®
BUSINESS
NATIONAAL
T H E M A
Was in de tachtiger jaren in zekere zin nog sprake van 'overscholing', anno 2006 lijkt Nederland op het gebied van scholing van de beroepsbevolking allesbehalve een koppositie in te nemen. Er dreigt een gebrek te ontstaan aan hoger opgeleiden en hun inzetbaarheid laat vaak te wensen over. Op de arbeidsmarkt blijven vacatures onvervuld, terwijl tegelijkertijd werkzoekenden niet aan de slag kunnen komen. We spraken over deze problematiek met prof. dr. Andries de Grip, hoogleraar aan de economische faculteit van de Universiteit Maastricht. Hij geeft binnen het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) leiding aan de onderzoeksgroep die zich bezighoudt met arbeid en scholing.
Arbeid en scholing:
MATCH OF MISMATCH? innen het ROA wordt onderzoek verricht op diverse terreinen.‘We maken arbeidsmarktprognoses en voeren schoolverlatersonderzoek uit op alle niveaus,’ vertelt De Grip. ‘Ook maken we samen met instituten uit andere landen deel uit van verschillende internationale onderzoeksgroepen op het terrein van onderwijs en arbeidsmarkt.’
B
Harde sector Innovaties op technologisch gebied zijn voor een land essentieel om de concurrentiestrijd het hoofd te kunnen bieden. Kennisontwikkeling en scholing zijn daarbij weliswaar een voorwaarde, maar volgens De Grip is het hebben van vakcompetenties alleen niet meer voldoende. Een actueel onderzoek van de ROA heeft betrekking op de metalektroindustrie, waarbij onderzocht wordt wat de toekomstige uitdagingen zijn op het gebied van human resources management in deze branche.‘Uit dit onderzoek komt naar voren dat in zo’n relatief
harde sector naast vaktechnische competenties vooral ook behoefte is aan gedragscompetenties bij medewerkers. Meer dan ooit moeten mensen over voldoende communicatieve en commerciële vaardigheden beschikken om ervoor te zorgen, dat metalektro-bedrijven hun concurrentievoordeel behouden. Het versterken van het competentieniveau is belangrijk, maar met name de brede inzetbaarheid van personeel krijgt extra aandacht. Een betere aansluiting van opleidingen en trainingen op de benodigde competenties is een voorwaarde. Binnen de bedrijven zelf wil men een “leerrijke” omgeving stimuleren om ook de instromende schoolverlaters een goede training on the job te bieden. Om lager opgeleiden in de toekomst werk te kunnen bieden, krijgt ook hier verdere scholing prioriteit. Dit leidt tot een grotere doorstroom van personeel. In de zogeheten POFI-agenda heeft de metalektro-sector de competenties samengevat waarover toekomstige medewerkers
BUSINESS Nationaal ● Landelijk katern van de regionale zakenmagazines Postbus 14101, 3508 SE Utrecht, Mecklenburglaan 16, 3581 NW Utrecht Telefoon (030) 2512818; fax (030) 2512819; e-mail
[email protected]; www.business-nationaal.nl ● Eindredactie: Hans Hajée ● Medewerkers: Arie Craanen, Jean Geldens, Cees Louwers, Mart Rienstra, Tony Vos ● Advertentieacquisitie: Van Munster Media, telefoon 024-3738505 ● Vormgeving: bpMedia+Design, Tilburg Copyrights: Het auteursrecht op de in Business verschenen artikelen wordt door de uitgever voorbehouden.
N A T I O N A A L
1
T H E M A een behoorlijke uitdaging op onze samenleving af en dat betekent, dat we hier flinke winst kunnen boeken. Klantencontacten kunnen onderhouden op hoog niveau, in staat zijn tot netwerken; dat zijn belangrijke tendensen die de kwaliteit van de dienstverlening vergroten en daarmee de toegevoegde waarde van bedrijven doet toenemen. De vraag is echter of dit soort zaken allemaal op het bordje van het onderwijs moet liggen. Uit ons onderzoek onder afgestudeerden blijkt dat schoolverlaters deze vaardigheden missen, maar ze geven vaak aan dat hun school hieraan niet meer zou hoeven te doen. Zoiets leer je immers vooral in de praktijk; training on the job en functieroulatie dragen veel bij aan het verwerven van deze gedragscompetenties. Maar het is ook een kwestie van cultuur en attitude, flexibele instelling en initiatief, in feite van een onderlinge wisselwerking tussen deze competenties. Mensen moeten de vaardigheden hebben, maar datzelfde geldt natuurlijk voor de bedrijven waarin ze werken. De bedrijfscultuur moet zich ervoor lenen. In sommige bedrijven kan het tonen van initiatief als lastig en bedreigend worden ervaren en dan druk je het de kop in.’
Andries de Grip: ‘Het onderwijs is de werkvloer kwijtgeraakt’.
moeten beschikken: probleemoplossend vermogen, omgaan met veranderingen, flexibiliteit en initiatief tonen.’ Praktijk ‘Het blijkt dat het ook voor andere sectoren ongelofelijk belangrijk is dat personeel op meerdere plekken inzetbaar is, breder geschoold is, kan werken in wisselende teamverbanden, goed is in klantencontacten en zelf initiatief neemt,’ vervolgt De Grip. ‘Het is natuurlijk onzin dat technici geen vaktechnische competenties zouden moeten hebben, maar dat alleen is niet meer goed genoeg. Er komt 2
B U S I N E S S
Zorgen Volgens De Grip gaan de ontwikkelingen razendsnel, zeker voor het MKB waar het personeelsbeleid van nature vaak meer op de korte termijn is gericht. ‘Voor bedrijven die geen rekening houden met de bovengenoemde ontwikkelingen en de veranderingen op de arbeidsmarkt, is het vroeg of laat afgelopen. Een bedrijf dat met onze loonniveaus een simpel product maakt zonder enige meerwaarde, kan in de toekomst niet meer concurreren. Upgrading van de medewerkers betekent in de praktijk een upgrading van je onderneming.Als een ondernemer zich dus realiseert dat het in zijn bedrijf zo’n vaart niet loopt met de behoefte aan vaktechnische en gedragscompetenties bij zijn medewerkers, moet hij zich grote zorgen maken over de toekomst van zijn bedrijf.Alles wat zo’n onderneming produceert, kunnen landen als China of India net zo goed, maar stukken goedkoper. Zoek je het echter in specialistische productie, dan heb je weliswaar gekwalificeerd personeel nodig, maar kom je tegelijkertijd
ook terecht in interessante markten met toekomstperspectief. De kunst is om je te onderscheiden in kwaliteit en meerwaarde. Daarvoor heb je niet alleen vaktechnisch gekwalificeerd personeel nodig, maar ook gemotiveerde medewerkers met de juiste gedragsvaardigheden.’ Praktijkleren Upgrading levert niet alleen een concurrentievoordeel op, het is volgens De Grip ook de enige manier om ons huidige loonpeil te kunnen legitimeren en vast te houden. ‘De lager opgeleiden zullen het kind van de rekening zijn. Daarom is het maatschappelijk van groot belang dat ook zij zoveel mogelijk worden opgeschoold. Lager opgeleiden kunnen – ook in de toekomst – nog best wel ergens een baan vinden, maar kunnen zich niet langdurig handhaven op de arbeidsmarkt.Vaak zijn ze al voor hun veertigste weg, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid of langdurige werkloosheid. Als het ons maar lukt een belangrijk deel van deze groep door scholing een beter perspectief te bieden, dan krijgt de rest het ook weer wat gemakkelijker om een baan te vinden, omdat het arbeidsaanbod van lager opgeleiden afneemt.’
UPGRADING IS DE ENIGE MANIER OM ONS HUIDIGE L O O N P E I L VA S T TE HOUDEN Volgens De Grip moeten overheid en bedrijfsleven hierop inzetten en bijvoorbeeld meer investeren in EVC-achtige trajecten. EVC staat voor Erkenning van (elders) Verworven Competenties en is een instrument om inzicht te krijgen in wat mensen kunnen en kennen. EVC kan leiden tot vrijstellingen binnen een opleiding of tot de formele erkenning van competenties in de vorm van een diploma, zonder dat de opleiding is gevolgd. Bij ROC’s bijvoorbeeld kan dan in een zo kort mogelijk traject een erkend diploma worden gehaald. Daarmee wordt de toegankelijkheid van het onderwijs voor nieuwe doelgroepen vergroot.
T H E M A EVC is vooral ook van belang voor mensen die veel werk- en levenservaring hebben opgedaan, maar dat niet met diploma’s kunnen aantonen. Denk aan ouderen, herintreders, nieuwkomers, werkzoekenden en gehandicapten. De Grip’s advies is derhalve: zet ook het praktijkleren weer hoog op de maatschappelijke agenda. Tinbergen Een langetermijnontwikkeling op de arbeidsmarkt komt niet uit de lucht vallen, maar is een geleidelijk proces. ‘Als je goed kijkt, zie je dat deze tendens al sinds de Tweede Wereldoorlog loopt, maar nu steeds manifester wordt.We hebben een ontwikkeling doorgemaakt van maakindustrie naar dienstverlening. Het wordt steeds minder duidelijk in welke sector je een bedrijf moet situeren. Neem nu Siemens; is dat een industrieel bedrijf of een onderneming in de dienstensector? In deze hele ontwikkeling is, zoals professor Jan Tinbergen het al uitdrukte, sprake van een “permanente race tussen technologie en onderwijs”. De ene keer ligt technologie voorop in deze wedloop, de andere keer weer het onderwijs. Het zijn golfbewegingen in vraag en aanbod en dan gaat altijd wel wat mis in de matching. Nu zitten we weer met een tekort aan hoger opgeleiden en zoeken we naar oplossingen om vraag en aanbod op elkaar te laten aansluiten. Active aging, het langer inzetbaar houden van ouderen, is in dit verband een mogelijkheid. Het geeft ook de lager opgeleiden een kans op een langer arbeidsperspectief. De zogenaamde Persoonlijke Ontwikkelings Rekening (POR) kan hierbij eveneens een bruikbaar instrument zijn, waarbij ook werkgevers financieel zouden moeten bijdragen om te zorgen dat mensen langer aan het arbeidsproces kunnen deelnemen. Als de bouwsector weet dat je een metselaar niet tot zijn 65-ste kunt laten metselen, moet er geld komen om die mensen te laten omscholen. Dat is niet alleen een sociale overweging, maar vooral ook een economische. Je kunt nu immers mensen aan de slag houden en voorkomen dat ze door hun rug gaan en dan op de loonkosten van anderen drukken.’ Professionaliseringsparadox Is het onderwijs in dit krachtenveld wel genoeg vernieuwend? Sluit het vol-
ENKELE PRAKTISCHE HANDREIKINGEN MET HET OOG OP DE TOEKOMSTIGE ARBEIDSMARKT 1. Ga na of uw marktsegment nog toekomst heeft. Zo niet, wat moet er veranderen? 2. Anticipeer en bedenk hoe u ook in de toekomst aan goed personeel komt. 3. Hoe is uw positie op de arbeidsmarkt? Leg contacten met scholen, zorg voor een aantrekkelijk imago voor nieuwe medewerkers, creëer stageplaatsen en biedt loopbaanperspectief. 4. Zoek naar samenwerkingsmogelijkheden in de branche en met bedrijven uit andere branches (netwerken). 5. Bekijk of collegiaal inlenen en uitlenen van medewerkers een optie is. 6. Maak een arrangement met bedrijven waarvan u toeleverancier of afnemer bent. 7. Sluit allianties in de regio.
doende aan op de praktijk? Andries de Grip glimlacht: ‘Misschien is het onderwijs wel op een verkeerde manier vernieuwend. Natuurlijk moet onderwijs zich aanpassen en veranderen, maar het heeft wel een hele slechte record op de manier zoals het nu loopt. Ook de Onderwijsraad heeft kritiek op de gang van zaken en vindt dat vaak methoden worden geïntroduceerd zonder dat duidelijk is dat het nieuwe beter is dan het voorgaande. Op basis van hele “lichte” ideeën worden naar mijn mening enorme veranderingen doorgevoerd, waarvan we amper weten welk effect ze hebben. Het onderwijs zou net als het bedrijfsleven veel meer aan research en development moeten doen. Zorg dat je goede vernieuwingsstrategieën hebt en een daarbij passend bedrijfsmodel. Niet op grote schaal ineens maar veranderingen doorvoeren, maar eerst op kleine schaal met experimenten en pilots testen of iets werkt. Bovendien is er in het onderwijs in zekere zin sprake van een professionaliseringsparadox. De instellingen worden steeds professioneler, de werkvloer wordt daarentegen steeds meer instrumenteel ingezet. Het onderwijs is hierdoor de werkvloer kwijtgeraakt als een professionele vernieuwingsbron. Ze gaan eigenlijk geheel in tegen de ontwikkelingen in het bedrijfsleven die ik eerder schetste. Het onderwijs komt blijkbaar zelf niet op zo’n idee als de POFI-agenda in de metalektro-sector, waardoor leraren kunnen worden aangesproken op deze extra competenties. Zoiets invoeren zal overigens niet bepaald een gemakkelijke klus zijn. De bedrijfscultuur in het onderwijs is de laatste jaren verslechterd door de vooraf onvoldoende doordachte groot-
schalige vernieuwingen die leraren over zich heen hebben gehad.’ Sociale innovatie In hoeverre is het flexibele dienstverband een mogelijkheid om de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt enigszins op te lossen? ‘Als je naar de cijfers kijkt, zie je daar absoluut geen ontwikkeling in,’ zegt De Grip. ‘Flexibele werkverbanden zijn vooral conjunctuurafhankelijk. Als het economisch minder gaat, nemen de tijdelijke contracten toe. Dat heeft alles te maken met onderhandelingsmacht. Zodra het beter gaat, stijgt het aantal vaste contracten weer. In veel sectoren zie je dat flexibele werkverbanden minder goed werken, in branches zoals de journalistiek is het juist wel een goede oplossing. Mensen willen uiteindelijk toch het liefst een vast dienstverband en in veel sectoren is dat ook economisch gezien erg belangrijk. Flexibele werkverbanden hebben het nadeel dat partijen niet in elkaar durven te investeren, dat geldt voor scholing maar ook voor commitment. Sommige van oorsprong flexibele werkverbanden worden steeds vaster. Kijk maar naar de uitzenden detacheringsbranche, waar men de wens van bedrijven om te kunnen fluctueren met hun personeel combineert met het aanbieden van vaste werkverbanden aan de uitzendkrachten. Dat is een goede sociale innovatie waar de Nederlandse economie veel baat bij heeft. Ik geloof niet zo in flexibele dienstverbanden, wel in de flexibele inzetbaarheid van mensen.’ Tekst: D R S . A R I E F . O . C R A A N E N Fotografie: A A R T D E B A K K E R ■
N A T I O N A A L
3
T R E N D S
DIE ENE ESSENTIE VAN LEIDERSCHAP DOOR MARCUS BUCKINGHAM Wat doen managers eigenlijk? En wat zouden ze moeten doen? Hoe kun je effectief leiding geven? Wat verwachten werknemers van een leider? En hoe kan iemand zijn talenten verder ontwikkelen om permanent succes te bereiken? In Die ene essentie van leiderschap gaat Marcus Buckingham in op deze en andere vragen. Hij komt tot verrassende inzichten, die de kern van leiding geven weergeven. Buckingham bespreekt in zijn boek drie aspecten van leiderschap: sterk managen, sterk leiden en permanent individueel succes. Hij stelt dat deze elementen belangrijk zijn voor het bereiken van persoonlijk succes, maar cruciaal als het er om gaat, dit succes te continueren en uit te breiden. 255 pagina’s. Spectrum, ISBN 90-2742-616-3. Prijs € 24,95.
DE ONMISBAARHEIDSFACTOR DOOR FLORIS HURTS Het wordt voor organisaties steeds moeilijker om zich met een product of dienst te onderscheiden. Een scherpe prijs alleen is niet voldoende om met succes de concurrentie aan te kunnen gaan. Service en gemak voor de klant zijn essentieel; denk aan zaken als minder tijdverlies, een eenvoudiger toepassing en het direct geven van de juiste informatie, maar ook het bereikbaar zijn op momenten dat de klant daar behoefte aan heeft. Veel bedrijven slagen er niet in om kwalitatief goede dienstverlening te bieden. Klanten verwachten service die rekening houdt met hun situatie, maar merken daar in de praktijk vaak weinig van. De onmisbaarheidsfactor laat zien dat het ook anders kan. Floris Hurts beschrijft in dit boek hoe bedrijven dienstverlening kunnen realiseren die klanten niet meer willen missen.Volgens de auteur gaat het hierbij niet om de diensten zelf, maar om het serviceconcept van de organisatie. In zeven stappen laat De onmisbaarheidsfactor zien hoe een organisatie een sterke voorkeurspositie kan opbouwen. Elke stap wordt geïllustreerd met tips, schema’s, denkmodellen en praktijkvoorbeelden.
190 pagina’s.Thema, ISBN 90-5871-176-5. Prijs € 25,-.
EEN HELE ONDERNEMING DOOR HENK JONKER EN HANS JANSSEN Veel boeken over veranderingen in organisaties gebruiken de metafoor van een reis. Henk Jonker en Hans Janssen, auteurs van Een hele onderneming, concentreren zich vooral op de bagage die nodig is om deze reis met goed gevolg te voltooien. De toonzetting van het boek wijkt echter af van veel andere literatuur over het onderwerp. Jonker en Janssen zetten namelijk vraagtekens bij de ambities van organisaties om veranderingen door te voeren. Een kritische blik vooraf kan verhelderend werken; meer aandacht voor het realiteitsgehalte van de ambities biedt volgens de auteurs bescherming tegen het grootste gevaar bij organisatieverandering: wishful thinking. Een hele onderneming appelleert aan de veranderwil van organisaties, maar maakt tegelijkertijd duidelijk dat deze niet vanzelfsprekend is. Er zijn vaak legitieme redenen om dwars te liggen, zeker als de plannen voor verandering niet overtuigend zijn. Ook zijn organisaties broze coalities, vooral wanneer zij onder druk staan. 116 pagina’s. Scriptum, ISBN 90-5594-452-1. Prijs € 17,95.
4
B U S I N E S S
DE MANAGEMENT TOOLBOX Ook in de managementliteratuur wint de audio-cd aan populariteit. Het gemak van deze informatiedrager spreekt veel mensen aan; de verloren uurtjes, bijvoorbeeld in de file, kunnen met een geringe inspanning toch nuttig worden besteed. De Management Toolbox speelt in op deze behoefte. Het is een reeks van tien cd’s met praktische informatie over vaardigheden, die elke manager geacht wordt te beheersen. Denk hierbij aan het houden van een presentatie, het voeren van onderhandelingen, het managen van conflicten en het optimaal functioneren in een team. Per cd wordt een thema uit de navolgende reeks behandeld: Time management, Coaching, Presenteren, Onderhandelen,Vergaderen, Leidinggeven, Werken in teams, Conflictmanagement, Motiveren en Besluitvorming. Telkens is de meest gebruikte literatuur als uitgangspunt genomen om de onderwerpen van diverse kanten te belichten. Op elke cd staat een pdf met de integrale tekst. Ook wordt verwezen naar aanvullende bronnen. Mainpress,ISBN 90-7738-726-9.Prijs € 23,95 per cd of € 199,50 voor de complete reeks.
T R E N D S
‘Niet alle omzet via de wet’
ARBOBRANCHE MAAKT ZICH OP VOOR OMSLAG Het ziekteverzuim in Nederland daalt en dus is er minder werk voor arbodiensten. Ook het schrappen van de wettelijke verplichting voor bedrijven om zich aan te sluiten bij een arbodienst leidde tot omzetverlies. Toch is deze liberalisering uiteindelijk een goede zaak, meent de brancheorganisatie BOA. ‘Het is niet goed als alle omzet via de wet komt’. De sector maakt zich daarom op voor een omslag. Zo is bijvoorbeeld op het gebied van preventie nog genoeg werk te doen.
et is wel het moment om te praten over de markt voor arbodiensten. Het nieuws over de ontslagen bij Arbo Unie, een van de grote spelers, is nog vers. De dienst schrapt 480 voltijdbanen en gedwongen ontslagen zijn daarbij niet uitgesloten. De belangrijkste reden van de neergang: het dalende ziekteverzuim. Daarmee lijkt de branche in haar eigen staart te bijten, maar directeur Ton Schoenmaeckers van de Branche Organisatie Arbodiensten (BOA) plaatst de ontwikkelingen graag in een breder perspectief. ‘Het ziekteverzuim in Nederland is de laatste tien jaar over de hele linie gedaald. Daardoor is de waardering voor het werk van arbodiensten sterk gestegen. De relaties met de aangesloten bedrijven zijn veel beter. De keerzijde
H
Ton Schoenmaeckers: ‘Het gaat erom dat mensen hun werk belangrijk vinden, zich goed voelen en borrelen van ideeën’.
6
B U S I N E S S
T R E N D S hiervan is wel, dat het succes minder declarabele uren oplevert.’ Wettelijke verplichting Vorig jaar incasseerde de sector een gevoelige klap. Sinds 1 juli is het voor bedrijven niet meer wettelijk verplicht om aangesloten te zijn bij een arbodienst. ‘De inhoud van de contracten werd anders. Klanten wilden meer flexibiliteit om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen bij het regelen van arbozaken. Tegelijkertijd ging het slecht met de economie, waardoor de budgetten bij ondernemingen voor arbozaken niet stegen.’ Maar Schoenmaeckers geeft de liberalisering van de markt zeker niet de schuld. ‘We zijn daar juist erg voor, laat hierover geen misverstand bestaan. Het is goed dat de arbodiensten uit de sfeer komen van opgedrongen dienstverlening. Het vraagt om aanpassing van ons pakket en dat willen we ook heel graag bieden. Het is niet gezond als alle omzet via de wet komt.’ Adviseur De BOA verwacht de komende jaren veel van preventie en voorlichting. ‘Een arbodienst is meer dan een “verzuimboer”. We merken dat veel bedrijven juist geïnteresseerd zijn in preventie en willen voorkomen dat hun medewerkers ziek worden. Aan de “voorkant” is nog veel te doen aan de aanpak van verzuim. Arbodiensten hebben de expertise hiervoor. Onze dienstverlening schuift op richting human resource-achtige activiteiten; de nadruk komt meer te liggen op advisering.’ Door het bredere dienstenpakket hebben arbodiensten ook andere werknemers nodig, meent Schoenmaeckers. Zo heeft de traditionele bedrijfsarts zijn langste tijd gehad. ‘De dokter moet niet meer de hele dag in zijn spreekkamer zitten en verzuimgevallen oplossen. Hij kan ook heel goed de rol van advi-
UITVAL BEPERKEN De Branche Organisatie Arbodiensten (BOA) behartigt de belangen van de aangesloten gecertificeerde arbodiensten. Hierbij gaat het zowel om interne als externe arbodiensten. Gezamenlijk dekken zij tachtig procent van de totale markt voor arbodienstverlening. De BOA wil een klimaat scheppen waarin deze dienstverlening optimaal tot zijn recht komt en een maximale bijdrage wordt geleverd aan veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers op hun werkplek. Dit alles met als doel, uitval door ziekte of arbeidsongeschiktheid te beperken. Om dat te bereiken, onderhoudt de BOA contact met politici, beleidsmakers, werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke groepen die betrokken zijn bij arbodienstverlening.Voor meer informatie: www.boaplein.nl
seur vervullen en op directieniveau meepraten over arbeidsomstandigheden en dergelijke. Dat vereist een omslag, maar het komt onze branche zeker ten goede.’ Vergrijzing Een van de mogelijke thema’s waar de arbodiensten zich de komende jaren op kunnen richten, is de vergrijzing. Het aantal werkende 50-plussers in Nederland is in tien jaar met zestig procent toegenomen. Werkgevers zullen in hun arbeidsbeleid dan ook meer rekening moeten houden met deze groeiende groep, omdat ze in de toekomst steeds vaker te maken krijgen met oudere werknemers. Schoenmaeckers: ‘Daar ligt een grote uitdaging. De arbeidsmarkt wordt krapper en de tendens is dat mensen langer moeten doorwerken voor ze met pensioen gaan. Het is bij veel ondernemingen al een drijfveer om zo min mogelijk mensen af te laten vloeien. Daarbij spelen ook goede arbeidsomstandigheden een rol.’ Hetzelfde geldt voor de toenemende werkstress. TNO Kwaliteit en Leven heeft onderzocht dat een op de drie werknemers op de werkvloer daar in meer of mindere mate last van heeft. Dat
ARBO PLATFORM NEDERLAND Het Arbo Platform Nederland is een netwerkorganisatie die is ingesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De bedoeling is om via kennisoverdracht veilig en gezond werken te stimuleren. Naast werkgevers- en werknemersorganisaties maakt ook de BOA deel uit van dit platform. Op de website www.arbo.nl is onder meer informatie te vinden over feiten en regels op het gebied van arbeidsomstandigheden, medezeggenschap en gezondheidsrisico’s.
kan leiden tot gezondheidsklachten als slapeloosheid en hartproblemen. ‘Dat thema is van alle tijden, maar we gaan er nu anders mee om.Vroeger waren we er om onheil te voorkomen; om de risico’s in kaart te brengen en te zorgen dat zo weinig mogelijk ongelukken plaatsvonden. Nu gaat het er bedrijven meer om een goede werkgever te zijn, door mensen te stimuleren en ervoor te zorgen dat ze plezier hebben in hun werk.’ Dat is allemaal een kwestie van maatwerk, stelt de BOA-directeur. ‘De tijd dat we werkten met slogans als: “Maak uw werknemers beter, gebruik onze methoden” is voorbij. Het gaat erom dat mensen hun werk belangrijk vinden, zich goed voelen en borrelen van ideeën. Daar heeft een werkgever wat aan.’ Gevolgen In 2006 verwacht de BOA nog geen grote ommekeer. De omzet in de branche blijft gelijk of zal licht dalen. Op de middellange termijn echter komt er weer een opleving, door de geschetste nieuwe diensten op het gebied van arbeid en vitaliteit. Somber over de toekomst is Schoenmaeckers dan ook geenszins.‘We zitten echt in een groeimarkt. Natuurlijk zullen er diensten verdwijnen, maar er komen meer, wellicht andere aanbieders voor terug. Producten en ondernemingen uit andere markten komen naar ons toe, denk aan zorgverzekeraars en reïntegratiebedrijven. Dat heeft voor de BOA uiteraard gevolgen.We zijn al bezig met die omslag. Op termijn ontstaat er misschien een nieuwe constructie, met ook andere leden.’ Tekst: J E A N G E L D E N S Fotografie: B V A ■
N A T I O N A A L
7
P L AT F O R M
Met het tot leven wekken van het logo gaf prinses Máxima op 21 april het startsein voor de landelijke introductie van WorkMate, een nieuw initiatief dat werknemers van bedrijven en overheidsorganisaties uitnodigt deel te nemen aan concrete incidentele vrijwilligersactiviteiten bij maatschappelijke organisaties en goede doelen. Voor de feestelijke bijeenkomst waren ruim 200 afgevaardigden uit bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties naar het Fortis Circustheater in Scheveningen gekomen.
WORKMATE WERKT VOOR GOEDE DOELEN
orkMate speelt in op een belangrijke ontwikkeling in de Nederlandse samenleving. Enerzijds hebben maatschappelijke organisaties veel moeite om vrijwilligers aan zich te binden.Aan de andere kant is er een groot aantal mensen, vooral werkenden, dat ondanks een druk bestaan best af en toe de handen uit de mouwen wil steken voor een goed doel, maar niet echt een idee heeft hoe dat te organiseren. WorkMate koppelt beide groepen concreet aan elkaar.
W
Match Het systeem werkt eenvoudig. Een werkgever sluit zich aan en enthousiasmeert zijn medewerkers om een kijkje te nemen op workmate.nu. Daar vult een medewerker zijn of haar persoonlijke profiel in. Hij of zij kiest voor activiteiten in de categorie mens, dier of natuur en milieu. Een maatschappelijke organisatie plaatst op WorkMate een uitnodiging voor een concrete activiteit waarbij zij extra hulp kan gebruiken en WorkMate koppelt beide partijen automatisch aan elkaar. De werknemer ontvangt per email bericht dat er een uitnodiging voor
hem of haar klaar staat, die door een druk op de knop kan worden geaccepteerd. Daarmee is de match een feit en kan de medewerker aan de slag voor het goede doel. Energie Ten tijde van de landelijke introductie hadden zich al twintig goede doelen en maatschappelijke organisaties, twaalf grote bedrijven, twee ministeries en vier gemeentes aangesloten bij WorkMate. Bekende Nederlanders uit de top van bedrijfsleven en politiek hebben zich eveneens aan het concept en de organisatie verbonden. Oud-topman van Philips en voormalig directeur van het Nederlandse Rode Kruis Jan Post is eerste ambassadeur, terwijl SER-lid en voormalig staatssecretaris Margo Vliegenthart voorzitter is van de Raad van Toezicht. Tijdens de ontvangst na afloop liet prinses Máxima zich uitgebreid informeren over de werkwijze van WorkMate en wilde ze zich spontaan aanmelden. In haar periode bij de Deutsche Bank in New York heeft zij ervaren hoeveel energie je krijgt van vrijwilligerswerk.
Leuk Met WorkMate zetten bedrijven en (overheids-)organisaties hun medewerkers op het spoor van incidentele vrijwilligersactiviteiten. Zo geven ze invulling aan hun maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Direct, concreet en vlakbij.WorkMate maakt dat op eenvoudige manier mogelijk. Het ‘workmaten’ is overigens niet alleen maar maatschappelijk verantwoord bezig zijn, het is vooral ook leuk. De werknemer gaat een avontuur aan door zich te laten verrassen met een uitnodiging voor een concrete activiteit bij hem in de buurt. Directeur Irene Krielen van WorkMate: ‘Wij streven ernaar om jaarlijks zo’n 100.000 extra vrijwilligers in Nederland in te zetten voor tal van activiteiten. Juist vanwege de bijzondere en eenvoudige matching van werkgevers aan maatschappelijke organisaties verwachten wij, dat WorkMate haar plaats in de samenleving snel zal vinden. Wij zijn er trots op dat prinses Máxima het startsein heeft willen geven.’ Meer informatie over het initiatief is te vinden op www.workmate.nu Tekst: P A U L D E G R A M ■
N A T I O N A A L
9
Prinses Máxima in gesprek met de initiatiefnemer en directeur van WorkMate, Irene Krielen. Links op de foto voorzitter Margo Vliegenthart van de Raad van Toezicht van WorkMate.
P R O F I E L
Het inzicht van Herman Wijffels
‘GEEF MENSEN DE RUIMTE OM HUN TALENTEN TE ONTPLOOIEN’ 10
B U S I N E S S
P R O F I E L
Op 1 november vertrekt Herman Wijffels naar Amerika voor zijn ‘laatste’ missie. In Washington wordt de voormalige SERvoorzitter de nieuwe bewindvoerder van de Wereldbank. Een uitgelezen kans om nog eens in een internationale context te kunnen werken. ‘Dat buitenlandse facet ontbrak nog in mijn leven,’ zegt Wijffels. Met het – tijdelijke – afscheid van Nederland heeft hij betrekkelijk weinig moeite. ‘Ik heb mijn bijdrage geleverd; anderen mogen het stokje overnemen.’
a zeven jaar Sociaal-Economische Raad nam voorzitter Herman Wijffels op 31 maart afscheid van dit adviesorgaan. Het werd tijd voor verandering, voor vernieuwing. ‘We hebben in deze periode veel bereikt. Denk aan de ingrijpende wijzigingen binnen de WAO, de WW en het ziektekostenstelsel. Na zo’n reeks van hervormingen is er behoefte aan vers bloed.’ Inmiddels zit Wijffels alweer twee maanden thuis, in zijn riante woning in Maarn. ‘Het is even wennen,’ klinkt het oprecht. ‘Je moet alles opeens zelf doen: koffie zetten, de post openen, maar ook autorijden. Ik heb vijfentwintig jaar een chauffeur gehad; dat is toch wel een luxe.’ Natuurlijk beleeft hij bij het autorijden plezier aan het samenspel van sturen en schakelen, maar zijn productiviteit neemt merkbaar af. ‘Ik realiseer mij nu pas dat ik in de auto altijd zat te werken. Die verloren tijd moet ik nu op een andere manier inhalen.’
N
Engagement Het zijn ook deze basale ervaringen die Wijffels doen verlangen naar zijn nieuwe uitdaging als bewindvoerder van de Wereldbank. Na de zomer vertrekt hij naar de VS, minimaal voor drie tot vier jaar. ‘Daarom ben ik nu druk bezig met het afbouwen van al mijn nevenactiviteiten.’
En dat zijn er nogal wat. Wat opvalt bij het rijtje commissariaten en nevenfuncties van Wijffels is zijn maatschappelijke betrokkenheid. Al in zijn vroege jaren ontpopte de ex-bankier zich als visionair denker en had hij relevante gedachten over een duurzame samenleving.‘De benoeming bij de Wereldbank sluit naadloos aan op de wijze waarop ik en mijn vrouw nu in het leven staan.’ Eigenlijk is dat bij Wijffels nooit anders geweest.Toen hij bij de Rabobank voorzitter werd van de hoofddirectie, was dat voor hem op dat moment de beste plek om zijn ambities te realiseren. Die bestonden destijds vooral uit de combinatie tussen zakelijke verantwoordelijkheid en maatschappelijk engagement. ‘Naast het leiding geven aan talloze omvangrijke zakelijk-financiële operaties, kon ik in deze dertien jaar ook duizenden mensen hun dromen laten verwezenlijken, door hypotheken en starterskredieten te verstrekken.’ Al terugblikkend, beschouwt Wijffels deze periode nu als een hoogtepunt in zijn carrière.‘Ik was toen zowel operationeel als bestuurlijk op mijn best.’ Bij de SER voelde hij zich echter ook op zijn plek. ‘Naast mijn talent om mensen bij elkaar te brengen en tegenstellingen te overbruggen, kon ik daar mijn engagement uitstekend in kwijt.’
dat mensen tot dat moment hebben vergaard, geen enkele waarde meer vertegenwoordigt. Ik kan niet anders dan concluderen dat de inrichting van onze samenleving nog erg twintigste-eeuws is en dus achterhaald.’
Achterhaald Dat engagement bestond – en bestaat – uit de behoefte om oude, institutionele aspecten van de Nederlandse samenleving te actualiseren.Wijffels is een hartstochtelijke pleitbezorger van – zoals hij het noemt – het vernieuwen van diverse arrangementen uit de industriële verzorgingsstaat. Het gaat hem in de basis om meer eigen keuzes voor mensen, maar ook om eigen verantwoordelijkheid. ‘Ik ben meer gefascineerd door wat komen gaat, dan door wat is geweest. De vraag hoe we over vijfentwintig jaar leven, vind ik relevanter dan uitsluitend te kijken naar het verleden of het heden.’ Het liefst brengt Wijffels overigens beide componenten samen. ‘Als ik dat doe, dan constateer ik dat we aan het einde staan van een industrieel georganiseerde maatschappij en dat we op weg zijn naar een meer organisch gevormde samenleving, waarin groei en verandering heel normaal zijn. Je leven lang, welteverstaan. Daarom is het onzin om op je 65-ste te stoppen met werken. Alsof al het inzicht
Ook Wijffels gelooft in een gestage ommezwaai in Nederland. De contouren zijn volgens hem al zichtbaar. ‘Oude instituties, die van bovenaf opgelegd zijn, verliezen hier sterker dan elders in de wereld hun aantrekkingskracht. Ze worden vervangen door nieuwe sociale structuren, gebaseerd op individuele interesses en behoeftes. De ontkerkelijking aan de ene kant, maar de enorme behoefte aan spirituele zingeving aan de andere kant, zijn in dit verband illustratief. Dat juist een tot voor kort vredige natie als Nederland de laatste jaren is uitgegroeid tot een bolwerk van onrust en spanning, heeft te maken met de overgang tussen het handhaven van die klassieke dogma’s en de maatschappelijke behoefte aan verandering, aan zelfreflectie. Neem de recente ophef over het gedwongen afscheid van Hirsi Ali. De politiek – als belangrijkste representant van de oude collectieve instituties – doet niets anders dan het uitvoeren van de wet, terwijl een groot deel van de bevolking een breder perspectief hanteert en
Ommezwaai De prediker, zoals hij zichzelf wel eens voelt, krijgt de laatste tijd merkbaar meer volgelingen.Vooral mensen ‘aan de basis’ voelen volgens Wijffels tot in hun vezels dat verhoudingen moeten veranderen. ‘Mensen die actief zijn in het onderwijs of in de verzorging merken dat het eerst. Ook studenten en ondernemers eisen vernieuwing.’ Dat een dergelijke verandering juist in Nederland uitermate reëel is, hoort hij regelmatig van buitenlandse waarnemers. ‘Die beweren dat de omstandigheden in de Noord-Europese landen daar ideaal voor zijn. Daarbij verwijzen ze naar onze ruime bewustzijnsontwikkeling; dat is namelijk de kern van elke evolutie.’
VO O R E E N F U N DA M E N T E L E OV E R G A N G I S E E N B R E E D DRAAGVLAK NODIG
N A T I O N A A L
11
P R O F I E L lingsregeling, zoals een individuele leerrekening. ‘Dat kan een spaartegoed zijn, waarop je zelf geld kunt inleggen, maar waarop ook de werkgever een financiële bijdrage kan storten. Als deze rekening ook nog eens fiscaal aantrekkelijk wordt gemaakt, creëer je een additionele voorwaarde om talent tot ontwikkeling te brengen en voor Nederland te behouden.’ In de optiek van de ex-bankier zijn dat de ultieme criteria die beslissend zijn voor de toekomst van ons land. Daarover gesproken, is Wijffels ronduit positief. ‘Als wij ons kunnen bevrijden van alle zinloze regelgeving van de laatste jaren en opnieuw ruimte bieden aan vrijdenkers, ben ik vol vertrouwen. Sla de geschiedenis er maar op na: Nederland heeft altijd onderdak geboden aan grote hervormers en filosofen, zoals Freud en Descartes. Dat heeft ons land internationaal op de kaart gezet; het heeft ons tevens veel welvaart opgeleverd.’
Herman Wijffels: ‘Ik ben meer gefascineerd door wat komen gaat, dan door wat is geweest’.
zeker ook haar waarde voor onze samenleving in ogenschouw neemt.’ Leerrekening Het gedwongen afscheid van de VVDpolitica heeft Wijffels gesterkt in zijn ideeën, dat hervormingen in de moderne samenleving niet van bovenaf vorm krijgen, maar van onderaf. ‘Voor een fundamentele overgang is een breed draagvlak nodig. Dit ontstaat uitsluitend wanneer mensen worden aangesproken op hun professionele kwaliteiten en verantwoor12
B U S I N E S S
delijkheden. Geef mensen ruimte, zorg voor een podium waarop ze hun individuele talenten kunnen etaleren, in plaats van ze met collectieve regels te beperken.’ Het lijkt de ideale samenleving, zoals de 64-jarige Wijffels deze schetst, bijna utopisch. ‘Maar zeker niet irreëel. Het gaat er om individueel talent te accommoderen, zodat dit kan groeien en van waarde kan zijn. Daarbij moet de overheid mensen vooral stimuleren door ze te faciliteren.’ Om die reden gelooft Wijffels in een persoonlijke ontwikke-
Kloof Of hij dit alles nog mee gaat maken, is zeer de vraag. ‘In ieder geval zal dat vanuit een zekere distantie gebeuren.’ Niet dat Wijffels genoeg heeft van Nederland en van de manier waarop wij hier met elkaar omgaan en samenleven. ‘Maar het voelt wel alsof ik mijn bijdrage in de afgelopen jaren nu wel heb geleverd. Het is aan anderen om het stokje over te nemen. Dat kan ook, er liggen voldoende plannen klaar voor uitvoering.’ Als voorbeeld noemt hij de kennis-investeringsagenda, zoals deze onlangs door het Innovatieplatform – met Wijffels als een van de leden – is gepresenteerd. ‘Hierin doen wij het voorstel voor een extra investering van 12 miljard euro; nodig voor onderwijs, scholing en onderzoek. Als de politiek groen licht heeft, kunnen deze plannen meteen worden uitgevoerd.’ Zelf stort Wijffels zich de komende jaren op de gapende kloof tussen arm en rijk. ‘Die moet kleiner worden, absoluut. Daarnaast zie ik het als mijn belangrijkste taak om de introductie van duurzame technologieën te stimuleren. Alleen dàn is er een kans op een menswaardiger bestaan in de arme landen. Daar wil ik graag mijn steentje aan bijdragen.’ Tekst: M A R T R I E N S T R A Fotografie: F O T O S T U D I O H A N S K O K X ■
Z A K E N A U T O
Cadillac BLS
EUROPESER DAN MEN DENKT oor het eerst in haar historie brengt Cadillac een auto speciaal voor de Europese markt, de BLS. De nieuwe, compacte sedan heeft binnen het merk nog een primeur: het is de eerste Cadillac die verkrijgbaar is met een dieselmotor. Daarmee laat het Amerikaanse merk zien, ons werelddeel serieus te nemen. In feite maakt General Motors gewoon gebruik van haar aanwezigheid in Europa. De nieuwe Cadillac BLS wordt namelijk bij Saab in Zweden gemaakt. Sterker nog, de BLS is onderhuids voor een belangrijk deel identiek aan de Saab 9-3, maar heeft uiteraard een carrosserievorm die goed op de lijn van het Amerikaanse premiummerk aansluit.
V
Diesel De hoekige koplampen, de typisch gevormde achterlichten en de strak vormgegeven plaatwerkdelen maken de BLS het kleine broertje van de CTS en STS. Waar deze twee grotere modellen typisch Amerikaans zijn op het gebied van materiaalgebruik, straalt de BLS juist Europese klasse uit. Maar iedere keer weer komt het vergelijk met Saab (overigens volledig in positieve zin) naar voren. Naast de nieuwe V6 motor en de 2 liter turbo van General Motors, is vooral de diesel in de BLS van belang. Het is de bekende 1,9 liter 16-klepper die een fors vermogen voortbrengt van 150 pk. Nog belangrijker is het koppel van 320 Nm, dat voor een enorme souplesse zorgt. De BLS kan worden gekozen met een zesbak of 6-traps automaat. De auto veert Europees comfortabel en begint als diesel bij 37.650 euro.
DODGE CALIBER et lijkt wel of het de mode is, maar ook het typisch Amerikaanse Dodge neemt Europa inmiddels serieus. De nieuwe Caliber is een auto die rechtstreeks met populaire middenklassers concurreert, maar dan op geheel eigen wijze. De auto is stoer van uitstraling, heeft trekjes van een SUV en de functionaliteit van een stationwagon. Typisch Amerikaans is het materiaalgebruik; er komen nogal wat harde kunststoffen in de auto voor, maar gezien de prijs (vanaf 18.990 euro) is dat beslist geen schande. Voor dat bedrag huist er in het vooronder al een 1,8 liter motor, die goed is voor 150 pk. Speciaal voor Europa koopt Dodge bij Volkswagen de 2 liter TDImotor (140 pk) in, die uitstekend functioneert in de Caliber. Wie snel optrekt, zal echter merken dat de wielen het vermogen niet zonder slippen op de weg kunnen overbrengen.
H
MERCEDES E-KLASSE a vier jaar en meer dan 1 miljoen exemplaren vond Mercedes de tijd rijp om de E-klasse verder te perfectioneren. De auto is elektronisch betrouwbaarder geworden, de veiligheid is enorm verbeterd en een groot deel van de motoren heeft meer vermogen en koppel gekregen, zonder invloed op het brandstofverbruik. Het effect van dit alles op de prijs is zeer gering. Wie de instap 4 cilinder benzine of diesel rijdt, zal zich afvragen waarom de E-klasse een nog grotere motor nodig heeft. De auto’s zijn enorm stil, beschikken over een forse trekkracht en blijven betaalbaar. Het uiterlijk is op veel details gefacelift, maar zo dat de uitstraling vertrouwd blijft. Ook is er gesleuteld aan het onderstel, de besturing en de bediening van de handgeschakelde versnellingsbakken, waardoor alles net wat strakker functioneert. De E200 CDI start bij 50.700 euro.
N
Tekst en fotografie: T O N Y V O S ■
14
B U S I N E S S
C O L U M N
Dat mooie producten zichzelf niet verkopen, wist u natuurlijk allang. Menige nering heeft echter langs pijnlijke weg moeten ervaren dat daar een marktgerichte inspanning, door een marktgerichte organisatie met een marktgerichte visie voor nodig is.
MARKTGERICHT MANAGEN VAN HUMAN RESOURCES arktgericht, vraaggestuurd; dé essentie van marketing. Je aanbod afstemmen op de behoeften van de markt, de afnemer, de consument. Weten wat er onder klanten leeft. Er op uitgaan en het contact met die klant zoeken – want bij marketing draait het om de praktijk. Invoelen, vooral goed luisteren en meebewegen. Alweer zo’n eenvoudige waarheid, maar die zijn vaak het moeilijkst te zien.
M
Daar zijn we het dus helemaal mee eens. En het biedt geweldige kansen voor opleiders, in samenwerking met het NIMA. Maar daar moeten we wel op voorbereid zijn. Daarom: aan de slag. Want al die mensen – en geloof me, die groep is groot – zitten verlegen om leerprogramma’s die beknopt, branchespecifiek, praktijkgericht, op maat gesneden, actueel en op niveau zijn. En die bovendien veel keuzevrijheid bieden, want niemand houdt ervan om in hokjes te worden gestopt. Anders gezegd, deze tijd vraagt om flexibele vormen van scholing en toetsingen, die daadwerkelijk een brug weten te slaan naar de praktijk van de betrokken discipline. En dat geldt ook voor marketing.
Vraaggestuurd Nog één: we moeten met z’n allen die spreekwoordelijke markt op. Nee, niet alleen de ‘commerciëlen’, ook zij die voorheen nooit aan acquisitie hoefden te doen. Omdat ze een beschermde status of een monopoliepositie genoten of beschikten over de luxe van een gegaExamens randeerde clientèle. Zij die het zich konDan is het goed te weten dat het den permitteren, lak te hebben aan hun Petra Claessen is directeur van het Nederlands NIMA marktconforme examens neerafnemers. No more! We zitten allemaal Instituut voor Marketing (NIMA) zet, competentiegerichte toetsingen in hetzelfde schuitje. Advocaten, accountants, artsen, fysiotherapeuten, marketeers, ondernemers – ie- verricht op alle niveaus en aan de verenigingskant – onze drukbedereen moet vraaggestuurd aan de slag. De werkende mens kan zochte club-events – er alles aan doet om tal van best practices voor zich geen afwachtende houding meer veroorloven in een tijd waarin het voetlicht te brengen. Dat we met opleiders – regulier en particude sociale, economische en arbeidsvoorwaardelijke vanzelfspre- lier – in de branche in gesprek zijn om samen curricula neer te zetten kendheden verdampen waar je bij staat. En de arbeidsmarkt in onze die beantwoorden aan de eisen van deze tijd, waarbij opleiding en snelle kenniseconomie vraagt om ondernemende, zelfstandige en toetsing optimaal op elkaar zijn afgestemd. Want dat ziet u als onverantwoordelijke mensen. dernemer graag: theorie en praktijk volledig op één lijn. Dat we verder onder meer in samenwerking met andere partijen zoals Stichting Kansen Techniek en Marketing (STEM), MKB-NL en de KvK’s korte en krachEr zijn kansen, op de korte termijn – voor werkgevers en werkne- tige Permanente Educatie-modules ontwikkelen. Deze stellen menmers. MKB-NL stelt dat het bedrijfsleven, dus u als ondernemer, zich sen in het werkveld in staat om via actuele thema’s en cases hun moet voorbereiden op de veranderende arbeidsmarkt. De werkgele- vakkennis te verdiepen, zodat ze beter gekwalificeerd zijn voor hun genheid in het MKB neemt vanaf het volgend jaar met 79.000 tot werk. Kortom, dat we op alle niveaus op maat gesneden marketing100.000 banen per jaar toe. Bedrijven moeten zich op die toekomst programma’s aanbieden, waar het bedrijfsleven op zit te wachten. voorbereiden. ‘Om de economie de komende jaren draaiende te Als dat niet marktgericht is, dan toch zeker vraaggestuurd? houden, zijn jongeren, ouderen, Polen en het onbenutte arbeidspotentieel hard nodig,’ onderstreept Loek Hermans, voorzitter van MKB-NL. Tekst: P E T R A C L A E S S E N ■ N A T I O N A A L 1 5