Barok
Orchestra of the Age of Enlightenment Cappella Amsterdam . Gustav Leonhardt Purcell vrijdag 20 januari 2006
Barok . Seizoen 2005-2006 La Petite Bande . Sigiswald Kuijken dinsdag 11 oktober 2005 Kammerorchester Basel . Paul Goodwin zondag 20 november 2005 Orchestra of the Age of Enlightenment Cappella Amsterdam . Gustav Leonhardt vrijdag 20 januari 2006
Orchestra of the Age of Enlightenment . Cappella Amsterdam Gustav Leonhardt muzikale leiding Johannette Zomer sopraan . Michael Chance altus Charles Daniels tenor . Maarten Koningsberger bariton Harry van der Kamp bas
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.50 uur einde omstreeks 22.10 uur inleiding door Frederik Styns . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Frederik Styns coördinatie programmaboekje deSingel
Henry Purcell (1659–1695) Welcome to all the pleasures Ode for St. Cecilia's Day, Z339
15’
Now does the glorious day appear Ode for Queen Mary's Birthday, Z332
23’
Gelieve uw GSM uit te schakelen!
pauze
Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Hail, bright Cecilia Ode for St. Cecilia's Day, Z328
55’
Hail Bright Cecilia!
Henry Purcell. Schilderij van Jean Closterman, 1695
De schilder- en dichtkunst zijn tot volmaaktheid gekomen in ons land: de Muziek staat nog in de kinderschoenen, het is een voorlijk kind dat veel belooft over wat het hierna in Engeland worden kan, wanneer haar meesters meer aanmoediging zullen ontvangen. Op het moment leert het Italiaans, dat de beste leermeester is, en bestudeert het een beetje de Franse melodie, om het wat blijer en zwieriger te maken. Aldus verder van de zon verwijderd, zijn wij later gewassen dan onze buurlanden, en moeten ons tevreden stellen met het geleidelijk aan afschudden van onze barbarij. Het huidige tijdsgewricht schijnt reeds bereid tot verfijning en tot onderscheid tussen wilde opwelling en een evenwichtige compositie. Deze woorden maken deel uit van een dedicatie aan Charles Seymour die de dichter John Dryden schreef naar aanleiding van Seymours mecenaat voor de publicatie van Purcell en Drydens samenwerking ‘Dioclesian’. Dryden neemt deze gelegenheid te baat om een van zijn kenmerkende stekelige culturele polemieken te voeren. Hij schetst een negatief beeld van het Engelse muzikale verleden en stelt dat de Engelse muziek enkel en alleen gered kan worden door buitenlandse invloeden afkomstig van Italië, maar ook van Frankrijk. Niet iedereen was het echter eens met een pessimistisch beeld van de Engelse muziek zoals geschetst door Dryden. Henry Purcell bijvoorbeeld had een veel positievere kijk op het verleden en de toekomst van de Engelse muziek. Ofschoon hij de grootse bewondering had voor de Italianen, wat onder andere blijkt uit zijn triosonates voor twee violen en basso continuo (1683), toonde hij evenzeer het grootste respect voor het Engelse muzikale verleden. Een verleden dat hij in zijn eigen muziek nooit verloochende. Zo bracht hij onder andere de ‘consort music’ tot een laatste en ongekend hoogtepunt en vervolledigde en vervolmaakte hij
daarmee één van Engelands grootste muzikale tradities. Purcell verenigde in zijn werk zowel heden als verleden en bracht de Engelse muziek tot een barok hoogtepunt. Ofschoon er onenigheid bestond over het belang en de kwaliteit van het Engelse muzikale verleden alsook over de weg die de Engelse muziek in de toekomst diende te volgen, over één zaak was men het unaniem eens: Purcell was de grootste Engelse dienaar van sint Cecilia sinds decennia. Of met de woorden van Dryden: Zo zwegen de rivalen toen Purcell kwam Zij zongen niet meer of zongen alleen zijn roem. Henry Purcell (1659-1695) werd geboren vlak voor het herstel van de Engelse troon. Na een politiek onstuimige periode die het einde van de republiek aankondigde, kwam Charles II uit ballingschap terug uit Holland en besteeg de Engelse troon. Het herstel van de monarchie betekende het herstel van een koninklijke hofhouding die nood had aan cultuur, deels om haar eigen macht te bevestigen. Vele componisten, muzikanten, acteurs, dichters, librettisten… kregen nu de kans om opnieuw deel te nemen aan een officieel cultureel leven dat niet meer gebukt ging onder de censuur van de republiek. Charles II herstelde heel wat van de muzikale instellingen die bestaan hadden onder het bewind van zijn vader Charles I. De jonge Henry Purcell kreeg, dankzij de tussenkomst van zijn vader, de kans om deel te nemen aan dit nieuwe officiële muziekleven. Wellicht in 1668 of 1669 werd Purcell toegelaten als koorknaap in de Chapel Royal. In 1673 werd hij aangesteld als assistent van zijn peetvader John Hingeston, restaurateur en onderhoudsman van de vele blaas- en klavierinstrumenten van de koning. Na Hingestons dood nam Purcell diens positie in. In 1677 ging Purcells officiële carrière als componist van start toen hij aangesteld werd als een van de officiële componisten voor de - naar het Franse model in het leven geroepen - 24 violen van de koning.
Het muzikale genre dat in dit feestelijke concert centraal staat is dat van de muzikale ode. Meer bepaald gaat het om de Engelse koorode die ontstond uit de ‘symphony anthem’. De ‘symphony anthem’ onstond in de jaren ‘60 van de zeventiende eeuw in de Chapel Royal van Charles II toen op zon- en feestdagen een groep strijkinstrumenten toegevoegd werd aan het koor. In het midden van de jaren ‘70 had de ‘symphony anthem’ een welgedefinieerde opbouw die bestond uit passages voor solostem en passages voor koor, afgewisseld met instrumentale symfonieën en ritornello’s. De koorode is als het ware een voortzetting van deze typisch barokke muzikale vorm en kent zijn absolute hoogtepunt in Purcells sint Cecilia ode ‘Hail Bright Cecilia’. Purcell schreef in totaal 24 odes. De opbouw van de meeste van deze werken bestaat uit een instrumentale ouverture gevolgd door een gevarieerde serie van solo’s, duo’s en trio’s, onderbroken en beëindigd door koorpassages. De meeste odes die Purcell schreef zijn welkomstodes voor Charles II en diens opvolger James II en verjaardagsodes voor koningin Mary. Welkomstodes werden geschreven om de terugkomst van de koning naar Whitehall te vieren na een verblijf in zijn zomerresidentie te Windsor of in zijn herfstverblijf in Newmarket. Verder componeerde Purcell ‘The Yorkshire Feast Song’ naar aanleiding van de jaarlijkse bijeenkomst van de Yorkshire Society te Londen, een ode ter ere van het honderdjarige bestaan van het Trinity College te Dublin, een verjaardagsode voor de hertog van Gloucester en drie odes voor sint Cecilia dag. Het literaire model van deze odes was dat van de Pindarische odes van Abraham Cowley. Cowley’s odes waren op hun beurt imitaties van de klassieke odes van Pindar. De chaotische en stormachtige literaire structuur van deze odes paste perfect binnen het op effecten gerichte esthetische ideaal van de barokcultuur en vormde een ideaal instrument voor Purcells eigen extravagante muzikale taal. De welkomstodes voor Charles II en James II dienen geïnterpreteerd te worden tegen de achtergrond van een politiek onrustig klimaat. Ze zijn doorspekt met verwijzingen naar de
politieke situatie en waarschuwen als het ware al diegenen die de vorst kwaad willen berokkenen. Het zijn propagandastukken die de absolute macht van de vorst verkondigen en de rebellieën een duistere toekomst voorspellen. Ook de verjaardagsodes voor koningin Mary dienen geïnterpreteerd te worden tegen deze achtergrond van propagandapolitiek. In de verjaardagsode ‘Now does the glorious day appear’ (1689) die slechts drie weken na de kroning van Mary werd uitgevoerd, zijn de centrale thema’s de schoonheid van de vorstin, haar deugdzaamheid en haar rechtvaardige heerschappij. In deze ode, waarvoor slechts een kleine bezetting nodig is, wordt Mary beschreven in een prachtige, smeltende solo voor contratenor: Door lieflijke zachtheid gemengd met majesteit Wint zei de heerschappij over elk hart. De tekst van dit werk, die van de hand is van Thomas Shadwell, verwijst ook naar de militaire successen van koningin Mary’s echtgenoot, koning William. De voorbereidingen van William voor zijn bezoek aan Ierland hielden het hele land bezig. Mary was voornamelijk van streek omdat haar echtgenoot en haar vader tegenover elkaar zouden komen te staan op het slagveld. Deze ode verschaft haar op vakkundige wijze een acceptabel personage voor deze confrontatie. Mary is Gloriana, een tweede koningin Elizabeth, verdedigster van de protestantse zaak tegen het katholicisme. Het gebruik van trompetten, wat vaak in verband gebracht wordt met de wapenfeiten van koning William, is volledig afwezig in deze ode en zal pas systematisch toegepast worden in de odes die Purcell schreef na 1690. Purcells muzikaal meest interessante odes zijn wellicht deze die hij schreef voor sint Cecilia dag. Dit is de dag (22 november) waarop de patrones van de muziek, sint Cecilia, gevierd wordt. Op het einde van de zeventiende eeuw werd in Londen op die dag een muzikaal feest georganiseerd dat verliep volgens een
vastgelegd patroon en waarvoor een componist in opdracht van de Londense Musical Society, een vereniging van vooraanstaande musici, componisten, muziekliefhebbers en mecenassen, een muzikale ode componeerde. Hoe deze traditie startte of waar deze vandaan komt is niet duidelijk. Vóór de uitvoering van Purcells sint Cecilia ode ‘Welcome to all the pleasures’ in 1683 is er immers niets gekend over een jaarlijks muzikaal feest ter ere van de patrones van de muziek. Het titelblad van deze ode doet echter vermoeden dat er weldegelijk een dergelijke traditie bestond. Er staat immers geschreven “Een muzikaal vertier uitgevoerd op 22 november 1683. Op het feest van St Cecilia … ter wiens nagedachtenis jaarlijks een publiek feest georganiseerd wordt, zowel in Engeland als elders.” Op het titelblad van de ode voor het daaropvolgende jaar, John Blows ‘Begin the song’, staat dan weer te lezen “een tweede muzikaal vertier”. Dit doet dan weer vermoeden dat in 1683 toch de eerste officiële viering van sint Cecilia plaatsvond. De verschillende bronnen overschouwend is het wellicht zo dat vanaf 1683 jaarlijks op 22 november een officieel muzikaal feest georganiseerd werd door de Musical Society. Voorheen werden dergelijke feesten wellicht georganiseerd op meer informele basis als deel van het burgerlijke concertleven dat zich ontwikkelde in navolging van de concerten georganiseerd door John Banister vanaf 1672. Wat een nieuwe traditie lijkt te zijn begint dus in 1683 en blijft bijna ononderbroken doorgaan tot 1703. Daarna vervaagt deze traditie. De tekst van Purcells eerste sint Cecilia ode ‘Welcome to all the pleasures’ (1683) is van de hand van Christopher Fishburn. Fishburn schreef zowel muziek als gedichten en droeg verscheidene liederen bij aan de editie uit 1684 van ‘Choice Ayres’, een liedbundel uitgegeven door de bekende Londense muziekuitgever John Playford. ‘Welcome to all the pleasures’ werd voor de eerste maal uitgevoerd op 22 november 1683. Een jaar later werd de volledige partituur gepubliceerd met daarin de dedicatie “To the gentleman of the musical society”. Eveneens in
1683 schreef Purcell het lied ‘Laudate Ceciliam’ en misschien ook de ode ‘Raise, raise the voice’, allemaal voor hetzelfde feest ter ere van de patrones van de muziek. Over de precieze dateringen van deze werken bestaat discussie, maar interessant is dat deze drie composities verschillende aspecten van de verering van sint Cecilia representeren. Het Latijnse lied ‘Laudate Ceciliam’ looft de tucht, ‘Raise, raise the voice’ moedigt de gemeenschapsharmonie aan en ‘Welcome to all the pleasures’ is een intiem, ingetogen relaas over hemelse harmonie. ‘Welcome to all the pleasures’ is zeer zeker experimenteel te noemen. De meest merkwaardige eigenschap van dit werk is de aanwezigheid van een overvloed aan instrumentale muziek. Het werk opent met een sombere ouverture. Na een begroeting door het koor speelt het orkest een ritornello dat bijna even lang is als de begroeting van het koor zelf. Vervolgens komt de ingenieuze solo voor contratenor ‘Here the deities approve’ gevolgd door een orkestrale versie van deze muziek. Het orkest vervolledigt de gesofisticeerde harmonie en brengt het contrapunt tot een apotheose. Het vervolg van de ode is een minder avontuurlijke opeenvolging van aria’s en koren. De ode eindigt ingetogen. In het koor vallen de stemmen een voor een weg tot enkel de bassen overblijven en zingen ‘Iô Cecilia’. De meest indrukwekkende ode die Purcell schreef voor het feest van sint Cecilia is zonder twijfel ‘Hail Bright Cecilia’ (1692). In tegenstelling tot de intieme stemming die heerst in ‘Welcome to all the pleasures’ is dit een extatisch werk van begin tot einde. De ode werd voor het eerst uitgevoerd op 22 november 1692 in Stationers’ Hall te Londen. Peter Motteux rapporteert over deze gebeurtenis in the Gentleman’s Journal van diezelfde maand het volgende: … De volgende ode werd prachtig op muziek gezet door Mr Henry Purcell en tweemaal uitgevoerd, telken male ontvangen met universeel applaus. Voornamelijk het tweede couplet werd met ongelooflijke gratie gezongen door Mr. Purcell zelf.
Met dit tweede couplet wordt natuurlijk de tweede solo voor contratenor bedoeld, ‘‘Tis nature’s voice’. Of Purcell echt deze solo gezongen heeft is niet zeker. Op de originele partituur staat Mr Pate immers aangeduid als zanger voor desbetreffende aria. Vanaf de openingstrompetten en zijn onmiskenbaar jubelende boodschap stelt de componist zowel zichzelf als zijn geliefde kunst op de voorgrond. In dit werk maakt Purcell gebruik van de grootste bezetting die hem ter beschikking stond: koor, orkest met trompetten, hobo’s, orgel, klavecimbel en luit en een volledig complement solisten. De tekst is van de hand van Nicholas Brady en is vrij zwak in vergelijking met teksten van zijn tijdgenoot Dryden. Maar de muziek compenseert deze zwakheid ruimschoots en maakt van dit werk een krachttoer die de apotheose vormt van de koorode in Purcells Engeland. De ouverture van deze ode, die uit niet minder dan acht bewegingen bestaat, wordt gevolgd door een kleurrijke opeenvolging van solo’s, duo’s en trio’s, afgewisseld en op het einde afgesloten door imposante koren. Het werk begint met een celebratie van de bronnen van de kracht van de muziek. Brady’s beeld van de muziek die “verspreide atomen … de harrewarrende zaden der materie” samenbindt geeft Purcell de gelegenheid tot krachtige woordschilderingen voor koor en orkest, voordat de sopraan de muziek der sferen huldigt onder begeleiding van fagotten en hobo’s. Nadat de zeventiende-eeuwse kosmologie en wetenschap hun plaats hebben gekregen, komt de religie aan bod met een lofzang op sint Cecilia’s eigen instrument, die wonderbaarlijke machine: het orgel! Vervolgens komen de verschillende instrumenten van het orkest centraal te staan. Een complexe canon voegt alle voorafgaande instrumenten samen in een conflict dat oplost in de machtige akkoorden van de laatste lofzang door het koor, waarmee de ode terug is bij het begin, Hail Bright Cecilia!
Henry Purcell Welcome to all the Pleasures Ode for St. Cecilia’s Day 1683, Z339 Text by Christopher Fishburn
Symphony Alto, tenor and bass. Chorus. Ritornello
Welcome to all the pleasures that delight Of ev'ry sense the grateful appetite, Hail, great assembly of Apollo's race. Hail to this happy place, this musical assembly That seems to be the arc of universal harmony. Alto. Ritornello
Here the Deities approve The God of Music and of Love; All the talents they have lent you, All the blessings they have sent you, Pleas'd to see what they bestow, Live and thrive so well below. Two sopranos and bass. Ritornello
While joys celestial their bright souls invade To find what great improvement you have made.
Alto, tenor and bass. Chorus
Then lift up your voices, those organs of nature, Those charms to the troubled and amorous creature. The power shall divert us a pleasanter way, For sorrow and grief find from music relief, And love its soft charms must obey. Then lift up your voices, those organs of nature, Those charms to the troubled and amorous creature. Tenor. Ritornello
Beauty, thou scene of love, And virtue thou innocent fire, Made by the powers above To temper the heat of desire, Music that fancy employs In rapture of innocent flame, We offer with lute and with voice To Cecilia, Cecilia's bright name. Tenor. Chorus
In a consort of voices while instruments play With music we celebrate this holy day; Iô Cecilia
Now does the glorious day appear Ode for Queen Mary's Birthday, Z332 (1689) Text by Thomas Shadwell Symphony Chorus. Ritornello
Now does the glorious day appear, The mightiest day of all the year. Tenor & bass
Not any one such joy could bring, No, no, not that which ushers in the spring. That of ensuing plenty hopes does give, This did the hope of liberty retrieve. Tenor. Ritornello
This does our fertile isle with glory crown, And all the fruits it yields we now can call our own, On this bless’d day was our restorer born; Far above all let this the calendar adorn Chorus. Ritornello
Now does the glorious day appear, The mightiest day of all the year. Bass
It was a work of full as great a weight, And did require the self-same power, Which did frail humankind create, When they were lost them to restore. For a like act, Fate gave our Princess birth, Which adding to the Saints, made joy in Heaven, As well as triumph upon Earth, To which so great, so good a Queen was given.
Alto. Ritornello
By beauteous softness mixed with majesty, An empire over every heart she gains; And from her awful power none could be free, She with such sweetness and such justice reigns. Two basses
Her hero too, whose conduct and whose arms The trembling Papal world their force must yield Must bend himself to her victorious charms, And give up all the trophies of each field. Soprano, alto & tenor
Our dear religion, with our law's defence, To God her zeal, to man benevolence; Must her above all former monarchs raise. To be the everlasting theme of praise. Tenor. Ritornello
No more shall we the great Eliza boast, For her great name in greater Mary's will be lost. Chorus
Now, now, with one united voice Let us aloud proclaim our joys ’Iô Triumphe’ let us sing, And make Heaven's mighty concave ring.
St Cecilia. Schilderij van Domenichino ca. 1620
Hail! Bright Cecilia Ode for St. Cecilia’s Day 1692, Z328 Text by Nicholas Brady Symphony
Hail! Bright Cecilia Hail! Bright Cecilia, Hail! Fill ev'ry Heart With Love of thee and thy Celestial Art; That thine and Musick's Sacred Love May make the British Forest prove As Famous as Dodona's Vocal Grove. Hark, each Tree its silence breaks Hark, each Tree its silence breaks, The Box and Fir to talk begin. This is the sprightly Violin, That in the Flute distinctly speaks. ‘Twas Sympathy their list'ning Brethren drew When to the Thracian Lyre with leafy Wings they flew. ‘Tis Nature's Voice 'Tis Nature's Voice; thro' all the moving Wood Of Creatures understood: The Universal Tongue to none Of all her num'rous Race unknown. From her it learnt the mighty Art To court the Ear or strike the Heart: At once the Passions to express and move; We hear, and straight we grieve or hate, rejoiced or love; In unseen Chains it does the Fancy bind; At once it charms the Sense and captivates the Mind.
Soul of the World Soul of the World! Inspired by thee, The jarring Seeds of Matter did agree. Thou did'st the scatter'd Atoms bind, Which, by the Laws of true proportion join'd, Made up of various Parts one perfect Harmony. Thou tun’st this World below Thou tun'st this World below, the Spheres above, Who in the Heavenly Round to their own Music move. With that sublime Celestial Lay With that sublime Celestial Lay Can any Earthly Sounds compare? lf any Earthly Music dare, The noble Organ may. From Heav'n its wondrous Notes were giv'n, (Cecilia oft convers'd with Heaven). Some Angel of the Sacred Choir Did with his Breath the Pipes inspire; And of their Notes above the just Resemblance gave, Brisk without Lightness, without dulness Grave. Wond'rous machine! Wond'rous Machine! To thee the Warbling Lute, Tho' us'd to Conquest, must be forc'd to yield: With thee unable to dispute.
The Airy Violin The Airy Violin And lofty Viol quit the Field; In vain they tune their speaking Strings To court the cruel Fair, or praise Victorious Kings. Whilst all thy consecrated Lays Are to more noble Uses bent; And every grateful Note to Heav'n repays The melody it lent. In vain the Am’rous flute In vain the Am'rous flute and soft Guitar, Jointly labour to inspire Wanton Heat and loose Desire; Whilst thy chaste Airs do gently move Seraphic Flames and Heav'nly Love. The Fife and all the Harmony of War The Fife and all the Harmony of War, In vain attempt the Passions to alarm, Which thy commanding Sounds compose and charm. Let these amongst themselves contest Let these amongst themselves contest, Which can discharge its single Duty best. Thou summ'st their diff'ring Graces up in One, And art a Consort of them All within thy Self alone.
Hall! Bright Cecilia Hail! Bright Cecilia, Hail to thee! Great Patroness of Us and Harmony! Who, whilst among the Choir above Thou dost thy former Skill improve, With Rapture of delight dost see Thy Favourite Art Make up a Part Of infinite Felicity. Hail, bright Cecilia, Hail to thee! Great Patroness of Us and Harmony!
Orchestra of the Age of Enlightenment The Orchestra of the Age of Enlightenment werd opgericht in 1986 als een van de pioniers van de authentieke uitvoeringspraktijk in GrootBrittannië. Aanvankelijk specialiseerde het orkest zich in het repertoire uit de eeuw van de Verlichting, maar ondertussen reikt hun repertoire reeds tot Verdi. Twintig jaar na de oprichting kent het orkest nog steeds een energieke bloei. Het orkest kent geen vaste chef-dirigent, maar verkiest samenwerking met wisselende gastdirigenten die vanuit hun verschillende invalshoeken nieuwe, verfrissende impulsen geven aan het orkest. Twee dirigenten hebben de titel van ‘Principal Guest Conductor’ gekregen: de Nederlandse barok- en klassiek-specialist Frans Brüggen en de immer avontuurlijke Sir Simon Rattle. Naast concerten in de grote concertzalen van de wereld, wordt het orkest ook regelmatig uitgenodigd door grote operahuizen. Zo is het OAE ‘associate orchestra’ van het prestigieuze Glyndebourne Festival. Daarnaast heeft het orkest vaste engagementen met het South Bank Centre in Londen en is residentieorkest in de zuidwestelijke regio van Engeland. Cappella Amsterdam Cappella Amsterdam is in 1970 opgericht en heeft in de afgelopen jaren onder de artistieke leiding van Daniel Reuss zowel in oude muziek als in het moderne en hedendaagse repertoire in Nederland een prominente positie verworven. Het kamerkoor besteedt bijzondere aandacht aan Nederlandse componisten. Zo staan regelmatig werken van Sweelinck en Lassus op het programma en worden daarnaast moderne, vaak speciaal voor het ensemble geschreven composities uitgevoerd van onder meer Ton de Leeuw, Robert Heppener, Peter Schat, Klaas de Vries en Hans Koolmees. Jan van Vlijmen componeerde in opdracht van Cappella Amsterdam ‘Chœurs’, vier koren uit zijn nieuwe opera ‘Thyeste’, die in regie van Gerardjan Rijnders en met medewerking van onder andere Cappella Amsterdam op 27 september 2005 in de Munt (Brussel) zijn wereldpremière beleefde. Cappella Amsterdam werkte en werkt verder mee aan operaproducties zoals ‘Marco Polo’ van Tan Dun (waarvan de cd met een Edison bekroond werd), ‘Hier’ van Guus Jansen en Friso Haverkamp en recentelijk met het Orkest van de Achttiende Eeuw olv. Frans Brüggen aan ‘Les Indes Galantes’ van Rameau en met het Radio Kamerorkest olv. Micha Hamel aan ‘Wet Snow’ van Jan van de Putte. Samen met Dansgroep Krisztina de Châtel heeft het koor een reeks voorstellingen van ‘Obscura’ gerealiseerd: een choreografie voor dansers en zangers met oa. nieuwe muziek van Hans Koolmees. Daarnaast is Cappella Amsterdam regelmatig te gast op Nederlandse festivals als het Holland Festival (vrijwel iedere editie sinds 2000), het Festival Oude Muziek in Utrecht en het Festival Musica Sacra in Maastricht. Op uitnodiging
van de festivals Settembre Musica, La Folle Journée, Ars Musica en Berliner Festspiele heeft Cappella Amsterdam concerten verzorgd in Turijn, Nantes, Lissabon, Tokio, Brussel en Berlijn. De veelzijdigheid van het koor komt ook tot uitdrukking in de regelmatige samenwerking met verschillende instrumentale ensembles, orkesten en koren als het Asko/Schönberg Ensemble, de Ebony Band, het Nieuw Ensemble, het Koninklijk Concertgebouworkest, het Radio Kamerorkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Orkest van de Achttiende Eeuw, het SWR Vokalensemble en het RIAS Kammerchor. Gustav Leonhardt Gustav Leonhardt wordt wereldwijd gezien als “de leidende clavicinist van zijn generatie” (The Grove Dictionary of Music). Hij studeerde orgel, klavecimbel en musicologie in Basel. Hij was jarenlang verbonden als docent aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam. In de jaren 1969 en 1970 bezette hij een leerstoel aan de Harvard University. Verder is hij organist in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Gustav Leonhardt gaf concerten in vrijwel alle landen van Europa en maakte tournees door de Verenigde Staten, Japan en Australië. In 1967 speelde hij de rol van Johann Sebastian Bach in Jean-Maries Straubs film ‘Chronik der Anna Magdalena Bach’. Gustav Leonhardt dirigeerde vele topbarokorkesten waaronder het Orchestra of the Age of Enlightenment. Gustav Leonhardt maakte talloze grammofoon en cd-opnamen (meer dan tweehonderd), waaronder vrijwel alle werken van J. S. Bach. Hij verzorgde de uitgave van Band I (klavierwerken) van de Opera Omnia van Jan Pieterszoon Sweelinck en dirigeerde uitvoeringen van opera’s van Claudio Monteverdi en JeanPhilippe Rameau. In 1980 ontving hij de Erasmusprijs en hij ontving in 1983, 1984, 1991, 1998 en 2000 eredoctoraten (respectievelijk in Amsterdam, Dalla, Harvard, Metz en Padua). Johannette Zomer Na eerst enige jaren als microbiologisch analiste te hebben gewerkt, begon de sopraan Johannette Zomer in 1990 haar zangopleiding aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam bij Charles van Tassel. In juni 1997 sloot zij deze studie af. Haar huidige coach is Diane Forlano in Londen. Het repertoire van Johannette Zomer reikt van de middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw, met als gevolg een zeer gevarieerde en omvangrijke concertpraktijk. Zij werkte samen met barokspecialisten als Phillippe Herreweghe, Paul McCreesh, Jos van Veldhoven, Sigiswald Kuijken, René Jacobs, Jos van Immerseel, Thomas Hengelbrock en Frans Brüggen, maar ook met dirigenten als Kent Nagano, Daniel Harding, Valery Gergiev, Reinbert de Leeuw en Peter Eötvös. Daarnaast geeft Johannette Zomer regelmatig liedrecitals met fortepianospecialist Arthur Schoonderwoerd en maakt
ze deel uit van de oude muziekensembles Antequera, La Primavera en Compania Vocale, waarmee ze Napolitaanse en Spaanse barok en middeleeuwse Cantigas uitvoert. In oktober 1996 maakte Johannette Zomer haar operadebuut bij de Nationale Reisopera in Verdi's 'Don Carlo' als page Tebaldo. Sindsdien werkte ze mee aan verschillende producties, zoals 'Salome' van Strauss onder leiding van Valery Gergiev en Ligeti's 'Le Grand Macabre' met Reinbert de Leeuw. Verder zong zij Pamina in Mozarts 'Zauberflöte' onder leiding van Ton Koopman en was zij als Euridice in zowel Monteverdi's als Haydns 'Orfeo' en als Belinda in Purcells 'Dido & Aeneas' te horen. In maart 2004 maakte zij haar debuut aan de Komische Oper van Berlijn als Oberto in Händels 'Alcina'. Johannette Zomer verleende haar medewerking aan tal van cd-opnamen. Onder de recentste vernoemen we de opname van Fauré's Requiem onder leiding van Philippe Herreweghe, de cd 'Splendore di Roma' met Fred Jacobs op theorbe, het 'Weihnachtsoratorium' van Bach met de Nederlandse Bachvereniging en een cd met Schubert-liederen met Arthur Schoonderwoerd. Michael Chance Michael Chance, die zijn zangcarrière begon als koorjongen bij King’s College in Cambridge, studeerde zang bij Rupert Bruce Lockhart. Inmiddels is hij wereldwijd bekend als één van de meest vooraanstaande vertolkers van de mannelijke altstem. Hij is veel gevraagd voor opera’s, concerten en cd-opnamen. Michael Chance heeft concerten gegeven in Frankfurt, Wenen, Amsterdam, Israël, New York en Londen, met programma’s uiteenlopend van luitliederen uit de renaissance tot hedendaagse werken die aan hemzelf zijn opgedragen. Onder zijn titelrollen vallen onder meer die van Orfeo (Glück), Athamas uit ‘Semele’, Andronico uit ‘Tamerlano’, Oberon uit ‘A Midsummer Night’s Dream’, Tolomeo uit ‘Giulio Cesare’ en Apollo uit ‘Death in Venice’. Michael Chance ontving een Grammy Award voor zijn medewerking aan de opname van Händels ‘Semele’ met John Nelson en Kathleen Battle. Hij heeft vele werken opgenomen met John Eliot Gardiner, onder meer de Passies, Cantates en de ‘Hohe Messe’ van Johann Sebastian Bach, ‘Orfeo’ en ‘L’incoronazione’ van Claudio Monteverdi en Georg Friederich Händels ‘Jephta’, ‘Tamerlano’ en ‘Agrippina’. Het geloof van Michael Chance in de uitbreiding van het countertenor-repertoire heeft ertoe geleid dat werken speciaal voor hem zijn gecomponeerd door onder anderen Richard Rodney Bennett, Alexander Goehr, Tan Dun, Anthony Powers, John Taverner en Elvis Costello. Michael Chance is gastdocent aan the Royal Academy for Music.
Charles Daniels Het repertoire van de zeer veelzijdige tenor Charles Daniels omspant vele eeuwen. Hij heeft een grote naam opgebouwd met zijn barokvertolkingen en de laatste tijd oogst hij ook veel succes in concerten met later en hedendaags repertoire. Zo voerde Charles Daniels tijdens het Edinburgh Festival werken uit van Luigi Nono, Brittens ‘Serenade for Tenor, Horn and Strings’ en ‘St. Nicolas’ in St. Gallen. Tijdens het Brinkburn Festival zong hij Finzi’s ‘Dies Natalis’, in Freiburg Mendelssohns ‘Elias’ en in Rome Wojciech Kilars ‘Missa Pro Pace’ met het Filharmonisch Orkest van Warschau in een speciaal concert aangeboden aan de Paus. Charles Daniels maakte meer dan zestig opnamen, waaronder Händels ‘Messiah’ voor DG, Dowland liederen voor EMI, Schütz ‘Weihnachsthistorie’, opnamen van Purcell en Taverner en diverse met het Gabrieli en het Kings Consort. Toekomstige engagementen staan op til met het English Consort in Spanje, in Bachs Magnificat en de Matthaus Passie. Verder zijn er concerten met the Kings Consort en zal hij optreden in Händels oratorium ‘Belshazzar’ in het Théatre des Champs-Elysées in Parijs. Maarten Koningsberger Maarten Koningsberger zong in opera’s van de zestiende-eeuwse Monteverdi tot in die van de twintigste-eeuwse Amerikaanse componist Menotti. Deze grote verscheidenheid van stijlen is kenmerkend voor zijn carrière. Als solist zong hij onder meer met het Radio Filharmonisch Orkest, het Concertgebouw Kamerorkest, het Rotterdams Filharmonisch Orkest, Tafelmusik, het Combattimento Consort Amsterdam, de Amsterdamse Bachsolisten en het Nieuw Sinfoniëtta Amsterdam. Maarten Koningsberger werkte met dirigenten als William Christie en Ton Koopman, maar ook met Hans Vonk, Lev Markiz, Gennady Roshdenstvensky, Jaap van Zweden en Jeffrey Tate. Daarnaast heeft Maarten Koningsberger een internationale reputatie opgebouwd als liedzanger. Begeleid door Graham Johnson of Rudolf Jansen zingt hij in prestigieuze zalen en festivals over de hele wereld. Een aantal jaren geleden debuteerde hij met groot succes in de Internationale Vocale Serie van het Concertgebouw. Maarten Koningsberger heeft vele cd-opnamen gemaakt, waaronder Schubert-liederen met Graham Johnson op Hyperion, ‘Les Grands Motets de Mondonville’ met Les Arts Florissants op Erato, liederen van Fanny Mendelssohn met Kelvin Grout op Troubadisc en ‘Music of the Spheres’ (Lute- en Consortsongs) met Brisk en Mike Fentross op Globe. Koningsberger is als docent verbonden aan het Sweelinck Conservatorium van Amsterdam.
Harry van der Kamp Harry van der Kamp was als zanger in de leer bij onder meer Alfred Deller en Max van Egmond. Hij behoorde tot de stichters van het internationaal bekend geworden Cappella Amsterdam olv. Jan Boeke. Verder was hij twintig jaar in dienst van het Nederlands Kamerkoor en als artistiek adviseur van dit gezelschap (1980-87) introduceerde hij er veel nieuw repertoire en vele nieuwe dirigenten onder wie Eric Ericson, Uwe Gronostay en Tönu Kaljuste. Met zijn eigen Gesualdo Consort Amsterdam werd Harry van der Kamp bekend in Europa en Amerika in revolutionaire werken van de zestiende tot de twintigste eeuw. Als wereldwijd bekend bassolist stond Van der Kamp op vele internationale concertpodia met repertoire van 1300 tot heden. Hij trad op in opera’s van Petri en Monteverdi tot Viviers en Knaifel, in Requiems van Pierre de la Rue tot Giuseppe Verdi, in Lamentaties van Tallis tot Stravinsky. Onlangs is een begin gemaakt met een serie cdopnamen. De met de hoogste lof ontvangen Lamentaties van Emilio de Cavalieri (Sony) zijn gevolgd door de Litanieën en Motetten van Carl Philipp Emanuel Bach alsmede door de madrigaalopnamen van Carlo Gesualdo di Venosa (Boek I, II en III) en Scipione Lacorcia (boek III). Op dit moment worden alle vocale werken van Jan Pieterszoon Sweelinck opgenomen, de wereldlijke werken (drie cd’s) zijn reeds verschenen. Harry van der Kamp bekleedt een professoraat aan de Hochschule für Künste te Bremen, geeft regelmatig masterclasses en is actief in jury’s (oa. Bach Wettbewerb te Leipzig).
Orchestra of the Age of Enlightenment
Cappella Amsterdam
muzikale leiding Gustav Leonhardt
sopraan Marijke van der Harst Marielle Kirkels Maria Köpcke (solo) Simone Manders Marjo van Someren
1e viool Kati Debretzeni Jill Samuel Nadja Zwiener Claire Sansom 2e viool Catherine Weiss Susan Carpenter-Jacobs Claire Holden altviool Jan Schlapp Katherine Hart Martin Kelly cello Richard Tunnicliffe Helen Verney hobo & blokfluit Anthony Robson Richard Earle fagot & basfluit Andrew Watts trompet David Blackadder Phillip Bainbridge pauken Charles Fullbrook klavecimbel Steven Devine
alt Petra Ehrismann Sabine van der Heyden Dorien Lievers Åsa Olsson Mieke van Laren tenor Kevin Doss Jon Etxabe Gerben Houba João Sebastião Henk Vels bas Job Boswinkel Erks Jan Dekker Martijn de Graaf Bierbrauwer Bart Oenema Michel Poels