Vast Bureau 7 mei 2015 AR-VB-END-1415-002
Opstart van het type basisaanbod in het buitengewoon onderwijs: uitdagingen en randvoorwaarden
Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99 F +32 2 219 81 18 www.vlor.be
[email protected]
Bekrachtigd door het Vast Bureau op 7 mei 2015 Voorbereiding: voorbereid door de werkgroep Basisaanbod onder voorzitterschap van Willy Claes, met input van de Raad Basisonderwijs, de Raad Secundair Onderwijs en de commissie Leerlingenbegeleiding Dossierbeheerder(s): Laura De Soomer
1 Situering 1.1 Waarom deze nota? Vanaf het schooljaar 2015-2016 gaan de maatregelen van het M-decreet geleidelijk van kracht. Dit decreet betreffende de maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heeft onder meer als doel het onderwijs meer inclusief te maken voor leerlingen met specifieke behoeften. Zo schakelen alle scholen buitengewoon basisonderwijs die in het schooljaar 2014-2015 type 1 en 81 aanbieden, vanaf 1 september 2015 automatisch over naar het type basisaanbod. Type 1 en 8 worden geleidelijk aan afgebouwd. Alle scholen buitengewoon secundair onderwijs die in het schooljaar 2014-2015 type 1–OV3 aanbieden, schakelen vanaf 1 september 2015 om naar het type basisaanbod–OV3. Type 1-OV3 wordt geleidelijk afgebouwd. Op dit ogenblik zijn er nog veel onduidelijkheden over de opstart van het type basisaanbod en de randvoorwaarden voor de implementatie ervan op school. Omdat de Vlor wil inspelen op veranderingen en vernieuwingen in het onderwijsveld, organiseerde hij daarover overleg. De werkgroep Basisaanbod werkte een nota uit over de opstart van het type basisaanbod in het buitengewoon onderwijs met volgende drieledige focus: ¬ De uitdagingen in functie van de ontwikkeling van het basisaanbod. ¬ De randvoorwaarden en de condities om het basisaanbod uit te rollen op school. ¬ Voorstellen uitwerken voor een plan van aanpak voor de uitrol van het basisaanbod: timing, betrokkenen, … De werkgroep Basisaanbod is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de geledingen van de commissies Buitengewoon Basisonderwijs en Buitengewoon Secundair Onderwijs van de Vlor, waarbij een gelijke verdeling tussen beide onderwijsniveaus werd bewaakt. De Raad Basisonderwijs, Raad Secundair Onderwijs en de commissie Leerlingenbegeleiding gaven input voor deze nota.
1.2 Het basisaanbod volgens de regelgeving Vanaf het schooljaar 2015-2016 start het type basisaanbod op in de scholen buitengewoon onderwijs. Dat type richt zich op kinderen of jongeren voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel
1
Het type 1 van buitengewoon onderwijs is het type onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van kinderen en adolescenten met licht mentale handicap (Artikel 5 uit het Koninklijk besluit houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs). Het type 8-onderwijs van het buitengewoon onderwijs is het type onderwijs dat aangepast is aan de opvoedingsbehoeften van kinderen met ernstige leerstoornissen. Richt zich op kinderen met ernstige leerstoornissen. (Artikel 5 uit het Koninklijk besluit houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs).
1
disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meenemen in een school voor gewoon onderwijs. Een inschrijving in het type basisaanbod in het bubao is maximaal twee schooljaren geldig. Een inschrijving in het type basisaanbod-OV3 in het buso is maximaal geldig tot het einde van de opleidingsfase. Op het einde van de geldigheid van inschrijving volgt een moment van evaluatie door de klassenraad en het clb2 die beslissen dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen: ¬ disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs en een verder verblijf in het basisaanbod nodig is. In dat geval bevestigt het clb dit door de opmaak van een nieuw verslag, dat de inschrijving verlengt met maximaal twee schooljaren. Een verlenging in het type basisaanbod-OV3 is dan geldig voor de kwalificatie- en integratiefase. ¬ wel proportioneel zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs. In dat geval: ondersteunen de school voor buitengewoon onderwijs en het clb de ouders bij het vinden van een school voor gewoon onderwijs waar de leerling kan ingeschreven worden om meegenomen te worden in het gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum: Het recht op inschrijving geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad. Leerlingen die beschikken over een verslag dat toelating geeft tot het buitengewoon onderwijs, worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. De school organiseert overleg met de ouders, de klassenraad en het clb, over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd onderwijs moet de leerling voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon onderwijs en moet de leerling beschikken over een gemotiveerd verslag, opgesteld door het clb. Wanneer een leerling beschikt over zulk een gemotiveerd verslag, vervalt het verslag dat toelating geeft tot het buitengewoon onderwijs. maken de betrokken scholen, de clb’s en de ouders afspraken in functie van een vlotte overgang van de leerling van de school voor buitengewoon onderwijs naar de school voor gewoon onderwijs;
2
2
Uit het decreet betreffende de maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften van 21 maart 2014.
[enkel in het secundair onderwijs] ontvangt de leerling een studiebekrachtiging van de opleidingsfase van de klassenraad van de school voor buitengewoon secundair onderwijs (zie ook punt 3.1.2 – specifiek voor het secundair onderwijs).
2 Elementen voor een gezamenlijke visie op het basisaanbod 2.1 Gezamenlijk vertrekpunt Uitdaging Het type basisaanbod vertrekt van de nood van de leerling en bekijkt hoe gewoon en buitengewoon onderwijs in functie van die nood nauw kunnen samenwerken om samen met de kinderen zo hoog mogelijk te mikken. Om hun welbevinden te verzekeren, moeten kinderen het onderwijs zo snel mogelijk de juiste zorg krijgen. Randvoorwaarde In het belang van een goede opstart van het type basisaanbod is het belangrijk dat het buitengewoon onderwijs, het gewoon onderwijs, de clb, de betrokken welzijnsinstellingen en voor wat betreft buso eveneens de arbeidsmarkt vertrekken van een gelijke visie op het basisaanbod. Voor de leerlingen binnen het type basisaanbod in het bubao ligt de focus op het nastreven van ontwikkelingsdoelen. Voor het buso specifiek ligt in het type basisaanbod-OV3 de focus op het bereiken van de finaliteit van opleidingsvorm 3 bij alle leerlingen. Deze opleidingsvorm is gericht op maatschappelijk functioneren en participeren en op tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu.3 Het is dus de bedoeling om leerlingen binnen het type basisaanbod in het buso op te leiden voor de reguliere arbeidsmarkt.
2.2 Gezamenlijk begrippenkader De regelgeving met betrekking op de uitrol en invulling van het type basisaanbod, gebruikt men heel wat specifieke begrippen (zorgcontinuüm, brede basiszorg, verhoogde zorg, uitbreiding van zorg, remediërende maatregelen, differentiëren maatregelen, compenserende maatregelen, dispenserende maatregelen, gemeenschappelijk curriculum, disproportionaliteit, leerling met specifieke onderwijsbehoefte, definiëring typologie, …). Uitdaging Ondanks het duidelijk definiëren van begrippen in het M-decreet die een invloed hebben op de
3
Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, Art. III.21, §2, 3°.
3
opstart van het type basisaanbod, gaan de verschillende actoren anders om met de begrippen.
Randvoorwaarde Het stimuleren van het delen van begrippen gerelateerd aan het type basisaanbod en hun betekenis, is een voorwaarde om er voor te zorgen dat verschillende partners over dezelfde woordenschat beschikken en deze op dezelfde manier toepassen over de onderwijsniveaus en onderwijsvormen heen. Zowel scholen, pedagogische begeleidingsdiensten, inspectie, clb als relevante actoren uit de arbeidsmarkt en het beleidsdomein welzijn moeten daartoe gestimuleerd worden.
3 Nood aan duidelijkheid over de overgang en wisselwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs Het M-decreet is een stap naar inclusiever onderwijs. Dit impliceert dat het gewoon en buitengewoon onderwijs zo goed mogelijk op elkaar moeten afgestemd en ingespeeld zijn. Tot nog toe zijn er echter zowel inhoudelijke als praktische onduidelijkheden over de instroom van leerlingen uit het gewoon onderwijs naar het type basisaanbod en vice versa.
3.1 Afstemmen van de opdracht van het gewoon en buitengewoon onderwijs Uitdaging Een grote bezorgdheid is dat scholen buitengewoon en gewoon onderwijs elkaars manier van werken en elkaars eindtermen en ontwikkelingsdoelen onvoldoende kennen. Het is echter van groot belang dat er op dat vlak afstemming bestaat tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Randvoorwaarde Een noodzakelijke voorwaarde voor een horizontale overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs (en omgekeerd) is dus dat er matching is in het streefdoel van het type basisaanbod en van het gewoon onderwijs.
4
3.1.1
Specifiek voor het basisonderwijs
Het gemeenschappelijk curriculum4 neemt in het M-decreet een belangrijke plaats in. Uitdaging Wat er begrepen wordt onder het gemeenschappelijk curriculum, en hoe eindtermen vertaald worden in leerplandoelen, blijkt verschillend opgevat te worden door onderwijsnetten. Scholen hanteren onderling in verschillende criteria om te beslissen of een leerling op het einde van de basisschool een getuigschrift basisonderwijs behaalt. Het is voor scholen buitengewoon onderwijs niet duidelijk welke accenten zij moeten leggen binnen het type basisaanbod en hoe zij maximaal kunnen werken aan de brede basisvorming. Randvoorwaarde Om de matching mogelijk te maken tussen het type basisaanbod van het bubao en het gewoon basisonderwijs, moeten scholen duidelijkheid krijgen over het streefdoel van het type basisaanbod en hoe dit kan afgestemd worden op het gemeenschappelijke curriculum. Hierbij moet worden opgemerkt dat er een spanningsveld bestaat tussen hoe hoog de lat wordt gelegd binnen het gewoon onderwijs, en hoeveel leerlingen zullen uitvallen uit het gewoon onderwijs doordat de sticordi-maatregelen op een bepaald moment disproportioneel worden bevonden en de leerlingen naar het buitengewoon onderwijs worden doorverwezen. Aparte einddoelen voor het type basisaanbod zijn echter niet wenselijk. Scholen moeten richtlijnen krijgen, hoe zij een selectie moeten maken in de einddoelen van het gemeenschappelijk curriculum. Randvoorwaarde In het bereiken van deze einddoelen is het binnen het gewoon onderwijs en het onderwijs binnen het type basisaanbod een uitdaging om voldoende aandacht te hebben voor leren leren, sociaal-emotionele ontwikkeling, attitudevorming en het welbevinden van de leerlingen. Deze uitdaging wordt gedeeld door de verschillende partners betrokken bij het type basisaanbod. 3.1.2
Specifiek voor het secundair onderwijs
Wat betreft de matching tussen het type basisaanbod in het buso en het gewoon secundair onderwijs is het belangrijk de finaliteit te kennen waartoe leerlingen kunnen worden opgeleid. Alleen op die manier kunnen schoolteams inschatten waar de betrokken leerling bij een overgang tussen buso en gewoon onderwijs het beste kan instappen.
4
Definitie van het gemeenschappelijk curriculum volgens het M-decreet: “De goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen.” (opgenomen in het decreet basisonderwijs, hoofdstuk II, artikel 3, http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12254).
5
Uitdaging Voor de buso-scholen is het op dit moment niet duidelijk hoe een leerling vanuit het type basisaanbod moet georiënteerd worden, wanneer hij/zij kan doorstromen naar het gewoon onderwijs (Leren & Werken en beroepsonderwijs). In welke studierichting vinden de leerlingen aansluiting, of moeten de leerlingen opnieuw beginnen? Randvoorwaarde Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met het dubbele luik in het buso. In het type basisaanbod–OV3 wordt er zowel algemene sociale vorming als beroepsgerichte vorming gegeven. De afstemming met het gewoon onderwijs moet voor beide luiken gebeuren. Als leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs naar het type basisaanbod-OV3 overgaan, is de vraag hoe het buso deze leerlingen binnen het type basisaanbod zal begeleiden? 5 Uitdaging Het M-decreet schrijft een studiebekrachtiging, een evaluatie, voor na de opleidingsfase van een leerling in het type basisaanbod. Het begrip studiebekrachtiging, de doelstelling en invulling zijn onduidelijk. Ten eerste is het niet duidelijk wat er bedoeld wordt met studiebekrachtiging en hoe scholen dit moeten invullen. Bij de leerlingen in het buso kan men op dat moment geen bewijs van gedane studies tot dat moment geven. Er is namelijk te weinig zicht op de eventuele verworven deelcertificaten door de onduidelijkheden in de uitrol van de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Een portfolio van verworven competenties kan bijvoorbeeld wel worden samengesteld. Ten tweede is het niet duidelijk wat het civiel effect is van deze studiebekrachtiging. Wat is de waarde van de competenties die als verworven worden beschouwd? (zie ook punt 4 over de link met de arbeidsmarkt) Een derde bedenking gaat over bepaalde onduidelijkheden bij de overgang tussen de opstart van het type basisaanbod en de afbouw van type 1. Wat met zij-instromers die instromen in een 3de jaar buso in het type basisaanbod? Het is niet duidelijk of deze leerlingen type basisaanbod dan de enige leerlingen zijn die op het einde van de opleidingsfase of bij een tussentijdse evaluatie een studiebekrachtiging krijgen. Het moet duidelijk zijn of leerlingen van type 8 ook een studiebekrachtiging moeten krijgen, naast de leerlingen type basisaanbod.
5
6
De organisatie in opleidingsvormen zou een flexibele aanpak van deze leerlingen kunnen belemmeren. Het is te bekijken of het loslaten van de organisatie in opleidingsvormen soelaas kan bieden, samen met het beter werken naar finaliteiten.
Randvoorwaarde Er moet duidelijkheid komen over wat de overheid bedoelt met studiebekrachtiging, wat het civiel effect ervan is en hoe dit moet worden gehanteerd in de overgangsfase (van type 1–OV3 naar type basisaanbod–OV3).
3.2 Begeleiden van leerlingen die de overstap maken van gewoon naar buitengewoon onderwijs, of omgekeerd Een belangrijk aandachtspunt bij de opstart van het basisaanbod is het welbevinden van de leerling en het belang van de binding tussen school en leerling. Overgangen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs waren ook mogelijk voor de invoering van het M-decreet. Nieuw is de structurele mogelijkheid tot overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs. Uitdaging Het is niet evident voor een leerling om de overstap te maken tussen een gewone of buitengewone school.
Randvoorwaarde Het momentum van de overgang van het type basisaanbod naar het gewoon onderwijs en omgekeerd moet in het belang van de leerling steeds zorgvuldig gekozen worden (zie ook punt 3.4). Ook is het niet zeker dat een leerling in het basisonderwijs die voor twee jaar de overstap maakt naar het buitengewoon onderwijs, of een leerling in het secundair onderwijs na de opleidingsfase of na een tussentijdse evaluatie, terug zal keren naar dezelfde gewone school als degene waar hij vandaan komt. Uitdaging In sommige gebieden zal het capaciteitsprobleem en het inschrijvingsrecht, dat aan scholen de mogelijkheid biedt om voor leerlingen, die uit het type basisaanbod komen, in overtal te gaan, een belangrijke rol spelen. Het zal er immers voor zorgen dat leerlingen al dan niet de mogelijkheid hebben om terug te keren naar de school waar ze vandaan komen. Het M-decreet voorziet ondersteuning voor het begeleiden van leerlingen die vanuit het buitengewoon onderwijs instromen in het gewoon onderwijs. Dit zal allicht gebeuren via GONbegeleiding. Uitdaging Het is wenselijk om de overgang van leerlingen structureel te organiseren via overleg tussen de teams gewoon onderwijs en de teams buitengewoon onderwijs, in overleg met de betrokken leerlingen en hun ouders.
7
Niet enkel het begeleiden van de leerling is belangrijk. Ook voor de ouders is de overgang van het gewoon onderwijs naar het buitengewoon onderwijs of omgekeerd vaak een grote stap. Het is belangrijk dat er bij elke leerling de tijd wordt genomen om de overgang met leerling, ouders en betrokken scholen voor te bereiden. Enkel op die manier kan het welbevinden van de leerling zoveel mogelijk verzekerd worden. Randvoorwaarde Het is belangrijk dat schoolteams in gewoon en buitengewoon onderwijs de tijd krijgen om de overgang structureel in te bouwen in de werking. In de marge daarvan is het belangrijk dat er tegen de opstart van het type basisaanbod duidelijkheid komt over de hervorming van het GON en de weerslag op de werking binnen de uitrol van het type. Momenteel hebben leerlingen uit het gewoon onderwijs recht op specifieke onderwijsleermiddelen (SOL). Wanneer deze leerlingen overgaan naar het buitengewoon onderwijs, verliezen ze deze middelen. De mogelijkheid zou moeten gecreëerd worden om deze SOL-middelen mee over te hevelen met de leerling.
3.3 Nood aan het uitwisselen van expertise tussen gewoon en buitengewoon onderwijs en competentieontwikkeling Uitdaging De expertise binnen een schoolteam uit het gewoon onderwijs is anders dan de expertise binnen een schoolteam buitengewoon onderwijs.
Randvoorwaarde Het is belangrijk dat teams uit het gewoon en het buitengewoon onderwijs de mogelijkheid krijgen om van elkaar te leren en dat de teams elkaar wederzijds ondersteunen. Voorbeelden: ¬ In het buitengewoon onderwijs is het belangrijk te weten dat leraren niet altijd vertrouwd zijn met leerplannen van het gewoon onderwijs. ¬ In het buitengewoon onderwijs zal het hoe langer hoe meer belangrijk worden dat men kan omgaan met een steeds diversere groep leerlingen. Door het onderwijs te richten op een heterogene groep zullen de trajecten in het onderwijsaanbod diverser moeten zijn. ¬ Omgekeerd geldt ook dat het gewoon onderwijs hoe langer hoe meer zal moeten omgaan met leerlingen met verschillende specifieke onderwijsbehoeften. Het gewoon onderwijs zal nog meer moeten inzetten op differentiatie en tegelijkertijd inclusie. Uitdaging De manier van werken binnen schoolteams gewoon onderwijs en buitengewoon onderwijs is anders. Tussen beide is afstemming nodig.
8
Voorbeeld: ¬ In het buitengewoon onderwijs werkt men met een proces van handelingsplanning. Er wordt een individueel handelingsplan opgemaakt en gevolgd omdat dit zijn waarde bewezen heeft. De methodiek van geïndividualiseerd werken zal dus zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs worden toegepast. Uitdaging Men moet er rekening mee houden dat er professionelen zijn die de overstap zullen (moeten) maken van buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs.
Randvoorwaarde Ook de begeleiding van professionelen die de overstap maken van het functioneren binnen het buitengewoon naar het gewoon onderwijs moet structureel verankerd worden. Net zoals bij leerlingen, is het ook voor professionelen van belang dat zij kunnen rekenen op begeleiding binnen het schoolteam waarin zij terecht komen. Dit is van belang voor de motivatie en het welbevinden van de teams. Voorbeelden: ¬ In het buitengewoon onderwijs werkt men met paramedici. Krijgen deze professionelen ook een plaats binnen het schoolteam van het gewoon onderwijs voor bijvoorbeeld het ondersteunen van motoriek bij leerlingen? ¬ Er moet aandacht zijn voor die professionelen uit het buitengewoon onderwijs die geen lesbevoegdheid hebben voor het gewoon onderwijs. Mogelijke uitdaging Het is belangrijk te beseffen dat er knelpunten zullen opduiken in de overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs, waarvoor noch het schoolteam van de school buitengewoon onderwijs noch dat van de school gewoon onderwijs een antwoord of expertise kunnen bieden.
Randvoorwaarde Het is belangrijk dat schoolteams de kans krijgen om in dit proces te groeien en (samen) antwoorden te zoeken op vragen die rijzen bij de overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs.
3.4 Instroom van leerlingen in gewoon of buitengewoon onderwijs en de rol van diagnostiek Het clb maakt een verslag op wanneer een leerling wordt doorverwezen van het gewoon onderwijs naar het type basisaanbod en omgekeerd. Een leerling kan in het gewoon onderwijs worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarden. In het gewoon secundair onderwijs
9
bestaat er echter ook een toelatingsklassenraad, die bepaalt of de leerling zal ingeschreven worden in de gewone school. Uitdaging Het is niet duidelijk wat de rol is van toelatingsklassenraad wanneer een leerling vanuit het type basisaanbod onder ontbindende voorwaarden wordt ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs.
Randvoorwaarde Er moet duidelijkheid komen over de verhouding tussen het verslag, de doorverwijzing van het clb en de toelatingsklassenraad, en de rol van die toelatingsklassenraad wanneer een leerling vanuit het type basisaanbod wordt ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs. Het buitengewoon onderwijs vermoedt dat de het aantal leerlingen die van het type basisaanbod naar het gewoon onderwijs zal overgaan, veel kleiner zal zijn dan het aantal leerlingen die de overstap zullen maken van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs. Uitdaging Het gewoon onderwijs zal moeten uitzoeken hoe het zal bepalen of de aanpassingen die nodig zijn op basis van de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling die uit het type basisaanbod kan terugkomen, al dan niet disproportioneel of ontoereikend zijn. Het is te verwachten dat scholen voor ondersteuning en een referentiekader aankloppen bij het clb. Het is echter niet duidelijk of het clb onder de huidige hoge werkdruk hierin een taak kan opnemen. Het is zeker niet wenselijk dat er een checklist wordt ontwikkeld. Randvoorwaarde De afweging van disproportionaliteit moet altijd individueel en binnen de gegeven context gebeuren.
Uitdaging Clb en buitengewoon onderwijs zijn bezorgd dat er in het type basisaanbod leerlingen met verschillende specifieke noden zullen samenkomen. Enerzijds is het type basisaanbod een samensmelten van het vroegere type 1 en type 8, wat voor sommige scholen een verschil in populatie zal teweegbrengen. Deze types richtten hun onderwijs op kinderen met verschillende onderwijsnoden. Anderzijds zullen in het type basisaanbod leerlingen terechtkomen die nog geen (juiste) diagnose hebben gekregen en waarvoor de redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs tegelijkertijd disproportioneel worden bevonden.
10
Randvoorwaarde Het is van groot belang dat er werk wordt gemaakt van een snelle en correcte diagnostiek van leerlingen, opdat het type basisaanbod niet te snel als alternatief wordt aangeboden voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zowel de diagnostiek als het ontwikkelen van handvaten voor scholen moeten bij de opstart van het type basisaanbod als een groeiproces beschouwd worden. Het bewaken van de kwaliteit van de diagnostiek van leerlingen zal een cruciale opdracht zijn voor het clb. Dit proces moet nabij opgevolgd worden. In 3.2 werd al verwezen naar het belang van het momentum waarop leerlingen binnen het type basisaanbod worden doorverwezen naar het gewoon onderwijs, of omgekeerd. Het is af te wachten welke planlast het zorgvuldig bewaken van dit momentum bij het clb zal teweegbrengen.
3.5 Nood aan tijd en middelen voor de extra opdrachten Uitdaging De regelgeving rond het type basisaanbod schrijft een aantal veranderde of nieuwe eisen voor aan de onderwijspartners en het clb.
Randvoorwaarde De onderwijspartners en het clb moeten de personele en financiële middelen krijgen om tegemoet te kunnen komen aan de nieuwe eisen betreffende het type basisaanbod. Ook moeten ze de tijd krijgen om zich hieraan aan te passen. De workload voor het gewoon onderwijs, het buitengewoon onderwijs en de clb bij het bepalen van de disproportionaliteit en het behandelen van de overgangen van leerlingen tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs moet streng bewaakt worden. Voor scholen is het echter belangrijk dat er middelen voor professionalisering en tijd voor overleg zijn opdat het zorgcontinuüm in eerste instantie ten gronde kan doorlopen worden.
4 Arbeidsmarkt betrekken bij de opstart van het type basisaanbod (buso-specifiek) Uitdaging Het is belangrijk dat er een perfecte afstemming is tussen de kwalificaties waarvoor busoleerlingen binnen het type basisaanbod-OV3 worden opgeleid, de studiebewijzen en het aanbod op de arbeidsmarkt. Deze afstemming moet er zijn voor zowel de algemene en sociale vorming als voor de beroepsgerichte vorming, met als uiteindelijk doel het maatschappelijk functioneren en participeren en tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu.
11
Randvoorwaarde Om afstemming tussen de kwalificaties vanuit het type basisaanbod-OV3 en het aanbod op de arbeidsmarkt mogelijk te maken, is structureel overleg tussen de onderwijs- en arbeidsmarktpartners nodig. Daarbij is het ook belangrijk dat er wordt nagedacht over de idee van een meer inclusieve arbeidsmarkt, zoals het artikel 27 van het VN-verdrag6 voorschrijft. In de marge daarvan is het belangrijk de link te leggen met de ontwikkeling Vlaamse Kwalificatiestructuur. Op dit moment zijn er in de uitrol van de VKS en de implicaties op het buso nog teveel onduidelijkheden. Zo worden bijvoorbeeld de deelcertificaten van OV3 nog niet erkend door de VDAB. Op die manier wordt een zwakke groep op de arbeidsmarkt zwaar getroffen.
5 Opvolgen van de opstart van het basisaanbod Het monitoren van de implementatie van het M-decreet is een opdracht voor de administratie van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Zoals hierboven aangegeven, is de opstart van het type basisaanbod en de veranderingen die dit teweeg brengt in het veld, een groeiproces. Alle gevolgen van deze opstart zijn nog niet duidelijk. Het is dus ook van belang dat de opstart en implementatie van het type basisaanbod van nabij gemonitord wordt. Zoals hoger aangegeven, is het echter belangrijk dat naast de implicaties voor het onderwijs, ook de link met andere sectoren zoals de arbeidsmarkt en welzijnswereld wordt gelegd. De werkgroep Basisaanbod van de Vlor stelt voor dat binnen de Vlor een bestaande werkgroep kan worden belast met deze opdracht of daarvoor - indien noodzakelijk - een nieuwe werkgroep wordt opgericht. Deze werkgroep heeft als doelstelling: ¬ Op basis van de resultaten van de monitoring van de overheid, via overleg, een nieuwe stand van zaken maken betreffende de uitdagingen en randvoorwaarden voor de uitrol van het type basisaanbod. ¬ Overleg organiseren met partners uit: gewoon onderwijs; buitengewoon onderwijs; clb; inspectie; betrokken welzijnsinstellingen; arbeidsmarkt; overheid. Enkel op die manier kan de vinger aan de pols gehouden worden en kunnen tijdig antwoorden worden geboden op leemtes en uitdagingen betreffende (de gevolgen van) de opstart van het type basisaanbod.
6
12
http://www.ond.vlaanderen.be/specifieke-onderwijsbehoeften/leerzorg/VN/verdrag.pdf
6 Conclusie Voor de opstart van het type basisaanbod in het buitengewoon onderwijs kunnen de uitdagingen en randvoorwaarden zoals hierboven geformuleerd, ingedeeld worden volgens wat er op beleidsniveau kan ondernomen worden, hoe de uitrol van het type basisaanbod in het onderwijsveld kan ondersteund worden en welke opdracht de Vlor in dit kader kan opnemen.
6.1 Beleidsvoorbereidend werk in het kader van de opstart van het type basisaanbod 6.1.1
¬
Nood aan een gezamenlijke visie op het basisaanbod en een gezamenlijk begrippenkader Het nieuwe type basisaanbod vertrekt van de nood van de leerling en bekijkt hoe gewoon en buitengewoon onderwijs in functie van die nood nauw kunnen samenwerken om samen met de kinderen zo hoog mogelijk te mikken. Randvoorwaarde: in het belang van een goede opstart van het type basisaanbod is het belangrijk dat het buitengewoon onderwijs, het gewoon onderwijs, de clb, de betrokken welzijnsinstellingen en voor wat betreft buso eveneens de arbeidsmarkt vertrekken van een gelijke visie op het basisaanbod.
¬
Ondanks het duidelijk definiëren van begrippen in het M-decreet die een invloed hebben op de opstart van het type basisaanbod, gaan de verschillende actoren anders om met de begrippen. Randvoorwaarde: het stimuleren van het delen van begrippen gerelateerd aan het type basisaanbod en hun betekenis, is een voorwaarde om er voor te zorgen dat verschillende partners over dezelfde woordenschat beschikken en deze op dezelfde manier toepassen over de onderwijsniveaus en onderwijsvormen heen.
6.1.2
¬
Nood aan duidelijkheid over de afstemming van de opdracht van het gewoon en het buitengewoon onderwijs Een grote bezorgdheid is dat scholen buitengewoon en gewoon onderwijs elkaars manier van werken en elkaars eindtermen en ontwikkelingsdoelen onvoldoende kennen.
Wat er begrepen wordt onder het gemeenschappelijk curriculum, en hoe eindtermen vertaald worden in leerplandoelen, blijkt verschillend opgevat te worden door onderwijsnetten. Scholen hanteren onderling in verschillende criteria om te beslissen of een leerling op het einde van de basisschool een getuigschrift basisonderwijs behaalt. Randvoorwaarden: ¬ Om de matching mogelijk te maken tussen het type basisaanbod van het bubao en het gewoon basisonderwijs moeten scholen duidelijkheid krijgen over het streefdoel van het type basisaanbod en hoe dit kan afgestemd worden op het gemeenschappelijke curriculum.
13
¬ In het bereiken van deze einddoelen is het binnen het gewoon onderwijs en het onderwijs binnen het type basisaanbod een uitdaging om voldoende aandacht te hebben voor leren leren, sociaal-emotionele ontwikkeling, attitudevorming en het welbevinden van de leerlingen.
Voor de buso-scholen is het op dit moment niet duidelijk hoe een leerling vanuit het type basisaanbod moet georiënteerd worden, wanneer hij/zij kan doorstromen naar het gewoon onderwijs (Leren & Werken en beroepsonderwijs). Randvoorwaarde: bij het brengen van duidelijkheid in de doorstroom, is het belangrijk om rekening te houden met het dubbele luik in het buso. In het type basisaanbod–OV3 wordt er nl. zowel algemene sociale vorming als beroepsgerichte vorming gegeven. De afstemming met het gewoon onderwijs moet voor beide luiken gebeuren.
¬
Het M-decreet schrijft een studiebekrachtiging, een evaluatie, voor na de opleidingsfase van een leerling in het type basisaanbod. Het begrip studiebekrachtiging, de doelstelling en invulling zijn onduidelijk. Randvoorwaarde: er moet duidelijkheid komen over wat de overheid bedoelt met studiebekrachtiging, wat het civiel effect ervan is en hoe dit moet worden gehanteerd in de overgangsfase (van type 1–OV3 naar type basisaanbod–OV3).
6.1.3
¬
Nood aan duidelijkheid over GON in het belang bij de overstap van een leerling tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs Het is niet evident voor een leerling om de overstap te maken tussen een gewone of buitengewone school. Randvoorwaarde: in de marge van een goede overstap tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs is het belangrijk dat tegen de opstart van het type basisaanbod er duidelijkheid komt over de hervorming van het GON en de weerslag op de werking binnen de uitrol van het type.
6.1.4
¬
Duidelijkheid over de instroom van leerlingen in het gewoon en buitengewoon onderwijs en de rol van diagnostiek Het is niet duidelijk wat de rol is van de toelatingsklassenraad wanneer een leerling vanuit het type basisaanbod onder ontbindende voorwaarden wordt ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs. Randvoorwaarde: er moet legistieke duidelijkheid komen over de verhouding tussen het verslag, de doorverwijzing van het clb en de toelatingsklassenraad, en de rol van die toelatingsklassenraad wanneer een leerling vanuit het type basisaanbod wordt ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs.
14
6.1.5
¬
Nood aan tijd en middelen voor extra opdrachten voor de opstart van het type basisaanbod De regelgeving rond het type basisaanbod schrijft een aantal veranderde of nieuwe eisen voor aan de onderwijspartners en het clb. Randvoorwaarde: de onderwijspartners en het clb moeten de personele en financiële middelen krijgen om aan de nieuwe eisen betreffende het type basisaanbod tegemoet te kunnen komen. Ook moeten ze de tijd krijgen om zich hieraan aan te passen.
6.1.6
¬
Buso-specifiek: nood aan het betrekken van de arbeidsmarkt bij de opstart van het type basisaanbod Het is belangrijk dat er een perfecte afstemming is tussen de kwalificaties waarvoor busoleerlingen binnen het type basisaanbod-OV3 worden opgeleid en studiebewijzen voor behalen en het aanbod op de arbeidsmarkt. Randvoorwaarde: om afstemming tussen de kwalificaties vanuit het type basisaanbodOV3 en het aanbod op de arbeidsmarkt mogelijk te maken, is structureel overleg tussen de onderwijs- en arbeidsmarktpartners nodig.
6.2 Aandachtspunten voor ondersteuning van het onderwijsveld in de uitrol van het type basisaanbod 6.2.1
¬
Nood aan zorgvuldig voorbereiden van de overstap die leerlingen maken van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs, of omgekeerd Het is niet evident voor een leerling om de overstap te maken tussen een gewone of buitengewone school. In sommige gebieden zal het capaciteitsprobleem en het inschrijvingsrecht, dat aan scholen de mogelijkheid biedt om voor leerlingen, die uit het type basisaanbod komen, in overtal te gaan, een belangrijke rol spelen of leerlingen al dan niet de mogelijkheid hebben om terug te keren naar de school waar ze vandaan komen. Randvoorwaarden: Het momentum van de overgang van het type basisaanbod naar het gewoon onderwijs en omgekeerd moet steeds in het belang van de leerling zorgvuldig gekozen worden. Het is wenselijk om de overgang van leerlingen structureel te organiseren via overleg tussen de teams gewoon onderwijs en de teams buitengewoon onderwijs, in overleg met de betrokken leerlingen en zijn/haar ouders.
6.2.2
¬
Nood aan het uitwisselen van expertise tussen gewoon en buitengewoon onderwijs en competentieontwikkeling De expertise binnen een schoolteam uit het gewoon onderwijs is anders dan de expertise binnen een schoolteam buitengewoon onderwijs.
15
Randvoorwaarde: het is belangrijk dat teams uit het gewoon en het buitengewoon onderwijs de mogelijkheid krijgen om van elkaar te leren en dat de teams elkaar wederzijds ondersteunen.
¬
De manier van werken binnen schoolteams gewoon onderwijs en buitengewoon onderwijs is anders. Tussenbeide is afstemming nodig. Men moet er rekening mee houden dat er professionelen zijn die de overstap zullen (moeten) maken van buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs. Randvoorwaarde: ook de begeleiding van professionelen die de overstap maken van het functioneren binnen het buitengewoon naar het gewoon onderwijs moet structureel verankerd worden.
¬
Het is belangrijk te beseffen dat er knelpunten zullen opduiken in de overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs, waar noch het schoolteam van de school buitengewoon onderwijs als van de school gewoon onderwijs een antwoord op heeft of expertise in heeft. Randvoorwaarde: het is belangrijk dat schoolteams de kans krijgen om in dit proces te groeien en (samen) antwoorden te zoeken op vragen die rijzen bij de overgang tussen het type basisaanbod en het gewoon onderwijs.
6.2.3
¬
Duidelijkheid over de instroom van leerlingen in het gewoon en buitengewoon onderwijs en de rol van diagnostiek Voor het gewoon onderwijs wordt het uitzoeken hoe zij zullen omgaan met het bepalen of de aanpassingen die nodig zijn op basis van de specifieke onderwijsbehoeften van een leerling die uit het type basisaanbod kan terugkomen, disproportioneel of ontoereikend zijn of niet. Randvoorwaarde: de afweging van disproportionaliteit moet altijd individueel en binnen de gegeven context gebeuren.
¬
Clb en buitengewoon onderwijs zijn bezorgd dat er in het type basisaanbod leerlingen met verschillende specifieke noden zullen samenkomen. Randvoorwaarden: Het is van groot belang dat er werk wordt gemaakt van een snelle en correcte diagnostiek van leerlingen, opdat het type basisaanbod niet te snel als alternatief wordt aangeboden voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zowel de diagnostiek als het ontwikkelen van handvaten voor scholen moeten bij de opstart van het type basisaanbod als een groeiproces beschouwd worden.
16
6.3 Opstart type basisaanbod: opdrachten voor de Vlor Uit de nota blijkt dat de opstart van het type basisaanbod en de veranderingen die dit teweeg brengt in het veld, een groeiproces is. De Vlor wil de vinger aan de pols houden, tijdig leemtes kunnen blootleggen en antwoorden kunnen bieden op de uitdagingen die zich stellen in het kader van de opstart van het type basisaanbod. De Vlor wil een forum zijn waar overleg georganiseerd wordt tussen de verschillende betrokken partners met het oog op verdere visieontwikkeling rond het type basisaanbod. Daarnaast wil de Vlor in het beleidsvoorbereidend werk verder denkwerk leveren als vervolg op deze nota en adviezen formuleren op basis van de gegevens uit de monitoring van het type basisaanbod.
17