Opleiding en scholing van zzp'ers Resultaten zzp-panel meting I van 2013
ISBN
: 978-90-371-1090-6
Rapportnummer
: A201355
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl) Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
drs. N. de Vries drs. A. Bruins Zoetermeer , december 2013 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by a ny means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1
Inleiding
7
2
Kenmerken van ondernemers en hun ondernemingen
9
2.1 2.2
Kenmerken van ondernemers Kenmerken van de ondernemingen
3
Bedrijfsvoering
3.1 3.2 3.3
Inzet in het bedrijf Prijs en tarief Omzet en opdrachtgevers/klanten
4
Inkomen
4.1 4.2 4.3
Huidig inkomen Inkomensrisico Oudedagsvoorziening
5
Opleiding en scholing
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
De laatst gevolgde opleiding, cursus of training Bestedingen aan opleiding, cursus en training Visie van de ondernemers op opleiding en scholing Ondernemerschapsonderwijs O&O-fondsen
Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4
9 13
15 15 18 19
23 23 24 26
29 29 32 33 35 36
37 Veldwerkverantwoording Beschrijving van het panel Technische toelichting Vragenlijst
37 39 41 47
3
Samenvatting Zzp’ers merken dat de economische crisis nog niet voorbij is. Voor de meeste ondernemers zat er in 2012 nog steeds geen verbetering in. En dit jaar moet men zich ook weer flink inzetten. Vergeleken met vorig jaar is het aandeel declarabele uren in de totale tijd die zzp’ers in het bedrijf besteden, iets gedaald. Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, heeft een op de twee huishoudens van de ondernemers niet voldoende inkomsten over om in het levensonderhoud te voorzien. D e o mz e t en he t i nk o me n g ro e i en no g s t ee ds n i et De omzet over het jaar 2012 is ten opzichte van 2011 en eerder min of meer onveranderd. Ruim de helft van de ondernemers realiseerde in 2012 een omzet tot 50.000 euro en een op de drie realiseerde een omzet tot 25.000 euro. Ook het inkomen dat de ondernemers met het bedrijf verdienen, is wederom onveranderd. Een op de vier ondernemers verdient met het bedrijf een gemiddeld netto maandinkomen van minder dan 1.250 euro. Een op de vijf verdient met het bedrijf meer dan 3.000 euro per maand. D e o nd e rn em e rs ma k en ve e l u re n Twee op de drie ondernemers besteden gemiddeld per week 40 uur of meer in het bedrijf. Voor de ondernemers die alleen de uren in rekening brengen die zij voor opdrachtgevers/klanten werken, zijn gemiddeld twee derde van de bestede uren declarabele uren. Vergeleken met vorig jaar is het aandeel declarabele uren iets gedaald. D e ta r i efs t e ll i ng is on ge w i j z ig d Er is geen verandering gekomen in de tariefstelling. Net als vorig jaa r brengt ruim de helft van de ondernemers een prijs of tarief in rekening dat vergelijkbaar is met het marktgemiddelde. Prijzen en tarieven die in 2013 in rekening zijn gebracht, zijn bij de meeste ondernemers vergelijkbaar met die in 2012. N o g m i nd e r z zp ’ e r s n em en pe rs on e el a a n Hoewel het panel gericht is op ondernemers die geen personeel in dienst hebben, is er een kleine groep die wel groeit in personele zin. Zij nemen (tijdelijk) mensen in dienst. Dit komt echter steeds minder voor. In 2013 heeft 1% van de ondernemers uit de vorige meting (tijdelijk) personeel in dienst. Vorig jaar was dat nog het geval bij 1,6% van de ondernemers en nog een jaar eerder bij 2,5%. D e m e est e on d er n em ers m oe t en l ev en va n h et b ed r i jf Bijna driekwart van de ondernemers heeft geen andere inkomstenbron naast het inkomen uit de onderneming. Gemiddeld maakt het inkomen uit de onderneming 86% uit van het persoonlijk inkomen van de ondernemer en 61% van het gezinsinkomen. Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, heeft een op de twee huishoudens van de ondernemers niet voldoende inkomsten over om in het levensonderhoud te voorzien.
5
I nk o me n op d e ou d e da g is n i et a l t i jd z ek e r Iets minder dan de helft van de ondernemers zet een deel van het inkomen uit het bedrijf opzij voor de oude dag. Gemiddeld wordt door alle ondernemers bij elkaar 5% van het inkomen opzij gezet. Dat is iets meer dan vorig jaar. Het gemiddelde aandeel van het inkomen dat de ondernemers opzij zetten, neemt toe naarmate de oude dag dichterbij komt. De meest voorkomende vorm waarin de ondernemers een deel van het inkomen voor de oude dag opzij zetten, is een eigen spaar - of beleggingsrekening. Op de tweede plaats komt een lijfrentepolis. H e t we rk en a ls z e lf sta nd i g e b eva lt d e on d er nem e rs Slechts een op de acht ondernemers was, als men nu vrij mocht kiezen, liever in loondienst geweest of gebleven. Dat is, vergeleken met vorig jaar niet veranderd. De ondernemers weten uit eigen ervaring wat werken in loondienst inhoudt, want verreweg de meeste ondernemers waren werknemer voordat ze als zelfstandige startten. S c ho l in g vo ora l g e r ich t o p b r ed e re in ze tb a a r he id In deze meting van het zzp-panel is specifiek aandacht besteed aan het onderwerp scholing van de ondernemers. De laatste keer dat de ondernemers hebben deelgenomen aan een opleiding, cursus of training is gemiddeld iets meer dan 6 jaar geleden. Ondernemers die in 2012 hebben deelgenomen aan een of meer opleidingen, cursussen of trainingen, besteedden daar in dat jaar gemiddeld ongeveer 2.400 euro aan. Het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn, wordt het vaakst genoemd als het belangrijkste doel van de laatst gevolgde opleiding. De meeste ondernemers vinden dat ze in het algemeen voldoende tijd aan opleiding of bijscholing besteden. Als dat niet zo is, komt dat veelal omdat men te weinig tijd heeft. Ondernemers die meer tijd aan opleiding of bijscholing zouden willen besteden, willen dat meestal doen met het oog op het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn. Het up-to-date houden van de beroepscompetenties komt op de tweede plaats. E en n i euw e m et in g va n he t z zp - pa n e l Met behulp van het zzp-panel wordt de belangrijke groep van zelfstandigen zonder personeel onder de ondernemers in Nederland al sinds eind 2009 in kaart gebracht. Jaarlijks worden twee metingen gehouden. In dit rapport worden de uitkomsten van de eerste meting van het zzp-panel van 2013 beschreven. Deze meting is uitgevoerd via een telefonische enquête onder 3.000 panelleden. Behalve zzp’ers in de strikte zin (ondernemers die voornamelijk arbeid of diensten aanbieden en helemaal alleen in het bedrijf werken) maakt ook een groep overige ondernemers zonder personeel deel uit van het panel. Deze laatste ondernemers verkopen voornamelijk producten en er is soms sprak e van een medeondernemer in de onderneming. Voor beide groepen ondernemers geldt dat zij geen personeel hebben.
6
1
Inleiding Het wel en wee van zzp’ers blijft relevant, zeker nu er veel discussie is over hervorming van de arbeidsmarkt en er nog steeds sprake is van economische tegenwind. Met behulp van het zzp-panel wordt deze belangrijke groep ondernemers al sinds eind 2009 in kaart gebracht. Het volgen van de zzp'ers in de tijd heeft daarbij de speciale aandacht. Jaarlijks worden twee metingen gehouden. In dit rapport worden de uitkomsten beschreven van de eerste meting van het zzp-panel van 2013. Het veldwerk is uitgevoerd tussen medio juni en eind augustus. Net als in voorgaande jaren is de eerste meting via een telefonische enquête uitgevoerd. Het panel is weer volledig aangevuld tot 3.000 panelleden. Hoewel de primaire opzet van het panel is gericht op het volgen in de tijd, is er rekening gehouden met de representativiteit bij het opvangen van het verloop in het panel. Het zzp-panel is er primair op gericht relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van zzp-ondernemingen in kaart te brengen. Het panel geeft inzicht in onder andere kenmerken van de ondernemers, kenmerken van de ondernemingen, bedrijfsvoering en inkomen. In elke meting wordt daarnaast aandacht besteed aan een of enkele specifieke onderwerpen. In deze meting zijn dat opleiding en scholing van de ondernemers. Sinds de eerste meting van 2012 bestrijkt het zzp-panel alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven, onderscheiden in zzp’ers, die voornamelijk arbeid of diensten aanbieden en overige ondernemers zonder personeel (ozp’ers), die voornamelijk goederen verkopen. Daarmee is het mogelijk om zelfstandigen zonder personeel vanuit een ruime (alle eenpersoonsbedrijven) en een enge definitie (zzp’ers) met elkaar te vergelijken.
7
Gehanteerde criteria Ondernemers van eenpersoonsbedrijven voldoen aan de volgende criteria: 1. de ondernemer voert zelfstandig ondernemende activiteiten uit; 2. de ondernemer heeft geen personeel; 3. de ondernemer werkt minimaal 15 uur per week in de onderneming. Zzp’ers voldoen aan de volgende aanvullende criteria: 4. de ondernemer heeft geen compagnon (medeondernemer of meewerkende partner die vergelijkbare activiteiten uitvoert en substantieel bijdraagt); 5. de ondernemer verkoopt in de eerste plaats eigen arbeid, kennis, vaardigheden en geen goederen, producten of andermans diensten. Ozp’ers zijn alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven die geen zzp’er zijn. Zij voldoen in elk geval ook aan de criteria van ondernemers van eenpersoonsbedrijven.
In bijlage 2 is een beschrijving van het panel opgenomen en in bijlage 3 een technische toelichting op de meting. In het verdere verloop van dit rapport zullen de resultaten van de drie groepen tegen elkaar worden afgezet. Waar relevant worden de resultaten van de eenpersoonsbedrijven per sector gepresenteerd.
8
2
2.1
Kenmerken van ondernemers en hun ondernemingen Kenmerken van ondernemers Z zp ’ er s v e rs us o zp ’ er s Een belangrijk onderscheid voor de analyse, betreft het verschil tussen aanbieders van arbeid of diensten versus verkopers van goederen (zie hoofdstuk 1). Deze indeling maakt het mogelijk om de groep zelfstandigen te beschrijven die vergelijkbaar werk uitvoeren onder vergelijkbare omstandigheden als mensen in loondienst (de zzp’ers). Van alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven is 20% ozp’er en wordt 80% gerekend tot de groep zzp’ers. De definitie van zzp’er sluit aanbieders van goederen uit. Ozp’ers kunnen zowel goederen aanbieden als arbeid of diensten. Het grootste deel van de ozp’ers wordt gevormd door zelfstandigen die voornamelijk goederen verkopen (de ‘klassieke’ zelfstandigen). 23% van de ozp’ers biedt voornamelijk arbeid of diensten aan. Deze groep ozp’e rs onderscheidt zich van de zzp’ers doordat zij bijvoorbeeld hun bedrijf voeren met een medeondernemer of meewerkend gezinslid (zie de definitie in hoofdstuk 1). Zij dragen geen individueel ondernemersrisico. G e sl a ch t Twee op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven (69%) is man. Ozp’ers zijn vaker man dan zzp’ers: 84% tegenover 66%. Vrouwelijke ondernemers worden vooral aangetroffen in zorg en welzijn, waar 76% van de ondernemers vrouw is. Ook de sectoren onderwijs en training en overige dienstverlening kennen een hoog aandeel vrouwelijke ondernemers (resp. 50% en 45%). In de landbouw worden maar heel weinig vrouwelijke ondernemers aangetroffen (3%) en ook de bouw, de ICT en de sector transport, opslag en communicatie kennen een laag aandeel vrouwelijke ondernemers (resp. 7%, 7% en 11%). L ee ft i j d De meerderheid van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is 35 tot en met 54 jaar oud (zie figuur 2.1). Een op de tien ondernemers is jonger dan 35 jaar en een op de drie ondernemers is 55 jaar of ouder. Er is geen verschil in leeftijdsopbouw tussen zzp’ers en ozp’ers.
9
figuur 2.1
Leeftijd van de ondernemer
eenpersoonsbedrijven naar sector
ICT
12%
bouw
13%
industrie
70%
11%
transport, opslag, comm unicatie
18%
66%
21%
57%
15%
32%
52%
32%
overige dienstverlening
9%
57%
34%
zorg en welzijn
8%
58%
34%
overige zakelijke dienstverlening 5% handel, horeca, reparatie
60%
10%
35%
54%
onderwijs en training 4%
36%
60%
landbouw 6%
36%
55%
zzp'ers
10%
ozp'ers
9%
eenpersoonsbedrijven
9%
59%
32%
58%
33%
59%
0%
20%
tot 34 j aar
39%
40%
35-54 jaar
32%
60%
80%
100%
55 jaar of ouder
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Er springen enkele sectoren uit, waar de leeftijdsopbouw duidelijk afwijkt van het gemiddelde. De ICT en de bouw kennen weinig oudere ondernemers. Relatief veel ouderen worden aangetroffen in de landbouw. In de sector transport, opslag en communicatie is het aandeel jonge ondernemers relatief groot. Een vergelijking van zzp’ers en ozp’ers met werknemers is alleen mogelijk voor de groep tot 65 jaar. 1 Zowel zzp’ers als ozp’ers zijn vaker ouder dan werknemers (zie figuur 2.2). figuur 2.2
Leeftijdsopbouw van zzp'ers, ozp'ers en werknemers tot 65 jaar
50% 38%
40%
34% 28% 28%
30%
23%
26%
24%
20%
28%
24% 15%
11%
10% 1%
9%
8%
2%
0% t/m 24 j aar
25 t/m 34 jaar zzp'ers
35 t/m 44 jaar ozp'ers
45 t/m 54 jaar werknemers*
Bron: Panteia, zzp-panel 2013. * CBS Statline, tweede kwartaal 2013.
1
10
7% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is 65 jaar of ouder.
55 t/m 64 jaar
O p l ei d in gs n iv ea u Bijna de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is hoger opgeleid (zie figuur 2.3). Onder de ozp’ers zijn minder hoger opgeleiden dan onder zzp’ers. Ozp’ers hebben vaker een middelbare opleiding achter de rug. figuur 2.3
Opleidingsniveau van de ondernemer
eenpersoonsbedrijven naar sector
overige zakelijke dienstverlening
80%
zorg en welzijn
16%
74%
ICT
70%
onderwijs en training
30%
41%
handel, horeca, reparatie
29%
46%
22%
bouw
13%
eenpersoonsbedrijven 0% hoger
28%
25% 28%
46%
41%
57%
zp'ers ozp'ers
15%
50%
11%
11%
34%
transport, opslag, comm unicatie
landbouw
4%
20%
51%
industrie
32%
49%
33%
33%
middelbaar
18%
44%
46%
20%
3%
27%
69%
overige dienstverlening
4%
23%
23% 35%
40%
60%
19%
80%
100%
lager
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Er is sprake van zeer grote verschillen in opleidingsniveau tussen de sectoren. In de overige zakelijke dienstverlening is de overgrote meerderheid van de ondernemers hoger opgeleid. In deze sector komen vrijwel geen lager opgeleide ondernemers voor. Ook de sectoren zorg en welzijn, onderwijs en training en ICT kennen veel hoger opgeleiden. In de landbouw en de bouw is daarentegen het opleidingsniveau van veel ondernemers laag. In deze sectoren komen vrijwel geen hoger opgeleide ondernemers voor. A r b e id sma rk ts it ua t i e voo r d e sta rt a ls z e lf sta nd i g e Verreweg de meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven waren werknemer voordat zij als zelfstandige startten (zie figuur 2.4). Bij de zzp’ers was dat nog vaker het geval dan bij de ozp’ers. Het aantal ondernemers dat voor het starten als zelfstandige gepensioneerd was, is zo gering dat het niet is opgenomen in de figuur. De verschillen tussen zzp’ers en de ozp’ers wat betreft het aandeel ondernemers dat werkgever, werkloos, arbeidsongeschikt of uitkeringsgerechtigd, dan wel scholier of student was, zijn heel gering. Het verschil tussen zzp’ers en ozp’ers wat betreft het aandeel ondernemers dat voorheen werknemer was, komt vrijwel geheel voor rekening van de categorie ‘anders’ (bijvoorbeeld huisvrouw of huisman, of ondernemer of partner in een andere onderneming).
11
figuur 2.4
Arbeidsmarktsituatie van de ondernemer voor de start als zelfstandige
zzp'ers
79%
ozp'ers
68%
eenpersoonsbedrijven
8%
76%
0%
werknemer
6% 5% 7% 4%
20%
werkgever
8%
8%
6% 6% 7% 5%
40%
werkloos
7%
60%
gepensioneerd
80%
100%
scholier/student
anders
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Slechts een op de acht ondernemers van eenpersoonsbedrijven was, als men nu vrij mocht kiezen, liever in loondienst geweest of gebleven (zie figuur 2.5). Bij ozp’ers is dat vaker het geval dan bij zzp’ers. Naar sector bekeken zijn het relatief vaak de ondernemers in de sectoren handel, horeca en reparatie en bouw die liever in loondienst werkzaam zouden zijn geweest of gebleven. Ten opzichte van vorig jaar is het aandeel ondernemers dat liever in loondienst werkzaam zou zijn geweest of gebleven, nauwelijks veranderd. figuur 2.5
Liever werkzaam in loondienst
eenpersoonsbedrijven naar sector
handel, horeca, reparatie
20%
bouw
17%
transport, opslag, comm unicatie
15%
industrie
15%
onderwijs en training
13%
zorg en welzijn
13%
overige dienstverlening
11%
landbouw
9%
overige zakelijke dienstverlening
8%
ICT
6%
zzp'ers
12%
ozp'ers
18%
eenpersoonsbedrijven
13% 0%
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
12
5%
10%
15%
20%
25%
2.2
Kenmerken van de ondernemingen S ect o r Ondernemers van eenpersoonsbedrijven zijn vooral actief in de sectoren overige dienstverlening, handel, horeca en reparatie en overige zakelijke dienstverlening (zie tabel 2.1). Zzp’ers zijn vooral actief in de sectoren overige dienstverlening, overige zakelijke dienstverlening en bouw. De helft van de ozp’ers is actief in de sector handel, horeca en reparatie. tabel 2.1
Sector van de onderneming (%)
sector
eenpersoonsbedrijven
ozp’ers
zzp’ers
landbouw
3
11
1
industrie
4
5
3
bouw
13
5
15
handel horeca, reparatie
17
49
9
transport, opslag, communicatie
5
3
5
ICT
4
3
5
15
8
16
zorg en welzijn
5
1
6
onderwijs en training
5
2
5
29
13
34
100
100
100
overige zakelijke dienstverlening
overige dienstverlening totaal Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
R e ch tsv o rm De rechtsvorm van 80% van de eenpersoonsbedrijven is de eenmanszaak; 18% is een bv. De bv treffen we veel aan bij eenpersoonsbedrijven in de sectoren overige zakelijke dienstverlening en ICT (resp. 36% en 29%) en weinig in de sectoren zorg en welzijn, landbouw (beide 7%), onderwijs en training en bouw (beide 10%). De definitie van zzp’er brengt mee dat de keuze uit de rechtsvorm voor de onderneming beperkt is tot die tussen eenmanszaak of bv. De rechtsvorm van de onderneming is bij 84% van de zzp’ers de eenmanszaak. Ook bij ozp’ers is de eenmanszaak met 66% de meest voorkomende rechtsvorm. Een kwart (26%) van de ondernemingen van de ozp’ers is echter een bv. Omdat ozp’ers wel een medeondernemer in de onderneming kunnen hebben, treffen we in deze groep ook de vennootschap onder firma aan en de maatschap als rechtspersoon (samen 8%). In acht van de tien gevallen is het aantal vennoten of maten naast de ondernemer beperkt tot 1. B es ta a ns du ur va n de on d er ne m in g Iets minder dan de helft van de ondernemingen van ondernemers van eenpersoonsbedrijven bestaat al 10 jaar of langer (zie figuur 2.6). Bij ozp’ers is het aandeel ondernemingen van deze leeftijd grot er dan bij zzp’ers. Bij zzp’ers treffen we meer ondernemingen aan die 6 tot en met 9 jaar oud zijn.
13
figuur 2.6
Bestaansduur van de onderneming
eenpersoonsbedrijven naar sector
zorg en welzijn
42%
overige zakelijke dienstverlening onderwijs en training
29%
handel, horeca, reparatie
29%
transport, opslag, comm unicatie
26%
overige dienstverlening
26%
bouw
25%
industrie
23% 13%
25%
44%
33%
38%
25%
46% 52%
27%
47%
36%
39%
32% 12%
zzp'ers
28%
28%
eenpersoonsbedrijven
28%
< 5 jaar
35%
22%
ozp'ers
0%
33%
29%
32%
ICT
landbouw
25%
36%
20% 6 - 9 jaar
45% 75%
29%
42%
21%
51%
28%
40%
44%
60%
80%
100%
>= 10 jaar
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Veel jonge ondernemingen zijn er vooral in de sector zorg en welzijn. De sector landbouw kent veel oudere ondernemingen en ook in de sector transport, opslag en communicatie is het aandeel oudere ondernemingen relatief hoog.
14
3 3.1
Bedrijfsvoering Inzet in het bedrijf U r en va n d e on d er ne mer Twee op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven besteden gemiddeld per week 40 uur of meer aan het bedrijf (zie figuur 3.1). Dat is bij ozp’ers vaker het geval dan bij zzp’ers. De bestede uren van de ondernemer betreffen alle tijd die de ondernemer aan het bedrijf besteedt, dus inclusief bijvoorbeeld acquisitie, ontwikkeling of productvernieuwing. 2 Ondernemers in de bouw werken zelden minder dan gemiddeld 40 uur per week in het bedrijf. Korte werkweken (van minder dan gemiddeld 25 uur per week) maken vooral de ondernemers in de sector zorg en welzijn. Ook in de sectoren overige dienstverlening en onderwijs en training werken veel ondernemers gemiddeld minder dan 25 uur per week in het bedrijf. figuur 3.1
Aantal uren dat de ondernemer gemiddeld aan het bedrijf besteedt
eenpersoonsbedrijven naar sector
landbouw handel, horeca, reparatie transport, opslag, comm unicatie
9% 12% 8%
15%
39%
15% 17%
bouw 6% 6%
37%
41%
32%
44%
31%
58%
industrie
8%
17%
ICT
9%
15%
30% 46%
29%
52%
24%
overige dienstverlening
20%
27%
38%
16%
onderwijs en training
20%
27%
39%
15%
overige zakelijke dienstverlening
11%
zorg en welzijn
zzp'ers ozp'ers
51% 40%
14%
11%
eenpersoonsbedrijven 0% 15 tot 25 u/wk
25%
15%
21%
25 tot 40 u/wk
19%
39%
21%
20%
13%
45%
17%
13%
13% 32%
33% 44%
40% 40 tot 60 u/wk
22%
60%
80%
100%
>= 60 u/wk
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Dienstenaanbieders onder de ondernemers van eenpersoonsbedrijven kunnen alleen de uren in rekening brengen die zij voor opdrachtgevers/klanten werken. Gemiddeld is twee derde van het aantal uren dat men besteedt in het bedrijf declarabel (zie tabel 3.1). Het gemiddelde aandeel declarabele uren is vergeleken met vorig jaar iets gedaald.
2
Conform de definitie ligt de ondergrens van de bestede uren van de ondernemer op 15 uur per week.
15
Bij ondernemers van eenpersoonsbedrijven die voornamelijk arbeid of diensten aanbieden, wordt het inkomen in sterke mate bepaald door het aantal declarabele uren. In tabel 3.1 is weergegeven hoe dit samenhangt. In de lagere inkomensklassen treffen we vaker parttime ondernemers aan. Het aandeel declarabele uren van de totale tijdsbesteding stijgt naarmate het inkomen hoger wordt. In het algemeen is het aandeel declarabele uren, vergeleken met vorig jaar iets afgenomen. Bij ondernemers met een inkomen van meer dan 5.000 euro per maand is het aandeel sterker gedaald. tabel 3.1
Gemiddeld aan (declarabele) uren naar inkomensklasse*
inkomen (euro per maand)
gemiddeld
gemiddeld
aandeel
aantal uren
aantal
declarabele
verandering aandeel
per week
declarabele
uren 2013
t.o.v. 2012
besteed in
uren per week
(%)
(%-punt)
het bedrijf minder dan 1.250
34,4
15,7
52
-2
12.50 tot 2.500
38,4
22,1
63
-2
1.500 tot 2.000
46,3
29,9
68
-2
2.000 tot 3.000
49,0
32,2
69
-2
3.000 tot 5.000
49,8
34,4
72
-2
meer dan 5.000
50,7
34,7
69
-8
gemiddelde
43,6
27,7
65
-2
eenpersoonsbedrijven Bron: Panteia, zzp-panel 2013 en zzp-panel 2012. * Voor ondernemers van eenpersoonsbedrijven die arbeid of diensten aanbieden (hoofdzakelijk zzp’ers, maar ook een deel van de ozp’ers).
I nz et va n a n d er en in he t b ed r i jf Zoals verwacht mag worden, voert de overgrote meerderheid van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (81%) de onderneming alleen (zzp’ers 87% en ozp’ers 56%). Het zijn vooral meewerkende gezinsleden met wie ondernemers de onderneming samen voeren, als zij dat niet alleen doen: 14% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven, 13% van de zzp’ers en 20% van de ozp’ers. Daarnaast voert 23% van de ozp’ers de onderneming samen met een medeondernemer. 3 Bij 13% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die het bedrijf voeren samen met een meewerkend gezinslid, voert het meewerkende gezinslid naast eventuele ondersteunende activiteiten ook inhoudelijk vakmatig dezelfde activiteiten uit als de ondernemer. Dat is vaker het geval in ondernemingen van ozp’ers dan in ondernemingen van zzp’ers (resp. 16% en 11%). Hierbij zij opgemerkt dat, zodra de activiteiten van een meewerkend gezinslid ook substantieel (meer dan 15%) aan de omzet hebben bijgedragen, een ondernemer niet als zzp’er wordt aangemerkt.
3
16
De definitie van zzp’er sluit het voeren van de onderneming met een medeondernemer of met een meewerkend gezinslid dat substantieel bijdraag uit.
P e rs on ee l De definitie van een eenpersoonsbedrijf brengt mee dat deze ondernemers geen personeel in dienst hebben. Het kan echter voorkomen dat de ondernemer na verloop van tijd wel personeel in dienst neemt. 1% van de ondernemers die aan de eerste meting van het zzp-panel in 2012 hebben deelgenomen, heeft bij de eerste meting van 2013 personeel in dienst. Dat is nog minder dan vorig jaar het geval was (2%). Geen van de personeelsleden heeft een vast dienstverband of uitzicht hierop. figuur 3.2
Personeel in dienst*
zzp Momenteel geen personeel in dienst
Momenteel wel personeel in dienst
99%
1%
…als tijdelijke kracht
...met uitzicht op vast
100%
0%
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.* Ongewogen percentages bij deelnemers van de vorige meting.
S a m en w erk i ng De helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft in 2012 samengewerkt met andere zzp’ers (zie figuur 3.3). Zzp’ers deden dit vaker dan ozp’ers. Vooral door ondernemers in de sectoren bouw en overige dienstverlening wordt veel met andere zzp’ers samengewerkt. In de sectoren landbouw en handel, horeca en reparatie wordt weinig samengewerkt.
17
figuur 3.3
Samenwerking met andere zzp’ers
eenpersoonsbedrijven naar sector
bouw overige zakelijke dienstverlening ICT zorg en welzijn onderwijs en training overige dienstverlening transport, opslag, comm unicatie industrie handel, horeca, reparatie landbouw
61% 60% 56% 55% 51% 49% 48% 42% 29% 29%
zzp'ers ozp'ers eenpersoonsbedrijven
51%
38% 48% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Voor bijna de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven is de belangrijkste reden om samen te werken, het samen goederen en diensten leveren aan klanten (zie figuur 3.4). Zzp’ers noemen dit vaker als belangrijkste reden dan ozp’ers. Op de tweede plaats komt het delen van vak- en ondernemerskennis. Dit is voor zowel een kwart van de zzp’ers als een kwart van de ozp’ers de belangrijkste reden om samen te werken. figuur 3.4
Belangrijkste reden om samen te werken met andere zzp'ers
100%
80%
Samen goederen en diensten te leveren aan klanten 45%
39%
46%
Samen diensten en/ of producten inkopen
60% 26% 40%
27%
27%
0%
Ontwikkelen van nieuwe producten en/ of diensten Delen van klanten en leads
5% 20%
Vak- en ondernemerskennis delen
9%
10%
9%
12%
14%
12%
eenpersoonsbedrijven
ozp'ers
zzp'ers
Het is door de opdrachtgever verplicht gesteld Anders
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
3.2
Prijs en tarief Volgens ruim de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven zijn prijzen en tarieven die men de klanten in rekening brengt, vergelijkbaar met het marktgemiddelde (zie figuur 3.5). Er is wat dit betreft geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Vergeleken met vorig jaar is er geen verandering gekomen in de tariefstelling.
18
Ondernemers die een van het marktgemiddelde afwijkende tariefstelling hanteren, brengen vaker een prijs of tarief in rekening dat lager is dan het marktgemiddelde dan hoger. Wanneer men een hogere prijs of een hoger tarief in rekening brengt, is dat meestal iets boven het marktgemiddelde en zelden aan de bovenkant van de markt. Dat geldt zowel voor zzp’ers als voor ozp’ers. figuur 3.5
Tariefstelling
zzp'ers
28%
ozp'ers
27%
12%
eenpersoonsbedrijven
28%
11% 4%
40%
30%
20%
10%
iets boven het marktgemiddelde lager dan het marktgemiddelde
10% 4% 4%
10%
20%
30%
40%
aan de bovenkant van de markt
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Prijzen en tarieven die in 2013 bij de klanten in rekening zijn gebracht, zijn bij de meeste ondernemers vergelijkbaar met 2012 4 (zie figuur 3.6). Als de prijs of het tarief in 2013 anders is, dan is dat vaker (veel) hoger dan in 2012 dan (veel) lager. Dat is vooral het geval bij zzp’ers. figuur 3.6
Tariefontwikkeling 2013 t.o.v. 2012
zzp'ers
12%
ozp'ers
18%
eenpersoonsbedrijven
30%
13%
20%
10% (veel) lager
17% 18% 17%
10%
20%
30%
(veel) hoger
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
3.3
Omzet en opdrachtgevers/klanten O mz e t in 2 01 2 Ruim de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven realiseerde in 2012 een omzet van minder dan 50.000 euro 5 (zie figuur 3.7A). Een op de drie ondernemers realiseerde een omzet tot 25.000 euro. Wat betreft de hoogte van de omzet is er, vergeleken met vorig jaar vrijwel niets veranderd. Over het algemeen realiseerden ozp’ers vaak een hogere omzet dan zzp’ers (zie figuur 3.7B).
4 5
De vraag naar de vergelijking van het niveau van de prijs of het tarief is uitsluitend gesteld aan ondernemers van wie de onderneming in 2012 al bestond. De vraag naar de hoogte van de omzet in 2012 is uitsluitend gesteld aan ondernemers die het bedrijf voor 2012 hebben opgericht.
19
figuur 3.7
A.
Hoogte van de omzet in 2012 (in euro's)
Omzet eenpersoonsbedrijven tot 10.000 euro
12%
10.000 tot 25.000 euro
20%
25.000 tot 50.000 euro
23%
50.000 tot 100.000 euro
23%
100.000 tot 200.000 euro
15%
200.000 tot 500.000 euro
5%
meer dan 500.000 euro
2% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
eenpersoonsbedrijven
B.
Omzet zzp’ers versus ozp’ers tot 10.000 euro
9%
12%
10.000 tot 25.000 euro
16%
25.000 tot 50.000 euro
16%
21%
25%
50.000 tot 100.000 euro
21% 14%
100.000 tot 200.000 euro 3%
200.000 tot 500.000 euro
0%
18%
12%
1%
meer dan 500.000 euro
23%
9% 5%
10% 15% zzp'ers ozp'ers
20%
25%
30%
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
A a n ta l op d ra ch tg ev e rs /k la n te n Een grote meerderheid van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft meer dan 10 opdrachtgevers/klanten (zie figuur 3.8). Dat is bij ozp’ers vaker het geval dan bij zzp’ers. Oorzaak hiervan is dat veel ozp’ers actief zijn in de sector handel, horeca en reparatie. Ook zzp’ers die in deze sector actief zijn, hebben heel vaak meer dan 10 opdrachtgevers/klanten. Heel weinig ondernemers hebben slechts 1 of 2 opdrachtgevers/klanten. Vergeleken met vorig jaar is er weinig veranderd in het aantal opdrachtgevers/klanten. Ondernemers in de sectoren ICT, landbouw, transport, opslag en communicatie en overige zakelijke dienstverlening hebben relatief vaak slechts 1 of 2 opdrachtgever(s) of klant(en). In deze sectoren komt het minder vaak voor dat ondernemers meer dan 10 opdrachtgevers/klanten hebben.
20
figuur 3.8
Aantal opdrachtgevers/klanten
eenpersoonsbedrijven naar sector
ICT landbouw
11%
45%
9%
transport, opslag, comm unicatie
9%
43%
overige zakelijke dienstverlening
9%
44%
handel, horeca, reparatie 5%
44%
45%
46% 48% 47%
15%
80%
overige dienstverlening 4%
32%
64%
industrie 4%
30%
66%
onderwijs en training 3%
31%
66%
zorg en welzijn 3%
31%
bouw 2%
zzp'ers 6% ozp'ers 1% eenpersoonsbedrijven 5% 0% 1 of 2
65%
28%
70%
34%
61%
26%
74% 33%
20% 3 t/m 10
62%
40%
60%
80%
100%
meer dan 10
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Een op de drie ondernemers van eenpersoonsbedrijven (32%) realiseert de helft of meer van de omzet bij de belangrijkste opdrachtgever. Dat komt bij zzp’ers veel vaker voor dan bij ozp’ers (resp. 35% en 21%). Ook hierin is, vergeleken met vorig jaar, weinig veranderd.
21
4 4.1
Inkomen Huidig inkomen I nk o me n u i t h e t be d r i jf Het netto maandinkomen van ondernemers van eenpersoonsbedrijven loopt zeer uiteen. Terwijl een op de vier ondernemers gemiddeld minder dan 1.250 euro per maand als netto maandinkomen verdient met het bedrijf, verdient een op de vijf ondernemers meer dan 3.000 euro per maand (zie figuur 4.1). Ozp’ers verdienen vaker dan zzp’ers een inkomen van minder dan 2.500 euro en minder vaak een inkomen van meer dan 3.000 euro. Het beeld van de inkomensverdeling is niet heel anders dan vorig jaar. figuur 4.1
Netto maandinkomen uit het bedrijf
eenpersoonsbedrijven naar sector
handel, horeca, reparatie overige dienstverlening industrie onderwijs en training zorg en welzijn landbouw transport, opslag, communicatie overige zakelijke dienstverlening ICT bouw zzp'ers ozp'ers eenpersoonsbedrijven 0%
20%
Minder dan 1.250 euro per maand 1.500 tot 2.000 euro per maand 3.000 tot 5.000 euro per maand
40%
60%
80%
100%
1.250 tot 1.500 euro per maand 2.000 tot 3.000 euro per maand Meer dan 5.000 euro per maand
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Ondernemers in de ICT en de overige zakelijke dienstverlening hebben vaker dan de gemiddelde ondernemer een hoog inkomen. Het zijn vooral de ondernemers in de sectoren handel, horeca en reparatie en overige dienstverlening die vaker een laag inkomen hebben. P a ra l l e li nk o m en De meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven (71%) hebben naast het inkomen uit de onderneming geen andere inkomstenbron. Ozp’ers hebben vaker dan zzp’ers wel een andere inkomstenbron (resp. 38% en 27%). De andere inkomstenbron van ondernemers van eenpersoonsbedrijven is even vaak (11%) een baan of dienstbetrekking als een aanvullende uitkering (pensioen, VUT, WW, WAO, gouden handdruk etc.). Beide komen bij ozp’ers iets vaker voor dan bij zzp’ers.
23
Van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven vormt het inkomen uit de onderneming gemiddeld 86% van het persoonlijk inkomen en 61% van het gezinsinkomen (zie figuur 4.2). Voor de ozp’ers is het aandeel van het inkomen uit de onderneming in het persoonlijk inkomen wat lager. Wat betreft het aandeel in het gezinsinkomen is er vrijwel geen verschil. figuur 4.2
Aandeel inkomen uit de onderneming in het persoonlijk en gezinsinkomen
eenpersoonsbedrijven naar sector
bouw
industrie ICT zorg en welzijn overige zakelijke dienstverlening landbouw
transport, opslag, comm unicatie overige dienstverlening handel, horeca, reparatie onderwijs en training zzp'ers ozp'ers eenpersoonsbedrijven 0%
20%
% van persoonlijk inkomen
40%
60%
80%
100%
% van gezinsinkomen
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Bij ondernemers in de bouw maakt het inkomen uit de onderneming vrijwel 100 procent uit van het persoonlijk inkomen van de ondernemer. In de andere sectoren ligt het aandeel dicht rond het gemiddelde voor alle eenpersoonsbedrijven. Het aandeel dat het inkomen uit de onderneming uitmaakt van het gezinsinkomen varieert sterk tussen de sectoren. Met een aandeel van net iets meer dan de helft is dit het laagst in de sectoren zorg en welzijn, overige dienstverlening en onderwijs en training. Het aandeel is het hoogst in de bouw en de landbouw, waar het aandeel rond driekwart ligt.
4.2
Inkomensrisico T e rug va lo pt i es Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, heeft een op de twee huishoudens van ondernemers van eenpersoonsbedrijven niet voldoende inkomsten over om in het levensonderhoud te voorzien (zie figuur 4.3). Er is wat dit betreft geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers.
24
figuur 4.3
Terugvalopties als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen
inkomen van de levenspartner inkomen van baan/dienstbetrekking opgebouwde financiële buffer inkomen uit andere bronnen
andere inkomsten zijn ontoereikend 0% zzp'ers
10%
20%
ozp'ers
30%
40%
50%
60%
eenpersoonsbedrijven
n = 1.500
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Voor de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die wel een terugvaloptie hebben, bestaat deze veelal uit inkomen van de levenspartner dat voldoende hoog is. Ook wat dit betreft is er geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Datzelfde geldt voor de mate waarin men zou kunnen terugvallen op een opgebouwde financiële buffer. Ozp’ers kunnen wat vaker dan zzp’ers terugvallen op inkomen van een baan of dienstbetrekking of op inkomen uit andere bronnen. Als het inkomen uit de onderneming geheel zou wegvallen, zou een o p de twee ondernemers van eenpersoonsbedrijven die een of meer terugvalopties hebben, nog langer dan 12 maanden of onbeperkt in het levensonderhoud van het huishouden kunnen voorzien (zie figuur 4.4). Ozp’ers zouden vaker dan zzp’ers langer dan 12 maanden of onbeperkt in het levensonderhoud kunnen voorzien. Iets minder dan een op de tien ondernemers (zzp’ers en ozp’ers in gelijke mate) zou minder dan een maand in het levensonderhoud kunnen voorzien. Een op de drie zzp’ers zou nog 1 tot 6 maanden in het levensonderhoud kunnen voorzien. figuur 4.4
Aantal maanden dat de ondernemer nog in het levensonderhoud zou kunnen voorzien als het inkomen uit de onderneming zou wegvallen*
zzp'ers
8%
ozp'ers
8%
eenpersoonsbedrijven
8%
30% 18%
0%
28%
20%
17%
45%
18%
56% 17%
47%
40%
60%
80%
100%
Minder dan 1 maand
1 tot 6 maanden
6 tot 12 maanden
Langer dan 12 maanden/onbeperkt
n = 1.500
Bron: Panteia, zzp-panel 2013. * Voor ondernemers met terugvalopties.
V e r z ek e r in g t eg en r i si co ’s Ondernemers lopen risico op inkomstenderving als gevolg van (kortstondige) ziekte of als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kan aansprakelijkheid voor ondernemers een risico zijn.
25
21% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (21% van de zzp’ers en 22% van de ozp’ers) heeft zich tegen geen van deze risico’s verzekerd. De meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven (61%) hebben zich wel verzekerd voor aansprakelijkheid in het bedrijf. Zzp’ers hebben dit risico vaker verzekerd dan ozp’ers (resp. 62% en 54%). Daartegenover heeft maar 14% zich verzekerd tegen het risico van inkomstenderving bij (kortstondige) ziekte (14% van de zzp’ers en 15% van de ozp’ers). Vergeleken met vorig jaar is het aandeel ondernemers dat zich heeft verzekerd tegen het risico op inkomstenderving als gevolg van (kortstondige) ziekte iets gedaald. Ruim twee keer zo veel ondernemers (33%) hebben zich verzekerd tegen het risico op inkomstenderving als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid (33% van de zzp’ers en 31% van de ozp’ers). Dat is iets meer dan vorig jaar omdat meer ozp’ers zich hiertegen hebben verzekerd. Er is een relatief sterk verband tussen het inkomensniveau en het hebben van inkomensverzekeringen (zie figuur 4.5). Naarmate ondernemers van eenpersoonsbedrijven meer inkomen hebben, zijn zij vaker verzekerd tegen de risico’s op inkomstenderving. Het sterkste inkomenseffect is te zien bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering. figuur 4.5
Mate waarin de ondernemers zich hebben verzekerd tegen risico's, naar inkomenscategorie
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Minder dan 1.250 euro per maand
1.250 tot 1.500 euro 1.500 tot 2.000 euro 2.000 tot 3.000 euro 3.000 tot 5.000 euro Meer dan 5.000 euro per maand per maand per maand per maand per maand
Inkomstenderving bij (korts tondige) ziekte Inkomstenderving a.g.v. langduri ge arbeids ongesc hiktheid
Geen van bovens taande Aans prakelijkheid in het bedrijf
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
4.3
Oudedagsvoorziening Iets minder dan de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (44%) zet een deel van het inkomen uit het bedrijf opzij voor de oude dag. Zzp’ers doen dat vaker dan ozp’ers (resp. 47% en 34%). Gemiddeld zetten ondernemers van eenpersoonsbedrijven 5,0% van het inkomen uit de onderneming opzij voor de oude dag. Met 5,3% zetten zzp’ers een groter aandeel opzij dan ozp’ers (3,6%).
26
Vergeleken met vorig jaar zetten ozp’ers een groter deel van het inkomen uit het bedrijf opzij (vorig jaar 2,9%). Bij de zzp’ers is het aandeel niet veranderd. Het gemiddelde aandeel van het inkomen dat de ondernemers opzij zetten, neemt toe naarmate de oude dag dichterbij komt: ondernemers tot en met 34 jaar zetten gemiddeld 4,1% opzij, ondernemers van 35 tot en met 54 jaar 4,9% en ondernemers van 55 jaar en ouder 5,4%. Het aandeel van het inkomen dat de ondernemers opzij zetten voor de oude dag neemt ook toe naarmate het inkomen uit het bedrijf hoger is (zie tabel 4.1). tabel 4.1
Gemiddeld aandeel van het inkomen uit het bedrijf dat de ondernemers opzij zetten voor de oude dag, naar inkomenscategorie
inkomenscategorie
% voor de oude dag
minder dan 1.250 euro per maand
2,2
1.250 tot 1.500 euro per maand
2,9
1.500 tot 2.000 euro per maand
5,1
2.000 tot 3.000 euro per maand
7,5
3.000 tot 5.000 euro per maand
6,0
meer dan 5.000 euro per maand
10,8
eenpersoonsbedrijven
5,0
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
De meest voorkomende vorm waarin ondernemers van eenpersoonsbedrijven een deel van het inkomen uit het bedrijf voor de oude dag opzij zetten, is een eigen spaar- of beleggingsrekening (zie figuur 4.6). De helft van de ondernemers zet op deze manier geld opzij voor de oude dag. Zzp’ers doen dit vaker dan ozp’ers. Op de tweede plaats komt een lijfrentepolis, die iets vaker door ozp’ers dan door zzp’ers is afgesloten. Geld opzij zetten voor de oude dag via een pensioenfonds, de fiscale oudedagsreserve (FOR) of een geblokkeerde rekening (ook wel ‘banksparen’ genoemd) wordt veel minder gedaan. Beide laatste vormen worden vaker door zzp’ers dan door ozp’ers toegepast.
27
figuur 4.6
Vorm waarin een deel van het inkomen uit het bedrijf voor de oude dag opzij wordt gezet
Een lijfrentepolis Een pensioenfonds De fiscale oudedagsreserve (FOR) Een eigen spaar- of beleggingsrekening Een geblokkeerde rekening (ook wel 'banksparen' genoemd) Anders 0% zzp'ers
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
28
10%
ozp'ers
20%
30%
40%
eenpersoonsbedrijven
50%
60%
5
Opleiding en scholing Cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau laten zien dat door de jaren heen zo’n 40% van de (werkende en niet-werkende) beroepsbevolking een vorm van werkgerelateerde scholing heeft gevolgd. 6 De in loondienst werkenden scoren daarbij hoger dan de zelfstandigen: de scholingsdeelname van werkenden in loondienst was in 2008 47% en in 2010 46%, terwijl de scholingsdeelname van zelfstandigen in die jaren resp. 30% en 35% was. Het SCP plaatst bij deze cijfers het volgende commentaar: ‘Dit achterblijven in scholing van zzp’ers kan op termijn een risico gaan vormen nu steeds meer bedrijven delen van hun productieproces uitbesteden aan ingehuurde krachten. Het niet bijscholen van zzp’ers kan hun concurrentiepositie op de (middel)lange termijn ernstig verzwakken. Zzp’ers moeten er daarom voor waken zelfstandigen zonder scholing te worden.’ Dit vormde aanleiding om in de tweede meting van 2013 van het zzp-panel nader aandacht te besteden aan het thema opleiding en scholing. Net als in de vorige hoofdstukken hebben we de uitkomsten geanalyseerd voor ondernemers van eenpersoonsbedrijven, uitgesplitst naar zzp’ers en ozp’ers en naar sector. Vanwege de mogelijke relevantie voor verschillende aspecten, hebben we in de analyses ook diverse kenmerken van de ondernemer betrokken: leeftijd, opleidingsniveau, inkomensniveau en het aantal uren dat de ondernemer aan het bedrijf besteedt.
5.1
De laatst gevolgde opleiding, cursus of training M om en t va n de o p l e id ing , cu rsu s of t ra in in g De laatste keer dat ondernemers van eenpersoonsbedrijven hebben deelgenomen aan een opleiding, cursus of training is gemiddeld iets meer dan 6 jaar geleden (zie figuur 5.1). Voor zzp’ers is het iets minder lang geleden, voor ozp’ers is het gemiddeld bijna 10 jaar geleden. Voor ondernemers in de sectoren landbouw, industrie en handel, transport en communicatie is het gemiddeld 10 jaar of meer geleden dat men voor het laatst heeft deelgenomen aan een opleiding, cursus of training. Ondernemers in de sectoren zorg en welzijn, onderwijs en training en ICT namen vrij recent nog deel aan een opleiding, cursus of training: voor hen is het gemiddeld 4 jaar of korter geleden.
6
Vlasblom, J.D., Josten, E., De Voogd, M.,-Hamelink (2013). Aanbod van arbeid 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 88. Het cijfer betreft gevolgde scholing in de twee jaar voorafgaand aan de enquête van het Arbeidsaanbodpanel.
29
figuur 5.1
Aantal jaren dat het geleden is dat de ondernemer een opleiding, cursus of scholing heeft gevolgd
12 10 8 6 4 2 0 n ve rij ed sb on so er np ee s er p' oz s er p' zz d ou ar ja d ou 34 r t a to ja er 4 ud -5 fo 35 r o a ja 55 jn g zi in el n i w a ng tr ni en rle en rg ve zo ijs st rw en de di e on g k lij in n ke T rle za IC ie ve e at st ig ic er en un di ov m e m ig co er ie g, ov a l at ps par uw , o re bo ort a, sp ec an hor tr , el nd ha rie st du in uw bo nd
la
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Naarmate de ondernemer jonger is, is het korter geleden dat men voor het laatst heeft deelgenomen aan een opleiding, cursus of training (zie figuur 5.1). Bij lager opgeleide ondernemers is inmiddels bijna 11 jaar verstreken sinds men voor het laatst heeft deelgenomen aan een opleiding, cursus of training. Bij middelbaar opgeleide ondernemers is dit 6,5 jaar geleden en bij hoger opgeleide ondernemers bijna 5 jaar. S c ho l in gs d ee l na m e s inds 2 01 1 Iets meer dan de helft van de ondernemers (53%) heeft sinds 2011 een opleiding, cursus of training gevolgd. De scholingsdeelname lijkt dus hoger te zijn dan door het SCP is gerapporteerd. Bij beoordeling van dit verschil in bevindingen plaatsen we twee opmerkingen. De door ons beschouwde periode is langer en het scholingsbegrip in ons onderzoek kan ruimer zijn omdat het SCP rapporteert over ‘werkgerelateerde scholing’. S o o rt va n d e op l e i d ing , cu rs us of t ra in in g Ondernemers die sinds 2011 een opleiding, cursus of training volgden 7, volgden meestal een mondelinge, schriftelijke of online cursus of opleiding, georganiseerd door een professionele onderwijsinstelling (zie figuur 5.2). Dat was bij zzp’ers iets vaker het geval dan bij ozp’ers. Ondernemers in de sectoren zorg en welzijn, overige zakelijke dienstverlening, transport, opslag en communicatie en ICT volgden vaker dan gemiddeld zo’n cursus of opleiding. Ondernemers in de sectoren industrie en landbouw volgden zo’n opleiding of cursus minder vaak; zij hadden vaker een training of instructie op de werkvloer of een andere vorm van opleiding, cursus of training.
7
30
Indien de ondernemer meer dan één opleiding, cursus of training heeft gevolgd, betreft de informatie de laatste opleiding, cursus of training.
figuur 5.2
Soort van de laatst gevolgde opleiding, cursus of training (indien in 2011 of recenter)
eenpersoonsbedrijven naar sector
industrie
24%
49%
landbouw
23%
53%
handel, horeca, reparatie
21%
bouw
20%
overige dienstverlening
20%
onderwijs en training
19%
ICT
16%
transport, opslag, comm unicatie
16%
overige zakelijke dienstverlening zorg en welzijn
18% 19%
eenpersoonsbedrijven
18%
0%
20%
57%
23%
60%
20%
61%
20%
68%
16%
67%
11%
zzp'ers
24%
60%
10%
ozp'ers
26%
18%
68%
20%
70%
20%
63%
20%
58%
23%
62%
20%
40%
20%
60%
80%
100%
Training of instructie op de werkvloer Een mondelinge, schriftelijke of online cursus of opleiding Anders
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Vooral lager opgeleide ondernemers volgden minder vaak dan gemiddeld een mondelinge, schriftelijke of online cursus of opleiding (55%) en vaker een training of instructie op de werkvloer (22%). O p l ei d in gs do e l Het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn, wordt het vaakst genoemd als belangrijkste doel van de (in 2011 of recenter) laatst gevolgde opleiding. Dit was het belangrijkste doel voor 32% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven, waarbij er geen verschil is tussen zzp’ers en ozp’ers. Op de tweede plaats komt het up -to-date houden van de beroepscompetenties (30%). Dit wordt vaker als belangrijkste doel genoemd door zzp’ers dan door ozp’ers (resp. 30% en 23%). Voor 9% van de ondernemers was het belangrijkste doel het leren kennen en hanteren van nieuwe producten of diensten (zzp’ers 9% en ozp’ers 7%). 14% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven nam deel omdat de opleiding, cursus of training verplicht was (zzp’ers 14% en ozp’ers 17%). Ondernemers van 55 jaar of ouder noemen vaker dan gemiddeld als belangrijkste opleidingsdoel het up-to-date houden van de beroepscompetenties (37%). Ondernemers tot en met 34 jaar noemen dat veel minder vaak (19%). De jonge ondernemers noemen daarentegen vaker het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn als belangrijkste opleidingsdoel (39%). Voor lager opgeleide ondernemers waren deze twee opleidingsdoelen minder dan gemiddeld het belangrijkst (resp. 21% en 19%); zij volgden de opleiding vaak omdat het verplicht was (34%; gemiddeld 14%).
31
B eta l in g do o r op d ra ch tg e ve rs Bij 16% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die in 2011 of recenter hebben deelgenomen aan een opleiding, cursus of training, werd die volledig betaald door een van de opdrachtgevers (zie figuur 5.3). Er is geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Het was vaker dan gemiddeld het geval bij ondernemers in de sectoren handel, horeca en reparatie en bouw en heel weinig bij ondernemers in de sector zorg en welzijn. Van gedeeltelijke betaling door een van de opdrachtgevers was weinig sprake. figuur 5.3
Betaling van de laatst gevolgde opleiding, cursus of training door een van de opdrachtgevers (indien in 2011 of recenter)
eenpersoonsbedrijven naar sector
handel, horeca, reparatie
24%
bouw industrie
16%
ICT
15%
transport, opslag, comm unicatie
3% 6% 5%
14%
onderwijs en training
3%
13%
2%
13%
6%
9%
zzp'ers
2%
16%
ozp'ers
3%
18%
eenpersoonsbedrijven 0%
2%
16%
landbouw
zorg en welzijn
2%
17%
overige dienstverlening
overige zakelijke dienstverlening
3%
22%
3%
16%
5%
10%
Volledig betaald of verzorgd
3%
15%
20%
25%
30%
Gedeeltelijk betaald
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Minder dan een op de tien ondernemers van eenpersoonsbedrijven (zzp’ers 8% en ozp’ers 10%) geeft aan dat deelname aan de opleiding, cursus of training door een opdrachtgever verplicht is gesteld.
5.2
Bestedingen aan opleiding, cursus en training B es te d in ge n in 2 01 2 Ondernemers van eenpersoonsbedrijven die in 2012 hebben deelgenomen aan een of meer opleidingen, cursussen of trainingen, besteedden daaraan in dat jaar totaal gemiddeld ongeveer 2.400 euro. Er is geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Ondernemers in de sectoren overige zakelijke dienstverlening, handel, horeca en reparatie en ICT betaalden minder dan de ondernemers gemiddeld betaalden en ondernemers in de sectoren zorg en welzijn en overige dienstverlening meer. Het gemiddelde bedrag neemt vanzelfsprekend toe naarmate het inkomen van de ondernemer hoger is. Lager en middelbaar opgeleide ondernemers besteedden in 2012 gemiddeld 1.400 euro en 1.450 euro, hoger opgeleide ondernemers anderhalf keer zo veel (2.100 euro).
32
figuur 5.4
Bestedingen aan opleiding, cursus of training (in euro) en gebruik van de fiscale aftrekmogelijkheden in 2012
3000
100%
2500
80%
2000
60%
1500 40%
1000
20%
500 0
0%
l ke
za
n ve rij ed sb on so er np ee s er p' oz s er p' ie zz at ic un m m co , uw ag bo sl tie nd ra op la , pa t re or , sp ca re ho ,
el nd
e rig
an tr
ha
uw ng bo ni rle rie ve st st du en in di e ig jn er zi g ov el n w ni ai en tr rg ng en zo ni ijs rle rw ve de st on en di e ijk
T
IC
e ov
% fiscale aftrek (rechteras)
totale kosten opleiding, cursus of training in 2012 (linkeras)
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
G e br u ik va n d e fi sca l e a f t rek mo g el i jk he d en voo r sc ho l in g Een op de twee ondernemers van eenpersoonsbedrijven die in 2012 heeft deelgenomen aan een opleiding, cursus of training, heeft gebruikgemaakt van de fiscale aftrekmogelijkheden voor scholing (zie figuur 5.4). Er is geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Het zijn vooral de ondernemers in de sectoren overige zakelijke dienstverlening, ICT en onderwijs en training die van de fiscale aftrekmogelijkheden voor scholing gebruik hebben gemaakt. Ondernemers in de sectoren landbouw, transport, opslag en communicatie en handel, horeca en reparatie maakten minder dan gemiddeld gebruik van de fiscale aftrekmogelijkheden voor scholing.
5.3
Visie van de ondernemers op opleiding en scholing D e t i j d v oo r o p le i d in g of b i j sch o l in g De meeste ondernemers van eenpersoonsbedrijven (69%) vinden dat men in het algemeen voldoende tijd besteedt aan opleiding of bijscholing. Er is geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Ondernemers van 55 jaar of ouder vinden veel vaker dan gemiddeld dat zij voldoende tijd aan opleiding of bijscholing besteden (80%). Hetzelfde geldt voor ondernemers die minder dan 25 uur per week in het bedrijf besteden (77%). Naar opleidingsniveau is er geen verschil. Van de ondernemers die vinden dat zij over het algemeen niet voldoende tijd besteden aan opleiding of bijscholing, noemt 67% als belangrijkste reden daarvoor ‘te weinig tijd’. Er is geen verschil tussen zzp’ers en ozp’ers. Met 13% komt ‘te weinig inkomen’ op de tweede plaats. Dit wordt door zzp’ers vaker dan door ozp’ers als reden geno emd (resp. 15% en 6%).
33
O p l ei d in gs do e l va n m eer op l e id i ng e n sch o l ing Het meest genoemde opleidingsdoel waaraan men meer tijd zou willen besteden, is het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn (zie figuur 5.5). Op de tweede plaats komt als opleidingsdoel het up-to-date houden van de beroepscompetenties en op de derde plaats het leren kennen en hanteren van nieuwe producten of diensten. Opvallend is de groep ondernemers van 14% die weliswaar vindt dat zij niet voldoende tijd aan opleiding of bijscholing besteden, maar die geen opleidingsdoel voor ogen hebben (zzp’ers 13% en ozp’ers 18%). figuur 5.5
Opleidingsdoel waaraan de ondernemer meer tijd zou willen besteden
zzp'ers
ozp'ers
eenpersoonsbedrijven
0%
10%
20%
30%
40%
50%
het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn het up-to-date houden van de beroepscompetenties
nieuwe producten of diensten leren kennen en hanteren
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Naarmate de ondernemers jonger zijn, is het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn vaker het opleidingsdoel waaraan men meer tijd zou willen besteden. Dit geldt voor 51% van de ondernemers tot en met 34 jaar, voor 44% van de ondernemers van 35 tot en met 54 jaar en voor 35% van de ondernemers van 55 jaar of ouder. Wat betreft het opleidingsdoel ‘het up-to-date houden van de beroepscompetenties’ is er vrijwel geen verschil tussen de leeftijdscategorieën. Ondernemers die minder dan 25 uur per week aan het bedrijf besteden, noemen vaker dan gemiddeld als opleidingsdoel het leren kennen en hanteren van nieuwe producten of diensten (24%) en minder vaak dan gemiddeld het verbreden van de competenties om breder inzetbaar te zijn (37%). O p l ei d in gs p la n Een op de acht ondernemers van eenpersoonsbedrijven heeft voor zichzelf een opleidingsplan opgesteld (zie figuur 5.6). Zzp’ers hebben vaker dan ozp’ers een opleidingsplan opgesteld. Ondernemers in d e sectoren zorg en welzijn en onderwijs en training hebben vaker dan gemiddeld een opleidingsplan opgesteld. Ondernemers in de sectoren landbouw, industrie, handel, horeca en reparatie en bouw hebben minder vaak een opleidingsplan opgesteld.
34
figuur 5.6
Opleidingsplan
eenpersoonsbedrijven naar sector
zorg en welzijn onderwijs en training ICT overige zakelijke dienstverlening overige dienstverlening transport, opslag, comm unicatie bouw handel, horeca, reparatie industrie landbouw
zzp'ers ozp'ers eenpersoonsbedrijven 0%
5%
10%
opleidingsplan
15%
20%
25%
30%
35%
40%
opleidingsplan op korte termijn
Bron: Panteia, zzp-panel 2013.
Ondernemers tot en met 34 jaar hebben vaker dan gemiddeld voor zichzelf een opleidingsplan opgesteld (19%). Lager opgeleide ondernemers hebben dat minder vaak gedaan (7%). Er zal niet veel verandering komen wat betreft het hebben van een opleidingsplan, want slechts 6% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven die voor zichzelf geen opleidingsplan hebben opgesteld, is van plan op korte termijn een opleidingsplan op te stellen (zzp’ers 6% en ozp’ers 4%).
5.4
Ondernemerschapsonderwijs Minder dan de helft van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven (42%) heeft ooit, in het onderwijs of in een opleiding of cursus, scholing gevolgd op het gebied van ondernemerschap. Ozp’ers volgden wat vaker dan zzp’ers ondernemerschapsonderwijs (resp. 46% en 41%). Het zijn vooral ondernemers in de sectoren landbouw, transport, opslag en communicatie die ooit ondernemerschapsonderwijs hebben gevolgd. Ondernemers in de sectoren zorg en welzijn, ICT en bouw deden dat minder. Naar leeftijd bezien geldt in lichte mate dat naarmate de ondernemers ouder zijn, zij vaker scholing hebben gevolgd op het gebied van ondernemerschap: van de ondernemers tot en met 34 jaar deed 39% dat, van de ondernemers van 35 tot en met 54 jaar 40% en van de ondernemers van 55 jaar of ouder 46%. Een groter verschil is er als we kijken naar het opleidingsniveau van de ondernemer: 47% van de middelbaar opgeleide ondernemers volgde scholing op het gebied van ondernemerschap, 43% van de hoger opgeleide ondernemers en 32% van de lager opgeleide ondernemers.
35
5.5
O&O-fondsen Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) – ook wel Scholingsfondsen of Sectorfondsen genoemd – verzorgen financiering van scholing en opleidingen voor werknemers en soms ook voor zelfstandigen. De bekendheid met O&O-fondsen is onder ondernemers van eenpersoonsbedrijven niet groot: slechts 10% is bekend met een O&O fonds in de sector waarin men actief is. Zelfstandigen kunnen gebruikmaken van de diensten van sommige O&O fondsen, zoals hulp bij een subsidieaanvraag, financiële tegemoetkoming, volgen van scholing of loopbaanadvies. Vrijwel geen enkele ondernemer van een eenpersoonsbedrijf (1%) heeft in 20 12 gebruikgemaakt van diensten die worden aangeboden door een O&O fonds in de sector waarin men actief is.
36
Bijlagen Bijlage 1
Veldwerkverantwoording tabel 1
Veldwerkverantwoording zzp-panel, meting I van 2013 panel absoluut
nieuw %
absoluut
totaal %
absoluut
Aantal adressen Cati
2.910
6.129
9.039
Aantal benaderde adressen
2.910
5.854
8.764
- Niet bruikbaar totaal
%
161
100
1.475
100
1.636
100
- Fax/infotoon
69
42,9
735
49,8
804
49,1
- Niet bereikbaar
46
28,6
262
17,8
308
18,8
- Fout/dubbel adres
16
9,9
290
19,7
306
18,7
- Bedrijf opgeheven
30
18,6
187
12,7
217
13,2
- Bruikbaar totaal
2.749
100.0
4.379
100.0
7.128
100.0
- Compleet interview via
1.916
69,6
1.084
24,8
3.000
42,1
276
10,1
1.159
26,5
1.435
20,1
183
6,7
813
18,5
996
14
- Antwoordapparaat
48
1,7
161
3,7
209
2,9
- Geen gehoor
53
1,9
197
4,5
250
3,5
- In gesprek
10
0,4
49
1,1
59
0,8
- Probeerafspraken
18
0,7
277
6,3
295
4,1
241
8,8
580
13,2
821
11,6
2
0,1
61
1,4
63
0,9
telefoon - Interview 'niet in doelgroep' via telefoon - Weigering
- Meer dan 5 belpogingen - Taalprobleem
% participatie
81,7
(=gesprek/gesprek+weigering)
Bron: Panteia/Marktonderzoek, 2013.
37
Bijlage 2
Beschrijving van het panel T h e ma t is ch e op b ouw va n h et pa ne l Het zzp-panel geeft inzicht in relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de continuïteit van zzp-ondernemingen. Het panel geeft thematisch inzicht in o.a. persoonskenmerken, bedrijfskenmerken, bedrijfsvoering en inkomen, verzekeringen, zelfstandigheid, marktomstandigheden, innovatie en investeringen (zie figuur). Aanvankelijk maakte ook het onderwerp arbeidsomstandigheden (bijv. tevredenheid en autonomie) deel uit van de thematische opbouw van het panel. Met de ko mst van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (de ZEA) van TNO in samenwerking met het CBS wordt dit thema niet meer via het panel gemeten. figuur 1
Denkkader en opzet van het panel
Bedrijfsvoering
Inkomenspositie
Structurele eigenschappen
Bedrijfskenmerken
Inkomensverzekeringen Objectief succes Economische zelfstandigheid
Zzponderneming Subjectief succes
Marktomstandigheden
Innovatie
Persoonskenmerken ondernemer
Investeringen
Bij elke meting van het panel zijn een of enkele verdiepingsthema's opgenomen. Tot op heden zijn netwerken, de economische crisis, inkomensondersteuning, innovaties, inkomen op de oude dag, economische zelfstandigheid, ondernemende houding, ambities en vermogensopbouw verdiepingsthema’s geweest. In de eerste meting van 2013 is specifiek aandacht gegeven aan opleiding en scholing van de ondernemer. Met ingang van 2012 zijn in het panel twee substantiële wijzigingen doorgevoerd. De eerste wijziging is dat het panel is uitgebreid tot alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven. Het huidige panel omvat nu alle eenpersoonsbedrijven, te onderscheiden in zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en overige ondernemers zonder personeel (ozp’ers).
39
De zzp-definitie zoals gehanteerd in vorige edities blijft relevant, maar die uitsplitsing wordt nu pas in de analysefase gemaakt. Hiermee is het mogelijk om zelfstandigen zonder personeel vanuit een ruime (alle eenpersoonsbedrijven) en een enge definitie (zzp’ers) met elkaar te vergelijken.
Gehanteerde criteria Ondernemers van eenpersoonsbedrijven voldoen aan de volgende criteria:
1. de ondernemer voert zelfstandig ondernemende activiteiten uit; 2. de ondernemer heeft geen personeel; 3. de ondernemer werkt minimaal 15 uur per week in de onderneming. Zzp’ers voldoen aan de volgende aanvullende criteria: 4. de ondernemer heeft geen compagnon (medeondernemer of meewerkende partner die vergelijkbare activiteiten uitvoert en substantieel bijdraagt); 5. de ondernemer verkoopt in de eerste plaats eigen arbeid, kennis, vaardigheden en geen goederen, producten of andermans diensten. Ozp’ers zijn alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven die geen zzp’er zijn. Zij voldoen in elk geval ook aan de criteria van ondernemers van eenpersoonsbedrijven
De tweede wijziging is dat de tweede meting in het jaar wordt uitgevoerd met een internetenquête. Voor goed onderzoek naar bepaalde thema’s zijn complexere meetconstructen nodig. In een beknopte telefonische enquête is dat lastig te realiseren. Het inpassen van een internetenquête biedt ruimte voor een ander type vragen en maakt diepgaander onderzoek mogelijk. Omdat bij een internetenquête de respons lager is dan bij een telefonische enquête is de omvang van het panel met ingang van 2012 verhoogd naar 3.000 deelnemers.
40
Bijlage 3
Technische toelichting I n le i d in g Het zzp-panel voldoet in 2013 aan dezelfde hoge kwaliteitseisen als in de voorgaande metingen. Dit houdt concreet in dat:
een combinatie wordt gebruikt van een telefonische en een internetenquête;
gestratificeerd wordt naar 10 sectoren;
de resultaten worden herwogen op basis van sectorverdeling;
we voldoende waarnemingen hebben om ook betrouwbare uitspraken te kunnen doen voor subgroepen;
met responsverhogende methoden zo veel mogelijk de uitval wordt beperkt;
mogelijk toekomstig onderzoek kan plaatsvinden onder de groep uitvallers;
actief wordt gewerkt aan hernieuwde deelname.
T e le fo n isc he en qu êt e in co mb i na t i e me t ee n in te r ne tm et i ng Deze meting van het panel is in de vorm van een telefonische enquête uitgevoerd. In vergelijking met papieren enquêtes en internetenquêtes levert een telefonische enquête doorgaans een hoog responspercentage op. De betrouwbaarheid van de uitkomst is daardoor hoger en de representativiteit is beter te bewaken. De actieve benadering zorgt verder voor het voorkomen van respondentbias: deelname van een nietaselecte groep zzp'ers. Telefonische enquête is ook praktisch gezien zeer relevant. Op voorhand beschikken wij niet over e-mailadressen van zzp’ers. Het samenstellen van een panel op basis van internet is daarom tijdrovend en kostbaar en het levert mogelijk problemen op voor de betrouwbaarheid. De tweede meting zal worden uitgevoerd als internetmeting. De respons zal daardoor lager uitvallen dan bij een telefonische meting, maar is door de panelopzet vaak hoger dan bij een standaard internetmeting. Responspercentages van 40 à 50% zijn haalbaar. Met de achtergrondinformatie uit de eerdere (telefonische) metingen is een gedegen non-respons analyse mogelijk en zijn ook eventuele correcties in te bouwen. De keuze voor een tweede meting via internet maakt het mogelijk om te variëren in het type vraagstelling en biedt voordelen voor diepgaander onderzoek. S a m en st e l l in g s t eek p roe f Er zijn diverse kaders van waaruit de steekproef kan worden getrokken. Hier is gekozen voor de DM-CD, het adressenbestand van MarktSelect, dat een directe afgeleide is van het Basisregister Bedrijven van de Kamers van Koophandel (KvK). Het bestand van MarktSelect is nog verrijkt met gegevens uit andere registers en is verder opgeschoond. De belangrijkste argumenten voor dit bestand zijn dat het zeer up-to-date is en dat het een aantal kenmerken/gegevens bevat die niet in de andere (van de KvK afgeleide) bestanden aanwezig zijn. Door de DM-CD te gebruiken, sluiten we impliciet grotendeels aan bij de ‘definities’ van
41
het Basisregister Bedrijven. Resultaatgenieters 8 die niet staan ingeschreven, blijven daardoor buiten beschouwing. In het adressenbestand van MarktSelect komen in eerste instantie alleen bedrijven voor die staan ingeschreven met een vast telefoonnummer. Een deel van de zzp’ers is bij de KvK slechts ingeschreven met een mobiel telefoonnummer. Het gaat in totaal om ongeveer 25%. Vooral in de bouw, handel en ICT komt dit voor. Deze groep is meegenomen in de samenstelling van de steekproef. Uit het adressenbestand van DM-CD zijn ondernemers geselecteerd die, gelet op de registratie-informatie, voldoen aan de criteria 1, 2 en 3 van de zzp-definitie. Aan de hand van controlevragen zijn deze criteria nog eens gecontroleerd op vervuiling in het Basisregister Bedrijven. Voor de criteria 4 en 5 is op voorhand niet duidelijk of de respondenten hieraan voldoen. In de enquête is hiervoor door middel van vragen gecontroleerd. Respondenten die niet aan deze laatste twee criteria voldoen, blijven in het panel. Tijdens de analysefase worden hier selecties op gemaakt. S a m en st e l l in g pa n e l In principe bestaat het panel uit circa 3.000 ondernemers van eenpersoonsbedrijven, verdeeld over 10 sectoren/branches. Per sector zijn dat minimaal 250 en maximaal 380 waarnemingen waarover dus betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan (zie tabel 1). Verder zijn er circa 2.400 panelleden die voldoen aan de bekende zzp-definitie (circa 250 per sector). De groep ozp’ers omvat in totaal 600 panelleden, maar die zijn conform de populatieverdeling niet evenredig verdeeld over de sectoren. Uitspraken over ozp’ers zullen daarom betrekking hebben op enkele sectoren waarin zij overwegend actief zijn.
8
42
Personen die resultaat uit overige werkzaamheden op hun IB-formulier van de Belastingdienst opvoeren.
tabel 1
Overzicht betrouwbaarheid uitspraken
Betrouwbaarheidsinterval (Stel dat 30% van de Betrouwbare
respondenten eigenschap Y
Niveau
uitspraken
Steekproefomvang
bezit en 70% dus niet)
Eenpersoonsbedrijven
Ja
3.000
> 28 - 32%
Zzp’ers
Ja
2.400
> 28 - 32%
Ozp’ers
Ja
600
26 - 34%
Zzp’ers versus
Ja
3.000 - 2.400
> 28 - 32%
Ja
Ca. 300
25 - 35%
Ja
Ca. 250
24 - 36%
enkele sectoren
Ca. 60
17 - 43%
eenpersoonsbedrijven Eenpersoonsbedrijven naar sector Zzp’ers naar sector Ozp’ers naar sector
9
O nd e rho ud p a n el Het panel wordt jaarlijks tijdens de eerste meting aangevuld. Bij de aanvulling is rekening gehouden met de verdeling over de sectoren. Ook is weer gebeld onder een groep zzp'ers die alleen met een mobiel nummer staan geregistreerd in het Basisregister bedrijven. Normaal gesproken blijft deze groep buiten het steekproefkader, omdat er voor ‘direct marketing’-doeleinden slecht onderscheid kan worden gemaakt tussen echte zelfstandigen en particulieren (de zogenaamde 'Makropasjeshouders’). Als gevolg van meting via het internet zal de najaarsmeting hoogstwaarschijnlijk een lagere respons opleveren. Alle panelleden die hebben aangegeven in de toekomst benaderd te mogen worden, zullen worden behouden voor het panel. Zij worden in de eerste meting van 2014 weer gebeld. R e sp on sv e ra nt wo or d in g m et in g I va n 20 13 Uit de eerste meting van 2012 konden 2.749 respondenten worden benaderd (zie Bijlage 1). Van het bestaande panel is met 1.916 ondernemers een compleet interview afgerond. Een responspercentage van 70%. Dit is zo hoog omdat het een meting betreft onder bestaande panelleden. Er zijn 1.084 nieuwe panelleden geworven (responspercentage 25%) om het panel weer aan te vullen tot 3.000. Voor het totale panel is de totale respons uitgekomen op 42%. Bijlage 1 geeft een uitgebreid overzicht van de respons in 2013. De participatiegraad is het aantal complete gesprekken binnen de doelgroep en vormt een graadmeter voor de kwaliteit van een panel. Met 82% is deze hoger uitgevallen dan het voorgaande jaar. Hoewel het dit jaar lastiger was om respondenten aan de lijn te krijgen, blijken de bereikte respondenten zeer bereidwillig om mee te werken. Van de huidige panelleden geeft 92% aan dat zij binnen nu en een half jaar weer mogen worden benaderd. Het aandeel panelleden met een bekend e-mailadres is 88% (2.637). Zij kunnen in de najaarsmeting via internet worden benaderd. 9
De vraag is of dit überhaupt wenselijk is om te presenteren (zie verder).
43
W e g in g (na a r ra n dt ota le n C B S ) In vorige edities werd gebruikgemaakt van correctiefactoren om de populatie van zzp’ers te schatten. Door de keuze om alle eenpersoonsbedrijven in het panel op te nemen, kon deze complexe Ten behoeve van de
wegingsprocedure worden losgelaten. Het is nu mogelijk om te wegen
representativiteit
naar de sectorverdeling van bedrijven met 1 werkzame persoon , zoals
zijn de resultaten
gepubliceerd door het CBS. In het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) telt
herwogen naar
het CBS alle eenpersoonsbedrijven tot op 2-digit Standaard
sector. Hiervoor zijn
bedrijfsindeling (SBI). Voor enkele sectoren in het zzp-panel is een
CBS randtotalen uit
opsplitsing gemaakt op 3-digitniveau. Hiervoor is gecorrigeerd. De
het Algemeen
volgende weegfactor is berekend voor het totale panel:
Bedrijvenregister (ABR) gebruikt.
W i = (Sample i / i Samplei )/(ABR_Pop i / i ABR_Pop i ) Waarbij: W i = Weegfactor in sector i Sample i = aantal respondenten in de netto steekproef in sector i ABR_Pop i = sectortotalen ABR gecorrigeerd voor SBI 3-digits in sector i In deze meting van het zzp-panel is de uitval beperkt gebleven tot de panelleden die niet meer telefonisch bereikbaar waren, de weigeraars en de groep die geen ondernemende activiteiten meer uitvoert (screenouts). De uiteindelijke respons is per sector berekend en herwogen volgens de sectorverdeling bedrijven met 1 werkzame persoon in het ABR. De verdeling van respondenten over de onderscheiden sectoren en branches, zowel ongewogen (aantal gesprekken) als gewogen (aandeel populatie), is uiteengezet in tabel 2. Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten is het van belang om het volgende in acht te nemen. Voor de presentatie is zoals gebruikelijk gekozen voor de duiding in (vooral) percentages. Daarbij moet men zich realiseren dat bijvoorbeeld een uitkomst als '10% van de ondernemers kent ernstige omzetproblemen', impliceert dat het ongeveer 70.000 personen betreft.
44
tabel 2
Sectorverdeling en weging van de respons Ongewogen
Gewogen verdeling
frequentie*
conform populatie
Zzp-panel 2013
Aangepast ABR** (aantal bedrijven 1wp)
landbouw
256
3,3%
industrie
257
3,8%
bouw
301
13,1%
handel, horeca, reparatie
318
17,4%
transport, opslag, communicatie
252
4,6%
ICT
266
4,1%
overige zakelijke dienstverlening
351
14,7%
zorg en welzijn
285
5,0%
onderwijs en training
313
4,7%
overige dienstverlening
401
29,4%
3.000
817.843
Totaal
Bron:*) Panteia zzp-panel 2013 en **) CBS Statline (bedrijven naar grootte en SBI 2008), bewerking Panteia: correctie voor SBI in 3 of meer digits.
K a nt te k e n ing en b i j ins tr um e nt en en re su lta te n Een belangrijke kanttekening betreft het grotendeels ontbreken van stoppers. Uit gegevens van het CBS blijkt een recordaantal faillissementen in 2012 (ook van zzp'ers). 10 Dit aspect blijft in dit rapport onbelicht. Aan diegenen die aangaven te zijn gestopt, is gevraagd of zij in een later stadium bereid zijn mee te werken aan een onderzoek onder stoppers. Er kan dan bijvoorbeeld worden onderzocht hoeveel stoppers opnieuw zijn gestart of een baan in loondienst hebben gevonden. Dat laatste kan natuurlijk ook de reden zijn geweest om te stoppen. Vanwege de opzet van het huidige panel met de focus op vergelijking in de tijd is er een kans dat het panel een oververtegenwoordig ing kent van succesvolle ondernemingen die blijven bestaan. Derhalve is in de analysefase op enkele variabelen een vergelijking gemaakt tussen bestaande en nieuwe panelleden. Hieruit kwamen geen grote verschillen tussen beide groepen naar voren. De groep van de ozp’ers in het panel wijkt in die zin af van de zzp’ers, dat zij het bedrijf kunnen voeren samen met een medeondernemer. Daarom is in de analysefase een vergelijking gemaakt tussen de ozp’ers die het bedrijf met een medeondernemer voeren (teamondernemers) en de ozp’ers die het bedrijf alleen voeren. Hieruit kwam naar voren dat de teamondernemers op verschillende aspecten beter scoren. Zo besteden deze ondernemers meer uren aan het bedrijf, realiseert het bedrijf vaker een hogere omzet, is het gehanteerde tarief in 2013 vaker hoger dan in 2012 en is het netto maandinkomen van de ondernemer vaker hoger. 10
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bedrijven/publicaties/artikelen/archief/2013/2013005-pb.htm
45
Bijlage 4
Vraagnr /variabele
Vragenlijst
Omschrijving
Routing BLOK TA SCREENINGSVRAGEN
TA01
Allen
TA02A
Heeft u op dit moment een eigen bedrijf, of voert u zelfstandig ondernemende activiteiten uit? Voert u uw activiteiten in uw bedrijf uit in de vorm van een BV, een eenmanszaak of een andere rechtsvorm? Maatschap/vennootschap
TA02B_1
Hoeveel maten zitten naast uzelf in de maatschap?
TA02C_1
Hoeveel vennoten zitten naast uzelf in de vennootschap?
TA08_1
Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld in uw bedrijf?
Indien maatschap (TA02A=1) Indien vennootschap (TA02A=2) Allen
TA03
Heeft u personeel in loondienst?
Allen
TA04
Heeft (een deel van) het personeel een vast dienstverband, of uitzicht hierop ?
Allen
TA05
Voert u uw bedrijf alleen, met een meewerkend gezinslid, of met een medeondernemer? Voert het meewerkende gezinslid naast eventuele ondersteunende activiteiten ook inhoudelijk vakmatig dezelfde activiteiten uit als uzelf?
Allen
TA07
Maken deze activiteiten een substantieel deel uit van de omzet?
Allen
TA09_1
Kunt u een inschatting geven van het gemiddeld aantal in rekening gebrachte uren per week dat u besteedt in uw bedrijf?
Allen
TA02
TA06
Allen Indien overige rechtsvorm (TA02=3)
Allen
BLOK TB KENMERKEN TB01
In welk jaar bent u als zzp’er begonnen?
Allen
TB06_1
Wat is uw leeftijd?
Allen
TB07
GESLACHT VAN DE RESPONDENT
Allen
TB08
Wat is uw hoogst voltooide schoolopleiding?
Allen
TB02
Verkoopt u vooral goederen of biedt u vooral uw arbeid of diensten aan?
Allen
TB03@
Kunt u in één zin aangeven wat voor goederen u verkoopt?
Indien wijziging t.o.v. 2012 (VB02 <> TB02)
TB04@
Kunt u in één zin aangeven wat voor arbeid u uitvoert of welke diensten u levert?
Indien wijziging t.o.v. 2012 (VB02 <> TB02)
TB09
Tot welke sector behoort uw bedrijf?
Allen
TB10
Dienstverlening van:
Allen
TB11
Wat was uw arbeidsmarktsituatie voorafgaand aan uw start als zzp’er?
Allen
TC01
Hoe hoog was ongeveer de omzet van uw bedrijf in 2012?
Allen
TC02
Hoe kwalificeert u de prijs of het tarief die u uw klanten in rekening brengt?
Allen
TC03
Is de prijs of het tarief die u in 2013 in rekening brengt ten opzichte van 2012:
Allen
TC04
Wat is op dit moment bij benadering uw netto maandinkomen dat u gemiddeld genomen met uw bedrijf verdient?
Allen
BLOK TC BEDRIJFSPRESTATIES EN INKOMEN
47
TC05
Alternatief inkomen
Allen
TC06_1
Welk percentage van uw PERSOONLIJK inkomen is afkomstig uit uw bedrijf?
Allen
TC07_1
Kunt u ook aangeven welk percentage van het totale GEZINSinkomen afkomstig is van uw bedrijf?
Allen
TC08A/B
Terugvalopties
TC09A/B
Hoeveel maanden kunt u nog voorzien in uw levensonderhoud als het inkomen uit uw bedrijf geheel zou wegvallen?
TC11A
Inkomensverzekeringen
50% volgorde TC08A>TC09A, 50% volgorde TC09B/TC08B 50% volgorde TC08A>TC09A, 50% volgorde TC09B/TC08B Allen
TC11B
Betreft de inkomstendervingverzekering als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid een apart afgesloten verzekering voor het inkomen uit uw bedrijf? Zet u een deel van uw huidige inkomen uit uw bedrijf opzij voor uw oude dag?
Indien aansprakelijkheidsverz. (TC11A_02 =ja) Allen
TC13_1
Hoeveel procent van uw inkomen uit uw bedrijf heeft u in 2012 ongeveer opzij gezet voor uw oude dag?
Allen
TC14
Spaarvorm voor oude dag
Allen
TC15
Hoeveel opdrachtgevers/klanten had u in 2012?
Allen
TC16_1
Hoeveel procent van uw jaaromzet in 2012 was afkomstig van uw belangrijkste opdrachtgever/klant?
Allen
TC19
Als u nu vrij mocht kiezen, werkt u dan liever in loondienst of als zelfstandige?
Allen
TC12
BLOK OPL OPLEIDING EN SCHOLING OPL01NW_1
In welk jaar heeft u voor het laatst deelgenomen aan een opleiding, cursus of training?
Allen
OPL02
Wat voor soort opleiding, cursus of training was dat?
Indien opleiding sinds 2011 (OPL01NW >2010)
OPL03
Wat was voor u het belangrijkste doel van deze opleiding, cursus of training?
Indien (OPL01NW >2010)
OPL04_1
Hoeveel tijd heeft u aan deze opleiding, cursus of training besteed?
Indien (OPL01NW >2010)
OPL05_1
Wat waren de kosten van deze opleiding, cursus of training?
Indien (OPL01NW >2010)
OPL12A
Heeft een van uw opdrachtgevers deze opleiding, cursus of training volledig of gedeeltelijk betaald, of verzorgd?
Indien (OPL01NW >2010)
OPL12B_1
Welk deel, in procenten, heeft uw opdrachtgever betaald?
OPL13
Is de deelname aan deze opleiding, cursus of training verplicht gesteld door een opdrachtgever?
OPL06
Heeft u in 2012 (of 2013) nog meer opleidingen, cursussen of traingen gevolgd?
Indien (deels) betaald door opdrg (OPL01NW >2010 & OPL12A =2) Indien OPL03 is niet verplicht (OPL01NW >2010 & OPL03 ~= 6) Indien OPL01NW = 2013 of OPL01NW = 2012
OPL11A_1
Hoeveel geld heeft u vorig jaar (2012) in totaal besteed aan opleiding, cursus of training? Heeft u bij de belastingaangifte over 2012 gebruikgemaakt van de fiscale aftrekmogelijkheden voor scholing?
OPL06 = 1
Allen
OPL08B
Vindt u dat u in het algemeen voldoende tijd aan opleiding of bijscholing besteedt? Wat is daarvoor de belangrijkste reden?
OPL08C
Aan welk opleidingsdoel zou u meer tijd willen besteden?
Indien onvoldoende opleiding (OPL08A=2)
OPL07A
Heeft u voor uzelf een opleidingsplan opgesteld?
Allen
OPL07B
Bent u van plan op korte termijn een opleidingsplan op te stellen?
OPL07A = 2
OPL11B OPL08A
48
OPL06 = 1
Indien onvoldoende opleiding (OPL08A=2)
OPL10
Heeft u ooit, in het onderwijs of in een opleiding of cursus, scholing gevolgd op het gebied van ondernemerschap?
Allen
OPL14A
Bent u bekend met een O&O-fonds in uw sector?
Allen
OPL14B
Heeft u in 2012 gebruik gemaakt van diensten die aangeboden worden door een O&O-fonds in uw sector?
Indien OPL14A = 1
OPL14C
Van welke diensten heeft u gebruik gemaakt?
Indien OPL14B = 1
OPL14D
Waarom heeft u geen gebruik gemaakt van de diensten die O&O-fondsen bieden?
Indien OPL14B = 2
TD01
Heeft u in de afgelopen drie jaar ZELF nieuwe producten of diensten op de markt gebracht? Heeft u de laatste drie jaar ook producten of diensten op de markt gebracht die nieuw zijn voor uw bedrijfstak?
Allen
En heeft u in de afgelopen drie jaar ook producten of diensten op eigen kracht ontwikkeld? Heeft u in de afgelopen drie jaar in uw eigen werk-, productie- of leveringsmethoden verbeteringen of vernieuwingen doorgevoerd?
Allen
Allen
TD06A
En zijn daarbij ook verbeteringen of vernieuwingen die u op eigen kracht heeft ontwikkeld? Heeft u in 2012 samengewerkt met andere zzp’ers?
TD06BNW
Wat was voor u de belangrijkste reden om samen te werken met andere zzp’ers?
Allen
BLOK TD INNOVATIE EN SAMENWERKING
TD02 TD03 TD04 TD05
Allen
Allen
Allen
AFSLUITING
49
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201353
19-11-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update oktober 2013
A201351
21-11-2013
Innovatie en internationalisering in het MKB
A201350
12-11-2013
Innovatie in het MKB, ontwikkelingen in de periode 2002-2013
A201349
31-10-2013
Fulfilment van online verkoop
A201348
15-10-2013
De overheid als klant van het MKB
A201346
08-10-2013
De innovativiteit van het MKB in 2013
A201345
19-09-2013
Monitor buitenlandse investeringen MKB
A201344
14-11-2013
Sectorale veranderingen in de Nederlandse economie
A201343
03-04-2013
Geen vertrouwen ondernemers in het economische beleid -
A201342
12-09-2013
Verschillen tussen uitzendondernemingen
A201341
17-10-2013
Economische effecten verlaging van de administratieve
A201340
19-08-2013
Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011
A201339
22-08-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update augustus 2013
A201338
12-09-2013
Bedrijfsfinanciering: zó kan het ook!
A201337
03-09-2013
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012
A201336
27-11-2013
Inkomens Zelfstandigen 2012
A201335
01-07-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en
A201334
15-07-2013
De rol van sociale media bij innovatie door zzp’ers
A201333
02-07-2013
Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren
A201332
02-07-2013
Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording
A201331
04-07-2013
Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers
A201330
25-06-2013
Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?
A201329
18-06-2013
Monitor Inkomens Ondernemers
A201328
27-06-2013
Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie
A201327
16-07-2013
Innoveren achter de schermen
A201326
19-07-2013
De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014
A201325
9-07-2013
Minirapportage biomaterialen
A201324
5-06-2013
Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren
A201323
06-06-2013
Kleinschalig ondernemen 2013
A201322
13-06-2013
Topsectoren in beeld - Bekendheid met het
A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201320
04-06-2013
Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers
A201319
11-06-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling
A201318
April 2013
A201317
16-05-2013
Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland
A201316
31-05-2013
Intellectueel eigendom topsectoren
A201315
07-05-2013
MKB verdeeld over kabinetsbeleid
A201314
02-05-2013
Topsectoren in beeld
A201313
28-03-2013
Concurrentie in het MKB
Najaar 2013
lasten voor het bedrijfsleven
2014 – Update juni
topsectorenbeleid en beleving van het ondernemingsklimaat
MKB en ondernemerschap in zakformaat, Editie 2012/2013
51
A201312
25-03-2013
Alles flex, is dat een mismatch?
A201311
09-04-2013
Challengers: hun kenmerken en succesfactoren
A201310
04-04-2013
Wie wordt werkgever?
A201309
16-04-2013
Oudedagsvoorziening in het MKB
A201308
11-04-2013
Benchmark klanten Qredits
A201306
21-02-2013
De waarde van sociaal ondernemerschap
A201305
24-01-2013
Grondstofschaarste?
A201304
02-04-2013
Gezocht: werklocatie 3.0
A201303
24-01-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en
A201302
08-01-2013
Financiering van innovatie in het MKB
A201218
15-01-2013
Samen starten
A201217
17-01-2013
Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder
2013 - Update december
personeel A201216
9-1-2013
A201215
19-12-2012
Financieringsmonitor topsectoren 2012
A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
Gebruikers en communities
A201209
8-8-2012
Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende MKB
A201202
16-4-2012
Vergrijzing en ondernemerschap
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en
A201108
14-7-2011
Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands
A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010
A201101
5-1-2011
Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
Ondernemen zonder personeel
Hoe werken bedrijven samen in projecten?
grootbedrijf 1995-2015
52
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap 2010