ministerie van verkeer en waterstaat
rijkswaterstaat afdeling personeel
syllobus rechtspositie
oriëntatiecursus personeelszaken C 5218
Rechtspositie
I DAÏüiVl
i HEF. NR.
B 'RUS •O
c 52(e UI-..
FL c::.,oc:>
. I I'.. w «
Hco'ci<J!rGCJG V. cl. Waterstaat
KcningskacG 4 2596 AA 's-Gravenhage
rel
Rechtspositie Begrip rechtspositie
Onder de rechtspositie van de ambtenaar kan worden verstaan het geheel van normen, rechten en plichten die zijn dienstverhouding met de overheid beheersen. Zo treft men in het ambtenarenrecht aan regelingen betreffende en arbeidsvoorwaarden (van financiële en van niet-financiële aard), regels Inzake disciplinair (tucht) recht en regels en voorwaarden voor ambtenaren die een rechterlijke uitspraak willen uitlokken terzake van hun belangen als ambtenaar (het formele ambtenarenrecht). Kort samengevat kan onder ambtenarenrecht worden verstaan het sociale recht betreffende de openbare dienst.
Waar is de rechtspositie van de Ambtenarenwet 1929 ambtenaar te vinden? Algemeen Burgerlijke Pensioenwet Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 Verplaatsingskosten besluit 1962 Reisbesluit 1971 Rijkswachtgeldbeslult 1959 Algemeen Rijksambtenaren Reglement Algemene beginselen van Dit zijn beginselen en normen waaraan het bestuur bij de uitoefening van de taak moet voldoen. behoorlijk bestuur Zij zijn ontwikkeld door de rechtspraak en in de literatuur. Het zijn: —
Het rechts-zekerheid beginsel; (Dit houdt onder meer in dat een ambtelijke rechtspositie niet met terugwerkende kracht ten nadele van de betrokkene kan worden gewijzigd. Voorts dienen gewekte verwachtingen door het bevoegd gezag zoveel mogelijk te worden gehonoreerd). — zorgvuldigheid; — evenwichtigheid (consequent beleid); — zuiverheid van oogmerk (geen misbruik mogen maken van macht).
Wat is een ambtenaar? Materieel Ambtenarenrecht
Indiensttreding
re2
Een ambtenaar is hij die In openbare dienst Is aangesteld om hier te lande werkzaam te zijn. Het geheel van rechtsregels waarin zijn vastgelegd de rechten en verplichtingen van de ambtenaar, wordt kortweg het materieel ambtenarenrecht genoemd. De taken van de overheid zijn naar algemene opvatting gericht op de behartiging van het algemeen belang of de bevordering van het algemeen welzijn. De uitoefening van de overheidstaken is gebonden aan normen voor het merendeel vastgelegd In wettelijke voorschriften. Door die normen moeten gerechtigheid, billijkheid en gelijkheid van behandeling gewaarborgd zijn; willekeur moet zijn uitgesloten. Deze normen dienen ook te gelden in de relatie tussen de overheid en haar medewerkers. Deze gedachte brengt ook met zich mee dat er geen grote verschillen mogen bestaan in salariëring en In toekenning van secundaire arbeidsvoorwaarden tussen rijks-, provinciale of gemeentelijke ambtenaren. De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de coördering van het arbeidsvoorwaardenbeleid. In verband met de uitgebreidheid van de materie, moeten wij ons beperken tot enige onderwerpen en onderdelen van de ambtelijke rechtspositie. De indiensttreding geschiedt hetzij in de vorm van een aanstelling, hetzij In de vorm van een arbeidsovereenkomst. Men spreekt dan wel van een ambtenaar of van een arbeldscontractant. De aanstelling geschiedt in vaste dienst of in.tijdelijke dienst. Personen die nog geheel of gedeeltelijk leerplichtig zijn worden niet aangesteld (met hen kan wel een arbeidsovereenkomst worden gesloten). Aan een aanstelling In vaste dienst gaat In de regel een aanstelling in tijdelijke dienst vooraf. Veelal wordt men in tijdelijke dienst aangesteld voor een proeftijd van maximaal 2 jaar (kan op verzoek van de ambtenaar met maximaal één jaar worden verlengd, dan wel door het bevoegd gezag met een periode gedurende welke de ambtenaar geen werkelijke
dienst heeft gedaan bijv. langdurig ziekte). In die periode wordt bekeken of men voldoet voor een aanstelling in vaste dienst. Voorts kan iemand in tijdelijke dienst worden aangesteld voor werkzaamheden van tijdelijk karakter, of wegens vervanging van een afwezige ambtenaar. Zie voor de gevallen waarin een tijdelijke aanstelling mogelijk is artikel 6, lid 2 a t/m j van het A.R.A.R. Een aanstelling in tijdelijke dienst vindt plaats voor bepaalde tijd (bv. proeftijd) of voor onbepaalde tijd. Voor het verkrijgen van een aanstelling gelden enige algemene vereisten: nl. _ _ _
Bezoldiging
het bezitten van de Nederlandse nationaliteit; dat er blijkens de uitslag van een antecedenten-onderzoek geen bezwaar tegen benoeming in het ambt bestaat; dat betrokkene medisch geschikt is bevonden voor het verrichten van de aan het ambt verbonden werkzaamheden.
De gevallen waarin een arbeidsovereenkomst kan worden gesloten noemt artikel 4 van het A.O.B, (vertoont veel overeenkomst met de gevallen waarin aanstelling in tijdelijke dienst mogelijk is). Ook voor indiensttreding op arbeidsovereenkomst gelden bovengenoemde algemene vereisten. Het loon of de bezoldiging speelt in de dienstverhouding van de ambtenaar begrijpelijk een overheersende rol. Het behoort a.h.w. tot de primaire arbeidsvoorwaarden (secundaire voorwaarden zijn bijv. vakantieverlof, studiefaciliteiten, dienst- en werktijden). Voor rijksambtenaren wijdt hoofdstuk III van het A.R.A.R. een aantal algemene voorschriften aan de bezoldiging. Deze voorschriften worden nader uitgewerkt in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 (B.B.R.A.) De salariëring van de ambtenaar steunt op een indeling in rang waaraan een salarisschaal is verbonden. Het voornemen bestaat evenwel om de rangen af te schaffen en het huidige aantal salarisschalen van 154 terug te brengen naar 18. Het streven is er op gericht om in de komende jaren tot een nieuw bezoldigingsbesluit te komen. Naast het verminderen van het aantal salarisschalen, en het afschaffen van rangen, worden in dat nieuwe besluit gedeelten uit het A.R.A.R. opgenomen, zoals het recht op vakantietoelagen, en overwerkvergoedingen.
Vakantie
Verlof
Het A.R.A.R. (A.O.B.) houdt dienaangaande in dat de ambtenaar (arbeidscontractant) er recht op heeft dat hem ieder kalenderjaar vakantie wordt verleend met behoud van zijn volle bezoldiging, althans voor zover de belangen van zijn dienst zich daartegen niet verzetten (zie artikel 22 en 23 A.R.A.R.). Formeel berust de beslissing over het tijdstip waarop vakantie zal worden verleend bij het gezag dat bevoegd is vakantie te verlenen. Bij die beslissing moet het gezag de belangen van dienst en die van de ambtenaar (en die van de andere ambtenaren) afwegen. Vakantie kan ook ongevraagd worden verleend. Vakantie dient niet alleen het belang van de ambtenaar doch de dienst is evenzeer gebaat met een ,,uitgeruste" werknemer. Als regel moet de vakantie zoveel mogelijk aaneengesloten worden verleend. Dit is begrijpelijk gezien het uitgangspunt. Het splitsen van vakantie is derhalve aan beperkingen onderhevig. Het aantal vakantiedagen is afhankelijk van leeftijd en salarisniveau. Verlof is te beschouwen als geoorloofd verzuim meestal niet in het belang van de dienst (hierin zit al een verschil met vakantie). De ambtenaar heeft verlof: wanneer hij zijn werk niet kan verrichten omdat hij ziek is (arbeidsongeschikt); wanneer hij in werkelijke militaire dienst is of zich in daarmede vergelijkbare omstandigheden bevindt; wanneer de rijksdienst i.v.m. een feest of gedenkdag is gesloten (tenzij hij door zijn functie toch moet werken). re3
Naast „gewoon" verlof kent men het zgn. buitengewone verlof. Is het „gevjone" verlof als regel niet afhankelijk van verlening door het bevoegde gezag, het buitengewone verlof is dit wel. Het buitengewone verlof bv. wordt uitsluitend verleend wanneer het belang van de dienst zich daartegen niet verzet. Het wordt gerechtvaardigd door de persoonlijke verplichtingen of belangen, het familieleven en het maatschappelijk OT geestelijk leven van de ambtenaar. Voorbeelden van buitengewoon verlof van korte duur vinden we in de artikelen 33a t/m 33e A.R.A.R. Buitengewoon verlof van lange duur wordt verleend door het gezag dat bevoegd is ontslag te verlenen. Het wordt zonder behoud van bezoldiging verleend. Gedurende de verlofperiode blijft uiteraard het dienstverband bestaan. De betrokkene blijft ook ambtenaar in de zin van de A.B.P.-wet. De A.B.P.-wet stelt wel dat, indien de tijd gedurende welke de ambtenaar ontheven is geweest na de uitoefening van zijn betrekking, langer dan één jaar heeft geduurd, die tijd niet medetelt voor de pensioenberekening. De directie van het A.B.P. heeft echter de bevoegdheid ook die langere tijd te laten medetellen, als de redenen voor het verlof daartoe aanleiding geven. Dit is o.m. het geval wanneer de ambtenaar verlof heeft gekregen om in een ontwikkelingsland te gaan werken. Omdat de ambtenaar dus ook in zijn periode van buitengewoon verlof pensioenrechten opbouwt is pensioenpremie verschuldigd. Als het buitengewoon verlof uitsluitend in zijn persoonlijk belang is verleend, moet hij zelf de geheel pensioenpremie (22% van zijn over die tijd geldende ambtelijk inkomen) betalen. In de andere gevallen wordt volstaan met de voorwaarde dat hij de pensioenbijdrage stort die anders op zijn salaris zou zijn ingehouden (11,7% van zijn ambtelijk inkomen minus een van bijdrage vrijgesteld bedrag, dat z.g.n. franchise bedrag). N.B. aan een arbeidscontractant kan geen buitengewoon verlof van lange duur worden verleend. Aanspraken in geval van ziekte De volledige doorbetaling van de bezoldiging is voor de ambtenaar in tijdelijke dienst en voor de arbeidscontractant gedurende 12 maanden verzekerd. Voor de ambtenaar in vaste dienst geldt een periode van 18 maanden na 12 resp. 18 maanden wordt op de bezoldiging 20% gekort. Ziekteperiodes die elkaar opvolgen binnen een termijn van 30 dagen worden bij elkaar opgeteld. Verricht men meer dan 45% dienst, dan vindt geen korting van bezoldiging plaats. Belangrijk zijn de aanspraken bij het overkomen van een zgn.,,dienstongeval" of een door dienst ontstane ziekte. Om van een ,,dienstongeval" te spreken is het noodzakelijk dat de ziekte of het ongeval in overwegende mate zijn oorzaak vindt in: _
hetzij de aard van de opgedragen werkzaamheden;
_
hetzij de bijzondere omstandigheden waaronder de werkzaamheden moeten worden verricht.
Voorwaarde is dat e.e.a. niet aan eigen schuld of toedoen is te wijten. Valt de oorzaak van een arbeidsongeschiktheid binnen die termen dan: _ _ _
vindt geen korting (van 20%) op de bezoldiging plaats; worden alle noodzakelijke kosten van medische behandeling en verzorging vergoed; wordt bij blijvende ongeschiktheid boven het invaliditeitspensioen een uitkering verstrekt van 12y2% van dat pensioen.
Niet altijd wordt de bezoldiging doorbetaald bij arbeidsverhindering wegens ziekte. In een aantal gevallen „verspeelt"'men zijn rechten nl.: a ) indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven voorgesteld, dat verhindering tot dienstverrichting niet kan worden aangenomen; b ) indien de ambtenaar de verhindering tot dienstverrichting opzetterer4
lijk heeft veroorzaakt, tenzij tiem daarvan op grond van zijn psycliische toestand verwijt kan worden gemaakt; c ) indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na de aanstellingskeuring en alsdan blijkt, dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid, de aan het desbetreffende ambt verbonden werkzaamheden te verrichten, ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. d ) voorts wanneer en voor zolang de ambtenaar weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst of, na zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt; e ) weigert de volledige medewerking bij een A.B.P. keuring te verlenen; f ) zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelde geneeskundige gegeven; g ) zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of ver. traagd; h ) tijdens de verhindering dienst te verrichten voor zichzelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht; ^ i ) in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige dienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate zijn dienst te hervatten, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen, door deze dienst als geldig erkende reden heeft opgegeven. Disciplinaire straffen
j
In artikel 125, lid 1 aanhef en onder i van de Ambtenarenwet 1929 is de verplichting aan het bevoegde gezag opgelegd voorschriften vast te stellen betreffende disciplinaire straffen. Uit de hiërarchische structuur van de openbare dienst en de (politieke) verantwoordelijken van de bestuursorganen voor het verwezenlijken van de overheidstaak vloeit de bevoegdheid voort tot het geven van instructies aan de ondergeschikten. Tegen het niet nakomen van deze instructies en meer algemeen, tegen gedrag van de ambtenaren, dat het aanzien van de openbare dienst schaadt of kan schaden, moet kunnen worden opgetreden. Hiertoe is een regeling omtrent disciplinaire straffen voor rijksambtenaren in het A.R.A.R. opgenomen (voor arbeidscontractanten staan in het A.O.B, enige lichte straffen. Die categorie wordt hier niet behandeld). De ambtenaar is ingevolge artikel 50 A.R.A.R. gehouden de uit zijn ambt voortvloeiende plichten, nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Doet hij dat niet dan wordt artikel 80 van het A.R.A.R. actueel. Daarin staat: ,,De ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege dis-, ciplinair worden gestraft". Met de bepaling van artikel 50 A.R.A.R. kan men vele kanten op. Het antwoord op de vraag, welke plichten voor een ambtenaar uit zijn ambt voortvloeien en wat een goed ambtenaar betaamt, wordt sterk door de tijd bepaald. Wat gisteren nog als plichtsverzuim of onbetamelijk gold, zou morgen geen kritiek meer kunnen ontmoeten. Ook gedragingen in het privéleven kunnen in bepaalde gevallen leiden tot plichtsverzuim.'De dienst moet dan wel op een of andere wijze bij de zaak zijn betrokken en bijvoorbeeld in opspraak zijn gebracht. Zo werd een politieman disciplinair gestraft, omdat hij herhaaldelijk ernstige opspraak had veroorzaakt door de in de openbaarheid gekomen heftige conflicten met zijn beide opeenvolgende echtgenotes. Alvorens tot het opleggen van een disciplinaire straf wordt overgegaan moet de betrokken ambtenaar in de gelegenheid worden gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden. Hij moet dit doen binnen 6 X 24 uur nadat het voornemen tot bestraffing kenbaar is gemaakt. Bij re5
zijn verantwoording mag hij zich laten bijstaan door een rechtskundige of een andere raadsman (zie artikel 82 A.R.A.R.). Georganiseerd Overleg
Basis voor het Georganiseerd Overleg (G.0.) bij de Rijksoverheid (R.0.) is de Ambtenarenwet 1929 en het ARAR (Hfdst. XI, par. 1, 2 en 3). Er zijn drie vormen van overleg: Overleg met de Centrale Commissie (C.C.) voor Georganiseerd Overleg In Ambtenarenzaken Overleg met de Bijzondere Commissie van Overleg (B.C.) Overleg met de dienstcommissie (D.C.)
1 C.C.
II B.C.
III D.C.
Ingesteld bij:
Rijksoverheid
Departement en/of onderdelen daarvan
Directie/diensteenheid
Voorzitter (- het bevoegd gezag
Minister van Binnenlandse Zaken
Secr.-Generaal en/ of Directeur-Gen.; Directeur
Hoofd van dienst (H.I.D.)
Aantal leden:
10 (2 aangewezen door elke centrale)
10 (2 aangewezen door elke centrale)
5 a 13; gerelateerd aan grootte v.d. dienst
leden zijn:
vertegenwoordigers van georganiseerd personeel
vertegenwoordigers van georganiseerd personeel
gekozen uit en door het personeel, zo wel georganiseerden als ongeorganiseerden
de leden vertegenwoordigen:
het personeel bij de R.0.
het personeel bij departement en/of dienstonderdeel
het personeel bij de diensteenheid
onderwerpen van overleg:
-vak. dagen -trendbeleid -ARAR -pensioenen -enz.
-reorganisaties -personeelsbeleid -enz.
-roosterdiensten -reorganisaties -techn/econ.dienst uitvoering -enz.
medezeggenschap op basis van:
overlegplicht met eenzijdige beslissingsbevoegdheid door dienstl.
overlegplicht met eenzijdige beslissingsbevoegdheid door dienstl.
overlegplicht. waarbij overeenstemming moet worden bereikt
beroepsmogelijkheid :
-
-
bij Minister van departement waaronder de DC ressorteert
re6
Overleg, wordt gevoerd met 5 centrales van overheidspersoneel Centrales A C o P (FNV) (Algemeen Comité van Overheidspersoneel)
Bonden
RKCOP (R.K. Centrale van Overtieidspersoneel)
CCOOP(CNV) (Christelijke Centrale van Overhelds- en Onderwijzend personeel)
AC (Ambtenarencentrum)
C M H A(MHP) (Centrale van Middelbare en Hogere Ambtenaren)
fusie
fusie
C.F.0. ABVA (Algemene Bond van Ambtenaren)
KABO (Kath. Bond van Overheidspersoneel) '
AR KA (Alg. R.K. Ambtenarenvereniging)
NCBO (Ned. Chr. Bond van Overheidspersoneel)
CRP (Centrale van Rijkspersoneel)
BTA (Bond van Technisch Ambtenaren)
-EIVIIvl _VAP .. VHF .-VWA
-Dept. Bond
re7