Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer Waterschap Roer en Overmaas - Waterschap Peel en Maasvallei
Rapport 20 januari 2016 Gerhard Schwarz
Inhoudsopgave
1. Inleiding 1.1 Context 1.2 Aanpak
1 1 2
2. Bevindingen 2.1 Waarover bestaat in hoge mate overeenstemming? 2.2 Waarover bestaat substantieel verschil van inzicht? 2.3 Opties 2.4 Hindernissen
3 3 4 6 7
3. De afvalwaterketen in Limburg in nationaal en internationaal perspectief 3.1 Nationaal perspectief 3.2 Internationaal perspectief
9 9 10
4. De opties nader verkend
12
5. Advies
16
Bijlagen 1. Geïnterviewden 2. Gespreksleidraad interviews
1. Inleiding
1.1 Context De twee Limburgse waterschappen Roer en Overmaas (WRO) en Peel en Maasvallei (WPM) hebben de uitvoering van het zuiveringsbeheer ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling, het openbaar lichaam Waterschapsbedrijf Limburg (WBL). Bij fusie van de beide waterschappen per 1 januari 2017 houdt ook de gemeenschappelijke regeling op te bestaan. Dit werpt de vraag op over de inbedding van de uitvoering van het zuiveringsbeheer na de fusie. Daarvoor bestaan in beginsel diverse opties. De besturen van beide waterschappen hebben zich in de achterliggende periode herhaaldelijk gebogen over dit vraagstuk. De na de waterschapsverkiezingen dit voorjaar aangetreden nieuwe besturen zijn nu aan zet om hierover besluiten te nemen. Dat binnen milieurandvoorwaarden het zuiveringsbeheer betrouwbaar en betaalbaar voor burgers en bedrijven moet worden uitgevoerd, staat buiten kijf. Wat dit betekent voor de inbedding van de zuiveringstaken bij fusie, daarover bestaat binnen de besturen nog verschil van inzicht. Het gaat daarbij onder meer om bestuurlijke zeggenschap in relatie tot mogelijke publiek- en privaatrechtelijke alternatieven, om de borging van innovatiekracht, om de mogelijkheden voor uitbouw van samenwerking met gemeenten in de afvalwaterketen, om het perspectief voor bredere samenwerking in de waterketen met WML en om toekomstbestendigheid. De besturen van de Limburgse waterschappen wensen vanuit hun onderscheiden verantwoordelijkheden in samenspraak te komen tot een gedragen keuze voor de toekomstige inbedding van de uitvoering van het zuiveringsbeheer. Daartoe hebben zij een traject uitgestippeld waarbinnen drie nadere verkenningen plaats vinden: - Nadere verkenning van de opvattingen, visies en ambities die rond dit vraagstuk leven en van de opties voor de inbedding van de uitvoering van het zuiveringsbeheer voor zover deze passen bij de opvattingen, visies en ambities binnen de besturen. Voor deze verkenning is adviesbureau Twynstra Gudde ingeschakeld. - Nadere verkenning van het geheel van assets van het gemeenschappelijk orgaan Waterschapsbedrijf Limburg. Voor deze verkenning is adviesbureau Tauw ingeschakeld. - Nadere verkenning van de governance van het nieuwe waterschap dat door fusie wordt gevormd, inclusief de governance van het zuiveringsbeheer. Voor deze verkenning is adviesbureau Berenschot ingeschakeld. De verkenningen vinden plaats onder regie van de door de besturen van WRO en WPM ingestelde, gezamenlijke Afstemmingsgroep Governance. Resultaten worden vervolgens besproken in de gezamenlijke Commissie Governance, op de weg naar verdere bestuurlijke besluitvorming door de besturen van WRO en WPM.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 1/16
1.2 Aanpak Via gesprekken (interviews) met de direct betrokken bestuurders en directeuren is in kaart gebracht welke opvattingen, visies en ambities momenteel op bestuurlijk niveau leven met betrekking tot de inbedding en organisatie van de uitvoering van het zuiveringsbeheer. Daarbij zijn perspectieven op kortere, middellange en langere termijn (stip op de horizon) onderscheiden. Een overzicht van de geïnterviewde personen is weergegeven in bijlage 1. De gehanteerde en vooraf toegezonden gespreksleidraad met interviewvragen is aangehecht als bijlage 2. Op basis van een analyse van de interviewresultaten zijn de opties voor inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer in deze rapportage in beeld gebracht die voor nadere afweging in het traject van bestuurlijke besluitvorming in aanmerking komen. Daarbij is ook aandacht besteed aan een drietal ‘hindernissen’ dat uit de interviews naar voren is gekomen, hindernissen die het debat over de inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer sterk lijken te beïnvloeden. Voorts is ter vergelijking een beeld geschetst van ontwikkelingen in de (afval)waterketen en van de organisatie van het zuiveringsbeheer elders in ons land en in omringende landen. Daarna is inzichtelijk gemaakt in hoeverre de opties voor inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer aansluiten op de in de interviews naar voren gebrachte ambities. Tot slot wordt een beknopt advies ten behoeve van het besluitvormingsproces gegeven. Een nadere analyse van de governance aspecten van de opties voor inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer maakt geen deel uit van voorliggende verkenning, maar van de verkenning van die aspecten door Berenschot. Onder regie van de Afstemmingsgroep heeft afstemming plaatsgevonden tussen de verkenningen van Twynstra Gudde, Tauw en Berenschot.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 2/16
2. Bevindingen
Uit de interviews wordt duidelijk waarover een hoge mate van overeenstemming bestaat (zie 2.1) en waarover substantiële verschillen van inzicht bestaan (zie 2.2). Uit de interviews wordt ook duidelijk welke opties voor de inbedding van het zuiveringsbeheer voor nadere afweging in aanmerking komen (zie 2.3). Tot slot kwam via de interviews een aantal ‘hindernissen’ naar voren die mede aan het bereiken van een meer gemeenschappelijke visie in de weg staan (zie 2.4).
2.1 Waarover bestaat in hoge mate overeenstemming? Uitbouw samenwerking met gemeenten In nagenoeg alle interviews werd de noodzaak van verdergaande samenwerking met gemeenten benadrukt. Rioleringsstelsels, de stelsels van transportleidingen en de rwzi’s vormen fysiek één geheel: de afvalwaterketen voor inzameling, transport en zuivering van stedelijk afvalwater. Door als waterschap/WBL in samenwerking met gemeenten te komen tot een meer gezamenlijk beheer en exploitatie van de afvalwaterketen kan de kwaliteit van de taakuitvoering worden verhoogd, de organisatorische kwetsbaarheid verminderd en kan op kosten worden bespaard (zowel op investeringen als op kosten van beheer en onderhoud). In dit verband wijst een aantal geïnterviewden erop dat bij verdergaande samenwerking - in welke vorm dan ook - geborgd moet worden dat het waterschap de volledige zeggenschap over de transporten zuiveringstaak behoudt. Dit is immers de wettelijke taak van het waterschap. Voorkomen moet worden dat de zeggenschap hierover verwatert, zoals naar het gevoelen van deze geïnterviewden wel gebeurd is bij de BsGW. Noodzaak innovatie In nagenoeg alle interviews wordt de noodzaak van innovatie in de uitvoering van de zuiveringstaak benadrukt. Er vinden voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaats waarop moet worden ingespeeld, zoals: - De opkomst van/behoefte aan kleinere en flexibele, lokale zuiveringen (MDR/Verdygo) en mogelijk op termijn zelfs kleinschalige oplossingen op het niveau van individuele huishoudens en bedrijven. - De transitie van zuivering van stedelijk afvalwater naar zo volledig mogelijke benutting van afvalwater als bron van energie en grondstoffen: het waterschap als producent van energie, grondstoffen en zoetwater voor (bijvoorbeeld) land- en tuinbouw en industrie. - De (eventuele) noodzaak van (verdergaande) verwijdering van microverontreinigingen (geneesmiddelen, hormonen, weekmakers, brandvertragende stoffen, geperfluoreerde verbindingen, bestrijdingsmiddelen en biociden, geurstoffen, UV-filters, antioxidanten, etc.). En naast het inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is innovatie ook noodzakelijk om nieuwe technieken te ontwikkelen en/of te implementeren die de kwaliteit en/of de doelmatigheid1 van de taakuitvoering verhogen.
1
In deze rapportage wordt met de term doelmatigheid bedoeld: de mate van gebruik van middelen (personele inzet, grondstoffen, geld) om een bepaald doel te bereiken. De term doelmatigheid is synoniem met de term efficiëntie.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 3/16
WBL loopt voorop in termen van innovatie en doelmatigheid2 Veel geïnterviewden merken met waardering op dat WBL nationaal bezien tot de koplopers behoort waar het gaat om innovatie en doelmatigheid. Bij innovatie wordt onder meer gewezen op de bijdrage aan de ontwikkeling van de Nereda-technologie, de eerste energiefabriek met thermische hogedruk hydrolyse (rwzi Venlo), het concept van kleine, schaalbare en verplaatsbare zuiveringen (Verdygo) en de centrale regelkamer (CRK) met aansluitmogelijkheden voor gemeenten.
2.2 Waarover bestaat substantieel verschil van inzicht? Worden de waterkwaliteitsdoelen voldoende meegewogen? Dit is een veelvuldig terugkerend issue. Een belangrijk deel van de geïnterviewden is van mening dat in de taakuitvoering de doelmatigheid teveel leidend is en teveel prevaleert boven de waterkwaliteitsdoelen vanuit het watersysteembeheer. Zij wijzen erop dat vooral in Zuid-Limburg, maar ook in NoordLimburg (in de Peel), rwzi’s lozen op kwetsbare tot zeer kwetsbare beken of kanalen, waarin op sommige plaatsen tot wel 70% van het oppervlaktewater uit effluent bestaat. Het effluent van de rwzi’s bepaalt in dergelijke watersystemen in hoge mate de kwaliteit van het oppervlaktewater. Zij wijzen erop dat in die gevallen een generiek beleid gericht op het (juist) voldoen aan de huidige normen niet ambitieus genoeg is. Zij wensen andere investeringsbeslissingen en meer maatregelen, ook als die tot hogere maar nog wel verantwoorde zuiveringskosten leiden. Zij wijzen er in dit verband ook op dat WBL weliswaar bij innovatie en doelmatigheid tot de koplopers behoort, maar bij de verwijderingrendementen van stikstof en fosfaat, en dus bij de effluentkwaliteit met betrekking tot deze stoffen onder het landelijk gemiddelde scoort.3 Dit deel van de geïnterviewden ziet het zuiveringsbeheer in de eerste plaats als een integraal onderdeel van integraal waterbeheer, als één van de instrumenten om de doelen van het integraal waterbeheer met betrekking tot oppervlaktewaterkwaliteit te realiseren. Een belangrijk ander deel van de geïnterviewden ziet het zuiveringsbeheer primair als een op zichzelf staande, uitvoerende taak die binnen (milieu)randvoorwaarden zo doelmatig mogelijk moet worden uitgevoerd. De link met het watersysteembeheer bestaat in hun ogen uit weinig meer dan het meegeven van de juiste randvoorwaarden aan de bedrijfsvoering. Moet innovatie explicieter worden gebonden aan beleidsmatige en budgettaire kaders? Hoewel nagenoeg alle geïnterviewden de noodzaak van innovatie onderschrijven, merkt een deel van de geïnterviewden op dat de oriëntatie en omvang ervan momenteel vooral door WBL zelf bepaald wordt. Zij menen dat de besturen van de waterschappen best beleidsmatige en budgettaire kaders mogen stellen, omdat het gaat om belastinggeld. Een aantal waterschapsbestuurders, waarvan ook enkele tevens zitting hebben in het bestuur van WBL, geeft aan onvoldoende inzicht in en grip te kunnen krijgen op de oriëntatie en omvang van de investeringen in innovatie om hun verantwoordelijkheid als bestuurder op dit punt te kunnen invullen. Een aantal andere geïnterviewden is echter van mening dat het juist zo goed gaat met innovatie bij WBL omdat het (waterschaps)bestuur op afstand staat. Zij vrezen bij een grotere invloed van het (waterschaps)bestuur de dood in de pot, omdat het bestuurders aan voldoende inhoudelijke kennis ontbreekt en omdat deze naar verwachting eerder geneigd zijn om de risico’s te mijden die nu eenmaal annex zijn aan innovatie.
2 3
De observaties met betrekking tot innovatie en doelmatigheid zijn bevestigd in het parallel door Tauw uitgevoerde onderzoek. De observaties met betrekking tot effluentkwaliteit zijn bevestigd in het parallel door Tauw uitgevoerde onderzoek. Hierbij is tevens vastgesteld dat WBL wel voldoet aan de door de beide moederwaterschappen gestelde normen.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 4/16
Is het gemiddelde investeringsniveau nog wel voldoende? Een aantal geïnterviewden merkt op dat het gemiddelde investeringsniveau van WBL substantieel is teruggelopen. Dit wordt weliswaar door WBL gemotiveerd als volgend uit een nieuwe investeringsstrategie, gebaseerd op modern, risicogestuurd asset management, maar deze geïnterviewden stellen de vraag of ook hier niet teveel op kostenreductie wordt gestuurd. Zij vragen zich af of nu niet op enig moment alsnog een inhaalslag met vervangingsinvesteringen nodig zal blijken, waardoor de schuldpositie ineens sterk verslechtert en het tarief voor de zuiveringsheffing sterk zal stijgen. Past de ambitie om kennis en kunde te commercialiseren wel bij een overheid? Een belangrijk deel van de geïnterviewden wijst op de commerciële waarde van de kennis en kunde van WBL. WBL beschikt over (redelijk) unieke kennis en kunde, en over unieke ‘tools’ in de vorm van haar infrastructuur om te kunnen experimenteren. Die kennis en kunde zou in samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen verder kunnen worden uitgebouwd en te gelde worden gemaakt in binnen- en buitenland. Er is bijvoorbeeld grote behoefte aan deze kennis in landen als China en India. Met het oog op het creëren van synergie in samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen en het verwaarden van kennis en kunde is in 2014 Verdygo BV opgericht, als volle dochter van WBL, zoals in Vlaanderen het zuiveringsbedrijf Aquafin haar dochter Aquaplus hiervoor heeft opgericht. Winsten uit ondernemen zouden in de toekomst ten goede kunnen komen aan huishoudens en bedrijven in Limburg in de vorm van een substantieel lager tarief voor de zuiveringsheffing. Een ander deel van de geïnterviewden hecht echter weinig geloof aan de mogelijkheden voor commercialisering. Zij menen dat uitvindingen in deze sector nauwelijks met patenten te beschermen zijn en dat deze dus gemakkelijk door concurrenten gekopieerd kunnen worden en hebben dus geen hoge verwachtingen van te behalen winsten. Zij wijzen ook op de risico’s van ondernemen en menen dat een overheid op dit vlak nou juist niet al te sterk is. Zij vrezen dat risico’s uiteindelijk terecht komen bij en gedragen moeten worden door de belastingbetalers. Zij willen bovendien niet dat de aandacht van WBL weggezogen wordt van haar primaire taak – het zuiveren van stedelijk afvalwater in Limburg – naar afgeleide commerciële taken elders in binnen- en buitenland. Is een waterketenbedrijf op langere termijn een reëel perspectief? Een aantal geïnterviewden ziet een samenwerkingsorganisatie voor de afvalwaterwaterketen als een logische stap en ziet op termijn de samenvoeging met WML tot een waterketenorganisatie als stip op de horizon. WBL voert soortgelijke taken uit als WML en levert op termijn ook net als WML gezuiverd zoetwater, bijvoorbeeld als gietwater of sproeiwater voor de land- en tuinbouw of water voor de industrie. Zij wijzen erop dat WBL en WML al een goede samenwerking hebben. Een ander deel van de geïnterviewden ziet echter een samengaan met WML niet als een reëel perspectief. Weliswaar gaat het bij WBL en WML op een zeker abstractieniveau wel om gelijksoortige taken - bedrijfsprocessen voor beheer, onderhoud en exploitatie voor transport en zuivering van water echter het gaat in het geheel niet om één fysiek samenhangend systeem en bovendien zijn er grote inhoudelijke verschillen tussen de bedrijfsprocessen van WBL en WML. Deze geïnterviewden onderkennen de waarde van de huidige goede samenwerking tussen WBL en WML op operationeel niveau en wensen ook voortzetting daarvan, maar zien weinig tot niets in een samengaan, ook niet op termijn.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 5/16
2.3 Opties Als opties voor de inbedding van het zuiveringsbeheer bij de fusie van WRO en WPM per 1 januari 2017 zijn door geïnterviewden de volgende drie naar voren gebracht: 1. WBL wordt verdergaand verzelfstandigd in de vorm van een overheidsBV of-NV waarvan de aandelen volledig in handen zijn van het waterschap. 2. WBL wordt een intern verzelfstandigde directie van het waterschap, naar analogie met een agentschap van het Rijk. WBL valt hierbij onder rechtstreekse aansturing van het waterschapsbestuur, maar kent wel een eigen bedrijfsvoeringregime en een afzonderlijke begroting en jaarrekening. 3. WBL wordt volledig geïntegreerd in het waterschap, valt daarmee onder rechtstreekse aansturing van het waterschapsbestuur als andere onderdelen en kent geen eigen bedrijfsvoeringregime. Als opties voor de langere termijn, als de samenwerking met gemeenten in de afvalwaterketen verder van de grond komt, ziet een aantal geïnterviewden een afvalwaterketenbedrijf ontstaan in de vorm van een gemeenschappelijke regeling, een coöperatie of een overheidsBV of –NV. Op de korte termijn is dit kennelijk volgens geïnterviewden nog niet aan de orde. Opties die over provinciegrenzen heen reiken, zoals een gemeenschappelijk zuiveringsbedrijf met aanpalende waterschappen binnen het stroomgebied van de Maas zijn niet geopperd. De meningen over de wenselijkheid van optie 1 versus de opties 2 en 3 lopen onder geïnterviewden ver uiteen. Een deel van de geïnterviewden ziet optie 1, verdergaande verzelfstandiging in de vorm van een overheidsBV of –NV, als enige mogelijkheid om de verworvenheden van WBL op het punt van innovatie en bedrijfsmatig werken4 te behouden. Deze gaan naar hun inzicht onherroepelijk verloren als WBL onderdeel gaat uitmaken van de waterschapsorganisatie en daarmee onder rechtstreekse aansturing van het waterschapsbestuur komt. Een ander deel van de geïnterviewden meent dat in optie 1 de zeggenschap van het verantwoordelijke en democratisch gekozen waterschapsbestuur over het zuiveringsbeheer door de toegenomen afstand te ver zal afnemen. In hun visie wordt een moloch gecreëerd waarop geen greep te houden is. Parallellen worden getrokken met in hun ogen vergelijkbare missers als Prorail en NS. Zij pleiten voor optie 2 of 3. Zij zien optie 2, WBL als intern verzelfstandigde directie van het waterschap, als de ideale tussenvariant voor de korte termijn. Dan verandert in hun ogen in hoofdzaak alleen het bestuur van WBL en kan de organisatie min of meer op de huidige voet blijven functioneren. De bestuurlijke drukte neemt daarbij fors af: één waterschapsbestuur in plaats van nu twee en geen apart bestuur voor WBL meer als tussenlaag. Wat voor de één een mooie droom is, een overheidsBV of –NV, is voor de ander een nachtmerrie. En wat voor de ander een mooie droom is, WBL als onderdeel van een integraal waterschap net als overal in den lande, is voor de één een nachtmerrie. In die zin doet de situatie op dit punt denken aan de overbekende afbeelding van de jonge vrouw/oude vrouw. De één ziet in het plaatje van een optie iets moois, de ander in hetzelfde plaatje iets lelijks.
4
Met de term bedrijfsmatig werken wordt bedoeld: een bedrijfsvoering die in sterke mate gefocust is op doelmatigheid.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 6/16
2.4 Hindernissen
Uit de interviews komt ook naar voren dat het debat over de inbedding van het zuiveringsbeheer gehinderd wordt door een drietal hindernissen dat op de een of andere wijze verweven is geraakt in de huidige organisatie- en bestuurscultuur rondom deze taak. Het gaat daarbij om:
Echo’s vanuit het verleden Voordat WBL in 2004 gestalte kreeg als een gemeenschappelijke uitvoeringsorganisatie in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van beide Limburgse waterschappen, was het een eigenstandig democratisch gelegitimeerd bestuursorgaan, het Zuiveringschap Limburg. Een zuiveringschap werd ook wel kwaliteitswaterschap genoemd. Het had in bestuurlijk opzicht dezelfde status als een waterschap. Het rijksbeleid gericht op de vorming van all-in waterschappen maakte een einde aan het zelfstandig voortbestaan van zuiveringschappen. Vrijwel overal werden zuiveringschappen opgedeeld en in onderdelen geïntegreerd in de waterschappen, niet echter in Limburg. In Limburg werd ervoor gekozen het zuiveringschap wel onder het bestuur van de twee Limburgse waterschappen te brengen, maar via de constructie van een gemeenschappelijke regeling, waardoor de uitvoerende organisatie voor het zuiveringsbeheer in de vorm van een Limburgbreed waterschapsbedrijf intact kon blijven. De transitie van zuiveringschap naar WBL was een gevoelig proces. Het eigenstandige zuiveringschap werd ontdaan van het eigen bestuur en kwam onder het gezag van twee waterschappen, waaraan het in termen van kennis en kunde, technologie en innovatie en van bedrijfsmatig werken en uitvoeringskracht superieur was. De beide waterschappen beschikten zeker bij aanvang niet over voldoende kennis en kunde om het zuiveringsbeheer daadwerkelijk aan te kunnen sturen. Bovendien was men er over en weer beducht voor om een goed lopende uitvoeringsorganisatie te frustreren door een te grote beïnvloeding vanuit de meer politiek-bestuurlijke en ambtelijke cultuur van de waterschappen. Gevolg is geweest dat zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau binnen WBL de idee postvatte [gechargeerd] “hoe minder jullie [de waterschappen] je met ons [WBL] bemoeien, des te beter het gaat”. Dit idee is in de vorm van allerlei narratieven tot op zekere hoogte deel gaan uitmaken van de organisatie- en bestuurscultuur en roept in ieder geval bij een deel van de bestuurders en ambtenaren van de waterschappen frustratie op omdat men het gevoel heeft niet serieus genomen te worden en onvoldoende te worden geïnformeerd. En tegelijkertijd bij een deel van de bestuurders en ambtenaren van WBL dat de eigen, meer op innovatie en bedrijfsmatig werken gerichte organisatie voortdurend beschermd moet worden tegen een te grote bemoeienis [bemoeizucht] vanuit de waterschappen. Een rigide inrichting van de communicatie In het licht van bovenstaande werden bij de vorming van WBL nogal strikte afspraken gemaakt over de communicatie tussen waterschappen en WBL. Deze kwamen er op neer dat in beginsel alle zaken van belang in het directieoverleg aan de orde moesten worden gesteld. Gestructureerd ambtelijk overleg buiten het directieoverleg om was in feite ‘not done’, al wordt daar de laatste jaren soepeler mee omgegaan. Voor bestuurders van de waterschappen gold en geldt nog steeds min of meer als uitgangspunt dat zij [gechargeerd] hun informatie in feite alleen via hun vertegenwoordigers in het bestuur van WBL en langs formele weg via begrotingen en jaarrekeningen kunnen krijgen.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 7/16
Deze inrichting van de communicatie beoogde WBL te beschermen tegen disfunctionele bemoeienis vanuit de waterschappen, maar keerzijde ervan was een zo grote afstand dat in ieder geval over en weer bij een deel van de bestuurders en ambtenaren onbekend onbemind maakte en maakt en eerder genoemde frustraties werden en worden gevoed, mede omdat er over en weer onvoldoende begrip is van elkaars zienswijzen, behoeften en belangen. Monisme tot de derde macht Het bestuur van een waterschap wordt gekenmerkt door monisme: AB en DB zijn met elkaar verweven (‘monisme tot de eerste macht’). In combinatie met een op consensus gerichte bestuurscultuur – er vindt zelden een stemming plaats – leidt dit niet altijd tot de hoogste mate van transparantie in de besluitvorming. Het bestuur van WBL functioneert op soortgelijke wijze, ook hier zijn DB en AB verweven (‘monisme tot de tweede macht’). Omdat dit bestuur, het AB en DB van WBL, is samengesteld uit leden van de DB’s en AB’s van beide moederwaterschappen, is sprake van nog een dergelijke verwevenheid (‘monisme tot de derde macht’). De hoogste bestuursorganen, de AB’s van WRO resp. WPM, die uiteindelijk het beleid ten aanzien van het zuiveringsbeheer vaststellen en controleren of dit goed wordt uitgevoerd door WBL, controleren daarmee deels zichzelf. ‘Pettenproblemen’ resulteren zo op bestuurlijk niveau in soms onheldere en onzakelijke verhoudingen en besluiten. Eens te meer als, in het licht van de twee voorgaande hindernissen, een deel van de leden van de AB’s van WRO en WPM ook nog eens beschikt over onvoldoende informatie. Overigens houdt het bovenstaande geen pleidooi in voor een andere inrichting van waterschapsbesturen, geconstateerd wordt slechts dat in deze specifieke situatie een soort van stapeling plaatsvindt van factoren die kunnen leiden tot minder transparante besluitvorming.
Deze drie hindernissen belasten het debat over de inbedding van het zuiveringsbeheer, omdat preferenties voor de ene of de andere optie blijkens de interviews soms meer lijken voort te vloeien uit negatieve ervaringen met deze hindernissen (of overleveringen daarvan) en daarmee samenhangende emoties, dan dat deze werkelijk stoelen op een meer geobjectiveerde oordeelsvorming over de kenmerken, voor- en nadelen van de opties. Het debat over de inbedding van het zuiveringsbeheer lijkt ertoe te neigen teveel alleen te gaan over een keuze voor een (organisatie)structuur, waarbij de impliciete aanname is dat daarmee in het perspectief van geïnterviewden zo ongeveer alle problemen opgelost zullen raken. Echter: een nieuwe (organisatie)structuur sec zal de drie genoemde hindernissen niet zomaar laten verdwijnen, omdat ze zijn ingeslepen in de organisatie- en bestuurscultuur. Zo is bijvoorbeeld goed voorstelbaar dat genoemde hindernissen, indien onvoldoende geadresseerd, ook na eventuele omvorming van WBL tot intern verzelfstandigde directie effect blijven hebben, zoals dit evenzeer voorstelbaar is na eventuele omvorming van WBL tot een overheidsBV of-NV. Welke optie uiteindelijk ook wordt gekozen, er zal in alle gevallen bewust aandacht van bestuur en management moeten zijn voor het uit de weg te ruimen van deze hindernissen, anders zullen deze de aansturing en organisatie van het zuiveringsbeheer in de praktijk blijven belasten.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 8/16
3. De afvalwaterketen in Limburg in nationaal en internationaal perspectief
3.1 Nationaal perspectief Koploper bij innovatie en bedrijfsmatig werken Landelijk bezien is de huidige organisatie van het zuiveringsbeheer in Limburg uniek. Nergens anders is de uitvoering van het zuiveringsbeheer op afstand geplaatst in de vorm van een gemeenschappelijke regeling als openbaar lichaam. Zoals in paragraaf 2.4 toegelicht, zijn vrijwel overal elders de zuiveringschappen opgedeeld en zijn de zuiveringstaken ondergebracht bij all-in waterschappen.5 Niet echter in Limburg, waar het zuiveringschap in 2004 onder invloed van het op integraal waterbeheer gerichte rijksbeleid werd getransformeerd naar een uitvoeringsorganisatie onder gemeenschappelijke aansturing van de beide Limburgse waterschappen: het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL). Voor deze constructie werd onder meer gekozen om voor de uitvoering van het zuiveringsbeheer innovatiekracht en een (meer) bedrijfsmatig bedrijfsvoeringregime te behouden. Deze doelen zijn in deze constructie ook daadwerkelijk gerealiseerd. WBL behoort in nationaal perspectief tot de koplopers, zowel op het gebied van innovatie (o.a. Nereda, TDH, Verdygo, WAUTER en CRK met aansluitmogelijkheden voor gemeenten) als van bedrijfsmatig werken/doelmatigheid. Het is aannemelijk dat de positionering van de uitvoering van het zuiveringsbeheer op afstand ertoe heeft bijgedragen dat WBL op deze gebieden tot de koplopers behoort. De Limburgse constructie vormt daarmee echter nog niet het bewijs voor de stelling dat innovatiekracht en doelmatigheid niet op andere wijze op eenzelfde niveau te brengen zouden zijn. Er zijn bijvoorbeeld all-in waterschappen die vergelijkbaar hoog scoren op innovatie, al moet daarbij worden aangetekend dat voor de waterschappen die het betreft, de waterschappen Vallei en Veluwe en De Dommel, het zuiveringsbeheer verreweg hun omvangrijkste taak is. Er zijn ook all-in waterschappen die vergelijkbaar hoog scoren op doelmatigheid. Niettemin wordt landelijk door velen in het werkveld de Limburgse constructie als succesvol gezien, een succes dat nog overtuigender over het voetlicht zou komen als WBL ook koploper zou zijn op het gebied van het zuiveringsrendement en dus van de effluentkwaliteit. Hier scoort WBL landelijk bezien gemiddeld en vragen critici van de Limburgse constructie zich af of de hoge score op doelmatigheid niet deels ook gerealiseerd wordt door inboeten op de kwaliteit van het effluent. Koploper bij samenwerking in de afvalwaterketen De Visitatiecommissie Waterketen beoordeelde de Limburgse samenwerkingsregio’s voor de (afval)waterketen als koplopers bij de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord Water en de realisatie van de daarin opgenomen besparingsdoelstellingen. Daarbij was duidelijk dat de waterschappen met WBL relatief veruit de grootste bijdrage leveren aan het realiseren van de besparingsdoelen. Maar ook bij de ontwikkeling van meer structurele samenwerkingvormen tussen waterschappen en gemeenten (dan de vijf Limburgse samenwerkingsregio’s als netwerkorganisaties) is Limburg koploper.
5
Waternet, de gemeenschappelijke uitvoeringsorganisatie van de gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (een stichting), is de enige andere uitzondering. Deze is echter omdat Waternet alle uitvoerende taken in de waterketen omvat (winning, zuivering en distributie van drinkwater, riolering en transport en zuivering van stedelijk afvalwater) en bovendien alle andere uitvoerende taken van het waterschap (watersysteembeheer) niet vergelijkbaar.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 9/16
Er zijn op Waternet en de samenwerking tussen waterschap Zuiderzeeland en gemeente Zeewolde na, weinig voorbeelden van succesvolle structurele samenwerkingsvormen tussen waterschappen en gemeenten in de afvalwaterketen. Veel pogingen zijn uiteindelijk mislukt, zoals Aquario (Friesland), waterschap en gemeenten in de Lopikerwaard en recent de pilot Súdwest Fryslân (wetterskip Fryslân en gemeente Súdwest Fryslân). Limburg kent echter al een achttal succesvolle lichte gemeenschappelijke regelingen van waterschappen en gemeenten, waarbij taken op het gebied van het rioolbeheer (beheer en onderhoud van pompen en gemalen en bergbezinkbassins) in de samenwerking tussen waterschap en gemeente worden uitgevoerd door WBL als uitvoeringsorganisatie. Succesvol, omdat de kwaliteit verbeterd is en de organisatorische kwetsbaarheid verminderd bij structureel gelijkblijvende kosten met een dalende tendens op termijn. Daarbij moet wel worden aangetekend dat een verdere groei van het aantal van deze afzonderlijke lichte regelingen niet wenselijk wordt geacht en thans voor doorontwikkeling in de richting van een meer structurele samenwerkingsorganisatie wordt gedacht, met het oog op onder meer de samenhang. Ook hier het aannemelijk dat de positionering van de uitvoering van het zuiveringsbeheer op afstand ertoe heeft bijgedragen dat deze acht lichte gemeenschappelijke regelingen met WBL als uitvoeringsorganisatie tot stand kwamen. Een uitvoeringsorganisatie als WBL is een minder bedreigende speler voor gemeenten dan een waterschap. Het waterschap is immers een regionaal bestuursorgaan dat vanuit het waterbeleid ook toezichthoudende en handhavende taken naar gemeenten heeft. WBL is als uitvoeringsorganisatie beleidsarm en heeft dergelijke bevoegdheden en taken niet. Vruchtbare samenwerking met WML WBL en WML hebben veel inhoudelijke raakvlakken. Die zijn er enerzijds omdat WML en WBL deel uitmaken van de watercyclus (oppervlakte- en/of grondwater wordt drinkwater, wordt dan afvalwater en komt als gezuiverd effluent weer terug in oppervlakte- en grondwater). Die zijn er echter op oprationeel niveau vooral ook vanwege de gelijksoortigheid van werkprocessen, zoals beheer en onderhoud in het algemeen, en specifiek bijvoorbeeld ontwikkeling en onderhoud van elektromechanische installaties. Maar ook wordt op het gebied van bedrijfsvoeringprocessen door samenwerking winst geboekt. Zo’n intensieve samenwerking op operationeel niveau als tussen WBL en WML bestaat verder alleen in Noord-Holland, tussen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en waterbedrijf PWN. Het is aannemelijk dat de positionering van de uitvoering van het zuiveringsbeheer op afstand in de GR WBL heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de samenwerking tussen WBL en WML. Het waterschap als vergunningverlener en handhaver en het drinkwaterbedrijf kunnen bijvoorbeeld soms strijdige belangen hebben die de relatie onder druk zetten. Een dergelijke belangentegenstelling kan zich niet voordoen tussen WBL als uitvoeringsorganisatie van de waterschappen en WML.
3.2 Internationaal perspectief Nederlandse bestel uniek In Nederland is de inzameling van stedelijk afvalwater (riolering) de verantwoordelijkheid van gemeenten en het transport naar zuiveringen en het zuiveren van het afvalwater de verantwoordelijkheid van waterschappen. De Nederlandse waterschappen als eigenstandig democratisch gelegitimeerde bestuursorganen (functionele democratieën) zijn in internationaal perspectief uniek. Elders ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het waterbeheer bij gebiedslichamen: gemeenten, gewesten of landsdelen.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 10/16
OECD: issues of scope and scale De afvalwaterketen als fysiek samenhangend systeem van riolering, transportleidingen en zuiveringen wordt in ons land deels bestuurd door gemeenten en deels door waterschappen. Deze splitsing kan gemakkelijk leiden tot een minder doelmatig beheer als door gemeenten en waterschappen onvoldoende wordt samengewerkt. De OECD spreekt met het oog hierop in een recent onderzoek naar het Nederlandse waterbeheer met betrekking tot de afvalwaterketen van een ‘issue of scope’.6 Waar de Nederlandse waterschappen door voortgaande schaalvergroting (nu 23 en 21 in 2017) een schaal hebben bereikt waarbij aanzienlijke schaalvoordelen bij het transport en de zuivering van afvalwater gerealiseerd kunnen worden, is dit in verband met het grote aantal gemeenten (thans 393) bij het rioleringsbeheer minder het geval. Kleinere en middelgrote gemeenten hebben vaak moeite om voldoende capaciteit en expertise in huis te houden. De OECD spreekt in genoemde studie met betrekking tot de afvalwaterketen in Nederland in dit verband van een ‘issue of scale’. Organisatie in omringende landen Er is in de omringende landen sprake van een grote variëteit in organisatievormen voor het zuiveringsbeheer of breder bezien: voor de (afval)waterketen. Volledige liberalisering van watervoorziening en van inzameling, transport en zuivering van stedelijk afvalwater vond plaats in Engeland en Wales, waar deze taken worden uitgevoerd door een tiental ondernemingen. Ook in Frankrijk waar gemeenten verantwoordelijk zijn voor de watervoorziening en de afvalwaterketen spelen private ondernemingen een grote rol (met name Veolia en Suez). Gemeenten of gemeentelijke samenwerkingsverbanden besteden in Frankrijk in ongeveer 50% van de gevallen beheer en exploitatie via langjarige contracten uit aan private ondernemingen. In ons land is de exploitatie door de private onderneming Delfluent van twee zuiveringen van het hoogheemraadschap van Delfland de enige toepassing van dit model. In buurland Duitsland is watervoorziening en inzameling, transport en zuivering van stedelijk afvalwater een kerntaak van gemeenten. Gemeenten kunnen deze taak geheel in eigen beheer uitvoeren (Regiebetrieb, Eigenbetrieb), maar de uitvoering daarvan ook door middel van een Betreibervertrag uitbesteden aan een private onderneming. Dat laatste gebeurt in circa 12% van de gevallen (aantal neemt langzaam toe). Met het oog op schaalvoordelen bundelen gemeenten hun watertaken vaak in Abwasserverbände (afvalwater) of Wasserverbände (afvalwatertaken in combinatie met drinkwatervoorziening en eventueel ook andere waterbeheertaken). Deze ‘Verbände’ zijn publieke samenwerkingsorganisaties van een aantal samenwerkende gemeenten, vergelijkbaar met een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen in ons land. Zij staan onder bestuur van vertegenwoordigende wethouders van de deelnemende gemeenten. Desondanks telt Duitsland nog circa 6500 organisaties die zuiveren en is sprake van een hoge mate van fragmentatie. In buurland België/Vlaanderen is de inzameling van stedelijk afvalwater net als in ons land een taak van gemeenten. Het transport en de zuivering van afvalwater is de verantwoordelijkheid van het Vlaamse Gewest, dat voor die taak de overheidsNV Aquafin heeft opgericht. Aquafin NV verleent daarnaast ook diensten aan gemeenten op het gebied van aanleg en beheer van riolering. Aquafin NV heeft een dochterbedrijf opgericht, Aquaplus NV, waarmee het haar kennis en kunde commercialiseert in eigen land (onder andere dienstverlening aan de industrie) en internationaal. Terugwinning van energie en grondstoffen uit stedelijk afvalwater Nederland loopt in Europa voorop op het gebied van de terugwinning van energie en (onderzoek naar terugwinning van) grondstoffen, zoals blijkt uit een door ARREAU (een Europees samenwerkingsverband op dit gebied met grote Nederlandse inbreng) uitgebrachte, recente inventarisatie.7
6 7
Water Governance in the Netherlands. Fit for the future? OECD, 2014. Zie http://www.eip-water.eu/ARREAU .
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 11/16
4. De opties nader verkend
In dit hoofdstuk worden de drie in paragraaf 2.3 genoemde opties nader omschreven en wordt vervolgens een inschatting gegeven van het effect op de mogelijkheden voor het realiseren van ambities zoals door geïnterviewden naar voren gebracht. Hierbij wordt niet specifiek ingegaan op de governance aspecten van de diverse opties. Deze aspecten worden onderzocht in het onderzoek van Berenschot . Optie OverheidsBV of –NV In deze optie wordt WBL omgevormd tot een BV of –NV. De aandelen van de vennootschap zijn volledig in handen van het waterschap. Er is derhalve geen sprake van liberalisering; de uitvoering van het zuiveringsbeheer wordt door de overheid georganiseerd in een privaatrechtelijke organisatievorm. De Aandeelhoudersvergadering (AVA) zou kunnen bestaan uit het AB van het waterschap. De AVA stelt een Raad van Commissarissen in (RvC) die volledig zou kunnen bestaan uit bestuurders van het waterschap, uit een mix van bestuurders van het waterschap en op basis van expertise aangestelde externen, of volledig uit externen. De medewerkers verliezen hun ambtelijke status. Voor een dergelijke vorm wordt veelal gekozen als het om beleidsarme uitvoeringstaken gaat die geen dagelijkse politiek-bestuurlijke aansturing vragen en die zo doelmatig mogelijk moeten worden uitgevoerd. In Vlaanderen is met Aquafin NV voor een dergelijke oplossing gekozen. Zolang de vennootschap (nagenoeg) uitsluitend taken verricht ten behoeve van het waterschap, zijn er geen nadelige fiscale effecten (geen Vpb-plicht en vrijstelling van BTW-plicht). Optie Intern verzelfstandigde directie In deze optie wordt WBL omgevormd tot een intern verzelfstandigde directie van het waterschap. Deze directie heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid en valt volledig onder de verantwoordelijkheid van het waterschapsbestuur (AB en DB), maar kent een eigen bedrijfsvoeringregime en een eigenstandige begroting en jaarrekening. Medewerkers behouden de ambtelijke status. Voor een dergelijke vorm wordt veelal gekozen als het om uitvoeringstaken gaat die zo doelmatig mogelijk moeten worden uitgevoerd, maar waarop zo nodig direct door het bestuur kan worden (bij)gestuurd. Deze organisatievorm is vergelijkbaar met een agentschap bij de rijksoverheid. In Duitsland is het Eigenbetrieb voor watertaken van een gemeente een vergelijkbare vorm. Optie Volledig geïntegreerd In deze optie wordt WBL volledig geïntegreerd in de waterschapsorganisatie. Dat wil zeggen dat het bedrijfsvoeringregime voor het zuiveringsbeheer gelijk wordt aan dat van het waterschap en dat voor de transport- en zuiveringsactiviteiten geen eigenstandige begroting en jaarrekening worden gevoerd. Voor een dergelijke vorm wordt veelal gekozen wanneer het gaat om de uitvoering van publieke taken die om nauwe politiek-bestuurlijke betrokkenheid en aansturing vragen. Deze organisatievorm voor het zuiveringsbeheer is gebruikelijk in ons land. Naast WBL is Waternet (samenwerkingsorganisatie van de gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht) de enige uitzondering hierop.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 12/16
In onderstaande tabel wordt relatief ten opzichte van de huidige organisatievorm (GR-WBL) het effect van een keuze voor een optie kwalitatief geschat op de door geïnterviewden naar voren gebrachte inhoudelijke ambities met betrekking tot het zuiveringsbeheer. Deze schattingen worden daarna toegelicht.
Met nadruk wordt opgemerkt: 1.
2.
3.
dat de schattingen in de tabel zeker voor discussie vatbaar zijn; deze eerste scores zijn gebaseerd op generieke bestuurlijke en organisatorische inzichten en moeten worden beschouwd als aanzet tot debat. dat, naast de hier door geïnterviewden naar voren gebrachte ambities, onder meer ook de criteria voor good governance als geïdentificeerd en onderzocht in het parallelle onderzoek van Berenschot bij de uiteindelijke keuzebepaling voor een optie meegewogen moeten worden; met andere woorden: onderstaande tabel reikt slechts een deel van de voor besluitvorming benodigde informatie aan. dat het bij dergelijke tabellen niet slechts gaat om het ‘tellen van plusjes, nulletjes en minnetjes’ omdat er verschillende gewichten aan kunnen worden toegekend en omdat soms ook maatregelen genomen kunnen worden om ‘van een nul of een min een plus te maken’.
Tabel 1. Inschatting effect opties op ambities als aanzet tot debat.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 13/16
Toelichting op de in de tabel als aanzet tot debat ingevulde scores Koppeling met watersysteembeheer - Het is aannemelijk dat het effect op de koppeling tussen het zuiveringsbeheer en het watersysteembeheer positiever is naarmate in bestuur en organisatie de afstand tussen deze taakvelden kleiner wordt. De visie van het ‘integraal waterbeheer’ lag ten grondslag aan het rijksbeleid dat indertijd leidde tot de integratie van de zuiveringschappen in all-in waterschappen. - Landelijk wordt binnen een aantal waterschappen de discussie gevoerd of een goede waterkwaliteit feitelijk daadwerkelijk noodzaakt tot positionering van het zuiveringsbeheer als integraal onderdeel van de waterschapsorganisatie en of sturing op waterkwaliteitsdoelen ook adequaat kan door een zuiveringsbedrijf op grotere afstand van het bestuur te binden aan goed gekozen randvoorwaarden met betrekking tot effluentkwaliteit. Innovatiekracht - De belangrijkste driver voor innovatie in het zuiveringsbeheer (landelijk) is het realiseren van winst op kwaliteit en doelmatigheid van de processen voor zuivering en slibverwerking, waarbij het onder meer gaat om het terugbrengen van energie- en chemicaliënverbruik, reductie van slibvolumes, terugwinning van energie en doelmatige methoden en technieken voor beheer en exploitatie. Het is aannemelijk dat naarmate de focus in de uitvoering sterker komt te liggen op bedrijfsmatig werken en het vergroten van de doematigheid, innovaties die primair hierdoor worden aangedreven sneller zullen worden ontwikkeld en geïmplementeerd. - Tegelijkertijd is het de vraag in hoeverre er ruimte blijft voor innovaties die meer visiegedreven zijn, bijvoorbeeld vanuit een duurzaamheidvisie, en die geen of weinig economisch rendement opleveren als het zuiveringsbeheer verder wordt verzelfstandigd en er steeds meer nadruk wordt gelegd op het bedrijfsresultaat van het zuiveringsbedrijf. Bedrijfsmatig werken - Het doel van interne en externe verzelfstandiging van uitvoeringstaken door een overheid is expliciet om deze te kunnen laten uitvoeren onder een meer bedrijfsmatig regime. Dit is bijvoorbeeld ook de ratio achter de organisatievorm Eigenbetrieb voor watertaken in Duitsland en van Aquafin NV in Vlaanderen. Het is aannemelijk dat de doelmatigheid van de taakuitvoering gebaat is bij een meer op bedrijfsmatig werken gericht bedrijfsvoeringregime. Samenwerking met gemeenten - Het is aannemelijk dat de samenwerking in de afvalwaterketen gebaat is bij een positionering van het zuiveringsbeheer op enige afstand van het waterschap, omdat de watersysteem- en waterveiligheidstaken (o.a. toezicht en handhaving) van een waterschap met enige regelmaat (kunnen) leiden tot belangentegenstellingen met gemeenten. Naarmate het zuiveringsbeheer door gemeenten sterker wordt geïdentificeerd met het waterschap als een krachtig bestuursorgaan ‘waar je ook last van kan hebben’, zou het lastiger kunnen worden om tot verdere samenwerking in de afvalwaterketen te komen. Voor gemeenten is een beleidsarme uitvoeringsorganisatie zonder toezichts- en handhavingstaken een gemakkelijker samenwerkingspartner in de afvalwaterketen.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 14/16
Samenwerking met WML - Voor de samenwerking met WML geldt iets soortgelijks als voor de samenwerking met gemeenten. Het waterschap kan als vergunningverlener en handhaver soms tegenstrijdige belangen hebben met het drinkwaterbedrijf. Het is aannemelijk dat dergelijke belangentegenstellingen de relatie met het zuiveringsbedrijf niet of minder belasten, zolang dit uitvoerend van karakter is en op enige afstand van het waterschapsbestuur staat. Het is eveneens aannemelijk dat er in de bedrijfsvoering gemakkelijker tot samenwerking gekomen wordt naarmate de organisatievorm van de uitvoering van het zuiveringsbeheer meer overeenkomt met dat van WML. Samenwerking met marktpartijen - Bij deze inhoudelijke ambitie is het raakvlak met het onderzoek naar de governance aspecten van Berenschot zodanig groot, dat inschatting van het effect van een keuze voor een organisatorische optie in samenhang met de uitkomsten van dat onderzoek moeten worden gemaakt. Hierbij gaat het onder meer om afwegingen die ook bij de oprichting van Verdygo B.V. zijn gemaakt.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 15/16
5. Advies
1.
Voer een open debat over de doelen van het zuiveringsbeheer, over wat het waterschap met het zuiveringsbeheer wil bereiken en wat dat mag kosten.
2.
Voer een open debat over in hoeverre de drie gesignaleerde hindernissen momenteel de oordeelsvorming over de opties voor de inbedding van het zuiveringsbeheer beïnvloeden.
3.
Ga na in hoeverre de onderscheiden opties voor de inbedding van het zuiveringsbeheer aansluiten bij de ambities die binnen de besturen leven. Een op basis van gezamenlijke oordeelsvorming nader in te vullen tabel 1 zou daarbij van dienst kunnen zijn, in samenhang met de uitkomsten van de verkenning van Berenschot naar de (corporate) governance.
Opties inbedding uitvoering zuiveringsbeheer | 20 januari 2016 | Pagina 16/16
Bijlagen
Geïnterviewden Drs. R.H.T. (Ruben) van Beuskom
lid AB van WRO ns. Water Natuurlijk en tevens lid AB van WBL Ing. M.A.T.M. (Michel) Bouts lid AB en DB van WRO ns. geborgd bedrijven en tevens lid AB en DB van WBL Ir. M.A.M. (Marc) Breugelmans lid AB van WRO ns. Waterbelang Midden-Limburg. Mw. R. (Ria) Doedel directeur WML Dhr. G.H.M. (Ger) Driessen lid AB en DB van WPM ns. Waterbelang Horst-HeldenBeesel, wnd. voorzitter WPM en tevens lid AB en DB van WBL Dhr. R.E.W.M. (Rein) Dupont lid AB en DB van WPM ns. Waterbelang Venray en Maasduinen Mr. W.J.M. (Wim) Evers secretaris-directeur, WPM Prof. dr. A.J.A. (Bert) Felling lid AB van WPM ns. Waterbelang Venray en Maasduinen Ing. H.G.H. (Huub) van Heur lid AB van WPM ns. geborgd bedrijven en tevens lid AB van WBL Ing. M.B.D. (Maicle) Huver lid AB van WRO ns. de VVD Dhr. A.A.A. (Arnold) Jansen lid AB van WPM ns. geborgd natuur Drs. J.M. (Jim) Janssen lid AB van WRO ns. Waterbelang Maastricht Dhr. J.C. (Sjef) Jonker lid AB van WRO ns. Waterbelang Parkstad en tevens lid AB van WBL Mw. mr. M.H.M.G. (Marlies) Leenders adjunct-directeur, WRO Dhr. F.L.E. (Frans) Maesen lid AB van WPM ns. de VVD en tevens lid AB van WBL Ing. E.H.W.J.E. (Edwin) Michiels lid AB van WPM ns. geborgd ongebouwd Ir. W.F. (Wouter) Müller hoofd afdeling Beleid, Onderzoek en Advies, WRO Mw. ir. A.M.C. (Margon) Nusteling lid AB en DB van WRO ns. Waterbelang Heuvelland en tevens lid AB en DB van WBL Ing. E.M. (Guus) Pelzer MMO directeur WBL Dhr. G.P. (Sjraar) Roelofs lid AB van WPM ns. Water Natuurlijk Dhr. P.J.C.W. (Paul) Stelder lid AB van WPM ns. Waterbelang Venlo en tevens lid AB van WBL Drs. R.L.M. (Remy) Sleijpen MBA lid AB en DB van WRO ns. Waterbelang Parkstad Ing. M.P.J. (Maarten) Stoffels MBA lid AB van WPM ns. geborgd bedrijven Mw. mr. F.P.J. (Frédérique) Verheij-Péters lid AB van WRO ns. geborgd natuur Mr. G.J.H.M. (Ger) Wagemans lid AB van WRO ns. geborgd bedrijven en tevens lid AB van WBL
Bijlage 1
Gespreksleidraad interviews Verkenning opties inbedding zuiveringsbeheer in Limburg Via gesprekken (interviews) met de direct betrokken bestuurders en directeuren wordt in kaart gebracht welke opvattingen, visies en ambities momenteel op bestuurlijk niveau leven met betrekking tot de inbedding en organisatie van de uitvoering van het zuiveringsbeheer. Daarbij worden perspectieven op kortere, middellange en langere termijn (stip op de horizon) onderscheiden. Gelet op de aard van het onderwerp wordt gekozen voor semigestructureerde interviews/gesprekken. Onderstaande hoofdvraag en subvragen vormen een gespreksleidraad, maar er is uiteraard in elk gesprek ruimte voor eigen dynamiek. De hoofdvraag is: - Welke opvattingen, visies en ambities heeft u met betrekking tot de toekomstige inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer op kortere, middellange en langere termijn? Subvragen zijn: - Welke doelen streeft u na met het zuiveringsbeheer, wat vindt u daarbij belangrijk? - Welke lopende ontwikkelingen of naar uw inzicht mogelijke of waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen8 zijn volgens u van belang voor het vraagstuk van de inbedding en organisatie van het zuiveringsbeheer? - Welke mate van bestuurlijke zeggenschap is naar uw mening gewenst/noodzakelijk voor de uitvoering van het zuiveringsbeheer? - Hoe kijkt u aan tegen de relatie tussen zuivering van stedelijk afvalwater (zorgplicht waterschap) en inzameling van stedelijk afvalwater (zorgplicht gemeenten)? - Hoe kijkt u aan tegen de huidige samenwerking waterschap-gemeenten in de afvalwaterketen en de wenselijke ontwikkeling daarvan op kortere, middellange en langere termijn? - Hoe kijkt u aan tegen de relatie tussen inzameling en zuivering van stedelijk afvalwater (de afvalwaterketen) en de winning, productie en distributie van drinkwater als derde onderdeel van de waterketen? - Hoe kijkt u aan tegen de huidige samenwerking in de breedte van de waterketen met WML en de wenselijke ontwikkeling daarvan op kortere, middellange en langere termijn? - Wat zijn volgens u essentiële randvoorwaarden voor inbedding en organisatie van de uitvoering van het zuiveringsbeheer? - Hoe ziet de constellatie in de (afval)waterketen er uit in een mooie droom? - Hoe ziet de constellatie in de (afval)waterketen er uit in een slechte droom? - Wat hebt u in het gesprek gemist en wilt u graag ook te berde brengen? 8
Politiek, economisch, sociaal-maatschappelijk, technologisch, demografisch, in beleid (EU, nationaal) op het gebied van duurzaamheid en klimaat, in wet- en regelgeving, etc.
Bijlage 2 | blad 1
Verslaglegging en vertrouwelijkheid - Alle interviews worden afgenomen door Gerhard Schwarz van Twynstra Gudde. - De interviewgesprekken zijn vertrouwelijk. Van elk interview wordt een beknopt conceptverslag gemaakt, dat ter aanvulling/correctie en goedkeuring aan geïnterviewde(n) wordt voorgelegd, alvorens definitief te worden gemaakt. De verslagen van de interviewgesprekken zijn uitsluitend ter inzage voor de geïnterviewde(n) zelf en de interviewer. - De interviewverslagen worden uitsluitend benut voor het opstellen van een (concept)rapportage ten behoeve van eerdergenoemd traject onder regie van de Voorbereidingsgroep richting bestuurlijke besluitvorming. Formuleringen in deze (concept)rapportage zullen niet herleidbaar zijn op personen.
Bijlage 2 | blad 2