Aanbod van ondersteuning en hulp
Katinka Lünnemann Meta Flikweert
Januari 2012
Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T: (030) 230 07 99 E:
[email protected] I: www.verwey-jonker.nl
2
VerweyJonker Instituut
Aanbod van ondersteuning en hulp
1
Ontwikkelingen in de aanpak van huiselijk geweld De nota ‘Privé geweld - Publieke zaak’ uit 2001 markeert een omslagpunt in het Nederlandse overheidsbeleid; geweld achter de voordeur wordt als ernstig maatschappelijk probleem erkend. Verschillende branches zijn betrokken bij de totstandkoming van deze nota. Daardoor pakken de verschillende sectoren, zoals huisartsen, maatschappelijk werk, ggz, maar ook politie, reclassering en Openbaar Ministerie het thema huiselijk geweld op. De gemeente kreeg de regierol bij de aanpak van huiselijk geweld, en dit is geformaliseerd in de Wmo (Lünnemann, Goderie & Tierolf, 2010). Vanaf begin deze eeuw zien we een toename van een repressieve aanpak (Römkens, 2008). De politie start het programma ‘Huiselijk geweld en de politietaak’, en het Openbaar Ministerie lanceert in 2004 de ‘Aanwijzing huiselijk geweld voor politie en Openbaar Ministerie’. Het uitgangspunt van deze aanpak is dat de verdachte ook zonder aangifte van het slachtoffer kan worden aangehouden en dat proces-verbaal wordt opgemaakt. De nadruk ligt op een strafrechtelijke aanpak, gecombineerd met daderhulpverlening die is gericht op het voorkomen van recidive. De reclassering wordt de schakel tussen het Openbaar Ministerie en daderhulpverlening (Lünnemann & Bruinsma, 2005). Later wordt de Aanwijzing aangescherpt met aandacht voor het kind als getuige (2008) en eergerelateerd geweld (2010). De terughoudendheid in het opsporings- en vervolgingsbeleid van de jaren tachtig en negentig (Lünnemann, 1996; Wöstmann, 1988; Zoomer, 1990) is hiermee ten einde. Vanaf midden jaren 2000 ontstaan Veiligheidshuizen waar justitiële partijen, de gemeente en enkele zorgpartijen bij elkaar komen. Er zijn Veiligheidshuizen waar de (justitiële, zorg- en) ketenaanpak van huiselijk geweld wordt gecoördineerd. Ook vindt daar het casusoverleg huiselijk geweld plaats, naast een veelplegersaanpak en jeugdaanpak (Lünnemann, Goderie & Tierolf, 2010). Vanaf 2009 is het mogelijk een huisverbod in combinatie met een contactverbod op te leggen aan de persoon die thuis geweld pleegt en een gevaar is voor zijn of haar huisgenoten, op grond van de bestuursrechtelijke Wet Tijdelijk Huisverbod. Het huisverbod heeft uitdrukkelijk tot doel de hulp op gang te brengen via een integraal aanbod aan de verschillende partijen in het gezin (vader, moeder, kinderen). Het biedt een aanvulling op de strafrechtelijke aanpak door politie en het Openbaar Ministerie. Het huisverbod wordt vooral ingezet als er sprake is van strafbare feiten, maar kan ook preventief worden ingezet (zonder verdenking van strafbare feiten) (Lünnemann, Römkens & De Roos, 2009) De samenwerking tussen politie, gemeente en hulpverleningsinstanties krijgt met deze nieuwe vorm van interventie een krachtige impuls. Zeker tijdens de eerste tien dagen van het huisverbod, en ook in de verlenging tot vier weken, wordt er hulp geboden aan het slachtoffer, de 1
Een verkorte versie van deze beschrijving is opgenomen in de publicatie Opvoeden na partnergeweld. Ondersteuning van moeders en jongeren van diverse afkomst. (Red. Pels, Lünnemann, Steketee. M.m.v. M. Distelbrink, M. Flikweert, J. Mak, S. Tan, 2011)
3
pleger en de aanwezige kinderen, hoewel de hulp aan de kinderen niet altijd van de grond komt. De burgemeester legt het huisverbod op en de wijze waarop de hulpverlening wordt georganiseerd verschild per gemeente (Schreijenberg et al., 2011). Naast deze meer repressieve aanpak kent Nederland een infrastructuur van vrouwenopvang en Steunpunten Huiselijk Geweld in de centrumgemeenten en wordt hulp geboden in reguliere instellingen. De vrouwenopvang heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen. Het aanbod gaat van zeer geheime residentiële opvang tot open residentiële opvang en verschillende vormen van ambulante ondersteuning (Lünnemann, Tan & Ter Woerds, 2006; BMC-rapport, 2009). Het ‘Verbeterplan vrouwenopvang’ (2008) zorgt voor een kwaliteitsimpuls binnen deze sector. De methodiekontwikkeling voor slachtoffers komt op gang (Lünnemann, Goderie & Tierolf, 2010). Ook komt er steeds meer aandacht voor de partners, zowel in de zin van begeleide terugkeer (Reijmers, 2004; Gestel et al., 2010), als door het hanteren van een systeemgerichte aanpak (Grit & Koning, 2009; Lünnemann, Smit & Drost, 2010). Bovendien krijgen de kinderen in de opvang meer aandacht en wordt een specifieke methodiek voor kinderen in de vrouwenopvang ontwikkeld. Let op de kleintjes of soortgelijke programma’s zijn hier voorbeelden van. Momenteel wordt binnen het Verbeterplan een methodiek ontwikkeld specifiek voor kinderen (Brilleslijper-Kater et al., 2010). Vanaf 2004 zijn er Steunpunten Huiselijk Geweld in ontwikkeling en inmiddels hebben alle centrumgemeenten zo’n Steunpunt. Deze Steunpunten kennen regionaal veel verschillen. Ze variëren van enkel telefonische adviezen en ondersteuning of het organiseren van casusoverleg, tot het bieden van korte ambulante trajecten en outreachende hulp. Daarnaast hebben ze een belangrijke rol in de doorverwijzing naar reguliere hulpverlening, advisering aan professionals en voorlichting (Vink & Geurts, 2008; Dijkstra, Geurts & Van Rossum, 2010). Er zijn Steunpunten die een rol krijgen in de uitvoering van het huisverbod. Sommige Steunpunten zijn ondergebracht in de Veiligheidshuizen waar partners van politie, justitie en zorg en de gemeente samenkomen. De meeste Steunpunten krijgen vooral veel meldingen van de politie, en relatief weinig meldingen van slachtoffers (en plegers), de zogenaamde zelfmelders (Dijkstra, Geurts & Van Rossum, 2010). Om de verschillen tussen de Steunpunten te verkleinen, willen de brancheorganisaties Federatie Opvang, MOgroep W&MD en GGD Nederland in samenwerking met het ministerie van VWS duidelijkheid krijgen over de basisfuncties en tot uniforme kwaliteitsverbetering te komen (Goes et al., 2009). Naast deze infrastructuur, die specifiek is gericht op partnergeweld en huiselijk geweld in brede zin, bieden de verschillende hulpverleningsinstellingen hulp aan slachtoffers en plegers. Dit gebeurt al dan niet via een specifieke methodiek, zoals binnen het Algemeen Maatschappelijk Werk en de ggz (Plemper, 2004; Rensen et al., 2008). Huisartsen vormen een belangrijke groep waar slachtoffers met hun letsel en zorgen naartoe gaan (Lo Fo Wong et al., 2009). In Nederland wordt een integrale aanpak voorgestaan van justitiële en zorgpartijen, zoals de politie, reclassering, forensische psychiatrie, Openbaar Ministerie, Steunpunten Huiselijk Geweld, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, et cetera. De gemeenten hebben vanuit hun regierol, vastgelegd in de Wmo, de plicht een basispakket aan hulp en steun te bieden. Ook hebben de gemeenten de bevoegdheid een sluitende aanpak in de jeugdketen af te dwingen. De uitvoering van een integrale aanpak is echter weerbarstig. In de praktijk ontstaan veel uiteenlopende vormen van overleg op verschillende niveaus (uitvoerend, tactisch en strategisch), maar de daadwerkelijke hulpverlening wordt hier niet altijd beter van (Lünnemann, Goderie & Tierolf, 2010; Dijkstra, 2008). Daarnaast benadrukken zowel het overheidsbeleid als de instellingen de noodzaak van een systeemgerichte aanpak: slachtoffers, plegers en aanwezige kinderen dienen een hulpaanbod te krijgen. In de uitvoering van het huisverbod wordt bijvoorbeeld volgens deze drie sporen (slachtof-
4
fer, pleger en kinderen) hulp geboden. Wat instellingen onder een systeemgerichte benadering verstaan verschilt echter vaak (en ook binnen de instelling). Ook is systeemgericht werken alleen mogelijk als de veiligheid is gewaarborgd (Lünnemann, Smit & Drost, 2010; Römkens, 2008; Groen & Van Lawick, 2003). In de praktijk wordt nog niet op grote schaal zo methodisch gewerkt.
Versnipperd aanbod In het kader van het onderzoek Opvoeden na partnergeweld (Red. Pels, Lünnemann, Steketee, 2011) is een inventarisatie gemaakt van interventies specifiek gericht op betrokkenen van partnergeweld: daders, slachtoffers, kinderen en jongeren die getuige zijn van het geweld (Flikweert, Lünnemann & Pels, 2011). Binnen het hulpaanbod is een onderscheid te maken tussen preventieve interventies en curatieve interventies. Preventieve interventies zijn gericht op het voorkomen en signaleren van huiselijk geweld. Curatieve interventies hebben juist als doel het geweld te stoppen, het leren omgaan met de ervaringen met partnergeweld, en de situatie van de betrokkenen te verbeteren. Er zijn slechts enkele preventieve programma’s, bijvoorbeeld Voorzorg, gericht op hoogrisicomoeders, of de programma’s gericht op jongeren, zoals Niet doorvertellen?! Over sommige geheimen moet je praten. Ook de website Stukyoutoo met korte filmpjes van jongeren richt zich op de jongerendoelgroep. Daarnaast zijn er lokaal verschillende publiekscampagnes gericht op het herkennen en bespreekbaar maken van partnergeweld, kindermishandeling of ouderenmishandeling. Ook vinden bijeenkomsten plaats, vaak vanuit migranten zelforganisaties, om het taboe op geweld thuis te doorbreken, de ouders te informeren over de gevolgen voor kinderen en hen eventueel toe te leiden naar hulpverlening. De meeste interventies zijn echter curatief, gericht op het verwerken van de geweldservaringen en het leren omgaan met de gevolgen ervan en tegelijkertijd gericht op het voorkomen van herhaling van het geweld. Hierbij kunnen we een onderscheid maken tussen interventies specifiek gericht op slachtoffers, op plegers, op jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar en op alle betrokkenen in het systeem (slachtoffer, dader en alle kinderen) en de gemeenschap. Er zijn verschillende interventies specifiek gericht op het slachtoffer (meestal vrouwen), zoals Een veilig thuis, gespreksgroepen voor vrouwen en veranderingsgerichte groepshulpverlening, zoals Uit de schaduw van de ander. De laatste tijd ontstaan er verschillende interventies gericht op plegers, zoals Held zonder geweld, een groepsbehandeling gericht op agressiehantering en Niet meer door het lint, waarvan groepsgedragstherapie en systeemgesprekken de kern vormen. De interventie Woede als uitdaging is gericht op vrouwelijke plegers van geweld. Ook is er hulpverlening toegespitst op (behoeften van) kinderen, zoals Let op de Kleintjes en afgeleiden daarvan, zoals En nu ik, Kids Club en Raster (voor licht verstandelijk gehandicapte (LVG-)kinderen). Kinderen krijgen in deze interventies psycho educatie over het getuige zijn van partnergeweld en er is aandacht voor het verwerken van hun ervaringen. Daarnaast komen verschillende systeemgerichte methodieken van de grond. Deze systeemgerichte interventies brengen bijvoorbeeld in kaart welke factoren een rol spelen bij de ontstane situatie, hoe gezinnen oplopende spanningen kunnen herkennen en hoe ze gezamenlijk oplossingen kunnen vinden die leiden tot meer veiligheid voor het hele gezin. De interventies zijn gericht op het behoud en herstel van vertrouwen van de relaties in het gezin. Voorbeelden van systeemgerichte interventies zijn Op de rails, een ambulante intensieve gezinsbegeleiding in thuissituaties en Eerste Hulp Ligt bij huiselijk geweld, een ambulant hulpaanbod in de vorm van korte, snelle interventies vanuit een systeemgerichte benadering. Ook is er De Aanpak, een methodiek die verschillende instellingen kunnen inzetten. De Aanpak bestaat uit drie fasen: motiveren, individuele hulp en systeemgerichte hulp. Signs of Safety (Turnell & Edwards, 2009) is een door de kinderbescherming ontwikkelde methodiek, waarin het stoppen van kindermis-
5
handeling centraal staat. Het opbouwen van een samenwerkingsrelatie met de ouders in plaats van een paternalistische houding, bevordert de verandering. Ook zijn er specifiek voor allochtone groepen ontwikkelde methodieken, zoals Geweld en schaamte, een multiculturele, integrale (familie) benadering van relatiegeweld. Daarnaast hebben zelforganisaties ondersteuningsinterventies ontwikkeld, zoals Vertrouwenspersonen bij zelforganisaties of het programma Geweld in relaties, dat ondersteuningsgroepen voor allochtone vrouwen met geweldservaringen biedt. In deze interventies worden thema’s behandeld die voor de betreffende allochtone doelgroep relevant zijn, er wordt rekening gehouden met de verwachtingen die allochtonen hebben over de hulpverlening, de privacygevoeligheid en de rol van schaamte. Er is weinig aanbod dat zich specifiek richt op het versterken van het ouderschap en de opvoedingssituatie na partnergeweld (en ook na echtscheiding zie: Geurts et al.. 2009). Soms vormt dit een onderdeel van een methodiek. De ouders wordt geleerd wat de gevolgen van partnergeweld kunnen zijn voor de kinderen. De ouders leren ook hoe zij hun kinderen kunnen ondersteunen en leren hoe zij met hun emoties om kunnen gaan. Een enkele interventie schenkt expliciet aandacht aan het doorbreken van intergenerationele overdracht. Zo streeft men bij Clas-H tevens naar duurzame veranderingen die preventief werken voor huidige en komende generaties. Crisisopvang Oranje Huis biedt systeemgerichte (crisis)hulpverlening waarin rekening wordt gehouden met de problematiek, de culturele waarden en normen, de familie(geschiedenis) en de levensfase waarin de cliënt zich bevindt. Nederland kent relatief weinig aanbod vanuit een gemeenschapsbenadering. Het aanbod van zelforganisaties is te zien als een vorm van gemeenschapsbenadering. Wijkgerichte benaderingen zijn dat ook, zoals het project Malburgen in Arnhem, waar via vertrouwenspersonen in de buurt aandacht is voor geweld achter de voordeur. In de VS ligt meer nadruk op deze benadering, getuige de community based advocacy interventions. Vrijwilligers, vaak getrainde studenten, begeleiden mishandelde vrouwen gedurende een bepaalde periode met als doel hun weerbaarheid en zelfredzaamheid te vergroten. De gemeenschap heeft een rol gekregen in de ondersteuning van deze vrouwen en hun kinderen. Er zijn verschillende varianten. De ene variant is meer gericht op juridische ondersteuning door rechtenstudenten, de andere variant is gericht op kinderen. Er is bijvoorbeeld een educatief programma met activiteiten in de vrije tijd (clubs, sport), helpen met school en/of materiële ondersteuning (Bell & Goodman, 2009; Sullivan, Bybee & Allen, 2002). De bestaande interventies zijn doorgaans niet evidence based wegens gebrek aan (grootschalig) wetenschappelijk onderzoek (Rensen et al., 2008). In mei 2011 heeft MOVISIE de Databank effectieve interventies huiselijk geweld gelanceerd, inmiddels hebben twaalf interventies [juni 2011] het predicaat ‘effectieve interventie’ gekregen (www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieve-interventies). Ook internationaal is er nog niet veel (rct) effectonderzoek gedaan (Sullivan & Alexy, 2001). Het (schaarse) onderzoek naar interventies die op opvoeders/kinderen zijn gericht, wijst echter op het voordeel van een systeemgerichte aanpak boven een individuele aanpak (Graham-Bermann et al., 2007). Het hulpaanbod is gevarieerd: er is zowel aanbod voor vrouwen die slachtoffer zijn van geweld, als voor mannelijke plegers van partnergeweld, soms met aandacht voor culturele achtergronden. Ook is er een aanbod voor kinderen of het hele systeem. Het aanbod voor vrouwelijke plegers en mannelijke slachtoffers staat nog in de kinderschoenen. Ook is er nog weinig aandacht voor de rol van vaders in geval van partnergeweld. Het totale aanbod is versnipperd: er is geen landelijk en structureel gewaarborgd geheel. Een aantal interventies wordt op verschillende plaatsen aangeboden, zoals Let op de kleintjes en Signs of Safety, maar de meeste interventies lijken meer lokaal ingezet te worden. Bovendien is er weinig inzicht in de mate waarin interventies geschikt zijn voor de verschillende etnische groepen.
6
VerweyJonker Instituut
Literatuur: Bell, M. E. & Goodman, L.A. (2001). Supporting Battered Women Involved with the Court System: An Evaluation of a Law School-Based Advocacy Intervention. Violence Women 2001;7:1377–1404. BMC (2009). Conceptanalyse knelpunten stelsel vrouwenopvang. (Interne publicatie). Brilleslijper-Kater, S., Beijersbergen, M., Asmoredjo, J., Jansen, C., & Wolf, J. (2010). Meer dan bed, bad, broodje pindakaas: Profiel, gezondheid, welzijn en begeleiding van kinderen in de vrouwenopvang en de maatschappelijke opvang. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Dijkstra, S. (2008). Bring in the family. Huiselijk geweld, vrouwenopvang en (aankomende) professionals nader beschouwd. Breda: Avans Hogeschool/Valkenhorst. Dijkstra, S., Geurts, E. & van Rossum, J. (2010). Kwaliteitsverbetering Advies en steunpunten huiselijk geweld. Focusgesprekken met cliënten, medewerkers en ketenpartners. Bilthoven/Utrecht, Bureau Dijkstra/Nederlands Jeugdinstituut. Flikweert M., Lünnemann, K.D. & Pels, T. (2011). Inventarisatie interventies partnergeweld. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Gestel, M. van, Mulder, N. de & Dijkstra, S. (2010). Samen verder na partnergeweld? Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van Begeleide Terugkeer bij de vrouwenopvang. Breda: Avans. Geurts, E., Chênevert, C., & Anthonijsz, A. (2009). Te weinig gespecialiseerde hulp bij moeizame scheiding. Jeugd en Co. 3(3), 30-43. Goes, A., Serkei, B., & Delft, A. van. (2009). Werkdocument Concept Basisfuncties. Utrecht: MOVISIE.
7
Graham-Bermann, S.A., Lynch, S., Banyard, V., DeVoe, E.R., & Halabu, H. (2007). Children and Adolescents – Community-Based intervention for Children Exposed to Intimate Partner Violence. Journal of consulting and clinical psychology, 75, (2), 199-209. Grit, M., & Koning, A. (2009). Crisisopvang in het Oranje Huis: Beschrijving van de methodiek. Amsterdam: Stichting Blijf Groep. Groen, M., & Lawick, J. van. (2003). Intieme oorlog: Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van Gennep. Lo Fo Wong, S., Wester, F., Mol, S., Römkens, R., Hezemans, D., Lagro-Janssen, T. (2009). Mishandelde vrouwen over onthulling aan de huisarts: praten helpt echt. Huisarts & Wetenschap, 52, (3),122-129. Lünnemann, K.D (1996), Vrouwenmishandeling strafrechtelijk afgedaan? Deventer: Gouda Quint. Lünnemann K.D., & Bruinsma, M. (2005). Geweld binnen en buiten. Aard, omvang en daders van huiselijk en publiek geweld in Nederland. Den Haag: WODC reeks 213. Lünnemann, K., Tan, S., & Woerds, S. ter. (2006). Ernstig bedreigde vrouwen in de vrouwenopvang: Onderzoek naar veiligheidsrisico’s en de mogelijkheden van onderduikadressen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Lünnemann, K.D., Römkens, R., & Roos, Th.A. de. (2009). Wie slaat, die gaat! Kanttekening bij het huisverbod als nieuw instrument in de aanpak van geweld achter de voordeur. Nederlands Juristenblad, 84, (15), 940-946. Lünnemann, K., Goderie, M., & Tierolf, B. (2010). Geweld in afhankelijkheidsrelaties: Ontwikkelingen in vraag naar en aanbod van hulp en opvang. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Lünnemann, K., Smit, W., & Drost, L. (2010). De methodiek Oranje Huis in uitvoering. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Plemper, E. (2004). Update daderhulpverlening in Nederland. Inventarisatie van hulpaanbod en preventie voor plegers van seksueel en huiselijk geweld. Utrecht: Transact. Reijmers, E. (2004). Project begeleide terugkeer. Amsterdam: Vrouwenopvang Amsterdam. Rensen, P., Van Arum, S., & Engbersen, R.(2008). Wat werkt? Een onderzoek naar de effectiviteit en de praktische bruikbaarheid van methoden in de vrouwenopvang, maatschappelijke opvang en opvang voor zwerfjongeren. Utrecht: MOVISIE.
8
Römkens, R. (2008). Met recht een zorg: Overdenkingen bij wet en regelgeving over geweld in de privésfeer: Inaugurele rede. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Schreijenberg et al. (2011). Procesevaluatie Wet Tijdelijk Huisverbod, Amsterdam: Regioplan. Sullivan, C., & Alexy, C. (2001). Evaluating the Outcomes of Domestic Violence Service Providers. Harrisburg, PA: VAWnet. Sullivan, C.M., Bybee, D.I. & Allen, N.E. (2002). Findings from a communityBased Program for Battered Women and Their Children. Journal of Interpersonal Violence, 17, (9), 915-936. Turnell, A. & Edwards, S. (2009). Veilig opgroeien. De oplossingsgerichte aanpak Signs of Safety in jeugdzorg en kinderbescherming. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Verbeterplan vrouwenopvang: Naar passende, goede en snelle hulpverlening (2008). Amersfoort: Federatie Opvang. Vink, R. & Geurts, E. (2008). Op weg naar volwassenheid. Evaluatie van de Tijdelijke stimuleringsregeling Advies- en steunpunten huiselijk geweld. Leiden: TNO. Wöstmann, M. (1988). Politieoptreden bij vrouwenmishandeling. Verslag van een onderzoek. Lochem: Van den Brink. Zoomer, O.J. (1990). Vrouwenmishandeling; politiewerk: een onderzoek naar het politieoptreden bij vrouwenmishandeling en “relatieproblemen”. Arnhem: Gouda Quint.
9
Colofon
Opdrachtgever Auteurs Uitgave
Verwey-Jonker Instituut K.D. Lunnemann M. Flikweert Verwey-Jonker Instituut Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T (030) 230 07 99 E
[email protected] I www.verwey-jonker.nl
De publicatie kan gedownload worden via onze website. D9452691.kl/lm © Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2012. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut. Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute. Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned.
10