provinsje fryslân provincie fryslân Cd) postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 telefoon: (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 51 25
iiiiiil
www.fryslan.nl
[email protected] www.twitter.com/provfryslan
Provinciale Staten 41. 21 i.) 1 2 P OSLUUS 8900HM LEEUWARDEN
.
Leeuwarden, 26 augustus 2014 Verzonden, 2 7 AU6. Z014 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: 01154693 : Stôd en Plattelân : K.G. Talma /(06) 29 24 66 76 of
[email protected]@fryslan.nl
Onderwerp
: Voorstel om gewijzigde bijlagen vast te stellen bij Fryske Guozzenoan pak (PS-utstel ligt september voor)
: 3
Geachte Staten, In september wordt het onderwerp Fryske Guozzenoanpak behandeld in PS. Zoals u bekend is eerst geprobeerd om landelijk afspraken te maken over dit onderwerp en na het mislukken daarvan, is geprobeerd een Frysk akkoart te maken. Hoewel er constructief met elkaar is gesproken is dit net niet gelukt. De afspraken waar de partijen het onderling over eens waren zijn verwerkt in het voorstel zoals dat in september voor ligt bij PS. Omdat er relatief weinig tijd was na het mislukken van het Frysk akkoart, maar ook omdat het een dossier is waar veel dynamiek in zit, is gebleken dat er enkele zaken niet juist verwoord zijn in de stukken. In deze brief geven wij daar tekst en uitleg over en de aangepaste documenten zijn als bijlage aan deze brief toegevoegd. Voorgesteld wordt de gewijzigde documenten vast te stellen. Verder informeren wij u in deze brief over de stand van zaken. Foerageergebieden Eén van de pijlers onder het ganzenbeleid is dat er foerageergebieden komen. Foerageer gebieden zijn percelen waar de beschermde ganzen overdag kunnen eten. Avonds gaan de ganzen terug naar het open water. Zonder goed functionerende foerageergebieden wordt geen goede invulling gegeven aan de wettelijke zorgplicht en instandhoudingsdoelen. Er heeft een inventarisatie plaats gevonden bij de grondgebruikers in de ‘oude foerageergebie den’ om vrijwillig voor 2 jaar deel te nemen. Bij deelname is er een deelnemersvergoeding beschikbaar van € 50,-/ha mits de schade meer dan € 25,-/ha. bedraagt. Uit de eerste ge gevens blijkt dat ca. 90% bereid is om mee doen. Wij verwachten daarmee voldoende ro buuste foerageergebieden in te kunnen stellen. Dit wordt de komende weken verder uitge werkt zodat deze gebieden op 1 november kunnen functioneren. Daarnaast wordt gewerkt aan het instellen van soortspecifieke foerageergebieden. Dit zijn die gebieden waar met na me de brand gans en de rotgans tot 1 mei of tot 1 juni blijven, alvorens te vertrekken. Wij zijn
-
1 /3
-
Ons kenmerk: 01154693
provinsje fryslân provincie frys1n
b
voornemens het vrijvallende budget van ca 10% voor deze extra maanden in te zetten (om dat ca. 90% van de beoogde oppervlak foerageergebied resteert, valt een deel van het budget Vrij). De verordening ‘schadebestrijding dieren 2014’ De nieuwe verordening ligt voor ter besluitvorming. Ten opzichte van de oude verordening zitten er o.a. aanpassingen in om de snel groeiende brandganzen te kunnen bestrijden. Er wordt een groei verwacht van 94.000 exemplaren in 2013 naar 330.000 stuks in 2018. De oude verordening was nog erg ingestoken op het beschermen van de ganzen. Dit omdat er bij het destijds vaststellen van de oude verordening een geheel andere situatie was. Enkele onderdelen van het ‘oude strikt beschermende beleid’ zijn in de eerder toegezonden veror dening blijven staan. Dit omdat er na het afbreken van het overleg om tot een Frysk Akkoart te komen, erg weinig tijd was. Het gaat dan om artikel 3 lid 13 en artikel 3 lid 15 van de eerder toegezonden verordening In art. 3, lid 13 is op dit moment opgenomen: “Aan verjaging ondersteunend afschot is slechts toegestaan ten aanzien van op een beteeld gewasperceel in vallende ganzen. Onder in vallende ganzen worden ganzen verstaan die boven of rond het betreffende perceel draaien met het oogmerk daarop te gaan foerageren. Op ganzen die met rechtlijnige vliegbewegingen overvliegen mag geen afschot plaats vinden” Voorgesteld wordt deze tekst in de verordening als volgt te wijzigen: “Aan verjaging ondersteunend afschot is slechts toegestaan ten aanzien van op een beteeld gewasperceel in vallende ganzen. Onder in vallende ganzen worden ganzen verstaan die boven of rond het betreffende perceel draaien met het oogmerk daarop te gaan foerageren. Op ganzen die met rechtlijnige vliegbewegingen (hoog) overvlie gen mag geen afschot plaatsvinden’ Ter toelichting het volgende. Het blijkt dat er in het verleden discussie ontstond over ‘over vliegende ganzen’ Door hier aan toe voegen ‘hoog’ overvliegende ganzen, wordt verwacht dat deze discussie met handhavers achterwege blijft. In art. 3 lid 15 is de tekst opgenomen: “Per jachtaktehouder mogen maximaal 8 ganzen per dag gedood worden. Per be teeld gewasperceel mogen, ongeacht het aantal deelnemende jachtaktehouders, maximaal 15 ganzen per dag gedood worden.” Voorgesteld wordt artikel 3 lid 15 te laten vervallen. Ter toelichting het volgende. De jagersvereniging geeft aan dat de beperking in het aantal te doden ganzen zich niet verhoudt met de gewenste inzet (vermindering van schade). Deze regel is destijds overeengekomen in het G7 akkoord. Op dit moment is het juist de bedoeling de verwachte groei af te remmen. Verder zijn in de verordening nog een aantal tekstuele zaken aangepast, zoals op blz. 1: is de datum GS besluiten en het nummer aangepast. In art. 3, lid 14 is de omschrijving gewij zigd (“perceel met een oppervlakte gewas” is gewijzigd in “oppervlakte beteeld gewas”. Nota Fryske Guozzenoanpak Ook in de nota Fryske Guozzenoanpak zijn nog enkele tekstuele aanpassingen doorge voerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de inkleuring van tabel 1 op de 2e pagina. Advies
-2 / 3-
Ons kenmerk: 01154693
ii..i4
1 1
provinsje fryslân provincie fryslân Wij adviseren u de volgende en de bij deze brief gevoegde documenten vast te stellen en niet de eerder toegezonden documenten. 1. De Nota Fryske Guozzenoanpak 2014; 2. de ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014’ (concept 2); 3. De notitie ‘Gans in Balans’ inclusief erratum ei
çfj Gedeputeerde Staten van Fryslân,
J.A. Jorritsma, voorzitter
den Berg, secretaris
3/3
Ons kenmerk: 01154693
De Fryske Guozzenoanpak 2014 1. Samenvatting Fryslân zet de komende twee jaar fors in op de reductie van de ganzenschade. Nadat eind 2012 het landelijke G7-akkoord uiteen spatte kon elke provincie vervolgens aan de slag met een eigen aanpak. Omdat de onderhandelingspartners in Fryslân ook niet tot een akkoord zijn gekomen stelt de provincie nu een eigen beleidslijn vast. Onderhavige notitie is daar het resultaat van. Dit betekent overigens dat de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’, waarmee de Staten in april 2013 hebben ingestemd, wordt aangepast (d.m.v. een erratum). De schade in Fryslân aan landbouwgewassen ten gevolge van ganzenvraat neemt steeds verder toe, vooral ten gevolge van vraat door winterganzen. De balans tussen enerzijds de bescherming van deze internationale populaties winterganzen en anderzijds de overlast ten gevolge van deze populaties winterganzen is zoek. Met name de populaties van de Brand- en Grauwe gans, die jaarlijks met zo’n 6 à 7 % groeien veroorzaken steeds meer schade. De Fryske Guozzenoanpak 2014 is er dan ook op gericht om de schade te laten afnemen door een stevige aanpak van beide soorten. Doelstelling van het beleid is om vraatschade door met name winterganzen jaarlijks te verlagen met 5 - 10%, om te komen tot een maatschappelijk geaccepteerde schadehoogte. Daarbij houden we rekening met de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties. Via zorgvuldige monitoring en een evaluatie na twee jaar wordt het beleid getoetst aan de doelstelling. Indien de doelstelling niet wordt bereikt, worden aanvullende maatregelen getroffen in overleg met betrokken organisaties. Deze aanpak blijft heel dicht bij het ‘bijna bereikte Friese akkoord’. Op het punt van de winterrust kwamen de partijen niet tot elkaar. Er bleef verschil van mening over de verwoording van het instellen van de vier maanden winterrust (conform het landelijke G7-akkoord) na twee jaar. Ten opzichte van het landelijke G7-akkoord (G7-akkoord), zoals neergelegd in de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ verschilt de voorgestane Friese aanpak op de volgende hoofdpunten: Onderwerp landelijk Fryslân 4 maanden (1 november – 1 2 maanden (eerste 2 jaar); Winterrust, maart)
Foerageergebieden op basis van:
Schadebestrijding Brandgans buiten foerageergebieden Schadevergoeding binnen foerageergebieden
1
Schadehistorie Aantal historie en/of relatie met Natura 2000 gebieden 1 maart – 1 november
1
100% + evt. aanvullende opvangpremie
4 maanden (na 2 jaar en na evaluatie) op basis van: huidige begrenzing op vrijwillige basis
hele jaar (eerste 2 jaar) (in jan. en +feb. winterrust) 1 maart – 1 november (na 2 jaar en na evaluatie) 2 100% + € 50,- deelnemerspremie
Op basis van oogstverlies aan gras van omgerekend 150 kg droge stof per hectare per cm vraatschade
In de figuur hieronder is per maand aangegeven in welke mate bestrijding gedurende de eerste twee jaar mogelijk is. Tabel 1: Bescherming/bestrijding schade door ganzen Gedurende de 1e twee jaar; buiten de foerageergebieden oktonodejanua- femaart Maand / augus sepgustember vemcemri bruari Ganzentus ber ber ber soort Brandgans
Aankomst (eerste ganzen)
Kolgans Grauwe gans
Aankomst (eerste ganzen)
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
juni
juli
vertrek
Aankomst (eerste ganzen)
vertrek
Aankomst (eerste ganzen)
vertrek
Binnen de foerageergebieden oktoMaand / augus sepgustember Ganzentus ber soort BrandAankomst (eerste ganzen) gans Kolgans Aankomst
november
december
januari
(eerste ganzen)
Grauwe gans
juli
vertrek
Aankomst (eerste ganzen)
Kolgans
juni
vertrek
Aankomst (eerste ganzen)
Brandgans
mei
vertrek
Na twee jaar; buiten de foerageergebieden oktonodeMaand / augus sepgustember vemcemGanzentus ber ber ber soort
Grauwe gans
april
Aankomst (eerste ganzen)
februari
Maart
April
Mei
(alleen voor 8000 ha)
(alleen voor 8000 ha) vertrek
vertrek
vertrek
Geen verjaging met ondersteunend afschot Verjaging met ondersteunend afschot rustperiode, alleen verjaging met ondersteunend afschot op kwetsbare gewassen Geen verjaging met ondersteunend afschot in 8000 ha foerageergebied
aankomst
Maand van aankomst grootste deel van de winterpopulatie
Het voorgestane beleid loopt in ieder geval tot en met het winterseizoen van 2019/2020. Dit onder voorbehoud van het beschikbaarstellen van de budgetten na 2018 (in de huidige begrotingssystematiek is er budget tot 2018).. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 beschrijven we de aanleiding voor de nieuwe aanpak en noemen we de betrokken organisaties. In hoofdstuk 3 wordt de Friese aanpak beschreven en geven we puntsgewijs aan waar de nieuwe Friese ganzenaanpak uit bestaat. Ook de financiële consequenties worden beschreven. Hoofdstuk 4 wordt aangegeven wat dit betekent voor het eerder vastgestelde beleid. In hoofdstuk 5 geven we in hoofdlijnen aan wat de verschillen zijn met het landelijke G7-akkoord en de Friese vertaling daarvan, zoals weergegeven in ‘Gans in Balans’. behandelt de communicatie rondom de nieuwe aanpak. Als bijlagen zijn achtereenvolgens een overzicht van definities, achtergrondinformatie met (ecologische) informatie over de ganzensoorten, het landelijke G7-akkoord (G7-akkoord), de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’, de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014 en de ‘Voorwaarden afschot november en december’. 2. Aanleiding In Fryslân komen in de winterperiode veel winterganzen voor. De totale populatie winterganzen heeft zich fors ontwikkeld en veroorzaakt dientengevolge (vooral in het voorjaar) veel schade aan de gewassen. De ganzensituatie in Fryslân wijkt sterk af van de situatie elders in Nederland: buiten Fryslân zijn het vooral de overzomerende ganzen (of standganzen) die de schade veroorzaken, terwijl in Fryslân vooral de internationaal beschermde winterganzen schade veroorzaken. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat vooral in Fryslân sprake is van grotere meren en plassen in combinatie met veel agrarische percelen met gras. De ganzen slapen ’s nachts op open water en foerageren gewoonlijk binnen een straal van 5 km van de slaapplaats op gras. Historie Eerder is geprobeerd tot landelijke afspraken te komen. Op 6 december 2012 zijn in het document: ‘Akkoord uitvoering ganzenbeleid tussen IPO/provincies en de Ganzen 7’ de resultaten van de onderhandelingen vastgelegd. In de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (waarmee op 24 april 2013 is ingestemd door PS), heeft de provincie haar taken en rollen uitgewerkt, die voortvloeien uit dit landelijke ganzenakkoord. Het landelijke G7-akkoord Op 2 december 2013 is het landelijke ganzenakkoord alsnog uiteen gevallen. Naar aanleiding daarvan is afgesproken om provinciaal tot een uitwerking te komen. In Fryslân is dat opgepakt door met alle betrokken partijen te proberen om tot een provinciaal akkoord te komen. Dit zoveel mogelijk gebaseerd op de onderdelen van het document van 6 december 2012 (de landelijke afspraken). In dat document gaat het vooral om: een sterke reductie van het aantal zomerganzen (standganzen); het instellen van een winterrustperiode van 1 november – 1 maart voor alle winterganzen; het instellen van foerageergebieden (in het G7 akkoord rustgebieden genoemd) op basis van schadehistorie, aantalhistorie en/of relatie met Natura 2000 gebieden; een uitwerking van het akkoord per provincie, door nieuw op te richten ganzenafstemmingskaders (gak’s), waarin de G7-partners op regionaal niveau zijn vertegenwoordigd. Het Fryske overleg Begin 2014 is in Fryslân gestart met de onderhandelingen. Op 8 mei 2014 bleek dat partijen op twee onderdelen het niet eens konden worden, de bestrijding van de Brandgans en de overgang na twee seizoenen van 2 maanden winterrust naar 4 maanden winterrust. Dat betekent dat de provincie nu haar verantwoordelijkheid neemt. Het huidige beleid, zoals neergelegd in de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (bijlage 4) zal worden aangepast. Uitgangspunt bij de Friese onderhandelingen was het landelijke G7-akkoord. Betrokken organisaties
In Fryslân zijn de volgende organisaties betrokken bij (de uitvoering van) de Friese ganzenaanpak (verder: betrokken partijen):
It Fryske Gea, Staatsbosbeheer Natuurmonumenten LTO, KNJV, NMV, NOJG, Vereniging Boerennatuur, Fauna Beheereenheid
3. De Friese aanpak Voor de nieuwe aanpak is het landelijk akkoord het uitgangspunt. Verder zijn de onderdelen waarover de Friese partijen overeenstemming hebben bereikt overgenomen. De volgende doelstelling en overwegingen liggen ten grondslag aan de Friese aanpak. Doelstelling: De vraatschade aan landbouwgewassen door met name winterganzen daalt jaarlijks met 5 – 10%, tot er sprake is van een maatschappelijk aanvaardbare schadehoogte. Daarbij wordt de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties gegarandeerd. Overwegingen bij de Friese aanpak zijn: de situatie in Fryslân verschilt sterk van de situatie in de rest van Nederland, omdat in Fryslân de schade vooral wordt veroorzaakt door winterganzen; winterganzen zijn beschermd op grond van nationale wetgeving, de Europese vogelrichtlijn en internationale verdragen; Foerageergebieden dienen als toevluchtsoord voor internationaal beschermde winterganzen; daarnaast zijn die gebieden ook nodig, om te voorkomen dat verjaging niet alleen maar leidt tot extra schade; voortdurende verjaging zonder rust leidt nl. tot extra energiebehoefte bij de ganzen en dus tot meer vraatschade; er is maatwerk nodig om een goede schadebestrijding mogelijk te maken; samenwerking tussen de betrokken organisaties is onontbeerlijk, omdat alleen door samen te werken enerzijds de schade gereduceerd kan worden en anderzijds aan de (inter)nationale verplichtingen kan worden voldaan. De basis voor de Friese aanpak is het document ‘Akkoord uitvoering ganzenbeleid tussen IPO/provincies en de Ganzen 7’ d.d. 6 december 2012 (bijlage 3)2. In de beleidsnotitie ‘Gans in Balans’ (vastgesteld door GS op 26 februari 2013; bijlage 4) is dit in beleid verwoord. 4. De wijzigingen in de Friese aanpak puntsgewijs Algemeen 1. De duur van het beleid. Op basis van het beschikbare budget en afgezien van tussentijdse wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie geldt de Friese aanpak tot en met het winterseizoen van 2019/2020. Dit onder voorbehoud van punt 19 van deze lijst en onder voorbehoud van het beschikbaarstellen van de budgetten na 2018 (in de huidige begrotingssystematiek is er budget tot 2018).
2
Landelijk is steeds gesproken over rustgebieden. In onderhavig document wordt de term ‘foerageergebieden’ gehanteerd in plaats van ‘rustgebieden’, omdat de term ‘foerageergebieden’ beter weergeeft wat de ganzen doen op deze percelen: foerageren oftewel eten. Rusten doen ganzen veelal in de Natura 2000 gebieden op open water.
2. Monitoring. Alle aspecten, welke van invloed (kunnen) zijn op de doelstelling van het beleid worden gemonitord door het meten van de volgende parameters: a. afschot per soort, per maand, per postcode/locatie, per aanvrager van vrijstelling en WBE (wildbeheereenheid) - bron: Faunabeheereenheid (Fbe); b. schade (in termen van kilogram droge stof aan opbrengstverlies per oppervlakte-eenheid), aantal schadehectares en hoogte van de uitgekeerde tegemoetkomingen; in euro’s en gecorrigeerd naar de droge stof-prijs van 20133 bron Faunafonds; c. aantallen ganzen per soort in Fryslân en de trend van de aantallen (seizoensgemiddelden en gerelateerd aan de weersomstandigheden in Nederland, in het broedgebied en langs de trekroute, als mogelijke verklaring van wijzigingen van aantallen, moment van aankomst en daarmee wijzigingen in de hoogte van de schade) - bron: Sovon; d. wijzigingen in de ecologie / gedrag van de ganzen (bijv. wijziging van trekgedrag kan leiden tot andere aantallen in Nederland) ; bron: Sovon e. broedresultaten van de winterganzen - bron: Sovon f. het aandeel van de ganzen dat verblijft in de foerageergebieden - bron: Sovon g. het effect van de schadereducerende maatregelen op de omvang van de schade - bron: Fbe h. de begrenzing van de foerageergebieden, de mate van dekking van deelnemende grondgebruikers - bron: BoerenNatuur i. Indien gaandeweg blijkt dat niet genoemde parameters van invloed kunnen zijn op de uiteindelijke schadeontwikkeling worden deze toegevoegd; De provincie verzamelt de gegevens genoemd onder a. t.e.m.h en verwerkt de gegevens vervolgens tot een monitoringsrapportage. 3. Evaluatie. De Fbe brengt advies uit aan de provincie en betrokken partijen over de evaluatie. Verder komen betrokken partijen minimaal eenmaal per jaar bij elkaar om, onder meer aan de hand van de resultaten van de monitoring, de effectiviteit van het beleid in termen van behaalde schadereductie en de voortgang tot dusverre te bespreken. De wijze van schadebestrijding wordt zo nodig aangepast op basis van de uitkomsten van de monitoring en de besprekingen om zodoende de effectiviteit van het beleid te vergroten. Daarbij is het van belang, gezien het dynamisch karakter van de problematiek, dat snel en adequaat wordt geopereerd. In overleg met de betrokken partijen zal steeds worden gezocht naar de meest effectieve aanpassingen, bijvoorbeeld via het uitvoeren van pilots. Foerageergebieden 4. Begrenzing. In de seizoenen 2014/2015 en 2015/2016 geldt de huidige begrenzing voor de foerageergebieden, zoals door GS vastgesteld ten behoeve van het beleidskader Faunabeheer. Aan de hand van de evaluatie in 2016 wordt de begrenzing opnieuw tegen het licht gehouden. 5. Duur. De foerageergebieden worden ingesteld van november tot april. 6. Soortspecifieke foerageergebieden. De Brandgans is de ganzensoort die op dit moment als wintergans de meeste schade veroorzaakt aan landbouwgewassen, doordat deze in het voorjaar lang blijft en de populatie sterk in omvang toeneemt. Het is daarom van groot belang om deze schade te reduceren. Verderop onder het kopje sSchadebestrijding wordt aangegeven dat om te voorkomen dat de Brandgans teveel schade aanricht, deze soort intensiever zal moeten worden verjaagd. Omdat de Europese populatie Brandganzen beschermd is, moet tegelijkertijd een deel van de populatie Brandganzen voldoende bescherming worden geboden, tot deze soort vertrekt naar de broedgebieden. Daarom worden in de periode van 1 november tot en 3
Schadevergoeding is gebaseerd op de derving van opbrengst van landbouwgewassen, op basis van de droge stof-prijs. Deze prijs fluctueert jaarlijks.
met 31 mei soortspecifieke foerageergebieden begrensd op die lokaties, waar de hoogste aantallen Brandganzen voorkomen. Om dezelfde reden moet de Rotgans voldoende bescherming worden geboden. Daarom worden soortspecifieke foerageergebieden begrensd met een totale oppervlakte van circa 8.000 hectare (inclusief 2.500 ha op de Waddeneilanden) binnen de volgende gebieden: i. Workumerbinnenwaard en omgeving, ii. Friesland Buitendijks, iii. Dongeradelen (west zijde Lauwersmeer), iv. Waddeneilanden v. Nog nader uit te werken gebieden zoals bijvoorbeeld de Deelen, omgeving Sneekermeer etc. Hiervoor is een deelnemerspremie van €16,66 per schadehectare per extra maand beschikbaar voor de max. 8.000 ha. soortspecifieke foerageergebieden en mits het totaal bedrag voor de soortspecifieke foerageergebieden en de normale foerageergebieden (zie punt 22) van € 1,4 miljoen niet overschreden wordt. 7. De exacte ligging en omvang van deze soortspecifieke foerageergebieden zullen op korte termijn worden bepaald. Dit zal plaatsvinden op basis van vrijwilligheid van de grondgebruikers. Op voorwaarde dat er minimaal 8.000 hectare voldoende robuust en functioneel foerageergebied op vrijwillige basis kan worden begrensd, kan de Brandgans buiten deze gebieden worden worden aangepakt door middel van verjaging met ondersteunend afschot. 8. Alle betrokken partijen zullen zich maximaal moeten inspannen om tot een succesvolle begrenzing van foerageergebieden te komen. Hiervoor worden gesprekken gevoerd met de betreffende grondgebruikers. Vóór 1 augustus 2014 moet er duidelijkheid bestaan over de resultaten van deze gesprekken. Daarna beoordeelt de provincie (i.o.m. betrokken partijen) of er sprake is van voldoende robuuste en functionele foerageergebieden. 9. Bij voldoende robuuste en functionele foerageergebieden worden deze ingesteld van 1 november tot 1 april, soortspecifieke foerageergebieden van 1 november tot 1 juni. De provincie bepaalt op ecologische gronden in hoeverre sprake is van voldoende robuuste en functionele foerageergebieden. Winterrustperiode 10. De winterrustperiode buiten de foerageergebieden gaat in de jaren 2015 en 2016 in op 1 januari en eindigt op 1 maart; 11. Met ingang van het seizoen 2016/2017 gaat de winterrustperiode in op 1 november en eindigt op 1 maart. De evaluatie en de adviezen van partijen worden medio september 2016 aan Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten voorgelegd. Schadebestrijding 12. In de jaren 2014 en 2015 kan in de maand oktober (in de gehele provincie en de gehele dag) en in de maanden in november en december tot 12.00 uur (buiten de foerageergebieden en onder voorbehoud van het kunnen begrenzen van voldoende robuuste en functionele foerageergebieden) bestrijding van schade plaatsvinden, die wordt veroorzaakt door de Grauwe gans, Brandgans en Kolgans. Schadebestrijding mag op alle gewassen plaatsvinden, door verjaging met ondersteunend afschot. De schadeverordening wordt op dit punt aangepast. 13. Tijdens de winterrustperiode mag buiten de foeageergebieden schadebestrijding plaatsvinden op zogenaamde kwetsbare gewassen. De schadeverordening wordt op dit punt aangepast. 14. Vanaf 1 maart is bestrijding van schade die wordt veroorzaakt door de Brandgans en Grauwe gans toegestaan, buiten de foerageergebieden op alle gewassen. De schadebestrijding mag de gehele dag plaatsvinden. Dit op voorwaarde dat er minimaal 8.000 hectare voldoende robuust en functioneel soortspecifiek foerageergebied op vrijwillige basis kan worden begrensd.
15. Gedeputeerde Staten zullen de ontheffing voor Brandganzen (art. 68 van de Flora en faunawet) op dit punt aanpassen; 16. Vanaf 1 maart is bestrijding van schade die wordt veroorzaakt door de Kolgans niet toegestaan. De Kolgans behoort op dit moment niet tot de grote schadeveroorzakers en de omvang van de populatie is gestabiliseerd. Vanaf 1 juni is schadebestrijding wel toegestaan, omdat Kolganzen vanaf dat moment overzomeren. De ontheffing voor Kolganzen (art. 68 Van de Flora en faunawet) wordt hierop aangepast; 17. Bestrijdingsprotocol. De Fbe stelt vóór 1 oktober 2014 een bestrijdingsprotocol op, waarin alle aspecten van de schadebestrijding zijn benoemd, die van invloed (kunnen) zijn op de effectiviteit van de schadebestrijding. Het protocol dient zodanig te worden opgesteld dat uitvoering ervan: a. voor de betrokken agrarier een belangrijk signaal vormt dat hij serieus wordt genomen; b. de kans op schadereductie vergroot. Uitvoering van het protocol dient er in ieder geval toe te leiden dat: c. bij een melding van dreigende schade zo snel mogelijk (in elk geval dezelfde dag) gestart wordt met een verjagingsactie. In het protocol dient ook het minimum aantal jagers te worden geregeld dat wordt ingezet; 18. Convenant. De jagersverenigingen en TBO’s maken afspraken dat er binnen een afstand van 500 m van de nachtelijke slaapplaatsen4 niet verjaagd, noch verontrust wordt, noch ondersteunend afschot wordt toegepast. Deze afspraken worden voor 1 oktober 2014 in een convenant vastgelegd. Financiën en Schadevergoeding 19. De totale kosten van het beleid (uitbetaling van deelnemerspremies en schadebedragen, gevoegd bij de andere toegerekende kosten) zijn nooit hoger dan het maximaal beschikbare budget bij de provincie. Indien de totale kosten hoger dreigen te worden dan het budget, worden aanvullende maatregelen genomen om de schade te reduceren. Schadevergoeding binnen foerageergebieden 20. De schade in de foerageergebieden wordt voor 100% vergoed, volgens de taxatie van het Faunafonds (automatische taxatie). Dat betekent dat de grondgebruiker zich niet hoeft aan te melden bij schade bij het Faunafonds en dat de taxateur automatisch langs komt om te taxeren; 21. Het behandelbedrag van € 300,- wordt niet in rekening gebracht; 22. Deelnemerspremie. In de foerageergebieden zal per seizoen een deelnemerspremie worden betaald aan de grondgebruikers van € 50,-/ha bij een minimale getaxeerde schade van € 25,-/ha. Deze deelnemerspremie is ter compensatie van de extra maatregelen die de grondgebruikers moeten treffen om als foerageergebied te functioneren en ter compensatie van het feit dat op de percelen voorkomende ganzen met rust moeten worden gelaten. De deelnemerspremie wordt bij voorkeur en afhankelijk van besluitvorming in IPO-verband uitbetaald aan de collectieve verenigingen van grondgebruikers. Ten behoeve van de deelnemerspremie maakt de provincie in ieder geval voor het seizoen 2014/2015 een regeling, waarbij de de-minimis5 voor landbouwproductie het staatssteunkader vormt. Dat wil zeggen dat er gedurende drie belastingjaren niet meer dan € 15.000,- kan worden verstrekt per onderneming. Er wordt in IPOverband nog uitgezocht of voor de latere jaren gebruik kan worden gemaakt van 4
Een slaapplaats is een plek waar de ganzen tijdens de nachtelijke uren verblijven, veelal op het water. Na zonsopgang vertrekken ze in de loop van de ochtend van de slaapplaatsen naar de foerageergebieden en de schadepercelen. 5 Waarmee voldaan wordt aan de Staatssteun voorwaarden. Er kan, per individuele ondernemer, sprake zijn van andere bijdragen waardoor er alsnog sprake is van Staatssteun. Het risico van Staatssteun ligt daarom bij de ondernemer die in dat geval mogelijk terug moet betalen. Vooraf moet een deminimis verklaring worden ondertekend door de betrokken ondernemer.
SNL-financiering6 en bijbehorend staatssteunkader. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn, vallen we weer terug op de eigen regeling en het staatsteunkader dat daar bij hoort (de de-minimis). 23. Indien betaling van de deelnemerspremie via de collectieven loopt, komen de uitvoeringskosten en administratieve lasten voor rekening van de collectieven. De uitvoeringskosten en administratieve lasten van het collectief worden uit de premies bekostigd. Schadevergoeding buiten de foerageergebieden 24. Buiten de foerageergebieden geldt de landelijke afspraak dat de schade voor 95% wordt vergoed, waarbij per 1 oktober 2014 een behandelbedrag van € 300,- in rekening wordt gebracht voor het in behandeling nemen van een verzoekschrift Faunaschade. Dit is conform het landelijk afgesproken beleid. Opmerkingen en toelichtingen a) Voor de kleine rietgans zijn de voor deze soort geldende instandhoudingsdoelen in het geding. Dit is in elk geval aan de orde bij het Natura 2000 gebied ‘Witte en Zwarte Brekken’. Dit punt wordt in goed overleg tussen partijen nog verder uitgewerkt. Daarbij dient aandacht te worden geschonken aan de rust rondom de slaapplaats van de kleine rietgans (en de kolgans omdat die ook in deze gebieden verblijft) en voor de foerageergebieden van deze soorten. b) Bij de bestrijding van schade die winterganzen in het winterseizoen veroorzaken aan de schadepercelen, mogen op grond van de Flora- en faunawet (onder andere) geen lokmiddelen gebruikt worden. Ook geldt er een maximum voor het aantal in te zetten geweren en een maximum aantal te doden vogels per geweer per dag en per perceel (zie bijlage 6: ‘voorwaarden afschot november en december’). c) Gedurende de seizoenen 2014/15 en 2015/16 geldt in november en december geen onderscheid tussen kwetsbaar en niet kwetsbaar gewas. In die maanden mag buiten de foerageergebieden op alle gewassen schade worden bestreden. d) In de bijgevoegde ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014’ zijn de wijzigingen voorzover in dit stadium mogelijk, doorgevoerd. Uitvoering Er zijn een aantal acties, welke op korte termijn moeten worden uitgevoerd om de implementatie tijdig in gang te kunnen zetten. 1. De vereniging BoerenNatuur zal worden verzocht om vóór 1 augustus 2014 te adviseren over de omvang van de in te stellen foerageergebieden die maximaal mogelijk is op basis van vrijwillige deelname door grondgebruikers. 2. Vóór 1 oktober 2014 moet een bestrijdingsprotocol worden opgesteld. Dit moet worden geïnitieerd door de KNJV en NOJG in overleg met de TBO’s. Dat is nodig om de bestrijding voldoende effectief te laten zijn. Daarnaast zal tweemaal per jaar een bestuurlijk overleg plaatsvinden over de voortgang van de uitvoering. 3. Blijkt bij de evaluatie dat onvoldoende sprake is van effectieve bestrijding, zal de provincie aansturen op extra maatregelen, waarbij gedacht kan worden aan interventieteams7, of (financiële) prikkels voor grondgebruikers om effectieve schadebestrijding bevorderen. 4. De provincie moet een regeling opstellen, op grond waarvan binnen het kader van de de-minimis de € 50,- deelnemerspremie kan worden betaald. Geprobeerd wordt om zo’n regeling zoveel mogelijk in IPO-verband te realiseren.
6
Op grond van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer kunnen grondgebruikers een bijdrage ontvangen in de kosten van het (reguliere) instandhoudingbeheer van natuur en landschap en van recreatief medegebruik. 7 Kleine teams van professionele bestrijders
5. Overigens wordt de implementatie v.w.b. de bestrijding van de zomerganzen en exoten, zoals aangegeven in de nota ‘Gans in Balans’ gevolgd. De belangrijkste onderdelen daarvan zijn: a. Verruimen mogelijkheden voor afschot zomerganzen b. Het uitbreiden van locaties voor bestrijding zomerganzen c. Grootschalig vangen en doden van zomerganzen d. Bejagen van broedparen van zomerganzen 6. Om te bewerkstelligen dat geschoten ganzen nuttig kunnen worden aangewend, zal de provincie zorgdragen voor voldoende koelmogelijkheden in het veld. Dit speelt met name een belangrijke rol bij afschot in de zomerperiode. Financiën De totale kosten van het beleid (uitbetaling van deelnemerspremies en schadebedragen, gevoegd bij de andere toegerekende kosten) zijn nooit hoger dan het maximaal beschikbare budget van de provincie. Indien de totale kosten hoger dreigen te worden dan het budget, worden aanvullende maatregelen genomen om de schade te reduceren. Budget In de kadernota 2014 is opgenomen dat het budget voor de afhandeling en uitbetaling van de aanvragen voor schadevergoedingen en bijkomende kosten € 9,5 miljoen bedraagt, te verdelen over de periode 2014-2017. De jaarlijkse bijdrage is dan € 238.000,-. De bijdrage van het Ministerie van EZ bedraagt tot 2020 op jaarbasis 9,78 miljoen. Het jaarlijks budget bedraagt daarmee tot en met 2017 € 12,16 miljoen en daarna tot 2020 in ieder geval 9,78 miljoen. De kosten Deze worden geraamd op (bedragen x 1.000.000): Schadevergoeding: Kosten Waddeneilanden (nu via lump-sum) Zomerganzen overige schades Verwachte schade rustgebieden schade buiten de rustgebieden Maatregelenpakketten: € 50,- deelnemerspremie afhandelingskosten: Kosten Faunafonds Kosten FBE Onvoorzien
€ 1,45 € 0,50 € 0,45 € 3,44 € 2,85 € 1,4 € 1,27 € 0,20 € 0,6 ----------+
Kosten totaal
€ 12,16
Beschikbaar Budget
€ 12,16
5. Wijzigingen in het vastgestelde beleid
De Friese aanpak heeft tot gevolg dat er een aantal wijzigingen optreden in het eerder vastgestelde beleid. Voor het beleid, zoals geformuleerd in onderhavige nota gelden de volgende wijzigingen en/of aanvullingen ten aanzien van het landelijke G7akkoord en het beleid, zoals verwoord in ‘Gans in Balans’.
Doelstelling. De algemeen geformuleerde doelstelling in ‘Gans in Balans’, dat de opvang van ganzen in het landelijk gebied geen onovenredige schade aan de
landbouw en aan natuurwaarden veroorzaakt wordt concreter geformuleerd. Doelstelling is nu: De vraatschade aan landbouwgewassen door met name winterganzen daalt jaarlijks met 5 – 10% tot er sprake is van een maatschappelijk aanvaardbare schadehoogte. Daarbij wordt tevens de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties gegarandeerd. Kortere winterrust gedurende de seizoenen 2014/15 en 2015/16 en daarna evalueren. Gedurende de seizoenen 2014/15 en 2015/16 geldt gedurende januari en februari winterrust, waarna een evaluatie wordt gehouden over de vraag in hoeverre de doelstelling van het beleid is bereikt. Daarna wordt de winterrust ingesteld, zoals in het landelijke G7-akkoord (november, december, januari en februari). Indien uit de evaluatie blijkt dat de schade onvoldoende is gereduceerd (minder dan 5 – 10% afname ten opzichte van de gemiddelde schade over de seizoenen 2011/12, 2012/13 en 2013/14), worden de maatregelen heroverwogen. Aanpak Brandgans. De Brandgans mag gedurende de eerste twee jaar het gehele jaar worden bestreden buiten de foerageergebieden, gedurende de winterrustperiode alleen op kwetsbaar grasland. Deelnemerspremie. We stimuleren deelname door agrariërs en overige grondgebruikers binnen de foerageergebieden, door bij schade vanaf € 25,- pert hectare een deelnemerspremie te bieden van € 50,- per schadehectare. De volledige beschrijving van de wijzigingen is in het erratum van ‘Gans in Balans’ opgenomen. 6. Landelijke afspraken in ‘Gans in Balans’ en andere afspraken De hoofdlijnen uit het IPO/G7 ganzenakkoord zijn: Bescherming van winterganzen door middel van een algehele rustperiode in de winter en het instellen van soortspecifieke foerageergebieden voor de Brandgans en de Rotgans, die medio mei, respectievelijk medio juni vertrekken. Beperking van de schade aan de landbouw en natuur door middel van een gecoördineerde aanpak voor het reduceren van de populaties zomerganzen en exoten. Maximalisatie van het budget voor schadevergoedingen. Aanvullende landelijke afspraken Daarnaast zijn we gehouden aan de volgende aanvullende afspraken die in het IPO tussen de provincies zijn gemaakt (zie ook bijlage 5). Provincies blijven zich gezamenlijk inspannen om het gebruik van CO2 bij vangacties, ook met het oog op het vermijden van landbouwschade, mogelijk te maken. Daarnaast zullen ze alternatieven, zoals het toepassen van dislocatie van de nekwervels onderzoeken totdat CO2-gebruik mogelijk is. De hoogte van de tegemoetkoming in schade door ganzen van het Faunafonds bedraagt binnen foerageergebieden 100% van de geleden schade en buiten de foerageergebieden 95% van de geleden schade. Per 1 april 2015 geldt een landelijk plafond van € 2 miljoen voor het uitkeren van tegemoetkoming in schade door ganzen in de zomerperiode van het Faunafonds. Daarbij zullen de provincies de ruimte voor het bestrijden van schade door zomerganzen zo groot mogelijk maken. Per 1 oktober 2014 wordt een behandelbedrag van € 300,- per aanvraag ingesteld voor schade-uitkeringen van het Faunafonds. Hiertoe was in juni 2012 ook al besloten, maar door het Ganzenakkoord was de uitvoering van dit besluit uitgesteld. Het behandelbedrag van € 300,- wordt in foerageergebieden terugbetaald. Er komt geen aanvullende regeling via de collectieve benadering bij Agrarisch natuurbeheer vanaf 2016. Het wel of niet instellen van foerageergebieden is een provinciale keuze. Er zijn geen verjaaginspanningen in de winter nodig om schadevergoeding te ontvangen.
Vanaf 2012 geldt dat geen tegemoetkoming in de schade wordt uitgekeerd bij schade aan overjarig gras in oktober en november (overjarig gras is ingezaaid vóór 1 augustus voorafgaand aan het winterseizoen, waarin de bestrijding plaats vindt) 7. Communicatie De ganzenproblematiek staat volop in de belangstelling. Agrariërs en grondgebruikers ondervinden in toenemende mate schade door ganzen. Anderzijds ontstaat steeds meer maatschappelijke weerstand tegen het afschieten van ganzen. Daarom is het van groot belang de nieuwe Fryske Guozzenoanpak goed te communiceren. De onderhandelingen om tot een Fries akkoord te komen, hebben echter de nodige tijd gevergd. Daardoor is sprake van een erg korte voorbereidingstijd voor de bestuurlijke procedure om te komen tot een tijdige implementatie van de nieuwe aanpak. In november 2014 moet de nieuwe aanpak namelijk van start kunnen gaan. Dit staat uitvoerige communicatie op dit moment niet toe. Wel zijn op 27 mei de eerder genoemde betrokken partijen door gedeputeerde Kramer geconsulteerd over de nieuwe aanpak. Ook de Provinciale commissie landelijk gebied (PCLG) zal op zo kort mogelijke termijn worden geconsulteerd. Verder wordt het IPO en de andere provincies en de be-trokken partijen en organisaties als Dierenbescherming uitleg gegeven over de nieuwe Friese aanpak en de uit-werking daarvan. De coördinatie van de communicatie ligt bij de provincie; dat zal afhankelijk van de voortgang per onderdeel moeten worden uitgewerkt. Hiervoor is een goede communicatiestrategie essentieel. Dit zal nader uitgewerkt worden en is onderdeel van de implementatie. 8. BIJLAGEN Bijlage 1 Definities Bijlage 2
Ganzen in Fryslân – achtergrondinformatie
Bijlage 3
Het landelijke G7-akkoord (G7-akkoord)
Bijlage 4
Beleidsnotitie ‘Gans in Balans’, Staten van Fryslân, april 2013, aangevuld met erratum
Bijlage 5
Aanvullende landelijke afspraken schadevergoeding ganzenvraat
Bijlage 6
‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014’8
Bijlage 7
‘Voorwaarden afschot november en december’
8
De verordening kan nog worden gewijzigd t.g.v. de mate van deelname aan de foerageergebieden door grondgebruikers. Dit zal medio augustus 2014 bekend zijn.
CONCEPT 2 Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014 BESLUIT PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 17 juni 2014, nr. 1139612, en 26 augustus 2014, nr. 1151810; gelezen het oordeel van ..
2014 van het bestuur van het Faunafonds;
overwegende dat: •
ingevolge artikel 65, vierde lid, van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet bij provinciale verordening kan worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9 en 10, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen, zulks onder de in artikel 65, vijfde lid, bedoelde voorwaarden;
•
deze mogelijkheid ingevolge artikel 66 van de Flora- en faunawet ook bestaat voor de gebruiker van opstallen, niet zijnde de grondgebruiker, voor zover het de door hem gebruikte opstallen en de daarbij behorende erven betreft;
•
gedeputeerde staten op 17 juni 2014 hebben besloten tot invoering van nieuw ganzenbeleid, hetgeen onder meer heeft geleid tot een (aangepaste) begrenzing van foerageergebieden voor trekganzen;
•
het ingevolge het nieuwe ganzenbeleid vereist is dat binnen de foerageergebieden voor ganzensoorten rust heerst, terwijl buiten die gebieden zo effectief mogelijk, met name door kol-, brand- en grauwe ganzen veroorzaakte schade moet kunnen worden voorkomen en bestreden op met gewassen beteelde percelen;
•
het nodig is om bestrijding van schade aan kwetsbare gewassen door kol-, brand- en grauwe ganzen, met aan verjaging ondersteunend afschot, uitsluitend toe te staan op percelen waarop voldoende preventieve middelen aanwezig zijn;
•
het wenselijk is de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005 te vervangen, aangezien de huidige vrijstellingsregeling onvoldoende voorziet in de in het nieuwe ganzenbeleid voorziene uitvoeringsmaatregelen;
Besluiten: I. tot vaststelling van de navolgende verordening inzake het toestaan van handelingen in afwijking van de artikelen 9 en 10 van de Flora- en faunawet; II. tot intrekking van de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005. Artikel 1 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van de Flora- en faunawet is het de grondgebruiker toegestaan, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, de beschermde diersoorten kol-, brand- en grauwe gans te doden op de door hem gebruikte percelen welke zijn beteeld met gewassen of op een direct daaraan grenzende locatie, voor zover deze percelen of locatie zijn gelegen buiten de ganzenfoerageergebieden. 2. In de zin van deze vrijstelling worden onder percelen met kwetsbare gewassen verstaan: na 1 augustus volledig nieuw ingezaaide percelen gras van minimaal 1 hectare en percelen met nog oogstbare akker- en tuinbouwgewassen. In de zin van deze vrijstelling wor-
3.
4.
5.
den overjarig gras (ingezaaid vóór 1 augustus voorafgaand aan de in lid 3 vermelde periode), doorgezaaid gras, afvanggewassen op geoogste maïspercelen, oogstresten en groenbemesters niet beschouwd als kwetsbare gewassen. De in lid 1 genoemde ganzensoorten mogen slechts worden gedood ter ondersteuning van verjaging, gedurende de periode van 1 november tot 1 maart daarop volgend, van zonsopkomst tot 12.00 uur, met behulp van het hagelgeweer, onder voorwaarde dat binnen de ganzenfoerageergebieden aanwezige beschermde trekganzen niet worden verontrust én met in achtneming van het in artikel 3 gestelde. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 van de Flora- en faunawet is het de grondgebruiker toegestaan beschermde inheemse diersoorten, zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden of in de door hem gebruikte opstallen en op de daarbij behorende erven, zulks onder de in artikel 65, vijfde lid, van de Flora en faunawet bedoelde voorwaarden, met dien verstande dat dit binnen de ganzenfoerageergebieden gedurende de periode dat de gebieden operationeel zijn niet is toegestaan voor trekganzen en daar voor de overige diersoorten slechts is toegestaan onder de voorwaarde dat daar aanwezige beschermde trekganzen niet worden verontrust. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor de gebruiker van opstallen, niet zijnde de grondgebruiker, voor zover het de door hem gebruikte opstallen en de daarbij behorende erven betreft.
Artikel 2 Het bepaalde in artikel 1, lid 4, is uitsluitend van toepassing op de volgende diersoorten: a. brandgans b. ekster c. grauwe gans d. haas e. kleine rietgans f. knobbelzwaan g. meerkoet h. kolgans i. roek j. rotgans k. spreeuw l. smient m. wilde eend n. holenduif o. fazant p. kokmeeuw Artikel 3 Voorschriften en beperkingen 1. De in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling (doden) is uitsluitend toegestaan aan de grondgebruiker die in het bezit is van een door de Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslân (FBE Fryslân) verstrekt meldingsbewijs. De grondgebruiker kan het meldingsbewijs aanvragen bij de FBE Fryslân, Postbus 30027, 9700 RM Groningen, onder opgave van ten minste naam, adres, postcode en woonplaats van de grondgebruiker, het schadegewas en de oppervlakte daarvan. 2. Gedurende de perioden van 1 november 2014 tot 1 maart 2015 en 1 november 2015 tot 1 maart 2016 mag de in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling worden toegepast op kol-, brand- en grauwe ganzen. Gedurende de perioden daarna slechts op kol- en grauwe ganzen. 3. Gedurende de perioden van 1 november tot en met 31 december van de jaren 2014 en 2015 mogen de in lid 2 genoemde ganzen worden gedood op percelen beteeld met kwetsbare gewassen, na 1 augustus volledig nieuw ingezaaide percelen gras van minder dan 1 hectare en percelen beteeld met overjarig en doorgezaaid gras (of op een direct daaraan grenzende locatie).
4. 5. 6.
7.
8. 9.
10.
11.
12. 13.
14.
15.
16. 17.
Gedurende de perioden van 1 januari tot 1 maart van de jaren 2015 en 2016 mogen de in lid 2 genoemde ganzen slechts worden gedood op percelen beteeld met kwetsbare gewassen (of op een direct daaraan grenzende locatie). Gedurende de perioden vanaf 1 november 2016 en de daarop volgende jaren mogen de in lid 2 genoemde ganzen slechts worden gedood op percelen beteeld met kwetsbare gewassen (of op een direct daaraan grenzende locatie). Voor het gebruik van deze vrijstelling binnen zgn. speciale beschermingszones (o.a. Natura 2000 gebieden) of in gebieden direct grenzend aan deze speciale beschermingszones kunnen vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet zijn vereist. Deze vergunningen (of informatie hierover) kunnen (kan) worden aangevraagd bij Provincie Fryslân, afdeling Stêd en Plattelân, team Landelijk Gebied en Water, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Indien de grondgebruiker het hem ingevolge artikel 1, lid 1, van deze vrijstelling toekomende recht per schriftelijke toestemming overdraagt aan een jachtaktehouder is het de jachtaktehouder, in afwijking van het bepaalde in artikel 65, lid 6, van de Flora- en faunawet, slechts toegestaan het hagelgeweer te gebruiken als middel om het recht uit te oefenen. De grondgebruiker aan wie een in lid 1 bedoeld meldingsbewijs is verstrekt, is verplicht een rapportage overeenkomstig een door de FBE Fryslân voorgeschreven wijze in te dienen. De persoon die ingevolge deze vrijstelling aan verjaging ondersteunend afschot uitvoert, moet bij zich hebben: het meldingsbewijs en - in geval hij niet zelf de grondgebruiker is tevens de in lid 7 bedoelde schriftelijke toestemming van de grondgebruiker; hij geeft deze bescheiden op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage af. Van de in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling mag op percelen beteeld met kwetsbare gewassen (of op een direct daaraan grenzende locatie) slechts gebruik worden gemaakt na het gelijktijdig (aantoonbaar) toepassen van tenminste twee typen preventieve verjaagmiddelen, te weten een akoestisch en een visueel middel, conform de voorwaarden met betrekking tot effectief gebruik die zijn opgenomen in de handreiking Faunaschade van het Faunafonds (zie www.faunafonds.nl). Het jachtgeweer is na 12.00 uur niet meer toegestaan als akoestisch middel. Van de in artikel 1, lid 1, bedoelde handeling mag op na 1 augustus volledig nieuw ingezaaide percelen gras van minder dan 1 hectare en percelen beteeld met overjarig en doorgezaaid gras (of op een direct daaraan grenzende locatie) gebruik worden gemaakt zonder dat preventieve verjaagmiddelen hoeven te worden toegepast. Het gebruik van lokmiddelen (zoals lokganzen) is niet toegestaan. Aan verjaging ondersteunend afschot is slechts toegestaan ten aanzien van op een beteeld gewasperceel invallende ganzen. Onder invallende ganzen worden ganzen verstaan die boven of rond het betreffende perceel draaien met het oogmerk daarop te gaan foerageren. Op ganzen die met rechtlijnige vliegbewegingen (hoog) overvliegen mag geen afschot plaatsvinden. In gezelschap van de vrijstellingsgebruiker mogen per oppervlakte beteeld gewas tot 25 hectare ten hoogste 2 andere jachtaktehouders gebruik maken van de in artikel 1, lid 1, genoemde bevoegdheden. Voor elke 25 hectare dat de oppervlakte groter is mogen 3 extra jachtaktehouders worden ingezet. Binnen een straal van 150 meter mogen maximaal 3 jachtaktehouders op een beteeld gewasperceel of direct daaraan grenzende locatie aanwezig zijn. Metalen ringen die aan gedode vogels worden aangetroffen moeten, onder vermelding van datum en plaats van afschot, worden opgezonden aan het NIOO-CTE Vogeltrekstation, Postbus 40, 6666 ZG Heteren, of dienen gemeld te worden via het daarvoor bedoelde elektronische systeem. Kleurringen en halsbanden moeten doorgegeven worden via de website www.geese.org. Bij bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om de werking van deze vrijstelling op te schorten. De FBE Fryslân is verplicht, uiterlijk 1 juni van elk kalenderjaar, een digitale rapportage uit te brengen aan de provincie Fryslân, Afdeling Stêd en Plattelân, team Landelijk Gebied en Water, over de wijze waarop van deze vrijstelling gebruik is gemaakt en wat daarvan
de resultaten zijn. De rapportage bevat in ieder geval een overzicht van de grondgebruikers aan wie een in lid 1 bedoeld meldingsbewijs is verstrekt (onder opgave van naam, adres, postcode en woonplaats); op welke gewassen de schadebestrijding heeft plaatsgevonden; het aantal gedode kol-, brand- en grauwe ganzen en de afschotdata. De aantallen dienen getotaliseerd te zijn. Artikel 4 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2014. Indien het Provinciaal Blad waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 november 2014, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot 1 november 2014. 3. De Verordening schadebestrijding dieren Fyslân 2005 wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt. Aldus vastgesteld door Provinciale Staten van Fryslân in hun openbare vergadering van 24 september 2014. Toelichting op de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014. Artikel 65 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) geeft grondgebruikers de mogelijkheid om veelvuldig voorkomende belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan de fauna, veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten, te voorkomen. De Ffw maakt hierbij onderscheid tussen soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten en soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. De soorten worden bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen. Met het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: Bbsd) zijn de soorten aangewezen die in het gehele land en in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. In bijlage1 van het Bbsd staan de soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (landelijke lijst) en in bijlage 2 van het Bbsd staan de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (provinciale lijst). Provinciale staten kunnen vervolgens op grond van artikel 65, vierde lid, van de Ffw en het Bbsd, een provinciale verordening vaststellen waarin de grondgebruiker toegestaan wordt, in afwijking van de in de Ffw genoemde verboden, beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten of te doden ter voorkoming van (belangrijke) schade. Deze toestemming wordt in de Ffw een vrijstelling genoemd. Deze vrijstelling kan alleen worden gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Op 28 september 2005 hebben provinciale staten de ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005’ vastgesteld. Deze verordening wordt thans vervangen. Redenen van vervanging. Op 6 december 2012 hebben een zevental maatschappelijke organisaties en de twaalf provincies een landelijk akkoord gesloten ter uitvoering van een nieuw ganzenbeleid, het zogenaamde G-7 akkoord. De beleidsmatige uitwerking van het G-7 akkoord vond plaats in de nota ‘Gans in balans’. Met deze nota hebben Provinciale Staten op 24 april 2013 ingestemd. Tijdens de uitwerking van het akkoord bleek hier op regionaal niveau echter onvoldoende draagvlak voor te bestaan en op 2 december 2013 werd het akkoord opgezegd. Afgesproken werd te proberen op provinciaal niveau, met bij de ganzenproblematiek betrokken partijen, tot een provinciaal akkoord te komen en daarbij zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het G-7 akkoord. Na onderhandelingen in het voorjaar 2014 bleken partijen grotendeels tot afspraken te kunnen komen; men kon het echter niet eens worden over met name de periode van de in te voeren winterrust. Aangezien geen provinciaal akkoord kon worden gesloten, hebben gedeputeerde staten op 17 juni 2014 zelf vormgegeven aan nieuw ganzenbeleid in onze provincie. Ter uitvoering van dit beleid moet o.a. de ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005’ worden vervangen. In de onderhavige verordening
wordt de toestemming voor schadebestrijding van kol-, brand- en grauwe ganzen gedurende de winterperiode (1 november tot 1 maart) geregeld. De bestrijding van ganzen gedurende de resterende periode van het jaar (1 maart tot 1 november) is / wordt door gedeputeerde staten geregeld via ontheffingen artikel 68 Ffw. Hiermee vervalt het oude ganzenbeleid zoals afgesproken in het Beleidskader Faunabeheer. De essentie van het nieuwe ganzenbeleid is dat de in ons land verblijvende beschermde inheemse ganzen gedurende de maanden januari en februari (de zogenaamde winterrustperiode) van de jaren 2015 en 2016 meer rust wordt geboden en dat ze buiten die periode intensiever zullen worden bestreden. Na deze twee jaren wordt de winterrustperiode uitgebreid naar 4 maanden (1 november tot 1 maart). Wel zal in september 2016 een evaluatie van het tot dan gevoerde beleid aan provinciale staten worden aangeboden. Afhankelijk van die evaluatie kunnen provinciale staten voorstellen doen voor aanpassing van het beleid. Tevens biedt het nieuwe ganzenbeleid de mogelijkheid tot extra bestrijding van de Brandgans, die in toenemende mate voor schade zorgt binnen onze provincie. Daarnaast heeft aanpassing van de begrenzing van de bestaande foerageergebieden plaatsgevonden en bestaat het voornemen om zogenaamde soort-specifieke foerageergebieden te vormen. Soort-specifieke foerageergebieden kunnen worden begrensd i.v.m. het langer aanwezig zijn van brand- (en rot-)ganzen alvorens ze vertrekken naar hun broedgebieden. Door enerzijds deze ganzen enkele maanden langer rust en voedsel te bieden binnen soort-specifieke foerageergebieden, kan anderzijds extra bestrijding van brandganzen buiten de foerageergebieden plaatsvinden. De (soort-specifieke) foerageergebieden zijn c.q. zullen worden begrensd op basis van vrijwilligheid, d.w.z. met toestemming van de agrariërs die hun percelen binnen die gebieden hebben liggen. Binnen de aangewezen (soort-specifieke) foerageergebieden voor ganzen moet zoveel mogelijk rust heersen en mogen geen trekganzen worden verjaagd en geschoten. Wel blijft de mogelijkheid bestaan om binnen die gebieden schadebestrijding van andere diersoorten en standganzen uit te voeren, echter onder de beperking dat daar aanwezige beschermde trekganzen niet worden verontrust. In tegenstelling tot het oude ganzenbeleid, waarbij de foerageergebieden van toepassing waren in de periode van 1 oktober tot 1 april, gelden de foerageergebieden onder het nieuwe beleid gedurende de periode van 1 november tot 1 april (soort-specifieke foerageergebieden tot uiterlijk 1 juni). Een andere wijziging is dat gedurende de winterrustperiode de ganzen (buiten de foerageergebieden) niet meer op overjarig grasland mogen worden bestreden met ondersteunend afschot. Daarnaast is de mogelijkheid van ondersteunend afschot van smienten komen te vervallen en is het thans ook toegestaan de Brandgans te bestrijden met ondersteunend afschot (uiteraard buiten foerageergebieden). Voorheen kon de Brandgans worden bestreden tussen 1 juni en 1 oktober; thans (onder voorbehoud van de vorming van soort-specifieke foerageergebieden) gedurende de eerste twee jaren het gehele jaar en na de eerste twee jaren tussen 1 maart en 1 november. Daarentegen is ondersteunend afschot van de Kolgans tussen 1 maart en 1 juni niet meer toegestaan. Kolganzen behoren op dit moment namelijk niet tot de grote schadeveroorzakers en de omvang van de populatie is gestabiliseerd. Op grond van de onderhavige vrijstelling van het verbod om te doden (art. 9 Ffw) kunnen grondgebruikers, buiten de foerageergebieden, kol-, brand- en grauwe ganzen verjagen met ondersteunend afschot, ter voorkoming van belangrijke schade aan landbouwgewassen. De grondgebruiker mag de met de vrijstelling gegeven bevoegdheden bij schriftelijke toestemming overdragen aan een jachtaktehouder. Hierbij geldt dat uitsluitend het hagelgeweer mag worden gebruikt. M.b.t. de voorwaarden waaronder ondersteunend afschot mag worden gepleegd is zo dicht mogelijk aangesloten bij het G-7 akkoord. Overig. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om verontrusting van holenduiven, fazanten en kokmeeuwen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen bij vrijstelling toe te staan (artikel 2). Deze mogelijkheid van verontrusting bestaat thans o.g.v. ontheffingen
ex art. 68 Ffw. De FBE en grondgebruikers hebben er al langer op aangedrongen deze verontrusting te regelen op een minder omslachtige wijze. In de (geactualiseerde) provinciale beleidsregels ter uitvoering van de Flora- en faunawet Libje en libje litte van 6 juli 2010 is vermeld deze mogelijkheid in de toekomst via de vrijstelling te regelen. Rapportage. De Vogelrichtlijn verplicht de Europese lidstaten te rapporteren over de toepassing van de artikelen 65 en 68 van de wet. Het is dan ook van belang dat de grondgebruiker het aantal geschoten ganzen rapporteert. Deze - bestuursrechtelijk afdwingbare - verplichting kan hem worden opgelegd op grond van artikel 79 van de wet.
Gans in balans ‘Hoe houden we in Fryslân de schade en overlast beheersbaar bij duurzame populaties ganzen?’
Gedeputeerde Staten 26 febr. 2013
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
ERRATUM Gedeputeerde Staten 17 juni 2014 en 26 augustus 2014
bijlage 4
ERRATUM d.d. 17 juni 2014 en 26 augustus 2014 Op 17 juni en 26 augustus 2014 hebben Gedeputeerde Staten besloten om naar aanleiding van het niet bereiken van zowel een landelijk akkoord als een Fries akkoord een aantal beleidswijzigingen voor wat betreft het beleid ten aanzien van de trekganzen door te voeren. Deze wijzigingen worden hieronder opgesomd. Het gewijzigde beleid wordt toegelicht in de nota ‘Fryske Guozzenoanpak 2014’. 1. Definities a. Foerageergebieden i.p.v. rustgebieden. In de nota ‘Fryske Guozzenoanpak 2014’ wordt gesproken over foerageergebieden in plaats van rustgebieden. Hiermee worden bedoeld de percelen van grondgebruikers, die in 2014 zijn aangemeld door de gebruikers om door de Provincie Fryslân opnieuw begrensd te worden als percelen waar dezelfde restricties gelden als in de rustgebieden, zoals genoemd in onderhavige beleidsnotitie. b. Winterganzen i.p.v. trekganzen. In de nota ‘Fryske Guozzenoanpak 2014’ wordt gesproken over winterganzen in plaats van trekganzen. Hiermee worden bedoeld de ganzen, die buiten Nederland broeden en in de wintermaanden in Nederland komen overwinteren. c. Zomerganzen i.p.v. standganzen. In In de nota ‘Fryske Guozzenoanpak 2014’ wordt gesproken over zomerganzen in plaats van standganzen. Onder zomerganzen wordt verstaan inheemse ganzensoorten, of exoten, waarvan de populaties mogen worden gereduceerd o.g.v. (inter)nationale wetgeving. 2. Hoofdstuk 3. Doelen Onder de titel ‘Doelen’ wordt in de nota ‘Fryske Guozzenoanpak 2014’ in aanvulling op de doelen, zoals genoemd in de onderhavige beleidsnotitie als doel toegevoegd: De vraatschade aan landbouwgewassen door met name winterganzen daalt jaarlijks met 5 – 10% tot er sprake is van een maatschappelijk aanvaardbare schadehoogte. Daarbij wordt tevens de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties gegarandeerd. Dit betekent dat naast de reductie van aantallen zomerganzen als extra maatregel wordt ingevoerd dat de Brandgans als één van de grootste schadeveroorzaker gedurende de seizoenen 2014/15 en 2015/16 vanaf 1 maart tot 1 januari gedurende het gehele jaar buiten de foerageergebieden mag worden verjaagd met ondersteunend afschot. Gedurende de winterrust (januari en februari) alleen op schadegevoelig gewas.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Verder wordt, in aanvulling op het begrenzen van soortspecifieke rustgebieden, waar schade veroorzaakt door trekganzen evenredig wordt vergoed, de grondgebruikers binnen de foerageergebieden (algemeen en soortspecifiek) het behandelbedrag van € 300,terugbetaald en wordt bij schade vanaf € 25,-/ha een deelnemerspremie betaald van € 50,- per schadehectare voor de normale foerageergebieden en een deelnemerspremie van €16,66 per schadehectare per extra maand voor de max. 8.000 ha. soortspecifieke foerageergebieden.
Maatregelen / oplossingen op landelijk niveau Onder Ad a. De algehele winterrustperiode voor trekganzen in Noord Nederland wordt ingesteld van 1 november tot 1 maart. Wordt gewijzigd in: Gedurende de seizoenen 2014/15 en 2015/16 wordt in Fryslân een winterrustperiode ingesteld van 1 januari tot 1 maart. Daarna wordt overgegaan op een winterrustperiode van 1 november tot 1 maart. Na het seizoen in 2016 wordt geëvalueerd in hoeverre de doelstelling (5 tot 10 % reductie van de schade ten gevolge van ganzenvraat aan landbouwgewassen) is behaald. Indien de doelstelling niet blijkt te zijn behaald. zullen extra maatregelen worden genomen. […] de rustperiode begint op 1 november en eindigt in Noord-Nederland op 1 april en in enkeele gebieden, afhankelijk van de ligging en het voorkomen van soorten, uiterlijk op 15 mei of 15 juni. Wordt gewijzigd in: Er zullen foerageergebieden worden ingesteld van november tot april. Er zullen soortspecifieke foerageergebieden voor de Brandgans en voor de Rotgans worden ingesteld van november tot juni. In de rustgebieden kunnen boeren alleen nog aanspraak maken op schadevergoeding; de beheervergoedingen vervallen. Wordt gewijzigd in: Naast een evenredige schadevergoeding wordt de grondgebruikers binnen de foerageergebieden (algemeen en soortspecifiek) het behandelbedrag van € 300,- terugbetaald en wordt bij schade vanaf € 25,-/ha een deelnemerspremie betaald van € 50,- per schadehectare. Onder Ad b. […] De provincies en G-7 zien het als hun verantwoordelijkheid om GAK’s op te richten en in iedere GAK te participeren. Wordt gewijzigd in: Vóór 1 oktober 2014 moet een bestrijdingsprotocol worden opesteld. Dit moet worden geïnitieerd door de KNJV en NOJG in overleg met de TBO’s. Dat is nodig om de bestrijding voldoende effectief te laten zijn. Daarnaast zal tweemaal per jaar een bestuurlijk overleg plaatsvinden over de voortgang van de uitvoering. Blijkt bij de evaluatie dat onvoldoende sprake is van effectieve bestrijding, zal de provincie aansturen op extra maatregelen, waarbij
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
gedacht kan worden aan interventieteams, of (financiële) prikkels voor grondgebruikers om effectieve schadebestrijding bevorderen. 3. Hoofdstuk 5 Onder III Te verwachten resultaten/effecten Monitoring “Voor het tellen van de aantallen ganzen wordt elk jaar in de maand juli een provinciedekkende telling gehouden. Van het Faunafonds vragen we elk jaar de schadetaxaties op. Beide gegevens moeten een indicatie geven van de bereikte resultaten. Wij zullen deze gegevens jaarlijks bijhouden en beschikbaar stellen. Eind 2015 zal op landelijk niveau de eerste evaluatie van het ganzenakkoord plaatsvinden. Wij zullen hieraan onze bijdrage leveren.” 1. Wordt gewijzigd in: Monitoring. Alle aspecten, welke van invloed (kunnen) zijn op de doelstelling van het beleid worden gemonitord door het meten van de volgende parameters: a. afschot per soort, per maand, per postcode/locatie, per aanvrager van vrijstelling en WBE - bron: Fbe; b. schade (in termen van kilogram opbrengstverlies per oppervlakte-eenheid), aantal schadehectares en hoogte van de uitgekeerde tegemoetkomingen; in euro’s en gecorrigeerd naar de droge stof-prijs van 2013 - bron Faunafonds; c. aantallen ganzen per soort in Fryslân en de trend van de aantallen (seizoensgemiddelden en gerelateerd aan de weersomstandigheden in Nederland, in het broedgebied en langs de trekroute, als mogelijke verklaring van wijzigingen van aantallen, moment van aankomst en daarmee wijzigingen in de hoogte van de schade) - bron: Sovon; d. wijzigingen in de ecologie / gedrag van de ganzen (bijv. wijziging van trekgedrag kan leiden tot andere aantallen in Nederland) ; bron: Sovon e. broedresultaten van de winterganzen - bron: Sovon f. het aandeel van de ganzen dat verblijft in de foerageergebieden - bron: Sovon g. het effect van de schadereducerende maatregelen op de omvang van de schade - bron: Fbe h. de begrenzing van de foerageergebieden, de mate van dekking van deelnemende grondgebruikers - bron: BoerenNatuur i. Indien gaandeweg blijkt dat niet genoemde parameters van invloed kunnen zijn op de uiteindelijke schadeontwikkeling worden deze toegevoegd; De provincie verzamelt de gegevens genoemd onder a. t.e.m. h. en verwerkt de gegevens vervolgens tot een monitoringsrapportage.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Inleiding Voor ganzen is Nederland een belangrijke pleister- en broedplaats. Meer dan twee miljoen ganzen kiezen ervoor om hier de winter door te brengen. De overvliegende formaties ganzen bieden een prachtig gezicht; een beeld dat bij Nederland en zeker ook bij Fryslân hoort. Ganzen komen hier graag en profiteren van de voedzame graslanden en van de rustige slaapplaatsen op en rond het vele water. De overleving, vitaliteit en het gewicht van de ganzen zijn toegenomen. Daardoor leven ze langer en hebben ze grotere legsels met meer jongen die uitvliegen. Het aantal ganzen dat ook zomers hier verblijft neemt toe. Dit succes heeft een keerzijde: het grazen van grote groepen ganzen in weilanden en op bouwland richt veel schade aan voor met name boeren. Voor het vergoeden van deze schade bestaan regelingen maar die regelingen staan onder druk. Hierdoor is sprake van een onevenwichtige verhouding tussen de aantallen ganzen, de schadevergoedingen en de beschikbare schadebudgetten. Ondertussen zijn de wettelijke mogelijkheden om op ganzen te jagen gewijzigd; waar vroeger op ganzen mocht worden gejaagd zijn de mogelijkheden nu beperkt tot schadebestrijding en niet op vermindering van aantallen ganzen als doel op zich. In een aantal moties van 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten (PS) ons opgeroepen om ambitieus aan de slag te gaan en voortvarend keuzes te maken om de populatie grauwe ganzen op een verantwoorde manier te beheersen; gevraagd is om pilots uit te voeren, te monitoren, en druk uit te oefenen om de wettelijke mogelijkheden voor populatiereductie te vergroten. Tevens hebben PS verzocht om een passende schaderegeling voor een ieder die schade ondervindt van ganzen. Er is dus aanleiding om het provinciale beleid voor ganzen tegen het licht te houden. De nieuwe provinciale Nota natuer en lanlik gebiet legt hiervoor de basis. Het huidige ganzenbeleid vanaf 2005 van het opvangen in foerageergebieden en verjagen daarbuiten, heeft niet naar verwachting gewerkt en is erg kostbaar. Op een groot deel van de oppervlakte foerageergebied wordt wel de vaste beheervergoeding voor opvang betaald, maar is geen taxeerbare schade vast te stellen en de ganzen strijken massaal ook buiten de foerageergebieden neer. De maatregelen uit het Maatwerkplan ter beperking van het aantal grauwe ganzen en de schade aan de landbouw werken onvoldoende snel. In deze beleidsnotitie werken wij daarom nieuwe maatregelen uit. Hierbij plaatsen we een paar belangrijke kanttekeningen:
De opvang van ganzen overstijgt provinciegrenzen. Fryslân kan dit niet alleen oplossen. Daarom is in landelijk verband door de betrokken partijen naar gezamenlijke oplossingen gezocht. Dit heeft geresulteerd in een ganzenakkoord tussen het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Ganzen-71 (G-7) op 6 december 2012. Onze eigen sturingsmogelijkheden zijn hierdoor beperkt. We zijn afhankelijk van de inzet van veel partijen. Een gezamenlijke integrale aanpak is ook het meest effectief. In deze beleidsnotitie richten we ons op de provinciale taken en rollen die uit deze landelijke aanpak voortvloeien; De ganzenproblematiek is complex en weerbarstig doordat veel factoren met elkaar samenhangen. Zolang er rustgebieden zijn en er op ruime schaal voedzame graslanden beschik-
1
In de G7 zijn vertegenwoordigd de 12 Provinciale Landschappen, de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), LTO, Natuurmonumenten, Stichting Agrarisch en Particulier Natuur- en Landschapsbeheer Nederland, Staatsbosbeheer, en Vogelbescherming Nederland.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
baar zijn, zullen de ganzen blijven komen. Beperking van de schade is daarom op dit moment het hoogst haalbare. Schade zal blijven, alleen de omvang kan beperkt worden. Het Rijk moet voldoen aan de internationale verplichtingen voor instandhouding van levensvatbare ganzenpopulaties en voldoende biodiversiteit. Het Rijk zorgt voor de (wettelijke) kaders van het ganzenbeleid. De provincie verleent vervolgens ontheffingen op grond van de Flora en Faunawet (in de toekomst de wet Natuurbescherming) voor schadebestrijding. Daarnaast subsidiëren wij de organisatie van de Faunabeheereenheid en bestrijdingsprojecten. Verder is onze rol beperkt. De Faunabeheereenheid heeft als taak om diersoorten die gewassenschade aanrichten op een effectieve en deskundige wijze te beheren en zo nodig te bestrijden. Leeswijzer: In hoofdstuk 1 schetsen we de huidige stand van zaken: de omvang van de verschillende ganzenpopulaties in Fryslân, de te verwachten ontwikkelingen daarin, en de problemen die zich daarbij voordoen. In hoofdstuk 2 beschrijven we het huidige beleid voor ganzen en de knelpunten waar men tegen aanloopt. Hiermee krijgen we een helder beeld van de opgaven. Hoofdstuk 3 gaat in op de doelen die we met een hernieuwd ganzenbeleid willen bereiken. Doelen die zowel betrekking hebben op de ganzenstand als op de maatschappelijk aanvaardbare omvang van de schade die ganzen veroorzaken. Op basis van de doelen geven we in hoofdstuk 4 aan met welke maatregelen deze doelen bereikt kunnen worden; deze maatregelen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op het landelijk akkoord tussen IPO en G-7. Hoofdstuk 5 behandelt de uitvoering van het nieuwe beleid: wat gaan we doen en wat vragen we van andere partijen. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de financiële consequenties en budgetten. In hoofdstuk 7 gaan we in op het communicatietraject, want maatschappelijk draagvlak is onmisbaar voor een succesvolle uitvoering van beleid.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Inhoudsopgave 1. Analyse: huidige situatie en ontwikkelingen …………………….…………..5 2. Analyse: rollen en taken, huidig beleid ……………………………………..8 3. Doelen: wat we willen bereiken ……………………………………………...12 4. Hoe we de doelen kunnen bereiken ………………………………………..16 5. Uitvoering ………………….…………………………………………………..19 6. Financiële consequenties en budgetten ……………………………………23 7. Communicatie ………………………………………………………………… 25
Bijlage 1 Kengetallen ganzen (tabel 1) en populatie ontwikkeling (tabel 2) Bijlage 2 Ganzenakkoord Ganzen 7 / IPO d.d. 6 december 2012
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
1. Analyse: huidige situatie en ontwikkelingen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het gaat met de ganzen in Nederland en Fryslân en hoe de populaties zich kunnen ontwikkelen zonder specifiek ganzenbeleid.
Trekganzen Trekganzen (of wintergasten) zijn ganzensoorten die buiten Nederland broeden en hier ’s winters verblijven. In de zomer verblijven de trekganzen op de noordelijke toendra’s en taiga’s van Scandinavië, Spitsbergen en Siberië. Nederland is internationaal gezien een belangrijk land voor overwinterende ganzen. Voor veel soorten vormt Nederland een cruciale schakel in hun jaarlijkse trek van broedgebieden naar overwinteringgebieden en omgekeerd. Van verschillende soorten verblijft meer dan driekwart of zelfs de hele populatie een deel van de winter in ons land. Als gevolg van veranderende situaties voor wat betreft klimaat, weersomstandigheden, voedselaanbod en voedselkwaliteit, jachtdruk, broedresultaten, predatie, etc. wisselen de aantallen jaarlijks per regio binnen NoordwestEuropa. De belangrijkste oorzaken van de toename van de populaties van een aantal soorten ganzen hebben te maken met de jachtdruk, toename van de voedselkwaliteit, en wijziging van trekgedrag. Fryslân is binnen Nederland de belangrijkste provincie voor de trekganzen: de maximum aantallen voor de meeste soorten ganzen zijn hier het hoogst en de ganzen verblijven hier het langst. Daarom ligt hier de grootste oppervlakte foerageergebied en maakt Fryslân aanspraak op het grootste deel van het landelijke budget voor de ganzenregelingen. De Waddeneilanden hebben hierin een bijzondere positie omdat die belangrijk zijn voor de Rot- en Brandganzen die daar tot laat in het voorjaar verblijven. In Fryslân gaat het in totaal om maximaal ongeveer 725.000 trekganzen. Naar verwachting zal het totaal aantal trekganzen de komende jaren kunnen stabiliseren. Dat verschilt echter per soort gans, zoals aangegeven in bijlage 1 in tabel 1, Ganzen kengetallen Nederland en Fryslân en in tabel 2, Populatiegroei van trekganzen populaties in Nederland. De belangrijkste reden voor ganzen om in het vroege voorjaar naar het hoge noorden te trekken heeft te maken met de grote energiebehoefte van de ganzen terwijl ze het gras snel verteren. Dit noodzaakt hen om het meeste voedzame gras op te zoeken. Van nature is de voedzaamheid van gras in het vroege voorjaar het hoogst en dit neemt in de zomer af. Trekkende ganzen volgen de groene golf van eiwitrijk voorjaarsgras naar het noorden. Als ze daar aankomen is het nog bar, maar als de jongen uitkomen is het gras juist daar voedselrijk. Daarnaast kunnen de ganzen in het hoge noorden lange dagen eten en verteren omdat de zon er in de zomer niet ondergaat, is de predatiedruk er in sommige jaren laag doordat de lokale roofdieren in de winter verhongeren, en ligt de kans op infectie door ziekte en parasieten hier lager.
Standganzen Standganzen (of niet trekkende ganzen) zijn de ganzensoorten die grotendeels het jaar rond, maar in ieder geval tussen 1 maart en 1 oktober in Nederland verblijven en/of broeden. Na een moeizame herintroductie van de Grauwe gans in Nederland en ook in Fryslân in de jaren zestig van de vorige eeuw, is de populatie de laatste jaren sterk gaan groeien. Bij de laatste landelijke telling in 2009 zaten in geheel Nederland 190.000 Grauwe ganzen waarvan in onze provincie 17.000 (Sovon; 2010); in verhouding tot het aandeel trekganzen is dit een beperkt aantal. Door de sterke toename van het aantal standganzen neemt ook het aantal ganzen in de winter toe.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
De recente toename van de standganzen in Nederland heeft net als bij de trekganzen te maken met de ruime beschikbaarheid van voedzaam gras. Door kunstmest en bemesting via de lucht blijft het eiwitgehalte van het gras tot in de zomer hoog (met de kanttekening dat de laatste jaren sprake is van een geleidelijke afname van het eiwitgehalte als gevolg van minder kunstmest strooien). Daarnaast wordt de vos als grondpredator intensief bestreden en is de jachtdruk in de zomer relatief laag. Niet alle condities zijn hier echter gunstig voor de standganzen: ganzenkuikens groeien in Nederland langzamer op dan in het hoge noorden en lopen vaker parasieten op. In Nederland, en zeker in Fryslân, is het aanbod van voedselrijke graslanden en de aanwezigheid van geschikte broedgebieden ruim. Rond de slaapplaatsen en broedgebieden van de ganzen liggen uitgestrekte voedselrijke graslanden. In de broedgebieden zijn nog veel mogelijkheden voor ganzen om te broeden. De verwachting is dat de aantallen standganzen bij ongewijzigd beleid zullen toenemen, zie tabel 3. Met name in het voorjaar en de zomer zorgen de standganzen voor schade aan landbouwgewassen en aan natuur in de vorm van vermesting plassen en vennen, vraatschade bijzondere vegetaties en concurrentie met andere vogelsoorten. Het gaat in Fryslân dan om de soorten: Grauwe gans, Brandgans en de Grote Canadese gans. Een relativering is hier op z’n plaats: het aantal standganzen in Fryslân is in verhouding tot het aantal trekganzen in Fryslân beperkt. Fryslân is binnen Nederland vooral van belang voor trekganzen (wintergasten). Standganzen komen in Nederland vooral voor in het rivierengebied, Noord- en Zuid-Holland en in Zeeland. Dit blijkt ook uit de hoeveelheid landbouwschade: het totale schadebedrag voor trekganzen is in Fryslân een veelvoud van het totale schadebedrag voor standganzen (zie tabel 5 in hoofdstuk 6). Tabel 3: Berekening van de aantallen standganzen in 2011, 2013 en 2018 (juli populatie) in Nederland; gebaseerd op telling van aantallen in juli 2009 en jaarlijkse groeipercentages van broedparen (bron: CLM/LEI 790-2012). Soort Groei 2009 2) 2011 2013 2018 Toename 3) (%) 1) Kolgans
15
2.000
2.645
3.498
7.036
2,66
Grauwe gans
19
190.000
269.059
381.014
909.235
3,38
0
10.000
10.000
10.000
10.000
1,0
(Grote) Canadese gans
16
24.000
32.294
43.455
91.271
2,83
Brandgans
29
34.000
56.579
94.154
336.346
5,94
260.000
370.577
532.121
1.353.888
3,65
Soepgans
Totaal
1) Jaarlijks groeipercentage uit Voslamber et al. 2010 2) aantal ganzen in juli 2009 uit De Boer & Voslamber 2010 3) Toenamefactor in 2018 t.o.v. 2011; deze factor wordt gebruikt bij de berekening van de scenario’s, omdat 2011 het startpunt van de berekeningen is Conclusie: het aantal standganzen neemt toe. In 2018 zijn er ruim 5x zo veel standganzen als in 2009. De Grauwe gans is de meest talrijke soort (ruim 900.000 exemplaren, in Fryslân in 2012 33.500 ex.) met de
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Brandgans op een tweede plaats met ruim 330.000 exemplaren, in Fryslân in 2012 550 ex.. Wanneer we alleen naar de Kol-, Brand- en Grauwe ganzen kijken, dan zijn er in 2013 2,1 keer zo veel als in 2009 en in 2018 5,5 keer zo veel als in 2009.
Relatie ganzen en weidevogels Het gaat niet goed met de weidevogels en (te) goed met de ganzen. Beide ontwikkelingen hebben te maken met de samenstelling van graslanden. Weidevogels hebben moeite om hun jongen groot te brengen omdat er onvoldoende gevarieerde en bloemrijke graslanden beschikbaar zijn. Het voedzame gras op veel landbouwpercelen is daarentegen heel geschikt als voedsel voor ganzen. Hierdoor zijn hun overlevingskansen in de winter en hun broedresultaten toegenomen. Minder voedzaam gras met meer variatie aan kruiden en bloemen is dus beter voor weidevogels en minder gunstig voor ganzen. Volgens de nieuwe provinciale Koersnotitie weidevogels, die op 27 februari 2013 door PS behandeld is, willen we de inspanningen voor de bescherming van weidevogels concentreren in weidevogellandschappen: een samenhangend stelsel van goede en optimaal ingerichte weidevogelgebieden (agrarische gronden en natuurterreinen) waarbinnen weidevogelpopulaties zich kunnen handhaven; in totaal gaat het om max. 40.000 ha. De beschikbare financiële middelen voor inrichting en beheer van weidevogelgronden worden dan geconcentreerd in deze weidevogellandschappen. Alleen in deze gebieden kunnen langjarige contracten worden afgesloten voor weidevogelbeheer. Aan de beheerssubsidies zijn voorwaarden gekoppeld m.b.t. maaien, waterpeil, rust en openheid. Met dit nieuwe beleid stimuleren we binnen de weidevogellandschappen de totstandkoming van gevarieerde graslanden die aantrekkelijk zijn voor weidevogels en minder aantrekkelijk voor ganzen. Hoewel in de weidevogellandschappen de condities voor ganzen minder gunstig zullen worden, verwachten wij hierdoor echter niet een wezenlijke afname van het aantal ganzen. Ondanks de geleidelijke daling van het eiwitgehalte van gras, verwachten wij binnen afzienbare termijn geen substantiële afname van het voedselaanbod. In totaliteit blijft in Fryslân nog een ruim en uitgestrekt aanbod van voedzaam gras aanwezig. Samenvattend: Zowel trekganzen als standganzen doen het goed in Nederland en Fryslân. Bij de meeste soorten is sprake van groei van de populatie. Bij een paar soorten is sprake van stabilisatie tot geringe afname van de populatie. Minder voedzaam gras met meer variatie aan kruiden en bloemen is beter voor weidevogels en minder goed voor ganzen. Het nieuwe provinciale weidevogelbeleid kan binnen de weidevogellandschappen een (beperkte) bijdrage leveren aan ganzenreductie.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
2. Analyse: rollen en taken, huidig beleid Algemeen De afgelopen decennia heeft het ganzenbeleid een prominente plaats in het Nederlandse natuurbeleid gekregen. De maatregelen hebben voor de ganzen succesvol uitgewerkt: de populaties zijn gegroeid en het verblijf van ganzen in Nederland is toegenomen, zowel qua aantal als qua duur. Het beleid heeft echter ook een keerzijde. De overlast en schade zijn de laatste jaren met name voor boeren sterk toegenomen en zijn soms te groot geworden. De vergoedingen die hiervoor worden betaald, lopen sterk op. Met name in het voorjaar en de zomer zorgen de standganzen voor veel schade aan landbouwgewassen. Dit is van invloed op de algehele bedrijfsvoering en legt een emotionele druk op de mensen die werken in de landbouw. Tegelijkertijd neemt de maatschappelijke acceptatie van het doden van ganzen af. Dood schieten leidt tot veel onrust en een hoog aandeel gewonde, aangeschoten dieren. Verder vindt een groeiend aantal mensen het doden van trekvogels maatschappelijk gezien minder aanvaarbaar. Ganzen trekken zich niets aan van bestuurlijke grenzen en overbruggen met gemak grote afstanden. Daarom heeft alleen een gezamenlijke landelijke aanpak door alle betrokken partijen zin. Op landelijk niveau hebben onderhandelingen plaatsgevonden tussen G-7 en het IPO. Dit heeft onlangs geresulteerd in een Ganzenakkoord.
Rollen en taken Het Europese beleid is gericht op duurzame instandhouding van wilde ganzenpopulaties. Op basis van de Europese Vogelrichtlijn en de doelstellingen voor de Natura2000 gebieden zijn met name trekganzen beschermd. Binnen het uitgangspunt van duurzame instandhouding bestaan echter mogelijkheden voor beheersing en beperking van de omvang van ganzenpopulaties. Het Rijk heeft een (inter)nationale verantwoordelijkheid voor instandhouding van ganzenpopulaties en voldoende biodiversiteit. Het Rijk zorgt daarbij voor de (wettelijke) kaders van het ganzenbeleid. Het Rijk heeft een Faunafonds ingesteld. Daarin stopt het Rijk middelen voor beheer- en schadevergoedingen in verband met o.a. ganzenopvang. Dit is een open einde regeling: schade wordt, onder voorwaarden, vergoed op basis van schadetaxaties. De Dienst Regelingen zorgt voor de betalingen van de 6 jarige ganzenovereenkomsten in de huidige foerageergebieden. In de Flora- en Faunawet (in de toekomst de wet Natuurbescherming) regelt het Rijk de wettelijke mogelijkheden voor het bestrijden en doden van ganzen indien deze teveel schade en overlast veroorzaken. In het Natuurakkoord van 2011 heeft het Rijk taken gedecentraliseerd naar provincies. Vanaf 2014 ligt de verantwoordelijkheid voor het Natuurbeheer incl. het Faunafonds bij de provincies; op basis van een verdeelsleutel stelt het Rijk per provincie middelen beschikbaar via het provinciefonds. Daarmee is de provincie in de nabije toekomst budgethouder voor de beheer- en schadevergoedingen. Via het Faunafonds keren wij dan aan boeren schadevergoedingen uit op basis van de taxaties. De provincie verleent nu al vrijstellingen of ontheffingen op grond van de Flora en Faunawet (in de toekomst de wet Natuurbescherming) voor beheer- en schadebestrij-
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
ding. Daarnaast subsidiëren wij de organisatie van de Faunabeheereenheid (zie hieronder) en bestrijdingsprojecten. Meerdere partijen voeren dit ganzenbeleid vervolgens concreet uit. Per provincie bestaat er een Faunabeheereenheid (Fbe). Deze Fbe is een samenwerkingsverband van jachthouders en grondgebruikers. Ze heeft als taak om diersoorten die gewassenschade aanrichten op een effectieve en deskundige wijze te beheren en zo nodig te bestrijden. Deze wettelijke taak is gebaseerd op art. 29 van de Flora- en Faunawet. Het opstellen en uitvoeren van een plan van aanpak voor beheer van de standganzen is daarmee al een verantwoordelijkheid van de provinciale Fbe. In het huidige Fbe bestuur zijn vertegenwoordigd: Land en Tuinbouworganisatie (LTO), Terreinbeheerorganisaties (TBO), Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV) en Nederlandse Organisatie voor jacht en Grondbeheer (NOJG), Federatie Fries Grondbezit (FFG) met als adviseur de provincie.
Huidig beleid voor trekganzen In eerste instantie hanteerde het Rijk alleen maar het instrument van schadevergoedingen. Vanuit het Jachtfonds - vanaf 2002 opgegaan in het Faunafonds - keerde het Rijk schadevergoedingen uit aan boeren die schade leden door trekganzen. Om voor schadevergoeding in aanmerking te kunnen komen moesten de boeren aantonen dat ze voldoende hadden gedaan om de schade te voorkomen door bijvoorbeeld de ganzen te verjagen. In 2005 volgde een fundamentele wijziging van het beleid. Het Rijk ontwikkelde een systeem van ganzenfoerageergebieden. Dit zijn aaneengesloten gebieden (natuur- en landbouwgebieden) waar de trekganzen in de winter met rust worden gelaten. Hierbinnen kunnen ze ongemoeid foerageren en slapen. Buiten de foerageergebieden worden de ganzen verjaagd en zo nodig doodgeschoten of anderszins bestreden.
Kaart 1. De huidige ganzenfoerageergebieden in Fryslân Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Provincies begrensden de ganzenfoerageergebieden. In totaal zijn in Nederland ca. 80.000 ha. ganzenfoerageergebieden begrensd, waarvan 65.000 ha. op agrarische cultuurgrond. De verwachting was dat de ganzen zich daar nog meer zouden concentreren en dat er buiten de foerageergebieden minder schade zou ontstaan. Boeren waarvan het land in foerageergebieden ligt, krijgen een vaste beheervergoeding als ze zorgen voor voldoende voedsel en rust voor de trekganzen. Daarnaast komen ze in aanmerking voor volledige schadevergoeding. Boeren buiten de ganzenfoerageergebieden krijgen 95% schadevergoeding; hiervoor moeten ze eerst de ganzensoorten Kol- en Grauwe gans proberen te verjagen, desnoods met het dood schieten van een aantal vogels. Uit de landelijke evaluatie van dit beleid van 2009 (LNV / Alterra) en telrapportages tot 2010/ 2011 (Faunafonds/ Sovon) blijkt dat dit systeem van enerzijds opvangen en anderzijds verjagen niet goed werkt en veel meer geld kost dan verwacht. Iets meer dan de helft van de ganzenpopulatie zit in de foerageergebieden. Dit aantal is eerder afgenomen dan toegenomen, ondanks de rust en het voedselaanbod in de begrensde foerageergebieden en het verjagen en doodschieten van grote aantallen ganzen daarbuiten (in Fryslân zijn in de winter van 2011/2012 ongeveer 60.000 ganzen geschoten). Voor een groot deel van de oppervlakte foerageergebied wordt wel de vaste beheervergoeding voor opvang betaald maar is geen taxeerbare schade vast te stellen. De ligging en begrenzing van de foerageergebieden blijken dan ook niet optimaal te zijn. Dit beleid vanaf 2005 voor de opvang van trekganzen heeft dus niet naar verwachting gewerkt en is veel duurder dan het oude beleid zonder foerageergebieden en verjaging met het per keer dood schieten van een aantal ganzen. Tabel 4: Kosten ganzenbeleid in miljoenen € vanaf 2003/2004 (Bron: Faunafonds en DR)
Kosten winterganzen schade beheer uitvoeringskosten Waddeneilanden Totaal ganzenbeheer
2003/04
04/05
05/06
06/07
07/08
08/09
09/10
3,7 2,3 0,7 0,7 7,4
4,1 2,3 0,8 0,8 7,9
6,2 6,1 2,3 1,0 15,6
7,7 6,2 2,5 1,2 17,6
9,7 3,4 2,8 1,5 17,4
9,7 5,9 3.0 1,5 20,4
6,7 6,2 3,8 1,1 17,7
10/11 9,7 5,5 3,1 1,7 19,9
Huidig beleid voor standganzen In 2007 is de ‘Handreiking voor het provinciale beleid ten aanzien van overzomerende ganzen’ van het Ministerie van LNV verschenen. In de Handreiking staan veertien mogelijkheden om de populaties standganzen te verminderen en om broedgebieden in te richten. Vervolgens heeft een provinciale Werkgroep zomerganzen2 een Maatwerkplan Grauwe ganzen opgesteld voor Fryslân. GS heeft in 2010 ingestemd met dit Maatwerkplan. In dit plan staan maatregelen om de populatie Grauwe ganzen te beperken en de schade aan landbouw en natuur terug te brengen op het niveau van 2006. De uitvoering van het Maatwerkplan is een verantwoordelijkheid van de Fbe. De Fbe heeft dit Maatwerkplan integraal overgenomen als aanvulling op hun Faunabeheerplan. Het Fbe bestuur maakt keuzes voor de maatregelen die kunnen worden uitgevoerd om de landbouwschade zoveel mogelijk te beperken.
2
In deze provinciale werkgroep waren KNJV, Faunafonds, Fbe, TBO, LTO, en de provincie vertegenwoordigd.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
De belangrijkste maatregelen, die op dit moment worden toegepast, zijn het prikken van eieren, het doden met het geweer en inrichtingsmaatregelen in de terreinen. Recente tellingen wijzen op een dalende lijn van de aantallen standganzen, evenals van het totaalbedrag van de getaxeerde zomerschade. Het lijkt er op dat in Fryslân de groei uit de broedpopulatie is.
Aanzet en input voor nieuw ganzenbeleid Op landelijk niveau is op 6-12-2012 een akkoord gesloten tussen het IPO en de G-7 over de uitvoering van het ganzenbeleid (het akkoord is in de bijlage opgenomen). De belangrijkste punten uit het akkoord zijn: Zie ook hoofdstuk 3 en 4. Bescherming van trekganzen d.m.v. een algehele rustperiode en specifieke rustgebieden; Reductie van standganzen en exoten d.m.v. extra inspanningen voor bestrijding; Maximalisatie van het landelijke budget voor schadevergoedingen op €12.5 miljoen p/j; Oprichting van Ganzenafstemmingskaders (GAK) die zorgen voor afstemming tussen beleid en uitvoering. Verschilpunten t.o.v. het huidige beleid: Foerageergebieden met beheer- en schadevergoedingen worden gewijzigd in rustgebieden met alleen schadevergoedingen; Geen afschot van trekganzen in de winterperiode; Langere periode voor bestrijding van ganzen door toevoeging van de maanden maart en oktober; Bestrijding standganzen d.m.v. afschot van koppelvormende ganzen in of vlakbij de broedgebieden in het vroege voorjaar. De consequenties van het landelijke akkoord voor Fryslân werken we in de volgende hoofdstukken uit. Samenvattend: Uit een evaluatie van het ganzenbeleid is gebleken dat het beleid vanaf 2005 van opvangen en verjagen niet naar verwachting heeft gewerkt en erg kostbaar is. Op een groot deel van de oppervlakte foerageergebied wordt wel de vaste beheervergoeding voor opvang betaald, maar is geen taxeerbare schade vast te stellen. De maatregelen vanuit het Maatwerkplan lijken te gaan werken voor beperking van het aantal standganzen. De schade en aantallen standganzen lijken te stabiliseren. Diverse partijen zijn betrokken bij de formulering en uitvoering van het ganzenbeleid. Met de decentralisatie van het ganzenbeheer wordt de provincie verantwoordelijk voor de uitkering van schadevergoedingen vanuit het Faunafonds. De bijbehorende rijksmiddelen zijn echter afgenomen terwijl de schade is toegenomen. Voor een effectieve aanpak zijn we sterk afhankelijk van afspraken tussen de betrokken partijen op landelijk niveau. Op landelijk niveau is een akkoord gesloten tussen het IPO en de G-7 over de uitvoering van het ganzenbeleid. Wij sluiten aan bij de maatregelen in dit akkoord. Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
3. Doelen: wat we willen bereiken In ons nieuwe ganzenbeleid sluiten we aan bij het landelijke ganzenakkoord. Dit akkoord vormt voor ons de basis van waaruit we onze beleidsinzet bepalen. Een afzonderlijke provinciale aanpak heeft geen zin omdat ganzen zich niets van provinciegrenzen aantrekken.
Doelen We stellen bij de ontwikkeling van nieuw ganzenbeleid drie hoofddoelen centraal:
De omvang van de populaties trekganzen voldoet aan de (inter)nationale verplichtingen; dit betekent dat de populaties ganzen die hier van nature voorkomen, voldoende en duurzaam in stand gehouden worden; De opvang van ganzen in het landelijk gebied (in natuurgebieden en landbouwgebieden) veroorzaakt geen onevenredige schade aan de landbouw en aan natuurwaarden; Gerelateerd aan de twee vorige doelen, is er een goede balans tussen de maatschappelijke kosten van het ganzenbeleid en het aantal ganzen. Dit betekent waar nodig reductie van aantallen standganzen.
Wij hebben deze hoofddoelen ingebracht in de onderhandelingen over het ganzenakkoord. In het landelijke ganzenakkoord is dit als volgt vertaald: Bescherming van de trekganzen d.m.v. het instellen van een algehele rustperiode en specifieke rustgebieden; In 5 jaar terugdringen van schade veroorzaakt door standganzen tot het niveau van 2005; Het planmatig reduceren van de populatie standganzen tot beheersbare populaties van 100.000 Grauwe ganzen en 50.000 Brandganzen in geheel Nederland; Het planmatig wegnemen van populaties exoten (Nijlgans) en gedomesticeerde ganzen (soepgans) tot de 0 stand; dit geldt ook voor de standganzen populaties van de Canadese gans en de Kolgans; Maximalisatie van het landelijke budget van €12,5 miljoen p/j voor schadebestrijding, dat op basis van een verdeelsleutel via het provinciefonds over de provincies wordt verdeeld. Voor Fryslân betekent dit:
Het bieden van rust en opvangmogelijkheden voor trekganzen door het instellen van een algehele rustperiode en het begrenzen van soortspecifieke rustgebieden; schade veroorzaakt door trekganzen wordt evenredig vergoed; Het reduceren van de populatie standganzen en exoten tot een beheersbare populatie van 7.000 ganzen, waarbij het totale schadebedrag is verlaagd tot minder dan € 70.000,-(Maatwerkplan 2010).
De provincie Fryslân blijft binnen Nederland en West-Europa een heel belangrijk gebied voor trekganzen. Hiermee aanvaarden wij onze (inter)nationale verantwoordelijkheid voor instandhouding van duurzame populaties ganzen en daarmee voor biodiversiteit. Verder biedt dit kansen voor de verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme. De grote groepen ganzen vormen een imposant gezicht dat velen tot de verbeelding spreekt. Bij de standganzen zetten we primair in op vermindering van aantallen tot een beheersbare populatie die geen onevenredige schade veroorzaakt. In het volgende hoofdstuk behandelen we de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren. Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
De aanpak die hieruit voortvloeit beschouwen wij als een gegeven voor onze eigen provinciale inzet. Onze rol is dus beperkt. We zijn gebonden aan landelijke afspraken en aan beschikbare rijksmiddelen voor beheer en schadevergoeding. We voelen ons in deze context dan ook niet primair verantwoordelijk voor het oplossen van de ganzenproblematiek. Binnen onze mogelijkheden zullen wij uiteraard wel een optimale bijdrage hieraan leveren.
Randvoorwaarden Alle ganzen, m.u.v. exoten en gedomesticeerde Grauwe ganzen, worden beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. Bij de realisering van de doelen moeten alle partijen hier rekening mee houden. Een aantal soorten, waarbij de duurzame instandhouding niet in het geding is, mogen onder voorwaarden worden verjaagd en bestreden als zij schade aan gewassen of de natuur aanrichten. Dit pakt landelijk voor de verschillende soorten ganzen als volgt uit:
Voor de kleine en soms afnemende populaties van de Rotgans, Rietgans en Kleine Rietgans is bescherming nodig door middel van het bieden van rust; De grote populatie Kolganzen stabiliseert. Dat betekent dat rust in de winterperiode en in de rustgebieden voldoende is. Daarbuiten kan verjaging met ondersteunend afschot worden toegestaan; De grote populatie Brandganzen neemt gestaag toe en verblijft hier tot in de maand mei. De strikte bescherming vervalt en verjaging met ondersteunend afschot buiten de winterperiode en rustgebieden wordt mogelijk gemaakt; De populatie van de Grauwe gans neemt sterk toe, met name de broedpopulatie van de standganzen. Verjaging met ondersteunend afschot buiten de winterperiode en rustgebieden kan worden toegestaan; Afschot van Canadese ganzen is reeds toegestaan op grond van een landelijke vrijstelling; Afschot van exoten en gedomesticeerde ganzen kan worden toegestaan onder voorwaarde dat – binnen de rustgebieden – trekganzen niet worden verontrust.
Hierbij tekenen wij aan dat bestrijding in de vorm van doden met het geweer, het onklaar maken van nesten en eieren, en het vangen van ganzen, vooralsnog de meest haalbare maatregelen zijn. Of dit voldoende effectief zal zijn moet nog blijken. Zodra gestopt wordt met bestrijding zal de populatie waarschijnlijk snel weer toenemen. Beperking van het voedselaanbod en het voorkomen van nieuwe broedlocaties zijn dan ook belangrijke aandachtspunten. Als gevolg van het Natuurakkoord en de bepalingen uit het Ganzenakkoord worden de budgetten voor het faunabeheer verlaagd. De consequenties van deze verlaging zullen beoordeeld moeten worden in samenhang met de internationale verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de verschillende soorten ganzen, het verkleinen van de populaties standganzen, en het wijzigen van de voorwaarden voor beheer- en schadevergoedingen en ontheffingen. Hier ligt een taak voor het Rijk in samenwerking met de provincies. Samenvattend Met onze doelen voor nieuw ganzenbeleid willen we een evenwicht bereiken tussen levensvatbare populaties ganzen die hier van nature voorkomen en een populatieomvang die geen onevenredige schade veroorzaakt. Op die manier kunnen ook de (maatschappelijke) kosten voor ganzenopvang tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. Maatschappelijk draagvlak voor ganzenopvang blijft cruciaal.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Bij het realiseren van de doelen moet rekening worden gehouden met de bescherming van bepaalde ganzensoorten op grond van de Europese Vogelrichtlijn.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
4. Hoe we de doelen kunnen bereiken Sturingsmogelijkheden De belangrijkste aspecten waarop wij en andere partijen in het algemeen kunnen sturen (de knoppen waaraan we kunnen draaien) om de schade te beperken zijn: a. aanbod voedsel en broedmogelijkheden Ganzen gedijen goed op voedzaam gras. Drastische beperking van dit type gras maakt de overlevingskans voor ganzen minder en biedt meer kansen voor weidevogels. Beperking van voedzaam grasland is met name zinvol binnen een straal van 5-10 km rond de slaapplaatsen van de ganzen. Omdat het om grote oppervlakten gaat en dit type gras voor de melkveehouderij van groot belang is, is een substantiële beperking op dit moment niet te verwachten en niet reëel. Dit betekent dat de ganzen voorlopig zullen blijven komen. Geaccepteerd zal moeten worden dat ganzen bij deze vorm van landbouw horen. Vanuit deze optiek kan een deel van de schade door ganzen als ondernemersrisico worden gezien. Beperking van de broedmogelijkheden voor standganzen, buiten een aantal aan te wijzen gebieden waar ze wel mogen broeden, geeft richting aan beheer- en schadebestrijding. In deze broedgebieden zullen de beheerders er alles aan moeten doen om de maximale broedpopulatie in toom te houden. Buiten die gebieden zal het aantal broedparen standganzen gereduceerd moeten worden tot nul. b. beperking van het aantal ganzen Trekganzen zijn (inter)nationaal beschermd via de Europese Vogelrichtlijn en Natura2000 doelstellingen. Voor de kleine populaties betekent dit volledige bescherming. Van de grote en nog steeds groeiende populaties kan, zonder dat de populaties in gevaar komen, het aantal ganzen beperkt worden. Populatiereductie vraagt vaak wel om internationale afstemming. Van de standganzen geldt alleen voor de inheemse Grauwe gans en de Brandgans een beperkte instandhoudingplicht. Om de schade van ganzen enigszins te beperken moeten jaarlijks honderdduizenden ganzen gedood worden. Sterke beperking van de aantallen ganzen zal er uiteindelijk toe kunnen leiden dat de schade aan de landbouw en natuur afneemt. c. budgetten voor beheer- en schadevergoeding Het Rijk decentraliseert haar budgetten voor beheer- en schadevergoeding naar de provincies. De omvang en inzet van deze budgetten zijn regelbaar. Vaste bijdragen voor beheer komen nu niet altijd terecht op plaatsen waar de ganzen schade veroorzaken. Beter is om het beschikbare budget alleen aan te wenden op die plaatsen waar ook onevenredige schade optreedt. Een andere mogelijkheid is om schade alleen volledig te vergoeden in situaties waarin ganzen volledig beschermd worden, of het verminderen van schadevergoeding indien er meer bestrijdingsmogelijkheden kunnen worden toegepast. Conclusie: Het beperken van voedselaanbod en broedmogelijkheden (optie a) vormt een structurele oplossing, maar is voorlopig niet reëel en onvoldoende effectief. Beperking van het aantal ganzen (optie b) vergt voortdurende inspanning, is lastig en stuit in sommige gevallen op (wettelijke) belemmeringen; voorlopig blijft dit echter nodig om schade en overlast te beheersen. Sturing via budgetten (optie c) is het meest direct en heeft meteen effect. De maatregelen in het ganzenakkoord vormen een combinatie van optie b en optie c. Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Maatregelen / oplossingen op landelijk niveau De hoofdlijnen uit het IPO/G7 ganzenakkoord zijn: a. Bescherming van trekganzen door middel van een algehele rustperiode in de winter en het instellen van specifieke rustgebieden voor laat vertrekkende trekganzen. b. Beperking van de schade aan de landbouw en natuur door middel van een gecoördineerde aanpak voor het reduceren van de populaties standganzen en exoten. c. Maximalisatie van het budget voor schadevergoedingen. Ad a. De algehele winterrustperiode voor trekganzen in Noord Nederland wordt ingesteld van 1 november tot 1 maart. Het huidige systeem van ganzenfoerageergebieden (zie kaart 1) wordt omgezet in een systeem van rustgebieden voor trekganzen. De rustgebieden hebben tot doel trekganzen rust te bieden tot aan het vertrek naar de broedgebieden; de rustperiode begint op 1 november en eindigt in Noord-Nederland op 1 april en in enkele gebieden, afhankelijk van de ligging en het voorkomen van soorten, uiterlijk op 15 mei of 15 juni. Zowel de Brandgans als de Rotgans verblijven lang op de Waddeneilanden. Aan deze speciale situatie zal extra aandacht besteed worden. Jacht, beheer en schadebestrijding (incl. exotenbestrijding) zijn binnen rustgebieden alleen toegestaan wanneer de trekganzen niet worden verontrust. De provincie moet de rustgebieden aanwijzen en begrenzen aan de hand van de schadecijfers van de afgelopen jaren en de tellingen van de ganzen. In de rustgebieden kunnen boeren alleen nog aanspraak maken op schadevergoeding; de beheervergoedingen vervallen. In de rustperiode mogen trekganzen buiten de rustgebieden nog slechts worden bestreden op percelen met kwetsbare gewassen en niet meer op overjarig grasland. In de rustgebieden kunnen boeren alleen nog aanspraak maken op schadevergoeding; de beheervergoedingen vervallen. Ad b. Een gezamenlijke visie op, en aanpak van het ganzenvraagstuk is een randvoorwaarde voor een duurzame en robuuste oplossing. Deelname van alle partijen van het akkoord in een Ganzenafstemmingskader (GAK3) is noodzakelijk. De provincies en G-7 zien het als hun verantwoordelijkheid om GAK’s op te richten en in iedere GAK te participeren. Het plan van aanpak van een GAK wordt opgenomen in het faunabeheerplan van de betreffende Fbe. Naast de mogelijkheden van bestrijding van exoten en standganzen (zie Hoofdstuk 3, Randvoorwaarden) kan op basis van gebiedsspecifiek beleid, uitgewerkt door de GAK’s in samenwerking met de provincie, worden toegestaan dat in februari koppelvormende standganzen in broedgebieden geschoten worden. Het kunnen vangen en doden van ganzen in de ruiperiode is een essentieel onderdeel van de uitvoering. G-7 en het IPO spannen zich in om gebruik van CO2 in Europees en nationaal verband goedgekeurd te krijgen.
3
Regionale, onder de faunabeheereenheden opererende commissies, met als doel het opstellen en begeleiden van de planmatige uitvoering van het populatiebeheer voor standganzen en exoten. In de GAK’s zijn vertegenwoordigd: alle G7 partners op regionaal niveau, provincie, en wildbeheereenheden.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Ad c. Uitgangspunt is het landelijke budget van €12,5 miljoen per jaar vanaf 2014 (excl. POP3 bijdragen) voor faunaschade veroorzaakt door ganzen. Binnen dit budget zullen de oplossingen gevonden moeten worden. Dit betekent dat een aantal onderdelen van het huidige ganzenbeleid wijzigt. Provincies en Ganzen-7 streven er naar om cofinanciering uit het Europese POP3 programma te verkrijgen voor uitvoering van het rustgebiedenbeleid. Indien POP3 cofinanciering verkregen wordt zal, met inachtneming van het maximum budget, de getaxeerde schade als volgt worden uitbetaald: 130% binnen de rustgebieden; 95% buiten de rustgebieden in de winterperiode; 95% voor standganzen in de zomerperiode tot een maximum van €2 miljoen p/j. Indien geen POP3 cofinanciering wordt verkregen zal binnen de rustgebieden 100% i.p.v. 130% worden betaald. Er vindt een jaarlijks voortgangsgesprek plaats waarbij reductietaakstellingen worden bijgehouden en bijstelling kan plaatsvinden. Hierin zullen de taakstellende budgetten in ieder geval aan de orde komen, waarbij provincies zich het recht tot aanpassing als budgethouder voorbehouden. Het niet kunnen realiseren van POP3 cofinanciering is altijd reden voor een voortgangsgesprek. In het najaar van 2015 vindt een evaluatie plaats en kunnen zo nodig aanvullende maatregelen afgesproken worden. Betrokken partijen zijn van mening dat met dit maatregelenpakket en een gezamenlijke inspanning, de doelen uit hoofdstuk 3 binnen een periode van vijf jaar kunnen worden gerealiseerd. Wij sluiten aan bij dit maatregelenpakket. Een afzonderlijke Friese aanpak is niet reëel. Er zijn namelijk teveel factoren waarop wij geen invloed hebben. Naast de verschillende partijen die hierin hun taken uitoefenen, geldt dat zeker ook voor de ganzen die over een groot gebied trekken en foerageren. In hoofdstuk 5 geven we aan hoe deze maatregelen uitgevoerd worden.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
5. Uitvoering Wat we provinciaal gaan doen om de maatregelen uit te voeren I. Maatregelen vanuit het Ganzenakkoord a. aanpassen van verordeningen en ontheffingen Het invoeren van de algehele rustperiode vanaf 1 november 2013 betekent dat de provinciale Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2005 en de ontheffingen daarop tijdig aangepast moeten worden. We zullen Provinciale Staten tijdig voorstellen de Verordening zo te wijzigen dat de algehele rustperiode op 1 november 2013 in kan gaan. b. begrenzen van de rustgebieden Het ganzenakkoord zal nog worden uitgewerkt voor onder andere de begrenzing van de rustgebieden. Bij de begrenzing van de totale oppervlakte zal rekening gehouden moeten worden met het totale beschikbare budget voor schadevergoedingen, dat gemaximeerd is op € 12,5 miljoen voor heel Nederland. Een goede en logische begrenzing van de rustgebieden staat bij ons voorop; dit zorgt ervoor dat de trekganzen zich zoveel mogelijk zullen concentreren in de rustgebieden. Binnen dit uitgangspunt streven we naar zoveel mogelijk medewerking van alle daarin liggende grondgebruikers. Om te komen tot een nieuwe begrenzing van de rustgebieden zullen we de schadegegevens en telgegevens van de afgelopen jaren in beeld brengen. In overleg met de GAK zullen we op basis hiervan vervolgens een kaart met de te begrenzen rustgebieden opstellen. Afhankelijk van de soort trekgans bepalen we tevens de einddatum van de rustperiode in die gebieden. Een deel van de overeenkomsten in de huidige ganzenfoerageergebieden loopt door tot 1 april 2014. Verder zal een zorgvuldige begrenzing van de nieuwe rustgebieden de nodige tijd vragen. Dit betekent dat we voor het seizoen 2013/2014 voor de begrenzing van de rustgebieden nog zullen uitgaan van de grenzen van de huidige foerageergebieden. De nieuwe grenzen van de rustgebieden in Fryslân zullen wij vervolgens zo spoedig mogelijk bepalen. GS stellen de nieuwe rustgebieden vast door het Natuurgebiedsplan aan te passen. In het Streekplan Fryslân 2007 staat beleid om de rust en openheid in de huidige ganzenfoerageergebieden te handhaven. Bij noodzakelijke ruimtelijke ingrepen van openbaar belang kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken; de provincie spant zich in dat geval in dat het totaaloppervlak van ganzenfoerageergebieden aanwezig blijft. Bescherming en beheer van ganzen buiten de EHS vinden plaats op basis van vrijwilligheid. Dit beleid uit het Streekplan blijft gehandhaafd; zodra de nieuwe rustgebieden voor trekganzen op kaart zijn vastgelegd, zullen deze rustgebieden in de plaats kunnen treden van de foerageergebieden. Het beleid in het Streekplan voor de foerageergebieden is dan op deze rustgebieden van toepassing. De Verordening Romte Fryslân bevat geen bepalingen over ganzenbeleid; aanpassing van deze verordening is daarom niet nodig. c. GAK oprichten en in positie brengen Om het nieuwe beleid te laten slagen is beperking van de schade door reductie van de populatie standganzen en exoten één van de belangrijkste onderdelen. Dit zal vormgegeven moeten worden in overleg met de Fbe en het GAK. De verantwoordelijkheid ligt dus primair bij de G-7 partijen de Fbe. De provincie toetst de aanvragen voor verjaging, bejaging en bestrijding in het kader van de Flora- en Faunawet. In Fryslân vormt de basis hiervoor het Maatwerkplan Grauwe ganNota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
zen van 2010 dat in het Faunabeheerplan is opgenomen. Er is consensus over het doel om de populatie te reduceren tot in totaal 7.000 Grauwe ganzen (referentiejaar 2006) en een totaal schadebedrag van € 70.000,-- p/j. De provincie is verantwoordelijk voor het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen op grond van de Flora- en Faunawet, subsidieert de organisatie van de Fbe/GAK en bestrijdingsprojecten. De partijen in de G-7 zijn het eens over de te volgen koers om de ganzenpopulatie te beperken. De jagersorganisaties hebben aangegeven, onder voorwaarden, te willen participeren in het GAK. De Fbe heeft aangegeven de rol van voorzitter en secretaris van het GAK op zich te zullen nemen. II. Aanvullende provinciale maatregelen In de moties van PS van 27 juni 2012 gingen veel vragen en voorstellen over de problematiek van de standganzen. Naast de maatregelen die voortvloeien uit het ganzenakkoord, willen we daarom onverkort maatregelen treffen voor vermindering van het aantal standganzen op basis van het bestaande Maatwerkplan Grauwe ganzen. De maatregelen beschreven in het Maatwerkplan worden voortgezet en waar mogelijk nog geïntensiveerd. Het gaat dan om het onklaar maken van nesten en eieren en het doden door middel van het geweer. Waar mogelijk worden rasters geplaatst. De Fbe voert deze maatregelen uit. Verruimen mogelijkheden voor afschot standganzen De mogelijkheden voor het doodschieten van standganzen zijn de laatste jaren al aanzienlijk verruimd. Dit heeft geleid tot een toename van het aantal geschoten dieren, zowel in de zomer als in de winter. Het aantal Grauwe ganzen dat zomers geschoten wordt is de laatste jaren toegenomen van 5.000 tot 11.000 vogels. Het aantal nesten dat is verstoord is toegenomen tot meer dan 5.000 en het aantal eieren dat is geprikt is toegenomen tot meer dan 30.000 eieren in 2012. De Grauwe ganzen zijn geteld in de maand juli; de aantallen variëren van 17.000 vogels in 2009 (bron: Sovon), 38.000 vogels in 2011 (bron: KNJV) tot 37.000 vogels in 2012 (bron: KNJV). Ten opzichte van 2011 is het aantal getelde ganzen dus enigszins afgenomen c.q. gestabiliseerd. Een andere indicatie geven de schadecijfers van het Faunafonds. In 2011 was het bedrag van de taxaties van overzomerende Grauwe ganzenschade opgelopen tot € 275.000,--. De schadetaxaties van 2012 zijn gedaald naar € 225.000,--. Deze cijfers wijzen op stabilisatie. Daarnaast zullen we , in samenwerking met de Fbe/GAK, inzetten op: Het uitbreiden van locaties voor bestrijding ganzen Ondertussen broeden steeds meer ganzen in o.a. weg- en spoorbermen, overhoeken bij wegen en kanalen, oevers van meren en vaarten, particuliere natuurgebiedjes, parken, etc. De maatregelen zijn tot nu toe echter vooral gericht op de broedterreinen in beheer bij natuurbeschermingsorganisaties. Met name deze nieuwe broedlocaties zijn minder omstreden en dienen zoveel mogelijk van begin af aan geminimaliseerd te worden. Deze nieuwe broedlocaties zullen de komende tijd veel meer aandacht moeten krijgen, vooral omdat de vogels als gevolg van het intensief eierenprikken op zoek gaan naar nieuwe broedlocaties. De huidige ontheffing biedt reeds de mogelijkheden om hier op te treden. Om dit te stimuleren zullen we bij de Fbe en GAK aandacht vragen voor deze aanpak buiten de terreinen van de terreinbeherende organisaties. Hierin ligt met name een rol voor de grondgebruikers en de jagers. Verbeteren van aansturing en coördinatie Het verjagen met ondersteunend afschot vindt veelal plaats per individuele grondgebruiker en Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
jachtaktehouder. De effectiviteit is te verbeteren door een betere aansturing en coördinatie tussen jagers en boeren. Dit kan door gelijktijdige en gezamenlijke bejagingacties te organiseren. Zowel de LTO als de KNJV kunnen hierin een belangrijke rol vervullen. In de praktijk wordt deze afstemming bemoeilijkt doordat jagers niet altijd beschikbaar zijn. Hierdoor wordt niet dagelijks en vaak alleen in het weekend bejaagd, en/of wordt afstemming onvoldoende gecoördineerd. De KNJV en LTO vertegenwoordigers in het Fbe bestuur hebben toegezegd dit met hun leden te gaan bespreken. Vangen en doden Het vangen en doden van ruiende ganzen is al genoemd in het Maatwerkplan en benoemd in het ganzenakkoord. We verwachten dat vanaf 2015 CO2 als methode om de ganzen doden wettelijk geregeld is zodat in de ruiperiode in de maanden mei/ juni deze maatregel ook in Fryslân toegepast kan worden. Hiervoor is een aantal grotere broedgebieden geschikt. De verwachting is dat per vangactie hooguit enkele honderden vogels gevangen kunnen worden. De kosten van de vangacties worden geraamd op minimaal €14,00 per gans (bron CLM/LEI). In de Friese situatie houden we rekening met hogere kosten omdat hier een meer verwilderd type ganzen voorkomt waardoor per keer minder ganzen gevangen kunnen worden. We zullen financieel bijdragen aan de uitvoeringskosten van het vangen en doden van ruiende ganzen, en de ontheffingen aanpassen zodra dit wettelijk mogelijk is. Bejagen van broedparen In het ganzenakkoord is afgesproken dat het gecoördineerd schieten van paarvormende Grauwe ganzen in of vlak bij hun broedgebieden in februari zal worden uitgevoerd. Deze vorm van bejaging kan zeer effectief zijn omdat voorkomen wordt dat de ganzen gaan broeden. Het gaat om het doden van broedparen voordat ze op het nest zitten. Wij zullen hiervoor de provinciale Verordening schadebestrijding dieren en/of ontheffingen aanpassen zodat dit vanaf 2014 mogelijk is; voor zover het Natura 2000 gebieden betreft zal een natuurtoets onderdeel uit maken van de procedures. Het GAK zal deze maatregel verder uitwerken. Afschot door beheerder Het in stand houden van populaties door het bevorderen c.q. beperken van de broedmogelijkheden in de natuurgebieden, is in principe een beheersopgave. Dit betekent dat bij teveel broedparen, in relatie tot de beheerdoelstelling, de beheerder primair verantwoordelijk is voor het te voeren beheer in zijn eigen terrein. Dit kan betekenen dat wanneer er teveel standganzen zijn, de beheerder de nodige maatregelen moet nemen. Afschot vlak voor de broedperiode lijkt effectief om de populatie te beperken. De beheerder is in principe zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van deze maatregel door eigen personeel of derden. In het ganzenakkoord zijn afspraken gemaakt over de personele inzet op populatiebeheer. Inrichting van terreinen De inrichting van terreinen kan duurzaam bijdragen aan het beperken van het aantal standganzen, zowel binnen als buiten de broedgebieden. Voorbeelden zijn: het tijdelijk onder water zetten van ganzen broedterreinen; het beperken van de hoeveelheid voedzaam grasland; het afschermen van broedgebieden van de voedzame graslanden door middel van (tijdelijke) rasters; latere of andere teelten (maïs) of braaklegging direct grenzend aan grote broedgebieden zodat pullen (jonge ganzen) geen geschikt voedsel kunnen vinden; het inzaaien van witte klaver als alternatieve voedselbron; het toepassen van onaantrekkelijke gewassen voor ganzen; Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
het toepassen van bewegende draden die ganzen weren en verjagen; het inzetten van tijdelijke of permanente verjaagmiddelen; In veel gevallen zijn deze maatregelen lastig uitvoerbaar, strijdig met natuur- en/of landbouwbelangen, contraproductief, of erg duur, of ze verplaatsen het probleem. Bijvoorbeeld: het veelvuldig verjagen van ganzen leidt ertoe dat ze meer moeten vreten en dat zorgt voor meer schade elders waardoor het probleem wordt verplaatst. Alleen bij specifiek maatwerk kunnen zulke maatregelen bijdragen aan een lokale oplossing. Wij zullen onze inzichten hierover zoveel mogelijk onder de aandacht brengen van het GAK. Stimulering en behoud van roofdieren Grondroofdieren zoals vossen kunnen zeer effectief zijn in de nestel- en jongenfase van broedende ganzen. Alleen al het gevaar van grondpredatie kan preventief werken. In ontoegankelijke terreinen kan dit zorgen voor meer natuurlijke verhoudingen. In gebieden met veel roofdieren (bijv. in Zweden) loopt de populatie ganzen hier en daar alweer terug of komen ganzen helemaal niet tot broeden. Kwantitatief onderzoek in Nederland naar het effect van deze maatregel loopt nog. In gebieden met weinig of geen andere kwetsbare (weide)vogels die op de grond broeden, zou minder tot geen bestrijding van roofdieren kunnen leiden tot minder broedsuccessen. Deze meer natuurlijke oplossing is tot nu toe onbespreekbaar omdat men verwacht dat dit consequenties heeft voor o.a. weidevogels. In die gebieden waar in de wijde omgeving geen weidevogels of andere bedreigde grondbroeders een rol van betekenis meer spelen, zou dit verder onderzocht kunnen worden. We zullen het GAK adviseren om op zoek te gaan naar proefgebieden die zich lenen voor handhaving van grondroofdieren. Ondersteuning jagers Het verkleinen van de populatie standganzen en exoten tot het gewenste niveau zal meer kans van slagen hebben als (tijdelijk) jagers worden ingezet die dagelijks beschikbaar zijn. Tijdelijke inhuur van jagers die elke dag beschikbaar zou een optie kunnen zijn. Een andere praktische mogelijkheid is om gebruik te maken van de medewerkers van de muskusrattenbestrijding. Het ambtelijke onderzoek heeft echter uitgewezen dat It Wetterskip Fryslân niet voelt voor deze taakverbreding. Om de elke dag inzetbare bejaging te stimuleren zijn we bereid om een pilot project hiervoor te onderzoeken. Toepassing artikel 68 Flora- en Faunawet De Fbe onderzoekt of het op basis van artikel 68 van de Flora- en Faunawet eenvoudiger kan worden om zonder aanvraag van een grondgebruiker afschot te kunnen plegen op percelen van agrariërs, TBO-ers of anderen. Hiervoor is een verzoek bij de provincie ingediend om het mogelijk te maken de ontheffing te verruimen zodat die ook verleend kan worden aan de jachtaktehouders voor hun jachtvelden i.p.v. alleen aan de grondgebruiker. Dit verzoek hebben we nog in behandeling, maar de Fbe hebben we reeds duidelijk gemaakt dat de huidige ontheffing deze mogelijkheid al biedt wanneer grondgebruikers jachtaktehouders machtigen tot het doen van een aanvraag. Ontheffingverlening zonder machtiging van de grondgebruiker is niet mogelijk omdat de grondgebruiker belanghebbende is en de jachthouder niet. III Te verwachten resultaten/effecten We verwachten dat legselbeperking, afschot en vangen van standganzen vooralsnog de meeste haalbare en effectieve maatregelen zullen zijn om het aantal standganzen te verminderen. Of het onklaar maken van nesten en het prikken van eieren daadwerkelijk effectief is zal nog moeten blijken. Onderzoek geeft aan dat het duur is en contraproductief kan zijn doordat de jongen die nog wel vliegvlug worden veel vitaler zijn. Nadat de populatie standganzen met extra Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
inspanningen op een lager niveau is gebracht, zal jaarlijks beheer nodig zijn om de populatie in toom te houden. Bij het beëindigen van de bestrijding zal de populatie in Fryslân snel weer kunnen gaan groeien of uit andere regio’s kunnen worden aangevuld. Monitoring Voor het tellen van de aantallen ganzen wordt elk jaar in de maand juli een provinciedekkende telling gehouden. Van het Faunafonds vragen we elk jaar de schadetaxaties op. Beide gegevens moeten een indicatie geven van de bereikte resultaten. Wij zullen deze gegevens jaarlijks bijhouden en beschikbaar stellen. Eind 2015 zal op landelijk niveau de eerste evaluatie van het ganzenakkoord plaatsvinden. Wij zullen hieraan onze bijdrage leveren.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
6. Financiële consequenties en budgetten Faunafonds, ganzenbeheer Vanuit het Faunafonds kan, onder voorwaarden, een tegemoetkoming worden verleend voor schade veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten (zoals trek- en standganzen) aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen. De huidige schaderegeling kent nu een open eind karakter. Dat wil zeggen dat als er meer schade is dan is voorzien, het beschikbare budget vanuit het ministerie van Economische Zaken wordt aangevuld. De schadevergoedingen fluctueren als gevolg van sterk wisselende veevoerprijzen op de wereldmarkt. Deze prijsschommelingen hebben een grotere invloed op de totale schadevergoedingen dan de hoeveelheid gras die de ganzen jaarlijks vreten. De verwachting is dat het Rijk het voor 2012 en 2013 lukt om binnen de begroting te blijven, mits de veevoerprijzen niet te veel stijgen. De inzet van het IPO bij het Ganzenakkoord is de schaderegelingen zo aan te passen dat de regeling qua kosten beheersbaar wordt. Vanaf 2014 zal het budget voor het Faunafonds geen open eind karakter meer hebben en landelijk gemaximeerd zijn op € 12,5 miljoen p.j. In het Ganzenakkoord ontbreekt echter een financiële paragraaf per provincie. De provincies zullen de financiële consequenties van het akkoord ieder voor zich nader moeten invullen. Van alle provincies loopt Fryslân daarbij het grootste risico, omdat het grootste deel van de schadevergoedingen in onze provincie wordt uitbetaald (40-45%). In Fryslân werd in 2011 ongeveer €11 miljoen uitbetaald voor vergoedingen voor beheer en schade veroorzaakt door ganzen.
Hoeveel geld is nodig en beschikbaar Schaderegelingen (per 2014) In het ganzenakkoord zijn de volgende uitgangspunten voor vergoedingen van ganzenschade afgesproken: In de rustperiode: 95% van de getaxeerde schade; In de rustgebieden: 100% van de getaxeerde schade; Buiten de rustgebieden: 95% van de getaxeerde schade; Standganzen: 95% van de getaxeerde schade tot een landelijk maximum van € 2 miljoen per jaar; Maatregelen ter beperking van standganzen worden grotendeels door de provincie vergoed. Het maximaal landelijke budget voor vergoeding van ganzenschade bedraagt € 12,5 milj. p/j. Op basis van de kosten van de afgelopen jaren en de afspraken in het Ganzenakkoord is een prognose gemaakt voor Fryslân van de te verwachten kosten in de toekomst. In de nieuwe rustgebieden is geen sprake van beheervergoeding. Alle beschikbare middelen worden gebruikt voor betaling van de schade en voor maatregelen om de schade te beperken.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Tabel 5: Verwachte kosten voor het ganzenbeheer in Fryslân Prognose ganzenkosten in rustgebieden
Waddeneilanden buiten rustgebieden in de zomerperiode maatregelen en organisatie Fbe/GAK faunabeheer: ganzen uitvoeringkosten en taxaties faunabeheer: ganzen
trekganzen beheer vergoeding trekganzen trekganzen standganzen standganzen sub totaal Faunafonds totaal
betaald 2011 € 3.263.631
prognose prognose 2018 2014 € 3.000.000 € 3.000.000
€ 2.713.494 € 1.644.396 € 2.434.782 € 269.158
€0 € 1.300.000 € 3.000.000 € 250.000
€0 € 1.300.000 € 3.000.000 € 50.000
€ 125.000 € 10.450.461 € 600.000 € 11.050.461
€ 500.000 € 8.050.000 € 600.000 € 8.650.000
€ 325.000 € 7.675.000 € 300.000 € 7.975.000
N.B. De vergoedingen voor schaderegelingen voor trekganzen in Fryslân zijn ongeveer € 8 milj per jaar. De vergoedingen voor standganzen zijn daarvan een fractie; ongeveer € 250.000,--. Extra maatregelen standganzen en organisatie uitvoering In de landelijke afspraken over het ganzenbeleid is afgesproken dat provincies de komende vijf jaar bereid zijn financieel bij te dragen aan maatregelen om de populatie standganzen sterk te reduceren. Landelijk gaat het om maximaal € 2 miljoen per jaar. We stellen voor om voor maatregelen en organisatie van de Fbe/GAK voor 2014 € 500.000,- te reserveren, aflopend naar € 325.000,- in 2018 op basis van de verwachte afname van de schade en de populatie. Het grootste deel van dit bedrag wordt gebruikt voor bijv. rasters, vangacties, pilots voor reductie c.q. inrichting van terreinen, etc. Tot nu toe bedroeg onze jaarlijkse bijdrage in de kosten van de Fbe in Fryslân gemiddeld € 100.000,--. Toegezegd is daarnaast dat de coördinatie van de uitvoering van het Maatwerkplan Grauwe ganzen á € 25.000,-- per jaar tot 2013 door de provincie wordt betaald. De instelling van het GAK onder de Fbe zal naar verwachting hogere organisatiekosten geven. Europese bijdrage (POP3) In het ganzenakkoord is afgesproken dat provincies en G-7 streven naar cofinanciering uit het POP3 programma voor uitvoering van het rustgebieden beleid. Uitgangspunt daarbij is dat er gewerkt kan worden met collectieven en dat het POP3 betaalorgaan geen contractrelatie met individuele grondgebruikers hoeft aan te houden. Indien POP3 cofinanciering verkregen wordt zal binnen de rustgebieden 130% van de getaxeerde schade worden uitbetaald. Deze uitkering wordt aan de collectieve verenigingen van de grondgebruikers uitbetaald. De uitvoeringskosten en de administratie lasten van het collectief worden uit deze uitkering bekostigd. De verwachting is dat niet voor 2015 duidelijkheid zal bestaan over deze cofinanciering. Daarom rekenen we bij de bepaling van de kosten de POP3-bijdrage voorlopig niet mee. Financiering Zoals blijkt uit tabel 5 nemen de benodigde bedragen voor ganzenbeheer in de loop der jaren af. Uit de verdeling, op basis van het rapport van de commissie Jansen, komt er vanuit het Rijk een bijdrage beschikbaar van ongeveer € 3,3 miljoen per jaar. In het landelijke ganzenakkoord is afgesproken dat provincies de komende vijf jaar financieel bijdragen aan maatregelen om de populatie standganzen sterk te reduceren. Bij de kadernota 2014 zal daartoe een dekkingsvoorstel worden ingediend.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
7. Communicatie De problematiek van de ganzen is regelmatig in het nieuws, zowel landelijk als regionaal. Ook de Friese pers besteedt hier veel aandacht aan. Met name de schade veroorzaakt door standganzen en het doden van grote aantallen ganzen door middel van vergassing (CO2) krijgen veel aandacht. Dat er al veel ganzen worden geschoten en eieren worden geprikt, geeft minder aanleiding tot veel maatschappelijke discussie. Zowel het ganzenakkoord als deze beleidsnotitie zijn uitgelegd en besproken in de Fbe, de Provinciale Commissie Landelijk Gebied (PCLG) en in het Jongerenpanel (JP). De PCLG geeft in haar advies van 14-2-2013 aan zich goed te kunnen vinden in de nota en vindt dat er nu snel aan de slag moet worden gegaan. De PCLG wijst wel op het belang van heldere en eenduidige communicatie, ook over de positieve aspecten van ganzen. Daarnaast wijst de PCLG erop dat niet zozeer de eiwitrijkheid van het gras maar de voedzaamheid van het gras voor ganzen van belang is. Beide punten zijn verwerkt in de nota. In verband met de voortgang kon het advies van het JP niet meer verwerkt worden in deze versie van de nota. Wel kan dit advies betrokken worden bij de behandeling van de notitie in de Statencommissie Lân, Loft en Wêtter en Provinciale Staten. Communicatiestrategie In de uitwerking van het Ganzenakkoord zitten gevoelige punten zoals de reductie van grote aantallen ganzen, afschot van koppelvormende ganzen in broedgebieden, en het vangen en doden d.m.v. vergassing. Ook de begrenzing van de rustgebieden en de schaderegelingen kunnen aanleiding zijn voor reacties van met name grondgebruikers. Via vakbladen, de Friese pers en voorlichtingsbijeenkomsten zullen met name het IPO, de provincies en de G7 partijen uitleg geven over het ganzenakkoord en de uitwerking daarvan. De coördinatie van de communicatie ligt bij de provincie; wij zullen dat afhankelijk van de voortgang per onderdeel uitwerken. Hiervoor is een goede communicatiestrategie essentieel die:
sturing geeft aan voorlichting en communicatie door alle betrokken partijen, zodat in gezamenlijkheid een heldere en eenduidige boodschap naar buiten wordt gebracht;
nadrukkelijk ook wijst op de positieve aspecten van ganzen, zoals het toeristisch aspect (vooral de trekganzen fascineren mensen), de mogelijkheden voor vermarkting van ganzenvlees, de kringloopgedachte (gezond voedsel uit de regio; geen verspilling), en de historie (ganzen horen bij het verhaal van Fryslân).
Een themabijeenkomst over de duurzame landbouw, weidevogels en ganzen met betrokkenen en deskundigen is gepland in het voorjaar.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Bijlagen
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Gans in balans: Bijlage
1
Tabel 1: Ganzen kengetallen Nederland en Fryslân (bron Sovon) Belangrijkste ganzen soorten
trekgans
standgans
ontwikkeling
maximum aantal in Ned. 2009/2010
gemiddeld maximum aantal in 2006-2010 in Fryslân 37.000
augustus april
deels gehele jaar
groei 7%
361.000
oktober t/m maart
klein aantal
oktober t/m mei
klein aantal
groei 6%
561.000
268.000
September – februari
nee
afname 5%
41.000
33.000
Skiere goes / Grauwe gans / Anser anser
stabiel
752.000
314.000
Blesgoes / Kolgans Anser albifrons
Paugoes / Brandgans Branta leucopsis
Blaupoatsje / Kleine rietgans / Anser brachyrhynchus
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
oktober – maart
nee
stabiel
222.000
10.000
oktober. juni
nee
afname 4%
63.000
57.000
nee
gehele jaar
groei ?
46.000
2000
Toendrawink Toendra rietgans /Anser serrirostris
Rotgoes / Rotgans Branta bernicla
Nijlgoes / Nijlgans Alopochen aegyptiacus en andere zoals Gr. Can. Gans, exoten, boeren ganzen
Tabel 2: Populatiegroei van trekganzen populaties in Nederland, berekend voor populaties die toe- of afnemen (bron: CLM/LEI 790-2012) 2007/10 startpopulatie
2012/13
2013/14
2014/15
2015/16
2016/17
2017/18
1)
Kolgans
825.000
825.000
825.000
825.000
825.000
825.000
825.000
Grauwe gans
463.333
611.675
676.965
752.623
840.537
942.952
1.062.533
Brandgans
545.000
694.284
756.533
827.097
907.706
1.00.545
1.108.379
Toendrarietgans
193.167
193.167
193.167
193.167
193.167
193.167
193.167
Kleine rietgans
43.667
37.439
35.567
33.788
32.099
30.494
28.969
Rotgans
89.333
80.891
78.259
75.711
73.247
70.863
68.557
2.159.500
2.442.455
2.565.489
2.707.386
2.871.756
3.063.020
3.286.605
totaal
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
1)
Startpopulatie voor de berekening is het gemiddelde van de periode 2007/08 – 2009/10 voor populaties die toe- of afnemen. Voor stabiele populaties is het gemiddelde van de periode 2004/05 – 2009/10 genomen.
Conclusie: de winterpopulaties van Kolgans en Toendrarietgans blijven stabiel over de periode 2007/10 tot 2017/18; Rotgans (-23%) en Kleine rietgans (-34%) nemen beide af; Grauwe gans en Brandgans verdubbelen ruim in aantallen: Grauwe gans +130% en Brandgans +103%. De toename van deze soorten heeft sterk te maken met de toename van de hier broedende Grauwe ganzen en Brandganzen.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Gans in balans: Bijlage 2
Ganzen 7 en IPO : ganzenakkoord
6 december 2012
Akkoord uitvoering ganzenbeleid tussen IPO/provincies en de Ganzen 7 (De12Landschappen, de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), de Landbouw- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), Natuurmonumenten, Stichting Agrarisch en Particulier Natuur- en Landschapsbeheer Nederland, Staatsbosbeheer en Vogelbescherming Nederland) Doelen en uitgangspunten Het akkoord beoogt ganzenpopulaties in Nederland duurzaam in stand te houden op een niveau, waarbij een goed evenwicht wordt gevonden tussen de omvang van de van nature voorkomende populaties en de risico’s die daarmee samenhangen. Concreet betekent dit:
in 5 jaar terugdringen van schade tot het niveau van 2005; het planmatig reduceren van de populatie standganzen tot een acceptabel niveau; en het planmatig wegnemen van populaties exoten en gedomesticeerde ganzen.
Hierdoor zal:
op termijn de noodzaak tot populatiereductie voor beheer en schadebestrijding sterk verminderen; het schudden van eieren na 5 jaar niet meer worden toegepast; en wordt voldaan aan de door Nederland aangegane internationale verplichtingen voor trekganzen en in Nederland aanwezige trekganzen.
Definities Trekganzen
Grauwe gans in de winterperiode Brandgans in de winterperiode Kolgans in de winterperiode Rietgans (diverse soorten) Rotgans
Standganzen Grauwe ganzen in de zomerperiode Brandgans in de zomerperiode
Exoten (inclusief onbeschermde soorten)
Kolgans in de zomerperiode Nijlgans Canadese gans Indische gans gedomesticeerde gans (soepgans) en hybriden.
Winterperiode
De winterperiode loopt van 1 november tot 1 maart in Noord-Nederland en van 1 november tot 15 februari in Zuid-Nederland. De grens tussen Noord en Zuid wordt in onderling overleg tussen G-7 en provincies nader bepaald.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Zomerperiode
De zomerperiode loopt van 1 maart tot 1 november in Noord-Nederland en van 15 februari tot 1 november in Zuid-Nederland. De grens tussen Noord en Zuid wordt in onderling overleg tussen G-7 en provincies nader bepaald.
Rustgebieden
Rustgebieden worden ruimtelijk begrensd ten behoeve van de rust voor trekganzen voor een bepaalde periode. Deze periode begint in heel Nederland op 1 november. Deze periode eindigt in principe op 1 april. Afhankelijk van de ligging en het voorkomen van ganzensoorten zal in nader overleg tussen G-7 en provincies voor een aantal gebieden een afwijkende einddatum worden vastgesteld: o 15 juni (indicatie: Wadden) o 15 mei (indicatie: Noord-Nederland)
Ganzenafstemmingskaders (GAK’s)
Regionale, onder de faunabeheereenheden opererende werkgroepen, met als doel het opstellen en eventueel begeleiden van de planmatige uitvoering van het populatiebeheer voor standganzen en exoten. In de GAK’s zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: Alle Ganzen-7 partners, op regionaal niveau; provincie; en wildbeheereenheden Als alternatief voor een GAK kan gekozen worden voor de faunabeheereenheden als coördinerend orgaan als deze de voor het GAK beschreven taken uitvoeren en de partijen van de G-7 ook in de faunabeheereenheid zijn vertegenwoordigd.
Beleid voor trekganzen (Winter)rust is essentieel voor de duurzame instandhouding van de trekganzenpopulatie. Daarbuiten is het bieden van rust en ruimte in het vroege voorjaar, de cruciale fase voorafgaand aan de terugtocht naar de broedgebieden, noodzakelijk. Door het bieden van deze rust voldoen provincies aan de Europeesrechtelijke verplichtingen voor bescherming van deze ganzensoorten. In de winterperiode is, behoudens verjaging met ondersteunend afschot ter bescherming van kwetsbare gewassen, geen afschot toegestaan en zijn verjaginginspanningen niet verplicht voor het in aanmerking komen voor schadevergoeding. Overjarig grasland wordt voor deze regeling niet beschouwd als kwetsbaar gewas. Op basis van gebiedspecifiek beleid, zoals uitgewerkt door de GAK’s in samenwerking met de provincie, kan toegestaan worden dat in februari koppelvormende standganzen geschoten worden. Exoten mogen met alle wettelijk toegestane middelen worden bestreden. De huidige foerageergebieden komen te vervallen en worden vervangen door rustgebieden. Deze worden aangewezen door de provincie op basis van schadehistorie, aantalhistorie en/of relatie met Natura 2000 gebieden. De rustgebieden hebben tot doel trekganzen rust te bieden tot aan de trek naar de broedgebieden en schade te centreren. Binnen de rustgebieden is het niet toegestaan trekganzen opzettelijk te verontrusten ter voorkoming van schade aan gewassen. Dit geldt ook op kwetsbare gewassen. Jacht, beheer en schadebestrijding (inclusief exotenbestrijding) is alleen toegestaan wanneer de trekganzen niet worden verontrust. Beheer van afzonderlijke niet gemengde populaties standganzen, na besluitvorming in een GAK (bv het Maasplassenbeheer in Limburg). Schade- en populatiebeheer in de zomerperiode Eén van de uitgangspunten van dit akkoord is het terugbrengen van de feitelijke (uitgekeerde) schade, veroorzaakt door overzomerende standganzen, tot het schadeniveau van respectievelijk 2005 (grauwe gans) en 2011(brandgans). Deze schadeomvang wordt in onderling overleg tussen Ganzen-7 en provin-
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
cies vertaald naar een streefwaarde voor populatieomvang, waarmee de uitvoering aan- en bijgestuurd wordt. Er worden alleen maatregelen uitgevoerd die worden voorgedragen door het GAK of faunabeheereenheid. De Ganzen-7 dragen er zorg voor dat de regionale vertegenwoordigers in de GAK’s, en lokale medewerkers overtuigd zijn van de noodzaak om mee te werken aan de uitvoering van de afspraken. Nadruk ligt op het reduceren van schade, waarbij verontrusting en schade aan overige natuurwaarden zoveel mogelijk voorkomen dient te worden bij de inzet van schade- en populatiereducerende maatregelen. De start van populatiereductie van grauwe gans en brandgans vangt in principe aan op de begindatum van de zomerperiode. Op voordracht van de GAK’s kan voor het schieten van koppelvormende ganzen in februari worden afgeweken. Exoten en soepganzen mogen jaarrond bestreden worden met de kanttekening dat de rust van trekganzen te allen tijde gegarandeerd blijft. Voorwaarde voor een succesvol ganzenbeleid zijn: een ruimhartig ontheffingen/aanwijzingen beleid, en dat ganzen niet op de wildlijst komen. Een gezamenlijk gedragen visie op, en aanpak van, het ganzenvraagstuk is een randvoorwaarde voor een duurzame en robuuste oplossing in het landelijk gebied. Participatie of representatie in een GAK van alle partijen van dit akkoord is daarom logisch en noodzakelijk. De provincies en G7 zien het daarom als hun verantwoordelijkheid om GAK’s op te richten en in iedere GAK te participeren. Het plan van aanpak van de GAK wordt opgenomen in het faunabeheerplan van de desbetreffende FBE. Financiering van de kosten van de uitvoering komen voor rekening van de provincies. Eigen inzet van G7 partners in de vorm van arbeid komen voor rekening van de partners. Financiën en Schadevergoedingen Provincies en Ganzen-7 streven er naar om cofinanciering uit het POP3 programma te verkrijgen voor uitvoering van het rustgebiedenbeleid. Uitgangspunt daarbij is dat er gewerkt kan worden met collectieven en dat het POP3 betaalorgaan geen contractrelatie met individuele grondgebruikers hoeft aan te houden. Indien POP3 cofinanciering verkregen wordt zal binnen de rustgebieden 130% van de schade, zoals deze door het Faunafonds wordt getaxeerd, worden uitbetaald. Deze uitkering wordt aan de collectieve verengingen van grondgebruikers uitbetaald. De uitvoeringskosten en administratieve lasten van het collectief worden uit deze uitkering bekostigd. Buiten de rustgebieden in de winterperiode wordt conform de huidige regeling 95% van de getaxeerde schade uitbetaald. Schade, veroorzaakt door standganzen in de zomerperiode, wordt voor maximaal 95% van de door het Faunafonds getaxeerde schade uitbetaald, met een maximum van €2 miljoen per jaar. Het landelijke taakstellende provinciale budget voor tegemoetkomingen in de schade bedraagt maximaal 12½ miljoen euro per jaar. De POP3 cofinanciering wordt daar aan toegevoegd. Om bij aanvang van het beleid binnen het taakstellende budget te blijven zijn besparingen ten bedra4 ge van minimaal 1 miljoen euro vastgesteld , buiten het aanpassen van het percentage van de getaxeerde schade die agrariërs uitgekeerd krijgen. Maatregelen ter uitvoering van het populatiereductiebeleid worden bekostigd uit de bestaande provinciale budgetten voor uitvoering van Flora- en Faunabeleid en Faunabeheereenheden. Maatregelen en uitvoering Het kunnen vangen en doden van ganzen in de rui-periode wordt door Ganzen-7 en IPO als essentieel onderdeel van de uitvoering gezien. Op dit moment is er geen acceptabele dodingmethode voorhanden die juridisch is toegestaan.
4
Het gaat om de volgende maatregelen: afschaffen oktobergrasregeling, oneigenlijk gebruik schadevergoedingen tegengaan, digitalisatie Faunafonds-fbe’s.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4
Het gebruik van CO2 als bedwelmingsmiddel word als onmisbaar instrument gezien. G7 en IPO spannen zich gezamenlijk in om gebruik van CO2 in Europees en nationaal verband goedgekeurd te krijgen.
Personele inzet op populatiebeheer wordt ook door TBO’s en MBO’s binnen hun vermogen geleverd, inclusief medewerking bij het onderbouwen van vergunningen, ontheffingen en aanwijzingen en het openstellen van natuurgebieden voor uitvoerders van de afgesproken maatregelen. Partijen stellen geen bezwaar of beroep in tegen vergunningen, ontheffingen en aanwijzingen, die passen binnen het kader van dit akkoord, respectievelijk de door de GAK’s opgestelde plannen. Provincies en G7 spreken af dat vanaf 1 februari 2013 het gecoördineerd schieten van koppelvormende grauwe ganzen, daar waar dat effectief is, mogelijk wordt gemaakt en wordt uitgevoerd.
Evaluatie en voortgang
Ganzen-7 en provincies gaan er van uit dat de overeengekomen maatregelen voldoende bijdragen aan het beoogde doel. Er vindt een jaarlijks voortgangsgesprek plaats waarbij reductietaakstellingen worden gemonitord en bijstelling kan plaatsvinden. In het najaar van 2015 vindt een evaluatie plaats. Als blijkt dat de maatregelen onvoldoende effect hebben gesorteerd, zowel naar populatiereductie, als naar financiële doelstellingen, dan zullen de partijen aanvullende maatregelen afspreken. In de jaarlijkse voortgangsgesprekken zal het binnen de taakstellende budgetten van de kosten vast agendapunt zijn, waarbij provincies zich het recht tot aanpassing als budgethouder voorbehouden. Het niet kunnen realiseren van POP3 cofinanciering is altijd reden voor een voortgangsgesprek. In het voortgangsgesprek wordt geëvalueerd of aan de afspraak, dat gebieden waar populatiebeheer nodig is opengesteld worden, uitvoering gegeven wordt.
Planning Voor de uitwerking en uitvoering van dit akkoord zijn de volgende termijnen afgesproken:
Januari 2013: aanvang akkoord Januari 2013 - februari 2013: informeren Faunabeheereenheden Januari 2013 - maart 2013: ontwikkelen beleid, vullen “gereedschapskist” en benodigde faunabeheerplannen en formeren GAK’s 1 februari 2013: start koppelreductie grauwe gans voor zover mogelijk op basis van beleid (aanwijzing en/of ontheffing) en aanwezigheid van koppels Maart - april 2013: uitvoeren landelijke nulmeting broedpopulatie ganzen Maart - juni 2013: opstellen gebiedsplannen door GAK’s Juli 2013: uitvoeren landelijke nulmeting zomerpopulatie ganzen Medio 2013: vaststellen ganzenbeheer in provinciale beleidsperiodes 1 november 2013: uiterste vaststeldatum Faunabeheerplannen 1 november 2013: aanvang eerste winterrustperiode Planmatige reductie van standganzen treedt vanaf 1 maart (Zuid-Nederland vanaf 15 februari) 2014 in werking. Voor zover mogelijk wordt in 2013 aangevangen met de maatregelen uit de gereedschapskist.
Nota Fryske Guozzenoanpak 2014
bijlage 4