Orde van dienst voor
Goede Vrijdag 17 april 2014 Gereformeerde Kerk te Zwartebroek Voorganger: Organist:
ds. D.J. de Rooij Frits Top
Toelichting op de bloemschikking
We gedenken het lijden en sterven van Jezus. Symboliek: Het kruis achter de poort. De zwarte doek als teken van deze angstige nacht.
In stilte wachten we op wat komen gaat Welkom We zingen: Psalm 22: 1 Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij mij en blijf zo ver, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet, maar gaat aan mij voor bij? Hoe blijft Gij zwijgen? Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten, maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten in klacht op klacht. Schriftlezing: Filippenzen 2:5-8 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. We zingen: Lied 587: 4 Hier is God zelf, ontdaan van alle glorie, de mens die uit de hemel is geboren. Ik ben de gesel die hem openhaalde, ik laat hem vallen. Gebed Almachtige en barmhartige Vader, eeuwige God, door het lijden van Uw Zoon, Jezus Christus, onze Heer, hebt U de macht van de dood, die op ons allen weegt, overwonnen. Geef, zo bidden wij U, dat wij Zijn leven en sterven zo dankbaar gedenken, dat onze zonden worden vergeven en wij door Zijn opstanding mogen ingaan in het leven dat komt. Door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon, die met U in de eenheid van de Heilige Geest leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen. Amen. Schriftlezing: Markus 15: 1-15 ’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hogepriesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering
bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus. Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde: ‘U zegt het.’ De hogepriesters brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in. Pilatus vroeg hem toen: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch waar ze u allemaal van beschuldigen?’ Maar Jezus zei helemaal niets meer, tot verwondering van Pilatus. Pilatus had de gewoonte om op elk Pesach feest één gevangene vrij te laten op verzoek van het volk. Op dat moment zat er een zekere Barabbas gevangen, samen met de andere opstandelingen die tijdens het oproer hadden gemoord. Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat zijn gewoonte was. Pilatus vroeg hun: ‘Wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd. Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas moest vrijlaten. Toen zei Pilatus tegen hen: ‘Wat wilt u dan dat ik doe met die man die u de koning van de Joden noemt?’ En ze begonnen weer te schreeuwen. ‘Kruisig hem!’ riepen ze. Pilatus vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig hem!’ Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij. Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen. We zingen: Lied 558: 1, 6, 7, 8 Jezus, om uw lijden groot, om uw leven en uw dood die volbrengen 't recht van God, Kyrie eleison. Om het zwijgen, het geduld, waarmee Gij de wet vervult, als men vrucht'loos zoekt naar schuld, Kyrie eleison. Om het woord van godlijk recht dat Gij tot uw rechters zegt, zelf hebt Ge uw geding beslecht, Kyrie eleison.
Om de doornen van uw kroon, om de gees'ling en de hoon, roepen wij, o Mensenzoon, Kyrie eleison. Schriftlezing: Markus 15: 16-39 De soldaten leidden hem weg, het paleis (dat wil zeggen het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen. Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op. Daarna brachten ze hem hulde met de woorden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’ Ze sloegen hem met een rietstok tegen het hoofd en bespuwden hem, en bogen onderdanig voor hem. Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan. Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen. Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen. Ze brachten hem naar Golgota, wat in onze taal ‘schedelplaats’ betekent. Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die niet aan. Ze kruisigden hem en verdeelden zijn kleren onder elkaar; ze dobbelden erom wie wat zou krijgen. Het was in het derde uur na zonsopgang toen ze hem kruisigden. Het opschrift met de aanklacht tegen hem luidde: ‘De koning van de Joden’. Samen met hem kruisigden ze twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem: ‘Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf toch door van het kruis af te komen.’ Ook de hogepriesters en de schriftgeleerden maakten onder elkaar zulke spottende opmerkingen: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet; laat die Messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien, zullen we geloven!’ Ook de twee andere gekruisigden beschimpten hem. Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hoor, hij roept Elia!’ Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: ‘Laten we eens
kijken of Elia komt om hem eraf te halen.’ Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’ We zingen: Lied 576b: 1, 4, 6 O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon, o hoofd zo wreed geschonden, uw kroon een doornenkroon, o hoofd eens schoon en heerlijk en stralend als de dag, hoe lijdt Gij nu zo deerlijk! Ik groet U vol ontzag. Houdt Gij mij in uw hoede, Gij die uw schapen telt, o bron van al het goede, waar uit mijn leven welt. Gij die mijn ziel wilt laven met liefelijke spijs, Gij overstelpt met gaven tot in het paradijs. Wanneer ik eens moet heengaan ga Gij niet van mij heen, laat mij dan niet alleen gaan niet in de dood alleen. Wees in mijn laatste lijden, mijn doodsangst, mij nabij. O God, sta mij terzijde, die lijdt en sterft voor mij. Verkondiging
We zingen: Lied 939: 1, 2 Op u alleen, mijn licht, mijn kracht, stel ik mijn hoop. U zorgt voor mij. Door golven heen, door storm en nacht leidt mij uw hand. U blijft nabij. Uw vrede diep, uw liefde groot verjaagt mijn angst, verdrijft de dood. Mijn vaste rots, mijn fundament, U bent de grond waarop ik sta. U werd een mens, U daalde neer in onze pijn en schuld en strijd. U droeg de last, verrezen Heer die ons van elke vloek bevrijdt: U sloeg de zonden aan het kruis en brengt ons bij de Vader thuis; want door uw bloed, uw levenskracht komen wij vrij voor God te staan. Gebed – voorbeden We zingen: Lied 578: 1, 2, 3, 4 O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de Prins der glorie stierf; ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf. Bewaar mij dat ik roemen zou dan in mijn Heren Christus dood. Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot. O angst en liefde, ondereen vermengd als water en als bloed, zij wijzen naar het wonder heen van Hem die op de aarde boet. Het rode bloed, zijn koningskleed bedekt het schandelijke kruis, dat wordt door alles wat Hij leed de levensboom van 't paradijs.
Slotgebed Heilige Onsterfelijke, hier staan wij voor U met niets in onze handen, mensen in een wereld waar haat en tweedracht, onrecht en menselijk verdriet is; bevrijd ons ervan door de kracht van de liefde, die sterker is dan de dood. Omwille van Hem die een mens van liefde was en om ons allen een Man van smarten werd: Jezus uw Zoon, ons levenslicht, dit uur en in eeuwigheid. Amen De lampen gaan uit Orgelspel In stilte wordt de Paaskaars gedoofd Wij verlaten de kerk