Opstellen van een vragenlijst voor de bevraging van sociale huurders inzake leefbaarheid in het kader van het nieuwe kaderbesluit sociale huur Handboek bij de vragenlijst Marie Le Roy, Brecht Vandekerckhove, SumResearch Yo Gazia, Els Plevoets, HIVA - KULeuven
Verantwoordelijke uitgever: Deze paper kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze tekst komt de mening van de auteur naar voor en niet die van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de meegedeelde gegevens.
Pag. I
INHOUD 1
Situering
1
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
De vragenlijst Uitgangs- en aandachtspunten voor de vragenlijst Doelgroep van het onderzoek Bevragingsmethode Structuur en opbouw van de vragenlijst Finalisering van de vragenlijst
2 2 3 3 4 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Organisatie van het veldwerk Voorbereiding van het veldwerk Steekproeftrekking Contactname Het interview zelf Non-respons
9 9 9 13 14 15
4
Invoer van de gegevens
16
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.4.8 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3
Verwerking van de resultaten Codering van open vragen Aanmaak van tabellen Frequentietabellen Kruistabellen Analyse van respons en non-respons Instructies voor de verwerking en rapportering van de resultaten Algemene instructies en opmerkingen Kwaliteit van de woning (vraag 13 tot 18) Kwaliteit van de woonomgeving (vraag 19 tot 30) Veiligheid (vraag 31 tot 33) Kwaliteit van de sociale relaties (vraag 34 tot 40) Mate van buurtbinding (vraag 41) Tevredenheid met de dienstverlening (vraag 42) Algemene leefbaarheid van de wijk (vraag 4 tot vraag 12 & vraag 43) Voorstelling van de resultaten a.h.v. indexen Samenstelling van de leefbaarheidsindexen Berekening van de leefbaarheidsindexen Interpretatie van de resultaten
17 17 18 19 23 30 30 30 31 33 34 35 35 35 36 37 37 42 49
BIJLAGE 1: De vragenlijst BIJLAGE 2: Non-respons formulier BIJLAGE 3: Antwoordkaarten BIJLAGE 4: Technische handleiding bij het gebruik van het excel-document
50 69 70 74
Pag. II
1
Situering
Deze vragenlijst voor leefbaarheidsmeting bij sociale huurders situeert zich binnen het nieuw kaderbesluit sociale huur. Dit geeft de gemeenten (of het intergemeentelijk samenwerkingsverband) de mogelijkheid om in overleg met de verhuurders en alle relevante lokale huisvestings- en welzijnsactoren, een eigen toewijzingsreglement op te stellen om tegemoet te kunnen komen aan problemen van leefbaarheid. Een leefbaarheidsplan moet worden opgemaakt waar in de probleemanalyse onder andere wordt aangetoond dat de leefbaarheid ernstig bedreigd of verstoord is. De consultatie van de zittende huurders bij de opmaak van het leefbaarheidsplan is in het kaderbesluit opgenomen als formele voorwaarde. Eén van de mogelijkheden om de huurders te consulteren is door middel van een bevraging. Om de gemeenten hierin te ondersteunen, werd voorliggend instrument door het Steunpunt Ruimte en Wonen ontwikkeld in opdracht van het departement RWO. Het kan door alle gemeenten die dat wensen worden geïmplementeerd. Deze standaard – vragenlijst met bijhorende handleiding, moet het de gemeenten mogelijk maken een eigen bewonersbevraging te organiseren met een maximale begeleiding en ondersteuning. Het Steunpunt Ruimte bevragingsinstrument.
en
Wonen
heeft
ingestaan
voor
de
ontwikkeling
van
het
In dit handboek vindt u deze vragenlijst en alle informatie en richtlijnen die nuttig zijn om de bewonersbevraging in het kader van de leefbaarheid tot een goed einde te brengen. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de vragenlijst (deze bevindt zich in bijlage 1), de wijze waarop deze tot stand is gekomen, hoe ze is opgebouwd, de doelgroep van de enquête, de bevragingsmethode, etc. Het tweede hoofdstuk behandelt het veldwerk voor de afname van de vragenlijst, meer bepaald de voorbereiding, de steekproeftrekking, de contactname met de bewoners, het interview en hoe om te gaan met personen die niet wensen deelnemen. Vervolgens wordt ingegaan op de invoer van de verzamelde gegevens, waarvoor een speciaal excel-document werd opgemaakt. De meer technische instructies daarbij bevinden zich in bijlage 4. Na het verzamelen en invoeren van de gegevens kan van start gegaan worden met het onderzoek van de leefbaarheid van de wijk, door de verwerking van de gegevens. Er wordt ingegaan op het maken van tabellen, en hoe alle gegevens voor te stellen en te rapporteren. Dit handboek stelt u in staat het hele proces van het onderzoek van de leefbaarheid in functie van het leefbaarheidsplan volledig en correct te doorlopen. Voor bijkomende informatie kan u steeds terecht bij xxxx (nog invullen). Veel succes!
Pag. 1
2
De vragenlijst
De voorliggende standaard-vragenlijst kan door alle gemeenten in Vlaanderen worden gebruikt om sociale huurders te bevragen in het kader van het leefbaarheidsplan dat moet worden opgemaakt indien men een eigen toewijzingsreglement wenst op te stellen. Deze vragenlijst kan probleemloos worden aangewend voor de bevraging. Er dienen geen grote inspanningen te worden geleverd vooraleer te kunnen starten met de eigenlijke voorbereiding en uitvoering van de bevraging. Deze vragenlijst behandelt de verschillende aspecten van leefbaarheid van de wijk. Het is dus de bedoeling dat de vragenlijst in zijn geheel zal worden geïmplementeerd, wat tot de meest volledige resultaten zal leiden. Voorafgaand aan de opmaak van de vragenlijst zelf, werd een kort literatuuronderzoek uitgevoerd en werden diverse bestaande en reeds toegepaste instrumenten voor de bevraging van leefbaarheid onder de loupe genomen. Op basis van deze studie werden een aantal uitgangspunten voor de vragenlijst geformuleerd. Het zijn enkele keuzes die werden gemaakt in functie van het specifieke doel van deze leefbaarheidsbevraging bij sociale huurders. Hieronder wordt kort ingegaan op deze uitgangspunten, nadien komen ondermeer de doelgroep en de bevragingsmethode aan bod. Vervolgens wordt de vragenlijst besproken, en worden mogelijke opties, aanvullingen of opmerkingen geformuleerd. De vragenlijst zelf is opgenomen in bijlage 1.
2.1
Uitgangs- en aandachtspunten voor de vragenlijst
Het concept ‘leefbaarheid’ wordt geoperationaliseerd aan de hand van zes dimensies: -
kwaliteit van de woning
-
kwaliteit van de woonomgeving (inclusief het voorzieningenniveau)
-
veiligheid
-
kwaliteit van de sociale relaties
-
mate van buurtbinding
-
tevredenheid met de dienstverlening van de lokale overheden
Elk van deze zes dimensies komen in de vragenlijst aan bod. De verwerking van de vragenlijst zal eveneens volgens deze dimensies verlopen, en uiteindelijk wordt via berekening gekomen tot een leefbaarheidsindex per dimensie. Verder in dit handboek zal nog uitgebreid worden ingegaan op de berekening van deze indexen. Een erg belangrijk aandachtspunt is de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst. Zowel voor diegenen die zullen instaan voor afname, invoer en verwerking, als voor de sociale huurders zelf. Dit vertaalt zich onder meer als volgt: -
heldere en voor alle doelgroepen begrijpbare vraagformulering
-
vooral gebruik van gesloten vragen, zo weinig mogelijk open vragen
-
beperkte lengte
Pag. 2
2.2
Doelgroep van het onderzoek
Volgend uit de doelstelling van het bevragingsinstrument, zal de vragenlijst in eerste instantie worden afgenomen bij sociale huurders. Uiteraard heeft dit zijn beperkingen. De meeste wijken bestrijken immers een groter gebied dan enkel de sociale huurwoningen, en de leefbaarheid van de wijk en de perceptie van de bewoners gaat dus verder dan enkel de sociale huurders. Aangezien de steekproef zal worden getrokken op het niveau van de personen, en niet van de huishoudens (specifieke richtlijnen over de steekproeftrekking komen verder aan bod), dient vooreerst de doelgroep te worden afgebakend wat betreft de leeftijd van de respondenten. Er wordt aangeraden geen bovengrens te hanteren. Wat de ondergrens betreft, lijkt de leeftijd van 18 jaar op het eerste zicht de meest eenvoudige keuze. Op deze manier wordt echter een belangrijke bewonersgroep, namelijk de jongeren, niet betrokken in het onderzoek. Jongeren brengen vaak veel tijd door in de woonomgeving, gebruiken deze wijk ook op een specifieke manier (ontmoeting, sport en spel, …). Vaak geeft de aanwezigheid van jongeren in de woonomgeving bij andere bewonersgroepen eveneens aanleiding tot ongemak, overlast en conflicten. Net daarom is het van belang ook de mening van jongeren en hoe zij hun omgeving beleven op te kunnen nemen in het onderzoek. Bij het hanteren van een leeftijdsgrens van 18 jaar zou bijgevolg een heleboel informatie verloren gaan. Daarom is voorzien bewoners vanaf 12 jaar te bevragen in het onderzoek. Deze keuze heeft uiteraard een aantal implicaties met betrekking tot de vragenlijst en leidt tot de discussie of jongeren wel in staat zijn dergelijke vragenlijst in te vullen. Bij de opmaak van de vragenlijst werd dit vanzelfsprekend in overweging genomen en werd gezorgd voor een duidelijke vraagstelling en indien nodig voldoende en aangepaste begripsomschrijving. Bovendien is dit niet enkel van belang voor de jongeren, maar voor de hele doelgroep, aangezien er heel wat anderstaligen, lager opgeleiden, ouderen, … deel van zullen uitmaken. Anderzijds mag men de jongeren ook niet onderschatten. Uit de ervaring van eerder leefbaarheidsonderzoek, waar een gelijkaardige vragenlijst en vraagformulering werd gehanteerd, ook bij jongeren (soms zelfs vanaf 10 jaar), is gebleken dat zich in de praktijk heel weinig problemen stelden voor het beantwoorden van de vragen. Bij een mondelinge bevraging door een interviewer kan bovendien bijkomende uitleg worden gegeven bij de vragen en uiteraard is het eveneens steeds mogelijk de hulp in te roepen van een ouder familielid. Belangrijk daarbij is echter te benadrukken dat het steeds blijft gaan om de mening van de jongere.
2.3
Bevragingsmethode
De betrachting is uiteraard een zo hoog mogelijke respons te bereiken (zoveel mogelijk personen die hun medewerking aan het onderzoek verlenen) en op zijn minst tot betrouwbare resultaten te komen. De gekozen bevragingsmethode heeft vanzelfsprekend een grote invloed, maar eveneens bijkomende maatregelen die worden getroffen tijdens de contactname zijn van belang om de medewerking van bewoners te verhogen. Voor dit onderzoek wordt aangeraden een face-to-face of persoonlijke / mondelinge bevraging te organiseren. Dit is naar respons toe immers de meest efficiënte methode. Door de persoonlijke benadering van de respondent is de uitval het kleinst. Ook naar de kwaliteit van de resultaten biedt deze methode de beste garanties. Men heeft meer zekerheid dat de respondent de vragen goed begrijpt, aangezien de enquêteur indien nodig bijkomende verduidelijking kan geven. Zeker in het geval van deze vragenlijst, waar ook jongeren, ouderen, anderstaligen, etc. deel uitmaken van de doelgroep, biedt dit een belangrijke meerwaarde. Daarnaast ziet de enquêteur er eveneens op toe dat niet steeds gemakkelijkheidsantwoorden als ‘weet niet’, ‘niet van toepassing’, ‘neutraal’ worden gekozen.
Pag. 3
Uiteraard is de keerzijde bij deze methode dat vrij grote investeringen noodzakelijk zijn, zowel in tijd als in (financiële) middelen. Het voordeel in het geval van dit onderzoek is dat het wordt georganiseerd in een specifieke wijk, die meestal beperkt is omvang, en dus dat de respondenten dicht bij mekaar wonen. Contacten aan huis kunnen dus worden gecombineerd, wat natuurlijk heel wat tijdswinst kan opleveren. Een alternatief, een drop-off van de face-to-face bevraging, is de schriftelijke bevraging. Deze is organisatorisch wel eenvoudiger, maar resulteert doorgaans in een heel wat lagere respons. Nabije opvolging en bijkomende inspanningen zijn dan ook erg noodzakelijk om een zo hoog mogelijk aantal deelnemende bewoners te bereiken. Voorliggende vragenlijst voor het leefbaarheidsonderzoek bij sociale huurders is in eerste instantie opgesteld als een face-to-face bevraging, maar een schriftelijke bevraging is in principe ook mogelijk, hoewel de data en dus ook de resultaten waarschijnlijk van lagere kwaliteit zullen zijn. Alleszins is het bij een schriftelijke bevraging nodig een strikte opvolging te doen, en bijkomende inspanningen te leveren om de bewoners aan te moedigen hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Indien mogelijk wordt dus sterk aangeraden een face-to-face bevraging te organiseren, omdat deze methode in functie van dit specifieke onderzoek op verscheidene vlakken de meeste voordelen biedt. Verder zal in het hoofdstuk ‘Organisatie van het veldwerk’ dieper worden ingegaan op de praktische organisatie van de bevraging.
2.4
Structuur en opbouw van de vragenlijst
De vragenlijst bestaat uit drie blokken, vooraf gegaan door een inleiding. 1. de woonsituatie 2. de bevraging van de leefbaarheid, volgens de verschillende dimensies 3. persoons- en huishoudenskenmerken Er werd voor geopteerd kort te starten met de bevraging van de woonsituatie, gevolgd door de eigenlijke bevraging van de leefbaarheid. De algemene vragen over de persoon en het huishouden komen op die manier pas op het eind aan bod. Naar de respondenten toe is deze volgorde waarschijnlijk de meest ‘aantrekkelijke’, aangezien meteen wordt gestart met datgene waarvoor ze werden aangesproken (leefbaarheidsbevraging). De minder prettige vragen over de achtergrondkenmerken worden dan tot op het einde gehouden. In het hoofdstuk over de invoer en verwerking van de vragenlijst worden instructies gegeven over bijvoorbeeld codering van open vragen, kruising van gegevens, voorstellingswijze van de resultaten, …
Deel 1. De woonsituatie
Het gaat hier om een aantal algemene vragen omtrent de woonsituatie: de duur van bewoning in de woning en in de buurt, en eventueel het type woning.
Deel 2. Leefbaarheid van de wijk
Dit tweede deel is het belangrijkste luik van de vragenlijst, aangezien hier wordt ingegaan op de manier waarop de bewoners kijken naar hun wijk en de leefbaarheid beleven. Voor sommige bewoners kunnen bepaalde begrippen moeilijk verstaanbaar zijn (jongeren, ouderen, anderstaligen, …). Zoveel mogelijk werd dit reeds opgevangen door verduidelijking in de vragenlijst zelf. Maar hier verwijzen we tegelijkertijd naar de voordelen van een face-to-face bevraging: indien de interviewer merkt dat de respondent de vraag niet goed begrijpt, kan die trachten door
Pag. 4
bijkomende uitleg te komen tot een goede interpretatie van de vraag en dan ook een betere kwaliteit van data. In geval van schriftelijke bevraging is het onmogelijk hierop controle uit te oefenen en kan de vraag dus verkeerd worden beantwoord. Wanneer ze de vraag niet begrijpen, kunnen respondenten ook sneller gaan kiezen voor een willekeurig of gemakkelijkheidsantwoord. De opbouw van dit blok over de leefbaarheid van de wijk verloopt volgens de verschillende dimensies van leefbaarheid. Dit zorgt voor een logische opbouw naar de respondenten toe (hoewel naar hen toe niet gesproken wordt over definities en dimensies) en eveneens reeds voor de verwerking van de resultaten.
Algemene tevredenheid over het wonen in de wijk Vooreerst worden enkele vragen gesteld over de beleving van de leefbaarheid in het algemeen. Het gaat daarbij puur om het eigen aanvoelen van de respondent. Deze vragen worden bewust aan het begin van de vragenlijst geplaatst, zodat de respondent nog “spontaan” kan antwoorden. De verschillende vragen over de diverse aspecten van leefbaarheid die nadien aan bod komen, zorgen er immers voor dat de respondent deze aspecten grondig in overweging neemt, wat dus ook een invloed kan hebben op de algemene perceptie van de leefbaarheid. Met deze algemene vragen willen we echter een zicht hebben op de algemene uitgangshouding van de respondent, hoe deze de leefbaarheid aanvoelt. Dit laat vervolgens ook toe de andere antwoorden te kaderen. Er wordt ondermeer een algemene inschatting van de leefbaarheid van de wijk gevraagd, en een evaluatie van de evolutie van de leefbaarheid in het verleden en in de toekomst. De open vraag “waarom?” die hieraan telkens gekoppeld is, kan meer inzicht geven in hoe men de leefbaarheid van de wijk inschat, hoe men aankijkt tegen het verleden en de toekomst, en waaraan men een positieve of negatieve evolutie toeschrijft. Ook wordt gevraagd naar een eventuele verhuiswens, en indien deze aanwezig is en bovendien te wijten is aan de woning of aan de buurt (dus niet omwille van persoonlijke of praktische redenen), wordt ingegaan op de redenen daarvoor.
Kwaliteit van de woning De eerste dimensie, de kwaliteit van de woning waarin men woont, komt aan bod via verscheidene vragen. Er wordt gestart met een vraag naar de algemene tevredenheid met de woning, en vervolgens wordt ingegaan op de redenen van tevredenheid of ontevredenheid. Vervolgens worden een aantal stellingen met betrekking tot de woning geformuleerd. Deze stellingen dienen te worden beantwoord aan de hand van een vijfpuntschaal van “helemaal eens” tot “helemaal oneens”. Deze methode van vraagstelling komt in de vragenlijst nog verschillende keren aan bod.
Kwaliteit van de woonomgeving (incl. voorzieningenniveau) De kwaliteit van de woonomgeving en het voorzieningenniveau is een erg belangrijke dimensie van leefbaarheid en betreft dan ook een omvangrijk blok in de vragenlijst. Belangrijk voor deze, en voor verdere vragen, is de verduidelijking van de termen buurt/wijk/woonomgeving. Om verwarring te vermijden, kan men best één van deze termen kiezen en deze consequent toepassen in de hele vragenlijst. Ook dient te worden gespecificeerd wat men hiermee precies bedoelt. Gaat het enkel om het complex van sociale woningen, gaat het om de ruimere omgeving, … Bovendien beschouwt niet iedereen dezelfde zone als zijn buurt of wijk, dit kan immers verschillen naargelang de mobiliteit, de levenssituatie etc. Er dient in de vragenlijst of in de inleiding bij de vragenlijst bijgevolg duidelijk te worden aangegeven hoe men deze begrippen dient te interpreteren.
Pag. 5
De eerste vragen over de woonomgeving zijn van dezelfde aard als deze over de woning: eerst de algemene tevredenheid met de buurt, vervolgens de redenen van tevredenheid of ontevredenheid. Zowel enkele specifieke aspecten van de woonomgeving als de aanwezigheid van voorzieningen worden vervolgens bevraagd aan de hand van stellingen met vijfpuntschalen. Wat betreft de voorzieningen wordt nog verder ingegaan op de frequentie van gebruik ervan en eventuele voorzieningen die ontbreken. Tenslotte worden storende elementen in de buurt bevraagd, zoals vormen van overlast en lawaaien andere hinder.
Veiligheid De dimensie veiligheid wordt in eerste instantie bevraagd aan de hand van twee verwante vragen met vijfpuntschaal: of men zich al dan niet veilig voelt in de buurt, overdag en ‘s nachts. Vervolgens worden een aantal vormen van overlast en criminaliteit bevraagd, waarvan het voorkomen uiteraard samenhangt met het veiligheidsgevoel van de buurtbewoners. Het gaat om een tweeledige vraag, met enerzijds de vraag of en hoe vaak de betreffende vorm van criminaliteit voorkomt in de buurt, en anderzijds de vraag of de respondent zelf of iemand van het gezin slachtoffer is geweest hiervan. Telkens gaat het natuurlijk enkel over de buurt zelf. Indien men elders reeds is geconfronteerd met criminaliteit, doet dit hier niet ter zake.
Kwaliteit van de sociale relaties De sociale relaties in de buurt en de kwaliteit ervan zijn eveneens erg belangrijke elementen in het kader van leefbaarheid. Zeker in de sociale huursector, waar de dichtheid van wonen vaak behoorlijk hoog is, en de bewoners dus veel met mekaar in contact komen, speelt dit soms een grote rol. Deze woonsituatie kan immers aanleiding geven tot erg goede en nauwe contacten, maar eveneens tot conflicten omwille van diverse redenen (geluidshinder, verschillende leefstijl, …). De kwaliteit van de sociale relaties wordt via verscheidene vragen in beeld gebracht. Opnieuw wordt in eerste instantie de mening van de bewoners op een aantal stellingen bevraagd. Daarin komen zowel de eigen situatie en het directe contact met de buren als de omgang tussen de buurtbewoners in het algemeen aan bod. Daarnaast wordt gevraagd of de bewoner in zijn buurt conflicten tussen buurtbewoners in het algemeen ervaart, en hoe de contacten met de directe buren verlopen en of er eventueel behoefte bestaat voor meer contact met de buren. Dit kan een goede indicatie geven of er nood bestaat aan meer initiatieven voor de bevordering van de sociale contacten tussen de bewoners. Indien er zich tijdens het laatste jaar ruzies hebben voorgedaan, wordt daarop nog verder ingegaan, ondermeer via een open vraag die de reden van deze ruzies vraagt.
Mate van buurtbinding Het vragenblok met stellingen over de mate van buurtbinding (vraag 41) werd specifiek ontwikkeld in functie van een bevraging van sociale huurders door onderzoekers aan de Universiteit Antwerpen en werd reeds meermaals in een leefbaarheidsonderzoek toegepast. Deze vragen geven een inzicht in de betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt, in welke mate ze gehecht zijn aan de buurt en ze zich identificeren met de buurt. Dit heeft een belangrijke impact op hoe men tegenover de buurt en zijn leefbaarheid aankijkt.
Pag. 6
Tevredenheid met de dienstverlening De tevredenheid met de dienstverlening van de lokale overheden werd opgenomen als laatste dimensie van leefbaarheid, omdat ook dit mee invloed heeft over hoe een respondent, zeker in geval van de sociale huur, aankijkt tegenover zijn woonsituatie en de leefbaarheid van de buurt in het algemeen. Toch zal hier niet in detail worden ingegaan op de verschillende taken en verantwoordelijkheden van de verschillende instanties, maar wordt veeleer de tevredenheid met een aantal algemene aspecten van deze dienstverlening bevraagd, opnieuw aan de hand van stellingen. Tot slot peilt een laatste vraag opnieuw naar de beleving van de algemene leefbaarheid. Deze kan men nu beantwoorden na alle verschillende leefbaarheidsaspecten in beschouwing te hebben genomen.
Deel 3. Persoons- en huishoudenskenmerken
Het laatste deel van de vragenlijst gaat in op een aantal achtergrondkenmerken van de respondent en het huishouden. Deze gegevens hebben voornamelijk tot doel de leefbaarheidsgegevens in een breder perspectief te plaatsen, relaties te onderzoeken met deze achtergrondvariabelen, en groepen te vergelijken (op basis van geslacht, leeftijd, nationaliteit, tewerkstellingssituatie, …). Deze gegevens bieden uiteraard heel wat mogelijkheden bij de verwerking en de interpretatie van de resultaten. Het is immers niet enkel belangrijk te kunnen achterhalen hoe de totale bewonerspopulatie aankijkt tegenover de leefbaarheid in de buurt, maar eveneens is het bijzonder interessant te weten of deze perceptie verschilt naargelang het profiel van de sociale huurder. Belangrijk bij dit deel van de vragenlijst is de aandacht voor een bepaalde groep, namelijk de jongeren (de doelgroep start immers bij 12 jaar). Een aantal van de kenmerken die hier worden bevraagd, zijn hen immers niet goed gekend of voldoende duidelijk. Voor dit deel van de vragenlijst is het dan ook aangewezen dat zij het invullen met de hulp van één van de ouders. Dit wordt duidelijk aangegeven in de vragenlijst.
2.5
Finalisering van de vragenlijst
Een aantal vragen in de vragenlijst moeten nog worden aangepast in functie van de lokale karakteristieken. Hieronder worden de nodige instructies gegeven bij deze vragen waar nog aanpassingen vereist of mogelijk zijn.
Inleiding De inleiding op de vragenlijst zal anders zijn naargelang de bevragingsmethode. In geval van faceto-face bevraging zal de interviewer immers een korte inleiding geven, bij schriftelijke bevraging dient de inleiding vooraan de vragenlijst te worden toegevoegd. De vragenlijst in bijlage bevat een voorbeeld – inleiding. Uiteraard is het mogelijk en wenselijk deze nog aan te passen en op te maken, bijvoorbeeld met specificaties betreffende de wijk, de gemeente, de sociale huisvestingsmaatschappij, logo’s, …
Vraag 3, type woning: De antwoordcategorieën voor deze vraag dienen nog te worden geselecteerd. Een traditionele opdeling naar type woning is de volgende: -
eengezinswoning, verder opgesplitst vrijstaande woning, 3-gevel woning, rijwoning
Pag. 7
-
meergezinswoning
Bij deze bevraging is op voorhand echter geweten welke de in de wijk voorkomende types woningen zijn. Dit kan uiteraard sterk variëren, voorbeeld enkel eengezinswoningen (met tuin / zonder tuin, type bebouwing, …) of meergezinswoningen (appartementen, studio’s, diversificatie op basis van het aantal slaapkamers, aanwezigheid tuin of terras, …), combinaties, … Daarom is het uiteraard wenselijk enkel de voorkomende types als antwoordmogelijkheden op te nemen in de vragenlijst. Het is natuurlijk evenzeer mogelijk dat alle woningen in de wijk identiek zijn, in dat geval dient deze vraag te worden geschrapt uit de vragenlijst. Hieronder geven we een lijstje met mogelijke woningtypes, hieruit kan een selectie worden gemaakt van de types die in de wijk aanwezig zijn: -
eengezinswoning – vrijstaand – met tuin
-
eengezinswoning – vrijstaand – zonder tuin
-
eengezinswoning – halfopen bebouwing – met tuin
-
eengezinswoning – halfopen bebouwing – zonder tuin
-
eengezinswoning – rijwoning – met tuin
-
eengezinswoning – rijwoning – zonder tuin
-
meergezinswoning – appartement – 1 slaapkamer – met tuin of terras
-
meergezinswoning – appartement – 1 slaapkamer – zonder tuin of terras
-
meergezinswoning – appartement – 2 slaapkamers – met tuin of terras
-
meergezinswoning – appartement – 2 slaapkamers – zonder tuin of terras
-
meergezinswoning – appartement – 3 slaapkamers – met tuin of terras
-
meergezinswoning – appartement – 3 slaapkamers – zonder tuin of terras
-
meergezinswoning – studio of kamer
-
andere
Vraag 18. Beoordeling van diverse aspecten van de woning De laatste drie stellingen in dit vragenblok hebben betrekking op gemeenschappelijke ruimtes aan de woning. Het is evident dat deze niet steeds aanwezig zullen zijn, in het bijzonder bij eengezinswoningen. In deze gevallen worden deze stellingen best verwijderd uit de vragenlijst, teneinde geen verwarring te veroorzaken en de respondenten geen overbodige vragen te stellen.
Pag. 8
3
Organisatie van het veldwerk
3.1
Voorbereiding van het veldwerk
Vooraleer van start te kunnen gaan met de contactname van de respondenten en de eigenlijke interviews moeten uiteraard een aantal voorbereidingen worden getroffen. De eerste noodzakelijke beslissing bij de opstart van het onderzoek is de bevragingsmethode. Deze dient natuurlijk worden genomen rekening houdend met de beschikbare middelen, zowel wat betreft inzetbaar personeel als wat betreft tijd, de eventuele samenwerkingen met andere instanties (sociale huisvestingsmaatschappij, opbouwwerk, …), etc. Hoewel de nodige inspanningen groter zullen zijn bij een face-to-face bevraging, leidt deze methode zonder twijfel tot de meest kwalitatieve resultaten, en geniet deze dan ook de absolute voorkeur. Als dit echter praktisch volledig onmogelijk is, kan overgestapt worden op een schriftelijke bevraging. Een eerste contact met de respondenten (de selectie van respondenten via steekproeftrekking komt in het volgende hoofdstuk aan bod) gebeurt via een introductiebrief, die wordt opgesteld door de organisator van het onderzoek (de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband). In deze brief wordt het onderzoek aangekondigd. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het onderwerp van het onderzoek, de initiatiefnemer(s), de reden, het verloop van het onderzoek, de wijze van selectie van respondenten, de timing van de enquête… Het is belangrijk om duidelijk te zijn over het doel en de gevolgen van het onderzoek: wat zal met de resultaten worden gedaan, zullen er maatregelen volgen, … Dergelijk onderzoek creëert immers verwachtingen bij de deelnemers. Het is dan ook aangewezen te zorgen voor realistische verwachtingen. Alleszins is feedback naar de bewoners na het onderzoek erg aangewezen. Een manier om de interesse van de bewoners voor het onderzoek te vergroten, is gebruik te maken van ‘incentives’ of stimulansen onder de vorm van geschenken. Mogelijkheden zijn kortingen bij plaatselijke handelaars, verminderde toegang bij plaatselijk evenement, … Zoals ook hierboven reeds beschreven, moet ook de vragenlijst nog worden afgewerkt: de inleiding, enkele specifieke vragen, etc. Zowel bij de face-to-face als bij de schriftelijke bevraging worden medewerkers op pad gestuurd om de respondenten te contacteren en interviews af te nemen. Tijdens een samenkomst vooraf worden zij op de hoogte gesteld van het hele onderzoeksopzet, zodat zij in staat zijn alle vragen van de respondenten te beantwoorden. Ook dienen zij een grondige kennis te verwerven van de vragenlijst en de structuur, de verwijzingen tussen de vragen, etc. Om zich in te werken kunnen de interviewers de enquête eens bij mekaar afnemen, daarnaast is het aangewezen dat elk één of meerdere testinterviews afneemt bij een bewoner. Aan de hand van deze testen kan bovendien een goede inschatting worden gemaakt van de interviewduur. Het is immers belangrijk de respondenten bij ieder contact (brief, eerste gesprek, …) een realistische tijdsindicatie mee te delen. Op basis van eerste testen van de vragenlijst, kan de duur voor de afname van de vragenlijst op ongeveer een uur worden ingeschat. Dit kan uiteraard erg variëren naargelang de interviewer en de bewoner.
3.2
Steekproeftrekking
Het is natuurlijk niet nodig de bevraging uit te voeren bij alle bewoners van de wijk. In een onderzoek als dit wordt gewerkt met steekproeven. Dit wil zeggen dat slechts een bepaald aantal inwoners zal worden bevraagd. Deze groep bewoners wordt zo bepaald dat de resultaten die worden bekomen kunnen worden veralgemeend tot de volledige bewonersgroep, dat de steekproef ‘representatief’ is. Vooreerst moet dus de vereiste steekproefomvang worden bepaald. Dit is afhankelijk van de omvang van de onderzoekspopulatie, in dit geval alle bewoners van 12 jaar en ouder. Om deze te
Pag. 9
bepalen wordt beroep gedaan op een volledig register van alle bewoners (sociale huurders) van de wijk, in de bevolkingsregisters van de gemeente en/of de bestanden van de sociale huurmaatschappij (niet enkel de huurder zelf, maar alle leden van het huishouden). Onderstaande tabel toont voor een aantal voorbeelden van onderzoekspopulatie het noodzakelijk aantal ingevulde enquêtes. Hiervoor werden de courante voorwaarden van statistische representativiteit in rekening gebracht, zijnde 95% betrouwbaarheid en 5% foutenmarge.
Onderzoekspopulatie
Aantal enquêtes
200
132
250
151
300
168
350
183
400
196
450
207
500
217
600
234
700
248
800
260
900
269
1000
278
1500
306
2000
322
2500
333
3000
341
Het afbakenen van de steekproef (de steekproeftrekking) gebeurt vervolgens niet lukraak. Voor dit onderzoek is het nodig de steekproef proportioneel te trekken volgens de leeftijdscategorieën, dit wil zeggen dat het voorkomen van de verschillende leeftijdscategorieën in de steekproef volgens dezelfde verhoudingen is als in de werkelijke onderzoekspopulatie. Het vereiste aantal respondenten wordt dus proportioneel verdeeld over de verschillende leeftijden volgens de werkelijke verdeling in de onderzoekspopulatie. De steekproeftrekking verloopt aselect of volgens toeval, binnen iedere leeftijdscategorie heeft iedere bewoner evenveel kans om te worden gekozen. De leeftijd wordt als volgt ingedeeld in categorieën: 12 – 17, 18 – 24, 25 – 39, 40 – 59, 60+.
Pag. 10
Voorbeeld:
Het aantal bewoners van sociale huurwoningen in wijk X bedraagt 750, waarvan 700 personen van 12 jaar of ouder. De onderzoekspopulatie bedraagt dus 700 personen. Op basis van bovenstaande tabel wil dit zeggen dat voor een betrouwbaarheid van 95% en foutenmarge van 5% het aantal te realiseren enquêtes 248 bedraagt. Vervolgens dient het leeftijdsprofiel van de bewoners mee in rekening te worden genomen. In onderstaande tabel wordt een fictieve verdeling van de onderzoekspopulatie over de leeftijdscategorieën weergegeven.
Leeftijdscategorie
Verdeling onderzoekspopulatie
Te realiseren enquêtes
aantal
%
aantal
12-17
70
10
25
18-24
129
18
45
25-39
209
30
74
40-59
242
35
87
60+
50
7
17
totaal
700
100
248
Opmerking: Bovenstaand voorbeeld verduidelijkt de wijze van steekproeftrekking. Een aantal opmerkingen naar representativiteit en betrouwbaarheid zijn hier op zijn plaats. Volgens de tabel op voorgaande pagina wordt bij de steekproeftrekking voldoende representativiteit gegarandeerd voor de volledige onderzoekspopulatie. 95% betrouwbaarheid en 5% foutenmarge zijn dus enkel van toepassing op de ganse groep. Eens wordt opgesplitst in deelgroepen, wordt de representativiteit van de resultaten kleiner. Dit wil niet zeggen dat geen uitspraken kunnen worden gedaan over deelgroepen, maar wel dat dit steeds dient te gebeuren met deze wetenschap in het achterhoofd. Zeker wanneer het gaat over slechts erg kleine groepen (zoals de 60 - plussers en 12 - 17 jarigen in bovenstaand voorbeeld) kan dit beperkingen opleggen ten aanzien van de geldigheid en bruikbaarheid van de resultaten. Veralgemeningen mogen dus enkel met de grootste voorzichtigheid gebeuren. Het is dan ook meer dan aangewezen in de rapportering steeds melding te maken van de omvang van de deelgroepen, en indien nodig, de beperkingen die daaruit voortkomen. Vooral in wijken met een beperkte onderzoekspopulatie en dus beperkte steekproef moet dit een permanent aandachtspunt zijn. In deze gevallen kan ook worden overwogen een grotere steekproef te trekken, zodat op zijn minst voor een aantal belangrijke kenmerken (man - vrouw, leeftijdsgroepen) enigszins betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan.
Pag. 11
De steekproeftrekking resulteert in een adressenbestand met de gegevens van alle geselecteerde bewoners. In dit bestand krijgt elke respondent een cijfercode (het referentienummer). Het is de bedoeling dat voor het verdere onderzoek enkel wordt gewerkt met deze nummers, zodat de anonimiteit van de respondenten gegarandeerd is. Het is natuurlijk niet zo dat alle respondenten die worden gecontacteerd ook effectief zullen (willen) deelnemen aan het onderzoek. Reeds op voorhand moet dus worden rekening gehouden met een zekere uitval of ‘non-respons’. Voor een schriftelijke enquête kan een respons van 30 à 40% worden verwacht, wat dus wil zeggen dat indien bijvoorbeeld 200 ingevulde enquêtes wordt vooropgesteld, zo’n 500 à 667 bewoners moeten worden gecontacteerd. Voor een face–to–face bevraging is de verwachte respons hoger (ongeveer 60%), aangezien de respondenten op een meer persoonlijke wijze worden benaderd. Uiteraard is het mogelijk bijkomende inspanningen te leveren die de respons kunnen verhogen. Omwille van de non-respons zal dus uiteindelijk een groter aantal bewoners dan het vereiste aantal worden aangeschreven om een bepaald aantal goed ingevulde enquêtes te bereiken. Het is echter moeilijk op voorhand de respons in te schatten. Daarom kan gewerkt worden met reservesteekproeven. Dit wil zeggen dat in eerste instantie het vooropgestelde aantal respondenten wordt gecontacteerd, en dat de respons zeer goed wordt opgevolgd. Afhankelijk van de realisatie van enquêtes kunnen dan bijkomende respondenten worden aangeschreven op basis van een reservesteekproef. Bovendien biedt dit ook de mogelijkheid de respons binnen de verschillende leeftijdscategorieën op te volgen. Zo kan het bijkomend contacteren van respondenten specifiek worden gericht op de groepen waarvan de non-respons groter lijkt. De steekproeftrekking voor de reservesteekproef gebeurt op dezelfde wijze als voor de eerste basissteekproef. Indien iemand niet wil of niet kan meewerken aan het onderzoek, wordt die vervangen door iemand van dezelfde leeftijdscategorie uit de reservesteekproef. In kleine wijken zal het misschien niet mogelijk zijn een tweede steekproef te trekken. In dat geval kan de overige populatie (dus buiten de eerste steekproef) worden gebruikt om vervangpersonen te selecteren. Aangezien de steekproef wordt getrokken op basis van de personen en niet op basis van de huishoudens, is het mogelijk dat binnen één huishouden meerdere personen deel uitmaken van de steekproef. Dit vormt op zich geen probleem, evenwel is het belangrijk deze personen als afzonderlijke respondenten te beschouwen en dus twee afzonderlijke interviews af te nemen.
Pag. 12
3.3
Contactname
De manier waarop de bewoners uit het steekproefbestand zullen worden gecontacteerd, is uiteraard afhankelijk van de methode die gekozen wordt voor de bevraging. Aan het begin van het veldwerk zijn de te nemen initiatieven vrij gelijklopend voor de face-to-face en de schriftelijke bevraging, maar vanaf het moment van het contact met de respondent en de eigenlijke afname van de vragenlijst is de aanpak uiteraard erg verschillend.
Stappenplan voor de contactname met de respondent 1. Na de steekproeftrekking wordt aan alle geselecteerde bewoners de introductiebrief verzonden. 2. Enkele dagen na de verzending kan worden gestart met de persoonlijke contactname (dit wordt eveneens aangekondigd in de introductiebrief). Een interviewer gaat persoonlijk langs op het adres van de respondent, omdat dit de beste garanties biedt voor een positieve respons. In geval van dit onderzoek vraagt dit ook geen uitermate grote inspanningen, aangezien de respondenten zich allen in een relatief klein gebied bevinden. Uiteraard zal deze eerste contactpoging niet steeds meteen de goede zijn, en zullen meerdere pogingen nodig zijn. Per respondent worden minstens drie contactpogingen aangeraden, telkens op verschillende dagen en tijdstippen: zowel weekdagen als weekenddagen, telkens in de voormiddag, op de middag, de namiddag en de avond. 3. Indien na 3 pogingen geen contact kon worden gelegd, of de respondent weigerde medewerking, kan beroep gedaan worden op een vervangpersoon uit de reservesteekproef. Deze respondent wordt eveneens aangeschreven per brief, en na enkele dagen bezocht op het thuisadres voor de eerste contactpoging. 4. Bij het eerste persoonlijke contact, met name wanneer iemand de deur opent, wordt nagegaan of het de respondent zelf betreft, en indien niet, wordt naar deze persoon gevraagd. Indien de respondent zelf niet aanwezig is, wordt geïnformeerd wanneer dit wel het geval zal zijn, voor een volgende contactpoging. 5. Op het moment dat men de respondent zelf voor zich heeft, stelt de interviewer zich voor, wordt verwezen naar de verzonden brief en wordt het onderzoek opnieuw kort toegelicht. Vervolgens wordt de respondent expliciet om zijn medewerking gevraagd. Waarschijnlijk zal het vaak voorkomen dat een respondent eerder weigerachtig is om deel te nemen aan het onderzoek. Probeer in dat geval de respondent toch te overtuigen door het belang van het onderzoek en zijn of haar medewerking te benadrukken. 6. Blijft de respondent weigeren deel te nemen aan het onderzoek, neem dan afscheid en noteer de reden van non-respons op een daartoe ontwikkeld formulier (zie bijlage). Is de respondent volledig Nederlands-onkundig is het waarschijnlijk aangewezen het interview niet te laten doorgaan en dit als reden van non-respons op te geven. Ook indien meerdere contactpogingen geen enkel resultaat hebben opgeleverd, wordt dit als non-respons geregistreerd. Dit is belangrijk om nadien een goed zicht te krijgen op de non-respons in de verschillende groepen, en de redenen daarvoor. 7. Bij respondenten die hun medewerking aan het onderzoek wensen te verlenen, vraagt de interviewer of die daarvoor op dat moment tijd heeft. Ter indicatie wordt de gemiddelde afnameduur meegedeeld (uit de testafnames, en na enige interviews uit de ervaring). Indien de respondent geen tijd heeft, wordt een afspraak gemaakt voor de afname van het interview. 8. Specifieke aandacht dient te gaan bij respondenten jonger dan 18 jaar. In dat geval is het wenselijk dat ook een volwassen gezinslid aanwezig is. Er zijn immers een aantal vragen, vooral in het derde deel van de vragenlijst over de huishoudenskenmerken, waarvan de
Pag. 13
jongere waarschijnlijk niet op de hoogte is. Zorg er dus voor dat wanneer een afspraak wordt gemaakt met een jongere, er zeker ook een volwassene aanwezig zal zijn op dat moment.
In geval wordt geopteerd voor het alternatief van een schriftelijke bevraging, wordt eveneens een introductiebrief verzonden aan de respondenten. Net als bij een persoonlijke bevraging zal een persoonlijk bezoek worden gedaan aan de respondent, eveneens met minimaal drie contactpogingen en eventueel de opname van de reden voor non-respons. Verschillend is dat de enquête zelf niet persoonlijk door de interviewer wordt afgenomen, maar dat de vragenlijst wordt achtergelaten en een afspraak wordt gemaakt wanneer deze ingevuld kan worden opgehaald. Bij het ophalen wordt gevraagd of er zich geen bijzondere problemen hebben gesteld bij het invullen, en of men de vragenlijst volledig heeft ingevuld (dit kan ook geverifieerd worden). Eventueel kunnen op dat moment nog een aantal aanvullingen gebeuren. Een bijkomende mogelijkheid is toch een aantal persoonlijke interviews af te nemen, meer bepaald wanneer blijkt dat de respondent niet in staat is de vragenlijst zelfstandig in te vullen. Dit kan het geval zijn bij anderstaligen die wel behoorlijk Nederlands spreken en begrijpen, maar moeilijk kunnen lezen en schrijven, oudere personen, jongeren, … Op die manier kan zeker een behoorlijke verhoging van de respons worden bereikt.
3.4
Het interview zelf
Indien mogelijk, probeer er dan voor te zorgen dat het interview op een rustige plaats kan worden afgenomen. Als er meerdere gezinsleden in de buurt zijn, ziet de interviewer erop toe dat het effectief de respondent is die de vragen beantwoordt zonder invloed van anderen. Enkel wanneer de respondent het antwoord niet kent, in het bijzonder bij de eerder objectieve vragen over het huishouden, kan hulp van anderen worden toegestaan. In geval de respondent het Nederlands niet genoeg machtig is, kan eveneens de hulp worden ingeroepen van anderen om waar nodig te vertalen. De interviewer start de bevraging opnieuw met een korte inleiding op het onderzoek, en benadrukt dat dit volledig anoniem en vertrouwelijk gebeurt. Eventuele vragen van de respondent worden beantwoord. Heel wat instructies voor het beantwoorden van de vragenlijst zijn reeds opgenomen in de standaard vragenlijst. Bij de persoonlijke bevraging worden deze door de interviewer meegedeeld, maar best niet letterlijk voorgelezen. Indien geopteerd wordt voor de schriftelijke vragenlijst moeten deze instructies de respondent toelaten de vragenlijst correct in te vullen. Bij de persoonlijke bevraging is het aangewezen te werken met antwoordkaarten, opgenomen in bijlage. Deze zijn nodig bij vragen met meerdere antwoordmogelijkheden (vb. vraag 13 - 19, de vragenblokken met stellingen, etc.). Hierop worden alle antwoordmogelijkheden weergegeven en ze aan de respondent getoond om de vragen makkelijker te kunnen beantwoorden. Een belangrijk aandachtspunt is ook de verwijzingen tussen de vragen in de vragenlijst. Niet alle vragen dienen immers door alle respondenten te worden beantwoord. Het antwoord op een bepaalde vraag, bepaalt dan of de volgende vraag of vragen van toepassing zijn. In de vragenlijst zijn alle noodzakelijke verwijzingen opgenomen. De interviewer dient dus goed op te letten dat alle vragen correct worden gesteld. Alle antwoordmogelijkheden worden door de interviewer voorgelezen, eventueel ondersteund door een antwoordkaart, uitgezonderd de mogelijkheden ‘weet niet’ of ‘niet van toepassing’. In geval van open vragen laat de interviewer de respondent zijn antwoord formuleren, eventueel vat de interviewer dit kort samen, vraagt of dit een correcte weergave is van het antwoord en indien ja, wordt het zo genoteerd.
Pag. 14
Bij het beëindigen van de vragenlijst verifieert de interviewer of alle vragen zijn ingevuld. De respondent wordt bedankt voor de verleende medewerking en kan nog bijkomende vragen stellen of opmerkingen formuleren.
3.5
Non-respons
Respondenten die de medewerking aan het onderzoek weigeren, of na diverse pogingen niet konden worden gecontacteerd, worden geregistreerd als non-respons en vervangen door een respondent uit de reservesteekproef. Op een bepaald daarvoor bestemd formulier (zie bijlage 2) wordt de reden van non-respons genoteerd. Verschillende redenen zijn mogelijk, zoals: -
3 contactpogingen zonder resultaat
-
respondent is niet thuis / met vakantie / …
-
respondent woont niet meer op het opgegeven adres
-
respondent is ziek
-
respondent is niet in staat de vragenlijst te beantwoorden (vb. handicap)
-
respondent is het Nederlands niet machtig
-
respondent heeft geen tijd
-
respondent heeft geen interesse
-
…
Deze gegevens kunnen achteraf opgenomen worden in de rapportering van de resultaten. Een kruising met de leeftijdscategorieën is in dit kader zeker interessant.
Pag. 15
4
Invoer van de gegevens
De invoer van de verzamelde gegevens zal gebeuren in een speciaal daartoe ontwikkeld exceldocument. Hoewel gebruiksvriendelijkheid de voornaamste voorwaarde was bij de ontwikkeling van dit document, zal het invoeren van de gegevens toch heel wat tijd in beslag zal nemen. Hou hier dus rekening mee, en voorzie voldoende tijd. Eveneens is het belangrijk dat dit erg nauwgezet gebeurt, een verlies van concentratie kan al snel leiden tot verkeerde invoer, en dus ook verkeerde resultaten. Om de kans op invoerfouten zoveel mogelijk te vermijden werd diverse controlemechanismen voorzien, die ertoe leiden dat fouten snel opgespoord en vermeden kunnen worden. Het excel-document voor de invoer van de gegevens is eenvoudig opgebouwd en volgt de structuur van de vragenlijst. De verschillende delen van de vragenlijst bevinden zich elk in een afzonderlijk werkblad (linksonder zie je de werkbladen en kan je ook veranderen van werkblad, door aan te klikken). In het invoerdocument staat elke rij voor één respondent, de vragen worden weergegeven in de kolommen. Het getal dat wordt ingevoerd in elk van de cellen staat dus voor het antwoord van de betreffende respondent op de betreffende vraag. De vragenlijst werd zo opgesteld dat er vooral gesloten vragen worden gesteld, dit wil zeggen dat er wordt geantwoord aan de hand van een code: iedere antwoordmogelijkheid staat voor een code, en kan dus ook zo worden ingevoerd. Echter, af en toe komen ook open vragen aan bod. Hier kunnen de respondenten hun antwoord vrij invullen. Het gaat dan om vragen onder vorm “andere, wat ….” (die dus niet door alle respondenten zullen worden ingevuld) en vragen die helemaal open zijn. In eerste instantie is het de bedoeling het gegeven antwoord volledig in te voeren, dus als tekst. Uiteraard kan hiermee moeilijk worden gewerkt achteraf, en zal dus een codering van deze antwoorden nodig zijn. Instructies daarvoor komen hierna aan bod. Aangezien de data zich in een excel bestand bevinden, is het eveneens eenvoudig om ook de nodige bewerkingen voor de verwerking in excel uit te voeren. De berekeningen voor de leefbaarheidsindexen zijn reeds voorgeprogrammeerd, en zullen dus automatisch gebeuren. De technische instructies voor de invoer van de gegevens zijn opgenomen in bijlage 4. Vergeet niet tijdens het invoeren op zeer geregelde tijdstippen de gegevens op te slaan. Wanneer de data-invoer is beëindigd, hou je dit excel-document bij als het originele databestand. Voor de verwerking van de gegevens maak je dan steeds gebruik van kopieën, zodat het databestand steeds in zijn originele vorm beschikbaar blijft.
Pag. 16
5
Verwerking van de resultaten
Het is de bedoeling dat de resultaten van de enquête bij de bewoners worden samengebracht in een rapport, dat deel zal uitmaken van het leefbaarheidsplan. Uiteraard beschik je met het databestand nog niet over echte resultaten, uitgezonderd de scores op de leefbaarheidsindexen. De gegevens dienen dus nog te worden omgezet in tabellen, waarin op duidelijke wijze wordt vermeld hoeveel personen welk antwoord op een vraag hebben gesteld, en hoe groot deze groep is binnen het geheel. Op basis daarvan kunnen uiteindelijk conclusies worden geformuleerd met betrekking tot de sterke en de zwakke punten van de wijk en de leefbaarheid zoals ze door de bewoners wordt ervaren.
5.1
Codering van open vragen
Vooraleer van start te kunnen gaan met de eigenlijke verwerking van de gegevens, moet het databestand nog verder gebruiksklaar worden gemaakt. Meer specifiek is dit nodig in geval van open vragen. In het databestand zijn de antwoorden op deze vragen volledig opgenomen. Dit is uiteraard onmogelijk te verwerken tot cijfermatige resultaten. Deze antwoorden kunnen dan ook niet onder deze vorm worden bewaard, maar moeten gecodeerd worden. Concreet betekent dit dat een classificatie van antwoorden wordt opgesteld, waar aan elke categorie een cijfer wordt toegekend. Tijdens de codering wordt elk tekstueel antwoord dan omgezet in een cijfercode. Voor het coderen van de open vragen wordt een kopie aangemaakt van het oorspronkelijke databestand. Vooraleer van start te kunnen gaan in dit nieuwe document dient de beveiliging te worden afgezet. In het oorspronkelijke invoerbestand werd immers een maximale beveiliging voorzien, zodat weinig aanpassingen kunnen gebeuren aan dit document, en dus de invoer steeds verloopt volgens een vaste methode en resulteert in een standaard document. In de kopie waarin de codering zal gebeuren, ga je naar ‘tools’ in de menubalk bovenaan, en kiest vervolgens ‘Protection’. Daar kies je ‘Unprotect sheet’. Dit dient te gebeuren in alle werkbladen waarin data werden ingevoerd, dus vanaf 1. woonsituatie tot en met 3. persoons- en huishoudenskenm. De werkbladen met de berekening van de indexen laat je alleszins zoals ze zijn, zodat de formules voor de berekeningen zeker niet kunnen wijzigen. Nu kan je in dit document nieuwe kolommen toevoegen, wat nodig is om met de codering van de open vragen van start te gaan. Telkens voeg je naast de kolom met het oorspronkelijke tekstueel antwoord een nieuwe kolom toe (ga met je cursor naar een cel in de kolom waar je de nieuwe kolom graag vóór wil plaatsen, ga in de menubalk bovenaan naar ‘insert’ en selecteer vervolgens ‘columns’). Waarschijnlijk komen bepaalde antwoorden vaak terug, andere zijn zeldzamer. Het is de bedoeling antwoordcategorieën op te stellen, waarin vervolgens het grootste deel van de antwoorden kunnen worden ondergebracht. Best is vooreerst alle antwoorden eens te overlopen, en op basis daarvan categorieën te definiëren. Deze noteer je en bewaar je, met hun cijfercode, in een apart tekstdocument. Het is te vermijden een té groot aantal categorieën op te stellen, steeds moet je in het achterhoofd houden dat iedere categorie voldoende respondenten moet bevatten om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Vermijd dus dat bepaalde categorieën slechts een paar respondenten vertegenwoordigen (of een zeer klein percentage van het totaal). Probeer in dat geval ruimere antwoordcategorieën te definiëren, waaronder je meer antwoorden kan samenbrengen. Voor antwoorden die zeer zelden of slechts eenmalig voorkomen en helemaal niet kunnen ondergebracht worden in de gedefinieerde categorieën, kan je nog steeds een categorie ‘andere’ bewaren. Sommige van de open vragen in de vragenlijst werden reeds in eerder onderzoek gebruikt, en de categorieën die toen werden gebruikt voor de codering kunnen eventueel als leidraad dienen.
Pag. 17
Uiteraard zullen ook antwoorden worden gegeven die betrekking hebben op specifieke aspecten van de wijk. Vragen 4 en 5 werden ook gesteld in de leefbaarheidsmonitor van Gent (2002 en 2005). Bewoners die vonden dat de leefbaarheid verbeterde, gaven ondermeer volgende redenen: opwaardering van de buurt (renovatie van woningen, onderhoud van de omgeving, …), betere contacten met de buren, verkeersmaatregelen (veiligheid, parkeerbeleid, minder druk, aanleg fiets- en voetpaden, …), specifieke projecten in de buurt, aanleg van groen, meer voorzieningen, heraanleg van straten of (speel)pleinen, … Redenen voor een verslechtering waren: weinig of slechte contacten met de buren, drukker verkeer, aanwezigheid of een toename van allochtonen, meer lawaai, verloedering van de buurt (zwerfvuil, sluikstort, …), komst van nieuwe buren, minder groen, minder winkels, toenemend individualisme, criminaliteit, … Ook vragen 6 en 7 werden gesteld. Redenen voor een verwachte verbetering waren: geplande renovatie- of nieuwbouwprojecten, algemene opwaardering, wegenwerken, aanleg of verbetering van groen en parken, verkeersmaatregelen, komst van nieuwe bewoners, … Redenen voor een verwachte verslechtering: drukker verkeer, geluidsoverlast, meer verloedering, toenemende onveiligheid, ongemakken bij geplande werken, minder groen, … Vraag 27 geeft de bewoners de mogelijkheid te zeggen welke voorzieningen ze het meest missen. Mogelijke antwoorden zijn: winkels, diensten (bank, post, mutualiteit, bibliotheek, …), groen, sportvoorzieningen, openbaar vervoer, speelruimte, ontmoetingsmogelijkheden, uitgaansmogelijkheden, straatmeubilair, culturele voorzieningen, kinderopvang, … Vraag 39 vraagt de bewoners die tijdens het laatste jaar ruzie hebben gehad met hun buren wat de reden daarvan was. De antwoorden daarop zullen zeer divers zijn, mogelijkheden zijn: lawaaihinder (muziek, kinderen, huisdieren, …), problemen met vuilnis, andere levensstijl, … Daarnaast zijn er nog tal van vragen waar de mogelijkheid ‘andere, welke?’ wordt geboden. Ook daar is codering van de antwoorden vaak noodzakelijk. Enerzijds zal het misschien voorkomen dat het antwoord dat werd geformuleerd eigenlijk thuishoort in één van de geboden antwoordmogelijkheden. In dat geval kan je de code aanpassen bij de betreffende vraag. Indien bepaalde antwoorden voldoende vaak terugkomen bij ‘andere’ kan je daarvoor een nieuwe code voorzien. Als slechts weinig respondenten gebruik maakten van de mogelijkheid ‘andere’ en deze antwoorden ook zeer divers zijn, behoudt je deze antwoorden best als ‘andere’, om te vermijden dat je op te kleine aantallen respondenten uitkomt. Eens de data geregistreerd zijn als codes, kunnen frequentie- en kruistabellen worden opgemaakt om de resultaten te analyseren en visualiseren.
5.2
Aanmaak van tabellen
Om te komen tot goed interpreteerbare resultaten, moeten tabellen worden aangemaakt. Dit kan eveneens in excel. Aangezien het originele databestand reeds erg omvangrijk en zwaar is, is het beter voor de verwerking in aparte documenten te werken. Zo kan je per onderdeel van de vragenlijst een afzonderlijk excel-document voorzien. Je kopieert dan in het eerste werkblad enkel deze kolommen die op dat deel betrekking hebben, én de kolom met het referentienummer (vanuit het databestand met de gecodeerde vragen). Uiteraard moet je zorgen dat alle rijen meegekopieerd worden. Je selecteert in het databestand een volledige kolom door op het kolomhoofd te klikken, dit wil zeggen het balkje waarin de kolomtitel (een letter) staat, gaat naar het menu ‘edit’ en klikt tenslotte op ‘copy’. Vervolgens ga je naar het excel-document waarin je de verwerking wil doen, selecteert op dezelfde manier de kolom waarin je wil dat de data worden geplakt, en klikt op ‘paste special’ eveneens in het ‘edit’-menu. In het venster dat
Pag. 18
vervolgens verschijnt, selecteer je ‘values’ en klikt op OK. De gekopieerde kolommen worden nu geplakt. In de andere werkbladen van dit document kan je dan de tabellen aanmaken, zoals hieronder uitgelegd.
5.2.1
Frequentietabellen
De meest eenvoudige manier om resultaten voor te stellen is door middel van frequentietabellen. Per vraag wordt daarin weergegeven hoeveel respondenten elke antwoordmogelijkheid kozen, en worden deze cijfers ook in percentages ten aanzien van het totaal weergegeven. Daarmee weet men dus voor elke antwoordmogelijkheid welk aandeel van de wijkbewoners dit heeft gekozen. Aangeraden wordt om steeds de resultaten zowel weer te geven in aantallen als in percentages. Aan de hand van de aantallen kan men dan zicht krijgen op de omvang van de groep, ook in functie van de betrouwbaarheid van de resultaten. Frequentietabellen kunnen eveneens grafisch worden weergegeven, bijvoorbeeld door middel van een cirkeldiagram (enkel wanneer het totaal 100% is).
Voorbeeld: Vraag 4: wat vindt u van de leefbaarheid van de buurt in het algemeen? aantal
%
Zeer goed
80
26,7
Goed
90
30,0
Tussenin
40
13,3
Slecht
50
16,7
Heel slecht
30
10,0
Weet niet
10
3,3
Totaal
300
100
Geen antwoord
40
Beoordeling algemene leefbaarheid van de buurt 10%
3% 27% Zeer goed
17%
Goed Tussenin Slecht Heel slecht
13%
Weet niet 30%
Pag. 19
Indien de vraag niet werd beantwoord, wordt deze respondent niet meegeteld in het totaal voor de berekening van de percentages. In bovenstaande tabel werd ‘weet niet’ wel als geldig antwoord opgenomen, het is eveneens mogelijk dit als ongeldig te beschouwen en de percentages dus enkel op basis van de ‘echte’ antwoorden te berekenen.
Hoe een frequentietabel maken in excel? Het maken van een frequentietabel kan in excel vrij eenvoudig via de functie ‘COUNTIF’ (kies in de menu-balk bovenaan ‘insert’ en kies vervolgens ‘function’, of rechtstreeks via de knop ‘ fx ’ – in rood omcirkeld). In onderstaand voorbeeld wordt dit geïllustreerd. De tabel met de antwoorden per respondent bevindt zich in sheet 1. In sheet 2 is ter voorbereiding reeds een tabel gemaakt met alle antwoordmogelijkheden (1 tot 5) en telkens de overeenkomstige antwoorden. In de kolom ‘aantal’ wordt het voorkomen van elk van de antwoorden geteld. Hiervoor wordt de functie ‘COUNTIF’ geactiveerd. In het veld ‘range’ worden de oorspronkelijke data opgenomen: in dit geval bevinden ze zich in sheet 1, kolom A, rij 1 tot 93. In ‘Criteria’ vul je de cijfercode in van het antwoord waarvan je de frequentie wil berekenen. Best is dit te doen aan de hand van de cel waarin die zich bevindt, in dit voorbeeld ‘A3’. Wanneer OK wordt aangeklikt, verschijnt in de betreffende cel het aantal keer dat die waarde voorkomt. Om dit ook te berekenen voor de andere waarden kan een eenvoudige techniek worden toegepast: de rechteronderhoek van de cel (rode cirkel op onderstaande figuur) verandert in een kruisje wanneer je er met je muis overgaat. Als je dit kruisje aanklikt en de kader naar onder opentrekt over de andere cellen heen, worden deze berekeningen automatisch uitgevoerd. De ‘criteria’-waarde past zich dan automatisch aan (A4 – A5 – A6 - …). Om te vermijden dat ook het range-veld zich mee aanpast is het belangrijk dat je in het ‘range’-veld gebruik maakt van het ‘$’ – teken (eenvoudig in te typen via het toetsenbord), zoals in het voorbeeld hieronder. Dit zorgt ervoor dat de geselecteerde cellen met alle antwoorden niet mee veranderen met de ‘criteria’-waarde, en dus steeds dezelfde blijven, wat uiteraard noodzakelijk is.
Pag. 20
Het totaal aantal antwoorden (respondenten) bereken je vervolgens door de som te nemen van alle cellen erboven, zoals in de figuur hieronder geïllustreerd. Je kan de formule gewoon typen of gebruik maken van de som-functie (knop in rood omcirkeld).
Vervolgens kan het procentueel aandeel van elk van de antwoordmogelijkheden worden berekend, volgens de formule vermeld in onderstaande figuur. Door opnieuw gebruik te maken van het kruisje in de rechteronderhoek van de cel worden ook de andere percentages berekend. Belangrijk hiervoor is opnieuw het gebruik van het $-teken voor het totaal aantal respondenten (hier C8), zodat dit zich niet mee aanpast (indien je dit niet zou gebruiken, zal dit mee veranderen, C9 – C10 - …). Het percentage voor het totaal moet uitkomen op 100%, en ook de som van alle percentages is gelijk aan 100.
Pag. 21
Het uiteindelijke resultaat is volgende frequentietabel:
Pag. 22
5.2.2
Kruistabellen
Door middel van frequentietabellen kunnen de resultaten voor slechts één afzonderlijke vraag worden voorgesteld. Vaak is het echter interessant gegevens te kruisen. Bijvoorbeeld: de tevredenheid met de woning naargelang de leeftijd, naargelang nationaliteit, etc. Dit is mogelijk door middel van kruistabellen. De mogelijkheden voor het opmaken van kruistabellen zijn afhankelijk van de grootte van de steekproef. Kruisingen zijn pas betekenisvol wanneer men een groep van voldoende omvang beschouwt. Wanneer bijvoorbeeld een kruising wordt gemaakt tussen de tevredenheid met de woningen en de nationaliteit van de bewoners, en men voor een bepaalde nationaliteit (Fransen) slechts over 5 respondenten beschikt, waarvan er twee tevreden zijn, is het niet aangewezen te zeggen dat ‘40% van de Fransen tevreden is met zijn woning’. Eventueel kunnen groepen worden samengevoegd om aan een voldoende groot aantal respondenten te komen. Vooral in kleinere wijken, met een beperkte onderzoekspopulatie en dito steekproef, zal dit zeker een aandachtspunt moeten zijn. Zoals eerder gesuggereerd, kan hierop reeds op voorhand worden geanticipeerd door een grotere steekproefomvang voorop te stellen. In elk geval wordt aangeraden zowel de resultaten in aantallen als in percentages weer te geven. Zo is het steeds duidelijk wat de omvang van de verschillende groepen is, en kunnen bepaalde resultaten worden genuanceerd. Het gebruik van kruistabellen is voornamelijk interessant om gegevens over de beleving van de wijk te koppelen aan objectieve gegevens over de persoon of het huishouden. Rekening houdend met bovenstaande opmerkingen is het dus best persoons- en huishoudenskenmerken te gebruiken die uit niet te veel categorieën bestaan. De meest interessante kruisingen zijn deze met het geslacht, de leeftijd van de respondent (in categorieën), de nationaliteit of afkomst, etc.
Voorbeeld Tevredenheid met de woning, naar leeftijdscategorie 12-17
18-24
25-39
40-59
60+
totaal
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Zeer tevreden
0
0
12
24
26
33
36
40
15
21
89
29
Tevreden
6
33
14
28
42
53
24
27
32
46
118
38
Noch tevreden, noch ontevreden
3
17
8
16
5
6
18
20
3
4
37
12
Ontevreden
2
11
2
4
4
5
6
7
8
11
22
7
Zeer ontevreden
4
22
4
8
3
4
4
4
6
9
21
7
Weet niet
3
17
10
20
0
0
2
2
6
9
21
7
totaal
18
100
50
100
80
100
90
100
70
100
308
100
* Opgelet: de groep 12-17 is te klein om betrouwbare uitspraken over te doen. Dit dient dan ook duidelijk te worden vermeld in de rapportering.
Pag. 23
Hoe een kruistabel maken in excel? Ook het aanmaken van een kruistabel doe je best in een afzonderlijk excel-document. Je kopieert dan enkel deze twee kolommen die je nodig hebt voor de kruisanalyse, en steeds ook de tabel met het referentienummer. Kopiëren en plakken van tabellen doe je volgens bovenstaande instructies (in het ‘edit’ – menu, via ‘copy’ en ‘paste special’ – ‘values’).
In onderstaand voorbeeld wordt het maken van een kruistabel stap per stap uitgelegd. Het gaat hier om een tabel die de antwoorden van de bewoners op vraag 18.1 weergeeft, opgesplitst volgens het geslacht. Het voorbeeld heeft slechts betrekking op een zeer klein aantal respondenten (25), dit enkel ter illustratie. Bij de eigenlijke leefbaarheidsbevraging zal het aantal respondenten uiteraard heel wat groter zijn. Je vertrekt dus van een excel-werkblad waarin enkel de twee vragen die je wil kruisen zijn opgenomen, en de kolom met het referentienummer. Daarnaast kan je de tabel die je wil bekomen, reeds voorbereiden, zoals hieronder geïllustreerd. In dit geval, waar een kruising gebeurt met het geslacht is het aantal kolommen van deze tabel beperkt. Wanneer je zou kruisen met bijvoorbeeld de leeftijdscategorieën, krijg je een veel bredere tabel (5 categorieën).
Pag. 24
Vervolgens dien je de kolommen met de gegevens van de vragen te sorteren, volgens het geslacht. Daarvoor selecteer je de drie kolommen (je selecteert kolom A door met het kruisje op de ‘A’ te klikken, houdt je muis ingeklikt en gaat ook over de kolommen B en C, de drie kolommen kleuren nu blauw). In de menubalk bovenaan selecteer je nu ‘Data’ en vervolgens ‘Sort’.
Pag. 25
In het dialoogvenster dat daarop verschijnt, selecteer je in ‘Sort by’ de kolom met het geslacht, dus ‘v44’, vinkt ‘ascending’ aan en je klikt op OK.
Pag. 26
Je zal nu zien dat de volgorde van de respondenten zo gewijzigd is dat bovenaan alle mannen staan (code 1 in v44) en vervolgens alle vrouwen (code 2).
Pag. 27
De volgende stap komt eigenlijk neer op het maken van frequentietabellen, maar apart voor de mannen en voor de vrouwen. De stappen die je daarvoor moet doorlopen zijn dezelfde als hierboven omschreven in de instructies voor het maken van een frequentietabel. Hieronder wordt dit geïllustreerd voor de mannen. Je maakt opnieuw gebruik van de ‘COUNTIF’ functie. Anders dan voor een eenvoudige frequentietabel, mag in ‘range’ niet alle respondenten opnemen, maar enkel de mannen. De range selecteer je evenwel in de kolom met v18.1, maar enkel deze cellen waar in de kolom v44 ‘1’ staat (in dit geval cellen B2 tot B14, in rood omkaderd). De verdere aanmaak van de tabel voor de mannen verloop nu helemaal volgens de principes uitgelegd bij de instructies voor frequentietabellen (gebruik maken van kruisje rechts onderaan om de kolom met de aantallen te vervolledigen – opgelet: vergeet het $-teken niet in de range - , en berekening van percentages).
Voor de vrouwen doe je nu net hetzelfde. In dit voorbeeld vul je als range: ‘B$15:B$25’ in. Tenslotte kan je ook het totaal nog eens berekenen, dus voor alle respondenten. Hier is de range dus ‘B$2:B$26’.
Pag. 28
Voor dit voorbeeld krijg je uiteindelijk onderstaand resultaat. Wanneer je een kruising maakt met een variabele met meerdere categorieën, zoals leeftijd, moet je bovenstaande handelingen dus vaker herhalen (voor 5 leeftijdscategorieën, vijf keer, plus het totaal).
Pag. 29
5.3
Analyse van respons en non-respons
Vooraleer in te gaan op de echte resultaten van het onderzoek, dient een kort overzicht te worden gemaakt van de bereikte respons en de non-respons. Op deze manier wordt een inzicht verkregen in het succes van het onderzoek en de medewerking van de bewoners. In functie van een eventuele herhaling van het onderzoek kan dit bijkomende informatie geven voor de aanpak en voorbereiding van het veldwerk. Wat betreft de respons wordt een vergelijking gemaakt tussen het totaal aantal aangesproken personen (aan wie een introductiebrief werd verstuurd) en het bereikte aantal gerealiseerde enquêtes. De respons van het onderzoek is dan deze vergelijking uitgedrukt in een percentage. Het is eveneens mogelijk een vergelijking te maken tussen het vooropgesteld aantal enquêtes (bepaald bij de steekproeftrekking op basis van de onderzoekspopulatie) en het gerealiseerd aantal. Dit kan het best worden weergegeven per leeftijdscategorie, aangezien de steekproef voor elke leeftijdsklassen voldoende representativiteit vooropstelde. Dankzij de registratie van de non-respons is het ook mogelijk daarin inzicht te verwerven. Er kan worden nagegaan in welke leeftijdscategorieën de non-respons het hoogst is, evenals welke de meest voorkomende redenen waren voor deze non-respons (afwezigheid, ziekte, pertinente weigering, …).
5.4
Instructies voor de verwerking en rapportering van de resultaten
Voor de rapportering van de resultaten zijn vooral de gegevens uit het tweede deel van de vragenlijst, over de leefbaarheid van belang. Vooraleer van start te gaan met de analyse van de leefbaarheid, is het echter interessant een korte schets te maken van de respondentengroep, op basis van de bevraagde gegevens in deel 3. Hier kunnen een aantal frequentietabellen worden opgemaakt: het geslacht van de respondenten (% mannen – vrouwen), leeftijd (volgends de leeftijdscategorieën of de gemiddelde leeftijd), de nationaliteit, het gezinstype waar de respondent deel van uitmaakt, aantal inwonende kinderen, opleidingsniveau, tewerkstellingssituatie, … Ook een aantal kruistabellen kunnen worden aangemaakt op basis van deze gegevens. Zo is het mogelijk de nationaliteit van vader en moeder te kruisen, wat een inzicht geeft in de afkomst van de respondent. Ook een kruising van de nationaliteit van de respondent en de taal die men thuis spreekt, kan belangrijke informatie bieden. In deze schets van de respondentengroep kan ook de woonsituatie worden weergegeven. In sommige wijken kunnen meerdere types woningen voorkomen, en kan de woning waarin men woont een belangrijke invloed hebben op de kijk op de leefbaarheid van de wijk. Daarom is het goed na te gaan in welke woningen de respondenten wonen, en of er in deze groep eventueel sterke over- of ondervertegenwoordigingen zijn van bepaalde types, die de globale resultaten kunnen verteken. Ook de woonduur kan belangrijke achtergrondinformatie bieden.
De analyse van de leefbaarheid van de wijk gebeurt volgens de zes dimensies van leefbaarheid. Ook het rapport met de voorstelling van de resultaten zal gestructureerd zijn volgens deze dimensies.
5.4.1
Algemene instructies en opmerkingen
Hieronder wordt de vragenlijst kort overlopen en wordt aangegeven welke tabellen op zijn minst kunnen worden opgemaakt. In feite komt het erop neer dat voor elke vraag een frequentietabel moet worden weergegeven. Ook wordt vermeld welke mogelijkheden er bestaan tot kruising van
Pag. 30
gegevens, maar dit is uiteraard moeilijk op voorhand te bepalen. Veel hangt af van de resultaten die worden bekomen. Indien bepaalde vragen tot opmerkelijke resultaten leiden, is het zeker aangewezen bijkomende kruisanalyses uit te voeren om deze resultaten uit te diepen. Ook is het mogelijk dat op basis van de lokale situatie en gekende knelpunten of problemen het opportuun wordt geacht bijkomende kruisanalyses uit te voeren. Bij het uitvoeren van kruisanalyses moet de omvang van de respondentengroep en de subgroepen een permanent aandachtspunt zijn. Het belang daarvan kan niet genoeg worden herhaald. In voorgaande hoofdstukken werd reeds meermaals toegelicht hoe hiermee kan worden omgegaan. Belangrijk is steeds het aantal respondenten te vermelden en melding te maken wanneer de betrouwbaarheid van de resultaten enigszins in het gedrang komt. Reeds bij de steekproeftrekking moeten deze mogelijke beperkingen in overweging worden genomen. Bij de verwerking van de gegevens is het dus goed met een kritische blik te werk te gaan, en een goede inschatting te maken van welke analyses opportuun zijn en bijkomende inzichten en verbanden kunnen blootleggen. Zoals reeds gesteld, zal de rapportering van de resultaten gebeuren volgens de zes dimensies en de structuur die hierboven is opgenomen. Het is aangewezen per dimensie te besluiten met een korte samenvatting van de meest belangrijke resultaten.
5.4.2
Kwaliteit van de woning (vraag 13 tot 18)
A. Tevredenheid met de woning Een frequentietabel van vraag 13 geeft brengt op eenvoudige wijze in beeld in welke mate de respondenten tevreden zijn met hun woning. Het kan bijzonder interessant zijn deze cijfers vervolgens ook te kruisen met de leeftijd en eventueel met het type woning. Aan de hand van de volgende vragen kan dieper worden ingegaan op deze tevredenheid of ontevredenheid en de redenen daarvoor. Deze vragen zijn echter iets moeilijker te verwerken. In feite komt het erop neer van elke vraag een frequentietabel op te maken, meer bepaald dient het aantal keer dat ‘ja’ werd geantwoord te worden geteld. Dit aantal kan dan steeds in verband worden gebracht met het totaal aantal personen dat in de voorgaande vraag 13 ‘zeer tevreden’ of ‘tevreden’ heeft geantwoord. Indien de codering van de open vragen ‘andere’ tot nieuwe categorieën heeft geleid, dienen deze eveneens te worden opgenomen in de lijst van redenen.
Pag. 31
Voorbeeld:
Stel dat 200 respondenten in vraag 13 aangaven zeer tevreden of tevreden te zijn met de woning. Het zijn deze personen die ook vraag 14 hebben beantwoord. In een tabel neemt men per reden op hoeveel keer dit werd genoemd als reden (dus aantal ‘ja’ – antwoorden). In de volgende kolom kan dan berekend worden welk aandeel van de tevreden respondenten dit als reden opgaven.
Ja 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
de woning is mooi de woning is van goede kwaliteit de woning is goed te verwarmen de woning is ideaal van grootte voor mijn gezin de keuken en badkamer zijn goed uitgerust ik heb geen last van lawaai in de woning een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ik heb een aangename tuin aan mijn woning andere
132 160 152 128 178 146 170 106 138
% van alle tevreden respondenten 66 80 76 64 89 73 85 53 69
Totaal aantal tevreden of zeer tevreden respondenten = 200
Vraag 16 kan dan op dezelfde wijze worden verwerkt, weliswaar ten aanzien van het totaal aantal respondenten dat ontevreden of erg ontevreden is over de woning.
Op basis van vragen 15 en 17 kan tenslotte een rangorde worden opgesteld in de redenen van tevredenheid of ontevredenheid met de woning. Hierbij volstaat het een frequentietabel op te stellen voor deze vragen, en na te gaan welke reden het meest werd vernoemd. Voor een goed interpreteerbare voorstelling is het vervolgens aangewezen de redenen te plaatsen volgens dalend voorkomen (dus meest vernoemde reden bovenaan).
B. Beoordeling van de verschillende aspecten van de woning De resultaten voor vraag 18 kunnen worden weergegeven in één grote tabel, zoals hieronder geïllustreerd. Hiervoor is het nodig voor elk van de stellingen een frequentietabel op te maken en deze gegevens te plaatsen in deze grote tabel.
Pag. 32
Helemaal akkoord
N
%
Akkoord
N
%
Neutraal
N
%
Niet akkoord
N
%
Helemaal niet akkoord
N
%
totaal
N
%
Mijn woning verkeert in goede staat
100
Mijn woning is te klein
100
Mijn woning is te groot
100
Mijn woning biedt voldoende comfort (badkamer, keuken, sanitair, …) Mijn woning ziet er mooi uit Mijn woning is goed geïsoleerd Ik heb weinig last van lawaai in de woning Ik kan mijn woning goed verwarmen In mijn woning zijn er geen vochtproblemen De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed ingericht De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed onderhouden De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) worden door mijn medebewoners gerespecteerd
100 100 100 100 100 100 100
100
100
Door alle resultaten op deze manier bij mekaar te plaatsen, kunnen deze voor de verschillende stellingen goed onderling worden vergeleken. Hieruit kan worden afgeleid welke aspecten van de woning het meest positief worden geëvalueerd, en waar zich duidelijk problemen situeren.
5.4.3
Kwaliteit van de woonomgeving (vraag 19 tot 30)
De analyse van de vragen over de woonomgeving verloopt voor een groot deel analoog aan deze over de woning. A. Tevredenheid met de woonomgeving Net als bij de tevredenheid met de woning, wordt een frequentietabel opgemaakt van vraag 19, en eventueel vervolgens een kruistabel met de leeftijd of andere persoonsgegevens. Eveneens op dezelfde wijze kunnen de vragen over de redenen van tevredenheid of ontevredenheid (20-23) worden verwerkt.
Pag. 33
B. Beoordeling van de verschillende aspecten van de woonomgeving Frequentietabellen van de verschillende stellingen over de woonomgeving in vraag 24 worden eveneens samengebracht in één grote tabel en kunnen vervolgens onderling goed worden vergeleken.
C. Voorzieningenniveau Ook vragen 25 en 26 kunnen worden weergegeven op dezelfde manier als bovenstaande vragen. Voor vraag 27 wordt aangeraden alle antwoorden (zowel 1 als 2) samen te tellen, en een frequentietabel te maken van alle genoemde voorzieningen. Voor een gemakkelijke interpretatie worden deze voorzieningen gerangschikt volgens dalend belang (bovenaan de voorziening die het vaakst werd vernoemd).
D. Overlast Voor vragen 28 en 30 geldt eveneens dezelfde voorstellingswijze. Belangrijk is vraag 29 waar gevraagd wordt welk van al deze elementen als het meest storend wordt ervaren. Deze resultaten zijn erg interessant in functie van het ontwikkelen van maatregelen voor het verbeteren van de leefbaarheid. De resultaten worden opnieuw best gerangschikt volgens dalend voorkomen.
5.4.4
Veiligheid (vraag 31 tot 33)
A. Veiligheidsgevoel Vragen 31 en 32 peilen naar het veiligheidsgevoel van de bewoners buiten hun woning, overdag en ’s avonds en ’s nachts. Van beide vragen wordt een frequentietabel gemaakt. Hier is het behoorlijk interessant ook een aantal kruistabellen op te maken: naargelang het geslacht, de leeftijd, nationaliteit, … Immers, veiligheid is een erg subjectief gevoel, dat soms meer afhangt van de persoon zelf dan van de realiteit in de wijk. Aangenomen wordt dat vrouwen, ouderen, … zich vaker onveilig voelen, aan de hand van deze vragen kan dit ook effectief worden nagegaan.
B. Criminaliteit en overlast Vraag 33 peilt vervolgens meer naar de reële situatie wat betreft criminaliteit en overlast. Uiteraard baseert zich dit eveneens op de inschatting van de bewoners zelf, en zal ook hier een zekere mate van subjectiviteit in schuil gaan. Objectieve gegevens over deze fenomenen kunnen via andere kanalen worden ingezameld (vb. bij de politie). Deze vraag bestaat in feite uit twee delen, en zal dus ook op deze manier worden verwerkt. Toch zijn de resultaten goed interpreteerbaar wanneer ze worden weergegeven in één tabel, zoals hieronder geïllustreerd.
Pag. 34
Vaak N
%
Af en toe N %
Nooit N
%
Weet niet N %
Slachtoffer? N %
Autodiefstal of inbraak in de auto (brom)fietsdiefstal Inbraak in huis Beledigingen Pesterijen Racisme Lastiggevallen worden op straat Zakkenrollers Vandalisme, vernielingen, beschadigingen Drugs Lichamelijk geweld of dreiging met lichamelijk geweld (in de buurt) Verkeersmisdrijven Brandstichting Andere
5.4.5
Kwaliteit van de sociale relaties (vraag 34 tot 40)
Over deze dimensie werden meerdere vragen gesteld. De meeste daarvan zijn op vrij eenvoudige wijze te analyseren en voor te stellen. Vraag 39, open vraag die vraagt naar de reden van ruzies met de buren, wordt enkel beantwoord door zij die aangaven tijdens het laatste jaar ruzies te hebben gehad. Percentages moeten dus berekend worden ten aanzien van deze subgroep en niet ten aanzien van de volledige respondentengroep. Na codering van de opgegeven antwoorden, kan deze vraag verder via een frequentietabel worden behandeld.
5.4.6
Mate van buurtbinding (vraag 41)
Enkel vraag 41 valt onder de dimensie mate van buurtbinding. Deze stellingen kunnen net als de andere worden weergegeven in een tabel. Een kruising met de woonduur in de wijk kan bijkomende inzichten geven. Personen die er langer wonen zullen waarschijnlijk meer gehecht zijn aan de wijk.
5.4.7
Tevredenheid met de dienstverlening (vraag 42)
Het laatste vragenblok met stellingen gaat over de tevredenheid met de dienstverlening. Voor de gemeente en sociale huisvestingsmaatschappij kan dit uiteraard inzicht geven in hoe inspanningen door de bewoners worden geëvolueerd en waar bijkomende inspanningen zich kunnen situeren.
Pag. 35
5.4.8
Algemene leefbaarheid van de wijk (vraag 4 tot vraag 12 & vraag 43)
Aan het begin van de vragenlijst worden een aantal vragen gesteld over de algemene leefbaarheid van de wijk en eventuele verhuiswensen. Aan het einde van de vragenlijst wordt een vraag naar de algemene leefbaarheid opnieuw herhaald. Vraag 4 vraagt de bewoners hoe ze het vinden om in de buurt te wonen. Deze vraag komt erg onvoorbereid, maar heeft het voordeel dat het antwoord erg spontaan is. Vraag 43 is eigenlijk dezelfde, maar komt helemaal op het einde, nadat alle aspecten van de buurt één na één werden overlopen. Waarschijnlijk zullen er een aantal bewoners zijn die beide vragen anders beantwoorden. De resultaten van beide vragen kunnen dmv een frequentietabel worden voorgesteld, maar nog interessanter is het ze met mekaar in verband te brengen in een kruistabel. Zo komt in beeld hoeveel bewoners er na de vragenlijst een positievere kijk op nahouden, hoeveel een negatievere en hoeveel niet van mening zijn veranderd. Vragen 5 en 7 peilen naar de evolutie van de leefbaarheid, enerzijds zoals waargenomen gedurende de laatste 5 jaar, anderzijds zoals in de toekomst verwacht. Een kruising met de antwoorden op vraag 4 kan deze gegevens nog in breder perspectief plaatsen, namelijk of de respondent een eerder positieve of negatieve kijk heeft op de wijk. De evolutie van de leefbaarheid in het verleden in vraag 5 kan natuurlijk erg interessant zijn wanneer reeds bijzondere inspanningen werden geleverd ten aanzien van de leefbaarheid, want evalueert of dit ook bij de bewoners effectief de gewenste effecten heeft gehad. De open vragen die gekoppeld zijn aan deze vragen geven bijkomend inzicht in de argumenten die de respondenten aanhalen voor d opgemerkte evolutie. Na codering van deze vragen kunnen eenvoudige frequentietabellen worden opgemaakt, evenwel op te splitsen naargelang het antwoord van de respondent op de voorgaande vraag (verbetering, verslechtering, stagnatie). Vraag 9 peilt tenslotte naar de eventuele verhuiswens van de bewoners en 10 tot 12 de mogelijke redenen daarvoor. In het kader van de leefbaarheid van de buurt, is dit natuurlijk enkel relevant als dit te wijten is aan de woning of aan de wijk. Bij vraag 11 kunnen meerdere antwoorden worden gegeven. Meest aangewezen voor de verwerking is al deze antwoorden samen te nemen en de frequentie van elke van de redenen te berekenen. Aan de hand van vraag 12 kan dan een rangorde worden opgesteld van de redenen die het vaakst als de belangrijkste reden worden beschouwd.
Pag. 36
5.5
Voorstelling van de resultaten a.h.v. indexen
Met behulp van indexen is het mogelijk de grote hoeveelheid informatie die wordt verzameld te bundelen tot één goed interpreteerbaar cijfer per leefbaarheidsdimensie, dat de houding van de wijkbewoners ten aanzien van dat aspect van de leefbaarheid samenvat. De vragenlijst werd zo opgesteld dat een groot deel van de antwoorden kan worden herberekend tot een index. Het gaat dan om de vragen die de respondenten konden beantwoorden aan de hand van een vijfpuntschaal (helemaal akkoord - … - helemaal niet akkoord, zeer tevreden - … - zeer ontevreden). Voor iedere van de zes dimensies van leefbaarheid is dit mogelijk. De berekening van de leefbaarheidsindexen gebeurt in twee stappen: 1. berekening index per vraag 2. berekening index per dimensie via een gewogen gemiddelde van de indexen per vraag
De berekening van de leefbaarheidsindexen is opgenomen in de ontwikkelde software bij het bevragingsinstrument. Wanneer de gegevens worden ingevoerd, zullen de nodige berekeningen automatisch worden uitgevoerd en wordt het eindresultaat, een index per leefbaarheidsdimensie, weergegeven. Deze automatische berekeningen kunnen enkel correct verlopen wanneer alle nodige gegevens worden ingevoerd, d.w.z. alle vragen en stellingen die de basis vormen van de index, moeten ook effectief bevraagd en ingevoerd worden. De index per vraag wordt berekend via de techniek van het gewogen gemiddelde van de antwoorden op die vraag: men vermenigvuldigt telkens het aantal personen dat een bepaald antwoord gaf met de score van dat antwoord en men maakt de som.
5.5.1
Samenstelling van de leefbaarheidsindexen
Per dimensie zullen meerdere vragen worden samengevoegd tot een index. De vragenlijst is zo opgesteld dat voor iedere dimensie vragen zijn opgenomen die deze berekeningen toelaten. Daarbij formuleren we twee opmerkingen: -
enerzijds zijn niet alle opgenomen stellingen van relevante waarde voor de eigenlijke leefbaarheidsmeting. Daarom zullen niet alle bevraagde stellingen worden opgenomen in de index;
-
anderzijds is het ook niet aangewezen alle vragen hetzelfde gewicht te geven in de berekening van de indexen per dimensie, bepaalde aspecten zijn van groter belang in functie van de uiteindelijke leefbaarheid van de wijk dan andere.
Hieronder overlopen we per dimensie alle vragenblokken die in aanmerking komen voor de berekening van indexen, met aanduiding in vet van de vragen die effectief opgenomen worden en hun gewicht.
Dimensie 1: Kwaliteit van de woning De index voor de dimensie kwaliteit van de woning wordt samengesteld op basis van twee vragen in de vragenlijst: enerzijds de algemene tevredenheid met de woning (vraag 13), anderzijds het vragenblok met stellingen betreffende de verschillende aspecten van de woning (vraag 18).
Pag. 37
Vraag 18: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken?
gewicht
Mijn woning verkeert in goede staat Mijn woning is te klein Mijn woning is te groot Mijn woning biedt voldoende comfort (badkamer, keuken, sanitair, …) Mijn woning ziet er mooi uit Mijn woning is goed geïsoleerd Ik heb weinig last van lawaai in de woning Ik kan mijn woning goed verwarmen In mijn woning zijn er geen vochtproblemen De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed ingericht De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed onderhouden De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) worden door mijn medebewoners gerespecteerd Algemene tevredenheid met de woning (vraag 13)
1 1 0,5 1 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 / / / 1
Dimensie 2: Kwaliteit van de woonomgeving
De berekening van de index voor de kwaliteit van de woonomgeving zal complexer verlopen: er worden namelijk twee deeldimensies onderscheiden, met name de woonomgeving zelf en het voorzieningenniveau. Dit onderscheid geeft dan ook aanleiding tot twee deelindexen binnen deze dimensie.
Pag. 38
Deelindex kwaliteit van de woonomgeving Vraag 24: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? gewicht Ik woon in een mooie buurt
0,5
Er is genoeg ruimte tussen de gebouwen in de buurt
/
Kinderen kunnen veilig spelen in de buurt.
1
Er is voldoende groen in mijn buurt.
1
Er is te veel groen in de buurt
/
Er zijn voldoende pleinen en parkjes in mijn buurt
0,5
Het groen en de pleinen in de buurt worden goed onderhouden
0,5
De straten en voetpaden in mijn buurt zijn in een goede staat.
0,5
Er zijn voldoende voetpaden in de buurt
0,5
Er zijn voldoende fietspaden in de buurt
0,5
Er is niet te veel verkeer in de buurt
0,5
Er wordt niet te snel gereden in de buurt
0,5
Er is voldoende parkeergelegenheid in de buurt
0,5
Wanneer het donker is, is de buurt voldoende verlicht
1
Algemene tevredenheid over de buurt (vraag 19)
1
Deelindex voorzieningenniveau Vraag 25: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? gewicht Er zijn voldoende winkels voor dagelijkse voorzieningen in mijn buurt (bakker, slager, …)
1
Er zijn voldoende andere handelszaken (winkels, cafés, …) in mijn buurt
1
Diensten als banken, post, mutualiteit, OCMW, … zijn voldoende bereikbaar
1
Er zijn voldoende medische voorzieningen in de buurt (dokter, apotheker, …)
1
Zorgvoorzieningen zijn voldoende bereikbaar (ziekenhuis, verzorging, …)
1
Er zijn voldoende haltes van openbaar vervoer in mijn buurt
1
Het openbaar vervoer komt vaak genoeg langs in de buurt
1
Er zijn voldoende scholen in de buurt of in de nabije omgeving
1
Er is voldoende kinderopvang in de buurt of in de nabije omgeving
1
Er is voldoende sportinfrastructuur in mijn buurt
0,5
Er is voldoende speelruimte in mijn buurt
0,5
Er zijn voldoende ontmoetingsmogelijkheden voor jongeren in mijn buurt
0,5
Er worden voldoende activiteiten voor kinderen en jongeren georganiseerd in mijn buurt
0,5
Er worden voldoende activiteiten voor senioren georganiseerd in mijn buurt.
0,5
Er worden voldoende activiteiten voor volwassenen georganiseerd in mijn buurt.
0,5
Pag. 39
Om beide deelindexen samen te brengen tot één index voor de ‘Kwaliteit van de woonomgeving’, wordt het gewone gemiddelde genomen van beide. De woonomgeving en het voorzieningenniveau krijgen bijgevolg evenveel gewicht binnen deze index.
Dimensie 3: Veiligheid Slechts twee vragen maken deel uit van de index Veiligheid, beiden krijgen hetzelfde gewicht.
gewicht
Voel je je buitenshuis overdag veilig in je buurt? (vraag 31)
1
Voel je je buitenshuis ’s avonds en ’s nachts veilig in je buurt? (vraag 32)
1
Dimensie 4: Kwaliteit van de sociale relaties De index voor de dimensie kwaliteit van de sociale relaties baseert zich op het vragenblok in vraag 34. Vijf van de negen stellingen worden opgenomen en krijgen elk een gelijk gewicht.
Vraag 34: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? gewicht
Ik ben tevreden met mijn buren
1
Ik heb voldoende privacy
1
Ik heb vertrouwen in mijn buren
1
De mensen in de buurt kennen elkaar goed.
/
De mensen in de buurt komen over het algemeen goed overeen.
1
Ruzies tussen de bewoners van deze buurt komen niet voor
1
Het is fijn dat in deze buurt mensen van verschillende leeftijden wonen
/
Het is fijn dat in deze buurt mensen van verschillende culturen wonen
/
Er worden activiteiten georganiseerd voor de buurtbewoners (vb.feesten, barbecue, …)
/
Dimensie 5: Mate van buurtbinding Voor de constructie van de index voor de mate van buurtbinding wordt het volledige vragenblok uit vraag 41 opgenomen, waarbij alle stellingen hetzelfde gewicht toegekend krijgen. Vraag 41: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? gewicht
Ik zou nergens anders willen wonen
1
Ik vind het vervelend als anderen op deze buurt kritiek leveren
1
Uit deze buurt ga ik niet zo gauw weg
1
Ik voel me zeer goed in deze buurt
1
Voor mij is het belangrijk dat ik precies in deze buurt woon
1
In deze buurt voel ik me erg thuis
1
Ik ben een beetje trots op deze buurt
1
Pag. 40
Dimensie 6: Tevredenheid met de dienstverlening De laatste index baseert zich op alle stellingen uit vraag 42, die elk evenveel doorwegen.
Vraag 42: Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? gewicht
De gemeenschappelijke delen van het gebouw worden goed onderhouden
1
De openbare ruimte in de wijk wordt goed onderhouden
1
De politie houdt indien nodig een oogje in ’t zeil
1
De wijkagent is aanwezig in de buurt
1
De afvalophaling in de buurt is goed
1
Het afval wordt vaak genoeg opgehaald in de buurt
1
Ik heb het gevoel dat ik terecht kan bij de huisvestingsmaatschappij met klachten in verband met de woning De bewoners worden voldoende geïnformeerd bij initiatieven van de huisvestingsmaatschappij rond de woning of de buurt. De bewoners worden voldoende betrokken bij de werking van de gemeente in de buurt.
1 1 1
De gemeente heeft voldoende aandacht voor de problemen in de buurt.
1
De bewoners worden voldoende ondersteund bij hun activiteiten in de buurt
1
Pag. 41
5.5.2
Berekening van de leefbaarheidsindexen
De berekening van de indexen werd voorgeprogrammeerd in de ontwikkelde software. In principe is het dus niet nodig zelf berekeningen uit te voeren. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de wijze waarop de indexen worden berekend om, indien gewenst, toch een inzicht te verkrijgen in de achterliggende logica. De vragen die worden gebruikt voor de berekening van indexen zijn deze met een vijfpuntsantwoordschaal, waarin een duidelijke opeenvolging vervat zit. Antwoordmogelijkheid 1 is dan het meest positieve ten aanzien van de leefbaarheid, 3 neutraal en 5 het meest negatieve. In functie van de berekening tot indexen en de interpreteerbaarheid daarvan worden deze scores omgezet in positieve en negatieve scores tussen –2 en +2, waarbij +2 overeenstemt met het meest positieve antwoord en –2 met het meest negatieve antwoord. Een score ‘0’ wijst dan op een neutrale houding.
Bijvoorbeeld: Hieronder als voorbeeld de berekening van de index voor de stelling ‘mijn woning verkeert in goede staat’ met een fictief aantal respondenten en verdeling over de verschillende antwoorden.
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
76
93
38
57
36
Mijn woning verkeert in goede staat
Berekening index:
(76 * 2) + (93 * 1) + (38 * 0) - (57 * 1) - (36 * 2) Index =
= 0,39 76 + 93 + 38 + 57 + 36
Respondenten die het antwoord ‘weet niet’ of ‘niet van toepassing’ gaven, worden telkens uit de berekening gehouden.
Om de berekening van de indexen verder te illustreren worden hieronder de verschillende dimensies als voorbeeld in detail uitgewerkt. In de tabel worden voor alle opgenomen stellingen telkens een fictief aantal respondenten per antwoordcategorie mee opgenomen. Telkens wordt in de laatste kolom de indexscore, volgens de berekening die hierboven werd uitgelegd, opgenomen.
Pag. 42
Kwaliteit van de woning
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
gewicht
index
Mijn woning verkeert in goede staat
1
76
93
38
57
36
0,39
Mijn woning is te klein
1
76
89
52
42
41
0,39
Mijn woning is te groot
0,5
26
46
99
89
40
-0,24
Mijn woning biedt voldoende comfort (badkamer, keuken, sanitair, …)
1
96
85
20
59
40
0,46
Mijn woning ziet er mooi uit
0,5
70
59
68
55
48
0,16
Mijn woning is goed geïsoleerd
0,5
60
88
65
47
40
0,27
Ik heb weinig last van lawaai in de woning
0,5
48
59
39
77
77
-0,25
Ik kan mijn woning goed verwarmen
0,5
64
79
45
59
53
0,14
In mijn woning zijn er geen vochtproblemen
0,5
36
52
60
86
66
-0,31
1
44
110
15
82
49
0,06
Algemene tevredenheid met de woning
De berekening van de index voor de kwaliteit van de woning gebeurt dan volgens het gewogen gemiddelde van de verschillende indexen per vraag. De gewichten die aan elk aspect werden toegekend, werden eveneens in de tabel opgenomen.
(1*0,39)+(1*0,39)+(0,5*-0,24)+(1*0,46)+(0,5*0,16)+(0,5*0,27)+(0,5*-0,25)+(0,5*0,14)+ (0,5*-0,31)+(1*0,06) Index= (1 + 1 + 0,5 + 1 + 0,5 + 0,5 + 0,5 + 0,5 + 0,5 + 1)
= 0,17
Pag. 43
Kwaliteit van de woonomgeving
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
0,5
44
110
15
82
49
0,06
Kinderen kunnen veilig spelen in de buurt.
1
76
89
52
42
41
0,39
Er is voldoende groen in mijn buurt.
1
76
93
38
57
36
0,39
Er zijn voldoende pleinen en parkjes in mijn buurt
0,5
60
60
60
60
60
0,00
Het groen en de pleinen in de buurt worden goed onderhouden
0,5
26
46
99
89
40
-0,24
De straten en voetpaden in mijn buurt zijn in een goede staat.
0,5
60
88
65
47
40
0,27
Er zijn voldoende voetpaden in de buurt
0,5
96
85
20
59
40
0,46
Er zijn voldoende fietspaden in de buurt
0,5
76
93
38
57
36
0,39
Er is niet te veel verkeer in de buurt
0,5
48
59
39
77
77
-0,25
Er wordt niet te snel gereden in de buurt
0,5
44
110
15
82
49
0,06
Er is voldoende parkeergelegenheid in de buurt
0,5
64
79
45
59
53
0,14
Wanneer het donker is, is de buurt voldoende verlicht
1
70
59
68
55
48
0,16
Algemene tevredenheid over de buurt
1
36
52
60
86
66
-0,31
gewicht
Ik woon in een mooie buurt
index
(0,5*0,06)+(1*0,39)+(1*0,39)+ (0,5*0,00)+(0,5*-0,24)+(0,5*0,27)+(0,5*0,46) (0,5*0,39)+(0,5*-0,25)+(0,5*0,06)+(0,5*0,14)+(1*0,16)+(1*-0,31) deelindex= (0,5+1+1+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5+1+1)
= 0,13
Pag. 44
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
1
70
59
68
55
48
0,16
1
60
88
65
47
40
0,27
1
76
93
38
57
36
0,39
1
44
110
15
82
49
0,06
1
44
110
15
82
49
0,06
1
60
60
60
60
60
0,00
Het openbaar vervoer komt vaak genoeg langs in de buurt
1
48
59
39
77
77
-0,25
Er zijn voldoende scholen in de buurt of in de nabije omgeving
1
36
52
60
86
66
-0,31
Er is voldoende kinderopvang in de buurt of in de nabije omgeving
1
76
89
52
42
41
0,39
Er is voldoende sportinfrastructuur in mijn buurt
0,5
44
110
15
82
49
0,06
0,5
96
85
20
59
40
0,46
0,5
64
79
45
59
53
0,14
0,5
36
52
60
86
66
-0,31
0,5
76
89
52
42
41
0,39
0,5
70
59
68
55
48
0,16
gewicht
Er zijn voldoende winkels voor dagelijkse voorzieningen in mijn buurt (bakker, slager, …) Er zijn voldoende andere handelszaken (winkels, cafés, …) in mijn buurt Diensten als banken, post, mutualiteit, OCMW, … zijn voldoende bereikbaar Er zijn voldoende medische voorzieningen in de buurt (dokter, apotheker, …) Zorgvoorzieningen zijn voldoende bereikbaar (ziekenhuis, verzorging, …) Er zijn voldoende haltes van openbaar vervoer in mijn buurt
Er is voldoende speelruimte in mijn buurt Er zijn voldoende ontmoetingsmogelijkheden voor jongeren in mijn buurt Er worden voldoende activiteiten voor kinderen en jongeren georganiseerd in mijn buurt Er worden voldoende activiteiten voor senioren georganiseerd in mijn buurt. Er worden voldoende activiteiten voor volwassenen georganiseerd in mijn buurt.
index
(1*0,16)+(1*0,27)+(1*0,39)+(1*0,06)+(1*0,06)+(1*0,00)+(1*-0,25)+(1*0,31)+(1*0,39)+(0,5*0,06)+(0,5*0,46)+(0,5*0,14)+(0,5*-0,31)+(0,5*0,39)+(0,5*0,16) deelindex= (1+1+1+1+1+1+1+1+1+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5+0,5)
= 0,08
Pag. 45
Voor de dimensie ‘kwaliteit van de woonomgeving’ is nog een extra bewerking nodig, aangezien deze index wordt samengesteld op basis van twee deelindexen. De berekening gebeurt eenvoudigweg als het gemiddelde van beide, aangezien ze elk evenveel gewicht toegekend krijgen:
Index ‘kwaliteit van de woonomgeving’ = (deelindex ‘woonomgeving + deelindex ‘voorzieningenniveau’) / 2 = 0,105
Veiligheid
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
gewicht
index
Voel je je buitenshuis overdag veilig in je buurt?
1
96
85
20
59
40
0,46
Voel je je buitenshuis ’s avonds en ’s nachts veilig in je buurt?
1
36
52
60
86
66
-0,31
Aangezien beide stelling hetzelfde gewicht krijgen in de index, dient gewoon het rekenkundig gemiddelde van de indexen voor de twee stellingen te worden genomen.
Index= (0,46 - 0,31) / 2
= 0,07
Pag. 46
Kwaliteit van de sociale relaties
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
gewicht
index
Ik ben tevreden met mijn buren
1
70
59
68
55
48
0,16
Ik heb voldoende privacy
1
60
88
65
47
40
0,27
Ik heb vertrouwen in mijn buren
1
76
93
38
57
36
0,39
De mensen in de buurt komen over het algemeen goed overeen.
1
44
110
15
82
49
0,06
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
index
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
Index= (0,16 + 0,27 + 0,39 + 0,06) / 4
= 0,22
Mate van buurtbinding
gewicht
Ik zou nergens anders willen wonen
1
60
60
60
60
60
0,00
Ik vind het vervelend als anderen op deze buurt kritiek leveren
1
48
59
39
77
77
-0,25
Uit deze buurt ga ik niet zo gauw weg
1
36
52
60
86
66
-0,31
Ik voel me zeer goed in deze buurt
1
76
89
52
42
41
0,39
Ik heb voldoende privacy
1
60
88
65
47
40
0,27
Ik heb vertrouwen in mijn buren
1
76
93
38
57
36
0,39
Pag. 47
Index= (0,00 - 0,25 - 0,31 + 0,39 + 0,27 + 0,39) / 6
= 0,08
Tevredenheid met de dienstverlening
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Antwoorden
1
2
3
4
5
scores
2
1
0
-1
-2
1
70
59
68
55
48
0,16
1
60
88
65
47
40
0,27
De politie houdt indien nodig een oogje in ’t zeil
1
76
93
38
57
36
0,39
De wijkagent is aanwezig in de buurt
1
44
110
15
82
49
0,06
De afvalophaling in de buurt is goed
1
44
110
15
82
49
0,06
1
60
60
60
60
60
0,00
1
48
59
39
77
77
-0,25
1
36
52
60
86
66
-0,31
1
76
89
52
42
41
0,39
1
44
110
15
82
49
0,06
1
96
85
20
59
40
0,46
gewicht
De gemeenschappelijke delen van het gebouw worden goed onderhouden De openbare ruimte in de wijk wordt goed onderhouden
Het afval wordt vaak genoeg opgehaald in de buurt Ik heb het gevoel dat ik terecht kan bij de huisvestingsmaatschappij met klachten in verband met de woning De bewoners worden voldoende geïnformeerd bij initiatieven van de huisvestingsmaatschappij rond de woning of de buurt. De bewoners worden voldoende betrokken bij de werking van de gemeente in de buurt. De gemeente heeft voldoende aandacht voor de problemen in de buurt. De bewoners worden voldoende ondersteund bij hun activiteiten in de buurt
index
Index= (0,16 + 0,27 + 0,39 + 0,06 + 0,06 + 0,00 – 0,25 – 0,31 + 0,39 + 0,06 + 0,46) / 11
= 0,12
Pag. 48
5.5.3
Interpretatie van de resultaten
Het werken met de indexen biedt een aantal voordelen, maar mag niet worden losgekoppeld van de andere resultaten van het onderzoek. Een belangrijk pluspunt van is dat een heleboel informatie wordt samengevat in een vrij goed interpreteerbaar cijfer: 0 wijst op een neutraal resultaat, hoe dichter bij +2 hoe positiever voor de leefbaarheid, hoe meer naar –2 hoe negatiever. De keerzijde is uiteraard dat met het samennemen van meerdere elementen, informatie en nuances verloren gaan, de resultaten worden in zekere mate afgevlakt. Door het nemen van het gemiddelde, hoewel reeds deel opgevangen door het toekennen van gewichten, kunnen uitgesproken positieve of negatieve beoordelingen op bepaalde aspecten niet meer tot uiting komen in de samenvattende index. Het werken met indexen is dus enkel zinvol als sluitstuk van een omvangrijkere analyse van de resultaten. In eerste instantie is het noodzakelijk de antwoorden van de bewoners op alle vragen één na één in beeld te brengen, door middel van frequentietabellen en eventueel kruistabellen. Zo wordt een volledig inzicht bekomen in de manier waarop de bewoners het wonen en leven in de wijk beleven, en waar zich eventuele knelpunten situeren. Aanvullend op al deze gegevens, kan de leefbaarheidsindex dan een samenvatting bieden, maar enkel indien deze niet los wordt gezien van de basisinformatie. Een ander voordeel van het werken met leefbaarheidsindexen is dat bij herhaling van het onderzoek evoluties in de tijd op overzichtelijke wijze in beeld kunnen worden gebracht. Ook hier geldt natuurlijk dat een globale evolutie in bepaalde richting, trends op specifieke aspecten die in de andere richting wijzen, kunnen verbergen. De indexen kunnen dus evenzeer geenszins afzonderlijk worden gebruikt, maar moeten steeds deel uitmaken van een globale analyse. Ook dient ermee rekening te worden gehouden dat de foutenmarge die steeds aanwezig is op de resultaten van de verschillende vragen door het samenvoegen van vragen steeds groter wordt. Dit bevestigt alweer dat de indexen met de nodige omzichtigheid moeten worden gebruikt en niet mogen worden losgekoppeld van het breder kader waarop ze zich baseren. In de rapportering van het onderzoek is het aangewezen bij iedere dimensie na de bespreking van de resultaten van de afzonderlijke vragen aan de hand van frequentie- en kruistabellen een overzicht van de resultaten van de indexen weer te geven. Dit kan in eerste instantie voor de afzonderlijke stellingen (index per vraag), wat toelaat de resultaten van deze stellingen onderling te vergelijken en eventuele knelpunten aan te duiden, en tenslotte wordt dan de index voor die dimensie weergegeven. Aan het einde van het resultatenrapport kan vervolgens een overzicht worden gegeven van de verschillende leefbaarheidsindexen, en hun deelindexen. Aan de hand van deze cijfers en de grote hoeveelheid aan informatie die erachter schuilt, kunnen conclusies worden genomen ten aanzien van de leefbaarheid van de wijk en op welke vlakken zich eventueel de meeste problemen situeren.
Pag. 49
BIJLAGE 1: De vragenlijst
Pag. 50
INLEIDING Beste buurtbewoner, Graag willen wij een beroep doen op je medewerking aan het leefbaarheidsonderzoek voor jouw buurt. De gemeente / sociale huisvestingsmaatschappij heeft beslist dit onderzoek uit te voeren, om meer inzicht te krijgen over hoe de bewoners het ervaren om in deze buurt te wonen, wat zij goed en minder goed vinden, welke problemen er zijn, … om daar in de toekomst beter rekening mee te kunnen houden. In dit onderzoek worden xxx bewoners vanaf 12 jaar van deze buurt ondervraagd. Jij werd op toevallige wijze gekozen om hieraan deel te nemen. Jouw mening en antwoorden zijn van belang om beter te weten hoe de bewoners denken en voelen over hun buurt. Daarom vragen we je mee te werken aan dit onderzoek. Gemiddeld duurt dit ongeveer een half uur tot een uur. De antwoorden die jij geeft, zullen worden vergeleken met de antwoorden van de andere buurtbewoners en worden verwerkt in een verslag met alle resultaten. Al je antwoorden blijven strikt vertrouwelijk, nergens op deze vragenlijst en in het verslag wordt jouw naam vermeld. Het is van groot belang dat je enkel je eigen mening geeft en je niet laat beïnvloeden door wat anderen denken.
Naam van de interviewer: ………………………………………………………………………………….. Datum van het interview: …………………………………………………………………………………… Duur van het interview: ………………………………………………………………………………………
Pag. 51
DEEL 1. WOONSITUATIE Vraag 1 : Sinds wanneer woon je in deze woning? ……………………. Vraag 2 : Sinds wanneer woon je in deze buurt? …………………….. Vraag 3 : In welk type woning woon je? De antwoordcategorieën voor deze vraag zullen worden opgemaakt naargelang de lokale situatie. Indien slechts één type woning voorkomt, kan deze vraag uiteraard weggelaten worden. Instructies hierover worden opgenomen in het handboek.
DEEL 2. LEEFBAARHEID VAN DE WIJK De eerste vragen gaan over uw mening over het wonen in deze wijk in het algemeen. Dit wordt de ‘leefbaarheid van de wijk’ genoemd. Hiermee wordt bedoeld hoe het is om in deze wijk te wonen, het gaat dus over verschillende dingen: de omgeving, de woningen, de relaties en contacten met andere bewoners, de aanwezige voorzieningen, etc. Vraag 4 : Wat vindt u van de leefbaarheid van de buurt in het algemeen, hoe het is om in deze buurt te wonen? (omcirkel) 1 2 3 4 5 6
zeer goed goed tussenin slecht heel slecht ik weet het niet
Vraag 5 : Is de algemene leefbaarheid in de buurt de laatste vijf jaren … (omcirkel) 1 2 3 4 5
verbeterd verslechterd gelijk gebleven ik woon nog geen 5 jaar in deze buurt ik weet het niet
Vraag 6 : Waarom denk je dat? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................
Pag. 52
Vraag 7 : Denk je dat de algemene leefbaarheid van de buurt de komende jaren zal … (omcirkel) 1 2 3 4
verbeteren verslechteren niet veranderen ik weet het niet
Vraag 8 : Waarom denk je dat? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... Vraag 9 : Indien het mogelijk zou zijn, zou je dan willen verhuizen? (omcirkel) 1 2 3
Ja (ga naar Vraag 10) Nee (ga onmiddellijk naar Vraag 13) weet niet (ga onmiddellijk naar Vraag 13)
Vraag 10 : Waarom zou je willen verhuizen? (omcirkel slechts één van beide, de belangrijkste, reden) 1 2
omwille van je woning of de buurt (ga naar Vraag 11) omwille van een andere reden (ga onmiddellijk naar Vraag 13)
Vraag 11 : Waarom zou je willen verhuizen? Antwoord telkens met ja of met neen. (omcirkel) 1. De woning verkeert in slechte staat 2. Het comfort van de woning is onvoldoende 3. De woning is te klein geworden 4. De woning is te groot geworden 5. Ik wil graag een tuin of een grotere tuin 6. Omwille van de prijs van deze woning 7. Ik heb een eigen woning gekocht 8. Ik voel me niet goed in deze buurt 9. De ligging van deze buurt is niet goed 10. Er zijn te veel problemen in deze buurt 11. De buurt is te veel verloederd 12. Er is niet genoeg open ruimte in de buurt 13. Er zijn niet genoeg winkels in de buurt 14. Ik kom niet goed overeen met mijn buren 15. Andere, wat? ……..............................................................................................
Ja 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Neen 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
1
2
Vraag 12 : Welke bovenvermelde reden is de belangrijkste om te willen verhuizen? (Overloop de antwoorden uit Vraag 11 die je hebt aangeduid en noteer hieronder het cijfer van de volgens jou belangrijkste reden). Belangrijkste reden:
Pag. 53
Je woning Hieronder volgen enkele vragen over de woning waarin je woont. Ze gaan dus enkel over de woning zelf en niet over de woonomgeving. Dit komt straks nog uitgebreid aan bod. Vraag 13 : Als je de voor- en de nadelen van je woning bekijkt, ben je in het algemeen over je woning dan….. ? (omcirkel) 1 Zeer tevreden (ga naar Vraag 14) 2 Tevreden (ga naar Vraag 14) 3 Noch tevreden noch ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 18) 4 Ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 16) 5 Zeer ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 16) 6 Weet niet (ga onmiddellijk naar Vraag 18)
Vraag 14 : Indien je in Vraag 13 “zeer tevreden” of “tevreden” hebt geantwoord, waarom ben je dan tevreden over de woning waar je woont? Antwoord telkens met ja of met neen. Indien een antwoord niet van toepassing is, duidt dan ‘neen’ aan. (omcirkel) Ja Neen 1. de woning is mooi 1 2 2. de woning is van goede kwaliteit 1 2 3. de woning is goed te verwarmen 1 2 4. de woning is ideaal van grootte voor mijn gezin 1 2 5. de keuken en badkamer zijn goed uitgerust 1 2 6. ik heb geen last van lawaai in de woning 1 2 7. een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit 1 2 8. ik heb een aangename tuin aan mijn woning 1 2 9. andere, wat? 1 2 ………..............................................................................................
Vraag 15 : Welke bovenvermelde reden is de belangrijkste om zeer tevreden of tevreden te zijn over je woning? (Overloop de antwoorden uit Vraag 14 waar je ‘ja’ hebt aangeduid en noteer hieronder het cijfer van de volgens jou belangrijkste reden). Belangrijkste reden:
Ga onmiddellijk naar Vraag 18.
Pag. 54
Vraag 16 : Indien je in Vraag 13 “ontevreden” of “zeer ontevreden” hebt geantwoord, waarom ben je dan ontevreden over de woning waar je woont? Antwoord telkens met ja of met neen. Indien een antwoord niet van toepassing is, duidt dan ‘neen’ aan. (omcirkel) Ja Neen 1. de woning is lelijk 1 2 2. de woning is van slechte kwaliteit 1 2 3. de woning is moeilijk te verwarmen 1 2 4. de woning is te groot / te klein voor mijn gezin 1 2 5. de keuken en badkamer zijn niet goed uitgerust 1 2 6. ik heb last van lawaai in de woning 1 2 7. een slechte verhouding tussen de prijs en de kwaliteit 1 2 8. er is geen of een te kleine tuin aan mijn woning 1 2 9. andere, wat? 1 2 …………………………………………………………………………… Vraag 17 : Welke bovenvermelde reden is de belangrijkste om ontevreden of zeer ontevreden te zijn over je woning? (Overloop de antwoorden uit Vraag 16 waar je ‘ja’ hebt aangeduid en noteer hieronder het cijfer van de volgens jou belangrijkste reden). Belangrijkste reden:
Pag. 55
Volgende vraag moet opnieuw door iedereen ingevuld worden. Vraag 18 : Nu gaan we in op een aantal specifieke aspecten van je woning. Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? (omcirkel) Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Mijn woning verkeert in goede staat
1
2
3
4
5
Mijn woning is te klein
1
2
3
4
5
Mijn woning is te groot
1
2
3
4
5
Mijn woning biedt voldoende comfort (badkamer, keuken, sanitair, …)
1
2
3
4
5
Mijn woning ziet er mooi uit
1
2
3
4
5
Mijn woning is goed geïsoleerd
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Ik heb weinig last van lawaai in de woning Ik kan mijn woning goed verwarmen In mijn woning zijn er geen vochtproblemen De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed ingericht De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) zijn goed onderhouden De gemeenschappelijke delen (hall, gangen, trappen, lift, …) worden door mijn medebewoners gerespecteerd
Pag. 56
Je woonomgeving Nu volgen een aantal vragen over de buurt waarin je woont. Het gaat dan niet enkel om het gebouw, het complex of de straat waarin je woning zich bevindt, maar de ruimere omgeving waarin je je dagelijks verplaatst. Vraag 19 : Als je de voor- en de nadelen van je buurt bekijkt, ben je in het algemeen over je buurt dan….. ? (omcirkel) 1 Zeer tevreden (ga naar Vraag 20) 2 Tevreden (ga naar Vraag 20) 3 Noch tevreden noch ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 24) 4 Ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 22) 5 Zeer ontevreden (ga onmiddellijk naar Vraag 22) 6 Weet niet (ga onmiddellijk naar Vraag 24) Vraag 20 : Indien je in Vraag 19 “zeer tevreden” of “tevreden” hebt geantwoord, waarom ben je dan tevreden over de buurt waar je woont? Antwoord telkens met ja of met neen. Indien een antwoord niet van toepassing is, duidt dan ‘neen’ aan. (omcirkel) Ja Neen 1. dichtbij het werk 1 2 2. dichtbij de school 1 2 3. dichtbij de winkels 1 2 4. dichtbij andere voorzieningen 1 2 5. dichtbij familie, vrienden en kennissen 1 2 6. een goede ligging en/of bereikbaarheid 1 2 7. een goede verkeerssituatie 1 2 8. goede bereikbaarheid via het openbaar vervoer 1 2 9. goede contacten met de buren 1 2 10. omwille van de gemengde bevolkingssamenstelling 1 2 11. omwille van de speelgelegenheid in de buurt 1 2 12. omwille van de ontmoetingsmogelijkheden in de buurt 1 2 13. omwille van de sportinfrastructuur 1 2 14. een omgeving met veel groen 1 2 15. een mooie en/of goed onderhouden omgeving 1 2 16. een rustige omgeving 1 2 17. andere, wat? 1 2 …….................................................................................................
Vraag 21 : Welke bovenvermelde reden is de belangrijkste om zeer tevreden of tevreden te zijn over jouw buurt? (Overloop de antwoorden uit Vraag 20 waar je ‘ja’ hebt aangeduid en noteer hieronder het cijfer van de volgens jou belangrijkste reden). Belangrijkste reden: Ga onmiddellijk naar Vraag 24.
Pag. 57
Vraag 22 : Indien je in Vraag 19 “ontevreden” of “zeer ontevreden” hebt geantwoord, waarom ben je dan ontevreden over de buurt waar je woont? Antwoord telkens met ja of met neen. Indien een antwoord niet van toepassing is, duidt dan ‘neen’ aan. (omcirkel) Ja Neen 1. te ver van het werk 1 2 2. te ver van school 1 2 3. te ver van de winkels 1 2 4. te ver van andere voorzieningen 1 2 5. ver van familie, vrienden en kennissen 1 2 6. een slechte ligging en/of bereikbaarheid 1 2 7. een slechte verkeerssituatie 1 2 8. een slechte bereikbaarheid via het openbaar vervoer 1 2 9. slechte contacten met de buren 1 2 10. geen contacten met de buren 1 2 11. omwille van de gemengde bevolkingssamenstelling 1 2 12. onvoldoende speelgelegenheid in de buurt 1 2 13. onvoldoende ontmoetingsmogelijkheden in de buurt 1 2 14. onvoldoende sportinfrastructuur 1 2 15. een omgeving met te weinig groen 1 2 16. een lelijke en/of niet goed onderhouden omgeving 1 2 17. een te drukke omgeving 1 2 18. andere, wat? 1 2 ……………………………………………………………………………
Vraag 23 : Welke bovenvermelde reden is de belangrijkste om ontevreden of zeer ontevreden te zijn over jouw buurt? (Overloop de antwoorden uit Vraag 22 waar je ‘ja’ hebt aangeduid en noteer hieronder het cijfer van de volgens jou belangrijkste reden). Belangrijkste reden:
Pag. 58
Volgende vragen moet opnieuw door iedereen ingevuld worden. Vraag 24 : Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken over je buurt? (omcirkel) Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Er is voldoende groen in mijn buurt.
1
2
3
4
5
Er is te veel groen in de buurt
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Ik woon in een mooie buurt Er is genoeg ruimte tussen de gebouwen in de buurt Kinderen kunnen veilig spelen in de buurt.
Er zijn voldoende pleinen en parkjes in mijn buurt Het groen en de pleinen in de buurt worden goed onderhouden De straten en voetpaden in mijn buurt zijn in een goede staat. Er zijn voldoende voetpaden in de buurt Er zijn voldoende fietspaden in de buurt Er is niet te veel verkeer in de buurt Er wordt niet te snel gereden in de buurt Er is voldoende parkeergelegenheid in de buurt Wanneer het donker is, is de buurt voldoende verlicht
Pag. 59
Vraag 25 : Hierna volgen enkele uitspraken over de aanwezigheid van voorzieningen in je buurt. Kan je zeggen of je wel of niet akkoord gaat met volgende uitspraken? (omcirkel)
Er zijn voldoende winkels voor dagelijkse voorzieningen in mijn buurt (bakker, slager, …) Er zijn voldoende andere handelszaken (winkels, cafés, …) in mijn buurt Diensten als banken, post, mutualiteit, OCMW, … zijn voldoende bereikbaar Er zijn voldoende medische voorzieningen in de buurt (dokter, apotheker, …) Zorgvoorzieningen zijn voldoende bereikbaar (ziekenhuis, verzorging, …) Er zijn voldoende haltes van openbaar vervoer in mijn buurt Het openbaar vervoer komt vaak genoeg langs in de buurt Er zijn voldoende scholen in de buurt of in de nabije omgeving Er is voldoende kinderopvang in de buurt of in de nabije omgeving Er is voldoende sportinfrastructuur in mijn buurt Er is voldoende speelruimte in mijn buurt Er zijn voldoende ontmoetingsmogelijkheden voor jongeren in mijn buurt Er worden voldoende activiteiten voor kinderen en jongeren georganiseerd in mijn buurt. Er worden voldoende activiteiten voor senioren georganiseerd in mijn buurt. Er worden voldoende activiteiten voor volwassenen georganiseerd in mijn buurt.
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Niet van toepassing
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
Pag. 60
Vraag 26 : Hoe vaak maak je van de volgende voorzieningen of diensten in de buurt gebruik? (omcirkel) Voorzieningen of diensten
Basisvoorzieningen zoals bakker, slager, … Andere handelszaken (cafés, winkels, …) Diensten als bank, post, mutualiteit, OCMW, … Medische voorzieningen Openbaar vervoer Georganiseerde activiteiten voor kinderen of jongeren in de buurt Georganiseerde activiteiten voor senioren in de buurt Georganiseerde activiteiten voor volwassenen in de nabije omgeving Sport- en spelinfrastructuur
Dagelijks
Ten minste 1 keer per week
Om de 2 weken
Ten minste 1 keer per maand
Enkele keren per jaar
Eén keer per jaar of minder
Nooit
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Vraag 27 : Welke twee voorzieningen of diensten mis je het meest in je buurt? 1 ………………………………………………………………………………… 2 …………………………………………………………………………………
Vraag 28 : Sommige zaken in de buurt worden ervaren als storend of kunnen zorgen voor overlast. Kan je zeggen hoe je tegen volgende dingen aankijkt? (omcirkel)
Het komt niet voor
Het komt wel voor, maar het stoort me niet
Ik vind het een probleem
Ik vind het een ernstig probleem
Ik vind het een zeer ernstig probleem
Weet niet
1. Rommel / zwerfvuil / sluikstort
1
2
3
4
5
0
2. Hondenpoep
1
2
3
4
5
0
3. Slecht onderhouden groen, voetpaden, fietspaden of straten
1
2
3
4
5
0
4. Verkeersoverlast
1
2
3
4
5
0
5. Graffiti / vandalisme
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
6. Verkrotting en leegstand van woningen / gebouwen 7. Het probleemgedrag van bepaalde bewoners 8. Andere storende elementen, welke? ……………………………………
Pag. 61
Vraag 29 : Welk bovenvermeld element vind je het meest storend in je buurt? (Overloop de antwoorden uit Vraag 28 en noteer hieronder het cijfer van het volgens jou meest storende element). Meest storend element:
Vraag 30 : Heb je last van … ? (omcirkel) Vaak
Soms
Nooit
Lawaai van je naaste buren overdag
1
2
3
Lawaai van straatverkeer
1
2
3
Lawaai van spelende kinderen
1
2
3
Lawaai van je naaste buren ’s nachts
1
2
3
Nachtlawaai van op straat
1
2
3
Lawaai van huisdieren
1
2
3
Geurhinder
1
2
3
Rondhangende jongeren
1
2
3
1
2
3
1
2
3
Onverdraagzaamheid van volwassenen / ouderen Andere: ……………………………………………..
Veiligheid in de buurt De volgende vragen gaan over de veiligheid in de buurt. Om je goed te voelen in je buurt, is het immers belangrijk dat je je steeds veilig voelt. Met veiligheid bedoelen we alles wat te maken heeft met het voorkomen van criminaliteit of overlast. We bedoelen dus niet de verkeersveiligheid. Vraag 31 : Voel je je buitenshuis overdag veilig in je buurt? (omcirkel) 1 Ja, altijd 2 Ja, meestal 3 Soms wel, soms niet 4 Neen, meestal niet 5 Neen, nooit 6 Weet niet Vraag 32 : Voel je je buitenshuis ’s avonds en ’s nachts veilig in je buurt? (omcirkel) 1 Ja, altijd 2 Ja, meestal 3 Soms wel, soms niet 4 Neen, meestal niet 5 Neen, nooit 6 Weet niet
Pag. 62
Vraag 33 : Denk je dat volgende vormen van criminaliteit of overlast voorkomen in je buurt? Ben je zelf of is er iemand van je gezin daarvan al slachtoffer geweest in je buurt? (omcirkel). Opgelet: voor ieder element moet je twee maal antwoorden.
Denk je dat de volgende vormen van criminaliteit of overlast voorkomen?
Autodiefstal of inbraak in de auto (brom)fietsdiefstal Inbraak in huis Beledigingen Pesterijen Racisme Lastiggevallen worden op straat Zakkenrollers Vandalisme, vernielingen, beschadigingen Drugs Lichamelijk geweld of dreiging met lichamelijk geweld (in de buurt) Verkeersmisdrijven Brandstichting Andere, welke? ……….................................…. …………………………………..
Ben jezelf of iemand van je gezin slachtoffer geweest ?
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Ja
Neen
1
2
3
0
1
2
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
0 0 0 0 0
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
1
2
3
0
1
2
1
2
3
0
1
2
1
2
3
0
1
2
1
2
3
0
1
2
1
2
3
0
1
2
1 1
2 2
3 3
0 0
1 1
2 2
1
2
3
0
1
2
Pag. 63
De relaties tussen de bewoners in de buurt Hoe het is om te leven in de buurt, hangt niet enkel af van de woningen, de omgeving, de voorzieningen, de veiligheid, maar ook van hoe de mensen met elkaar omgaan. Daarover gaan de volgende vragen. Wanneer we spreken over buurtbewoners gaat het over de mensen in de buurt in het algemeen, met buren bedoelen we de mensen uit dezelfde straat of uit hetzelfde blok als jijzelf. Vraag 34 : Ga je akkoord met volgende uitspraken? (omcirkel) Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Niet van toepassing
Ik ben tevreden met mijn buren
1
2
3
4
5
0
Ik heb voldoende privacy
1
2
3
4
5
0
Ik heb vertrouwen in mijn buren
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
De mensen in de buurt kennen elkaar goed. De mensen in de buurt komen over het algemeen goed overeen. Ruzies tussen de bewoners van deze buurt komen niet voor Het is fijn dat in deze buurt mensen van verschillende leeftijden wonen Het is fijn dat in deze buurt mensen van verschillende culturen wonen Er worden activiteiten georganiseerd voor de buurtbewoners (vb.feesten, barbecue, …)
Vraag 35 : Zijn er in je buurt ruzies tussen bewoners omwille van verschillen in …? (omcirkel) Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
Leeftijd
1
2
3
0
Gezinstype
1
2
3
Afkomst / culturen
1
2
3
0 0
Werksituatie Andere: ………………………………..………
1
2
3
0
1
2
3
0
Pag. 64
Vraag 36 : Hoe zijn de contacten met je eigen buren in het algemeen? Met buren bedoelen we de mensen uit dezelfde straat of uit hetzelfde blok. Gelieve slechts één antwoord te geven. (omcirkel) 1 Wij bezoeken elkaar regelmatig 2 Wij lopen soms bij elkaar binnen 3 Wij maken een praatje 4 Wij zeggen elkaar goeiendag maar kennen elkaar nauwelijks 5 Wij hebben geen contact Vraag 37 : Heb je behoefte aan meer contact met je buren? (omcirkel) 1 ja 2 neen Vraag 38 : Heb je zelf tijdens het laatste jaar ruzies gehad met je buren? (omcirkel) 1 2 3 4
ja, meerdere keren (ga naar Vraag 39) ja, een enkele keer (ga naar Vraag 39) neen (ga naar Vraag 41) weet niet (ga naar Vraag 41)
Vraag 39 : Wat was de reden van deze ruzies? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… Vraag 40 : Als je ruzies hebt, met hoeveel personen is dat dan? (omcirkel) 1 2 3
Één persoon Slechts enkele personen Bijna iedereen uit de buurt
Vraag 41 : Ga je akkoord met volgende uitspraken? (omcirkel) Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Weet Niet
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
Ik voel me zeer goed in deze buurt
1
2
3
4
5
0
Voor mij is het belangrijk dat ik precies in deze buurt woon
1
2
3
4
5
0
In deze buurt voel ik me erg thuis
1
2
3
4
5
0
Ik ben een beetje trots op deze buurt
1
2
3
4
5
0
Ik zou nergens anders willen wonen Ik vind het vervelend als anderen op deze buurt kritiek leveren Uit deze buurt ga ik niet zo gauw weg
Helemaal akkoord
Akkoord
1
Pag. 65
Tevredenheid met de dienstverlening Tenslotte stellen we nog enkele vragen over de dienstverlening van de gemeente en van de huisvestingsmaatschappij. Zij doen verschillende inspanningen om het leven in de wijk zo goed mogelijk te maken. Vraag 42 : Ga je akkoord met volgende uitspraken? (omcirkel)
De gemeenschappelijke delen van het gebouw worden goed onderhouden De openbare ruimte in de wijk wordt goed onderhouden De politie houdt indien nodig een oogje in ’t zeil De wijkagent is aanwezig in de buurt De afvalophaling in de buurt is goed Het afval wordt vaak genoeg opgehaald in de buurt Ik heb het gevoel dat ik terecht kan bij de huisvestingsmaatschappij met klachten in verband met de woning De bewoners worden voldoende geïnformeerd bij initiatieven van de huisvestingsmaatschappij rond de woning of de buurt. De bewoners worden voldoende betrokken bij de werking van de gemeente in de buurt. De gemeente heeft voldoende aandacht voor de problemen in de buurt. De bewoners worden voldoende ondersteund bij hun activiteiten in de buurt
Helemaal akkoord
Akkoord
Neutraal (tussen de twee)
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
Niet van toepassing
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
0
Vraag 43 : Als je terugkijkt op alle aspecten van je woning en je buurt die in deze vragenlijst aan bod zijn gekomen, hoe vind je het dan om hier te wonen? (omcirkel) 1 2 3 4 5 6
zeer goed goed tussenin slecht heel slecht ik weet het niet
Pag. 66
DEEL 3. PERSOONS-EN HUISHOUDENSKENMERKEN Voor het invullen van dit laatste deel kan je hulp inroepen van iemand anders die deel uitmaakt van het huishouden, en misschien beter dan jijzelf het antwoord kent op een aantal van de onderstaande vragen. Indien je jonger bent dan 18 jaar vul je dit deel best in samen met één van je ouders. Tenzij anders vermeld, gebruik je wel steeds je eigen gegevens.
Vraag 44 : Ben je … ? (omcirkel) 1 2
jongen/man meisje/vrouw
Vraag 45 : Wat is je geboortejaar? 19.. Vraag 46 : Welke nationaliteit heb / heeft … Belg
Niet – Belg, welke?
Jij zelf
…………………………………………………………..
Je moeder
…………………………………………………………..
Je vader
…………………………………………………………..
Vraag 47 : Welke taal spreek je thuis hoofdzakelijk? (omcirkel) 1 2
Nederlands Andere, welke?
Vraag 48 : Tot welk gezinstype behoort het gezin waar je deel van uitmaakt? (omcirkel) 1 2 3 4 5
Alleenstaande (ga naar Vraag 50) Alleenstaande vader of moeder met kinderen (ga naar Vraag 49) Koppel zonder kinderen (ga naar Vraag 50) Koppel met kinderen (ga naar Vraag 49) Andere, welke? …………………………………………. (ga naar Vraag 50)
Vraag 49 : Hoeveel inwonende kinderen zijn er altijd in het gezin in de volgende leeftijdscategorieën: aantal 0 – 6 jaar
…..
7 – 12 jaar
…..
13 – 17 jaar
…..
18+
…..
Pag. 67
Vraag 50 : Zijn er kinderen die niet permanent inwonen? (Kinderen bij scheidingsregeling, kotstudenten, … ) (omcirkel) 1 2
ja, aantal: … neen
Hoe je de volgende, laatste vragen moet beantwoorden, hangt er van af of je nog naar school gaat / voltijds student bent of reeds een inkomen hebt. Indien je zelf nog studeert (dus je bent nog ten laste), dan dien je de onderstaande vragen te beantwoorden met de gegevens van het gezinshoofd (vraag eventueel hulp als je de antwoorden zelf niet kent). Indien je niet meer studeert, dan beantwoord je deze vragen met je eigen gegevens. Vraag 51 : Welk is je (je gezinshoofd) hoogst behaalde diploma? (omcirkel) 1 2 3 4 5
lagere school lager middelbaar hoger middelbaar hoger onderwijs geen diploma’s
Vraag 52 : Heb je (je gezinshoofd) momenteel een betaalde job? (omcirkel) 1 2 3
nee (ga naar Vraag 53) ja, voltijds (ga naar Vraag 54) ja, deeltijds (ga naar Vraag 54)
Vraag 53 : Ben je momenteel … ? (omcirkel) 1 2 3 4 5 6 7
werkzoekend arbeidsongeschikt ziekte of bevallingsverlof gepensioneerd huisvrouw/huisman verlof zonder wedde / loopbaanonderbreking andere
Vraag 54: Heeft het gezin al problemen gehad bij de betaling van je huur of de kosten? (omcirkel) 1 vaak 2 regelmatig 3 soms 4 eenmalig 5 nooit 6 weet niet
HARTELIJK BEDANKT VOOR JE MEDEWERKING!
Pag. 68
BIJLAGE 2: Non-respons formulier
Vul dit formulier in voor alle respondenten die niet deelnemen aan het onderzoek.
Steekproefnummer: ………………
Reden waarom niet werd deelgenomen: 1
het opgegeven adres onjuist, respondent woont niet (meer) op dit adres
2
respondent is op vakantie of verblijft voor langere tijd op andere plek
3
respondent is overleden, ziek, dement, gehandicapt, …
4
drie contactpogingen zonder resultaat
5
respondent spreekt onvoldoende Nederlands om de vragenlijst af te nemen
6
respondent heeft geen tijd
7
respondent heeft geen interesse
8
respondent weigert zonder reden op te geven
9
andere reden: ………………………………………………………………………………
Opmerkingen: …………………………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………………………...
Pag. 69
BIJLAGE 3: Antwoordkaarten
ANTWOORDKAART 1 Vraag 4 – vraag 43
1
Zeer goed
2
Goed
3
Tussenin
4
Slecht
5
Heel slecht
ANTWOORDKAART 2 Vraag 13- vraag 19
1
Zeer tevreden
2
Tevreden
3
Noch tevreden noch ontevreden
4
Ontevreden
5
Zeer ontevreden
ANTWOORDKAART 3 Vraag 18 – vraag 24 – vraag 25 – vraag 34 – vraag 41 – vraag 42
1
Helemaal akkoord
2
Akkoord
3
Neutraal (tussen de twee)
4
Niet akkoord
5
Helemaal niet akkoord
Pag. 70
ANTWOORDKAART 4 Vraag 26
1
Dagelijks
2
Ten minste 1 keer per week
3
Om de 2 weken
4
Ten minste 1 keer per maand
5
Enkele keren per jaar
6
Één keer per jaar of minder
7
Nooit
ANTWOORDKAART 5 Vraag 28
1
Het komt niet voor
2
Het komt wel voor, maar het stoort me niet
3
In vind het een probleem
4
Ik vind het een ernstig probleem
5
Ik vind het een zeer ernstig probleem
ANTWOORDKAART 6 Vraag 30 – vraag 33a - vraag 35
1
Vaak
2
Soms
3
Nooit
Pag. 71
ANTWOORDKAART 7 Vraag 31 – vraag 32
1
Ja, altijd
2
Ja, meestal
3
Soms wel, soms niet
4
Neen, meestal niet
5
Neen, nooit
ANTWOORDKAART 8 Vraag 36
1
Wij bezoeken elkaar regelmatig
2
Wij lopen soms bij elkaar binnen
3
Wij maken een praatje
4
Wij zeggen elkaar goeiendag maar kennen elkaar nauwelijks
5
Wij hebben geen contact
ANTWOORDKAART 9 Vraag 48
1
Alleenstaande
2
Alleenstaande vader of moeder met kinderen
3
Koppel zonder kinderen
4
Koppel met kinderen
5
Andere
ANTWOORDKAART 10 Vraag 51
1
Lagere school
2
Lager middelbaar
3
Hoger middelbaar
4
Hoger onderwijs
5
Geen diploma’s
Pag. 72
ANTWOORDKAART 11 Vraag 48
1
Werkzoekend
2
Arbeidsongeschikt
3
Ziekte of bevallingsverlof
4
Gepensioneerd
5
Huisvrouw / huisman
6
Verlof zonder wedde / loopbaanonderbreking
7
Andere
Pag. 73
BIJLAGE 4: Technische handleiding bij het gebruik van het excel-document Installatie van het excel-document Je gaat als volgt te werk: Bewaar de zip-file die op de aangeleverde CD vindt of die je via mail ontving (Leefbaarheidsonderzoek.zip) in een folder op je C-schijf die je specifiek voor dit onderzoek aanmaakt bv. c:\Leefbaarheidbevraging Ga naar c:\Leefbaarheidsbevraging en unzip 'Leefbaarheidsonderzoek.zip' in dezelfde folder. Je kan nu beginnen werken met het excel-bestand 'Leefbaarheidsonderzoek.xls'.
Gebruik van het invoerdocument Het excel-document is opgebouwd volgens de indeling van de vragenlijst. Per deel of sub-deel is er een afzonderlijk werkblad. De namen van die werkbladen stemmen overeen met de namen van de delen/subdelen uit de vragenlijst en zijn links onderaan het excel-document terug te vinden.
Werkbladen 1. Woonsituatie 2. Leefbaarheid – Algemeen Je woning Woonomgeving Veiligheid in de buurt Relaties tussen bewoners Tevredenheid dienstverlening 3. Persoons-en huishoudenskenm.
Vragenlijst Deel 1. Woonsituatie: vraag 1 t/m 3 Deel 2. Leefbaarheid van de wijk: vraag 4 t/m 12 Je woning: vraag 13 t/m 18 Je woonomgeving: vraag 19 t/m 30 Veiligheid in de buurt: vraag 31 t/m 33 De relaties tussen de bewoners in de buurt: vraag 34 t/m 41 Tevredenheid met de dienstverlening: vraag 42 en 43 Deel 3. Persoons-en huishoudenskenmerken: vraag 44 t/m 54
Elk werkblad is opgedeeld in ‘gele’ en ‘groene’ kolommen. De ‘gele’ kolommen duiden op de identificatieggevens (naam interviewer, datum interview, duur interview en referentie-nummer van de respondent) en dienen slechts in het eerste werkblad ingevuld te worden. In de andere werkbladen worden de nodige identificatiegegevens (enkel referentie-nummer) automatisch overgenomen en hoef je ze dus zelf niet meer in te vullen. Het is wel een noodzakelijke houvast om de juiste gegevens bij de juiste respondent in te voeren. De ‘groene’ kolommen zijn de in te vullen kolommen en stemmen overeen met de vragen uit de vragenlijst. Elke kolom heeft als titel het vraagnummer uit de vragenlijst. Als u met het pijltje over deze tekst gaat, dan verschijnt de formulering van de vraag. Voor de meeste vragen wordt de invoer gecontroleerd. Dit wil zeggen dat wanneer je op het in te vullen vakje klikt of op een in te vullen vakje terechtkomt via de tab-toets, er een kader verschijnt met daarin de mogelijke waarden die voor desbetreffende vraag toegelaten zijn. Bv. Vraag 13 : Als je de voor- en de nadelen van je woning bekijkt, ben je in het algemeen over je woning dan …? Als je op het in te vullen vakje klikt, zal het volgende verschijnen: Geef een cijfer van 1 tot 6 waarbij 1 = zeer tevreden 2 = tevreden
Pag. 74
3 = noch tevreden, noch ontevreden 4 = ontevreden 5 = zeer ontevreden 6 = weet niet Als je toch een ander cijfer zou invoeren, dan verschijnt er een schermpje met de boodschap “Enkel cijfer 1 tot 6 toegelaten”. U kan daarna een juiste waarde invoeren. Vragen waarop een ‘omschrijving’ dient geantwoord te worden, bevatten geen controles.
Werkwijze voor het invoeren van gegevens -
Vooraleer je begint in te voeren, is het best om een kopie te nemen van het ‘lege’ exceldocument.
-
Voor elke respondent dienen de 8 werkbladen ingevuld te worden. Voor elke respondent zal er dan in elk werkblad 1 rij staan. Over alle werkbladen heen staan de gegevens van éénzelfde respondent op hetzelfde rij-nummer.
-
Je begint met het invullen van het eerste werkblad nl. 1. Woonsituatie en gaat zo verder tot en met werkblad ‘3.Persoons-en huishoudenskenmerken.
-
Je gaat naar een ander werkblad door op de naam onderaan het excel-document te klikken. Met de pijltjes die uiterst links staan, kan je naar links of rechts opschuiven en door de werkbladen bladeren.
-
Je gaat van het ene in te vullen vakje naar het andere via de tab-toets of door op het vakje te klikken.
-
Voor een vraag waarvoor er geen antwoord is, laat je het vakje ‘leeg’. Opgepast: ‘leeg’ is verschillend van spatie dmv spatie-balk. Indien je per ongeluk de spatie-balk hebt ingeduwd, dan zal daarvoor een fout-boodschap gegeven worden. De spatie-balk induwen komt overeen met een blanco-waarde en die is niet toegelaten. Een blanco-waarde kan je verwijderen dmv de ‘delete’-toets.
Bij het invoeren zal je merken dat de instellingen anders zijn bij vraag 3 dan bij de andere vragen. Het betreft hier de vraag over het type woning. Zoals in het handboek uitgelegd, kunnen de antwoordcategorieën voor deze vraag worden gekozen uit een heel aantal mogelijkheden, afhankelijk van de specifieke situatie van de wijk of het woongebouw. Bij de invoer zijn via een venster al deze mogelijkheden voorzien, je kan dus telkens het antwoord dat van toepassing is, selecteren. Ook bij vraag 45 verloopt de invoer wat anders. In de kolom ‘vraag 45’ zelf voer je, net zoals voor de andere vragen het gegeven antwoord in. In dit geval is dat het geboortejaar van de respondent, in de vorm ‘EEJJ’, dus bijvoorbeeld 1985. Ook wanneer de respondent slechts twee cijfer ingaf, bijvoorbeeld 85, zet je dit zelf om in die vorm (dit geldt trouwens ook voor vragen 1 en 2). Wanneer je het jaartal invoert, zal je merken dat in de volgende kolom ‘leeftijdscat’ automatisch een code verschijnt. Deze kolom is zo ingesteld dat er een automatische indeling in leeftijdscategorieën gebeurt, op basis van het geboortejaar. Deze berekening is standaard ingesteld, en kan niet gewijzigd worden. De verschillende categorieën en hun codes zijn vermeld in het kolomhoofd.
Pag. 75
Berekening van indexen Naast de in te vullen werkbladen zijn er ook 6 ‘Index’-werkbladen. Deze werkbladen bevatten de berekeningen van de verschillende leefbaarheidsindexen nl. -
Index-1 ‘Kwaliteit van de woning’
-
Index-2 ‘Kwaliteit van de woonomgeving’ met daarin de 2 deelindexen ‘Woonomgeving’ en ‘Voorzieningenniveau’
-
Index-3 ‘Veiligheid’
-
Index-4 ‘Kwaliteit van de sociale relaties’
-
Index-5 ‘Mate van buurtbinding’
-
Index-6 ‘Tevredenheid met de dienstverlening’
De inhoud van deze werkbladen wordt automatisch berekend volgens de formules die in het handboek uitgelegd staan en dit aan de hand van de ingevoerde antwoorden op de vragen waarop deze indexen betrekking hebben. Deze werkbladen kunnen niet worden aangepast.
Pag. 76