog geen wateradvies geformuleerd. De aanbevelingen van het Hoogheemraadschap van Schieland worden niet systematisch behandeld. Verwacht wordt dat er in het bestemmingsplan een volwaardige waterparagraaf en een weergave van het wateradvies wordt opgenomen. Reactie De waterparagraaf heeft de instemming van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit betekent dat de waterbeheerder akkoord is met de in dit bestemmingsplan opgestelde wateropgave. De twee uitgangspunten die het hoogheemraadschap miste in de waterparagraaf (zie reactie onder 2.1), zijn hierin opgenomen. Dit betekent dat aan alle eisen en wensen van de waterbeheerder is tegemoetgekomen.
3.2.
Functiegeschiktheid Deze polder is een van de laagste in Nederland en was eigenlijk niet geschikt voor bebouwing. Nieuwe bebouwing is dan ook vanuit het watersysteem gedacht niet wenselijk. Indertijd werd dit niet in de overwegingen meegenomen, maar voor de toekomst moet dat wel. Aangezien er op de plankaart niet staat aangegeven waar toekomstige bebouwing mogelijk is, wordt aangenomen dat er de komende 10 jaar geen ruimte voor nieuwe bouwlocaties zijn gepland. Is deze aanname juist? Reactie Zoals in paragraaf 5.2 van de toelichting wordt vermeld, zijn er enkele nieuwbouwlocaties in het plangebied. Het gaat hier zowel om grotere (Stempels, Berlagehof) als kleinere (Zocherstraat, Tattistraat) projecten. Volledigheidshalve wordt er verwezen naar de betreffende paragraaf. De aanname dat er geen nieuwe bouwlocaties zijn is dan ook niet juist.
3.3. Ruimte voor water Geconstateerd wordt dat er regelmatig wateroverlast is. Tegelijkertijd wordt gezegd dat het gebied aan de waterkwantiteitseisen van het Hoogheemraadschap van Schieland voldoet. Dat is tegenstrijdig. In het plan is geen 10% wateroppervlak opgenomen, wat voor de provincie de gewenste eindsituatie is voor stedelijk gebied, maar ook niet de 7,5% die volgens het eigen Rotterdams beleid is vereist (streefbeeld Blauwe Ring). Er is zoveel groen in het gebied dat uitbreiding van het wateroppervlak zeer wel mogelijk is. Het is toch de bedoeling dat het eigen beleid wordt uitgevoerd, of dat in een bestemmingsplan voorwaarden voor beleidsuitvoering worden geschapen? Reactie De mogelijkheid om de waterhuishouding te verbeteren is ruimtelijk-juridisch mogelijk gemaakt, mochten er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan financiële middelen beschikbaar komen. Dit is in het plan mogelijk gemaakt doordat in de voorschriften binnen de bestemmingen “Groen”, “Verkeersweg” en “Verblijfsgebied”, de gronden mede bestemd zijn voor water. Het bestemmingsplan staat de verbetering van de waterhuishouding niet in de weg. 3.3.2. De noodzaak van ruimte voor water wordt in de komende jaren door verhevigde regenval, bodemdaling en vermeerdering van de kweldruk steeds groter. Daarom is het, naast een groter oppervlak voor water, ook nodig dat de inrichting wordt aangepast om tijdelijke waterberging mogelijk te maken. Reactie Hierbij wordt verwezen naar de beantwoording op reactie 3.3.1. Verder wordt er op gewezen dat de bouw van een nieuw gemaal (het gemaal Ommoord) begonnen is. Hierdoor zal eventueel overtollig water uit het plangebied sneller verwijderd kunnen worden.
60
3.3.3.
Waterkwaliteit In tekst, voorschriften en plankaart is geen aanwijzing te vinden dat er ruimtelijke maatregelen mogelijk worden om de waterkwaliteit te verbeteren. Bij het Hoogheemraadschap van Schieland is het streven erop gericht ook inrichtingsplannen te toetsen op het effect op de waterkwaliteit. Daarom dient het ontwerp aan te geven wat er gedaan en gepland wordt op de volgende onderwerpen: - diepgang en circulatie (snelheid) van het water: - mogelijkheden van flexibel peilbeheer: - natuurvriendelijke oevers, mede gericht op waterzuivering: - ruimte voor zuivering van inlaatwater: - gewenste percentage afkoppeling van regenwater en de inrichtingsconsequenties daarvan : - vermindering riooloverstorten. Reactie De gemeente is van mening dat bovenstaande aspecten niet in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden. Een (deel)gemeentelijk waterplan is hier een beter instrument voor. Daarnaast staan de adviezen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard vermeld in de waterparagraaf. De waterbeheerder is hiermee akkoord.
3.3.4. Water en Natuur De bestemming groen is nergens gekoppeld aan natuur. Gedacht wordt dat in stedelijk gebied groen en natuurontwikkeling heel goed samen kunnen gaan. De combinatie water en natuur kan daar in dit gebied heel goed bij betrokken worden. Reactie Binnen de bestemming ‘Groen’ is ook water mogelijk. Deze bestemming en daarmee het bestemmingsplan staat dus een combinatie van water en natuur niet in de weg. Het bestemmingsplan hoeft hierop dan ook niet aangepast te worden. 3.4.
Luchtkwaliteit De norm voor stikstofdioxide, waaraan gevoelige bestemmingen in 2010 moeten voldoen, wordt genoemd. Gemist wordt echter de norm voor fijn stof, waaraan al in 2005 moet zijn voldaan. Gegevens uit de rapportage luchtkwaliteit dienen opgenomen te worden. Reactie Het begrip ‘gevoelige bestemmingen’ bestaat niet meer voor wat betreft de luchtproblematiek. Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State moet de luchtkwaliteit overal voldoen aan de gestelde normen, waarbij geen onderscheid gemaakt mag worden tussen ‘gevoelige’ en ‘niet gevoelige’ bestemmingen. De paragraaf luchtkwaliteit is aangepast aan de nieuwste inzichten rondom de luchtproblematiek, te weten het Besluit luchtkwaliteit 2005. Hierdoor wordt ook aandacht besteed aan de normen voor fijn stof. Voor de nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is een aanvullend luchtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de paragraaf ‘luchtkwaliteit’.
3.5.
Duurzaamheid Gemist wordt een relatie met het klimaatbeleid van de gemeente en de mogelijke maatregelen om dit in het bestemmingsplan te realiseren. Reactie Het bestemmingsplan is niet het juiste kader om het klimaatbeleid te regelen.
4.
Rijkswaterstaat
4.1
Geluid Bij het toegezonden voorontwerp bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek gevoegd. Verzocht wordt deze alsnog toe te zenden.
61
Reactie Alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn onderworpen aan een akoestisch onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de milieu-paragraaf. Het rapport waarin de resultaten van dit onderzoek vermeld staan zal aan Rijkswaterstaat worden toegezonden. 4.2
Lucht Op bladzijde 34 van de toelichting wordt aangegeven dat voor luchtkwaliteitsberekeningen het Referentie Raming-model moet worden gebruikt. Onder de aandacht wordt gebracht dat thans gerekend wordt met het UNRR-model (Uitvoeringsnotitie Referentie Raming-model). De berekeningen met deze methode kan consequenties hebben voor de nieuwbouwlocatie aan de Alard Duhameelstraat binnen de contour van de A16 komt te liggen. Het is wenselijk inzicht in deze berekeningen te krijgen. Reactie De nieuwbouwlocatie aan de Alard Duhameelstraat is komen te vervallen. Voor de overige nieuwe ontwikkelingen is een aanvullend luchtonderzoek op basis van het Besluit luchtkwaliteit 2005 uitgevoerd. De berekeningen zijn hierdoor uitgevoerd op basis van het UNRR-model. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de paragraaf ‘luchtkwaliteit’.
5.
Kamer van Koophandel
5.1.
Winkelcentrum LageLand In de toelichting wordt aangeven dat de inrichting en het beheer van de openbare ruimte van het winkelcentrum een probleem vormen. De omvang en vorm van dit probleem wordt niet verder toegelicht. Een adequate beoordeling van de mate waarin de voorgestelde oplossingsrichtingen voldoende effect sorteren om geconstateerde problemen op te lossen is daardoor niet mogelijk. De leden van winkeliersvereniging Lage Land hebben aangegeven de problematiek te herkennen en behoefte te hebben aan een concrete aanpak van de problemen. In meerderheid geven zij aan geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen uitbreiding van het winkelvloeroppervlak maar zeggen wel te vrezen dat dit ten koste kan gaan van de zittende ondernemers. Waar mogelijk is afstemming op het vlak van branchering dan ook gewenst. De winkeliersvereniging is overigens voornemens om medio februari 2005 een bijeenkomst te organiseren voor de toekomstperspectieven van het winkelcentrum. Wellicht dat dit nog aanknopingspunten kan bieden voor de verdere invulling van de detailhandelsvisie voor Prins Alexander. Reactie Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over branchering en evenmin over de kwaliteit van de inrichting van de openbare buitenruimte.
5.2.
Winkelcentrum Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats De ondernemers zien voor nu en in de toekomst wel degelijk levensvatbaarheid voor hun ondernemingen, in tegenstelling tot hetgeen is geconcludeerd in het BRO-rapport op basis waarvan de Detailhandelsvisie Prins Alexander is vastgesteld. Ook hebben zij aangegeven dat vanuit de buurtbewoners diverse signalen zijn ontvangen waaruit blijkt dat de voorgestelde aanpassing van het voorzieningenniveau niet wordt gewaardeerd. Bovendien wijzen de ondernemers op gewijzigde omstandigheden die naar hun mening in ieder geval ten dele invloed hebben op de eerder vastgestelde conclusies van het BRO-rapport. Met name de toevoeging van een nieuwe supermarkt heeft volgens hen een positief effect gehad op het functioneren van het winkelcentrum. Inmiddels wordt ook de oprichting van een ondernemersvereniging serieus overwogen. De communicatie vanuit de gemeente met de individuele ondernemers wordt door betrokkenen als een knelpunt ervaren. Gevraagd wordt aandacht te schenken aan dit aspect bij de volgende stappen in deze bestemmingsplanprocedure. Reactie Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hadden op de winkelcentra Het Lage Land heeft het deelgemeentebestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO uit Vught.
62
Uit dit aanvullende advies (als bijlage, zie 5a, toegevoegd) komt naar voren dat het geen zin heeft de detailhandelsbestemming van de Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats te handhaven, aangezien het zeker is dat zowel de supermarkt als de AGF- zaak ( ondernemers dagelijkse artikelen) hun deuren – op korte termijn- zullen sluiten. De belangrijkste reden hiervoor is dat een levensvatbare bedrijfsvoering, op deze locatie, niet meer mogelijk is. Na dit aanvullende onderzoek is gebleken dat beide zaken - op grond van economische motieven - inderdaad hun deuren hebben moeten sluiten. Daarna vestigde zich opnieuw een supermarkt op de onderhavige locatie. Ook deze supermarkt was geen lang leven beschoren.Er is op grond van het vestigingsverleden van deze locatie dan ook geen reden om aan te nemen dat er binnen de planperiode (economisch haalbare) initiatieven vanuit de markt zullen komen. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan, ten gunste van een detailhandelvestiging of omwille van de buurtbewoners voegt niets positiefs toe aan het plan. Bovendien zou een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel op deze locatie strijdig zijn met het door de gemeente gevoerde beleid om geen solitaire detailhandelsvestigingen toe te staan. Het plan wordt niet aangepast. 5.3.
Winkelbestemming Henk Speksnijderstraat Het grootste gedeelte van het gebied is thans bestemd als ‘woongebied met daarbij behorende voorzieningen’. De voorgestelde bestemmingswijzigingen betekenen in ieder geval voor de ondernemers die op dit moment zijn gevestigd op de hoek Henk Speksnijderstaat/Berlagestraat een beperking van rechten. Met de bestemming ‘Winkels’ wordt namelijk (al dan niet gestapelde) woningbouw in de toekomst op hun locatie verboden. Geadviseerd wordt een ruimere bestemming voor deze locatie vast te stellen. Reactie Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend. Dat wil zeggen dat voor het overgrote deel van het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Daar waar zich een concrete ontwikkeling voordoet die past binnen de stedenbouwkundig en programmatisch gewenste opzet van de wijk wordt deze in het plan mogelijk gemaakt, mits noodzakelijk milieuonderzoek en dergelijke heeft aangetoond dat deze ontwikkeling ook haalbaar is. Voor de genoemde locatie aan de Speksnijderstraat is op dit moment geen sprake van een concrete ontwikkeling dus is hier de bestaande situatie vastgelegd.
5.4.
Parkeerruimte Bij de voorgenomen intensivering van bebouwing ten behoeve van woonruimte wordt nadrukkelijk gewezen op het belang van behoud van voldoende parkeerruimte voor buurtbewoners en zittende ondernemers, onder andere op de locatie ‘Grote Prins’. De huidige parkeernorm mag niet onder druk komen te staan als gevolg van bebouwing van ruimte die voorheen parkeergelegenheid bood. Dit betekent dat verlies van parkeerplaatsen niet alleen voor bewoners van de nieuwbouw, maar ook voor andere buurtbewoners gecompenseerd dient te worden. Reactie Ieder bouwplan moet voldoen aan de parkeerruimte die voor dat plan nodig is. De parkeernormen zijn te vinden in de bouwverordening van de gemeente Rotterdam. Bij de Grote Prins wordt in de parkeerbehoefte voorzien door een ondergrondse parkeergarage en parkeerplaatsen op het binnenterrein.
5.5.
Staat van Bedrijfsactiviteiten Voor de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bedrijvenlijst 1-3) wordt opgemerkt dat is uitgegaan van afstanden tot een “rustige woonwijk”. De gebieden die grenzen aan de stedelijke hoofdwegen en aan de wijk- en buurtverzamelwegen mogen echter niet als zodanig worden beschouwd. Dit houdt in dat in deze gebieden een ruimer toelatingsbeleid voor bedrijven dient te worden gevoerd. Geadviseerd wordt in deze gebieden ook bedrijven toe te laten die behoren tot categorie 3.1 (of een andere). In 1999 is een nieuwe aangepaste editie van de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering” verschenen. Aangezien een toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten/’Bedrijvenlijst 1-3’ wordt gemist, kan niet vastgesteld worden of deze Staat van bedrijfsactiviteiten daarop gebaseerd is. Geadviseerd wordt in de bijlage van het plan opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten aan te passen aan de laatste, in deze uitgave opgenomen versie daarvan (onder andere met gebruik van de thans gebruikelijke SBI code ’93) voor zover dit nog niet is gebeurd.
63
Reactie Per abuis is in het voorontwerp bestemmingsplan geen toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten/ Bedrijvenlijst 1-3 opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Het Lage Land/Oud Prinsenland’ is deze situatie rechtgezet. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-lijst van bedrijfstypen ‘bedrijven en milieuzonering’ uit 2001. De aard van dit bestemmingsplan is vooral conserverend. In wezen wordt alleen de vigerende situatie bestemd tenzij er concrete ontwikkelingen zijn die aanleiding geven hiervan af te wijken en mits ze financieel en op milieuaspecten onderbouwd zijn. Voor de bedrijvigheid langs genoemde wegen is dat niet aan de orde. Bovendien zijn aan categorie 4 bedrijven nog grotere hinderafstanden gekoppeld die ter plaatse van het plangebied niet inpasbaar zijn en daarmee ook niet gewenst. 6. Tennet Aan de plankaart wordt ontleend dat het desbetreffende gedeelte van de genoemde 150.000 volt verbinding, gelegen langs de Prins Alexanderlaan, juist buiten de oostelijke begrenzing van het plangebied ligt. Het tot deze verbinding behorende oliedrukstation nr. 3 aan de Mertensstraat bevindt zich wel binnen het plangebied. In dit gebouwtje is de installatie opgesteld voor de regeling en signalering van de druk van de oliedrukkabels. Dit object is thans nog niet met een bestemming in het plan beschermd. Verzocht wordt hier alsnog zorg voor te dragen. Op de afdruk van de plankaart is in rood de verbinding aangegeven, alsmede een afdruk van de tekeningen TZH, nrs. WK 1564, wijz. U; WK 1565, wijz. G; WK 1566, wijz. D; Wk 1567, wijz. G en WK 1568, wijz. I. Op tekening 1565 is in detail de situering van het oliedrukstation aangegeven. Reactie Het oliedrukstation is alsnog op de plankaart aangegeven en heeft de bestemming ‘voorziening van openbaar nut’ gekregen.
64
11.2 Inspraak Eindverslag als bedoeld in artikel 12 van de Inspraakverordening Rotterdam met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan “Het Lage Land/Oud Prinsenland”. Vanaf vrijdag 15 oktober 2004 tot en met donderdag 11 november 2004 heeft het voorontwerp gedurende vier weken ter inzage gelegen in het deelgemeentehuis (Prins Alexanderplein 6), in wijkgebouw ’t Peil (Marinus Bolkplein 7) en in het City-informatiecentrum (Coolsingel 197), Rotterdam. Inspraakbijeenkomst Op 17 november 2004 is er in de Verrijzeniskerk (Springerstraat 340) een inspraakbijeenkomst gehouden. Het verslag is als bijlage bijgevoegd. Het verslag heeft van 10 december 2004 tot en met 20 januari 2005 ter inzage gelegen en is toegezonden aan de aanwezigen. Er zijn 228 schriftelijke zienswijzen ingediend. De gelegenheid daartoe heeft opengestaan van 15 oktober 2004 tot en met 1 december 2004.
Zienswijzen (uiterlijk 1 december 2004). Nummer reactie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Naam
Adres
Bewonerssteunpunt Alexanderpolder (namens ± 450 bewoners) J. Aarnoudse G.C.B. Arnold H. Baan-Verbeek M. Bartelse C. Beekes Familie Bennis J. Bleijenberg Y. Boers S. van Bokhorst I. Brand-Middelburg M. Brands C. Bras G. Bras Mevrouw Den Breejen R. Breuer L. de Bruin J. de Bruyn S. Bruins C.G. Buying Burggraaf A. Chaatouf C. Goetz C. Ciere-van Egmond C. Cleffken M.P. Cornelisse-Koole Y.M. van Dam L. van Delft A.J. van Dijk Drs. J.L. Drogendijk L. van den Eijkel-Triemstra A.E. Elderkamp P. Erkelens-Donker
Marinus Bolkplein 11 Kramerstraat 62 Henri Eversstraat 94 Springerstraat 116 Stuivingastraat 2 Van der Vlugtstraat 1 Springerstraat 198 Van de Vlugtstraat 16 Wormserstraat 8 Mary Zeldenrust-Noordanuslaan 63 Hanrathstraat 25 De Bazelstraat 26 Springerstraat 118 Stuivingastraat 20 Kramerstraat 161 Rondedans 112 Akkerwinde 27 Gratamastraat 20 Duindoorn 8 Zocherstraat 83 Terbregseweg 128 Van der Kloot Meyburgstraat 15 Wormserstraat 13 De Genestetstraat 12 Wormserstraat 11 Jan Stuytstraat 24 Hanrathstraat 108 Dr. J.J.P. Oudsingel 20 Dr.J.J.P Oudsingel 44 Springerstraat 338 Brinkmanstraat 16 van Moorselstraat 12 Henri Eversstraat 244
65
34 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93
Fam. Van Essen I. Flower R.A. Frank Familie Gebuijs P. Gelton F. Goeree v/d Heerik C.J. Helden-van Vliet P.M. van Hemert J.C. Hettinga-Terlouw M.D. Heijkoop S. v/d Hondel D.v. Hintum-v.d. Plaat Mw. Chobin J. Hogenbirk J. Hols L. van der Honing-Prins E. Hoogervorst M. Hoogervorst-van de Put A. in 't Hout M. in 't Hout R.W. Huis T.M.M. Huvers L.R. Jafarova J. Jeroense-Mulder Fam. De Jong A.G. de Jong Cornelisse Familie J. Kamphuis Ing. L. Karreman W. Keijpen J. Kerkhoven-van Waal A. de Kievit A. Kleisterlee M.F. Knorr Familie J. Koekoek R. Korevaar A. Korevaar S.C. Kousbroek I.J.P. Krijgsman J.W. Kruk K. Kuipers G. van der Laak J. Ladage-Sturk Familie Van Langeveld S. van Leempt Alida Leene Mw. R. Ligtvoet I. Maaswinkel A.M. Maat D.H. Mackintosh C. Middelburg A. Molendijk J. Monsma G.A. Nap W. Neumann en J. de Vroedt R. Neyhoft Mw. M. Nieuwenhuis C. Nieuwland
Gratamastraat 10 Joliotplaats 208 Stuivingastraat 30 Van Bilderbeekplaats 7 Henri Eversstraat 92 Crouwelpad 1 Kramerstraat 17 Stuivingastraat 7 Springerstraat 216 Stuivingastraat 17 Blauwemeer 9 Piet van de Polsingel 126 Springerstraat 288 De Klerkstraat 73 Ranonkelstraat 12 Crouwelpad 10 Henri Eversstraat 136 Springerstraat 114 Springerstraat 74 Gerretsenpad 7 Zocherstraat 54 Wormserstraat 27 Springerstraat 128 Viergeverstraat 84 Gratamastraat 18 Wormserstraat 24 Van Moorselstraat 229 Cornelis Outshoornstraat 24 Van Epenstraat 3 Wormserstraat 22 Dr. J.J.P. Oudsingel 71 Wormserstraat 5 Marie van Eijsden-Vinkstraat 6 De Klerkstraat 111 Brandespad 13 Johanna Dekhuijzenstraat 5 Palladiostraat 84 Henri Eversstraat 124 Zocherstraat 81 Henri Eversstraat 186 Neeltje Griffijnstraat 19 Springerstraat 136 Jan Stuytstraat 25 Wormserstraat 29 Stan Kentonstraat 11 De Klerkstraat 90 De Klerkstraat 173 Stuivingastraat 23 de Klerkstraat 190 Henri Eversstraat 166 Brandespad 10 Springerstraat 124 Sierbloem 6 Van der Helmstraat 388 Cornelis Outshoornstraat 15 Mombassaplaats 330 Brandespad 15 Brandespad 14
66
94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151
M. van Nikkelen Kuijper J.G. van Noort G.S. van Noort S. van Noort C. Oosterwijk M.J. den Ouden J.F. Pijpers H.P. Poldermans E.H. Pruim-Barneveld H. de Rest Ringelink W.E.A. Roelofsen W.H. Romig Dhr./Mw van Rooyen Familie Rorijs S. Rotmans-Ladder Rotmans Familie Roukens S. Soedinta J. Saveat G.F. Scheffer-Middag Familie Schenkel Familie Scholten M. van de Schot Mw. H.M. Schuh F.K. Schut A. Sechi E. Seton C. van Setten A. Siemerin E. Ph. Slegtenhorst J.W.H.J. Syrier A.D. van de Sluis G. van de Sluis-van Gemeren G. Smeding J.P. Snijders G.L. Sooijs P.A. van Steenoven G.W.J. Stevens D. Storm J. Straatsma G. Straatman D.J.M.Steijgerhundeman A.W. Taapkens Tafleur M. Tiemersma J. van Tilburg G. van Tilborgh J.C. Tintel J. in 't Veld-Jellema C.P. van de Velde J.A. in 't Velt-Kiela Vellekoop J.S. Verbeek G. Verbree J. Verkade A.A. Verkaik P.J. Vermeer
Van Moorselstraat 79 Speerdistel 15 Spiritoso 36 Buitenbassinweg 446 van der Kloot-Meyburgstraat 19 De Bazelstraat 60 Viergeverstraat 104 Springerstraat 282 Van Epenstraat 1 Henri Eversstraat 96 Van Moorselstraat 81 Jan Stuytstraat 4 Gratamastraat 35 Cornelis Outhoornstraat 13 Van de Vlugtstraat 14 Dr.J.J.P. Oudsingel 52 Van Epenstraat 46 Springerstraat 294 Springerstraat 234 Crouwelpad 9 Springerstraat 232 van Moorselstraat 46 Springerstraat 120 van Moorselstraat 31 Brandespad 9 Kramerstraat 160 Goudkruid 26 Lutulisingel 55 Van Epenstraat 30 Van der Helmstraat 14 Dr. J.J.P. Oudsingel 43 Zocherstraat 44 Hanrathstraat 23 Hanrathstraat 23 Springerstraat 98 Viergeverstraat 114 Dr.J.J.P. Oudsingel 47 Henri Eversstraat 114 Van Opbergenstraat 46 Zeedistel 16 Duikerstraat 12 Crouwelpad 14 Dr.J.J.P Oudsingel 75 Henri Eversstraat 212 Duikerstraat 3 Springerstraat 60 Gratamastraat 71 Wormserstraat 17 Van der Kloot Meyburgstraat 26 Brandespad 17 Springerstraat 154 Viergeverstraat 126 Brandespad 11 Springerstraat 178 Wormserstraat 10 van Moorselstraat 14 Kramerstraat 188 Springerstraat 206
67
152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207
C.W.M. Verstraatin-Bule C. Vis en A. Taal K. Vliegenthart E.C. Vonsee J.A. Voorwinden B. Vos-Karreman M. Voshol P. Vuijk G. Wansink de Graaf A.J. Woudenburg-van Bijleveldt T. Weenink P. Wessels S.R. Westerweel T. Wichser Van Wissen P.Th. Van Wissen heer en mevrouw Zandee T.H. van Bergen M.W.E.H. Brouwer-Merkx H. van Bruggen A.A. Flinterman H.Th.M. Geijsen R. de Hulster Familie Z.B.S. Ibrahim J.C. de Jong P. Kroon A. Ponsteen B. Meulenbelt A.O. Roza A. Stein-Pronk Drs. F.B. van der Toorn A. Verlegh J.M. Wilmink-Herfkens H. Albers J.H. Benedictus Ing. W. Berkel (namens meerdere bewoners van het noordelijk gebied van Het Lage Land) Y.A. de Boer, namens Multi Action B.V. en de familie Sechi S. van Bokhorst Parochiebestuur St. Caecilia K. Cornelisse Dance Point Fitness Centre B.V. P. van Dijken A. Eppink A.M. Floris C. Floris Mw. G.E. Gelantalis-Ossewaarde P. Haas-Wierink (namens 50 kinderen) T.L.M. ten Hagen M.B. van den Heuvel S. Hoogslag L. Hulsbos Huurdersvereniging Alexanderpolder J.D. de Jong E. Jongeneel W.Klop
Van der Helmstraat 144 de Klerkstraat 41 Brinkmanstraat 11 Van der Helmstraat 376 Van der Helmstraat 231 Koldeweypad 1 Gratamastraat 36 Schutterstraat 19 Kramerstraat 81 Springerstraat 164 Duikerstraat 22 Springerstraat 192 Van der Vlugtstraat 18 Kramerstraat 152 Van der Helmstraat 380 Van der Helmstraat 380 Van der Helmstraat 265 Cornelis Danckertstraat 6 Cornelis Danckertstraat 16 Jacob van Akenstraat 56 Lieven de Keystraat 62 Noorwitsstraat 79 Jacob van Akenstraat 11 Cornelis Danckertstraat 10 Arent van 's-Gravesandestraat 72 Cornelis Danckerstraat 14 Jacob van Akenstraat 25 Noorwitsstraat 57 Jacob van Akenstraat 62 Arent van 's-Gravesandestraat 2 Arent van 's-Gravesandestraat 92 Cornelis Danckertstraat 8 Joris Minneepad 7 Cornelis Danckertstraat 12 Noorwitsstraat 22 Dr. J.J.P. Oudsingel 45 Prins Bernhardlaan 3, 3743 JJ Baarn Van Bilderbeekplaats 11 Zocherstraat 90 Jan Stuytstraat 24 Kromhoutstraat 13 Jacob van Campenplein 13 Arent van 's-Gravesandestraat 15 Mansdalestraat 106 Cornelis Danckertstraat 18 A.van 's-Gravesandestraat 10 Jacob van Akenstraat 5 Jacob van Akenstraat 9 Arent van 's-Gravesandestraat 72 Van der Helmstraat 0 Van der Helmstraat 423 Joris Minneepad 13 Van Opbergenstraat 50 Jacob van Campenplein 160
68
208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228
H.R. Land Laurus Nederland B.V. R. Martens de Nieuwe Unie J.G. van Olst M. Pleijte PWS Werkgroep Tramplus D. Troost R. Volman Mevrouw de Vrij S. van Bokhorst L. Hulsbos H.R. Land R. de Hulster Th.R.M. van Bergen J.L. Drogendijk W. van Taassen E. Coenders L. de Vleeshouwer Redema B.V.
Blondeelstraat 216 Computerweg 2, Amersfoort Jacob van Akenstraat 15 Pegasusweg 200 Joris Minneepad 1 Marie van Eijsden-Vinkstraat 66 Prinsenlaan 633 Marinus Bolkplein 11 Godijn van Dormaalstraat 25 Joris Minneepad 9 Hoofdweg 260 Van Bilderbeekplaats 11 Van der Helmstraat 423 Blondeelstraat 216 Jacob van Akenstraat 11 Cornelis Danckertsstraat 6 Springerstraat 338 Otto Verdoornplaats 62 Salamon de Braystraat 20 Cornelis Outshoornstraat 12 Floriadelaan 8, IJsselstein
Bij schrijven van 4 mei 2005 heeft het dagelijks bestuur van Prins Alexander een advies uitgebracht naar aanleiding van de ingekomen reacties. Dit advies bestaat uit 3 onderdelen genaamd: 5a, b en c en is opgenomen als bijlage.
Schriftelijke zienswijzen: De ingekomen schriftelijke zienswijzen zijn afkomstig van: Ad. 1 t/m 168, Bewonerssteunpunt Alexanderpolder (namens ± 450 bewoners) en 167 losse inzendingen (verschillende data): Tegen het besluit om winkelvoorzieningen locatie Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats niet terug te laten keren, omdat in de directe nabijheid veel ouderen wonen. Een buurtwinkel dient voor deze ouderen bereikbaar te zijn, zowel om boodschappen te doen als om sociale contacten te kunnen onderhouden. Ter bekrachtiging hiervan wordt nog gewezen op het project ‘Drempels Weg’, waarin onderbouwd wordt dat een winkelvoorziening in de ‘Braslocatie’ gewenst is en een belangrijke functie heeft voor de buurt. Reactie Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hadden op de winkelcentra in Het Lage Land heeft het deelgemeentebestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO uit Vught. Uit dit aanvullende advies (als bijlage, zie 5a toegevoegd) komt naar voren dat het geen zin heeft de detailhandelsbestemming van de Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats te handhaven, aangezien het zeker is dat zowel de supermarkt als de AGF- zaak ( ondernemers dagelijkse artikelen) hun deuren – op korte termijn- zullen sluiten. De belangrijkste reden hiervoor is dat een levensvatbare bedrijfsvoering, op deze locatie, niet meer mogelijk is. Na dit aanvullende onderzoek is gebleken dat dat beide zaken - op grond van economische motieven - inderdaad hun deuren hebben moeten sluiten. Daarna vestigde zich opnieuw een supermarkt op de onderhavige locatie. Ook deze supermarkt was geen lang leven beschoren. Er is op grond van het vestigingsverleden van deze locatie dan ook geen reden om aan te nemen dat er binnen de planperiode (economisch haalbare) initiatieven vanuit de markt zullen komen. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan, ten gunste van een detailhandelvestiging of omwille van de buurtbewoners voegt – gezien het vorenstaande - niets positiefs toe aan het plan. Bovendien zou een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel op deze locatie strijdig zijn met het door de gemeente gevoerde beleid om geen solitaire detailhandelsvestigingen toe te staan. Het voorontwerp van het bestemmingsplan wordt niet aangepast in de door reclamant beoogde zin.
69
Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hebben op de winkelcentra in Het Lage Land heeft het deelgemeentebestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO uit Vught. Uit dit aanvullende advies (als bijlage, zie 5a, toegevoegd) komt naar voren dat het geen zin heeft de detailhandelsbestemming van de Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats te handhaven, daar het zeker is dat zowel de supermarkt als de AGF- zaak (huidige ondernemers dagelijkse artikelen) hun deuren –op korte termijn- zullen sluiten. De belangrijkste reden hiervoor is dat een levensvatbare bedrijfsvoering, op deze locatie, niet meer mogelijk is. Ondanks deze uitkomst heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente, als gevolg van de vele inspraakreacties, geadviseerd om een wijzigingsbevoegdheid (voor detailhandel/buurtsuper van maximaal 300 m²) op te nemen in het ontwerp bestemmingsplan, evenwel onder de voorwaarde dat er een initiatief vanuit de markt komt. Dit advies wordt niet overgenomen, daar een wijzigingsbevoegdheid in bovenvermelde zin niet zal tegengaan dat de supermarkt verdwijnt. De economische omstandigheden, welke aan het vertrek ten grondslag liggen, zullen immers niet veranderen door de wijzigingsbevoegdheid. Voorts zou een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel op deze locatie strijdig zijn met het door de gemeente gevoerde beleid om geen solitaire detailhandelsvestigingen toe te staan. Geadviseerd wordt de voorgestelde wijzigingsbevoegdheid niet op te nemen. Ad. 170, 172 t/m 176, 178 t/m 183 en 185: Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad besloten dat er geen Tramplus door Het Lage Land komt. Dat besluit wordt in de toelichting onder paragraaf 5.4 aangehaald. De artikelen 20 (verkeersweg) en 21 (verblijfsgebied) zijn echter zo ruim dat een tram nog steeds mogelijk is. Verzoek om in de artikelen 20 en 21 een uitzonderingsbepaling op te nemen. Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften zijn hiertoe aangepast. Ad. 170, 173, 176, 178 t/m 181,183, 185 en 202: Een aantal achteruitbouwen en/of (zij)aanbouwen zijn bestemd als ‘tuin’. Om meerdere redenen (financiële schadepost, sociaal afglijden van de buurt en willekeur) wordt het verzoek gedaan om alle bestaande aan- en uitbouwen conform de huidige situatie te bestemmen als woning. Reactie Het nieuwe bestemmingsplan heeft onder andere als doel om het beleid van de afgelopen jaren ten aanzien van aan- en uitbouwen juridisch vast te leggen; het heeft niet als doel om bestaande, met bouwvergunning gebouwde aanbouwen weg te bestemmen. Dat bestaande aan en/of uitbouwen op de plankaart de bestemming ‘tuin’ hebben gekregen, wil dan ook niet zeggen dat deze zijn wegbestemd en daardoor illegaal worden. Integendeel. De bestemming ‘tuin’ (artikel 15) laat immers toe dat er bouwwerken (aanbouwen, bijgebouwen) opgericht worden, alsmede dat bestaande (zie daarvoor de topografische ondergrond), met bouwvergunning gebouwde bouwwerken, blijven staan. Er is geen reden om alle aan en/of uitbouwen op de plankaart te verwerken en te bestemmen als ‘woning’. Ad. 170, 176, 177, 179 t/m 181 en 183: Op de plankaart zijn alle gemeenschappelijke tuinen en in een aantal gevallen ook de particuliere tuinen (onder andere Arent van ’s Gravesandestraat 72) bestemd als ‘groen’, hetgeen inhoudt dat het publiek toegankelijk is conform artikel 23. Feitelijk betekent dit dat op onrechtmatige wijze privéeigendom tot publiek eigendom wordt gemaakt. Verzoek om gemeenschappelijke tuinen en particuliere tuinen bij flats als ‘tuin’ te bestemmen of om een nieuwe categorie toe te voegen voor gemeenschappelijk tuinen. Reactie Een bestemmingsplan laat zich niet uit over het wel of niet openbaar zijn. Wel is het zo dat over het algemeen de bestemming “groen” wordt gegeven aan openbaar toegankelijke terreinen en de bestemming “tuin” aan particuliere tuinen. De bestemming “tuin” geeft andere bouwmogelijkheden dan de bestemming “groen”.
70
Bij wooncomplexen behorende groenvoorzieningen kunnen naargelang hun aanleg, opzet en uitstraling als “tuin” of als “groen” bestemd worden. In dit geval is er geen aanleiding om de bestemming “groen” te vervangen door “tuin”. Ad. 170: De huidige situatie is niet behoorlijk geïnventariseerd. Niet correct zijn de volgende situaties: de dubbele rij garageboxen tussen de Van der Helmstraat en de Blondeelstraat is slechts de helft als zodanig ingetekend, de garages Jacob van Campenplein 7 en 9 zijn bestemd als tuin en zijtuin Arent van ’s-Gravesandestraat 72 is bestemd als openbaar groen. Er wordt verzocht alsnog een zorgvuldig onderzoek in te stellen. Reactie Hoewel de bestaande situatie zo goed mogelijk is geïnventariseerd, is het natuurlijk altijd mogelijk dat er nog fouten in zitten. Nader onderzoek heeft geleerd dat dit hier inderdaad het geval is. De geconstateerde fouten zijn op de plankaart aangepast. Ad. 170 t/m 181, 183, 185, 197 en 202: In het voorontwerp bestemmingsplan worden in art. 15 lid 3 sub b ‘onnodige’ beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot vergroting van woningen door middel van aan- en uitbouwen, met als mogelijk gevolg dat particuliere investeringen ontmoedigd worden en de meer draagkrachtige bewoners de wijk zullen verlaten. Op basis van het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken is overigens regel dat deze aan- en uitbouwen bouwvergunningvrij zijn. Reactie Het nieuwe bestemmingsplan heeft onder andere als doel om het beleid van de afgelopen jaren voor wat betreft aan- en uitbouwen juridisch vast te leggen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met wat door middel van een bestemmingsplan dient te worden geregeld en wat reeds door middel van andere wetgeving, zoals het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb), wordt geregeld. Hoewel er in de onderhavige situatie (art. 15 lid 3 sub b juncto art. 2 Bblb) sprake lijkt van enige overlap, is het voorschrift van artikel 15 lid 3 sub b toch vooral bedoeld om de regeling van het Bblb, waar nodig, aan te vullen. Omdat de bestemmingsplanregeling op geen enkele wijze de door het Bblb gegeven ruimte (het bouwvergunningsvrije gedeelte) verder inperkt, valt niet in te zien dat deze regeling ‘onnodige’ beperkingen oplegt aan burgers die willen bouwen. Ad. 170, 171, 173 t/m 176, 178 t/m 181, 183, 185, 197 en 202: In het voorontwerp worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot vergroting van woningen door middel van dakkapellen. In de huidige situatie mogen dakkapellen over de gehele lengte van de woning. Dat mag volgens het voorontwerp nog alleen als het al eerder in de straat is toegepast. Dit beperkt de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de woningen in Het Lage Land en Oud Prinsenland en bevordert een selectieve migratie. Daarom wordt er verzocht dit voorschrift (artikel 5 lid 2) uit het bestemmingsplan te schrappen. Reactie Een kap op een woning wordt niet als bouwlaag gerekend, dit blijft zo indien een aangebrachte dakkapel beperkt van afmetingen is. Om die reden is het logisch dat het bestemmingsplan deze beperkingen aangeeft. Om redenen van welstand (zie hiervoor de Welstandsnota) wordt voorts gestreefd naar gelijkvormige dakkapellen in eenzelfde bouwblok of straat. In sommige gevallen hebben we te maken met precedentwerking door in het verleden afgegeven bouwvergunningen, waarbij dakkapellen over de gehele breedte van het dakvlak zijn gerealiseerd. In het bestemmingsplan wordt regelgeving (aanvullend op artikel 2 sub d Bblb, welk artikel de voorwaarden geeft voor het bouwvergunningsvrij bouwen van een dakkapel) gegeven waarbij tevens de bestaande situatie wordt gerespecteerd. Het voorschrift wordt derhalve niet verwijderd. Ad. 170, 174, 176, 178 t/m 181 en 183: In het voorontwerp is een vrijstelling (artikel 4 lid 8 sub b) opgenomen die het mogelijk maakt dat gestapelde woningen worden opgetopt met 1 woonlaag.
71
Op deze wijze komen er meer verouderde en incourante woningen, terwijl er behoefte is aan eengezinswoningen om de bevolkingssamenstelling een bredere basis te geven. De in de plantoelichting gegeven motivering voor deze vrijstellingsbevoegdheid volstaat dan ook niet. Verzocht wordt om de vrijstellingsmogelijkheid uit het bestemmingsplan te halen. Reactie Het bestemmingsplan heeft onder andere als doel om ontwikkelingen die in de wijkvisie Het Lage Land (deelraadsbesluit 3 september 2001) zijn aangegeven een juridische basis te geven. Een onderdeel van deze wijkvisie is een woonprogramma. In de wijkvisie wordt niet uitgegaan van grootschalige sloop van de gestapelde woningbouw in Het Lage Land. Om de in de wijkvisie aangegeven toekomstige transformatieplannen mogelijk te maken is een vrijstellingsmogelijkheid voor 1 extra bouwlaag voor gestapelde woningbouw opgenomen. Verder wordt er in de plantoelichting (onder 5.2.5) tevens een nadrukkelijke relatie gelegd met een plaats te vinden ‘grondige renovatie’ van de betreffende wooncomplexen. Hiermee wordt voldoende gewaarborgd dat de ‘verouderde en incourante’ woningen verbeterd zullen worden. Op grond van vorenstaande overwegingen is de vrijstellingsmogelijkheid (in het ontwerp artikel 4 lid 9 sub b) in het bestemmingsplan nodig en gewenst. Ad. 170 t/m 172, 174 t/m 176, 178 t/m 185, 187, 197, 198, 202, 205 en 207: Op 30 juni 2003 heeft de deelraad besloten om de besluitvorming met betrekking tot de woonbestemming van de Alard Duhameelstraat op te schorten tot behandeling van het voorontwerp bestemmingsplan. Het besluit vermeldt verder dat het besluit over de woningbouwbestemming in relatie gezien zal worden met het voorhanden zijn van een alternatieve locatie voor de speelgelegenheid. Omdat er geen alternatieve locatie voor de speelgelegenheid in het voorontwerp wordt aangegeven moet de betreffende woonbestemming geschrapt worden. Reactie De betreffende woonbestemming is geschrapt, ook omdat later is gebleken dat woningbouw op deze locatie, met een sluitende grondexploitatie, niet mogelijk is. De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt zodoende uitgesloten terwijl de speelgelegenheid behouden blijft. Ad. 170 t/m 172, 174 t/m 176, 178 t/m 181, 183 t/m 185, 197 en 202: De bouwlocatie op de Alard Duhameelstraat zal conform gegevens van de Provincie Zuid-Holland niet voldoen aan de eisen met betrekking tot de luchtkwaliteit, zelfs niet als op de A16 de snelheid verlaagd wordt naar 80 km/u. Door het bouwplan zal het verkeer alleen maar toenemen en de luchtkwaliteit verslechteren. Verzoek om de locatie de bestemming ‘groen’ en ‘verblijfsgebied’ te geven, conform de huidige situatie. Reactie De betreffende woonbestemming is geschrapt. De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten (zie tevens ad 182 1n 186). Ad. 170, 171, 174, 176, 178 t/m 181, 183, 202 en 205: De bestemming gemengde bebouwing III op de Duikerstraat is onlogisch omdat op deze wijze de winkels voor de dagelijkse boodschappen niet terug kunnen keren, terwijl juist in dit gedeelte van de wijk veel ouderen wonen. Voorstel is om een vrijstellingsbepaling op te nemen zodat het mogelijk wordt om, indien een ondernemer het economisch mogelijk acht, ambachtelijke dienstverlening of detailhandel te vestigen. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 170, 171, 174 t/m 176, 178 t/m 181, 183, 185 en 202 : De financiële verantwoording ontbreekt. Het is niet duidelijk of de volgende veranderingen zijn gedekt: het verplaatsen van het speelveld aan de Alard Duhameelstraat, het bestemmen van bestaande aanen uitbouwen als ‘tuin’ en het bestemmen van particuliere tuinen als ‘groen’.
72
Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’ (de huidige situatie) zodat hier niet langer een financiële verantwoording voor geleverd hoeft te worden. Verder heeft het bestemmen van bestaande aan- en uitbouwen als ‘tuin’ geen financiële consequenties, nu de rechten van betrokkenen hiermee niet beperkt worden.De bestaande aan- en uitbouwen worden namelijk niet illegaal. De feitelijke situatie is zoveel mogelijk op de plankaart aangepast. Ad. 170: Op dit moment ligt er een voorontwerp dat het zonder maatschappelijk draagvlak moet doen. Bewoners zijn al sinds 1998 tegen de Grote Prins, doch deze is wel ingetekend. Inspraak houdt aldus niets in. Drie andere voorbeelden; 1) de aanleg van Tramplus; het voorontwerp sluit die niet 100% uit; 2) ondanks niet afgeronde besluitvorming is de bouwlocatie Alard Duhameelstraat toch in het voorontwerp opgenomen; 3) bij de bouwlocatie Alard Duhameelstraat wordt uitgegaan van de verkeerde milieunormering (luchtkwaliteit). Reactie In september 2001 heeft de deelraad de wijkvisie Het Lage Land met bijbehorend woonprogramma vastgesteld. Voor die tijd zijn alle argumenten voor en tegen de diverse nodig geachte ingrepen uitvoerig met alle betrokkenen aan de orde geweest. In het genoemde raadsbesluit is aangegeven dat er op basis van de wijkvisie een nieuw bestemmingsplan zou worden gemaakt ter vervanging van het uitbreidingsplan d.d. 1957/1958. Overeenkomstig deze afspraak ligt er nu een voorontwerpbestemmingsplan. De Grote Prins heeft per 26-10-2004 een bouwvergunning (eerste fase) en past in het (voorontwerp)-bestemmingsplan. Verwezen zij naar bijlage, zie 5c). Ten aanzien van de andere twee punten (bouwlocatie Alard Duhameelstraat, Tramplus) wordt het bestemmingsplan, zoals eerder opgemerkt, aangepast. Ad. 170, 171, 174, 176, 178 t/m 181, 183 t/m 185, 202 en 205 : Indien de bouwlocatie aan de Alard Duhameelstraat doorgaat worden daar 3 lagen met kap toegestaan. Uitgaande van 3 meter per bouwlaag en 4 meter voor de kap kom je uit op 13 meter, wat voor de woningen aan de Cornelis Danckertstraat verminderde bezonning oplevert. Verzoek om de bestemming WI. 3 te wijzigen in WI. 2. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten. Ad. 170, 171, 174 t/m 176, 178 t/m 181, 183 t/m 185 : Het bestemmen van de strook tussen de woonbestemming aan de Alard Duhameelstraat en de garageboxen aan de Willem van Kesselstraat als verblijfsgebied kan er voor zorgen dat er gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan doordat er een nauwe doorgang gecreëerd wordt ter hoogte van het trafogebouw. Verzoek om ‘verblijfsgebied’ te vervangen door ‘groen’ vanaf de laatste woning van de nieuwbouw tot voorbij het trafogebouw. Reactie De betreffende woonbestemming is geschrapt. De geschetste situatie is dan ook niet aan de orde. De bestemming ‘verblijfsgebied’ houdt niet noodzakelijk in dat er een autoverbinding tussen de Willem van Kesselstraat en de Cornelis Danckertsstraat komt, maar maakt ook mogelijk dat er alleen voorzieningen voor voetgangers komen. Inrichting van het gebied is een uitvoeringskwestie. Ad. 171: Op de bouwlocatie Alard Duhameelstraat bevinden zich thans, behalve een grasveld, ook een vijftiental fraaie bomen, die behouden moeten worden. Er is geen mogelijkheid tot verplanten, gezien de grootte. Het planten van nieuwe bomen is geen afdoende compensatie. Reactie Nu de bouwlocatie vervallen is, vormt zij geen aanleiding meer om de bomen te kappen.
73
Ad. 181: De strook grond tussen de zijkant van de woning Jacob van Akenstraat 62 en de singel van de Parkas is aangeduid als ‘groen’. In de correspondentie van de rechtsbijstandverzekeraar is voldoende aangetoond dat de strook grond eigendom van de heer Roza is. Er wordt daarom verzocht de bestemming ‘groen’ aan te passen. Reactie De bedoelde grond maakt onderdeel uit van het ontwerp voor de Parkas en heeft om die reden ook een groenbestemming gekregen in het voorontwerp-bestemmingsplan. Inderdaad is afdoende aangetoond dat de grond geruime tijd als onderdeel van de wel als zodanig bestemde tuin wordt gebruikt. Daarom is aan de betreffende strook grond de bestemming ‘tuin’ gegeven. Ad. 182: Door het bouwen aan de Alard Duhameelstraat wordt de al schaarse ruimte voor het spelen en parkeren nog schaarser. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten, terwijl de speelplek en de parkeerplaatsen gehandhaafd blijven. Ad. 186: In het voorontwerp wordt de speelgelegenheid aan de Alard Duhameelstraat wegbestemd, waarmee het belang van een goede speelgelegenheid voor kinderen wordt miskend. Door het niet aanwijzen van een alternatieve locatie voor de speelplek houdt het dagelijks bestuur zich niet aan het raadsbesluit van 30 juni 2003 en moet de woonbestemming geschrapt worden. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. De bestaande speelgelegenheid wordt aldus niet meer wegbestemd. Ad. 187: Op de Duikerstraat moeten niet alle mogelijkheden voor bedrijvigheid worden uitgesloten. Dan kan nog ingespeeld worden op de wensen van bewoners door het realiseren van een winkel. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Voorts wordt opgemerkt dat de bestemming ‘Gemengde Bebouwing III’ diverse vormen van bedrijvigheid (kapper, horeca e.d.) mogelijk maakt. Ad. 188: De deelgemeente is op het verkeerde been gezet door het BRO-onderzoek. In de buurt om de Duikerstraat is behoefte aan enkele buurtwinkels en niet aan bedrijfsruimten voor onder andere ‘dienstverlenende instellingen’, wat hieronder ook mag worden verstaan; deze zitten al voldoende in ’t Peil. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Verder wordt opgemerkt dat bij ‘dienstverlenende instelling met baliefunctie’ gedacht kan worden aan onder andere een stomerij, een hakkenbar of een apotheek. Ad. 189: Het restaurant L’Italiano is wegbestemd, hiertegen wordt bezwaar aangetekend. Het is een goedlopend restaurant, terwijl de huidige bebouwing in goede tot zeer goede staat verkeert. De sloop is aldus kapitaalvernietiging. Voorts is de schadeloosstelling niet geregeld, zodat er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het vestigen van het bedrijf in de nieuwbouw (bestemming GB III) is wel een optie.
74
Reactie De beslissing tot sloop/nieuwbouw lag bij de eigenaar (PWS). De sloopvergunning is inmiddels onherroepelijk. In het bestemmingsplan is de nieuwbouw voor de Berlagehof opgenomen; horeca wordt in de Berlagehof, dat deels de bestemming ‘Gemengde bebouwing III’ krijgt, niet uitgesloten (alleen detailhandel wordt uitgesloten). Het moeten verlaten van het huidige pand, een eventuele tijdelijke vestiging en het eventueel opnieuw betrekken van een ruimte in de Berlagehof zijn zaken die direct tussen huurder en verhuurder geregeld moeten en kunnen worden. Ad. 190: Haar cafébedrijf aan de Van Bilderbeekplaats (nummer 11) is wegbestemd. In plaats van slopen is het beter om de huidige bebouwing te renoveren. Reactie De beslissing tot sloop/nieuwbouw ligt bij de eigenaar (PWS). De sloopvergunning is verleend en inmiddels onherroepelijk. In het bestemmingsplan is de nieuwbouw voor de Berlagehof opgenomen; horeca wordt in de Berlagehof, dat deels de bestemming ‘Gemengde bebouwing III’ krijgt, niet uitgesloten, alleen detailhandel wordt uitgesloten. Het moeten verlaten van het huidige pand, een eventuele tijdelijke vestiging en het eventueel opnieuw betrekken van een ruimte in de Berlagehof zijn zaken die direct tussen huurder en verhuurder geregeld dienen te worden. Ad. 191: De pastorie van de St. Caeciliakerk heeft de bestemming ‘maatschappelijke voorzieningen’ gekregen, wat volgens de bepalingen inhoudt dat er geen woningen zijn toegestaan. Verzoek om Zocherstraat 88 (parochiewoning) conform huidige situatie te bestemmen als woning. Reactie De Zocherstraat 88 is inderdaad een parochiewoning en wordt nu als zodanig (dienstwoning) aangegeven. Het bestemmingsplan (kaart en voorschriften) is aangepast. Ad. 191: Tegen het opheffen van het winkelcentrum Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats. In de buurt zijn de afgelopen jaren veel seniorenwoningen gerealiseerd, terwijl de aanwezigheid van enkele winkels voor de dagelijkse levensbehoeften een belangrijk aspect vormt van de geschiktheid van deze wijk voor ouderenhuisvesting. Omdat dit voorontwerp dergelijke voorzieningen op voornoemde locatie uitsluit, wordt de bewoners de mogelijkheid ontnomen om langer zelfstandig te blijven wonen. Daarnaast is het winkelcentrum ook van belang voor de sociale contacten, zonder winkels wordt het namelijk een dode hoek waar anoniem gewoond wordt. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 192: Het voorontwerp laat te hoge bebouwing toe: het zorgt voor veel schaduwwerking en het past niet in het tuinstadkarakter van Het Lage Land. Er bestaat volgens reclamant dan ook geen draagvlak voor zoveel hoge elementen in dit stadsdeel. Door het uitplaatsen van de garagebedrijven aan de Koningslaan en de Prinsenlaan ontstaat er ook ruimte voor woningbouw, waardoor de nieuwbouw lager kan worden. Reactie Voor wat betreft de Grote Prins wordt verwezen naar bijlage, zie 5c. Voor de andere bedrijvigheid in Het Lage Land geldt dat die in het voorontwerp-bestemmingsplan, overeenkomstig de wijkvisie, is ingepast. Het bestemmingsplan wordt op deze punten niet aangepast. Ad. 192: Het voorontwerp sluit onvoldoende de realisatie van de Trampluslijn uit.
75
Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften zijn hiertoe aangepast. Ad. 192: Voor het project Berlagehof ontbreekt maatschappelijk draagvlak; het niet meer toelaten van winkels is in strijd met het principe van een levensloopbestendige wijk. Het onderzoek van BRO wat er aan ten grondslag ligt deugt niet. De mogelijkheden voor renovatie zijn nooit onderzocht. De nieuwbouw is te hoog vanwege schaduwwerking en verlies aan uitzicht. Reactie Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hebben op de winkelcentra in Het Lage Land heeft het bestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO. Er is geen aanleiding om de objectiviteit en deskundigheid van BRO in twijfel te trekken. De beslissing tot sloop/nieuwbouw ligt bij de eigenaar (PWS); de sloopvergunning is inmiddels verleend en onherroepelijk. Verder zij verwezen naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ten aanzien van de opmerking over de nieuwbouw (schaduwwerking en verlies uitzicht) wordt verwezen naar bijlage, zie 5c. Ad. 192: Er is onduidelijkheid over de luchtkwaliteit in het gebied. Om de wijk leefbaarder te maken is het van belang dat de deelgemeente hierover duidelijkheid verkrijgt en verschaft. Reactie De gevraagde duidelijkheid wordt alsnog in de milieuparagraaf gegeven. Ad. 193: Dance Point Fitness Centre B.V is voornemens het dans- en fitnesscentrum (DPFC) te vergroten, door middel van een aanbouw aan de oostzijde in twee bouwlagen (8 meter). Gevraagd wordt het bouwplan te verwerken op de plankaart. Reactie Uitbreiding van het dans- en fitnesscentrum DPFC aan de Kromhoutstraat is op de bestemmingsplankaart verwerkt. Ad. 194: In artikel 5 is een bepaling opgenomen met betrekking tot dakkapellen, er wordt echter niets gezegd over opbouwen bij woningen met een plat dak (die zijn al veelvuldig gerealiseerd). Reactie Al sinds jaren voert de deelgemeente een beleid ten aanzien van dakopbouwen bij woningen met 2 lagen en een plat dak. Kappen worden toegelaten waarbij gelijkvormigheid in hetzelfde bouwblok het uitgangspunt is (welstandsaspect). Kappen worden niet gezien als een extra bouwlaag. Voortzetting van dit beleid blijft mogelijk, nu het bestemmingsplan (kaart + voorschriften) geen regeling over platte daken bevat.Ter volledigheid wordt gewezen op artikel 2 lid 4 van de planvoorschriften, waarin wordt bepaald dat, voor zover voorschriften noch kaart anders aangeven, gebouwen zowel met een kap als plat mogen worden afgedekt. Ad. 195: Sluit zich aan bij mevrouw T. van Bergen (170) met betrekking tot de nieuwbouwplannen voor het speelplekje aan de Alard Duhameelstraat. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten. Ad. 196: Het speelplekje aan de Alard Duhameelstraat is het laatste stukje open groen in deze buurt.
76
Het behoud van de bomen is ook belangrijk als geluidswering. De nieuwbouw is in de schaduw van de hoogbouw in de omgeving gepland. De buurt is al dichtbevolkt. Verder zal de parkeerdruk door de nieuwbouw toenemen, evenals de kans op wateroverlast.
Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten, terwijl de bomen behouden kunnen blijven. Ad. 197: Ook tegen de bestemming van woningbouw aan de Alard Duhameelstraat omdat de Alard Duhameelstraat als expeditiestraat en woningbouw een slechte combinatie is. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten, doch het gebruik als ‘expeditiestraat’ (ten behoeve van de supermarkt) past binnen deze bestemming en zal ook niet uitgesloten worden. Ad. 199: Verzoek om het bestemmingsplan zo te wijzigen dat er gespeeld kan blijven worden op de locatie Alard Duhameelstraat. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’, welke bestemming de speelgelegenheid toestaat. Ad. 200: Geen Trampluslijn via de Jacob van Campenweg omdat hierdoor een tweedeling in de wijk, alsmede een barrière (fysiek/veiligheid) voor kinderen, ontstaat. Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften zijn hiertoe aangepast. Ad. 200: Door het bebouwen van de Alard Duhameelstraat wordt de afwisseling tussen bebouwing en open ruimte onacceptabel. Tevens heeft de speelplek een belangrijke functie in een kinderrijk deel van de wijk. Verzoek om grondige investeringen in de wijk te plegen. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten. Wat betreft de gevraagde investeringen wordt opgemerkt dat deze niet door een bestemmingsplan geregeld worden. Ad. 201: De speelplek aan de Alard Duhameelstraat fungeert als plek waar kinderen van verschillende leeftijdsgroepen met elkaar kunnen spelen. De plek heeft een belangrijke functie in deze buurt. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’, welke geen gevolgen heeft voor de huidige speelplek. Ad. 202: Verzoekt om in de artikelen 20 en 21 een bepaling op te nemen zodat Tramplus ondubbelzinnig wordt uitgesloten. Het openbaar vervoer is goed geregeld en de Tramplus zal extra criminaliteit aantrekken.
77
Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften (art. 20 en 21) zijn hiertoe aangepast. Ad. 203: Bij strokenverkaveling met voetpadontsluiting tussen voor- en achtertuinen zijn de bebouwingsvoorschriften van de bestemming Tuin voor de achtertuinen te ruim. Daardoor wordt de mogelijkheid gegeven dicht tegen de voetpaden te bouwen. Dit is ongewenst vanwege het gewenste groene karakter van de paden en om redenen van lichtinval en uitzicht. Tevens is in deze situatie een aangepaste regeling voor erfafscheidingen gewenst. Reactie De opvatting van reclamant dat het wenselijk is dat de bedoelde voetpaden, tussen voor- en achtertuinen, een open karakter behouden wordt gedeeld. Niettemin zullen de voorschriften omtrent bijgebouwen en erfafscheidingen niet aangepast worden. Enerzijds niet omdat het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken voor zulke bouwwerken (bijgebouwen en erfafscheidingen) reeds bepaalt dat zij, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, zonder bouwvergunning kunnen worden opgericht (geen onderscheid voor- en achtertuinen in bovenbedoelde zin). Anderzijds niet omdat er in het verleden al vergunningen voor bijgebouwen in achtertuinen zijn afgegeven. Ad. 203: De begrenzing van de bestemming ‘maatschappelijke voorzieningen’ is dermate ruim dat daardoor de openheid verloren kan gaan van bijvoorbeeld het Lage Landse Pad. Er zijn namelijk geen rooilijnen aangegeven. Reactie Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft inderdaad niet voor alle bestemmingen exacte bebouwingsgrenzen aan. Wel worden bebouwingspercentages aangegeven die men in de bestemmingsvlek per kadastrale kavel mag bebouwen. Daardoor wordt openheid in bebouwing gegarandeerd. In sommige gevallen is het gewenst heldere bebouwingsgrenzen aan te geven om voldoende open ruimte langs de randen van de bestemming te houden. Op grond hiervan zijn op de bestemmingsplankaart bebouwingsgrenzen opgenomen waar die noodzakelijk zijn voor gewenst behoud van open ruimte. Ad. 203: Verzoek om de mogelijkheden van optoppen te beperken tot galerijwoningen die nog van een lift voorzien moeten worden, want alleen dan is het haalbaar. Reactie Om voldoende flexibiliteit voor de toekomst te hebben geeft het bestemmingsplan een algemene vrijstellingsbevoegdheid voor het aanbrengen van een extra bouwlaag op gestapelde woningbouw. Het is uiteindelijk aan de woningeigenaar om te beoordelen of optoppen haalbaar is en van deze vrijstellingsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt. Daarbij zal getoetst worden aan de voor het verlenen van de vrijstelling geldende voorwaarden uit artikel 4 lid 8 sub b. De vrijstellingsmogelijkheid voor wat betreft het aanbrengen van een extra bouwlaag op gestapelde woningbouw wordt niet aangepast. Ad. 203: De bouwlocatie Alard Duhameelstraat is geen aanwinst voor Het Lage Land, het schaadt de omgeving. Het aantal te realiseren woningen aan de Alard Duhameelstraat weegt niet op tegen de verhoging van de dichtheid en het verlies van het huidige gebruik. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie wordt hiermee uitgesloten.
78
Ad. 203: De Grote Prins heeft een te hoge dichtheid waardoor de bebouwing uit de toon zal vallen in de omgeving, het zorgt voor een belemmering van uitzicht en bezonning en er komt te weinig groen in voor. Daarnaast zal ook de parkeerdruk toenemen want de gebouwde parkeervoorzieningen zullen niet volledig gebruikt worden. Verzoek om de hoogte te beperken tot 7 bouwlagen, groen toe te voegen en de gebouwde parkeervoorzieningen in de parkeereis niet volledig mee te tellen. Reactie Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Verwezen wordt naar het gestelde hierover in de bij de inspraaknotitie behorende bijlage, zie 5c, waar één en ander uitvoerig behandeld wordt. Ad. 203: De gegevens van de geluid- en stofbelasting dienen ter inzage te komen. Zonder inzicht in de huidige situatie en prognoses is meningsvorming in beperkte mate mogelijk. Reactie Alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn onderworpen aan een akoestisch onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de milieu-paragraaf. De paragraaf luchtkwaliteit is aangepast aan de nieuwste inzichten rondom de luchtproblematiek, te weten het Besluit luchtkwaliteit 2005. Hierdoor wordt ook aandacht besteed aan de normen voor fijn stof. Voor de nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is een aanvullend luchtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de paragraaf ‘luchtkwaliteit’.Het rapport waarin de resultaten van dit onderzoek vermeld staan, zal mede ter inzage worden gelegd. Ad. 204: Hoe moeten 55-plussers in de toekomst hun dagelijkse boodschappen doen als de winkels aan de Duikerstraat verdwijnen? Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 206: Het groen in de wijk dient integraal te worden aangepakt. Suggestie om een ‘groenmanager’ aan te stellen die zorgt voor coördinatie. Reactie De deelgemeente pakt de openbare ruimte zo veel mogelijk integraal aan, hiervoor heeft het dagelijks bestuur in 2004 het Beleidskader Buitenruimte vastgesteld. In opdracht van de deelgemeente ligt de verantwoordelijkheid voor de coördinatie bij Gemeentewerken De Werf. Aanpassing van het bestemmingsplan is niet nodig. Ad. 208: Kunnen speel- en losloopgebieden voor honden niet aangegeven worden als aparte bestemmingen in het bestemmingsplan? Reactie Ten aanzien van speelplekken en hondenvoorzieningen heeft de deelgemeente beleid opgesteld. De betreffende onderdelen kunnen in verschillende bestemmingen gerealiseerd worden. Aanpassing van het bestemmingsplan is hiervoor niet nodig. Ad. 208: Veel garageboxen worden niet gebruikt als stallingsruimte. Zo zijn er vele garageboxen in handen gekomen van kleine ondernemers en knutselaars die veelal niet in de directe omgeving woonachtig zijn. Kunnen er bepalingen in het bestemmingsplan opgenomen worden die het anders gebruiken tegengaan?
79
Reactie In artikel 17 van de voorschriften is reeds opgenomen dat een “garage” is bestemd voor voor de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom-)fietsen en voor berging voor huishoudelijke doeleinden. Ander gebruik is op basis van het ontwerp niet toegestaan. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft zal handhavend opgetreden kunnen worden. Aanpassing van het bestemmingsplan is hiervoor niet nodig. Ad. 208: Waarom kunnen er geen superette en een kapper in het Berlagehof gevestigd worden? Er woont een groot aantal ouderen in de directe omgeving die hierdoor zeer benadeeld worden. Reactie In het voorontwerp-bestemmingsplan wordt voor de Berlagehof alleen detailhandel uitgesloten; vestiging van een kapper blijft mogelijk. Voor het overige wordt verwezen naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 208: De bedrijfspanden moeten duidelijk begrensd worden in het bestemmingsplan. Expansie buiten de normen berokkent de directe woonomgeving veel nadelen, hinder en last die in een woonwijk niet gewenst zijn. Reactie Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft inderdaad niet voor alle bestemmingen exacte grenzen aan. In sommige gevallen is dit gewenst om enige flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen te behouden. Dit mag echter nooit ten koste gaan van op dit moment al gewenst behoud van open ruimte. Wat betreft bedrijfspanden geeft de wijkvisie Het Lage Land aan dat behoud mogelijk is maar dat er niet wordt uitgegaan van uitbreiding. Op grond van het vorenstaande zijn alleen die bebouwingsgrenzen, die noodzakelijk zijn voor gewenst behoud van open ruimte, op de plankaart opgenomen. Daarbij is uitgegaan van de huidige bedrijfsbebouwing in Het Lage Land. Ad. 209: Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid een discounter te vestigen in winkelcentrum het LageLand. Laurus is van plan om de Super de Boer om te bouwen naar een Edah Lekker&Laag waarmee aan de vraag naar een discounter voldaan zou worden.Toelaten van een derde supermarkt zal leiden tot overbewinkeling. Laurus reageert daarom negatief en verzoekt om een cijfermatige onderbouwing. Reactie Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hebben op de winkelcentra in Het Lage Land heeft het deelgemeentebestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO. Uit dit aanvullende advies komt naar voren dat het wenselijk is om ruimte te bieden aan een ‘harddiscounter’ (zie bijlage, sub 5a). Niettemin zal het ontwerp bestemmingsplan uitgaan van de bestaande situatie (twee supermarkten), daar de opvattingen over alsmede de mogelijkheden tot de bedoelde derde supermarkt nog niet uitgekristalliseerd zijn. Ad. 210: Aan de Jacob van Akenstraat 15 is aan de achterzijde een uitbouw in 2 bouwlagen gerealiseerd en deze zou aangeduid moeten worden als ‘woning’. Tevens beschikt de woning over een uitbouw aan de zijkant, dient deze niet eveneens een woonbestemming te krijgen? Reactie De huidige situatie is op de topografische ondergrond aangepast. Verder wordt er verwezen naar het gestelde hierover onder ad. 170, 173, 176, 178 t/m 181,183, 185 en 202. Ad. 211: Pagina 14 onderaan de 1e alinea wordt verwezen naar § 4.7 water dit moet zijn § 5.8. In de 2e alinea wordt verwezen naar § 4.8 Mobiele Telecommunicatie, dit moet zijn § 5.9. Reactie De plantoelichting is aangepast.
80
Ad. 211: Pag. 20 in de laatste alinea wordt verwezen naar de Koepelnota Welstand. De Nieuwe Unie gaat ervan uit dat de inhoud en de juridische impact overeenkomt met de ‘startnotitie Stempels’ van november 2004 (deze bevat de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor alle toekomstige veranderingen in de stempels). Reactie Anders dan de Nieuwe Unie stelt, valt de ‘notitie Stempels’ (stedenbouwkundige randvoorwaarden van de stempels) niet op één lijn te stellen met de Koepelnota Welstand, nu de notitie Stempels vooral bedoeld is om een aanvullend toetsingskader te geven voor het al of niet verlenen van vrijstellingen. Het dagelijks bestuur van deelgemeente Prins Alexander adviseert een (beperkte) vrijstellingsbevoegdheid op te nemen voor wat betreft bebouwingsgrenzen, bergingen en inrichting buitenruimte; Overnemen van dit advies is niet gewenst omdat het huidige voorschrift (artikel 4 lid 8) al de nodige vrijstellingsmogelijkheden bevat (bebouwingsgrenzen, optoppen), terwijl ook de omliggende bestemming ‘groen’ de nodige voorschriften en mogelijkheden (bijvoorbeeld voor een parkeervoorziening), omtrent vorenstaande punten, biedt. Het bestemmingsplan is aldus flexibel genoeg. Ad. 211: In § 5.8.4 ‘De wateropgave’ wordt vermeld dat er een nieuw oppervlaktewatergemaal wordt gebouwd. Op welke termijn is de realisatie? Reactie Er is al begonnen met de bouw van het nieuwe gemaal (het gemaal Ommoord). Dit gemaal staat echter buiten het plangebied. Ad. 211: Pag. 38: het bestemmingsplan is conserverend van aard, echter in het kader van de wijkvisie worden er ontwikkelingen gestimuleerd, zoals “drempels weg”, die op termijn mogelijk fysiekruimtelijke dan wel functionele ingrepen vereisen. Biedt het plan hiervoor voldoende ruimte? Reactie Het project Drempels weg beoogt zodanige aanpassingen aan de woningvoorraad en het voorzieningniveau van Het Lage Land dat bewoners vanwege leeftijd en eventuele handicap de wijk niet hoeven te verlaten. Het project is een samenwerking met vele instanties en is eind 2004 gestart. Het project gaat uit van een concentratie van voorzieningen in de winkelcentra, de Berlagehof, de Grote Prins en in het gebouw van de Pameijer Keerkring aan het Bramanteplein. Het voorontwerpbestemmingplan hield hiermee nog niet ten volle rekening. Het bestemmingsplan wordt daarom afgestemd op het project Drempels weg, hetgeen betekent dat op de genoemde locaties ook medische voorzieningen mogelijk zullen zijn; de bestemming van het gebouw van de Pameijer Keerkring aan het Bramanteplein krijgt de bestemming ‘bijzonder woongebouw’. Ad. 211: Pag. 42 bij de financiële uitvoerbaarheid staat een opmerking over de Van Heukelomstraat die overbodig is en kan worden weggelaten. Reactie Deze opmerking is inderdaad in het kader van het bestemmingsplan overbodig. Het sloop/nieuwbouwproject De Bouwmeesters (Van Heukelomstraat) is een particulier project. Op 21 september 2004 hebben de Nieuwe Unie, Woningstichting PWS, het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam en deelgemeente Prins Alexander het Convenant Uitvoering Wijkvisie ondertekend. In dat convenant zijn onder andere afspraken vastgelegd over grondtransacties bij sloop/nieuwbouw. De tekst is aangepast. Ad. 211: De bestemmingsplanbepalingen art. 26 en 27 komen niet overeen met wat op de kaart staat. Reactie De planvoorschriften en de plankaart zijn hiertoe aangepast.
81
Ad. 211: Voor de 4-hoogflats in de Stempels is afgesproken dat bij samenvoeging de privatisering van de gehele strook langs het blok mogelijk is, op de kaart is dat maar gedeeltelijk, langs een deel van het blok, aangegeven. Reactie De huidige planologische situatie is geconserveerd omdat er geen concrete plannen voor handen zijn. Ad. 211: De Horecagelegenheid in de meest westelijke toren aan de zuidzijde van de Prinsenlaan is niet aangegeven. Reactie De meest westelijke toren aan de zuidzijde van de Prinsenlaan valt buiten het bestemmingsplan Het Lage Land/Oud Prinsenland; deze toren ligt in het bestemmingsplangebied ‘Prinsenland’. Ad. 212: Het Tandtechnisch laboratorium aan het Joris Minneepad 1, waarvoor een vergunning verstrekt is, is aangewezen als ‘groen’. Reactie De opmerking is terecht. Bestemmingsplankaart en de voorschriften zijn op dit punt aangepast. Ad. 213: Als deelnemer aan het project ‘Collectie Particulier Opdrachtgeverschap Folkert Elsingastraat’ is er bezwaar tegen de Grote Prins, met name tegen de bouwhoogte: de 17 bouwlagen passen niet in het stedenbouwkundig beeld van Prinsenland en Het Lage Land, een dergelijke hoge toren is horizonvervuiling, de bouwlocatie CPO krijgt te maken met lichthinder, het gaat ten koste van de privacy van de bouwlocatie CPO en er zullen in het voor- en najaar minder zonuren zijn voor de bouwlocatie CPO. Verzoek om de hoogte van de Grote Prins, op de grond van Volvo de Jong tot aan het Q8 gebouw, te beperken. Reactie Het gaat hierbij om het bouwen in een stedelijke setting, zoals vanaf het begin van de planontwikkeling bekend was. Het wegnemen van zonlicht door de bebouwing van de Grote Prins is van korte duur. De oriëntatie van de woningen is gericht op zowel de Parkas als de recreatievelden (zie ook bijlage, 5c). Er is geen reden om het bestemmingsplan op dit punt aan te passen, temeer daar deze bezwaren in de bouwplanprocedure reeds aan de orde zijn geweest en de bouwvergunning, die op 26 oktober 2004 is verleend, inmiddels onherroepelijk is. Ad. 214: De tekst in de toelichting onder 2.1, vigerende bestemmingsplan 8e alinea (bedoeld wordt 8e zin) moet worden aangepast (ledigen moet lenigen zijn). In hoofdstuk 5, Planbeschrijving, algemeen liever geen expliciete woningaantallen noemen. Reactie De tekst van paragraaf 2.1 is aangepast; In de toelichtende tekst van hoofdstuk 5 wordt aangegeven met welke concrete bouwplannen in het voorontwerp-bestemmingsplan rekening is gehouden; genoemde aantallen en bouwlagen hebben een verduidelijkende functie. Afwijking van die getallen is mogelijk want het gaat hierbij niet om bestemmingsplanvoorschriften. Het bestemmingsplan wordt zodoende niet aangepast. Ad. 214: 5.2.1, de vrijstellingsbevoegdheid om de 4 hoogflats met 1 laag op te toppen, aanpassing rooilijn en parkeervoorzieningen zijn niet expliciet opgenomen. Reactie De vrijstellingsbevoegdheid om de 4 hoogflats met 1 laag op te toppen was al wel opgenomen, zie daarvoor artikel 4 lid 8 sub b van de planvoorschriften.
82
Wat betreft de aanpassing van de rooilijn (paragraaf 5.2.1) kan eveneens opgemerkt worden dat de op de plankaart ingetekende rooilijn al was aangepast ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Tot slot wordt er op gewezen dat er geen afzonderlijke vrijstellingsmogelijkheden hoeven te worden geschapen voor de parkeervoorzieningen, nu de bestemming ‘groen’ (middels een vrijstelling) toestaat een al dan niet ondergrondse parkeervoorziening te realiseren. Ad. 214: 5.2.2, Grote Prins, de praktijkruimten en maatschappelijke voorzieningen zijn niet alleen op de begane grond gevestigd (mogelijkheid van de eerste verdieping er aan toevoegen). Verzoek om medische voorzieningen (huisarts) toe te staan. Waarom is de vrijstellingsbevoegdheid van de gemeente op basis van het 100% transformatieplan niet opgenomen? Reactie Voor het bouwplan Grote Prins Oost (Koningslaan/Prinsenlaan) is inmiddels een bouwvergunning verleend. Dit bouwplan is in overeenstemming met het voorontwerp-bestemmingsplan. Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft aan genoemde locatie de bestemming ‘woningen, gestapeld’; op grond van artikel 4 lid 3 van de planvoorschriften zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan op de begane grond. Het begrip ‘maatschappelijk voorzieningen’ omvat tevens medische voorzieningen, zoals een huisartsenpraktijk. Voorts wordt opgemerkt dat, met de in het voorontwerp opgenomen mogelijkheden (maximum oppervlakte van 1500 m²), voldoende ruimte wordt geboden aan nieuw te vestigen medische voorzieningen. Het bestemmingsplan behoeft derhalve niet te worden aangepast. Ad. 214: Aandachtspunt in de planbeschrijving (5.2.3, Berlagehof en 5.5.1 winkelcentra), is en blijft de terugkeerders op de locatie na de nieuwbouw. Het plan sluit detailhandel uit. Indien dit zo blijft moet PWS zich realiseren dat terugkeer detailhandel niet mogelijk is of dat wijziging op een goedgekeurd bestemmingsplan moet worden aangevraagd. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 214: Financiële uitvoerbaarheid, de tekst die gebruikt wordt voor de Van Heukelomstraat is ook van toepassing op de projecten Berlagehof en Grote Prins. Reactie De tekst over de Van Heukelomstraat was overbodig en is dienovereenkomstig aangepast/verwijderd. Omdat de projecten Berlagehof en Grote Prins eveneens particuliere projecten zijn, behoeven deze projecten niet vermeld te worden in de paragraaf over de financiële uitvoerbaarheid. Ad. 214: Artikel 27 de algemene vrijstelling voor kleine bouwwerken (< 60 m³) is onvoldoende voor het bijbouwen van lift- en trappenhuizen. Reactie Het gaat hierbij om een algemene vrijstelling ten behoeve van kleine bouwwerken in het openbare gebied, bijvoorbeeld een snackkiosk. Deze bepaling is gebruikelijk in bestemmingsplannen en beoogt niet zaken zoals trappenhuizen te regelen. Dit wordt geregeld door middel van de vrijstelling die in artikel 4 lid 8 sub a is opgenomen. Het voorschrift hoeft niet aangepast te worden. Ad. 214: Plankaart Grote Prins: het 100% transformatieplan is niet op de kaart aangegeven, terwijl eventuele vrijstellingsbevoegdheden hieromtrent ook niet zijn opgenomen. De bedrijfsruimten ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen in blok 1 en 2 zijn niet opgenomen en de rooilijn is onlogisch door het aanhouden van de achterzijde van de parkeerbak van het Q8 gebouw. Reactie Voor de Grote Prins Oost is inmiddels een bouwvergunning verleend. Voor zover de rooilijnen van het bestemmingsplan en het bouwplan niet met elkaar correspondeerden, is het bestemmingsplan aangepast.
83
Wat betreft de opmerking over de bedrijfsruimten voor maatschappelijke voorzieningen wordt er op gewezen dat artikel 4 lid 3 van de voorschriften bepaalt dat maatschappelijke voorzieningen een maximum vloeroppervlakte van 1500 m² mogen hebben. De gevraagde bedrijfsruimte dient hier ook ondergebracht te worden. Het 100% transformatieplan is niet opgenomen, omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, waarbij tevens opgemerkt dient te worden dat de huidige eigendomsverhoudingen aan dit 100% transformatieplan in de weg staan. Ad. 214: Plankaart 4-hoogflats: expliciet vrijstellingsbevoegdheid opnemen voor: het optoppen van de vier hoogflats met 1 laag (zolang de symmetrie behouden blijft), de mogelijkheid voor het plaatsen van bergingen achter de vier hoogflats en de SOR-blokjes, de parkeerstroken achter de vier hoogflats, de rooilijn aan de Berlagestraat (aanpassing entrees en positie nieuwbouw op SOR-locaties) en de herziening straatprofiel De Klerk- en Kramerstraat. Reactie Voor het optoppen van de 4-hoogflats was al een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen, zie artikel 4 lid 8 sub b van de voorschriften van het voorontwerp (artikel 4 lid 9, sub b van het ontwerp). Een vrijstellingsbevoegdheid voor bergingen achter de flats en SOR-blokjes is niet meer nodig, nu de aangrenzende strook grond bestemd wordt als ‘Tuin’. De parkeerstroken c.q. voorzieningen kunnen binnen de bestemming ‘groen’ gerealiseerd worden. De afspraken over de rooilijn aan de Berlagestraat en de herziening van het straatprofiel van De Klerk- en Kramerstraat zijn verwerkt op de plankaart. Ad. 214: Zocherstraat, nieuwbouwlocatie, verzoek om de bouwdiepte van 10 meter op 13 meter te brengen. Reactie Een grotere bouwdiepte (tot 13 meter) is mogelijk gemaakt. Ad. 215: De plannen van de regio voor het openbaar vervoer zijn niet verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. Reactie De plannen van de stadsregio zijn nog niet zo concreet dat duidelijk is wat de gevolgen zullen zijn voor Het Lage Land en Oud Prinsenland en of die gevolgen ook het bestemmingsplan raken. Conform het besluit van de gemeenteraad is een Tramplus door het plangebied uitgesloten. Verdere regelingen over buslijnen horen niet thuis in een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt dan ook niet aangepast. Ad. 216: In de toelichting wordt de term voertuig gebruikt bij verkeersgebied en verblijfsgebied, dit sluit niet voldoende het niet realiseren van een tramlijn uit. Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften zijn hiertoe aangepast. Ad. 216: Het verkeersgebied op de Koningslaan loopt gezien vanaf de Hoofdweg tot voorbij de kruising met de Hendrick Staetsweg terwijl de bebording aangeeft dat de 30 kilometerzone ervoor begint. Reactie Het verkeersbesluit ten behoeve van de 30 kilometerzone Het Lage Land bepaalt dat de zone begint ten noorden van de kruising Koningslaan. De plankaart is zodanig aangepast dat de begrenzing van het verblijfsgebied overeenkomt met de 30 kilometerzone.
84
Ad. 216: De toelichtende omschrijving voor verblijfsgebied en verkeersgebied zijn gelijk; verzoek om bij verblijfsgebied toe te voegen dat de gebieden zich kenmerken door snelheidsremmende maatregelen om 30 kilometer af te dwingen. Reactie De beschrijvingen van verblijfsgebied en verkeersgebied zijn niet helemaal gelijk; er is een gradueel verschil. De voorgestelde kenmerken van snelheidsbeperkende maatregelen zijn het resultaat van een verkeersmaatregel en horen niet in een bestemmingsregeling thuis. Ad. 217: Op 30 juni 2003 heeft de deelraad besloten om de besluitvorming met betrekking tot de woonbestemming van de Alard Duhameelstraat op te schorten tot behandeling van het voorontwerp bestemmingsplan. Er is geen alternatieve locatie voor de speelgelegenheid. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie is zodoende niet meer mogelijk. Ad. 217: De keuze voor de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is financieel onverantwoord en daarmee in strijd met de uitgangspunten van het bestemmingsplan om kostenneutraal te zijn. Om de bouwlocatie te kunnen realiseren moet namelijk de speelplek verplaatst worden, de 35 parkeerplekken gecompenseerd worden en nog 20 extra parkeerplaatsen die nodig zijn voor de 12 woningen volgens de Bouwverordening. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Omdat woningbouw op deze locatie niet meer mogelijk is, is de door reclamant gestelde parkeerproblematiek niet meer aan de orde. Ad. 217: De bouwlocatie Alard Duhameelstraat is stedenbouwkundig ongelukkig; hij voldoet volgens het bestemmingsplan wel aan de luchtkwaliteit, maar hierbij is geen rekening gehouden met de geuren van de snackbar en het restaurant. Tevens zorgt de bevoorrading van de winkels voor overlast. Daarnaast ligt de bebouwing in de schaduw van de flats aan het Jacob van Campenplein, hoewel dit zorgt voor minder geluidsoverlast van de snelweg. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie is hierdoor niet meer mogelijk. Ad. 218: Winkels, kappers en cafés houden een woonbuurt levendig. Door het verdwijnen van de winkels moeten mensen te ver lopen en niet iedereen kan dat en wie zorgt ervoor dat onze boodschappen in huis komen. Reactie In het voorontwerp-bestemmingsplan wordt voor de Berlagehof alleen detailhandel uitgesloten; vestiging van een kapper en een café blijft aldus mogelijk. Voor het overige wordt verwezen naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 228: Het winkelcentrum het LageLand is in zijn huidige vorm gefixeerd op de plankaart. Er zijn plannen voor het vergroten van de winkels aan de oostzijde van het Marinus Bolkplein met 1.280 m² bvo, waarvan 400 m² voor de Albert Heijn. In het plan wordt ook voorzien in parkeren op de hoek van de Jan Bijloostraat met de Jan Kwakplaats. Verzocht wordt om deze plannen mee te nemen in het ontwerp bestemmingsplan.
85
Reactie De thans bestaande concrete plannen van Redema Consutatants tot uitbreiding van het winkelcentrum Het Lage Land, Marinus Bolkplein, zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
Mondelinge zienswijzen: Tijdens de inspraakbijeenkomst op 17 november 2004 kwamen, na een uitleg van het bestemmingsplan, de volgende aspecten aan de orde: Ad. 219: De horecabestemming handhaven op de locatie Duikerstraat. En zorgen voor een tussentijdse voorziening. Reactie In het bestemmingsplan is de nieuwbouw voor de Berlagehof opgenomen; horeca wordt in de Berlagehof niet uitgesloten, alleen detailhandel wordt uitgesloten. Het moeten verlaten van het huidige pand, een eventuele tijdelijke vestiging en het eventueel opnieuw betrekken van een ruimte in de Berlagehof zijn zaken die direct tussen huurder en verhuurder geregeld moeten worden. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Ad. 220: Bebouwingsgrenzen voor ‘maatschappelijke voorzieningen’ zijn ruimer dan bij wonen. Verzoek om dit beter te regelen. Reactie Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft inderdaad voor niet alle bestemmingen exacte bebouwingsgrenzen aan. Wel worden bebouwingspercentages aangegeven die men in de bestemmingsvlek per kadastrale kavel mag bebouwen. Daardoor wordt openheid in bebouwing gegarandeerd. In sommige gevallen is het gewenst heldere bebouwingsgrenzen aan te geven om voldoende open ruimte langs de randen van de bestemming te houden. Op grond hiervan zijn overal op de bestemmingsplankaart de bebouwingsgrenzen opgenomen die noodzakelijk zijn voor gewenst behoud van open ruimte. Ad. 220: Bij de laagbouw is er sprake van een strokenverkaveling, dit betekent dat een pad tussen achtertuinen en voorkanten van woningen ligt. Volgens de bestemmingsplanvoorschriften kan men zowel aan de voor- als achterkant een schuur bouwen, hetgeen onwenselijk is. Daar waar voor- en achterkant aan elkaar grenzen moet de bestemming (bebouwingsmogelijkheden) dus nauwkeuriger geregeld worden. Reactie De opvatting van reclamant dat het wenselijk is dat de bedoelde voetpaden, tussen voor- en achtertuinen, een open karakter behouden wordt gedeeld. Niettemin zullen de voorschriften omtrent bijgebouwen en erfafscheidingen niet aangepast worden. Enerzijds niet omdat het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken voor zulke bouwwerken (bijgebouwen en erfafscheidingen) reeds bepaalt dat zij, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, zonder bouwvergunning kunnen worden opgericht. Anderzijds niet omdat er in het verleden al vergunningen voor bijgebouwen in achtertuinen zijn afgegeven. Ad. 220: Bij de gestapelde bouw is het mogelijk om een laag bij te bouwen, hierbij moet gekeken worden of het gaat om woningen met of zonder lift. Alleen ten aanzien van galerijwoningen zonder lift zou naar de mening van spreker een extra laag moeten worden toegestaan.
Reactie Om voldoende flexibiliteit voor de toekomst te hebben geeft het bestemmingsplan een algemene vrijstellingsbevoegdheid voor het aanbrengen van een extra bouwlaag op gestapelde woningbouw. Het is uiteindelijk aan de woningeigenaar om te beoordelen of optoppen haalbaar is en van deze vrijstellingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Daarbij zal getoetst worden aan de voor het verlenen van vrijstelling geldende voorwaarden uit artikel 4 lid 8 sub b. Het voorstel wordt niet overgenomen.
86
Ad. 220: Verzoek om in de verdere planprocedure de volgende informatie beschikbaar te stellen: 1. de volledige publicatie van het bestemmingsplan; 2. de in kaart gebrachte geluid- en stofbelasting in het bestemmingsplan opnemen, aangezien deze informatie in het bestemmingsplan ontbreekt. Reactie Ad. 1: Een volledige publicatie van een voorontwerp-bestemmingsplan is in redelijkheid niet haalbaar gezien de uitgebreidheid van het document, in het bijzonder de kaarten. Om die reden heeft wel een iets uitgebreidere terinzagelegging plaatsgevonden (behalve in het deelgemeentehuis en het Cityinformatiecentrum ook in wijkgebouw Het Peil) en is er een speciale informatieavond georganiseerd. Ad. 2: Alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn onderworpen aan een akoestisch onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de milieu-paragraaf. De paragraaf luchtkwaliteit is aangepast aan de nieuwste inzichten rondom de luchtproblematiek, te weten het Besluit luchtkwaliteit 2005. Hierdoor wordt ook aandacht besteed aan de normen voor fijn stof. Voor de nieuwe ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is een aanvullend luchtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in de paragraaf ‘luchtkwaliteit’. De rapporten waarin de resultaten van de onderzoek vermeld staan, zullen mede ter inzage worden gelegd. Ad. 221: Verzoek om garageboxen alleen te bestemmen als stallingsruimte voor personenauto’s. Het onderhoud en gebruik van de garageboxen is vaak niet zoals het zou moeten zijn. Tevens zouden regels voor onderhoud, inclusief sancties en controle opgenomen moeten worden. Reactie In artikel 17 van de voorschriften is reeds opgenomen dat een “garage” is bestemd voor voor de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom-)fietsen en voor berging voor huishoudelijke doeleinden. Ander gebruik is op basis van het ontwerp niet toegestaan. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft zal handhavend opgetreden kunnen worden. Aanpassing van het bestemmingsplan is hiervoor niet nodig. Ad. 221: Verzoek om bedrijfspanden alleen te bestemmen als bedrijfspand. Het onderhoud en gebruik is vaak niet zoals het zou moeten zijn. Tevens zou opgenomen moeten worden regels voor onderhoud, inclusief sancties en controle. De bedrijfspanden veroorzaken hinder voor de wijkbewoners, vooral bij wisseling van gebruikers. Reactie Het voorontwerp-bestemmingsplan geeft inderdaad voor niet alle bestemmingen exacte grenzen aan. In sommige gevallen zal dit nodig zijn om enige flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen te behouden. Dit mag echter nooit ten koste gaan van op dit moment al gewenst behoud van open ruimte. Wat betreft bedrijfspanden geeft de wijkvisie Het Lage Land aan dat behoud mogelijk is maar er niet wordt uitgegaan van uitbreiding. Op grond van het vorenstaande zijn de bebouwingsgrenzen, die noodzakelijk zijn voor gewenst behoud van open ruimte, op de plankaart opgenomen. Daarbij is uitgegaan van de huidige bedrijfsbebouwing in het Lage Land. Ad. 221: Verzoekt om reclame door het stellen van striktere regels aan banden te leggen, aangezien teveel reclame overlast veroorzaakt.
Reactie Het bestemmingsplan is niet het middel om reclame-uitingen mee te regelen. Wat betreft reclameuitingen is er sprake van een toetsing vooraf wat betreft welstand, daar het wordt gezien als gevelwijziging. Het bestemmingsplan hoeft daarom niet te worden aangepast.
87
Ad. 221: Verzoekt regels op te nemen ter vergoeding van schade en maatschappelijke lasten als gevolg van bouwwerkzaamheden. Reactie Bepalingen ten aanzien van schadevergoeding horen niet in een bestemmingsplan. Als er sprake is van schade kan men dat verhalen op de veroorzaker van de schade. In geval van ingrijpende bouwwerkzaamheden maken wij hierover afspraken vooraf. Ad. 221: Een dief moet niet beloond worden met wat hij zich zonder toestemming toegeëigend heeft. Verzoekt regels op te stellen bij de afgifte van geprivatiseerde stukken grond.
Reactie Het dagelijks bestuur van de deelgemeente heeft ten aanzien van privatiseringen op 18 mei 2004 beleid vastgesteld. Als een verzoek hieraan voldoet zal de deelgemeente meewerken aan privatisering. Anders niet. Dergelijke regels horen niet in een bestemmingsplan. Ad. 222: De heer Woei-A-Tsoi heeft in juli 2002 toegezegd heeft dat de speelplek aan de Alard Duhameelstraat behouden blijft. Deze uitspraak is ook gepubliceerd. In juni 2003 is de speelplek toch weer opgevoerd als bouwbestemming. Op 30 juni 2003 heeft de deelraad besloten dit besluit op te schorten. Nu staat de bouwbestemming toch weer in het voorontwerp bestemmingsplan. Heeft bezwaar tegen een alternatieve speelruimte, omdat de huidige voldoet en centraal ligt. Heeft bezwaar tegen het voorbijgaan aan eerdere toezeggingen en de standpuntbepaling van de raad. Heeft bezwaar tegen nieuwbouw aan de Alard Duhameelstraat, vanwege de bouwdichtheid en de reeds aanwezige parkeerproblematiek. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie is niet meer mogelijk terwijl de speelruimte hierin (bestemming verblijfsgebied) behouden blijft. Ad. 223: De deelgemeente lijkt alleen maar oog te hebben voor hoogbouw. Zes jaar terug hebben bewoners bij de 1e versie van de wijkvisie (november 1998) geprotesteerd tegen deze hoogbouw. Momenteel worden echter dezelfde woningbouwplannen gepresenteerd. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover in de bij de inspraaknotitie behorende bijlage, 5c. Ad. 223: De deelgemeente zet haar zin door zonder maatschappelijk draagvlak. Als voorbeeld: Tramplus. Destijds werd door de bewoners actie gevoerd tegen de komst van de Tramplus. De Tramplus wordt in het voorontwerp bestemmingsplan niet 100% uitgesloten. Reactie Gelet op de besluitvorming door de gemeenteraad en het standpunt van de deelgemeente met betrekking tot Tramplus, wordt de aanleg van Tramplus door Het Lage Land volledig uitgesloten. De voorschriften zijn hiertoe aangepast. Ad. 223: Voor wat betreft de woningbouw aan de Alard Duhameelstraat heeft de deelraad in juni 2003 besloten de beslissing over de speelplek en het trapveldje te willen uit te stellen tot de behandeling van het voorontwerp bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt ten onrechte aangegeven dat op basis van het raadsbesluit de deelgemeente wil gaan bouwen aan de Alard Duhameelstraat. De bewoners hebben destijds aan de deelgemeente kenbaar gemaakt dat de norm van de luchtkwaliteit ter plaatse van de Alard Duhameelstraat niet voldoet. De deelgemeente had beloofd dat deze luchtkwaliteit nader onderzocht zou worden.
88
De bewoners hebben zelf telefonisch contact opgenomen met de Provincie Zuid Holland en hebben nieuwe informatie ingewonnen. Daaruit blijkt dat probleemloos bouwen aan de Alard Duhameelstraat niet mogelijk is. Reactie De bestemming van de bouwlocatie Alard Duhameelstraat is gewijzigd in de bestemming ‘Verblijfsgebied’. Woningbouw op deze locatie is niet meer mogelijk. Ad. 224: Het is jammer dat veel weggenomen wordt, met name de winkels en horecavoorzieningen aan de Duikerstraat/Berlagestraat. Vooral de ouderen die slecht ter been zijn moeten nu uitwijken naar de veel verder gelegen andere winkelcentra zoals het Jacob van Campenplein. Reactie In het voorontwerp-bestemmingsplan worden horeca en dienstverlening voor de toekomstige Berlagehof niet uitgesloten. Voor het overige wordt verwezen naar het gestelde hierover onder ad. 1 t/m 168 (eerste inspraakreactie). Ad. 225: Verzoekt de deelgemeente om voor de Wereldwinkel een alternatieve betaalbare locatie te vinden. De bestaande winkeliers verliezen hun klanten door het ontbreken van duidelijkheid en door het langlopende proces. Reactie De Wereldwinkel behoort in principe geen andere behandeling te krijgen dan andere ondernemingen die uit het winkelcentrum Duikerstraat/Van Bilderbeekplaats weg moeten. Dat staat overigens geen uitwisseling van relevante informatie tussen de deelgemeente en de Wereldwinkel in de weg. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Ad. 226: Het is onaanvaardbaar dat er in de nabijheid van de Parkas hoogbouw in 17 lagen wordt gerealiseerd, hierdoor komt het groen namelijk in de schaduw te liggen. Verzoekt om het aantal bouwlagen te beperken. Reactie Verwezen wordt naar het gestelde hierover in de bij de inspraaknotitie behorende bijlage, 5c. Ad. 227: Het bouwvolume van de Berlagehof is te massaal, door het vergroten van het aantal woningen van 35 naar 80, hierdoor verdwijnt er veel licht en ruimte. Door het dichtzetten van het plein wordt het sociale netwerk kapot gemaakt. Pleit voor het handhaven en renoveren van de huidige bebouwing en aanvullende woningbouw te plegen in de stempels. Reactie De beslissing tot sloop/nieuwbouw lag bij de eigenaar; de sloopvergunning is verleend en inmiddels onherroepelijk. In het bestemmingsplan is de nieuwbouw voor de Berlagehof opgenomen; zie bijlage zie 5c. Aanvullende woningbouw binnen de stempels is geen optie gezien het uitgangspunt dat het karakter van de stempels behouden moet blijven. Naar aanleiding van de inspraakreacties die betrekking hebben op de winkelcentra in Het Lage Land heeft het bestuur een aanvullend advies gevraagd aan het bureau BRO. Zie bijlage 5a. In de onderbouw van de Berlagehof zijn ruimten voor voorzieningen en dergelijke opgenomen waardoor de Berlagehof een sociale functie in de wijk kan krijgen. Het bestemmingsplan wordt aldus niet aangepast. Ad. 227: Verzoekt aandacht voor de toepassing van de Flora- en faunawet in verband met de bijzondere vogels in Het Lage Land.
89
Reactie Naar aanleiding van deze reactie is een aanvullend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de flora- en faunaparagraaf van het bestemmingsplan.
90
Reactie Naar aanleiding van deze reactie is een aanvullend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de flora- en faunaparagraaf van het bestemmingsplan.
II VOORSCHRIFTEN
INHOUDSOPGAVE VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSPLAN HET LAGE LAND/OUD PRINSENLAND
Algemene en technische bepalingen Artikel 1 Artikel 2
-
Begripsbepalingen Algemene bepalingen
Bestemmingsbepalingen artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel artikel
3A 3B 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
-
Woningen A (WA) Woningen B (WB) Woningen, gestapeld Woningen, laagbouw Bijzonder woongebouw Winkels Gemengde bebouwing I, II, III, IV. Maatschappelijke voorzieningen Kantoren Horeca Bedrijven II, III Recreatieve voorzieningen Schoolwerktuinen Tuin Bergingen Garages Voorzieningen van openbaar nut Autosnelweg Verkeersweg Verblijfsgebied Gebouwde parkeervoorzieningen Groen Water Leiding Archeologisch waardevol gebied
Aanvullende bepalingen Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32
-
Algemene Vrijstellingen Wijzigen van het Plan Gebruik Overgangsbepaling Strafbepaling Naamgeving
Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de ‘Voorschriften bestemmingsplan Het Lage Land/Oud Prinsenland’
ALGEMENE EN TECHNISCHE BEPALINGEN Artikel 1 - BEGRIPSBEPALINGEN Aan huis gebonden beroep/bedrijf Een beroep of bedrijf dat aan of bij de woning wordt uitgeoefend door de bewoner. Achtertuin Het voor “tuin” bestemde gedeelte van een perceel dat omzoomd wordt door de achtererfgrens en de beide zijerfgrenzen van het perceel, alsmede door de achtergevelbouwgrens van het bouwvlak plus, voor zover van toepassing, de denkbeeldige lijn(en) getrokken in het verlengde hiervan tot aan de zijerfgrens. Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. Bebouwing Een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken. Bebouwingsgrens Op de plankaart aangegeven lijn welke niet door bebouwing mag worden overschreden (behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden toegestaan). Bebouwingspercentage Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak (bovengronds) van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen. Begane grond (laag) Het gedeelte van een gebouw, bestaande uit een of meer bouwlagen - waaronder begrepen een kelder, souterrain of bel-etage - waarvan de bovenste begrenzende vloer, plafond of balklaag niet hoger komt dan 4,5 m ten opzichte van het peil. Belhuis Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. Beperkt kwetsbare objecten a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen; c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. Bestemmingsgrens Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart die de grens vormt van een bepaalde bestemming. Bijzondere objecten a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria); b. scholen en winkelcentra;
c. hotels en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen; d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur; e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen. Bouwblok Een terrein dat blijkens de plankaart geheel of grotendeels door wegen, zoals bedoeld in dit bestemmingsplan, wordt begrensd en waarop ingevolge deze voorschriften gebouwen zijn toegestaan Bouwlaag of laag Het tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en een plafond gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw, met inbegrip van een kap met een dakkapel die breder is dan 2/3 van de breedte van het pand. Een vliering, kap, zolderverdieping, souterrain of ondergrondse parkeervoorziening alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke laag begrepen. Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond voor zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing. Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten. Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen direct aan de particulier c.q. eindconsument. Dienstwoning Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gestapelde woning Een woning, waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkel, kantoor zijn gebouwd. Onder “gestapelde woningen” wordt tevens verstaan een aantal wooneenheden met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van samenlevingsvormen. Gevaarlijke Stof Een stof of preparaat dat krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen. Horeca Een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren en dranken.
Kantoren Ruimten, welke blijkens hun indeling en inrichting zijn bestemd om te worden ingericht ten behoeve van administratieve werkzaamheden. Kap Een dakopbouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. Kwetsbare objecten a. woningen, met uitzondering van: - verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; - dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: - ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; - scholen; - gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: - kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object; - complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Laagbouwwoning Een woning, waarboven noch waaronder een andere woning is gebouwd, dan wel voorzieningen als winkel, kantoor zijn gebouwd. Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen van sociale/culturele/medische/educatieve/recreatieve/levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst. Milieudeskundige De Milieudienst Rijnmond (DCMR)of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. NAP Normaal Amsterdams Peil Parkeerplaatsen Ongebouwde parkeervoorzieningen. Parkeervoorzieningen Parkeergelegenheid ter voorziening in de behoefte aan ruimte voor het parkeren en stallen van motorvoertuigen en (brom)fietsen, alsmede de daarbij behorende in- en uitritten en toegangen. Peil - voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatste van die hoofdtoegang na voltooiing van d aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan een weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
Praktijkruimte/atelier Een werkruimte voor de uitoefening van administratieve, medische c.q. paramedische of daarmee gelijk te stellen beroepen of werkzaamheden, dan wel een werkruimte ten behoeve van een kunstenaar. Seksinrichting De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Souterrain Verdieping van een gebouw die zich ten dele onder de grond bevindt, en wel voor minder dan de helft van de hoogte van deze verdieping. Voortuin Het voor “tuin” bestemde gedeelte van een perceel dat omzoomd wordt door de voorerfgrens en de beide zijerfgrenzen van het perceel, alsmede door de voorgevelbouwgrens van het bouwvlak plus, voor zover van toepassing, de denkbeeldige lijn(en) getrokken in het verlengde hiervan tot aan de zijerfgrens. Vrije vloeroppervlakte Vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van ten minste 2,1 meter. Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen. Zijtuin Het voor “tuin“ bestemde gedeelte van een perceel dat omzoomd wordt door de zijerfgrens en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevelbouwgrens van het bouwvlak, alsmede de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de achtergevelbouwgrens van het bouwvlak.
Artikel 2 – ALGEMENE BEPALINGEN Wijze van meten 1. Bij de toepassing van deze voorschriften geldt de volgende wijze van meten: a. de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels; dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 m; b. de inhoud van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil; c. de hoogte van een gebouw of ander bouwwerk (bouwhoogte) wordt gemeten vanaf het hoogste punt van dat gebouw of ander bouwwerk tot het peil, schoorstenen, liftschachten en antennes met een hoogte van maximaal 3 m uitgezonderd; de goot of boeiboordhoogte van een gebouw wordt gemeten vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil; d. de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van de gevel van het gebouw, haaks op de perceelsgrens. Bebouwingsnormen 2. Op de voor bebouwing bestemde gronden dienen - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende voorschriften is bepaald de op de plankaart aangegeven bebouwingsnormen in acht genomen te worden. Voor zover voor de desbetreffende gronden op de plankaart geen maximum bebouwingspercentage is ingeschreven, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. Goot en nokhoogte 3. a. Ter bepaling van de maximaal toegestane goothoogte van een gebouw, voor zover in deze voorschriften voor dit gebouw een maximaal toegelaten aantal bouwlagen is gegeven, dient als hoogte van een bouwlaag 3 m te worden aangenomen, met dien verstande, dat indien voor de beganegrondlaag een andere dan woonbestemming is toegelaten, voor de beganegrondlaag een hoogte van 4 m dient te worden aangenomen; b. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de onder a bedoelde goothoogte. Afdekking van gebouwen 4. Voor zover in deze voorschriften noch op de plankaart regels zijn opgenomen t.a.v. de afdekking van gebouwen, mogen deze gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Overbouwde doorgang 5. Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘overbouwde doorgang’, mag de bestemming uitsluitend worden verwezenlijkt , indien een doorgangsmogelijkheid, bedoeld in de vorm van een weg, pad, oversteekplaats, blijft bestaan cq wordt aangebracht. Een dergelijke doorgangsmogelijkheid mag geen kleinere vrije breedte hebben dan 3 meter en geen kleinere vrije hoogte dan 3,2 meter. -6
10 -Plaatsgebonden Risicocontouren -6 6. a. Binnen de op de plankaart aangegeven 10 - plaatsgebonden risicocontouren mogen geen ‘beperkt kwetsbare objecten’ en ‘kwetsbare objecten’ gerealiseerd worden; b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a ten behoeve van de realisatie van ‘beperkt kwetsbare objecten’, met dien verstande dat de veiligheid van personen en goederen niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen.
BESTEMMINGSBEPALINGEN
Artikel 3A 1. De a. b. c.
WONINGEN A (WA)*
gronden aangewezen voor woningen A (WA) zijn bestemd voor: woningen met de daarbij behorende voorzieningen; praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond; de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.
2. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies, met dien verstande dat: het maximaal aantal woningen 9 bedraagt; het aantal bouwlagen minimaal 3 bedraagt; de oppervlakte van de vierde bouwlaag maximaal 50% van de oppervlakte van de begane grondlaag bedraagt. 3. Woningen zoals bedoeld in het eerste lid mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten; b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten. 4. Indien en voorzover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder c, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 3B
WONINGEN B (WB)
1. De gronden, aangewezen voor woningen B (WB), zijn bestemd voor: a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2.
Woningen zoals bedoeld in het eerste lid mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten; b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten.
* Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
3. Indien en voorzover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 4
WONINGEN, GESTAPELD
1. De gronden, aangewezen voor ‘woningen, gestapeld’, zijn bestemd voor: a. gebouwen waarin gestapelde woningen zijn toegestaan, met de daarbij behorende bergen stallingsruimten, alsmede tuinen, ontsluitingswegen en –paden; b. praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond; c. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid zijn op de begane grond van de woningen welke worden begrensd door de Berlagestraat, de Hantje de Jongstraat, de Henk Speksnijderstraat (beide zijden) en de Kurt Callostraat tevens dienstverlening met baliefunctie, en bedrijven die zijn vermeld in categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften, toegestaan. 3.
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid zijn op de begane grond, in de plint, tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan met een b.v.o tot ten hoogste 1500m².
4. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid zijn op de begane grond van de woningen welke worden begrensd door de Duikerstraat, de Berlagestraat, de Springerstraat en de Hanrathstraat tevens ateliers toegestaan. 5.
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan.
6
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “garagebedrijf toegestaan” tevens een garagebedrijf toegestaan, met dien verstande dat zodra het gebruik als garagebedrijf is vervangen door gebruik als bedoeld in het eerste lid, een garagebedrijf niet langer is toegestaan.
7
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “medische voorziening toegestaan” tevens een medische voorziening toegestaan.
8. Woningen zoals bedoeld in het eerste lid mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten; b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten. Vrijstelling 9. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor: a. overschrijding van de begrenzing van een bouwblok met ten hoogste 5 meter ten behoeve van een uitbreiding aan de kopzijden in het belang van een behoorlijke bebouwing en passend in de bestaande stedenbouwkundige structuur, met dien verstande dat het aantal woningen in het bouwblok niet toeneemt;
b. realisatie van één extra bouwlaag voor het gebied ten oosten van de in het verlengde van de Klaas Timmerstraat liggende groenstrook (parkas), in het belang van een behoorlijke bebouwing en mits de bezonning voor nabijgelegen woningen niet onaanvaardbaar afneemt; c. realisatie van twee extra bouwlagen voor de woonblokken: - Kramerstraat 13 – 95 en Kramerstraat 82 – 164; - De Klerkstraat 13 – 95 en De Klerkstraat 82 – 164; - Van Heukelomstraat 13 – 95 en Van Heukelomstraat 82 – 164; - Vignolastraat 13 – 95 en Vignolastraat 82 – 164; - Dosiostraat 13 – 95 en Dosiostraat 82 – 164. 10. Indien en voorzover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder c, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 5
WONINGEN, LAAGBOUW*
1. De gronden, aangewezen voor ‘woningen, laagbouw’, zijn bestemd voor: a. laagbouwwoningen, met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, ontsluitingswegen en –paden; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’ , voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Het realiseren van een dakkapel over de volle breedte van de kap is uitsluitend toegestaan, indien dit in hetzelfde bouwblok reeds eerder is toegepast. 3. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies, met dien verstande dat op een aanbouw een dakkapel alleen is toegestaan op het achterdakvlak. 4. Woningen zoals bedoeld in het eerste lid mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten; b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is op de begane grond, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “medische voorziening toegestaan”, tevens een medische voorziening toegestaan. 6. Gebruiksregeling Het (platte) dak van een aanbouw mag niet worden gebruikt als dakterras. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing. 7. Indien en voorzover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 6
BIJZONDER WOONGEBOUW
1. De gronden, aangewezen voor “bijzonder woongebouw”, zijn bestemd voor: a. gebouwen ten dienste van: - bewoning en zorgverlening met bijbehorende voorzieningen, zoals gemeenschappelijke - recreatieruimten, dagverblijven, keuken- en horecafaciliteiten, verpleegruimten, sociale en medische voorzieningen; - een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden; - een verkoopruimte met een oppervlakte van ten hoogste 75 m² per gebouw; met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen. b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Voor bewoning bestemde gedeelten van een bijzonder woongebouw zoals bedoeld in het eerste lid mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten; b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten. 3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 7
WINKELS
1. De gronden, aangewezen voor “winkels”, zijn bestemd voor: a. bouwwerken waarin winkels, supermarkten hier niet onder begrepen, zijn toegestaan, met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, erven, ontsluitingswegen en –paden; b. winkelgebonden horeca; c. dienstverlening met baliefunctie; d. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder d, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
ARTIKEL 8
GEMENGDE BEBOUWING I, II, III, IV
1. De gronden, aangewezen voor ‘gemengde bebouwing I’, zijn bestemd voor: a. bouwwerken waarin zijn toegestaan: - woningen op de verdiepingen; - winkels op de begane grond; - dienstverlening met baliefunctie op de begane grond; - maatschappelijke voorzieningen op de begane grond; - horeca op de begane grond; met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, erven, ontsluitingswegen en – paden.
b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; met dien verstande dat voor de in dit eerste lid bedoelde gronden geldt dat ten hoogste 2 supermarkten en 5 horecavestigingen zijn toegestaan waarbij de totale b.v.o.van de horecavestigingen niet meer dan 700 m² mag bedragen. 2. De gronden, aangewezen voor ‘gemengde bebouwing II’, zijn bestemd voor: a. bouwwerken waarin zijn toegestaan: - woningen op de verdiepingen, - winkels op de begane grond, - dienstverlening met baliefunctie op de begane grond, - maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, - horeca op de begane grond, met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, erven, ontsluitingswegen en – paden, met dien verstande dat voor de in dit tweede lid bedoelde gronden geldt, dat ten hoogste 1 supermarkt en 6 horecavestigingen zijn toegestaan waarbij de totale b.v.o. van de horecavestigingen ten hoogste 500 m² mag bedragen en dat de b.v.o. van maatschappelijke voorzieningen ten hoogste 1000 m² mag bedragen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; c. In aanvulling op het bepaalde onder a van dit artikellid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “seksinrichting toegestaan”, uitsluitend op de begane grond tevens een seksinrichting toegestaan. 3. De gronden, aangewezen voor ‘gemengde bebouwing III’, zijn bestemd voor: a. bouwwerken waarin zijn toegestaan: - woningen op de verdiepingen, - dienstverlening met baliefunctie op de begane grond, - maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, - horeca op de begane grond, - kantoren op de begane grond, met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, erven, ontsluitingswegen en – paden, met dien verstande dat voor de in dit derde lid bedoelde gronden geldt dat ten hoogste 3 horecavestigingen zijn toegestaan waarbij de totale b.v.o. van de horecavestigingen niet meer dan 450 m² mag bedragen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; c. In aanvulling op het bepaalde onder a van dit artikellid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan. 4. De gronden, aangewezen voor ‘gemengde bebouwing IV’, zijn bestemd voor: a. bouwwerken waarin zijn toegestaan: - woningen op de verdiepingen, - maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, - wijkgebonden kantoren, - bedrijven die zijn vermeld in categorie 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften op de begane grond, met de daarbij behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, erven, ontsluitingswegen en – paden; b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen - met uitzondering van LPG - ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen toegestaan”; c. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 5. Woningen zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie van de desbetreffende woning in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij ten hoogste 30% van de vrije vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 70 m2 wordt gebruikt voor beroeps-/ bedrijfsactiviteiten;
b. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. de gevel en dakrand zijn niet toegestaan); c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij het betreft detailhandelsactiviteiten als ondergeschikt onderdeel van de beroeps-/bedrijfsactiviteiten. Vrijstelling 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vierde lid, ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven, die daarmee naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen. 7. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder b, het tweede lid onder b, het derde lid onder b, of het vierde lid onder c, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 9
MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN*
1. De gronden, aangewezen voor "maatschappelijke voorzieningen", zijn bestemd voor: a. bouwwerken ten dienste van sociale, culturele, medische, educatieve, recreatieve of levensbeschouwelijke voorzieningen, dan wel ten behoeve van de openbare dienst, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn bestemd. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “dienstwoning toegestaan” tevens een dienstwoning toegestaan. 3
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan
4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 10
KANTOREN*
1. De gronden, aangewezen voor ‘kantoren’, zijn bestemd voor: a. bouwwerken, waarin kantoren zijn toegestaan, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en –paden, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
* Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
3. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan. Artikel 11
HORECA
1. De gronden, aangewezen voor ‘horeca’, zijn bestemd voor: bouwwerken, waarin horeca is toegestaan, met de daarbij behorende tuinen en erven; de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 12
BEDRIJVEN II, III
1. De gronden, aangewezen voor ‘bedrijven II’, zijn bestemd voor: bouwwerken, opslag- en werkterreinen ten behoeve van bedrijven in de categorieën 1 t/m 2, welke zijn vermeld in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen; de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. De gronden, aangewezen voor ‘bedrijven III’, zijn bestemd voor bouwwerken, opslag- en werkterreinen ten behoeve van bedrijven in de categorieën 1 t/m 3, welke zijn vermeld in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze voorschriften, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid, ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven, die daarmee naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid voor de bouw van ten hoogste een dienstwoning per bedrijf, indien het goed functioneren van het desbetreffende bedrijf zulks vordert en voorts met dien verstande, dat: a. de inhoud van een zodanige dienstwoning niet meer mag bedragen dan 500 m³; b. de dienstwoning c.q. het gebouw waarvan zij deel uitmaakt, rechtstreeks vanaf de weg toegankelijk moet zijn; c. verlening slechts is toegestaan indien de ter zake (hogere) grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder niet worden overschreden. 5. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 13
RECREATIEVE VOORZIENINGEN*
1. De gronden, aangewezen voor ‘recreatieve voorzieningen’, zijn bestemd voor: a. sport- en speelvelden met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen; b. waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; c. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval; d. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’ voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, te weten: 3. clubgebouwen, kleedgelegenheden en lichtmasten; 4. bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige aard, als een brug, een duiker, een steiger, een vlonder en containers ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van het vergroten van de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte tot maximaal 8 meter voor zover dit betreft de locatie Lieven de Keystraat. 4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder d, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 14
SCHOOLWERKTUINEN*
1. De gronden, aangewezen voor “schoolwerktuinen”, zijn bestemd voor: a. schoolwerktuinen met bijbehorende voorzieningen, zomede voor ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, als taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. de bestemming‘archeologisch waardevol gebied’ voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals een leslokaal, een gereedschapsberging, een schuilloods, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, als een brugje, een duiker, een steiger, een vlonder. 3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
Artikel 15
TUIN
1. De gronden, aangewezen voor ‘tuin’, zijn bestemd voor: a. tuin, met de daarbij behorende paden en waterpartijen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
2. In aanvulling van het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede zijn bestemd voor de ingevolge de aangrenzende bestemming toegelaten doeleinden in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijk) met een diepte van ten hoogste 2 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 3. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, te weten: in een tuin passende bouwwerken geen gebouwen zijnde als een pergola; b. aanbouwen aan de zij- en/ of achtergevel van een gebouw, met dien verstande dat: - de hoogte niet meer bedraagt dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping met een maximum van 4 meter gemeten vanaf het aansluitende maaiveld; - de diepte van een aanbouw aan de achtergevel niet meer bedraagt dan 2,5 meter en daarbij een achtertuin resteert met een diepte van minimaal 5 meter; - de diepte van een aanbouw aan de achtergevel niet meer bedraagt dan 3 meter en daarbij een achtertuin resteert met een diepte van minimaal 9 meter; - een aanbouw aan de achtergevel de denkbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de zijgevels van het gebouw waaraan gebouwd wordt niet overschrijdt; - de diepte van een aanbouw aan de zijgevel gerealiseerd wordt binnen de breedte van de gevel waaraan de aanbouw wordt gebouwd; - de breedte van een aanbouw aan de zijgevel niet meer bedraagt dan 3 meter en daarbij de afstand tussen de aanbouw aan de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 1 meter bedraagt; - een aanbouw aan de zijgevel tenminste 1 meter achter de voorgevelrooilijn blijft; c. bijgebouwen achter de achtergevelrooilijn, met dien verstande dat: - de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt; - de hoogte maximaal 3 meter bedraagt, gemeten vanaf het aansluitende maaiveld; - het bijgebouw minimaal 1 meter achter de achtergevelrooilijn wordt opgericht; - het bijgebouw in de zijdelingse perceelgrens kan worden gerealiseerd met uitzondering van bijgebouwen op percelen die grenzen aan het openbaar gebied daar dient de afstand tussen het bijgebouw en de zijdelingse perceelgrens minimaal 1 meter te bedragen; d.
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter, gemeten vanaf het aansluitende terrein. e. bergingen in een gemeenschappelijke tuin behorende bij gestapelde woningen, met dien verstande dat de bergingen uitsluitend in de achtertuin gebouwd mogen worden en tezamen niet meer dan 25% van het oppervlak van de achtertuin mogen innemen; de goothoogte van bergingen mag niet hoger zijn dan 2,7 meter. 4. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan. 5. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 16
BERGINGEN
1. De gronden, aangewezen voor ‘bergingen’, zijn bestemd voor: a. gebouwtjes, dienend voor berging voor huishoudelijke doeleinden; de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde gebouwtjes mag niet meer bedragen dan 3 m en de breedte van elke berging afzonderlijk niet meer dan 3 meter.
3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 17
GARAGES
1.
De gronden, aangewezen voor ‘garages’, zijn bestemd voor: a. gebouwtjes, dienend voor de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom-)fietsen en voor berging voor huishoudelijke doeleinden; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.
2
De hoogte van de in het eerste lid bedoelde gebouwtjes mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 18
VOORZIENINGEN VAN OPENBAAR NUT
1. De gronden, aangewezen voor “voorzieningen van openbaar nut”, zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede gemalen met de daarbij behorende ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en erven; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 19
AUTOSNELWEG*
1. De gronden, aangewezen voor "autosnelweg”, zijn bestemd voor: a. een autosnelweg, met de daarbij behorende kunstwerken als bruggen met bijbehorende voorzieningen en pijlers, tunnels, viaducten, duikers en lichtmasten; b. fiets- en voetpaden, aansluitende wegen en dienstwegen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. geluidswerende voorzieningen; e. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; f. de bestemmingen ‘leiding’ en ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid zijn de gronden, daar waar de autosnelweg op een verhoogd niveau ligt, op onderliggend maaiveld tevens bestemd voor wegen, groen, water, verblijfsgebied en opslag in de open lucht.
* Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
3. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, te weten: a. de in het eerste lid bedoelde kunstwerken; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als portalen ten behoeve van de bewegwijzering en geluidsschermen; c. parkeervoorzieningen. 4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid, onder f, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 20
VERKEERSWEG*
1. De gronden, aangewezen voor ‘verkeersweg’, zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsruimte, te weten: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen (met uitzondering van trambanen), zoals rijstroken, fietspaden, parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende kunstwerken als viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. geluidwerende voorzieningen; d. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; e. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval; f. de bestemmingen ‘leiding’ en ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede zijn bestemd voor de ingevolge de aangrenzende bestemming toegelaten doeleinden in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijke) met een diepte van te hoogste 2 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 3. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, te weten: a. de in het eerste lid bedoelde kunstwerken; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals portalen ten behoeve van de bewegwijzering en geluidsschermen ter beperking van de geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer, straatmeubilair, verfraaiingelementen, reclame-inrichtingen en containers ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval.
Vrijstelling 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het derde lid voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van geringe omvang- niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen- , waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 60 m³. 5. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder f, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
* Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
Artikel 21
VERBLIJFSGEBIED*
1. De gronden, aangewezen voor ‘verblijfsgebied’ zijn bestemd voor, a. verkeers- en verblijfsruimte t.w.: - voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen; - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen (met uitzondering van trambanen); b. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval; d. fietsbergingen; e. de bestemmingen, ‘leiding’ en ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede zijn bestemd voor de ingevolge de aangrenzende bestemming toegelaten doeleinden in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijke) met een diepte van te hoogste 2 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 3. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, te weten: a. bouwwerken - geen gebouwen zijnde - als straatmeubilair, verfraaiingelementen, speelelementen, reclame-inrichtingen, afdaken voor fietsen en containers ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval; b. ter hoogte van de Cees Wegerifhof is een loopbrug toegestaan die bouwwerken in naastgelegen bestemmingen verbindt. 4. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen” tevens een al dan niet ondergrondse gebouwde parkeervoorziening toegestaan in één bouwlaag. 5. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “kiosk toegestaan” tevens een kiosk is toegestaan waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 60 m3. Vrijstelling 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het derde lid voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van geringe omvang, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 60 m³. 7. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder f, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 22
GEBOUWDE PARKEERVOORZIENING
1. De gronden, aangewezen voor “gebouwde parkeervoorzieningen”, zijn bestemd voor: a. gebouwde parkeervoorzieningen, zoals een al dan niet ondergrondse parkeergarage, een parkeerdek; b. de bestemming “archeologisch waardevol gebied”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
2. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming(en) zoals bedoeld in het eerste lid onder b, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 23
GROEN*
1. De gronden, aangewezen voor "groen", zijn bestemd voor: a. park, plantsoen, openbare nutsvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, speelgelegenheden, ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. de bestemmingen ‘leiding’, en ‘archeologisch waardevol gebied’ voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede zijn bestemd voor de ingevolge de aangrenzende bestemming toegelaten doeleinden in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijke) met een diepte van ten hoogste 2 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 3. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals straatmeubilair, verfraaiingelementen, speelelementen, al dan niet ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk afval, openbare nutsvoorzieningen met een inhoud van maximaal 60 m³, de in het tweede lid bedoelde overhangende delen, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard zoals een brug, een duiker. 4. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “kiosk toegestaan” is tevens een ‘kiosk” toegestaan, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 60 m3. 5. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid is, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “jongerencentrum toegestaan” tevens een jongerencentrum toegestaan met een inhoud van maximaal 1000 m3. 6. Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het derde lid voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van geringe omvang - niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen - zoals een kiosk, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 60 m³. 7. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming(en) zoals bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 24
WATER*
1. De gronden, aangewezen voor ‘water’, zijn bestemd voor: a. singels en waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding van het omliggende gebied, met de daarbij behorende voorzieningen als taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. de bestemming ‘archeologisch waardevol gebied’, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
2. Op en in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige en/of recreatieve aard worden gebouwd, als een brug, een duiker, een steiger, een vlonder. 3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid, onder b. is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 25
LEIDING*
De gronden, aangewezen voor “leiding”, zijn bestemd voor: a. I. een ondergrondse rioolwaterpersleiding’, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘1’; III.een ondergrondse leiding voor stadsverwarming, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘2’; III.een ondergrondse hoogspanningsleiding, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘3’; met de daarbij behorende voorzieningen. b. de bestemmingen ‘autosnelweg’, ‘verkeersweg’ ‘verblijfsgebied’, ‘groen’ en ‘archeologisch waardevol gebied’, zulks met inbegrip van kruisingen van de leiding met wegen en waterlopen en de daarbij behorende kunstwerken als bruggen, zinkers en duikers, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in het eerste lid onder a bedoelde leidingen worden gebouwd. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder b toegestane bebouwing, mits de belangen van de leidingen niet worden geschaad. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vrijstelling voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de betrokken leidingen. Aanlegvergunning 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven alsmede door ophogen; het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; het verrichten van graafwerkzaamheden. Een aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen. 5. Het bepaalde in het vierde lid van dit artikel is niet van toepassing op normale werkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavig gebied. * Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
6. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemming(en) zoals bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald. Artikel 26 - ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED* 1. De gronden, aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied”, zijn bestemd voor: a. behoud van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden; b. alle overige bestemmingen, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. Aanlegvergunning 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders graafwerkzaamheden (geen bouwwerkzaamheden zijnde) uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren over een terreinoppervlak groter dan 200 m² en dieper dan 1,0 m beneden maaiveld. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten; werken en werkzaamheden welke in uitvoering waren ten tijde van het kracht worden van dit bestemmingsplan zijn eveneens uitgesloten van de aanlegvergunningplicht. Een aanlegvergunning wordt verleend indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de archeologisch deskundige te overleggen. Aan een aanlegvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door de archeologisch deskundige. 3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
* Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als keurstrook, is de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard mede van toepassing.
AANVULLENDE BEPALINGEN ARTIKEL 27
ALGEMENE VRIJSTELLING
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan: 1. Kleine bouwwerken Voor de bouw van - niet voor bewoning bestemde - kleine bouwwerken van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, transformatorgebouwtjes, verdeelkasten, gasdrukregel- en meetstations, gemaalgebouwtjes, met dien verstande, dat de inhoud van een bouwwerk, als hier bedoeld, niet meer mag bedragen dan 60 m³; 2. Begrenzing weg(profiel), bouwblok, terrein indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, het beloop of het profiel van een weg, de ligging of de vorm van een bouwblok of een terrein c.q. waterloop of de hoogte van een bouwwerk in het belang van het te verwachten verkeer, de volkshuisvesting en/of een behoorlijke bebouwing c.q. inrichting noodzakelijk is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt, blijkt, met dien verstande dat hierdoor de bestemmingsgrens niet wordt overschreden; 3. Hoogte, begane grondlaag Voor zover het betreft het bepaalde ten aanzien van de maximaal toegelaten hoogte van een begane- grondlaag en/of achterbouw, door hiervoor een maat van ten hoogste 5 meter toe te staan in gevallen waarin dit ten behoeve van het behoorlijk functioneren van de in het desbetreffende gebouw gesitueerde vestiging van een winkel, bedrijf of instelling nodig is en een uit stedenbouwkundig oogpunt verantwoorde aansluiting op de omgeving is gewaarborgd; 4. Nokhoogte, kap Ten behoeve van overschrijding van de toegestane maximale nokhoogte, als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b, voor de bouw van een kap met grotere hellingshoeken, dan voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van de maximale nokhoogte, met dien verstande, dat de dakhellingen niet meer dan 60 graden mogen bedragen. ARTIKEL 28 1.
WIJZIGING VAN HET PLAN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van: Parkeervoorzieningen a. de realisatie van al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen. Een en ander met dien verstande dat: - overeenstemming bestaat met milieuregelgeving; - een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd is; en - realisatie van (gedeeltelijk) bovengrondse parkeervoorzieningen slechts is toegestaan indien realisatie van geheel ondergrondse parkeervoorzieningen financieel, stedenbouwkundig dan wel bouwtechnisch niet mogelijk is. Wijzigingsgebieden b. het binnen de vier op de plankaart aangegeven wijzigingsgebieden de bestemming “groen” te wijzigen in de bestemming “tuin”, met dien verstande dat de diepte van de te realiseren tuin niet groter mag zijn dan de diepte van de binnen het betrokken wijzigingsgebied reeds op de plankaart opgenomen tuin.
Uitvoeren van bouw(werken) in te wijzigen plangedeelten 2. Het uitvoeren van de in het eerste lid onder a bedoelde bouwwerken of de in het eerste lid, onder b bedoelde werken is slechts toegestaan overeenkomstig een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde wijziging van het bestemmingsplan.
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid ten behoeve van het bouwen of het uitvoeren van werken overeenkomstig een in voorbereiding zijnde wijziging van dit bestemmingsplan na ontvangst van een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten, tenzij Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat de wijziging geen goedkeuring behoeft en er gedurende de termijn van terinzagelegging geen zienswijzen tegen het ontwerp-wijzigingsplan zijn ingebracht. Procedure 4. Alvorens een wijziging ingevolge het eerste lid vast te stellen, dan wel een verklaring van geen bezwaar, zoals bedoeld in het voorgaande lid, aan te vragen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden gedurende zes weken in de gelegenheid eventuele zienswijzen tegen het ontwerp voor de wijziging, dan wel tegen het desbetreffende bouwplan schriftelijk bij hun college kenbaar te maken. Het ontwerp voor de wijziging dan wel het bouwplan, ligt daartoe gedurende deze termijn ter inzage. Burgemeester en wethouders voegen een afschrift van de ingediende zienswijzen onderscheidenlijk bij hun verzoek tot goedkeuring van de wijziging, dan wel bij de aanvraag om de verklaring van geen bezwaar aan Gedeputeerde Staten.
ARTIKEL 29
GEBRUIK
1. Het is verboden de in dit bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven, op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing. Vrijstelling 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. ARTIKEL 30
OVERGANGSBEPALING
Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken 1. Bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan dan wel daarna gebouwd worden of kunnen worden met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet, en die afwijken of zouden afwijken van dit plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijkingen van dit plan niet worden vergroot en behoudens onteigening overeenkomstig de wet: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de desbetreffende bouwaanvraag wordt aangevraagd binnen twee jaar nadat deze calamiteit heeft plaatsgevonden. Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik 2. Het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken, dat in strijd is met dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet en zodanig worden gewijzigd, dat het in dezelfde als wel in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert. Uitzonderingen op het overgangsrecht 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
4. Het tweede lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan. Artikel 31 – STRAFBEPALING Overtreding van het bepaalde in artikel 25 vierde lid, artikel 26 tweede lid of artikel 29, eerste lid, wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a. onder 2 van de Wet op de Economische Delicten. ARTIKEL 32
NAAMGEVING
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de naam “Voorschriften bestemmingsplan Het Lage Land/Oud Prinsenland”.
Lijst van bedrijfsactiviteiten (Positieve lijst). Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering – 2001”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving. Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld. Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3: afstand tot woningen 50 of 100 meter categorie 4: afstand tot woningen 200 of 300 meter
categorie 5: afstand tot woningen 500, 700 of 1000 meter categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter Plangebied Voor dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 3, deze zijn dan ook niet in deze lijst opgenomen. Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig. Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 2 of 3 is in die gevallen voor het plan een planm.e.r. nodig. De lijst van categorie 2 en 3 is geschoond van activiteiten die MER-(beoordelings)plichtig zijn. Daarnaast is van een aantal activiteiten uit de standaard VNG-lijst de hoeveelheid of productiecapaciteit beperkt, deze aanpassing is aangegeven met een “a” in de derde kolom. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planm.e.r. noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.
SBI-code
Omschrijving
1
1
30 2
B
100
0
30 C
10
1
1
100 3
100 50
0 0
100 C 50 C
50 30
2 1
2 1
100 3 50 3
100 100 50
0 0 0
100 C 100 C 50
30 50 10
2 2 1
1 2 1
100 3 100 3 50 3
50 100
10 10
100 C 100 C
10 10
1 2
1 2
100 3 100 3
50 50
0 0
100 C 100 C
30 50
2 2
1 2
100 3 100 3
30 100 100
10 30 10
30 C 100 C 100 C
10 30 30
1 2 2
1 2 2
30 2 100 3 100 3
100 50
30 30
50 10
30 10
2 2
2 2
100 3 50 3
100
10
30
10
2
1
100 3
100 10 10
10 0 0
50 30 C 100
10 0 10
2 1 3
2 1 2
100 3 30 2 100 3
10
50
100
30
2
1
100 3
10
10
100
0
2
1
100 3
1
lucht (L)
0 1
10
divers (D)
a -
bodem (B)
a
categorie
0 2 0 1
a
grootste afstand
0 2
30 C
visueel
0 1 2
30
verkeer
a a
Opmerkingen
30
gevaar
a
zonering (Z)
a
continu (C)
0 1 4 5 0 1 2 0 3
Indices
geluid
a a
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Tuinbouw: - bloembollendroog- en prepareerbedrijven Fokken en houden van overige dieren: - maden, wormen e.d. VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven, productiecapaciteit < 800 ton/jaar Binnenvisserijbedrijven, productiecapaciteit < 800 ton/jaar VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen, productiecap. < 20.000 ton/jaar - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken - loonslachterijen, productiecapaciteit < 20.000 ton/jaar Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen Zuivelproducten fabrieken: - melkproducten fabrieken verwerkingscapaciteit < 25.000 ton/jaar Consumptie-ijsfabrieken, productiecapaciteit < 25.000 ton/jaar Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - verwerkingscapaciteit < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, prod.cap. < 8.000 ton/jaar Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar Vervaardiging van wijn, cider e.d. Mineraalwater- en frisdrankfabrieken, prod.cap. < 16 miljoen liter/jaar VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50
stof
0 6 0 4 -
geur
volgnummer
aangepast SMB
01 0112 0112 0125 0125 05 0501.1 0501.2 15 151 151 151 151 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1551 1551 1552 1581 1581 1581 1582 1584 1584 1585 1586 1586 1589.2 1589.2 1593 t/m 1595 1598 17 171 172 172
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
D
13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
2 1 1
2 1 2
50 3 50 3 50 3
50 30 10
0 30 10
1 2 1
1 2 1
50 3 30 2 50 3
30 50
10 10
2 2
2 1
50 3 50 3
100
10
2
2
100 3
50 100 100 30
10 10 0 0
2 3 2 1
1 2 2 1
50 100 100 30
50 C 100 C
30 30
1 2
2 2
50 3 100 3
100 C
30
2
2
100 3
100 C 100 30 10 30 10 30 10
10 10 0 0 0 10 10 0
3 3 1 1 2 2 2 1
2 2 1 1 1 1 1 1
100 100 30 10 30 30 30 10
100
30
2
2
100 3
3 3 3 2
3 3 2 1 2 2 2 1
lucht (L)
10 10 10
divers (D)
50 50 50
bodem (B)
categorie
2
Opmerkingen grootste afstand
A 0
visueel
A B
verkeer
0 1 -
gevaar
0 1
a a a a
zonering (Z)
a 0 2
continu (C)
-
Textielveredelingsbedrijven 50 0 Vervaardiging van textielwaren 10 0 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer 30 0 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 Schoenenfabrieken 50 10 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar 0 50 Houtconserveringsbedrijven: - met zoutoplossingen, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar 10 30 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken, productiecap. < 120.000 m³/jaar 100 30 Timmerwerkfabrieken, productiecapaciteit < 120.000 m³/jaar 0 30 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken, prod.cap. < 120.000 m³/jaar 10 30 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Papier- en kartonfabrieken: - productiecapaciteit < 3 ton/uur 50 50 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 Golfkartonfabrieken: - productiecapaciteit < 3 ton/uur 30 30 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen 30 0 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 Grafische afwerking 10 0 Binderijen 30 0 Grafische reproductie en zetten 30 0 Overige grafische activiteiten 30 0 Reproductiebedrijven opgenomen media 10 0 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Farmaceutische productenfabrieken:
Indices
geluid
-
stof
-
geur
volgnummer
aangepast SMB
173 174, 175 176, 177 18 181 182 183 19 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23 2320.2 24 2442
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
B
B
L D
B B
B B B
B B
B
L
D
L
13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
lucht (L)
divers (D)
bodem (B)
categorie
3
Opmerkingen grootste afstand
Minerale productenfabrieken niet elders genoemd, prod.cap. < 80 ton/dag 50 VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw 30 a Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., prod.opp.< 8.000 m2 50 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: a - algemeen, productieoppervlak < 4.000 m2 50 a - scoperen (opspuiten van zink), productieoppervlak < 4.000 m2 50
visueel
C 0 1 B 0 1 2
a
verkeer
0 1 0 1 0 1
a a
gevaar
0 1 2 0 1
zonering (Z)
a
continu (C)
0 1
- formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen, productiecapaciteit < 40.000 ton/jaar 100 10 Fotochemische productenfabrieken, productiecap. < 40.000 ton/jaar 50 10 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 50 10 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Glasfabrieken: - glas en glasproducten, productiecapaciteit < 5.000 ton/jaar 30 30 Glasbewerkingsbedrijven, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar 10 50 Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 50 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 100 Kalkzandsteenfabrieken: - productiecapaciteit < 80.000 ton/jaar 10 100 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken, prod.cap. < 80.000 ton/jaar 50 100 Betonmortelcentrales: - productiecapaciteit < 40 ton/uur 10 100 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: - productiecapaciteit < 100 ton/dag 10 100 Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen 0 30 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 50
Indices
geluid
A 0 1
stof
a a
geur
volgnummer
2682 28 281 281 284 2851 2851 2851
1 2 0 1
aangepast SMB
2442 2442 2462 2462 2464 2466 25 2512 2512 2513 26 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 267 267 2681
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
50 30
50 10
2 2
1 1
50 3 30 2
B
L
100 100 50
50 50 50
3 3 3
2 2 2
100 3 100 3 50 3
B B B
L L
30 50
30 50
1 1
1 2
50 3 100 3
100 50
30 30
1 1
1 1
100 3 50 3
L
30 100
10 30
1 2
1 2
50 3 100 3
L L
100 100
30 30
2 2
2 2
100 3 100 3
100
10
3
2
100 3
100
100
2
2
100 3
100 50
0 10
1 1
2 2
100 3 50 3
D D
100
100
50
2
2
100 3
D
30 30
100 100
30 30
2 2
2 2
100 3 100 3
B B
D
50 50
100 100
50 30
2 2
2 2
50 3 50 3
B B
D
D
L L 13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
Opmerkingen
2 2
100 3 100 3
B B
L L
100 100 100 100
30 30 30 50
2 2 2 1
2 2 2 1
50 100 100 100
3 3 3 3
B B B B
L
100 100 100 100
50 50 50 30
2 1 2 1
2 2 2 2
30 100 100 100
2 3 3 3
B B B B
100
30
2
2
100 3
B
100
30
2
1
100 3
B
50
30
1
1
50 3
100 50
50 30
2 1
2 1
100 3 50 3
B
50 50
30 30
2 1
1 2
50 3 50 3
B B
30
0
1
1
30 2
100
30
2
2
100 3
50 100
10 50
1 1
1 1
50 3 100 3
B B
100 100
30 30
2 2
2 2
100 3 100 3
B B
gevaar
D D D
lucht (L)
2 2
divers (D)
bodem (B)
50 50
visueel
100 100
verkeer
categorie
grootste afstand
zonering (Z)
4
continu (C)
a - thermisch verzinken, productieoppervlak < 4.000 m2 100 50 a - thermisch vertinnen, productieoppervlak < 4.000 m2 100 50 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten), 5 a productieoppervlak < 4.000 m2 30 50 6 a - anodiseren, eloxeren, productieoppervlak < 4.000 m2 50 10 7 a - chemische oppervlaktebehandeling, productieoppervlak < 4.000 m2 50 10 8 a - emailleren, productieoppervlak < 4.000 m2 100 50 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.), 9 a productieoppervlak < 4.000 m2 30 30 11 a - metaalharden, productieoppervlak < 4.000 m2 30 50 12 a - lakspuiten en moffelen, productieoppervlak < 4.000 m2 100 30 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 Overige metaalwarenfabrieken niet elders genoemd, productieoppervlak < B a 8.000m2 30 30 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN 0 Machine- en apparatenfabrieken: 1 - productieoppervlak < 2.000 m2 30 30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 Elektrotechnische industrie niet elders genoemd 30 10 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS a Auto-onderdelenfabrieken, productieoppervlak < 8.000 m2 30 10 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: 1 - houten schepen 30 50 2 - kunststof schepen 100 50 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: 1 a - algemeen, productieoppervlak < 8.000 m2 50 30 a Rijwiel- en motorrijwielfabrieken, productieoppervlak < 8.000 m2 30 10
Indices
geluid
287 29 29 29 30 30 31 314 316 32 321 t/m 323 3210 33 33 34 343 35 351 351 351 352 352 354
3 4
stof
2851 2851 2851 2852
geur
volgnummer
2851 2851 2851 2851
aangepast SMB
2851 2851
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
L
D
L
D
13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
Opmerkingen
bodem (B)
divers (D)
2
100 3
B
D
100 10 30 50 50 50
30 10 10 30 30 30
2 1 2 2 2 2
2 1 2 2 2 2
100 30 30 50 50 50
3 2 2 3 3 3
B B
D
30 C 50 C 100 C
10 30 50
1 1 1
1 1 2
30 2 50 3 100 3
B B B
100 C
50
1
1
100 3
100 C
50
1
2
100 3
50 C
50
1
2
50 3
30 C 100 C
10 10
1 1
1 1
30 2 100 3
50
10
1
1
50 3
30 100 10 30 30
10 10 10 30 0
2 1 1 1 2
1 1 1 1 1
30 30
30 0
2 2
2 1
30 100 10 50 30
2 3 1 3 2
lucht (L)
categorie
grootste afstand
2
visueel
30
verkeer
100
gevaar
5
zonering (Z)
-
continu (C)
A B C
Transportmiddelenindustrie niet elders genoemd, productieoppervlak < a 8.000 m2 30 30 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN niet elders genoemd Meubelfabrieken 50 50 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 Sportartikelenfabrieken 30 10 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 Vervaardiging van overige goederen niet elders genoemd 30 10 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA 0 0 - 10 - 100 MVA 0 0 - 100 - 200 MVA 0 0 Gasdistributiebedrijven: - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: a - stadsverwarming, thermisch vermogen < 160 MW 30 10 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling, capaciteit < 1,2 miljoen a m3 /jaar 10 0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW 0 0 - 1 - 15 MW 0 0 BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats 10 30 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 Autoplaatwerkerijen 10 30 Autobeklederijen 10 10 Autospuitinrichtingen 50 30 Autowasserijen 10 0 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 Grth in bloemen en planten 10 10
Indices
geluid
A2 B0 B1 B2 A -
stof
B0 B1 B2 B3 C0 C4 D0 D1 A0
geur
volgnummer 41 41 41 41 45 45 50 501, 502, 504 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 51 5121 5122
-
aangepast SMB
355 36 361 362 363 364 365 366 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
D
B
D
B
B
L
30 2 30 2 13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
Opmerkingen
30 10 10
30 30 50
2 1 1
1 1 1
100 0 10 10 0 10 10 30 30 0 0
50 30 100 50 50 30 30 100 100 30 30
30 50 10 10 10 100 10 30 10 0 0
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
10
0
10
10
1
1
10 1
30
0
10 C
10
1
1
30 2
0 0 10 0 0
10 0 0 0 0
0 0 0 30 10
2 2 2 3 1
2 1 1 1 1
C C C C C
lucht (L)
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
divers (D)
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
bodem (B)
0 0 30 30 0 0 0 0 30 10
100 30 100 100 50
100 50 30 30 30 30 30 30 30 30
categorie
grootste afstand
10 100 0 0 0 50 10 10 10 0 0
visueel
0 0 0
verkeer
10 10 10
100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
gevaar
10 0 30 0 0 0 10 10 10 10
zonering (Z)
6
50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
continu (C)
-
Indices
geluid
-
Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksproducten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag tot 50 ton - consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag tot 2 ton - consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag 2 - 5 ton Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische producten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in afval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
stof
-
geur
volgnummer 0 1 2 3 0 1
aangepast SMB
5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.3 5152.2 /.3 5153 5154 5155.1 5156 5157 5157.2 /.3 5162 517 52 527 55 5552 60 6021.1 6022 6023 6024 603
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
3 3 2 2 2 2 2 2 2 2
30 2 30 2 50 3 100 100 100 50 50 100 30 100 100 30 30
100 30 100 100 50
3 3 3 3 3 3 2 3 3 2 2
3 2 3 3 3
B
B B B
D
D D
D
B
D 13-11-2008
SBI-code
Omschrijving
Indices
Opmerkingen
divers (D)
B
D D
C
50 30
2 2
2 2
100 3 50 3
C C C
0 0 30
2 1 1
1 1 3
30 2 10 1 30 2
10 10 10 10
2 2 2 2
1 1 1 2
30 50 50 30
0
1
1
10 1
30
1
1
30 2
C
50 10 0
1 2 2
1 1 1
50 3 30 2 10 1
C
0
1
1
50 3
10 10
2 2
1 1
50 3 50 3
B
10 30 10
1 1 1
2 2 1
50 3 100 3 30 2
B B
50
3
1
100 3
B
30 30 30
2 2 2
1 1 1
50 3 50 3 30 2
B
C
2 3 3 2
lucht (L)
bodem (B)
categorie
grootste afstand
visueel
verkeer
7
gevaar
0 2
zonering (Z)
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: a - stukgoederen, oppervlakte bedrijf < 20 hectare 0 10 100 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 10 50 POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten 0 0 30 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 B TV- en radiozendstations (zie ook tabel 2: zendinstallaties) 0 0 0 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd 10 10 30 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Brandweerkazernes 0 0 50 MILIEUDIENSTVERLENING A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 50 50 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 A5 a - oplosmiddelterugwinning, verwerkingscapaciteit < 40 ton / dag 100 0 10 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 D0 Composteerbedrijven: D2 a - gesloten, verwerkingscapaciteit < 80 ton / dag 100 50 100 OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30
continu (C)
geluid
stof
geur
volgnummer
aangepast SMB
63 6311.2 6311.2 6312 64 641 642 642 71 711 712 713 714 72 72 73 731 74 747 7481.3 7484.4 75 7525 90 9000.2 9000.2 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 93 9301.1 9301.1 9301.2
cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden
D
B
B B
D D D
D
D
L L L
L L 13-11-2008
lucht (L) divers (D) bodem (B) categorie grootste afstand visueel verkeer gevaar zonering (Z) continu (C) geluid stof geur
volgnummer
aangepast SMB
13-11-2008 8
30 2 1 1 0 30 0 0 Wasverzendinrichtingen A 9301.3
Opmerkingen Indices cat 1-3 aangepast m.b.t. SMB Afstanden Omschrijving SBI-code
III BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN -
Reactie van de Provinciale Planologische Commissie d.d. 24 februari 2005 Verslag inspraakavond 17 november 2004 Advies dagelijks bestuur deelgemeente Prins Alexander Besluiten Hogere Waarden (PM)
IV KAARTEN
INHOUDSOPGAVE KAARTEN Plankaart Noord d.d. 17-09-07 Plankaart Zuid d.d. 03-04-08 Plankaart Archeologie d.d. 30-07-07 Huisnummerkaart Noord d.d. 30-07-07 Huisnummerkaart Zuid d.d. 30-07-07