Opportuniteiten in lokaal beleid en gemeentelijke instellingen voor vertoning van kunst en cultuur Hilde Plas – OPENDOEK, Turnhout
Ik wil samen met u even in vogelperspectief naar het landschap kijken dat BAM schetst als actueel werkveld en toekomstige uitdaging. Ik koppel daar de maatschappelijke en bestuurlijke context aan en probeer daarin enkele vragen en ontwikkelingen te expliciteren die het debat vandaag enigszins kunnen ‘aanjagen’. Ik hoop natuurlijk dat ik u ook wat kan verleiden tot ‘out of the box’-reflectie over de onderbenutte of onbenutte kansen en uitdagingen in het tonen en werken met audiovisuele media als cultuurprofessional. Vermits de BAM-analyse door ANN OVERBERGH zonet is toegelicht, neem ik de vrijheid om met veel respect voor het geleverde onderzoek en de heldere presentatie- de horizon ruimer te trekken dan ‘audiovisuele vertoning- en distributie’. Gezien de cultuurhistorische opdracht van cultuurcentra thuishoort in de traditie van het sociaal-cultureel werk, lijkt het me evident ‘onze’ cultuurhuizen niet enkel ‘tonen’ maar ook ‘werken’ met audiovisuele media als aanbod. En dankzij die horizonverruiming van ‘tonen’ naar ‘werken’ komen ook die andere lokale basisvoorzieningen in het lokaal cultuurbeleid wat beter in beeld: de gemeenschapscentra en de lokale bibliotheken. En ook de kunstencentra die als ‘expertisecentra’ een bijzondere laboratoriumfunctie vervullen zoals De Warande, de Vooruit, of ‘t STUC (met ZED trouwens manifest aanwezig in dit debat) trek ik zo mee het bad in. In het ‘werken’ met audiovisuele media leggen we ook vlotter de dwarsverbinding naar bijv. DKO, het jeugdwerk of de erfgoedsector. Vermits ik alles opzoog wat mijn reflectie over dit onderwerp kon aanmoedigen, kleurde ik de horizon verder in. Het kon geen toeval zijn dat het curriculum van een schilder als Luc Tuymans (tento in Bozar) dat aanreikte. U wist misschien al langer dat Tuymans zijn schildersezel een tijdje liet staan om te kiezen voor het filmen? Dat hij de camera later terug inruilde voor het penseel, is voor ons en voor ons (museaal) kunstpatrimonium een mooie zaak. Wat mij trof was, dat hij zelf deze uitstap ‘markeert’ omwille van de impact van het ‘kijken en werken als filmmaker’ op zijn werk als ‘schilder’. En als je weet hebt van dit biografisch element ‘kijk’ je op jouw beurt anders als toeschouwer naar zijn werken. Het lijkt mij dus goed om in de zoektocht naar nieuwe kansen en uitdagingen voor het tonen en werken met audiovisuele beeldcultuur niet enkel te focussen op de filmkunst maar daar andere kunstdisciplines actief bij te betrekken. Het zou een frisse wind kunnen veroorzaken in uw lokaal aanbod.
3 mei 2011 - 1/5
Hoe ruim is uw horizon en welke opportuniteiten benut u/ benut u niet of onderbenut u?
Hoe ruim is de horizon van de beleidscontext?
Hoe ruim is de horizon van uw werkplek?
Hoe ruim uw eigen horizon is, laat ik over aan zelfreflectie maar als u het meteen samen met enkele collega’s doet, werkt dat het ‘out of the box’ kijken en denken, lekker in de hand. Voor het bruggetje naar de ruime maatschappelijke en bestuurlijke horizon volstaat het te verwijzen naar de algemene maatschappelijke en bestuurlijke trends die, in minder of meerdere mate, het lokale beleid en de bestuurskracht van gemeentes beïnvloeden. U kent de generieke trends (ik noem er enkele voor de vuist) : individualisering, vermarkting, liberalisering, globalisering, vergrijzing, multiculturaliteit, digitalisering, duurzame ontwikkeling … Op macroniveau is er bijv. de evolutie van government naar governance waar besturen overstappen van BEVELSHUISHOUDING naar ONDERHANDELINGSHUISHOUDING. Daar zorgt de horizontale netwerking i.p.v. de verticale hiërarchie voor het nodige draagvlak, zodat bestuurlijk gezag gemeten wordt in participatie i.p.v. representatie. De verkiezingscampagne van president Obama was zowat het meest spraakmakend als illustratie van deze trend in combinatie met de trend ‘digitalisering/*sociale media’. En het ziet er naar uit dat de volgende trend voor campagnes ‘beeldcultuur’ wordt. Ook de aandacht voor ‘identiteit’ is zo’n macrotrend die recent door de Finnen in Europese context is benadrukt maar die ons evenmin vreemd is. Op MESO-Niveau kies ik met ‘regionalisering’ de meest actuele m.n. in de interne Vlaamse staatshervorming. Die trend vertaalt zich in concrete gevolgen voor interbestuurlijke relaties en sectorale regelgeving en biedt kansen voor nieuwe beleidsinstrumenten zoals ‘regioscreening’ (op terrein al bezig: Leiedal (Kortrijkse), Roeselare-Tielt, Stadsregio Turnhout, Meetjesland …) Microtrends zijn trends die lokaal het sterkst doorwegen misschien zoals NIEUW PUBLIEK MANAGEMENT. Daar wordt afhankelijkheid omgezet in responsabilisering en verzelfstandiging van instellingen met een verhoogde druk in efficiëntie (rendement) en resultaat (effect). VERMAATSCHAPPELIJKING EN VERPERSOONLIJKING VAN DE POLITIEK is zo’n trend waarbij de beleidsagenda enerzijds sterker bepaald wordt door de bevolking; maar anderzijds door personen. Recente regelgeving zowel sectoraal (decreet lokaal cultuurbeleid/participatiedecreet) als generiek getuigen hiervan en spelen daarop in. Naast maatschappelijke en bestuurlijke trends die het denk- en werkkader bepalen is er dan nog de ‘sector’. Beleidsdomeinen zoals ‘kunst en cultuur’ ontsnappen niet aan de generieke
3 mei 2011 - 2/5
trends. Ook hun wettelijk kader is geïnspireerd door maatschappelijke ideologie en (partij)politieke invloed. Het betere beleid dat daaruit kan voortvloeien is een beleid dat maatschappelijke en sectorale ontwikkelingen ondersteunt via de invulling van randvoorwaarden voor betere dienstverlening. Een impulsbeleid met een grote hefboomkracht voor innovatie/ dynamiek (?) waarin ook langdurige (structurele) engagementen gegarandeerd worden. En natuurlijk wordt de gemeentelijke missie en kerntaken door dit alles beïnvloedt op MACROMESO en MICRO niveau. Herbestemming van religieus erfgoed naar concertzalen; aandacht voor groene energie bij de herinrichting van een cultuurhuis; fietsrekken i.p.v. een parkeerplaats voor de deur van het cultuurcentrum; kindvriendelijk meubilair in de bibliotheek; digitale media combineren met gebruikersprofielen om inwoners als groep of als individu te verleiden enz. De verzelfstandiging van het cultuurcentrum en het budgethouderschap in de bibliotheek: u ziet meer toepassingen dan ik vermoedelijk rondom u (in uw job of privé). Een lokaal bestuur staat voor de uitvoering van die missie en kerntaken natuurlijk al lang niet meer op zichzelf maar maakt deel uit van een (complexe) netwerkstructuur. Slide 6 Cultuurpolitieke bemiddeling en netwerking tussen bestuur en burgers, tussen een gemeentebestuur en andere besturen, tussen lokale overheid en private actoren zijn meer dan ooit aan de orde. Het is geen toeval dat de functie en rol die een cultuurbeleidscoördinator en andere cultuurprofessionals horen in te vullen, precies in dat plaatje passen. De cultuurprofessional (of ruimer de vrijetijdsprofessional) in een gemeentelijke beleidscontext is een netwerkmanager: een strategische spelverdeler tussen mensen, interacties en doelstellingen. Hij/zij is tegelijkertijd een procesmanager en zorgt voor de relatie met en tussen diverse actoren (publiek, politiek, cultuur/kunstmarkt), bewaakt de voortgang van projecten, doet aan conflictoplossing (intern/extern), organiseert mee het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak, en steunt de bevoegde schepen in de verwerving en bewaking van het budget! Weten welke middelen (, competenties, infrastructuur, diensten …) maar ook welk mandaat (beleidsruimte) je hebt, waar m.a.w. de grenzen liggen bij de onderhandeling en het sluiten van allianties is cruciaal. Ik tracht vanuit het generieke wat in te zoomen op de horizon van een lokaal cultuurhuis. Het antwoord op de 3de vraag hoe die horizon zich aftekent is natuurlijk grotendeels lokaal in te vullen (met dezelfde of andere collega’s dan waarmee u eerder aan zelfreflectie deed) maar deels is het antwoord toch ook cultuurhistorisch (cf. BAM-historiek ‘frisse lucht-lange adem) en
3 mei 2011 - 3/5
wettelijk (decretaal) bepaald. De opdracht van gemeentelijke basisvoorzieningen zoals CC/GC en BiB zijn immers
Democratisering met sleutelwoorden als ‘volksverheffing/ontwikkeling’ in de update werd dat ‘sociaal-cultureel werk’ en de recente vertaling daarvan is de ‘publieksontsluiting en -werking’. Die opdracht geldt voor het algemeen cultuurbeleid en alle werksoorten en disciplines daarin.
De 2de opdracht cultuurspreiding is een sterk huismerk m.n. van CC en GC, recent vaak vertaald in ‘publieksverbreding (en –verdieping)’ of participatie.
De lokale cultuurinstellingen worden door gemeenten gesubsidieerd als sociaal-culturele werking/organisatie en zijn sedert decennia verankerd in het lokaal cultuurbeleid. Ze tonen én duiden cultuurgoederen (bib: boeken, cd’s, dvd’s) CC/GC (podiumkunsten, beeldende kunst, vorming). Ze bieden een collectie of programma aan waaraan prospectie en selectie voorafgaat en wat resulteert in een kwalitatief en gevarieerd aanbod, zoals ook BAM vaststelde in zijn onderzoek. Dat dit aanbod nog steeds en vooral een doorsnee witmiddenklas-publiek aanspreekt en aantrekt als actieve gebruiker is een vaststelling die in de recente Vlaamse participatiesurvey opnieuw is bevestigd. Publieksverbreding blijkt nl. een harde noot om kraken maar het blijft de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde cultuurhuizen. Zij kunnen, mogen en moeten inzetten op die doelstelling en kwaliteit bieden aan het publiek waar andereninstellingen/huizen zonder overheidssteun in de cultuurmarkt - door economische marktwetten (moeten) afhaken. De vraag of hier geen onderbenutte opportuniteiten liggen o.m. via partnerships met bijv. bioscopen of arthouses lijkt, gesteund door de BAM-conclusies, een retorische vraag. Voor lokale bibliotheken geldt een gelijkaardige vraag o.m. in relatie tot de zelfstandige boekhandels. Dat de werkgever en hoofdsponsor van een gemeentelijke cultuurinstelling (de gemeente) omwille van de opdracht ‘publieksverbreding en verdieping’ niet enkel de financiële return van de investering maar minstens even sterk de gemeenschapsreturn afweegt, is een groot (markt)voordeel. Het geeft immers de ruimte/vrijheid maar ook verantwoordelijkheid voor creatieve projecten, onverwachte allianties, brede netwerken en een gevarieerd aanbod met uitzonderlijke exploitatievoorwaarden. Dat laatste zou ook meer ‘fair-trade’ inspiratie moeten kunnen opleveren, zodat complementair samenwerken ieders sterkte en expertise recht doet én meer opbrengt voor het publiek en bestuur. Naast de meeropbrengst is ‘originaliteit’ vaak een sterk argument om uw bestuur en uw collega’s te overtuigen en enthousiast te krijgen om een nieuwe sloep uit te zetten. Vrijetijdscontext is een netwerkcontext bij uitstek en dat de netwerk-idee nog heel wat onderbenutte mogelijkheden biedt, tonen projecten zoals het Zebra-circuit (Limburg), de samenwerking tussen Stad Leuven en Stuc (cinema Zed) of het wijkproject daar van het ‘Afrikafilmfestival’, de jeugdwerking van Kidscam.
3 mei 2011 - 4/5
Feitelijk liggen er altijd onderbenutte opportuniteiten voor dwarsverbindingen (interdisciplinair kunsten-onderwijs-scw) of netwerken (tussen besturen-instellingen-disciplines…). Ze opzoeken inspireert tot innoverende praktijk en dwingt vaak creatieve oplossingen af bijv. omdat de klassieke democratische organisatie, gelegitimeerd door ‘representatie’ (volksvertegenwoordiging, GR, adviesraad ) niet langer compatibel is met een succesvolle netwerkorganisatie. Het is immers eigen aan netwerken dat ze dynamisch zijn en niet statisch: ‘framing’ en ‘reframing’ is dan ook een permanente opdracht voor cultuur- en vt-professionals zoals ze dat is voor lokale besturen. En vermits netwerken afhankelijk zijn van goede interacties waar vertrouwen en respect gelden zijn bepaalde vaardigheden zoals communicatie, bemiddelen, onderhandelen belangrijke competenties voor wie als bruggenbouwer, procesontwikkelaar of netwerkmanager succesvol wil zijn. Ik besluit met een oproep om met uw competenties en spontane goesting de opportuniteitsvragen die er in uw gemeente zijn op te zoeken en ze te gebruiken en u mede door de voorzet vandaag te laten inspireren tot Veel open ‘ruimte’: betrokkenheid op inwoners, buurt, gemeenschap, gemeente, wereld toelaten en articuleren (uiten/ zichtbaar maken). Een open ‘mind’: niet ‘enkel’ marktdenken of (educatieve) noden/vragen (vraaggestuurd aanbod) maar ook passie (creëren) voor beeldcultuur en sociaal engagement waar ‘ontmoetingskansen openstaan via ervaringsfora voor een divers publiek waar culturele identiteit vorm krijgt in relatie tot het/de andere. M.a.w. tot ’out of the box’-dromen over aanbod, sfeer/omkadering, partners, toon- en werkplekken. Bedankt voor uw aandacht!
Hilde Plas 3 Mei 2011
3 mei 2011 - 5/5