Opleiding Oefentherapie Stagebegeleiders cursus “Coachend begeleiden”
Hogeschool van Amsterdam
1
Opleiding Oefentherapie
Amsterdam School of Health Professions Opleiding tot oefentherapeut Mensendieck Tafelbergweg 51 1105 BD Amsterdam T 020 595 4180 Tel. algemeen.: 020 595 4180 Tel. Stagebureau: 020 595 4234 F 020 595 4141
Hogeschool van Amsterdam
2
Opleiding Oefentherapie
INHOUDSOPGAVE CURSUSBESCHRIJVING .................................................................................................................................. 4 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 Algemene beknopte beschrijving ............................................................................................................. 4 DOELSTELLINGEN ........................................................................................................................................ 5 Algemene doelstellingen van de cursus ................................................................................................... 5 Specifieke doelstellingen van de cursus ................................................................................................... 5 WERKWIJZE ............................................................................................................................................... 5 BEGINSITUATIE DEELNEMER ........................................................................................................................... 5 OPBOUW CURSUS ........................................................................................................................................ 5 TOETSING EN AFRONDING .............................................................................................................................. 5 CURSUSDAG 1
‘COACH JEZELF!’ ............................................................................................................... 6
TOELICHTING REFLECTIEOPDRACHTEN .............................................................................................................. 8 Reflectiecyclus van Korthagen ................................................................................................................. 8 CURSUSDAG 2
‘COACH DE STAGIAIR!’ ..................................................................................................... 9
GEBRUIKTE LITERATUUR.............................................................................................................................. 10 BIJLAGEN ................................................................................................................................................ 10 Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 11 Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 18 Bijlage 3 ................................................................................................................................................. 23 Bijlage 4 ................................................................................................................................................. 26 Bijlage 5 ................................................................................................................................................. 27 Bijlage 6 ................................................................................................................................................. 33 Bijlage 7 ................................................................................................................................................. 37 Bijlage 8 ................................................................................................................................................. 39 Bijlage 9 ................................................................................................................................................. 41 Bijlage 10 ............................................................................................................................................... 42
Hogeschool van Amsterdam
3
Opleiding Oefentherapie
Cursusbeschrijving Inleiding De opleiding heet u van harte welkom bij de stagebegeleidingscursus “coachend begeleiden”. U bent een belangrijke partner bij het opleiden van onze studenten en uw toekomstige collega’s. De opleiding vindt het essentieel dat u als partner in het buitenschools leren goed geïnformeerd bent en ondersteunt wordt in het begeleiden van de student. Deze cursus staat stil bij de verschillende manieren van begeleiden, zelfsturing en biedt handvatten om de student te kunnen begeleiden gedurende de stageperiode. Door de aanpak en de opbouw van deze cursus krijgt u inzicht in het competentiegericht leren. De visie van de opleiding, ten aanzien van het opleiden van een HBO- Professional, is gebaseerd op het competentiegericht leren. De opleiding ziet het proces van competentieverweving en competentiegericht leren als een proces waarin studenten ervaringen opdoen, reflecteren op deze ervaringen en nagaan wat mogelijke andere benaderingswijzen zijn, bijvoorbeeld via literatuur of door andere, eigen ervaringen. Door deze nieuwe kennis, inzichten, gevoelens en wensen te integreren in het beroepsmatig handelen, wordt de eigen inbreng daarin steeds professioneler. In deze cursus is het competentiegericht leren ook het uitgangspunt. Algemene beknopte beschrijving Vorm Twee bijeenkomstdagen van zes uur, d.w.z. twaalf contacturen. Zelfstudie zal circa zes uur omvatten (voorbereidingsopdrachten & verslagen). Docenten De cursus wordt begeleid door 1 of 2 docenten afhankelijk van het aantal deelnemers. Per cursus zijn er minimaal 5 en maximaal 25 personen. Certificaat Voor het volgen van de cursus wordt een certificaat verleend. Het certificaat ontvangt de deelnemer indien alle activiteiten zijn doorlopen. Plaats Hogeschool van Amsterdam, locatie Nicolaes Tulphuis aan de Tafelbergweg 51. De volttijd opleiding en de maatwerkroute zijn hier tevens gehuisvest, hierdoor is er contact mogelijk met de overige docenten van de afdeling.
Hogeschool van Amsterdam
4
Opleiding Oefentherapie
Doelstellingen Algemene doelstellingen van de cursus De stagebegeleider informeren over het curriculum, het stagebeleid en de stagehandleidingen voor zover van belang voor een adequate invulling van de stagebegeleidersrol. De stagebegeleider heeft inzicht in de niveaus van de stages. De stagebegeleider heeft inzicht in zijn / haar stijl en aanpak van begeleiden. De stagebegeleider heeft inzicht en bezit vaardigheden om de rol van stage-proces-begeleider ook op ander wijzen dan de eigen aanpak in te vullen. Ervaringen uitwisselen tussen stagebegeleiders.
Specifieke doelstellingen van de cursus De stagebegeleider is in staat eigen leerdoelen te formuleren voor deze cursus. De stagebegeleider is in staat een begeleidingsgesprek (voortgangsgesprek) te voeren met een medecursist, d.w.z. is in staat een probleemverhelderend gesprek te voeren. De stagebegeleider is in staat zijn/haar begeleiding aan te passen aan de leerstijl van de medecursist. De stagebegeleider onderschrijft de opvatting dat studenten moeten leren, d.w.z. strategieën ontwikkelt om zelfstandig een leerproces te doorlopen. De stagebegeleider is bereid om kritisch te reflecteren op het eigen handelen.
Werkwijze Bovenstaande doelen ontwikkelt u door de voorbereidingsopdrachten uit te voeren, actief deel te nemen aan de bijeenkomsten en tot slot door te reflecteren op de bijeenkomstdagen en de eigen leerdoelen.
Beginsituatie deelnemer De cursus gaat uit van de beginsituatie dat de deelnemers bekend zijn met enkele zelfbeoordelingsmodellen zoals bv. Roos van Leary, Kernkwadranten, Kolb en de reflectiespiraal van Korthagen. Opbouw cursus Dag 1 (14.00-19.30 uur): Coach jezelf! Dag 2 (14.00-19.30 uur): Coach de stagiair! Toetsing en afronding De cursist ontvangt een certificaat voor de cursus “coachend begeleiden” als voldaan is aan: Aanwezigheid op beide dagen Reflectieverslag dag 1 Reflectieverslag dag 2
Hogeschool van Amsterdam
5
Opleiding Oefentherapie
Cursusdag 1 ‘Coach jezelf!’ Bijeenkomst 1 Activiteit
Voorbereiding
1. Lees bijlage 1: artikel Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling van Korthagen & Vasalos
Onderwijs Tijdsinvorm vestering Zelfstudie ± 1,5 uur
2. Beschrijf u zelf, in uw rol als stagebegeleider, in het ‘Uimodel’ (zie bijlage 1). 3. Bedenk van tevoren een ‘succeservaring’ die u hebt gehad in uw rol als stagebegeleider (zie bijlage 2). 4. Lees bijlage 3: artikel Coachen onder de waterlijn van Lingsma & Scholten. 5. Lees het Canmeds competentieprofiel: competenties van de opleiding tot oefentherapeut 2013 van de opleiding Oefentherapie, HvA. 6. Formuleer SMART leerdoelen (zie bijlage 10) Bijeenkomst 14.00-14.30 14.30-17.00
17.00-17.30
Ontvangst (koffie & thee) Blok 1 1. Voorstellen en leerdoelen uitwisselen. Toelichting: De docent zal bij enkele cursisten doorvragen (coachen) op de leerdoelen (SMART)
± 2,5uur Plenair
2. Presentatie: stageperiodes & niveaus.
Plenair
3. Uitwisselen en bespreken van uw leerdoelen. Toelichting: Dit is een spiegelsituatie voor het eerste gesprek met de stagiair: Het gaat om doelen van de student, en door vragen te stellen de student te ondersteunen om te komen tot realistische (smart) doelen. Ervaar het verschil tussen doelen en opdrachten.
Werkgroep
4. Deel de voorbereidingsopdracht ‘Uimodel’ met elkaar. Toelichting: Studenten verschillen maar ook begeleiders verschillen. We willen aandacht besteden aan persoonlijke kenmerken en de persoonlijke leervoorkeur die invloed hebben op de manier van begeleiden. Bewustwording van deze factoren maakt het mogelijk om deze ook bewust in te zetten tijdens de begeleiding van de student. Pauze (broodje)
Werkgroep
Hogeschool van Amsterdam
6
Opleiding Oefentherapie
17.30-19.30
Afronding
Blok 2 1. Succes reflectie Toelichting: Bij Succesreflectie is de basis een positieve ervaring. Door een positieve ervaring als startpunt te nemen, raken mensen enthousiast en betrokken en komt de reflectie op gang. Succeservaringen reiken mogelijke oplossingen aan voor andere situaties, genereren energie en dragen bij tot een positief zelfbeeld. Door op een gestructureerde manier te werken vanuit eigen positieve ervaringen, komt er een bewustwordingsproces op gang en zet de reflectie tool vervolgens aan om te experimenteren met veranderingen. In een groep kan kennis worden gedeeld. Samenwerkend leren kan het inzicht en de verdieping van een thema of werkdomein aanmerkelijk vergroten. Succesreflectie is bedoeld om met grotere groepen te reflecteren op praktijkervaringen. (zie bijlage 2. Reflectietools, ISBN 978 90 593 1230 2, Hoofdstuk 12 Succesreflectie) 2. Coachen op competentieontwikkeling (zie bijlage 3) Denk kort terug aan de presentatie uit blok 1 terug en/of kijk het Canmeds competentieprofiel in (stageperiodes en het niveau die de studenten doorlopen). N.a.v. casussen voeren jullie gesprekken die met name gericht zijn op het coachen “onder de waterlijn”. 1. Schrijf een reflectieverslag van deze dag en stuur dit op binnen drie werkdagen naar Greet Gevers:
[email protected]
± 2uur Plenair/ Werkgroep
Plenair/ Werkgroep Zelfstudie
± 1,5 uur
2. Schrijf een STARR (zie bijlage 9) van het succeservaring moment. Toelichting: Zie de volgende paragraaf ‘Reflectieopdrachten’ voor de achterliggende gedachten van reflectieopdrachten en handvat voor het schrijven van een reflectie verslag (opdracht 1) zoals ook de studenten dit in de opleiding doen.
Hogeschool van Amsterdam
7
Opleiding Oefentherapie
Reflectieopdrachten Na iedere cursusdag wordt een reflectieverslag geschreven. Door het uitvoeren van een reflectieopdracht vergroot je het inzicht in jezelf en in uiteenlopende maatschappelijke beroepssituaties. Je krijgt meer zicht op je eigen (on)mogelijkheden en kansrijke situaties. Je laat aan derden zien dat je inzicht hebt in je eigen leren, je eigen manier van denken met het oog op zelfsturing en zelfregulatie. Dat is ook in het werkproces zeer belangrijk, want werkenden doen dit te allen tijde! Maak jouw ontwikkeling zichtbaar en aantoonbaar. Laat zien wat je doet met feedback van anderen. En krijg gerichte feedback die je betekenisvol kunt gebruiken voor verdere plannen.
Reflectiecyclus van Korthagen Bij een reflectieopdracht doorloop je de volgende fasen. Houd die continu in het achterhoofd!
Fase 1 Je staat stil bij je eigen inbreng in situaties en gebeurtenissen. Wat wilde je bereiken? Waar wilde je op letten?
Fase 2 Je gaat na welke aspecten (persoonlijke inzichten, gevoelens en wensen) een factor waren in wat er gebeurde. Wat gebeurde er concreet? Wat dacht/voelde je? Wat dacht je dat anderen wilden/dachten/voelden?
Fase 3 Je denkt na over je eigen inbreng door deze te vergelijken met mogelijke andere benaderingswijzen uit: De literatuur. Andere eigen ervaringen. Ervaringen van anderen.
Fase 4 Je structureert de kennis en inzichten, gevoelens en wensen, zodat de eigen inbreng professioneler wordt. www.score.hva.nl
Hogeschool van Amsterdam
8
Opleiding Oefentherapie
Cursusdag 2 ‘Coach de stagiair!’ Bijeenkomst 1
Voorbereiding
Activiteit
Onderwijs vorm
1. Lees bijlage 4: artikel Situationeel leiderschap van Hersey & Blanchard.
Zelfstudie
Tijdsinvestering ± 1,5 uur
2. Lees bijlage 5: Situationeel stagebegeleiding geven 3. Vul de test van bijlage 6 in: ‘Situationeel coachen’. 4. Lees bijlage 7: ‘Stage of change’ 5. Lees bijlage 8: ‘Motivational interviewing’ Bijeenkomst 14.00-14.30 14.30-17.00
Ontvangst (koffie & thee) Blok 3
± 2,5uur
1. Vragen opmerkingen etc.
Plenair
2. N.a.v. casussen voeren jullie gesprekken met name gericht Werkop het “situationeel coachen groep 3. Presentatie Motivational Interviewing. 17.00-17.30
Pauze (broodje)
17.30-19.30
Blok 4
Plenair ± 2uur
1. Stijlen van situationeel coachen vertalen naar de stage of changes. 2. N.a.v. casussen oefenen met methode motivational interviewing.
Afronding
3. 1.
Evaluatie: Terugkomen op leerdoelen. Evaluatie cursus. Wat heb je nodig om je verder te ontwikkelen? Wat verwacht je van de opleiding? Schrijf een reflectieverslag van deze dag en stuur dit op binnen drie werkdagen naar Greet Gevers:
[email protected]
Hogeschool van Amsterdam
9
Zelfstudie
± 1,5 uur
Opleiding Oefentherapie
Gebruikte literatuur
Balm, M.F.K. (2000) Gezond bewegen kun je leren. Gedragsverandering door fysiotherapie, ergotherapie en oefentherapie. Den-Haag: Boom-Lemma (ISBN 90-5189-784-7)
Benammar, K., Schaik, van, M., Sparreboom, I., Vrolijk, S. & Wortman, O. (2006) Reflectietools, Den-Haag: Boom-Lemma (ISBN 978 90 593 1230 2)
Geluk, W. (2010) Profileren. Houten: Noordhoff (ISBN978900179560)
Heide, van der, W. (2008) Zorgbasics, speels reflecteren. Den-Haag: Boom-Lemma (ISBN 978-90-5931-209-9)
Rosengren, D.B. (2011) Motiverende gespreksvaardigheden. Gorinchem: Ekklesia (ISBN 978907556952)
Bijlagen 1. Korthagen, F. & Vasalos, A. (2007) Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 28 (1) p. 17-23. 2. Benammar, K., Schaik, van, M., Sparreboom, I., Vrolijk, S. & Wortman, O. (2006) Reflectietools, Den-Haag: Boom-Lemma (ISBN 978 90 593 1230 2), Hoofdstuk 12 Succesreflectie. 3. Coachen op competentieontwikkeling (Lingsma & Scholten). 4.
Situationeel leiderschap (Hersey & Blanchard).
5. Situationeel stagebegeleiding geven 6. Test situationeel coachen 7. Stages of change 8. Wat is Motivational Interviewing? 9. STARR formulier 10. SMART leerdoelen
Hogeschool van Amsterdam
10
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 1
Hogeschool van Amsterdam
11
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
12
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
13
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
14
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
15
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
16
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
17
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 2
Hogeschool van Amsterdam
18
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
19
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
20
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
21
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
22
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 3
Hogeschool van Amsterdam
23
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
24
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
25
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 4 Onderstaand een hyperlink en link van de website
"Situationeel leiderschap van Hersey en Blanchard":
http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_11_situationeel_leiderschap.html
Hogeschool van Amsterdam
26
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 5
Situationeel stagebegeleiden In de jaren zeventig werd een theorie over situationeel leidinggeven ontwikkeld door Hersey en Blanchard. (zie bijlage 4) Je kunt deze managementtheorie theorie vertalen naar het geven van stagebegeleiding aan studenten. De situatie van iedere student is anders. Daarbij is deze bovendien voortdurend aan verandering onderhevig. Deze verandering kan gunstig en ongunstig zijn. Als een stage begeleider op zoek is naar een enkele manier om een student te begeleiden, zal zij deze niet vinden. Waar het de ene keer geweldig werkte, kan het de volgende keer faliekant mislopen. Als stagebegeleider wilt u graag weten welk gedrag u moet gaan vertonen dat past bij de specifieke situatie van uw student op dat moment. Een bekwame stagebegeleider past haar begeleidingsstijl aan op het ontwikkelingsniveau van de betreffende student en op de werksituatie van het moment. Om vast te stellen welk gedrag van u als stagebegeleider efficiënt en effectief is in een begeleidingssituatie, kijken we eerst naar uw eigen gedrag als stagebegeleider. In de begeleidingsactiviteiten die u als stagebegeleider onderneemt, onderscheiden we twee belangrijke dimensies: 1. Taakgerichte aspecten/sturing geven: Activiteiten van u welke tot doel hebben te zorgen dat het leren van het werk door de student tot concrete resultaten leidt. Sturing geven door u is te omschrijven als de mate waarin u: -gebruik maakt van eenrichtingscommunicatie; -aangeeft wat de student moet doen en wat haar rol is; -instrueert waar, wanneer en hoe de te leren taak moet worden uitgevoerd en de taakuitvoering controleert. 2. Relatiegerichte aspecten/aandacht voor de student: Activiteiten van u die gericht zijn op het onderhouden en ondersteunen van de relaties met de student. Denk bijvoorbeeld aan de sfeer, de motivatie. Deze beide dimensies van het begeleiden, sluiten elkaar niet uit. Ze vullen elkaar juist aan. We zien ze beide in meer of mindere mate terug in uw dagelijkse gedrag als stagebegeleider. In de praktijk ligt soms het accent op de ene, dan weer op de andere dimensie. Vaak is daarbij ook één van de dimensies 'dominant'. Zo vertoont de ene stagebegeleider meer relatiegericht gedrag en een ander meer taakgericht gedrag. Veel stagebegeleiders ontwikkelen op basis van onder andere hun eigen ervaring of karakter, een voorkeur voor een bepaalde stijl van begeleiden. Ze passen deze voorkeursstijl in het merendeel van de begeleidingsmomenten toe, vaak zonder erbij na te denken. Soms geeft dit geen problemen, bijvoorbeeld als de leer- en werksituatie lang hetzelfde blijft en de stijl van begeleiden daarbij past. Veelal echter vragen de leersituaties van de verschillende studenten van de stagebegeleider een wisselende manier van optreden. In de dagelijkse praktijk zal u de taak- en relatieaspecten in de gaten moeten houden en tegen elkaar afwegen. Afhankelijk van de situatie van de student en de werksituatie op een bepaald moment, leidt de ene combinatie van deze twee aspecten tot een effectiever resultaat dan de andere. Begeleiden van studenten houdt dus de vaardigheid in om taak- en relatieaspecten op de juiste verhouding af te stemmen. Hogeschool van Amsterdam
27
Opleiding Oefentherapie
De basisstijlen Zoals we zagen zijn taak- en relatiegericht gedrag beide bij een stagebegeleider aanwezig. De twee aspecten van begeleidingsgedrag kunnen we uitzetten op een assenstelsel, op de verticale as: oriëntatie op de relatie en op de horizontale as: oriëntatie op de taak. Deze aspecten van het begeleiden van studenten brengen we samen in vier hoofdgroepen: instrueren, overtuigen, ondersteunen en delegeren. We noemen dit de vier basisstijlen van begeleiden. Het model kent zo vier kwadranten met de daarbij behorende stijl van begeleiding. Stijl 1 instrueren relatiegerichtheid=laag Stijl 2 overtuigen relatiegerichtheid=hoog Stijl 3 ondersteunen relatiegerichtheid=hoog Stijl 4 delegeren relatiegerichtheid=laag
taakgerichtheid=hoog taakgerichtheid=hoog taakgerichtheid=laag taakgerichtheid=laag
Taakgericht en relatiegericht gedrag zijn beide in het dagelijks gedrag van de werkbegeleider aanwezig.
Stijl 1, instrueren: "Ik vertel aan jou wat en hoe je dat moet gaan leren." Instrueren wil zeggen dat u een student een handeling of vaardigheid aanleert. Instructie is vooral in het begin van de praktijkleerperiode noodzakelijk, omdat uw sturing en controle dan nodig zijn. Een goede instructie levert de student stap voor stap iets nieuws op. De voordelen van goede instructie zijn: -de student weet beter waarom zij de handeling op een bepaalde manier moet uitvoeren; -de student weet beter waar de taak precies om gaat; -leren gebeurt minder via 'schade en schande' en 'vallen en opstaan' zodat er minder risico op ongevallen voor de patiënten is; -leren van eenvoudige taken gaat sneller en gemakkelijker. Instrueren bestaat uit drie fasen: 1. voorbereiden; 2. uitvoeren van de instructie; 3. evalueren en beoordelen van het resultaat. 1. voorbereiden van de uitvoering Voorafgaande aan het geven van de instructie bekijkt u welke aanpak voor deze student en in deze leersituatie het meest geschikt is. Als u uw student effectief wilt begeleiden, kijkt u niet alleen naar uw eigen ervaringen en opvattingen over het leren van het beroep, maar allereerst naar de student: -Hoe taakvolwassen is zij? -Wat voor leerstijl heeft de student? -Hoe leert zij het beste? -Wat is de werksituatie waarbinnen de vaardigheid wordt geleerd: is er voor de patiënt acuut hulp nodig of is er genoeg tijd om te overleggen? -Welke hulpmiddelen zijn er voor u en de student aanwezig, zoals instructies, pro tocol, richtlijn, enzovoorts. Als u dit voor uzelf en uw student op een rijtje hebt gezet, weet u wat u moet uitleggen en hoe u dat het beste kunt doen. Een uitstekende volgorde voor instructie is: Hogeschool van Amsterdam
28
Opleiding Oefentherapie
-uitleggen; -voordoen; -nadoen; -terugkoppelen. Samen neemt u het leerdoel door, en stelt vragen om inzicht te krijgen in wat de student weet en kan. Soms is het nodig dat u de student ontbrekende theoretische kennis en informatie laat opzoeken en bestuderen. Omdat zij anders niet in staat is om de handeling op een veilige en correcte wijze uit te voeren of eventuele complicaties niet kan overzien. Als de student beschikt over voldoende voorwaardelijke kennis dan vertelt u hoe de taak of handeling uitgevoerd moet worden, dan voordoen, vervolgens de student de taak zelf laten doen en tijdens en na dit proces aangeven wat de student goed of fout doet. 2. uitvoeren van de instructie Tijdens het uitvoeren van de handeling (of erna)stelt u de student kennis- en inzichtvragen. U bepaalt aan welke kwaliteitseisen de te leren vaardigheid moet voldoen. Zij leert het van u zoals het in protocollen en richtlijnen staat beschreven; maar de student kan natuurlijk wel enorm baat hebben bij de handigheidjes van de ervaren oefentherapeut die niet in de protocollen en richtlijnen staan vermeld. Als u zichzelf, door ervaring, een andere werkwijze heeft eigen gemaakt dient u dit aan te geven aan de student. 3. evalueren en beoordelen van het resultaat Nadat u instructie hebt gegeven, wilt u weten of de student de opdracht goed heeft uitgevoerd. U beoordeelt daarom de verworven vaardigheid (het resultaat), haar inzicht in haar eigen handelen en gemaakte keuzes en de manier waarop de student de opdracht heeft uitgevoerd. Ook de patiënt is vaak zeer goed in staat om te verwoorden op welke wijze de handeling of activiteit door de student is uitgevoerd en hoe hij dit heeft ervaren. Wanneer u voldoende zicht heeft op het leergedrag van de student en vertrouwt dat zij zich de leeractiviteiten en werkzaamheden op een verantwoorde manier eigen maakt, kan zij meer ruimte en inspraak krijgen om zelf aan de slag te gaan met de doelen. U geeft de student geleidelijk meer verantwoordelijkheden en gaat over op overtuigen, ondersteunen en delegeren. U vertelt bij instrueren dus hoe en waar de student de taken moet vervullen. Dit is duidelijk een vorm van eenrichtingsverkeer: de stagebegeleider communiceert naar de student. U geeft precieze opdrachten aan de student en houdt nauwlettend toezicht op de uitvoering van de taak. U controleert, stelt vragen, stuurt bij waar nodig en hanteert daarbij duidelijke regels uit richtlijnen en protocollen. Handelingen zijn: instrueren. Hoe: -transparant zijn in wat u wilt zien en leerdoel duidelijk aangeven; -theoretische voorkennis en aanwezige ervaring activeren; -duidelijke instructies geven; -eventueel aanwezige protocollen en richtlijnen gebruiken; -noodzaak van de taak benadrukken; -concrete afspraken maken over de uitvoering; -toets- en inzichtvragen stellen; -voortgangsbewaking van de resultaten, zo nodig bijsturen. Hogeschool van Amsterdam
29
Opleiding Oefentherapie
Communicatie:
eenrichtingsverkeer (stagebegeleider —› student).
Wanneer instrueren: -in het begin van de praktijkleerperiode; -bij het leren van een nieuwe vaardigheid; -bij het uitvoeren van onbekende taken; -bij jongerejaars studenten; -als de student 'onbewust — onbekwaam' is. Gedrags- en vaardigheidsaspecten van de stagebegeleider: -duidelijk kunnen formuleren; -kennis van zaken hebben; -zich kunnen verplaatsen in de student; -taken kunnen analyseren; -relevante informatie kunnen overbrengen.
Stijl 2, overtuigen: "Ik geef je inspraak op wat en hoe je dat moet gaan leren" U geeft de richting aan en blijft de taakuitoefening nauwkeurig volgen maar probeert een (beperkte vorm) van tweerichtingsverkeer te realiseren: u geeft de student inspraak. U hebt een begeleidende rol en geeft uitleg over beslissingen, vraagt suggesties, motiveert de student door de bedoelingen te laten zien. U toont betrokkenheid bij de student en wilt haar tot op een bepaalde hoogte motiveren en overtuigen. U luistert en toont begrip, maar bent vooral taakgericht en de correcte uitvoering staat centraal. Handelingen zijn: inspraak geven/raadplegen/overtuigen/bijsturen. Hoe: geeft de richting aan en blijft de taakuitoefening nauwkeurig volgen, maar probeert een (beperkte) vorm van -leerdoel duidelijk maken; -begrip kweken voor de taak; -overtuigen dat het nodig is (aandacht besteden aan de 'waarom' vragen); -stimuleren, aanmoedigen en waarderen; -trachten weerstanden te achterhalen; -juiste uitvoering benadrukken; -lacunes in kennis of vaardigheid achterhalen; -ingaan op ideeën/suggesties van student; -inzicht verschaffen in werkproblemen en gekozen methode; -hanteren van een probleemgerichte aanpak; -concrete afspraken maken over de uitvoering van de taak. Communicatie:
tweerichtingsverkeer (stagebegeleider.-> student)
Wanneer overtuigen: -bij het leren van nieuwe methoden; Hogeschool van Amsterdam
30
Opleiding Oefentherapie
-bij studenten die al ervaring hebben; -als de student de vaardigheid al (elders) heeft uitgevoerd; -als de student 'bewust - onbekwaam' is. Wanneer bijsturen:
als de student iets fout/niet helemaal goed doet.
Gedrags- en vaardigheidsaspecten van de stagebegeleider: -goed kunnen luisteren; -goed kunnen argumenteren; -begrip kunnen tonen; -kunnen bijsturen.
Stijl 3, ondersteunen: "We bepalen samen wat en hoe je dat gaat leren." Bij jongerejaars studenten en nog niet taakvolwassen studenten zult u als stagebegeleider veel instructie moeten geven. Van een ouderejaars student mag u echter verwachten dat zij al behoorlijk zelfstandig kan leren, dat ze haar vaardigheden en beroepshouding al grotendeels heeft ontwikkeld en deze zelf nog verder 'bijschaaft' en perfectioneert. U kunt haar hierbij ondersteunen. Het is belangrijk dat u beseft dat ondersteunen, in tegenstelling tot instructie, vooral bedoeld is om de student te stimuleren zelf stappen te zetten. Wat dat tegenhoudt kan van alles zijn. Soms spelen er bij de student zaken als faalangst, maar meestal is het echter het feit dat de student teveel ineens wil. U kunt hierbij een grote steun zijn, juist door de stappen klein en concreet te maken. Kenmerkend voor ondersteuning is ook dat het zich richt op vragen en/of problemen van studenten die in de interactie met anderen in de organisatie of in de zorgverlening ontstaan. Bij ondersteuning bieden gaat het niet om het wroeten in allerlei achtergronden en motieven, maar om het concretiseren van volgende stappen (de oplossingen dus) op een zodanig manier dat ze aansluiten bij de wensen en intenties van de student. Uw interventies als stagebegeleider zijn vaak het meest efficiënt en effectief wanneer ze oplossingsgericht zijn. Dat wil zeggen dat u niet probeert verklaringen te zoeken, maar nieuwe ideeën om het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden aan te pakken.
Stijl 4, delegeren: "Daar hoef je niet naar om te kijken." Deze stijl wordt gekenmerkt door het overdragen van verantwoordelijkheid aan de student voor het nemen en uitvoeren van besluiten. Delegeren kan worden ingezet wanneer een student een hoog competentieniveau heeft (bijv. aan het einde van de stageperiode van een ouderejaars student). De student heeft plezier in de stage en werkt zelfstandig. Als stagebegeleider heeft u het gevoel dat u de verantwoordelijkheid voor taken kunt overdragen (delegeren) aan de student. U hoeft weinig sturing of ondersteuning te geven. De student zal zelf beslissingen nemen tijdens het proces en bepalen op welke wijze de taak/opdracht wordt uitgevoerd. Uw begeleiding is het meest effectief als u voorwaarden schept die nodig zijn voor de student om zelfstandig een taak/opdracht uit te voeren. Denk dan niet alleen aan voorwaarden op het gebied van materiaal, maar ook aan het geven van de nodige bevoegdheden aan de student. Bij delegeren moet u waken voor een ‘laissez faire’ houding. De student kan namelijk in
Hogeschool van Amsterdam
31
Opleiding Oefentherapie
een bepaalde taak heel zelfstandig zijn, maar in een andere taak nog wel ondersteuning nodig hebben! In het volgend schema zijn allen stijlen samengevat:
Stijl 3 Ondersteunen -
weinig taak veel relatie
Stijl 4 Delegeren -
weinig taak weinig relatie
Stijl 2 Overtuigen -
veel taak veel relatie
Stijl 1 Instrueren -
veel taak weinig relatie
Het oefenen in andere stijlen dan u van 'nature' past, is een goed hulpmiddel om uw andere, in potentie aanwezige kwaliteiten te ontwikkelen. Op die manier kiest u steeds bewust uit een groter pakket mogelijke gedragingen om het begeleiden van uw studenten effectiever te maken.
Bron: Onderwijscentrum Zorgopleidingen 2008 Academisch medisch centrum
Hogeschool van Amsterdam
32
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 6
Hogeschool van Amsterdam
33
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
34
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
35
Opleiding Oefentherapie
Hogeschool van Amsterdam
36
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 7 Stages of change Het doel van dit model is eigenlijk om hulpverleners meer inzicht te geven in welke fase van gedragsverandering mensen zich bevinden, zodat de steun hier beter op afgestemd kan worden. Het model laat zien welke fases mensen doorlopen en welke stappen ze zetten om te komen tot verandering van gedrag (Brug, 2002). Voorbeeld: als iemand nog niet eens overweegt om zijn eetgedrag te gaan veranderen, heeft het geen zin om die persoon informatie te geven over hóe hij dat zou kunnen doen. Figuur Stages of Changes
Het Stages of Change model geeft weer dat gedragsverandering een proces is waarin vijf motivationele stadia te onderscheiden zijn. 1. Precontemplatie In de eerste fase, precontemplatiefase, wordt verandering van gedrag niet overwogen. Mensen zijn zich in deze fase vaak niet bewust van hun risicogedrag en zijn niet overtuigd dat de voordelen van gedragverandering zwaarder wegen dan de mogelijke nadelen. Om mensen in de precontemplatiefase te stimuleren om de betreffende gedragsverandering te overwegen, moeten ze bewust worden van de mogelijkheid tot veranderen. 2. Contemplatie In de tweede fase, de contemplatiefase, wordt de balans tussen voordelen en nadelen van zowel het huidige gedrag als het nieuwe gedrag opgemaakt. Verandering (binnen de komende zes maanden) van het risicogedrag wordt wel overwogen, maar er worden nog geen plannen gemaakt om op korte termijn (de komende 30 dagen) te veranderen. Exploreren van ambivalentie is hier de belangrijkste taak. 3. Voorbereidingsfase De derde fase, de voorbereidingsfase, begint als er wel concrete plannen zijn om het gedrag op korte termijn te veranderen. In de contemplatiefase en voorbereidingsfase is men zich bewust van de nadelen van het huidige gedrag en meestal overtuigd van de voordelen van gedragsverandering. De eigeneffectiviteitsver-
Hogeschool van Amsterdam
37
Opleiding Oefentherapie
wachting kan in deze fase wel laag zijn; men wil wel veranderen maar weet niet goed hoe. Omgevingscondities, sociale invloeden of een gebrek aan vaardigheden kunnen de gedragsverandering in de weg staan. 4. Actiefase In de vierde fase, de actiefase, hebben individuen hun gedrag veranderd. Zij zien naast de noodzaak om te veranderen, ook de mogelijkheden en brengen deze ten uitvoer. Om van contemplatie naar voorbereiding en actie te gaan, moeten mensen steeds meer belang gaan hechten aan het veranderen van hun gedrag en tevens voldoende overtuigd raken van hun mogelijkheden om te veranderen. Voor dit laatste zijn vaardigheidstraining, verhoging van de eigen-effectiviteitsverwachting en ondersteuning vanuit de sociale omgeving belangrijk, evenals het wegnemen van externe barrières die de verandering van gedrag in de weg staan. Ook is het belangrijk om in deze fase concrete doelen te stellen. De bereidheid om in de contemplatiefase naar voorbereiding en actie te gaan, hangt niet slechts samen met de perceptie van hun mogelijkheden! Bereidheid tot verandering is een optelsom van belangrijkheid en (zelf)vertrouwen. Het (zelf)vertrouwen, ofwel de perceptie van mogelijkheden, kan voldoende, of zelfs groot zijn, maar de belangrijkheid kan door de patiënt laag worden ingeschat. Vaardigheidstrainingen helpen dan niets. Het niet benoemen van ‘belangrijkheid’ is een bekende valkuil van deskundigen. Immers: zij zijn zelf al lang overtuigd van het belang van (gezonde voeding, stoppen met roken, meer bewegen; noem maar op), dus gaan er vaak ten onrechte van uit dat hun patiënt dat ook wel is (of ‘vanzelf’ wel wordt). Mensen in de fase van gedragsbehoud hebben hun risicogedrag al meer dan zes maanden geleden veranderd en die gedragverandering sindsdien volgehouden. Terugval van latere stadianaar een eerder stadia is gedurende het gehele proces mogelijk. Om tot een blijvende verandering van gedrag te komen, zijn vaak meerdere periodes van contemplatie, voorbereiding en actie nodig. Een belangrijke implicatie van dit model is dat de voorlichtingsbehoefte van mensen afhangt van het motivationeel stadium. Daarnaast is het binnen Motivational Interviewing van belang om, onafhankelijk van welk stadium van motivatie of gedragsverandering dan ook, nooit ongevraagd informatie en advies te geven. Idealiter geeft de hulpverlener dus pas informatie of advies wanneer de cliënt daarom vraagt. Indien dat niet gebeurt, kan de hulpverlener altijd neutraal aanbieden om informatie te geven, op zo’n manier dat de cliënt dat – op dat moment – ook makkelijk kan weigeren of uitstellen. Bij het geven van informatie of advies is het echter altijd van belang om dat neutraal te doen, meerdere opties ter keuze aan te bieden en de cliënt te vragen wat hij/zij vindt van de informatie of de advies-alternatieven. Van actiefase naar de fase van gedragsbehoud speelt een zorgvuldige planning een rol. De gedragsverandering moet bekrachtigd worden door het ‘gezonde gedrag’ te belonen en door succesvolle verandering van gedrag door feedback duidelijk te maken. Bij terugval is het belangrijk om te achterhalen waarom deze terugval plaatsvindt. Een positieve sociale norm is belangrijk om bij een tijdelijke terugval weer snel naar de actiefase over te gaan (Bes, 2002; Brug, 2002).
Hogeschool van Amsterdam
38
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 8 Wat is Motivational Interviewing? Een definitie: Een directieve persoongerichte gespreksstijl, bedoeld om verandering van gedrag te bevorderen door ambivalentie ten opzichte van verandering te helpen verhelderen en oplossen (Miller,2002). Motivational Interviewing is een counselingstijl die directief en cliëntgericht is. Het helpt cliënten hun ambivalentie ten aanzien van gedrag te exploreren en op te lossen. De Motivational Interviewing stijl is een methode van samenwerken, gebruik makend van verschillende principes en technieken (Miller, 2002). Hierbij is het van groot belang dat er vertrouwen wordt opgebouwd, de weerstand vermindert en er direct gericht wordt op het verhogen van het stadium van gedragsverandering (Prochaska & Diclemente, 1986). Principes van Motivational Interviewing zijn het nauwkeurig begrijpen van wat de cliënt zijn standpunt is, vermijden van weerstand, verhogen van de cliënt zijn eigen effectiviteit en het ontwikkelen van discrepantie tussen het huidige en het mogelijke toekomstig gedrag. De essentie van Motivational Interviewing is dat de motivatie tot verandering vanuit de cliënt zelf komt en niet van buitenaf wordt opgelegd. Het is de taak van de cliënt en niet van de hulpverlener om uitdrukking te geven en oplossingen te zoeken voor de eigen ambivalentie (de bereidheid tot gedragsverandering is niet een vaststaande eigenschap van de cliënt, maar een wisselend product van de interactie tussen cliënt en hulpverlener). Iemands ambivalentie oplossen door te overtuigen is hierbij geen goede strategie. De sfeer tijdens een gesprek met een cliënt is dan ook kalm en uitnodigend. De hulpverlener is echter wel directief in het bijstaan van de cliënt. De verhouding tussen beiden is dus een gelijkwaardig partnerschap (Miller, 2002; Rollnick, 1999; Te Lintel Hekkert, 2003). De onderstaande vijf principes spelen een belangrijke rol bij Motivational Interviewing en lopen als een rode draad door de techniek. Dit zijn punten waar je als hulpverlener bij het toepassen van de techniek voortdurend bij stil moet staan: 1. Wees empatisch Werkelijk inleven in een ander en niet doen alsof je meeleeft (empatisch mee-hummen bijvoorbeeld zonder dat je je nu werkelijk inleeft)! Door reflectief te luisteren, laat de hulpverlener blijken dat hij/ zij begrijpt wat de cliënt zegt, voelt en denkt. In een sfeer van vrijheid heeft de cliënt de gelegenheid na te gaan of zijn gedrag de oorzaak is voor problemen en welke aspecten aan zijn of haar probleemgedrag kleven. 2. Weerstand? Mee-veren! Weerstand wordt gezien als een product van de kwaliteit van de communicatie tussen hulpverlener en cliënt. Het is dus geen onderdeel van het ‘ziektebeeld’ of de pathologie van de cliënt. Daarmee wordt het niveau van weerstand de verantwoordelijkheid van de hulpverlener. Hoge niveaus van weerstand zijn geassocieerd met lage kansen op gedragsverandering, dus het is de taak van de hulpverlener om weerstandsniveaus zo laag mogelijk te houden. Als er in een gesprek sprake is van weerstand kan de hulpverlener daar ten positieve gebruik van maken. Allereerst is het een signaal dat hij de kwaliteit van het contact met de cliënt dreigt te verliezen, indien de weerstand aanwezig blijft of zelfs toeneemt. Hij/ zij kan dan bijvoorbeeld reflecties toepassen om zodoende met de weerstand mee te veren, door zich in het standpunt van de cliënt te verplaatsen en diens argumenten herhalen, eventueel met zekere overdrijving. 3. Ondersteun eigen-effectiviteit De hulpverlener ondersteunt en versterkt het vertrouwen dat cliënten in zichzelf hebben in staat te zijn, datgene te doen dat nodig is om hun doelen te bereiken: de eigen-effectiviteit. Geloof en
Hogeschool van Amsterdam
39
Opleiding Oefentherapie
hoop zijn van invloed op het slagen van gedragsverandering. De hulpverlener versterkt de succeservaringen van de cliënt door verandering in gedrag te bevestigen. Verder lokt zij positieve ervaringen uit door bijvoorbeeld af te spreken tijdelijk haalbare veranderingen door te voeren. 4. Ontwikkel discrepantie In een motiverend gesprek wordt geprobeerd de balans te veranderen tussen 'hoe je bent' (het gewoontegedrag) en 'hoe je wilt zijn' (gewenst gedrag). Een techniek die gebruikt kan worden, is de cliënt de baten en lasten van de huidige leefstijl te laten uiteenzetten. De hulpverlener streeft daarnaast naar explicitering en verscherping van verschillen tussen huidig gedrag en mogelijk ander, nieuw gedrag. Door het uitlokken van zelfmotiverende uitspraken roept hij/zij discrepantie op bij de cliënt. 5. Discussie/ argumentatie vermijden Onvoorwaardelijke acceptatie door de hulpverlener geldt ook voor de eventuele keuze die de client maakt om te veranderen. De cliënt is zelf deskundige en verantwoordelijk voor beslissingen die zijn eigen leven betreffen. Een discussie tussen een hulpverlener en een cliënt over verandering wijst op een defensieve houding van de hulpverlener. Een zodanige houding is improductief als het de cliënt is die tot verandering moet komen. De hulpverlener werkt juist samen met de client naar een positieve beslissing om te veranderen en de nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van de cliënt. De relaties tussen coach-sporter of gids-bergbeklimmer zijn meer van toepassing dan die van dokter-patiënt.
Hogeschool van Amsterdam
40
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 9 Formulier STARR
Naam deelnemer: ………………………………… Datum bewijs:………………………………………………………. Het bewijs betreft: 0 een beroepsproduct dat ik zelf heb gemaakt, namelijk: ……………………... (titel); 0 een beroepsproduct dat ik samen met anderen heb gemaakt, namelijk: ….. (titel); 0 een beschrijving van een concrete ervaring
Geef een toelichting op het bewijs door te reflecteren via STARR
S T A R R
Situatie: Wat was de situatie? Beschrijf de aanleiding en het doel van de opdracht/taak die aan het bewijs ten grondslag lag. Geef tevens aan wie de opdrachtgever was en eventueel andere betrokkenen waren. Taak: Wat was jouw rol, wat waren je exacte taken? Activiteiten: Wat heb je gedaan? Welke handelingen heb je verricht? Waaruit bestond jouw aanpak (welke voorbereiding/ volgorde/methode)? Maak, in geval van teamwork, duidelijk welke activiteiten voor jouw rekening kwamen en hoe zelfstandig je die uitvoerde. Resultaat: Wat leverde jouw actie op? Wat was het resultaat van jouw handelwijze of gedrag? Hoe is het resultaat beoordeeld, door wie en waarop? Wat is er vervolgens met dat resultaat gebeurd? Reflectie: Wat heb je precies gedaan? Met welke bedoeling? Wat was het effect daarvan? Wat heb je ervan geleerd? Wat zou je een volgende keer anders aanpakken? Wat zou je een volgende keer hetzelfde doen? Geef aan hoe vaak je dit soort taken/opdrachten uitvoert, of hebt uitgevoerd. Geef aan waarom je dit voorbeeld jouw‘best practice’ vindt. Leg daarbij een relatie met de complexiteit van de opdracht en/of de wijze waarop het resultaat is beoordeeld.
Referentie Naam: Functie: Telefoonnummer:
Hogeschool van Amsterdam
41
Opleiding Oefentherapie
Bijlage 10 Smart Doelstellingen SMART staat voor: - Specifiek: - Meetbaar: - Acceptabel: - Realistisch: - Tijdgebonden:
Formuleren als observeerbare activiteit Formuleren als toetsbare activiteit Formuleren als relevante activiteit Formuleren als te realiseren activiteit Formuleren als haalbare activiteit
Doelstellingen – Specifiek Antwoord op de vraag: Wat wil je precies bereiken? Wat ga je doen? Beschrijf het leerresultaat als eindpunt van het leertraject. Gebruik activerende werkwoorden. Formuleer concreet en eenduidig Waarneembaar gedrag/ resultaat (kwantitatief uit te drukken). Doelstellingen – Meetbaar Antwoord op de vragen: Hoe bepaal je of het doel bereikt is? Hoe is het toetsbaar? Getallen/ aantallen, systemen, (gedrags)criteria, methodes en procedures. Doelstellingen - Acceptabel Antwoord op de vragen: Is het relevant / functioneel om dit na te streven? Is er draagvlak voor het doel? Het leerdoel mag niemand schade toebrengen, het is verantwoord het doel na te streven. Het leerdoel is relevant voor de student / de studie/ het betreffende vak. Doelstellingen – Realistisch Antwoord op de vragen: Is het doel haalbaar? Ben je in de positie om dit doel te bereiken? Aansluitend op de begin/huidige situatie. Materiële en organisatorische omstandigheden aanwezig. Het doel hangt niet te veel af van de medewerkingen van anderen. Doelstellingen – tijdgebonden Antwoord op de vragen: Wanneer is het doel bereikt? Is het doel haalbaar in de gestelde tijd? Startdatum/tijd Einddatum/tijd Ga na of het leerdoel binnen de tijd te halen valt, anders dient deze kleiner gemaakt te worden.
Hogeschool van Amsterdam
42
Opleiding Oefentherapie