Optimalisatie en rationalisatie van het hoger onderwijslandschap en -aanbod
Vervolgrapport van de Ministeriële Commissie aan de heer Frank Vandenbroucke, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming Deel I: Analyse van de masteropleidingen
November 2008
2 Inhoudsopgave Inleiding en situering
Deel 1: Analyse van de masteropleidingen 1.1.
Numerieke analyse van het aanbod van masteropleidingen
1.1.1.
Studentenaantallen als primaire norm
1.1.1.1.
Methodologie
1.1.1.2.
Resultaten
1.1.2.
Detailanalyse van knipperlichtopleidingen
1.1.2.1.
Onderwijsluik
1.1.2.1.1.
Pilootprojecten
1.1.2.1.2.
Evaluatie van de methodologie
1.1.2.2.
Onderzoeksluik
1.1.2.2.1.
Onderzoekscomponent wetenschappen
1.1.2.2.2.
Onderzoekscomponent Industriële wetenschappen
1.1.2.2.3.
Evaluatie van de methodologie
Bijlagen: I.
Masteropleidingen onder de norm van 10, 15 en 20 studenten
II.
Samenvatting pilootoefening Onderwijsluik
III
Resultaten pilootprojecten Wetenschappen
IV.
Resultaten pilootprojecten studiegebied Industriële wetenschappen
V.
Vervolgopdracht aan de Ministeriële Commissie
3 Inleiding In februari 2008 heeft de Ministeriële Commissie – hierna genoemd Commissie –ingesteld door Frank Vandenbroucke, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, haar eerste rapport naar buiten gebracht. Daarin werden naast een tiental aanbevelingen ook een aantal uitdagingen opgesomd die om een verdere concretisering vroegen. Daarbij werd onder meer verwezen naar de noodzaak het rationalisatiekader voor de MA-opleidingen uit te werken waarvoor de Commissie toen nog onvoldoende gegevens had, en ook de juridische uitwerking van de voorgestelde overdracht en integratie, omschreven als “inkanteling” van de academiserende opleidingen van hogescholen binnen universiteiten 1. In zijn globaal genomen positieve reactie op het eerste rapport van de Commissie, met onder meer het overnemen van een aantal concrete aanbevelingen, onderschreef de minister de
1
De volledige lijst uitdagingen omvatte:
“• verschillende definities dienen nog verder te worden uitgeklaard en gedefinieerd. Hieronder enkele bijvoorbeelden: o wat betekent "inrichten van opleidingen"; o wat betekent "samen inrichten"; o wat betekent "samen uitreiken van diploma's"; etc. • het rationalisatiekader voor de MA-opleidingen dient nog verder uitgewerkt te worden (inclusief normen + meten & evalueren van onderzoekscapaciteit & -kwaliteit). Hier is de nood tot rationalisatie en optimalisatie immers heel groot, gezien de onderzoeksgebondenheid op masterniveau het sterktst is, evenals de kost die daarmee gepaard gaat; • de bestedingsprocedure voor de middelen van het Rationalisatiefonds dient verder te worden uitgewerkt; • de overdracht van opleidingen versus studiegebieden voor de academiserende opleidingen (o.a. de problematiek van art.100) dient verder juridisch bekeken en moet leiden tot de nodige voorstellen qua decreetsaanpassingen waar en wanneer nodig en welke ; • de problematiek van de 2-jarige MA voor humane wetenschappen dient bekeken te worden; • de inventaris van alle opleidingen in de knipperlichtzone (<80, < 115 studenten) wordt naar de volgende fase van de rationalisatie-analyse gebracht conform de principes geschetst in de nota; • de ontwikkeling van een format/kader + procedure + tijdsas voor het ontwikkelen van rationalisatieplannen en trajecten door en over de associaties moet worden voorbereid en geïmplementeerd. Welke aanpassingen en welke sturing door de overheden aan decreten zijn nodig om de vrijwillige afspraken afdwingbaar te maken; • de bepaling van de criteria voor academisering voor de inkanteling van de hogeschoolopleidingen in de universiteit, rekening houdend met de beperkte onderzoeksmiddelen waarover deze instellingen nu beschikken;. • hoe worden de sokkels in het financieringsdecreet aangepast nadat de academiserende opleidingen in de universiteit zijn gekanteld; • het bepalen van een normwaarde voor wat betreft gezamenlijke opleidingen; • de invulling van de nexus onderzoek-onderwijs in de academische opleidingen.”.
4 visie van de Commissie om academiserende hogeschoolopleidingen te integreren binnen universiteiten. “Na een grondige reflectie en consultatie ben ik ervan overtuigd dat de Commissie met haar voorstel voor een duidelijke binaire structuur vanaf 2012-2013, de juiste oplossing aanreikt. Ik deel het standpunt van de Commissie dat de academische opleidingen thuis horen aan de universiteit.” Tezelfdertijd verwees de minister ook naar het belang en de bijdrage van het professioneel hoger onderwijs in het Vlaamse hogeronderwijslandschap en in de kennissamenleving. In concreto, werd de Commissie dan ook verzocht haar werkzaamheden verder te zetten en voortbouwend op haar eerste rapport de minister antwoord te bieden op een aantal specifieke punten, onder meer de band tussen de rationalisatievoorstellen binnen het kader van het Financieringsdecreet en de voorstellen van de Commissie; verdere operationalisering van de rationalisatie voorstellen van de Commissie van de bacheloropleidingen; het rationalisatiekader voor de masteropleidingen; rationalisatievoorstellen met betrekking tot het hoger kunstonderwijs en tenslotte de inkanteling van de geacademiseerde hogeschoolopleidingen in de universiteiten 2. Opnieuw werd het tijdbestek waarbinnen de Commissie gevraagd haar werkzaamheden uit te voeren uiterst beperkt gehouden. Daarnaast werden een aantal leden in de Commissie vervangen:
Rector Ben van Camp van de VUB werd vervangen door de nieuwe rector van de VUB, Paul De Knop;
De Vice-Rector van de UA, Bea Cantillon werd vervangen door de nieuwe rector van de UA, Alain Verschoren;
De voorzitter van de Karel de Grote Hogeschool, Jan van den Nieuwenhuijzen, werd vervangen door de nieuwe voorzitter van de AUHA Walter Nonneman;
Tevens werd een lid toegevoegd vanuit de UVAH, de heer Luc Houbrechts.
De andere leden van de Commissie waren zoals voorheen Paul Van Cauwenberge (Rector UGent), Marc Vervenne (Rector K.U.Leuven); de voorzitters van de associaties, Willy Claes (Associatie Universiteit Hogescholen Limburg), André Oosterlinck (Associatie K.U.Leuven), Luc Van den Bossche (Associatie Universiteit Gent); de algemeen directeurs Frank Baert (Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Associatie K.U.Leuven) en Johan Veeckman (Arteveldehogeschool, Associatie UGent) met Luc Soete (UM) als voorzitter van de Commissie. De Commissie kreeg opnieuw ondersteuning van Noël Vercruysse (afdelingshoofd Hoger Onderwijsbeleid) en op secretarieel vlak van Linda De Kock (adviseur, afdeling Hoger Onderwijsbeleid). Gelet op de complexiteit en de omvang van haar werkzaamheden heeft de Commissie beslist om haar eindrapport in twee delen op te splitsen. Het eerste deel dat momenteel voorligt, bevat de rationalisatieoefening van de Commissie voor de masteropleidingen. Daarenboven zijn bij dit eerste deel van het rapport de principes gevoegd die de Commissie voorstelt inzake integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten. Het volgende deel van het rapport zal ingaan op de andere punten uit de vervolgopdracht van de minister. Voor de verdere uitwerking van een aantal van deze uitdagingen heeft de Commissie een aantal werkgroepen ingesteld die onder haar verantwoordelijkheid op een zevental gebieden beroep hebben gedaan op externe expertise. Werkgroep 1 ging over de Juridische problematiek; werkgroep 2 over Profilering en Competenties van
2
Zie bijlage V Vervolgopdracht aan de Ministriële Commissie, Maart 2008.
5 academiserende en academische opleidingen, werkgroep 3 over de Personele implicaties van inkanteling; werkgroep 4 over autonomie en deregulering van hogere onderwijsinstellingen, werkgroep 5 over het Hoger Kunstonderwijs; werkgroep 6 over de toekomst van de Professionele opleidingen. Hun verslagen vormden de input voor de discussies in de Commissie en de analyse zoals zal voorgesteld worden in het tweede deel van het eindrapport. De Commissie beoogt dit tweede deel midden januari 2009 aan de minister te overhandigen.
6 Deel 1: Analyse van de masteropleidingen 1.1. Numerieke analyse van de bestaande masteropleidingen In haar eerste rapport heeft de Commissie geen concrete voorstellen gedaan voor de optimalisatie en rationalisatie van de masteropleidingen. In de opdrachtomschrijving voor de tweede fase vraagt de minister uitdrukkelijk om ook voor de masteropleidingen een eerste beeld te schetsen van de belangrijkste knelpunten en een voorstel voor mogelijke normen en criteria te formuleren. 1.1.1. Studentenaantallen als primaire norm 3 1.1.1.1. Methodologie Naar analogie met de voorgestelde methodologie voor de academische bacheloropleiding worden de studentenaantallen als primaire norm gehanteerd. Voor de academische bacheloropleidingen wordt de norm van 115 studenten (voor de drie studiejaren samen) vooropgesteld. De norm 115 is opgebouwd op basis van een uitstroom in Ba 3 van 25 studenten, waarbij er vanuit gegaan wordt dat er minimum 60 studenten instromen, waarvan er 30 doorstromen naar het 2de jaar en uiteindelijk 25 uitstromen. Hierop verder bouwend wordt de norm voor de masteropleidingen vastgelegd op minimaal 20 studenten die instromen in het masterprogramma.
‐
Situatie in het academiejaar 2007-2008
De masteropleidingen gingen voor het eerst van start in het academiejaar 2007-2008. Dit betekent dat er slechts partiële gegevens over de studentenaantallen bekend zijn. In deze analyse werd gebruik gemaakt van de DTO-gegevens, telling 1 februari 2008. Deze cijfers geven geen volledig beeld aangezien het tweede jaar van de tweejarige masters nog niet ingevuld is. Ook kunnen slechts gegevens gebruikt worden van één academiejaar. Het strekt tot aanbeveling om voor de definitieve oefeningen gemiddelden over tijdsvensters te nemen. Daarnaast zijn er een aantal belangrijke bedenkingen bij de studentenaantallen voor de masteropleidingen. De officiële DTO-cijfers vermelden enkel de eerste inschrijving. Dit betekent dat studenten met voorafnames van vakken uit de master, maar met een eerste inschrijving in de bacheloropleiding, een schakel- of voorbereidingsprogramma of een andere master niet opgenomen zijn. Als alternatief kan naar de opgenomen studiepunten gekeken worden (ongeacht de inschrijving). De norm van 20 studenten komt dan overeen met 1200 studiepunten.
‐
Anderstalige equivalenten
Een aantal van de opleidingen die de norm niet bereiken, hebben ook een anderstalige equivalente opleiding. Voor deze opleidingen geldt dat: ‐ een deel gemeenschappelijk is met de equivalente opleiding (vb. een Nederlandstalige opleiding waarin ook vakken in het Engels worden gedoceerd); ‐ alle infrastructuur, labo-uitrusting, studiemateriaal, … al aanwezig is;
3
In dit rapport wordt gewerkt met studentenaantallen. In de toekomst zullen deze moeten omgezet worden naar studiepunten.
7 ‐
het gaat om dezelfde academische staf die de Engelstalige of Nederlandstalige opleiding omringt.
Om deze redenen lijkt het redelijk en logisch om de Nederlandstalige en Engelstalige equivalente opleidingen in dezelfde instelling samen te nemen en het geheel te toetsen aan de voorgestelde criteria.
‐
Gezamenlijke opleidingen (artikel 86 structuurdecreet)
De studentenaantallen voor gezamenlijke opleidingen (met gezamenlijk diploma) worden samengenomen. Gezamenlijk georganiseerde opleidingen, als die niet tot een gezamenlijk diploma leiden, blijven afzonderlijk vermeld. Ze kunnen even goed rationalisatie bewerkstelligen, wat zal blijken uit een verbeterde student/staf verhouding (zie verder) 4.
1.1.1.2. Resultaten De norm voor de academische bacheloropleidingen en de norm voor de masteropleidingen zijn op elkaar afgestemd (zie 1.1.1.) en worden geleidelijk ingevoerd. Dit betekent dat het aantal studenten in het eerste masterjaar wordt getoetst aan de voorgestelde minimumnorm van: ‐ minimum aantal studenten bij de start van het academiejaar 2012-2013: 15; ‐
minimum aantal studenten bij de start van het academiejaar 2015-2016: 20.
In Bijlage I wordt in 3 tabellen een overzicht gegeven van alle masteropleidingen die de norm niet bereiken. Tabel 1 bevat een vergelijking met de norm van 10 studenten om de meest acute problemen aan te tonen. Tabel 2 en tabel 3 geven de filter 15, respectievelijk 20 aan. De tabellen geven de inschrijvingscijfers weer op basis van de eerste inschrijving en niet op basis van opgenomen studiepunten. Er wordt enkel rekening gehouden met de situatie op 1 februari 2008. De kolom “MA” bevat de studentenaantallen in het eerste masterjaar. De kolom OS (oude structuur) bevat de studenten in de oude structuur. De studenten in de oude structuur worden enkel vermeld bij eenjarige masters en bij de masters in de Wetenschappen. Deze tweejarige masters waren immers voor de omvorming tweejarige licenties. Als de studenten niet meer zouden kunnen inschrijven in de licentie, zijn dit studenten die ook in het eerste jaar van de masteropleiding terechtkomen. De kolom “TOT” bevat bij eenjarige masters de som van de studentenaantallen in het eerste masterjaar en de studentenaantallen in oude structuur; bij gezamenlijke opleidingen: de som van de aantallen van de partnerinstellingen. Bij de hogescholen zien we de meest acute problemen (norm 10) in de opleidingen Tolken, Stedenbouw, Drama, Interieurarchitect, Biowetenschappen: tuinbouwkunde en Industriële wetenschappen: elektronica-ICT, elektrotechniek, chemie, landmeten en verpakkingstechnologie. Bij de universiteiten gaat het voornamelijk om opleidingen in de studiegebieden Wetenschappen, Toegepaste Wetenschappen, Taal- en Letterkunde, Toegepaste Biologische Wetenschappen en Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen.
4
Voor een verdere verduidelijking van het concept ‘gezamenlijke opleiding’ verwijzen we naar het eerste rapport van de Commissie.
8 1.1.2.
Detailanalyse van knipperlichtopleidingen
Wanneer een opleiding niet aan de norm voldoet wordt zij beschouwd als potentieel voorwerp van rationalisatie. Vervolgens wordt deze beoordeling verfijnd. Opleidingen, zoals die in sommige wetenschapsdisciplines (zie pilootstudie), zijn op dit ogenblik conjunctureel onderbezet in alle universiteiten en daarenboven vormen ze de onmisbare basis voor diverse andere opleidingen. Dergelijke situatie kan als een verantwoording gehanteerd worden om niettegenstaande de knipperlichtnormen, de opleiding toch in stand te houden. De minister kan daartoe een in tijd beperkte toelating geven na gemotiveerde vraag van de instellingen. Bij de masteropleidingen speelt verder ook het onderzoek een fundamentele rol, zodat ook de onderzoekscapaciteit en onderzoeksoutput belangrijke criteria zijn. De verdere analyse wordt daarom voor de masteropleidingen opgesplitst in een onderwijsluik en een onderzoeksluik. 1.1.2.1. Onderwijsluik Voor het onderwijsluik wordt dezelfde methodologie voorgesteld als voor de academische bacheloropleidingen. Dit betekent dat volgende zes parameters berekend worden: 1. Onderwijsaanbod uitgedrukt in studiepunten: oplijsting van alle vakken die gevolgd worden door studenten uit de opleiding. Afspraken: • Keuzevakken, opgenomen in het aanbod (vb. beperkte keuzelijst) die niet gevolgd werden NIET opnemen; • Opleidingsonderdelen uit de oude structuur die niet langer voorkomen in het huidige masterprogramma maar waar wel nog enkele licentiestudenten inzitten NIET opnemen; 2. Gewogen studiepunten: het aantal studiepunten van het opleidingsonderdeel delen door het totaal aantal studenten die het vak samen volgen en vermenigvuldigen met het aantal studenten voor dit vak uit de betreffende opleiding. De gewogen studiepunten van alle vakken worden opgeteld. Afspraken: • Alle studenten die ingeschreven zijn in de masteropleiding (als hoofd- of als bijkomende inschrijving) worden zowel in teller als noemer gerekend; • De 2e licentie studenten (zijn niet ingeschreven in de masteropleiding) worden meegeteld in teller en noemer (alsof ze tot de opleiding behoren); • De studenten die het vak volgen als uitwisselingsstudenten, met een creditcontract, met een examencontract of binnen een postgraduaats- of doctoraatsopleiding worden nergens meegeteld. 3. Verwevenheid = 1- gewogen studiepunten / onderwijsaanbod. Deze parameter geeft aan in welke mate in een opleiding opleidingsonderdelen gedeeld worden met andere opleidingen. Een lage waarde van die parameter duidt aan dat er weinig verwevenheid is (theoretische limiet: een nulwaarde houdt in dat de gewogen studiepunten perfect samenvallen met het onderwijsaanbod, wat betekent dat alle opleidingsonderdelen enkel voor die opleiding worden ingezet). 4. De verhouding student / gewogen studiepunten. Deze parameter geeft aan hoeveel studenten een studiepunt opnemen dat enkel voor hun opleiding is georganiseerd. 5. FTE-inzet. De FTE-belasting van de opleiding wordt berekend op basis van de aanstellingsgegevens, de onderwijsopdracht en het aandeel van de gewogen studiepunten in de opleiding in het totale onderwijspakket van de lesgevers. Afspraken: • Eén verantwoordelijk lesgever per opleidingsonderdeel;
9 • • • • • • •
Eenzelfde opleidingsonderdeel dat aan verschillende groepen of opleidingen samen gegeven wordt, wordt slechts 1 keer geteld; Wanneer eenzelfde vak een verschillend aantal studiepunten heeft per opleiding wordt het hoogste aantal gerekend; De opleidingsonderdelen stage en masterproef tellen niet mee bij het berekenen van de onderwijsopdracht; Wanneer er in een opleidingsonderdeel 0 studenten zaten in 2007-2008 dan worden de studiepunten verbonden aan dit opleidingsonderdeel niet meegerekend in de totale onderwijsopdracht; Enkel vakken uit voorbereidings- en schakelprogramma’s, bachelor- en master (na master)- opleidingen en de SLO (+ de overeenkomstige opleidingen in de oude structuur) worden meegerekend in de onderwijsbelasting van de lesgever; Voor de universiteiten wordt voor het bepalen van het onderwijsaandeel gekeken naar de aanstelling (graad) van de lesgevers; Voor de hogescholen worden voor het bepalen van het onderwijsaandeel (voorlopig) de individuele aanstellingsgegevens per lesgever gebruikt.
6. De student/staf ratio levert tegenover de student/gewogen studiepunt verhouding als bijkomende informatie de mate waarin een instelling haar staf inzet over verschillende opleidingen, of omgekeerd, in welke mate de desbetreffende opleiding gedragen wordt door een staf die enkel voor die opleiding is ingezet. Ze vormt de nauwkeurigste aanduiding van de kost van de docenten in de opleiding. Wanneer het studentenaantal onder een knipperlichtnorm valt, kan een gunstige student/staf ratio aantonen dat een opleiding toch tegen een aanvaardbare kostprijs kan worden aangeboden.
1.1.2.1.1. Pilootprojecten Deze methode is uitgetest als pilootproject voor de universiteiten in vier masteropleidingen in de Wetenschappen en voor de hogescholen in vier opleidingen in het studiegebied industriële wetenschappen en technologie. Universiteiten: Master in de Fysica Master in de Chemie Master in de Wiskunde Master in de Geografie Hogescholen: Industriële Wetenschappen: Chemie, Industriële Wetenschappen: Elektronica-ICT Industriële Wetenschappen: Elektromechanica Industriële Wetenschappen: Elektrotechniek De resultaten van de pilootprojecten zijn samengevat in Bijlage II.
1.1.2.1.2. Evaluatie van de methodologie De verfijning die deze berekening maakt is noodzakelijk om de gegevens op basis van de studentenaantallen te verduidelijken. De parameter “verwevenheid” kan de kosteneffectiviteit van een opleiding in een gans ander daglicht stellen. Ook de FTE-berekening geeft informatie over de inzet van personeel over verschillende opleidingen. Bij beide parameters komen ook andere samenwerkingsvormen dan het gezamenlijk diplomeren naar voor. Zo zullen opleidingen waarbij tussen instellingen samengewerkt wordt door opleidingsonderdelen uit te wisselen (artikel 94§1 van het structuurdecreet) hier hun rationalisering kunnen aantonen. Deze vakken worden maar aan één instelling gerekend en dus resulteert dit in een gunstigere
10 ratio. De methode kan dus ook gebruikt worden om na te gaan of specifieke acties, zoals het verweven van opleidingen, het samenvoegen van opleidingen of het samen organiseren door verschillende instellingen, een reële rationalisatie impliceren. Aandachtspunten: ‐ Bij de evaluatie van de methodologie is vastgesteld dat door de specifieke organisatiestructuur in de hogescholen (onderwijs in klasgroepen, eerder beperkt aantal vakken omdat de onderwijsactiviteiten gegroepeerd worden in grote modules,…), de berekening van de FTE-belasting op basis van de afgesproken methodologie leidt tot een vertekening van de realiteit die de resultaten te vergaand beïnvloedt. De parameters “FTE-belasting” en “student/staf ratio” zullen daarom voor de opleidingen aan de hogescholen niet uitgewerkt worden. ‐
Gevolgen van de gedeeltelijke invoering van de master Omdat in 2007-2008 enkel het eerste masterjaar ingericht werd, worden de opleidingen met keuzevakken die vanuit de 2 masterjaren gekozen kunnen worden dit jaar extra negatief gepercipieerd. De verwachting is dat er bij het bekijken van de volledige opleiding vanaf academiejaar 2008-2009 eerder meer studenten per keuzevak zullen ingeschreven zijn en niet dat het aantal keuzevakken proportioneel stijgt. Dit is natuurlijk sterk opleidingsspecifiek maar stelt zich hier concreet bij bvb. de Master in de Fysica aan de KULeuven en de Master in de Wiskunde aan de UGent.
‐
Stage en Masterproef Het aantal personeel nodig om de stage/masterproef te organiseren werd nu niet in rekening gebracht.
1.1.2.2. Onderzoeksluik Vanzelfsprekend kan rationalisatie verschillende vormen aannemen en kunnen bijzondere omstandigheden een grond vormen om opleidingen met een lage student/staf verhouding toch in stand te houden. Voor de academische masteropleidingen kan een grond van uitzondering gevonden worden in uitmuntend onderzoek aan de instelling die de opleiding aanbiedt. De bedoeling van de tellingen parameters onderzoek is om na te gaan in welke mate de masteropleidingen die het voorwerp van een rationalisatie-analyse doormaken, onderbouwd worden door een voldoende mate, kwantitatief en kwalitatief, van wetenschappelijke output. De onderzoekstellingen vormen daarbij een belangrijk criterium naast de andere criteria die bij dergelijke oefening aan bod zullen komen. Om de telbaarheid van de parameters te valideren en te verfijnen, werden volgende afspraken en criteria gehanteerd voor een reeks uitgevoerde pilootprojecten. Deze pilootprojecten zijn dezelfde als bij het uittesten van de methodologie voor het onderwijsluik: voor de universiteiten de masteropleidingen Wetenschappen (Wiskunde, Scheikunde, Natuurkunde, Geografie) en voor de hogescholen de masteropleidingen in 4 domeinen van de Industriële wetenschappen (Chemie, Elektrotechniek, Elektronica-ICT en Elektromechanica). 1.1.2.2.1. Onderzoekscomponent Wetenschappen Wat de onderzoekscomponent Wetenschappen betreft, wordt op basis van de uit de aangeleverde OPO-docentlijsten verkregen docentnamen, nominatim een analyse gedaan van de publicaties, citaties, octrooien en doctoraten. Het Steunpunt OOI heeft de vanuit de instellingen verkregen namenlijsten door de BOF-bestanden gefilterd voor wat publicaties en
11 citaties betreft. Octrooien worden uit de IOF-bestanden gehaald, doctoraten uit de eigen universiteitsbestanden. De data van elke instelling worden door elke instelling gevalideerd. De voor deze telling gehanteerde tijdsperiode is 2003-2007. Daarbij worden expliciet volgende detailcriteria gehanteerd:
a. We beperken ons voor alle tellingen steeds tot één titularis van deze opleidingsonderdelen met studenten in de masteropleiding; b. Echter met de expliciete vermelding dat hierdoor verschillende beperkingen ontstaan: i. We beschikken nog maar over 1 Ma-jaar aan gegevens, daardoor zijn nog niet alle opleidingsonderdelen opgenomen, en bijgevolg ook de lesgevers niet, hetgeen de telling van de onderzoeksoutput negatief beïnvloedt; ii. De docenten die enkel in de Ba-jaren actief zijn, worden niet opgenomen; hetgeen ook een negatieve impact heeft op de onderzoeksoutput voor het ganse betreffende studiegebied. Er is echter uitdrukkelijk afgesproken ons momenteel te beperken tot de Ma-opleiding zelf; iii. De masterproef en stage zijn niet mee opgenomen. De grootte van de masterproef heeft een impact op de tellingen; iv. Lesgevers van opleidingsonderdelen zonder studenten uit de opleiding in 2007 werden niet mee opgenomen – bepaalde opleidingsonderdelen vallen bijgevolg weg omwille van de momentopname die gemaakt wordt; v. Tot slot, de huidige tellingen zijn een momentopname. Bij de implementatie wordt best naar een referentieperiode gekeken ipv. naar een momentopname. c.
Daar in verschillende opleidingen minor-vakken uit de alfa-wetenschappen voorkomen (bedrijfskunde, ondernemerschap, lerarenopleiding, …) werd de lijst met telbare titularissen in twee delen opgedeeld: (1) de “core” lesgevers, en (2) de lesgevers uit de minoren. De instellingen hebben de betreffende opdeling gemaakt en gevalideerd;
d. Wat de doctoraten betreft, worden enkel lesgevers geteld die als hoofdpromotor optreden (dus geen co-promotoren) en die tevens titularis zijn van een opleidingsonderdeel met studenten in de betreffende opleiding. Dit betekent dat doctoraten in het studiegebied, maar waarvan de promotoren geen lesgever zijn in OPO’s met studenten in de Ma-opleiding, niet meetellen in deze oefening. Er kan onderzocht worden of een andere, eventueel beter aan de discipline aangepaste telwijze, een beter beeld geeft; e. Wat de bibliometrie betreft, zijn volgende verfijningen en verduidelijkingen aangebracht: i. Er is enkel geteld met de SCIE-BOF-gegevens periode 1998-2007 waarbij affiliatiegegevens van de publicaties, naast het terugvinden van de lesgevers bij de auteursnamen, als uitgangspunt genomen zijn;
12 ii. Ook de ISI-Proceedings en voor de alfa-wetenschappen de SSCI en de AHCI worden meegeteld; iii. Er is een bijkomende discipline-check gedaan op basis van de major field codes; iv. Enkel lesgevers in opleidingsonderdelen met studenten in de betreffende opleiding worden geteld; v. Ook hier wordt de opdeling “core” versus “niet-core” lesgevers gemaakt; vi. Er kan geen vergelijking ten opzichte van een “wereldgemiddelde” worden gemaakt omdat bibliometrisch wereldgemiddelden berekend worden op basis van (geaggregeerde) disciplinecodes. Gelet op het uitgangspunt, met name de analyse van de onderzoeksoutput “nominatim” op basis van lesgevers in de Ma-opleidingen, is het onmogelijk een noemer te berekenen die een representatieve cluster van disciplinecodes zou omvatten ten opzichte van de welke de benchmark zou berekend worden. Dit betekent dat de output op een andere manier dient te worden “gebenchmarkt” dan wat standaardbibliometrisch gebeurt. Inspiratie kan bvb. gevonden worden in de manier waarop de FWO-commissieleden momenteel bibliometrisch in kaart gebracht worden. De resultaten van de pilootprojecten in de Wetenschappen zijn samengevat in de Bijlage III.1 tot en met III.4. 1.1.2.2.2. Onderzoekscomponent Industriële Wetenschappen Wat de onderzoekscomponent Industriële Wetenschappen betreft, worden de volgende indicatoren van onderzoekspotentialiteit op de volgende manier in kaart gebracht:
a. We beperken ons in dit pilootproject tot alle lesgevers (inclusief lesgevers betrokken bij praktijklabo’s en oefeningen) in de Ma-opleidingen die bestudeerd worden. De masterproef is niet opgenomen; al beseffen we hierbij dat de grootte van de masterproef een invloed heeft op de tellingen. Naar de toekomst toe kan overwogen worden hier toch een bovengrens te stellen om ontsporingen qua aantallen te vermijden. Vervolgens worden volgende parameters in kaart gebracht: i.
% medewerkers in de bestudeerde opleiding met een doctoraat per 1 juli 2008;
ii.
% medewerkers in de bestudeerde opleiding dat op een meetbare en valideerbare manier bezig is aan een doctoraat per 1 juli 2008;
iii.
Aantal doctoraten waarvan medewerkers in de bestudeerde opleiding promotor of co-promotor zijn (inclusief doctoraten die aan de gang zijn) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008;
iv.
Er wordt eveneens een tabel toegevoegd die alle doctorandi in het betreffende studiegebied oplijst. Deze lijst wordt geaggregeerd weergegeven en niet geventileerd naar de onderliggende opleidingen omdat dit te veel arbitraire allocatiekeuzes inhoudt;
13 v.
Formele betrokkenheid van medewerkers uit de bestudeerde opleiding bij structurele onderzoeksactiviteiten aan de universiteit (zoals BOF, IOF) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008. Dubbeltellingen met i.-ii.-iii. hiervoor genoemd worden uitgefilterd. De kolom “betrokkenheid onderzoek universiteit” wordt bovendien in twee kolommen gesplitst: één kolom met betrokkenheden bij formele onderzoekskanalen aan de universiteit (BOF, IOF, gezamenlijke onderzoeksbetrokkenheid bij de inzet van academiseringsmiddelen) en één kolom met “andere” vormen van onderzoeksbetrokkenheid bij de universiteit die dan wel steeds duidelijk omschreven en gekarakteriseerd wordt (bvb. concrete projecten, andere onderzoekskanalen dan deze in de vorige kolom, geaffilieerd of geassocieerd onderzoekers, …);
vi.
Betrokkenheid van medewerkers uit de bestudeerde opleiding bij innovatiekanalen verbonden aan het IWT (Tetra, SBO, O&O-projecten, TAD-projecten & Collectieve Centra, TIS-projecten) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008 --- aan het IWT werd een globaal overzicht gevraagd (en bekomen) van de betrokkenheid van hogescholen bij de diverse steunkanalen. Deze betrokkenheid wordt op basis van de namen van de betrokken docenten vervolgens aan de bestudeerde opleidingen toegewezen;
vii.
Gelet op het feit dat het onderzoekspotentieel zo belangrijk is, wordt gekeken naar alle lesgevers in de betreffende Ma-opleidingen, inclusief alle lesgevers per OPO (voor het geval dat er meerdere zouden zijn);
viii.
We beschouwen hierbij alleen de gegevens van de medewerkers die een hoofdopdracht hebben aan de hogeschool (en dus niet diegenen die een hoofdopdracht hebben aan een universiteit). “Hoofdopdracht” wordt geoperationaliseerd als een “minstens 50%” aanstelling;
ix.
Bij het finaal overzicht worden percentages en volumes per opleiding per instelling op de telcriteria berekend (% lesgevers met doctoraat, % lesgevers betrokken bij IWT-projecten, aantal IWT-projecten, etc.).
De resultaten van de pilootprojecten in de Industriële Wetenschappen zijn samengevat in de Bijlage IV. 1.1.2.2.3. Evaluatie van de methodologie Er wordt verder werk gemaakt van een normalisatie van de gemeten onderzoekscomponenten, bvb. door als noemer het aantal OP/ZAP in de bestudeerde opleidingen te nemen. Er wordt tevens op gewezen dat het hier een momentopname betreft ten behoeve van het pilootproject. Bij de verdere implementatie kan men kijken naar referentieperiodes ipv. momentopnames. Tot slot ook nog de overweging naar mogelijke volumecorrecties; al is het niet eenvoudig is om een valide en robuuste wegingsfactor te definiëren.
14 Bijlage I: Masteropleidingen onder de norm van 10, 15 en 20 studenten Tabel 1: Masteropleidingen met minder dan 10 eerste inschrijvingen (telling DTO, 1 februari 2008) aantal studenten
HOGESCHOLEN
MA OS TOT Erasmushogeschool Brussel
Anderlecht
Hogeschool Gent
Gent
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Hogeschool West-Vlaanderen Katholieke Hogeschool BruggeOostende Katholieke Hogeschool Kempen Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Sint-Lieven XIOS Hogeschool Limburg
tolken ind. wet.: elektronica-ICT stedenbouw drama ind. wet.: elektrotechniek biowetenschappen: tuinbouwkunde ind. wet.: chemie ind. wet.: landmeten drama
3 4 1 1 5 6 7 7 4
Schaarbeek Architectuur
interieurarchitectuur
9
9
Schaarbeek Toegepaste taalkunde Kortrijk Ind. wet en techn. Kortrijk Ind. wet en techn.
tolken ind. wet.: chemie ind. wet.: elektrotechniek
9 3 9
9 3 9
Oostende Geel Diepenbeek Gent Diepenbeek
Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Ind. wet en techn.
ind. wet.: elektrotechniek ind. wet.: elektrotechniek ind. wet.: chemie ind. wet.: landmeten ind. wet.: verpakkingstechnologie
7 9 8 4 5
7 9 8 4 6
Leuven Leuven
Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden
Astronomy and astrophysics Earth observation
1 3
8 3
Leuven
Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht
Recht, religie en samenleving
3
8
Leuven
Toegepaste taalkunde Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Muziek en podiumkunsten Ind. wet en techn. Biotechniek Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Muziek en podiumkunsten
2
1
1
Opmerkingen
3 6 1 1 5 6 8 7 4 Deze opleiding wordt door dezelfde instelling ook in Gent aangeboden: 62 studenten Is sinds 1 oktober 2008 overgedragen aan EHSAL
Unieke opleiding
UNIVERSITEITEN
Katholieke Universiteit Leuven
Ned. Opl. Sterrenkunde: 7 studenten
Eng. Opl. Law, Religion and Society: 5 studenten
15
transnationale Universiteit Limburg
Universiteit Antwerpen
Universiteit Gent
Leuven
Toegepaste wetenschappen
Engineering: materials engineering
3
8
Leuven
Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht
Law, religion and society Ingenieurswetenschappen: materiaalkunde Irsweten:wiskundige ingenieurstechnieken Molecular and cellular biophysics Toegepaste informatica Irsweten.:geotechniek en mijnbouwkunde
5
8
Leuven
Toegepaste wetenschappen
5
8
Leuven Leuven Leuven
Toegepaste wetenschappen Wetenschappen Wetenschappen
5 5 5
5 5 5
Leuven Leuven
Toegepaste wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen
6
6
Tropical natural resources management
7
7
Leuven
Wetenschappen
Sterrenkunde
7
8
Leuven Leuven Diepenbeek Diepenbeek
Economische en toegepaste economische wetenschappen Taal- en letterkunde Wetenschappen Wetenschappen
Informatiemanagement Taalkunde Informatica-kennistechnologie Kennistechnologie
8 8 1 1
8 8 1 1
Antwerpen Antwerpen
Economische en toegepaste economische wetenschappen Taal- en letterkunde
Management en communicatie Taalkunde
1 5
1 5
Antwerpen
Taal- en letterkunde
Literatuur van de moderniteit
7
Antwerpen Antwerpen
Wetenschappen Wetenschappen
Chemie Fysica
7 7
Gent Gent
Wetenschappen Wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen
Wiskundige informatica Geomatica en landmeten
1 3
1 3
Bio-irsweten.: bodem- en waterbeheer
5
5
Gent
Gent Gent Gent
Toegepaste wetenschappen Wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen
7 2
Ned. Opl. Ingwet.: materiaalkunde: 5 studenten Ned. Opl. recht, religie en samenleving: 3 studenten Eng. Opl. Engineering: Materials Eng.: 3 studenten Nieuwe opleiding sinds 2 jaar
Unieke opleiding Eng. Opl. Astronomy and astrophysics: 1 student
Opleiding in afbouw Opleiding in afbouw Opleiding bestaat nu niet meer, werd vervangen door de Master in het Organisatiebeleid Opleiding zal samen met MA-opleiding theater en film opgenomen worden in de tweejarige MA theater-, film- en literatuurwetenschap.
7 9
Textile engineering Mariene en lacustriene wetenschappen
5 7
5 7
Bio-irsweten.: bos- en natuurbeheer
9
9
Unieke opleiding
Opleiding in het kader van het LLPprogramma van de Europese Gemeenschap met verplichte studentenmobiliteit Unieke opleiding
16 Gent
Universiteit Hasselt Vrije Universiteit Brussel
Toegepaste wetenschappen Economische en toegepaste Diepenbeek economische wetenschappen Economische en toegepaste economische wetenschappen Elsene Elsene Wetenschappen Elsene Wetenschappen
Ingenieurswetenschappen: materiaalkunde
9
9
Tew: handelsir in de beleidsinformatica
9
9
Economische wetenschappen Chemie Fysica
1 3 3
1 3 4
1
Elsene
Psychologie en pedagogische wetenschappen
Onderwijskunde
5
5
Elsene Elsene Elsene Elsene Elsene Elsene Elsene Elsene Elsene
Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Toegepaste wetenschappen Wetenschappen Politieke en sociale wetenschappen Toegepaste wetenschappen Wetenschappen Toegepaste wetenschappen Geneeskunde
Bio-irsweten.: chemie en bioprocestechn. Ingenieursweten.: chemie en materialen Irsweten.: elektronica & informatietech. Biomolecular sciences Overheidsmanagement en -beleid Ingenieurswetenschappen: bouwkunde Wiskunde Veiligheidstechniek Verpleegkunde en vroedkunde
5 5 5 5 7 7 7 9 9
5 5 5 5 7 7 7 9 9
Stopzetting m.i.v. 2009-2010
17 Tabel 2: Masteropleidingen met 10 tot en met 14 eerste inschrijvingen (telling DTO, 1 februari 2008) aantal studenten
HOGESCHOLEN
MA OS TOT Erasmushogeschool Brussel EHSAL-Europese Hogeschool Brussel Hogeschool Antwerpen Hogeschool Gent Hogeschool West-Vlaanderen Karel de Grote-Hogeschool KH Antwerpen Katholieke Hogeschool BruggeOostende Katholieke Hogeschool Kempen
Anderlecht Brussel Antwerpen Gent Kortrijk Kortrijk
Muziek en podiumkunsten Gezondheidszorg Muziek en podiumkunsten Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Ind. wet en techn.
Drama Milieu- en preventiemanagement Drama Ind. Wet.: biochemie Ind. Wet.: biochemie Ind. Wet.: milieukunde
3 14 10 11 11 13
Antwerpen
Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: biochemie
12
12
Ind. wet en techn. Biotechniek Biotechniek Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Audiovisuele en beeldende kunst Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: kunststofverwerking Biowetenschappen: tuinbouwkunde Biowetenschappen: voedingsindustrie Ind. Wet.: elektrotechniek Ind. Wet.: elektronica-ict Beeldende kunsten Ind. Wet.: biochemie
13 11 14 11 13 14 10
13 11 14 11 13 14 10
Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: biochemie
10
10
Ind. wet en techn. Ind. wet en techn. Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: elektrotechniek Ind. Wet.: nucleaire technologie Ind. Wet.: elektronica-ict
10 12 12
2
10 12 14
Taal- en regiostudies:Oude nabije Oosten Bio-ingenieursweten.: biosysteemtechniek
8
2
10
10
10
Leuven
Gecombineerde studiegebieden Toegepaste biologische wetenschappen Economische en toegepaste economische wetenschappen
TEW: handelsir in de beleidsinformatica
11
11
Leuven
Gecombineerde studiegebieden
Arabistiek en Islamkunde
8
Oostende Geel Geel Katholieke Hogeschool Limburg Diepenbeek Diepenbeek Diepenbeek Diepenbeek Sint-KatelijneHogeschool voor Wetenschap & Kunst Waver Sint-KatelijneWaver XIOS Hogeschool Limburg Diepenbeek Diepenbeek
10
1
13 14 10 11 11 14
UNIVERSITEITEN
Katholieke Universiteit Leuven
Leuven Leuven
3
11
Opmerkingen
18
Leuven
Gent
Gecombineerde studiegebieden Economische en toegepaste economische wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Toegepaste biologische wetenschappen Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Taal- en letterkunde Toegepaste biologische wetenschappen
Gent
Toegepaste wetenschappen
Bio-irsweten.:levensmiddelentechnologie Ingenieursweten.: toegepaste natuurkunde
Gent
Gecombineerde studiegebieden
Afrikaanse talen en culturen
7
Vrije Universiteit Brussel
Elsene Elsene
Wetenschappen Toegepaste wetenschappen
Toegepaste informatica Irsweten.:werktuigkunde-elektrotechniek
6 11
Leuven Leuven
Universiteit Antwerpen Universiteit Gent
Leuven Antwerpen Antwerpen Gent
Elsene Elsene
Farmaceutische wetenschappen Biomedische wetenschappen
Taal- en regiostudies: Sinologie
11
Verzekeringen Bio-informatics
12 13
Bio-ingenieursw: katalytische technologie Wiskunde Sociaal-economische wetenschappen Historische taal- en letterkunde
14 9 10 10 10
10
10
10
Geneesmiddelenontwikkeling Biomedische wetenschappen
12 14
1
12 12 13
1
7 4
14 10 10 10
14
Unieke opleiding
10 11
12 14
De constructie van 2 masteropleidingen in de farmaceutische wetenschappen is een interuniversitaire afspraak ten tijde van het omvormingsdossier.
19 Tabel 3: Masteropleidingen met 15 tot en met 19 eerste inschrijvingen (telling DTO, 1 februari 2008) HOGESCHOLEN
aantal studenten
MA OS TOT Groep T - Leuven Hogeschool Hogeschool Gent Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
Leuven Gent Gent Schaarbeek Sint-KatelijneWaver Kortrijk Antwerpen
Hogeschool West-Vlaanderen Karel de Grote-Hogeschool KH Antwerpen Katholieke Hogeschool Brugge- Oostende Oostende Brugge Oostende
Ind. wet en techn. Audiovisuele en beeldende kunst Toegepaste taalkunde Gecombineerde studiegebieden Industriële wetenschappen en technologie Ind. wet en techn. Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: chemie Audiovisuele kunsten Tolken Stedenbouw en de ruimtelijke planning Ind. Wet.: chemie Ind. Wet.: elektromechanica Ind. Wet.: chemie
Ind. wet en techn.
Ind. Wet.: elektronica-ict
Gezondheidszorg
Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Ind. Wet.: bouwkunde
Industriële wetenschappen en technologie
15 14 17
3
17
17
17 12
5
17 17
14
1
15
14
2
16
18
1
19
19
Opmerkingen
15 17 17 Deze opleiding wordt door dezelfde instelling ook in Gent aangeboden: 40 studenten
19
UNIVERSITEITEN
Katholieke Universiteit Leuven
Universiteit Antwerpen
Leuven Leuven Leuven Leuven Antwerpen
Wetenschappen Geschiedenis Toegepaste biologische wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Economische en toegepaste economische wetenschappen
Geologie Geschiedenis van de Oudheid Bio-irsweten.: levensmiddelentechnologie Taal- en regiostudies: Japanologie Tew: economisch beleid
Antwerpen
Economische en toegepaste economische wetenschappen
Economic policy
Antwerpen
Wetenschappen
Ecological and marine management
16 18 19 15
1
4
17 18 19 19
7 8
15 15
Nederlandstalig equivalent van Ma Economic policy: 8 studenten Engelstalig equivalent van de TEW-opleiding: economisch beleid: 7 studenten
1
16
Gez. Opl met VUB: 15 TO T 16
20
Universiteit Gent
Universiteit Hasselt Vrije Universiteit Brussel
Antwerpen
Economische en toegepaste economische wetenschappen
TEW: handelsir in de beleidsinformatica
Antwerpen
Farmaceutische wetenschappen
Geneesmiddelenontwikkeling
Antwerpen Gent Gent Gent
Wetenschappen Wetenschappen Toegepaste wetenschappen Toegepaste wetenschappen
Gent Diepenbeek Elsene Elsene Elsene Elsene
Gecombineerde studiegebieden Verkeerskunde Wetenschappen Toegepaste biologische wetenschappen Wetenschappen Farmaceutische wetenschappen
Biochemie en biotechnologie Geologie Stedenbouw en ruimtelijke planning Irsweten.: biomedische ingenieurstechn. Physical land resources Verkeerskunde Biologie Bio-ingenieursw.: cel- en gentechnologie Ecological and Marine Management Farmaceutische zorg
Elsene
Toegepaste wetenschappen
Elsene
Sociale gezondheidswetenschappen Toegepaste wetenschappen
Elsene Elsene
Toegepaste biologische wetenschappen
Ingenieurswetenschappen: architectuur Management, zorg & beleid id gerontologie Irsweten.: biomedische ingenieurstechn. Molecular biology
17
17
18 17 13 15
18 19 15 15
15 19 19 11
2 2
4
17 19 19 15
15 15
15 16
17
17
17
17
4
13
Gez. Opl met VUB: 2 TOT 17 ICP Unieke opleiding
Gez. Opl met UA: 1 TOT 16 De constructie van 2 masteropleidingen in de farmaceutische wetenschappen is een interuniversitaire afspraak ten tijde van het omvormingsdossier.
17
Unieke opleiding
2
17
Gez. Opl met UGent: 15 TOT 17
19
19
Gez. Opl met UA en KULeuven
21 Bijlage II: Samenvatting pilootoefeningen Onderwijsluik 1. Studiegebied Wetenschappen op basis van de gegevens in academiejaar 2007-2008
aantal studenten
benut aanbod in SP
gewogen SP
verwevenheid
student / gewogen studiepunten
FTE
STUDENT/STAF
KULeuven
21
235
141,39
0,40
0,15
3,24
6
UGent
22
195
86,91
0,55
0,25
1,78
12
UA
9
125
100,64
0,19
0,09
1,97
5
VUB
4
60
57,00
0,05
0,07
0,94
4
KULeuven
20
96
50,39
0,48
0,40
1,21
16
UGent
20
87
53,60
0,38
0,37
1,17
17
UA
7
112
86,46
0,23
0,08
1,84
4
VUB
3
100
67,63
0,32
0,04
0,99
3
Master in de Fysica
Master in de Chemie
22
Master in de Wiskunde KULeuven
25
205
101,11
0,51
0,25
1,53
16
UGent
21
276
142,83
0,48
0,15
3,03
7
UA
10
132
118,40
0,10
0,08
1,16
9
VUB
7
90
55,36
0,38
0,13
0,52
13
gezamenlijke opl. VUB/KULeuven
35
152
82,30
0,46
0,43
1,02
34
UGent
36
216
95,17
0,56
0,38
1,18
31
Master in de Geografie
23 2. Studiegebied Industriële Wetenschappen op basis van de gegevens in academiejaar 2007-2008
aantal studenten
benut aanbod in SP
masterproef
gewogen SP
verwevenheid
student / gewogen studiepunten
/stage
Master in de industriële wetenschappen: chemie Hogeschool West-Vlaanderen
3
66
18
22,19
0,66
0,14
Hogeschool Gent
8
48
21
42,66
0,11
0,19
Karel de Grote-Hogeschool
15
44
20
32,67
0,26
0,46
Hogeschool Antwerpen
21
40
20
40
0,00
0,53
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
17
40
20
33,35
0,17
0,51
Katholieke hogeschool Limburg
8
43
20
29,79
0,31
0,27
Katholieke hogeschool St-Lieven
28
61
20
39,65
0,35
0,71
Groep T - Leuven Hogeschool
15
40
20
35,4
0,12
0,42
Master in de industriële wetenschappen: elektromechanica Hogeschool West-Vlaanderen
17
72
18
23,99
0,67
0,71
Hogeschool Gent
36
51
21
50,57
0,01
0,71
Erasmushogeschool Brussel
28
90
20
70,97
0,21
0,39
Karel de Grote-Hogeschool
45
66
20
61,33
0,07
0,73
Hogeschool Antwerpen
54
50
23
50
0,00
1,08
XIOS
24
45
15
34,5
0,23
0,70
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
41
54
20
48,20
0,11
0,85
24 Katholieke hogeschool Brugge Oostende
26
40
20
33
0,18
0,79
Katholieke hogeschool Kempen
33
69
20
66,58
0,04
0,50
Katholieke hogeschool Limburg
28
55
20
40,25
0,27
0,70
Katholieke hogeschool St-Lieven
68
91
20
87,08
0,04
0,78
Groep T - Leuven Hogeschool
101
55
20
48,48
0,12
2,08
Hogeschool West-Vlaanderen
9
84
18
36,79
0,56
0,24
Hogeschool Gent
5
75
18
72,38
0,03
0,07
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
10
49
20
39,22
0,20
0,25
Katholieke hogeschool Brugge Oostende
7
60
20
47,39
0,21
0,15
Katholieke hogeschool Kempen
9
40
20
26,48
0,34
0,34
Katholieke hogeschool Limburg
11
57
20
28,16
0,51
0,39
Katholieke hogeschool St-Lieven
29
74
20
61,63
0,17
0,47
Hogeschool West-Vlaanderen
30
90
18
76,17
0,15
0,39
Hogeschool Gent
26
60
21
58,23
0,03
0,45
Erasmushogeschool Brussel
6
56
20
47,8
0,15
0,13
Karel de Grote-Hogeschool
28
57
20
49,84
0,13
0,56
Hogeschool Antwerpen
53
30
30
30
0,00
1,77
XIOS
14
45
15
37,86
0,16
0,37
Master in de industriële wetenschappen: elektrotechniek
Master in de industriële wetenschappen: elektronica-ICT
25 Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
27
57
20
52,01
0,09
0,52
Katholieke hogeschool Brugge Oostende
16
51
20
44,06
0,14
0,36
Katholieke hogeschool Kempen
20
64
20
56,92
0,11
0,35
Katholieke hogeschool Limburg
13
68
20
61,19
0,10
0,21
Katholieke hogeschool St-Lieven
55
99
20
89,28
0,10
0,62
Groep T - Leuven Hogeschool
38
60
20
49,53
0,17
0,77
26 Bijlage III: Resultaten pilootprojecten Wetenschappen Bijlage III.1. Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven) Masteropleiding K.U.Leuven Chemie Titularissen in master Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Fysica Titularissen in master
147 113 113 171 82 22 14 40 104 61
887 609 270 689 586 55 34 119 649 162
1654 1373 345 1431 1122 134 130 266 1233 306
2 26 3 4 19
40 58 0 2 31
142 120 0 4 88
1
Doctoraten 10 1
4 2 2
12 9 1 2 2 4
2 2 3
K.U.Leuven Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar
N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N.
122 43 7 21 82 128 70 45 353 77 6 64 200 10 137 102 51 148 69 18
509 72 15 31 139 477 121 100 1305 266 17 80 935 42 493 351 564 355 434 15
856 132 33 45 293 1113 332 322 2779 455 40 167 2088 58 1163 695 1002 728 1319 15
54 113 29 12
190 609 127 10
489 1373 404 13
5 3
1
4 3 6 2 5 13 3 4 3 3 3 6 4 8 4
1 4 3
27 N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Geografie
4 47 3 4 19 54 103 78
N.N. N.N. N.N. N.N.
8 164 0 4 88 1111 1233 557
10 2
1 2 2
K.U.Leuven VUB
Titularissen in master Publicaties N.N. 9 N.N. 33 N.N. N.N. 127 N.N. N.N. 5 N.N. 61 N.N. 7 N.N. 178 N.N. N.N. N.N. 2 N.N. 2 N.N. N.N. 46 Lesgevers uit de minoren N.N. 4 N.N. 2 N.N. N.N. 4 N.N. 39 N.N. 1 N.N. 64 N.N. 19 N.N. N.N. 2 N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Wiskunde Titularissen in master
3 22 0 2 31 532 649 289
Citaties Citaties 3 jaar 10 jaar Octrooien Doctoraten 3 8 27 58 349
1163
7 235 7 500
28 511 26 1603
4 0
4 1
153
369
5 40
13 142
2 51 0 120 31
4 125 0 331 88
1
1
7 7 2 2 3 7 1 8
1 1
4 1 8 3
K.U.Leuven Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar 32 30 18 21
35 20 41 8
88 45 211 39
12 3 2 4
28 N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
8 17 4 43 45 2 16 10 14 42 21 13
16 87 6 166 100 2 8 42 74 105 14 21
28 115 13 296 322 7 49 58 146 224 42 58
11 24 13 20 31 29 3 12 3 145 4 4 19 8 27
47 22 7 97 81 59 30 4 0 163 4 2 31 0 23
94 71 18 245 237 121 73 22 0 286 4 4 88 1 80
3 3 5 1 3 3 1 2 3 4 1 3 2 4 2 2 1 2 16
3 1 2
29 Bijlage III.2. Universiteit Antwerpen Masteropleiding UAntwerpen Chemie Titularissen in master Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgever in de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Fysica Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
48 50 76
350 101 287
747 153 530
77 26 80 9 72 34 2 27 67 5 137 62 16
789 88 299 32 331 163 5 114 255 10 474 280 72
1379 225 597 48 736 326 5 241 427 14 1034 518 150
3 10
10 48
22 53
3
3 2 8
2 4 3 5 2 1 4 6 3
1
UAntwerpen Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar 69 133 32 4 170 183 80 35 32 2 51 42 22 47 13
224 590 68 28 1741 1710 299 68 96 15 105 118 96 196 36
602 1264 138 43 3252 3151 597 128 148 15 383 200 148 521 83
5 7 3
1 4 2 7 2
30
Masteropleiding Wiskunde Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
UAntwerpen Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar 9 30 10 1
5 9 15 0
13 38 27 0
1 3
13 25
3 16
19 34
3 2
5 56
6 36
11 123
2 1 1
22
9
19
2
31 Bijlage III.3. Universiteit Gent (UGent) Masteropleiding UGent Chemie Titularissen in master Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Fysica Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
23 14 18 88 16 48 37 32 15 11 58 22
25 37 37 699 18 57 192 108 29 58 267 55
94 124 98 1249 38 117 351 274 71 58 391 105
9 14 8 1
20 4 4 0
31 27 5 1
1 2
Doctoraten 0 1 11 3 0 0 7 0 2 0 1 0 0 1 2 4 0
UGent Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar 23 72 49 35 31 40 48 72 64 15 57 47 86 109 3 62 27 37 27 5 12 78 41 42
25 199 95 31 37 151 91 1197 139 44 77 304 314 444 1 220 64 144 38 3 22 197 192 54
94 477 211 54 94 318 177 2311 421 117 206 506 522 887 1 447 220 222 54 4 47 391 378 112
2
4
Doctoraten 0 0 6 3 1 1 3 6 0 2 3 2 4 5 0 5 4 0 1 1 1 3 8 5
32 N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Geografie Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Wiskunde Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
22 22
58 55
128 105
2 0
8 43 3 8 6
6 183 0 4 4
7 411 0 5 4
7 3 2 4 0
UGent Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar 12
38
64
23
34
52
3 11 9 12 62 10 12 15 2 10 25 9
1 7 7 40 200 0 4 4 0 11 4 8
1 12 10 154 520 0 4 4 0 17 5 23
3
0
0
18 1 6
36 2 4
36 8 4
Doctoraten 0 2 0 1 0 0 1 2 2 3 0 2 0 0 1 3 0 0 0 2 1 0 8 10 0
UGent Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar 2 1 40 39 61 14 15 24
0 0 151 32 38 19 44 54
0 0 318 100 71 36 117 166
Doctoraten 0 0 1 6 1 4 2 0
33 N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
7 57 47 86 3 6
6 77 304 314 1 2
6 206 506 522 1 3
2 33 37 27 25 5 12 10 11 34 7 24 22
0 37 144 38 35 3 22 16 18 105 4 35 58
1 60 222 54 90 4 47 19 37 142 5 78 128
0 3 2 4 0 1 0 1 0 0 1 1 1 1 0 0 0 0 2 2
0 6 5 36 4
0 2 1 4 8 0
3 2 8 18 6
0 3 4 36 4
34 Bijlage III.4. Vrije Universiteit Brussel (VUB) Masteropleiding VUB Chemie Titularissen in master Publicaties Citaties Citaties Octrooien Doctoraten 3 jaar 10 jaar N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Fysica Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
7 79 106 80 44 20 173 59 19 34 97 58 9 117 104
17 276 821 332 137 59 1103 84 43 125 387 230 36 418 870
28 658 1828 825 336 150 2510 200 87 276 908 459 64 1093 2049
1
0 8 0 3 0 1 4 3 0 0 6 2 1 1 3
VUB Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar 5 12 91 104 26 33 16 11
22 32 445 1272 206 42 18 35
Masteropleiding Geografie
K.U.Leuven VUB
Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Publicaties 9 33
22 37 630 2486 352 115 29 117
0 0 0 0 0 0 0 0
Doctoraten 0 0 0 0 3 2 0 2
Citaties Citaties 3 jaar 10 jaar Octrooien Doctoraten 3 8 27 58
127
349
1163
5 61 7 178
7 235 7 500
28 511 26 1603
2
4
4
7 7 2 2 3 7 1 8
35 N.N. N.N. N.N. Lesgevers uit de minoren N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
Masteropleiding Wiskunde Titularissen in master N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N. N.N.
2
0
1
46
153
369
4 2
5 40
13 142
4 39 1 64 19
2 51 0 120 31
4 125 0 331 88
2
1
1
1 1
4 1 8 3
VUB Publicaties Citaties Citaties Octrooien 3 jaar 10 jaar 11 5 33 3 5
6 4 27 8 4
13 8 58 13 5
5 2
2 4
3 4
0 0 0 0
Doctoraten 0 3 1 2 0 0 0 1
36
doctoraat in voorbereiding
(co-)promotor
betrokkenheid onderzoek universiteit (1)
betrokkenheid onderzoek universiteit (2)
betrokkenheid IWT
betrokkenheid competentiepool
1
0
6
2
0
56%
0%
6%
0%
33%
11%
0%
Hogeschool Antwerpen
7
1
1
1
5
1
1
0
14%
14%
14%
71%
14%
14%
0%
Hogeschool Gent
14
8
3
3
1
12
6
1
57%
21%
21%
7%
86%
43%
7%
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
14
7
0
1
1
9
4
0
50%
0%
7%
7%
64%
29%
0%
Hogeschool West-Vlaanderen
13
3
3
0
2
4
4
1
23%
23%
0%
15%
31%
31%
8%
Karel de Grote-hogeschool
8
1
0
2
2
2
4
0
13%
0%
25%
25%
25%
50%
0%
Katholieke Hogeschool Limburg
4
2
0
1
1
4
1
1
50%
0%
25%
25% 100%
25%
25%
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
9
6
0
1
0
5
1
0
67%
0%
11%
0%
56%
11%
0%
Erasmushogeschool Brussel
10
3
2
1
1
0
1
0
30%
20%
10%
10%
0%
10%
0%
Groep T
23
7
2
1
0
5
2
0
30%
9%
4%
0%
22%
9%
0%
betrokkenheid IWT
betrokkenheid competentiepool
0
betrokkenheid onderzoek universiteit (2)
10
betrokkenheid onderzoek universiteit (1)
18
(co-)promotor
Groep T
doctoraat
doctoraat
doctoraat in voorbereiding
aantal getelde lesgevers met aanstelling minimum 50%
Bijlage IV: Resultaten pilootprojecten studiegebied Industriële Wetenschappen
MASTER CHEMIE
MASTER ELEKTROMECHANICA
37 Hogeschool Antwerpen
11
1
2
0
5
2
3
0
9%
18%
0%
45%
18%
27%
0%
Hogeschool Gent
25
5
4
4
2
11
5
1
20%
16%
16%
8%
44%
20%
4%
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
14
4
1
0
2
5
4
1
29%
7%
0%
14%
36%
29%
7%
Hogeschool West-Vlaanderen
15
5
2
3
0
7
9
2
33%
13%
20%
0%
47%
60%
13%
Karel de Grote-hogeschool
14
1
0
1
1
3
2
0
7%
0%
7%
7%
21%
14%
0%
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
10
1
0
1
0
0
1
0
10%
0%
10%
0%
0%
10%
0%
Katholieke Hogeschool Kempen
13
2
0
1
1
1
1
0
15%
0%
8%
8%
8%
8%
0%
Katholieke Hogeschool Limburg
9
2
1
0
1
4
2
1
22%
11%
0%
11%
44%
22%
11%
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
8
3
2
1
0
5
4
1
38%
25%
13%
0%
63%
50%
13%
XIOS
7
1
0
0
2
0
0
0
14%
0%
0%
29%
0%
0%
0%
Hogeschool Gent
14
4
2
2
0
5
0
0
29%
14%
14%
0%
36%
0%
0%
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
8
3
0
0
1
4
2
0
38%
0%
0%
13%
50%
25%
0%
Hogeschool West-Vlaanderen
19
3
4
3
1
9
10
1
16%
21%
16%
5%
47%
53%
5%
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
9
2
3
0
2
3
1
1
22%
33%
0%
22%
33%
11%
11%
Katholieke Hogeschool Kempen
12
2
1
1
1
1
1
0
17%
8%
8%
8%
8%
8%
0%
Katholieke Hogeschool Limburg
7
1
1
0
2
3
2
0
14%
14%
0%
29%
43%
29%
0%
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
13
5
1
2
1
8
6
0
38%
8%
15%
8%
62%
46%
0%
MASTER ELEKTROTECHNIEK
38 MASTER ELEKTRONICA-ICT Erasmushogeschool Brussel
6
4
1
2
2
0
1
0
67%
17%
33%
33%
0%
17%
0%
Groep T
22
7
1
0
0
4
1
0
32%
5%
0%
0%
18%
5%
0%
Hogeschool Antwerpen
5
0
1
0
1
1
1
0
0%
20%
0%
20%
20%
20%
0%
Hogeschool Gent
15
5
4
3
2
11
2
0
33%
27%
20%
13%
73%
13%
0%
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
10
4
0
0
1
3
2
1
40%
0%
0%
10%
30%
20%
10%
Hogeschool West-Vlaanderen
14
2
5
3
4
7
6
1
14%
36%
21%
29%
50%
43%
7%
Karel de Grote-hogeschool
14
6
1
3
2
3
6
0
43%
7%
21%
14%
21%
43%
0%
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
12
5
3
1
1
4
1
0
42%
25%
8%
8%
33%
8%
0%
Katholieke Hogeschool Kempen
11
3
0
1
1
3
2
0
27%
0%
9%
9%
27%
18%
0%
Katholieke Hogeschool Limburg
4
1
0
0
1
1
1
0
25%
0%
0%
25%
25%
25%
0%
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven
13
8
0
5
0
8
4
1
62%
0%
38%
0%
62%
31%
8%
XIOS
7
1
2
1
2
0
3
1
14%
29%
14%
29%
0%
43%
14%
betrokkenheid onderzoek universiteit (1): BOF/IOF/academiseringsmiddelen betrokkenheid onderzoek universiteit (2): andere projecten, geaffilieerd onderzoeker, geassocieerd docent/hoofddocent/hoogleraar de aantallen hebben steeds betrekking op het aantal lesgevers dat in één van de betrokken categorieën actief is, conform de optelsom van de "kruisjes" in de onderliggende tabellen